Bezwaarschrift Onroerende Voorheffing

You might also like

Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 2

Bezwaarschrift onroerende voorheffing1

AANGETEKEND
(plaats), (datum)
De Directeur der Directe Belastingen
(straat + nummer)
(postnummer + gemeente)
Betreft: aanslag onroerende voorheffing aanslagjaar .
Artikel:
Bedrag: EUR
Bezwaar
Geachte heer directeur,
Hierbij heb ik de eer om bezwaar in te dienen tegen de genoemde aanslag in de onroerende voorheffing voor
het aanslagjaar (aanslagjaar) en dit vanwege de overbelasting om de volgende redenen en in de
volgende mate: (omschrijving).
Mag ik u tevens verzoeken om mij overeenkomstig artikel 374 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen
1992 inzage te willen verlenen van het fiscaal dossier en mij de gelegenheid te geven om dit bezwaar
mondeling toe te lichten?
Mag ik u verzoeken uw bevoegde ontvanger te willen inlichten omtrent dit bezwaarschrift en desgevallend het
niet betwiste gedeelte der belastingen te laten vaststellen, alsook mij de ontvangst van dit bezwaarschrift te
laten bevestigen?
Hopend op een gunstig gevolg, verblijf ik inmiddels,
Hoogachtend,

(handtekening)

Sinds aanslagjaar 1999 int de Vlaamse overheid zelf haar onroerende voorheffing via de Intercommunale Cipal. Het bezwaarschrift
wordt gericht aan de onderscheiden gewestelijke directeur, voor het Vlaamse Gewest wordt het verstuurd naar de Belastingsdienst
voor Vlaanderen met volgend adres: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - Belastingsdienst Vlaanderen Onroerende Voorheffing,
Bauwensplaats 13 bus 2, 9300 Aalst. Het bezwaarschrift moet voor het Vlaamse Gewest nog altijd worden ingediend binnen de drie
maanden (artikel 371 WIB 1992).
Naar aanleiding van een aantal arresten van het Grondwettelijk Hof (arresten nrs. 170/2003, 166/2005, 34/2006, 43/2006, 85/2007 en
123/2007) bepaalt het Decreet van 8 juli 2011 (B.S. 20 juli 2011, tweede uitgave) dat de bezwaartermijn voor de onroerende
voorheffing pas begint te lopen op de derde werkdag na de verzending van het aanslagbiljet, omdat de belastingplichtige op dat
ogenblik wordt geacht kennis te hebben gehad van het verzonden document.
Het huidige model kan ook worden gebruikt om een kwijtschelding of proportionele vermindering van de onroerende voorheffing te
vragen als een niet gemeubeld gebouwd onroerend goed (dus geen grond, geen gemeubeld appartement aan zee, enz.) in de loop van het
jaar gedurende minstens negentig dagen niet in gebruik genomen is en geen inkomsten heeft opgebracht buiten de wil van de
belastingplichtige. Dit laatste moet de belastingplichtige bewijzen (bijvoorbeeld aantonen dat u de woning vruchteloos trachtte te
verhuren door het voorleggen van advertenties uit de lokale kranten). De belastingadministratie eist geregeld voor hoven en
rechtbanken dat een te koop gesteld goed tegelijkertijd te huur wordt aangeboden. Bij ontstentenis daarvan ziet de belastingplichtige
ervan af om zijn goed rendabel te maken en zal de improductiviteit dus niet meer onvrijwillig zijn. Recent volgde de rechtbank van
eerste aanleg in Namen deze stelling niet (Rb. Namen, 3 mei 2006). Een belastingplichtige had een appartement enkel te koop gesteld
en niet te huur aangeboden. De administratie weigerde de vermindering van de onroerende voorheffing omdat de improductiviteit niet
onvrijwillig zou zijn. De rechtbank volgde deze mening niet: het in huur geven is niet vereist als daardoor de verkoop van het gebouw
zou worden belemmerd (M. BASTENIE, Improductiviteit: verminderde onroerende voorheffing voor niet gemeubileerd gebouw ,
Vastgoedinfo, 15 januari 2007, nr. 1, p. 5).
Wel gaat de voormelde vermindering/kwijtschelding, behoudens een paar uitzonderingen, teniet in het Vlaamse Gewest wanneer het
goed langer dan twaalf maanden leegstaat (artikel 257, 2bis WIB).
Doorgaans worden de aanslagbiljetten verzonden in de loop van het aanslagjaar. Dit leidt er soms toe dat niemand, op het ogenblik van
het verstrijken van de klassieke bezwaartermijn van drie maanden, een klaar zicht heeft op de duur van de improductiviteit gedurende
het ganse aanslagjaar. Stel dat het aanslagbiljet wordt verstuurd halverwege mei. De normale bezwaartermijn zou dan verstrijken medio
augustus. Quid wanneer het goed na augustus onvrijwillig onproductief wordt?
Het Vlaamse Decreet van 21 december 2007 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2008 ( B.S. 31 december 2007) heeft
er daarom voor gezorgd dat de bezwaartermijn wordt verlengd tot uiterlijk 31 maart van het jaar volgend op het betreffende aanslagjaar
(artikel 371, tweede lid WIB 1992). Dit geldt vanaf het aanslagjaar 2008.
Naast de vermindering in de onroerende voorheffing door de regionale overheid wordt het kadastraal inkomen in de federale
personenbelasting verhoudingsgewijze verminderd waarbij de onvrijwillige improductiviteit gedurende minstens negentig dagen wordt
aangetoond (artikel 15, 1, 1 WIB).

You might also like