Download as rtf, pdf, or txt
Download as rtf, pdf, or txt
You are on page 1of 24

VOORWOORD

Als student aan de School voor Journalistiek in Utrecht kreeg ik de mogelijkheid van de familie
om het levensverhaal van Ben van ‘t Eind op te tekenen. Een mooie en belangrijke opdracht om
in een aantal interviews een goed beeld te schetsen van een man, die ondanks de
verschrikkingen van een jeugd in oorlogstijd, een mooi leven heeft weten op te bouwen.

Mijn eerste ontmoeting met Ben was op 12 november 2009. Na een voorgesprek met Bas reden
we naar de Prins Frederiklaan. Ik kwam binnen in een mooi appartement, waar de gastvrijheid
gelijk opviel. De thee werd gezet en de koekjes stonden klaar. Bas had mij gezegd dat het met
Ben wat minder goed ging de laatste tijd en dat we eerst maar eens kennis moesten maken.
Vanaf minuut een van het eerste gesprek kreeg ik een goed gevoel. Natuurlijk was Ben af en toe
wel eens de draad kwijt als hij over zijn jeugd sprak, maar met behulp van Nel kwamen we er
altijd wel uit.
Onze tweede ontmoeting was gewijd aan de oorlog. De invloed van deze tijd op de
persoonlijkheid van Ben werd me in de loop van het gesprek steeds duidelijker. Opvallend rustig
vertelde hij, met alle details die erbij horen, over de moord op zijn vader en broer. Misschien dat
het feit dat ik een buitenstaander ben hieraan heeft bijgedragen, maar het was voor mij opvallend
hoe rustig en gedetailleerd hij mij over deze verschrikkelijke en invloedrijke gebeurtenis vertelde.
Van binnen zal het ongetwijfeld een droevig moment zijn geweest voor Ben, maar dat liet hij mij
op geen enkele manier blijken.
Onze laatste ontmoeting was op 10 december 2009. Bas had mij van tevoren gebeld met de
mededeling dat Ben verder achteruit was gegaan, maar ook dit liet hij in het gesprek niet blijken.
Het leek alsof hij het fijn vond om nog eens over zijn werkzame leven te kunnen praten. Dat werk
was toch zijn lust en zijn leven geweest. Omdat hij het belangrijk vond om te werken aan de
wederopbouw van Nederland en om, als zorgzame echtgenoot en vader, zijn gezin een zo
zorgeloos mogelijk leven te bezorgen.

Op 19 december 2009 kwam Ben te overlijden. Wat moest er gaan gebeuren met het verhaal?
Samen hadden we over zijn jeugd, de oorlog en de grossierderij gesproken, maar er bleef een
periode van pakweg veertig jaar over waar we niet aan toe waren gekomen. Na overleg met Bas,
Alet en Gerrit Jan hebben we besloten om toch verder te gaan maar met een iets andere insteek.
Vandaar dat er halverwege het verhaal een stijlbreuk optreedt als het verhaal niet langer door
Ben wordt verteld, maar door de rest van het gezin.
Door interviews met Nel en de kinderen hebben we geprobeerd om de blinde vlekken in het
verhaal zo goed mogelijk aan te vullen. Daarnaast heb ik met ze over hun eigen kijk op hun
echtgenoot en vader gesproken. Zoals eigenlijk te verwachten viel, kwamen daar vier
verschillende verhalen uit voort, maar in een paar zaken waren allen het eens met elkaar. Ben
was zorgzaam, had een sterk geloof en was een man die niet van stil zitten hield. Of het nu in zijn
werk was of na zijn pensioen in de omgang met de kleinkinderen, altijd had Ben een nieuw idee
of verraste hij met standpunten, die men niet van hem verwachtte.

Ik hoop dat jullie het verhaal met plezier zullen lezen. Hier en daar zijn punten van ontroering en
verdriet te vinden, maar over het algemeen komt het beeld naar voren dat Ben zelf zijn leven
heeft gemaakt, zoals hij dat voor ogen had. Dat kan niet voor iedereen worden gezegd en is in
mijn ogen in ieder geval een groot goed.

Frank Morel
Papendrecht, 1 mei 2010

INLEIDING

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
In de jaren tussen de eeuwwisseling en de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog was Amersfoort
van een gezapig provinciestadje uitgegroeid tot een stad van redelijke omvang. Het
inwoneraantal steeg in die jaren van een kleine 20000 inwoners aan het begin van de twintigste
eeuw tot circa 49000 mensen aan de vooravond van de oorlog.
Deze groei kende twee belangrijke oorzaken. Ten eerste was er sinds 1863 een goede
spoorverbinding tot stand gekomen, waardoor Amersfoort een landelijk knooppunt van de
Nederlandse spoorwegen werd. Vanuit Amersfoort kon de treinreiziger zijn reis vervolgen in alle
windstreken. Dit had tevens tot gevolg dat Amersfoort een interessante vestingplaats werd voor
bedrijven. Verschillende ondernemingen vestigden zich in de stad, vooral langs de rivier de Eem
en rond de middeleeuwse stadskern. Fabrieken van Sopla (sigaren), Meursings Broodfabriek
(koekje en biscuits) en de Phoenix Bierbrouwerij waren in het gebied rond het Smallepad
gevestigd. Een groot deel van de uitbreidende bevolking vond werk in de industrie. Door de
belangrijke functie binnen het spoornetwerk was de NS een van de grootste werkgever in
Amersfoort met zo’n 1200 werknemers.
De tweede oorzaak van de groei van Amersfoort was de ontwikkeling tot belangrijke
garnizoensstad van het Nederlandse leger. Door de centrale ligging, de goede bereikbaarheid
per spoor en de aanwezigheid van voldoende oefenterrein maakte van Amersfoort een ideale
locatie voor een omvangrijk garnizoen. Niet alleen kwamen er veel militairen in Amersfoort en de
rond de stad gelegen kazernes wonen, maar ook bracht dit veel werkgelegenheid in
bedrijfstakken die leverden aan de kazernes. Toen de oorlogsdreiging toenam, werden rond de
stad verschillende tijdelijke kampementen voor het mobiliserende leger aangelegd.
De crisis van de jaren dertig trof Amersfoort minder hard dan de rest van het land. De
werkeloosheid steeg weliswaar, tot 2000 mensen op het hoogtepunt in 1938, maar in vergelijking
met andere vergelijkbare steden viel dit alles mee. Het voordeel voor Amersfoort was dat
werkgevers als de NS en het leger niet erg gevoelig waren voor de gevolgen van de crisis. In het
kader van de werkverschaffing werden onder meer de Bosvijver in het Soesterkwartier en het
Sportpark Birkhoven aangelegd. De bevolking woonde voornamelijk in de oude stad. Daarnaast
was de Berg redelijk volgebouwd en was aan de overkant van het spoor het Soesterkwartier uit
de grond gestampt ten behoeve van het NS-personeel en hun gezinnen.
In het boek ‘Het Amersfoort van onze grootouders’ van drs. Jan Carel van Dijk vond ik nog een
mooie passage die de bedrijvigheid aan de boorden van de Eem, waar de jonge Ben ook
rondliep, goed weergeeft.
,,Oudere Amersfoorters zullen zich de bedrijven vooral herinneren door de luchtjes die ze
veroorzaakten in met name het zuidelijke deel van het Soesterkwartier en het Eemhavengebied.
De ene dag rook het er dankzij Meursing heerlijk naar Brusselse Kermis. De volgende dag hing
er een sterke bierlucht van de Phoenix. Weer een andere dag was er sprake van stank door een
mengeling van de essences van Polak. In de tunnel onder het spoor van de Stadsring naar de
Amsterdamsestraatweg bleven vervelende geurtjes extra lang hangen wat voor de voorbijganger
geen pretje was.’’
In deze ontwikkelende stad vierde de familie Van ’t Eind op 26 september 1926 de geboorte van
de derde telg van het gezin. Vader Gerrit en moeder Aaltje kregen na zoons Rienus en Lex weer
een jongetje, Bernard Sebastiaan.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

JEUGD

,,Ik ben opgegroeid in een goed middenstandsgezin in Amersfoort. Van wat ik me ervan herinner,
was het huwelijk tussen mijn vader en moeder erg goed, ik zou bijna van een perfect huwelijk
willen spreken. Door de jaren viel er zelden een onvertogen woord. Mijn vader runde een
grossiersbedrijf, een soort groothandel in levensmiddelen. Daarvoor hadden we bij ons huis aan
de Snouckaertlaan een groot pakhuis, waarin de goederen werden opgeslagen.''

,,Snel werd ik gegrepen door de bedrijvigheid van het pakhuis. Goederen kwamen aan en
werden weer weggebracht. Het transport vond ik al op jonge leeftijd erg interessant. Hoe dat
werd georganiseerd en wat er allemaal bij kwam kijken. Zo kwam ik al van jongs af aan in de
handel terecht. Mijn broers en zusje waren minder vaak in de zaak te vinden maar ik hielp mijn
vader waar ik kon. Zo hielp ik met het ophalen van de goederen vanaf de Koppel, de kade waar
de schepen uit Amsterdam aanmeerden om hun ladingen te lossen. Samen met een knecht van
mijn vader ging ik dan met een handkar naar het haventje om onze spullen af te halen. Als we
dan door de stad over een bruggetje heen gingen, moest ik achter de wagen duwen om te zorgen
dat we er ook werkelijk over kwamen.''

,,Na de lagere school ging ik naar de Handelsdagschool. Daar werd ik klaargestoomd voor een
carrière in de handel. Ik was voorbestemd om de zaak van mijn vader voort te zetten. Op school
was het redelijk streng. Het motto was 'je bent hier om te leren' en je paste wel op om geintjes uit
te halen. We moesten de talen Nederlands, Frans, Engels en Duits leren. Daarnaast kregen we
praktijk gerelateerde vakken als boekhouden en handelsrekenen. Bij dat laatste leerde je hoe je
rentes moest berekenen en de prijzen van producten moest bepalen. Later heb ik veel profijt
gehad van mijn schooltijd in mijn werkzame leven.''

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
----------

Ben (eerste links) met broers Rienus (achter de camera) en Lex en zusje Jannie in 1936
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
----------

,,Amersfoort was voor de oorlog een belangrijke garnizoensstad voor het Nederlandse leger.
Rondom de stad lagen verschillende kazernes en groepen militairen, die door de stad
marcheerden, waren een normaal fenomeen. Op Koninginnedag was er een groot defilé. Dan
zag je de soldaten in hun mooiste uniformen langs marcheren. Ik zag ze ook vaak als ik bij mijn
grootouders van mijn moeders kant was. Die hadden een hotel, het huidige hotel Oud-Leusden,
langs de route die de militairen aflegde naar het oefenterrein op de hei. Je zag dan de grote
kannonen van de artillerie langs rijden, getrokken door paarden. Die dieren maakten ook dat de
cavalerie mijn favoriete legeronderdeel was. Ik kon minutenlang naar die stroom dieren kijken die
langs trok. Prachtig vond ik dat als kleine jongen.''

,,Mede door mijn fascinatie voor paarden heb ik ook een tijdje een melkboer geholpen bij zijn
werk. Met paard en wagen gingen we straat in en straat uit om de melk rond te brengen.
Iedereen had in die tijd een eigen melkkan. Met een pomp werden die kannen gevuld. Ik vond
vooral het paard prachtig. Verder was er niet veel vrije tijd. Als ik niet op school zat, hielp ik mijn
vader. Echte vakanties, waarin je op reis ging, kende we bijna niet. Zelf ben ik hooguit twee keer
met mijn moeder en mijn zusje een week naar zee geweest. Ik had wat last van een lichte vorm
van astma en het doktersadvies luidde: ,Ga maar een weekje naar zee'. Mijn vader kwam dan
een keer langs, maar hij moest altijd snel weer terug naar Amersfoort, want het werk ging
natuurlijk gewoon door. Er moest altijd gewerkt worden. Als je niet werkte, telde je eigenlijk niet
mee.''

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
----------
DE OORLOG

,,In de loop van 1939 kwam de oorlog steeds dichterbij. In de stad was dat goed te zien. er
kwamen steeds meer militairen naar Amersfoort. Dat kwam mede, doordat de Grebbelinie dichtbij
lag.''

,,Toen de Duitsers daadwerkelijk aanvielen, is de bevolking van Amersfoort geëvacueerd. Dat


gebeurde per buurt of straat. Op een gegeven moment kregen we bericht dat het onze beurt was.
Met een lange trein zijn we naar Noord-Holland gegaan. Je mocht alleen meenemen wat je kon
dragen. De rest van je bezittingen moest je achterlaten. Uiteindelijk zijn we met ons gezin in het
huis van een veilingmeester in Broek op Langedijk terechtgekomen. Daar hadden we geluk mee,
want de meeste mensen uit onze buurt sliepen in de veilinghal. Veel was er niet te beleven in het
dorp, maar je was allang blij dat je niet in de frontlinie zat.''
,,Na een paar dagen konden we weer terug naar huis. De meeste mensen gingen net als op de
heenreis met de trein, maar mijn opa, die nogal ondernemend was, had een autobus geregeld
waarmee we naar Amersfoort zijn gereden. Toen we in de buurt van Amsterdam kwamen, zagen
we grote zwarte rookpluimen opstijgen. Het Nederlandse leger had de olievoorraden in brand
gestoken. Toen we dichterbij kwamen, leek het wel of de hele stad in de brand stond. Erg
indrukwekkend was dat voor een jonge jongen als ik.''

,,Voordat we vertrokken uit Broek op Langedijk, hadden de meest wilde geruchten de ronde
gedaan over de toestand van Amersfoort. Zo zou de kerktoren, de 'Lange Jan', beschoten zijn en
er was een vliegtuig neergestort in de Langestraat. Naarmate de dagen verstreken werden deze
verhalen steeds meer uitgebreid en aangedikt. Op een gegeven moment was de hele stad met
de grond gelijk gemaakt. Toen we met onze bus de stad weer binnen reden, viel het wel mee. Her
en der was de stad wel geraakt, maar het viel alles mee na de verhalen die we gehoord hadden.
Ons huis was nog in dezelfde staat als waarin we het hadden achtergelaten.''

,,Direct na de overgave van het Nederlandse leger, namen de Duitsers de kazernes van het
Nederlandse leger in gebruik. Je zag ze ook de hele dag op straat. Vanaf het allereerste begin
hadden we een grote afkeer ten opzichte van de Duitsers. Ze kwamen ons per slot van rekening
bezetten. We spraken dan ook nooit over Duitsers, het waren altijd moffen of rotmoffen. Het was
de vijand en het bleef de vijand. Jammer genoeg was dat niet bij alle Nederlanders het geval. De
gevangenen werden met de trein naar het station van Amersfoort gebracht en moesten dan
lopend naar het kamp. Ik zie ze nog over de Kapelweg richting het kamp lopen. Dat was op een
gegeven moment een normaal verschijnsel in de stad.''

,,De NSB bestond al voor de oorlog, maar pas toen de Duitsers ons bezetten, kwamen ze meer
op de voorgrond. Je kwam ze steeds meer tegen. Op school hadden we een paar leraren, die als
NSB-ers bekend stonden. Die werden dan uitgejouwd. Alleen op momenten dat het kon
natuurlijk, want dat was best gevaarlijk. Ook had ik kinderen in de klas, waarvan de ouders lid
van de NSB waren. Die stonden gelijk buiten de groep. Ergens was dat wel zielig, want die
kinderen konden daar ook niets aan doen. Het was iets dat ze van huis uit meekregen. De
Duitsers wilden in het begin de Nederlanders te vriend houden. Gauleiter Seyss-Inquart, de nazi
die Nederland bestuurde, deed net alsof hij voor de Nederlanders was, maar was dat natuurlijk
niet. Langzaam maar zeker werden de maatregelen tegen de Joden uitgebreid. In het begin
mochten ze niet meer als ambtenaar of dokter werken en niet meer naar de bioscoop
bijvoorbeeld. Het werd steeds erger. Op mijn school zaten verschillende Joodse kinderen, waar
we goed mee omgingen. Je kreeg er ook angst door, onder het mom van: ,Vandaag zijn het de
Joden, morgen zijn wij aan de beurt.' Daar kwam voor ons gezin nog bij dat je van Gods volk
dient af te blijven. Van huis uit werd besloten dat wat voor de Joden verboden was, dat voor ons
ook was. Een stukje solidariteit zeg maar.''

,,Normaal zaken doen was tijdens de bezetting niet mogelijk. De winkeliers, waaraan wij
leverden, moesten met de distributiebonnen die ze van hun klanten kregen naar het
distributiekantoor. Daar kregen ze een andere bon, waarmee ze bij ons hun voorraden konden
aanvullen. Een winkelier kreeg van de bezetter vergunningen om bepaalde producten te
verkopen. Zelf hielp ik, net als voor de oorlog, mijn vader met het wegbrengen van de goederen
naar de winkels. We waren dus wel aan het werk, maar het werk van een handelaar was op deze
manier niet te doen natuurlijk.''

,,Mijn vader leverde uit principe niet aan de Duitsers. Maar je had wel bedrijven die met de
bezetter meewerkten. De ondernemers uit NSB-kringen natuurlijk, maar ook bedrijven die blij
waren dat ze op die manier hun personeel aan het werk konden houden. Ze dachten echter niet
na over de gevolgen die dat voor hen had. Deze mensen werden nagewezen: 'Kijk, hij werkt voor
de moffen.''

,,Ondanks de beperkingen van de bezetting zag ik nog wel een mogelijkheid om op beperkte
schaal in sigaretten te handelen. Aangezien alles op de bon was, gold dit ook voor sigaretten.
Zelf rookte ik niet, maar ik kreeg wel bonnen om ze te halen. Dat deed ik dan ook en verkocht die
sigaretten op school aan medescholieren die wel rookten. Daar verdiende ik dan een dubbeltje of
een kwartje mee die ik omruilde voor zilveren guldens. Van dat geld heb ik bij juwelier Stol mijn
zilveren bestek kunnen kopen.''

,,In het laatste jaar van de oorlog hielp mijn vader het verzet om 'zwart' eten Kamp Amersfoort
binnen te krijgen. Verschillende grote bedrijven als Albert Heijn en Verkade stelden daar
levensmiddelen voor beschikbaar en een deel daarvan werd opgeslagen in ons pakuis om
vervolgens via het Rode Kruis het kamp binnengesmokkeld te worden. Hiervoor was een heel
systeem opgezet. Veel andere winkeliers en grossiers in de stad hielpen hier ook aan mee. Je
wist echter niet wie, want daar werd niet over gesproken. Dat was veel te gevaarlijk. Zo hoorde ik
bijvoorbeeld ook pas na de oorlog dat mijn vrouw daar ook aan meegeholpen heeft. Zij maakte in
de bakkerij van haar vader onder andere hapjes van fruit uit de Betuwe.''

,,Het pakhuis stond vlakbij ons huis. Rond een soort binnenplaats stonden de verschillende
gebouwen, zoals een kleinere opslagruimte en een paardenstal. In het najaar van 1944 is het
keukengedeelte getroffen door een bom. Daardoor raakte ook het grote pakhuis beschadigd. Zelf
was ik op het moment dat de bom insloeg niet thuis. Ik was onderweg naar een boer om
goederen op te halen of weg te brengen. Toen ik thuis kwam, was het hele gezin in rep en roer.
Ze waren mij kwijt en dachten dat ik misschien wel onder het puin lag. Toen ik rustig aan kwam
lopen, zag je de opluchting op hun gezicht.''

,,Ondanks dat het pakhuis aan puin lag, had het bombardement nog wel een voordeel. Onze
voorraad was door de bezetter geïnventariseerd en je kon alleen nieuwe goederen krijgen door
distributiebonnen in te leveren. De voorraad was 'natuurlijk' verloren gegaan door de bom. Dat
vertelden we althans aan de Duitsers. Een groot deel van de voorraad suiker hebben we
verplaatst naar een kelderruimte onder het woonhuis. Die was alleen te bereiken via een
geheime ingang in de bodem van een kast en voor de bezetter dus niet te vinden. Daar hebben
we toen de suiker in zakken van 25 kilo per stuk opgeslagen.''

,,Die geheime kelder fungeerde ook als verstopplek voor mij. Alle mannen van zestien jaar en
ouder waren gedwongen om voor de Duitse oorlogsindustrie te gaan werken. Daar had ik
natuurlijk weinig trek in. Daarom stond in die kelder een bed, zodat ik me, als dat nodig was voor
langere tijd kon verstoppen.''

,,Het verzet tegen de Duitsers kwam langzaam op gang. Je had wel mensen die vanaf het begin
van de oorlog verzetsdaden pleegden, maar vanaf 1943 kwam het pas echt goed op gang. Dat
kwam doordat je steeds meer een hekel aan ze kreeg naar mate de bezetting langer duurde. Mijn
broer Rienus was als student in Utrecht in aanraking gekomen met het studentenverzet. Wat hij in
de begindagen deed, weet ik niet. Maar toen de geallieerde troepen Amersfoort naderden, is hij
begonnen met het observeren van Duitse posities rond de stad. Daar had hij zijn mannetjes voor,
ook veelal studenten.''

,,De informatie, die de observaties opleverden, werd via de illegale telefooncentrale bij de
bakkerij van de vader van mijn vrouw doorgegeven aan ,de andere kant'. Mijn vrouw kende dus
tijdens de oorlog mijn broer wel, maar mij niet. Rienus hield mij buiten zijn activiteiten voor het
verzet. ik was daar nog te jong voor, denk ik. Sowieso werd er zo min mogelijk over gesproken.''

,,Een van die observaties rond Amersfoort is mijn broer, en ook mijn vader, fataal geworden. De
jongens, die de observatie uitvoerden, zijn gepakt. Door de verschrikkelijke martelingen van de
Duitsers zijn ze doorgeslagen en hebben ze de naam van mijn broer, als opdrachtgever,
genoemd.''

,,Op 18 april 1945 kwamen de Duitsers. Ik zat in de woonkamer iets uit te rekenen, toen in een
keer soldaten aan de voor- en achterkant van het huis verschenen. Ik wist gelijk: ,Dit is mis'. We
moesten met het hele gezin in de voorkamer in een cirkel gaan staan met een paar Duitsers met
geweren in het midden. Na een tijdje werden mijn broer en mijn vader meegenomen. De rest van
het gezin werd achtergelaten zonder dat verteld werd waarheen ze werden afgevoerd en waarom
ze waren opgepakt. Vervolgens moesten wij ook het huis verlaten. We hebben toen een paar
dagen bij de familie Van Gent, die onze buren waren, geslapen.''

,,Na een paar dagen mochten we weer terug naar huis. Bij aankomst bleek dat de hele boel was
leeggeroofd door de Duitsers. De voorraad suiker in de geheime kelder hadden ze niet ontdekt,
maar mijn moeder was wel al haar sieraden kwijt. Achteraf gezien denk ik dat de overname van
Kamp Amersfoort door het Rode Kruis een grote rol heeft gespeeld in het feit dat de Duitsers in
de laatste oorlogsdagen zo verschrikkelijk te keer zijn gegaan bij particulieren in Amersfoort en
omstreken, zoals bij ons. Het leek net alsof ze nog even hun gram wilden halen op de plaatselijke
bevolking.''

,,Over het lot van mijn vader en mijn broer kregen we niets te horen. We zijn wel op zoek gegaan
naar antwoorden, maar nergens kon of wilde men ons iets vertellen. Die onwetendheid was echt
verschrikkelijk. Machteloos stond je. Na een week kregen we via de politie te horen dat ze, met
enkele anderen, bij een villa aan de Laan 1914 waren geëxecuteerd.''

,,Het ergste was het voor mijn moeder. Dat ben ik me overigens later pas gaan realiseren. Wat
moet zij het zwaar hebben gehad. Maar ook op mijzelf heeft het grote invloed gehad. Tijd om
daar over na te denken, was er niet. De zaak moest weer opgebouwd worden. De wederopbouw
stond in het teken van werken, werken en nog eens werken. Daarnaast heb ik mijn moeder
geprobeerd te troosten. Ze is echt jaren kapot geweest van het verlies van mijn vader en mijn
broer. En dan moet je bedenken dat ik pas achttien jaar was. Eigenlijk heb ik een groot deel van
mijn jeugd overgeslagen door de bezetting en het verlies van mijn vader en broer. Dat ga je
echter later pas beseffen als je stopt met werken en meer tijd hebt om erover na te denken.''

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Het verhaal van de arrestatie en executie van vader Gerrit en broer Rienus is door J.L. Bloemhof
beschreven in de herziene versie van zijn boek Amersfoort ’40 - ’45. Hier volgen de belangrijkste
fragmenten.

Vlak voor het eind van de oorlog heeft in villa De Kalkweg aan de Laan 1914 een ernstig misdrijf
plaatsgevonden. Een SD-commando onder leiding van Ludwig Heinemann had zich hier
gevestigd. Sinds dit commando uit Arnhem was verdreven, kwam het gezelschap, dat
overwegend uit Nederlanders bestond, via een tussenstop in Harskamp in de villa terecht.
De eerste Amersfoortse gevangene van het commando was politieman G.N. van Asperen. Op 19
april werd hij opgepakt en van hem werden namen verlangd van politiemensen die bij de
illegaliteit betrokken waren. Toen hij deze weigerde te noemen, werd hij geslagen en geschopt
door de leden van het commando. Na enige tijd werd de politieman in de kelder gesmeten, waar
hij zijn bewustzijn verloor.
Inmiddels waren Nicolaas Waalewijn en Ariën Gorter, respectievelijk 19 en 20 jaar oud,
binnengebracht. Een Nederlandse collaborateur had hen die dag gearresteerd, terwijl ze in
opdracht van Rienus van ‘t Eind Duitse troepenbewegingen aan het tellen waren. Bij elke vraag
die de twee niet of ontkennend beantwoorden, vielen er klappen. Dit duurde ongeveer een uur.
Daarna werden de jongens afgeranseld op de maat van de grammofoonplaat ‘Wenn am
Sonntagabend die Dorfsmusik spielt’, die steeds opnieuw werd opgezet. Vervolgens werden ze
afzonderlijk van elkaar verhoord, waarbij een van hen de mishandelingen niet langer kon
verdragen. Na eerst een andere naam te hebben gegeven, gaf de gevangene na nog meer
klappen de naam van Rinus van ‘t Eind. Hierop werden de twee jongens in de kelder gegooid.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
----------
Foto links: Gerrit Jan van 't Eind, de vader van Ben. Foto rechts: Rienus van 't Eind, de broer van Ben
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
----------

Diezelfde nacht kregen ze gezelschap van de eveneens zwaar mishandelde vader en zoon Van ‘t
Eind. De hele familie Van ‘t Eind was betrokken bij het verzet. Vader deed dit uit
geloofsovertuiging. Zijn zoon Rinus was in 1941 als student bij het studentenverzet beland en
werkte later voor de Centrale Inlichtingendienst. Hij beschikte over een telefoon die met de
geheime telefooncentrale bij de familie Vonk in de Langestraat verbonden was. In april 1945
speelde hij belangrijke informatie door aan de naderende Canadezen. Na de omsingeling van het
huis van de familie Van ‘t Eind belde Rienus nog snel naar Vonk om het onraad te melden. Ook
verstopte hij een kaartenbak met belangrijke gegevens onder zijn veldbed. Bij de arrestatie van
vader en zoon doorzocht de SD het hele huis, maar de kaartenbak en de geheime
telefoonverbinding vonden ze niet.
In de vroege ochtend van 21 april kregen de vijf mannen in de kelder gezelschap van de heren
P.J. Rogaar en G. Jonkman. Zij hadden niets te maken met de zaak van de vier anderen, maar
werden verdacht van steun aan de spoorwegstakers. Nadat bij Jonkman thuis en bij Rogaar op
kantoor een grote hoeveelheid bewijsmateriaal was gevonden, had voor deze mannen
ontkennen geen zin meer.
Op 22 april werd de eerste gevangene, Van Asperen, vrijgelaten. Heinemann liet aan hem al
doorschemeren dat de zes anderen gefusilleerd zouden worden. Op straffe des doods werd hem
verboden iemand iets te vertellen over wat hij had gezien en gehoord. Een dag later werden de
gevangenen zonder vorm van proces geëxecuteerd. Heinemann gaf als reden dat de groep had
geprobeerd te ontvluchten. Een van zijn ondergeschikten kreeg de opdracht een graf te graven
en de zes mannen dood te schieten. De slachtoffers werden een voor een uit de kelder gehaald.
Ze moesten langs het huis voorbij een auto lopen en werden daarna met een geluidsdempend
pistool neergeschoten. Heinemann was persoonlijk bij deze moordpartij aanwezig. Na de oorlog
vonden alle slachtoffers hun laatste rustplaats op de begraafplaats Rusthof.
De voornaamste daders zijn direct na de oorlog gepakt. Allen kregen de doodstraf, die later is
omgezet in levenslang (twintig jaar). Een uitzondering werd gemaakt voor commandant SS-
Untersturmführer Ludwig Heinemann. Hij verscheen op 10 september 1946 voor het Bijzonder
Gerechtshof te Arnhem, op verdenking van moord op circa 29 Nederlanders tijdens de bezetting.
Hij kreeg als eerste Duitser de doodstraf en werd op 10 februari 1947 geëxecuteerd.
Rest nog de Nederlandse collaborateur, die Gorter en Waalewijn arresteerde en daarmee het
balletje aan het rollen bracht. Dit was dezelfde man die op 5 mei 1945 met een zwaar
bewapende afdeling van de OT (Organisation Todt) Kamp Amersfoort was binnengedrongen en
alle politiemannen en BS-ers had gedwongen tegen de muur te gaan staan. Voor deze en andere
feiten werd hij in 1951 tot 10 jaar gevangenisstraf veroordeeld.
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

,,De laatste weken van de oorlog was het erg gevaarlijk in Amersfoort. 's Nachts sliepen we in de
kelder, omdat er beschietingen waren of er vanuit de lucht werd gebombardeerd. Verder leefde
de angst dat we na de Duitsers opnieuw bezet zouden worden. De Russen waren al ver opgerukt
en de gedachte 'vandaag de moffen, morgen de Russen' leefde echt. Dit kwam doordat we zo
getroffen waren door de Duitse bezetting, dat we ons niet meer voor konden stellen ooit nog in
vrijheid te leven. De bevrijding heb ik door de gebeurtenissen van de laatste oorlogsweken
anders ervaren als de meeste Nederlanders. Ik had tenslotte net mijn vader en mijn broer
verloren. Zelf had ik meer het gevoel van: 'He, he, zijn jullie er eindelijk?'

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Interview Nel

,,Al zeilend op de Eem sloeg de vonk over’’


Hoe zou je Ben in enkele zinnen omschrijven?
,,Als iemand die zich heel goed gered heeft uit alle ellende die hij in de laatste weken van de
oorlog heeft meegemaakt. Daarnaast schieten mij eigenschappen als standvastigheid en gelovig
te binnen. Verder was Ben iemand die altijd voor anderen klaar stond. Zoals in vele huwelijken
hadden we, ondanks dat we veel van elkaar hielden, wel eens onenigheid. Maar we konden er
altijd over praten. Er kwam nooit echt ruzie van. Dat had Ben ook met onze kinderen. Ben was
een goede zakenman. Maar hij was niet te trots om bij mij of bij anderen om advies te vragen als
hij met een bepaald probleem zat. Ben kon goed met mensen omgaan. Het maakte hem niet uit
of iemand de directeur van een grote leverancier was of de vrachtwagenchauffeur die goederen
af kwam leveren bij het pakhuis. Dat bekeek hij altijd vanuit de gedachte dat als we geen
putjesscheppers zouden hebben de wereld er maar smerig uit zou zien.''

Hoe verliep de eerste ontmoeting tussen jullie?


,,We wisten van elkaar wie we waren, maar we hebben elkaar pas goed leren kennen tijdens het
zeilen op de Eem. Doordat ik hielp in de illegale telefooncentrale van mijn ouders kende ik Ben's
broer Rienus al wel tijdens de oorlog. Toen de oorlog was afgelopen, ben ik bij mijn ouders in de
banketbakkerij gaan werken. Je kon echter je verdiende geld aan bijna niets uitgeven, omdat er
bijna niets te doen of te koop was direct na de oorlog. Ik had op een gegeven moment een aardig
spaarpotje bij elkaar gewerkt. Toen ik een keer langs de jachthaven kwam en zag dat ze daar
zeilboten aan het bouwen waren, wist ik waar ik mijn geld voor wilde gebruiken. Ik heb toen een
boot laten bouwen.''
,,Ik ging vooral op zondagmiddag zeilen, omdat ik dan niet hoefde te werken. Tijdens het laveren
op de Eem kwam ik Ben tegen in zijn zelfgemaakte zeilboot. Na verloop van tijd leerden we
elkaar beter kennen en daar kwam nog bij dat we samen catechisatie deden. Op een gegeven
moment groeiden we naar elkaar toe.''
,,De familie van mijn moeders kant, de familie Van Dijk, en de familie Van 't Eind kenden elkaar
via de kerk ook al voor de oorlog. Ze gingen ook goed met elkaar om, maar na een scheuring in
de kerk verwaterde het contact. Toen Ben en ik ons gingen verloven, kwamen mensen van beide
families elkaar weer tegen. Ons verlovingsfeest was dus tegelijkertijd een soort reünie van oude
vrienden. Dat was ontzettend leuk.''

Door je huwelijk kwam je in een gezin terecht dat net een verschrikkelijk trauma had
opgelopen. Hoe heb je dat ervaren?
,,De eerste jaren van ons huwelijk woonde mijn schoonmoeder bij ons in. Ik was van
verschillende kanten gewaarschuwd dat dit wel eens problemen kon geven, maar uit medelijden
sloeg ik die adviezen in de wind. Toen ik haar leerde kennen, heb ik haar de eerste jaren
voornamelijk zien huilen. Dat was echt een verschrikkelijk gezicht. Ben kon zijn moeder natuurlijk
niet aan haar lot overlaten. Ik kreeg echter het idee dat mijn schoonmoeder mij als een soort
dienstmeid zag. Koken en bakken vind ik leuk om te doen, maar schoonmaken is niet echt mijn
hobby. Elke keer had ze wel op- of aanmerkingen over bepaalde zaken. Op een gegeven
moment was ik dat zo zat dat ik naar mijn ouders ben gegaan. Maar mijn vader kende geen
medelijden en stuurde me direct terug. Ik moest voor Alet zorgen.''
,,Na overleg met Ben zag hij ook wel in dat het zo niet langer kon. Oom Bas heeft toen een huisje
voor mijn schoonmoeder geregeld, waardoor alles in een wat rustiger vaarwater terecht kwam en
onze relatie ook beter werd. Ondanks onze strubbelingen was er een ding waar mijn
schoonmoeder en ik wel goed over konden praten en dat was schilderen. Ze vroeg mij altijd naar
mijn mening over schilderijen die ze had gemaakt. Ik kon daar dan ook alles over zeggen.
Achteraf heb ik dat wel als prettig ervaren dat er in ieder geval iets was waar we goed over
konden praten.''

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Foto links: Families Van 't Eind en Vonk bijelkaar bij verloving Ben en Nel. Foto rechts: Trouwfoto Ben en Nel
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Als vrouw van de grossier was je ook vaak in de zaak te vinden. Wat deed je dan zoal?
,,Ik was van jongs af aan gewend om bij mijn ouders in de zaak te helpen, dus werken was mijn
niet vreemd. Ben had een oude boekhouder in dienst die hem hielp met de financiële
huishouding. Ik wilde ook wat doen en stelde Ben voor het blok. Of ik help hier of ik ga weer bij
mijn ouders werken. Ben vond dat ik de boekhouder maar moest gaan helpen. Die man was
enigszins van de oude stempel en sprak de legendarische woorden: ,Vrouwenwerk is miswerk.'
Daar was ik het natuurlijk niet mee eens. Ik kreeg een deel van zijn werk. In het begin waren dat
natuurlijk de rotklusjes, zoals het bijhouden van de bonnen van de chauffeurs die leeggoed
kwamen halen. Toen de boekhouder zag dat het goed ging, kreeg ik steeds meer dingen
toegeschoven.''

Wat deden jullie graag in jullie vrije tijd?


,,De eerste jaren van ons huwelijk stonden eigenlijk volledig in het teken van het opbouwen van
de zaak. Daardoor was er weinig tijd voor hobby's of vakanties. Als we al op vakantie gingen, was
ik vaak alleen met de kinderen en kwam Ben ons in het weekend bezoeken. Dan kwam hij op
zaterdagmiddag en vertrok weer op zondagavond of maandagochtend in alle vroegte. De zaak
moest namelijk wel gewoon weer open.''
,,Toen Ben eenmaal de zaak verkocht had, kregen we wat meer tijd voor onszelf. We zijn toen
bijvoorbeeld naar Canada geweest op familiebezoek. In de jaren die volgden, hebben we mooie
reizen gemaakt naar onder andere Israel. Na Ben’s pensionering zijn we een paar keer op cruise
geweest door de Middellandse Zee en langs de Noorse kust. Prachtige reizen waren dat.''
,,Toen Ben gepensioneerd was, heeft hij in Soest de verloren klusuurtjes van zijn werkzame leven
ruimschoots in kunnen halen. De kleinkinderen kwamen regelmatig langs en voor hen heeft hij
van alles en nog wat in elkaar gezet. Een andere hobby van Ben was het maken van
stoommachines.''

Uit de gesprekken met jullie kinderen blijkt dat er vroeger weinig over de verschrikkingen
van de laatste oorlogsweken werd gesproken. Was dat bewust?
,,Toen de oorlog was afgelopen, telde voor ons eigenlijk maar een ding: ophouden en opnieuw
beginnen. De oorlog was geweest, we waren weer vrij en moesten met z'n allen het land weer
opbouwen. Die tijd stond in het teken van werken, werken en nog eens werken. Toen we ouder
werden en meer tijd kregen om aan die verschrikkelijke tijd terug te denken, kwam er steeds
meer boven in je herinnering. Je ziet de herdenkingen en dat roept emoties los. We gingen soms
naar Kamp Amersfoort en naar de villa waar Bens vader en broer zijn vermoord. Daar kwamen
de verschrikkingen weer terug in je gedachten.''
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

DE WEDEROPBOUW

Ben: ,,Na de oorlog ben ik hard aan het werk gegaan om de zaak weer op te bouwen. Mijn
grootvader kwam oorspronkelijk uit Zwolle, maar de liefde bracht hem naar Amersfoort. Hij is toen
een groothandel in koloniale waren begonnen en verkocht onder andere peper en nootmuskaat.
Mijn vader is zich later meer op de handel in levensmiddelen gaan richten. Ik heb die lijn
voortgezet.’’

,,Hoewel het altijd al de bedoeling was dat ik de zaak zou overnemen, gebeurde het door de
executie van mijn vader van de ene op de andere dag. Als jonge jongen moest ik een moeilijke
keuze maken. Of ik verkocht het bedrijf of ik probeerde het weer op te bouwen. Voor mij was die
keus niet moeilijk. Als ik de zaak zou verkopen, hadden we op dat moment niets meer gehad,
behalve wat geld, en was ik nooit eigen baas geworden. Ik besloot dus om de uitdaging aan te
gaan.’’

,,Het eerste wat me te doen stond, was het pakhuis weer herstellen. De bom had een flink deel in
puin gelegd. Samen met mijn broer Lex en een timmerman ben ik aan de slag gegaan. Eerst
hebben we alle nog bruikbare planken van spijkers ontdaan. Met die planken en wat andere
bouwmaterialen die ik her en der geregeld had, hebben we het pakhuis weer dichtgemaakt. Het
was nu wat kleiner dan voorheen en het zat wat krakkemikkig in elkaar, maar het kon in ieder
geval weer dienst doen als pakhuis.’’

,,De twee knechten, die mijn vader in dienst had, zijn mij na de oorlog trouw gebleven. De Jong
en Gouw heetten deze mannen. Ze waren een stuk ouder dan ik, maar dat heb ik nooit als een
nadeel ervaren. Doordat ik als kleine jongen ook al vaak in de zaak hielp,kende ik ze al en ik had
ook een goed contact met ze. We hadden ook niet een typische werkgever- werknemer-relatie.
De mannen stonden altijd klaar voor mij en andersom was dat ook zo. Er was ook nooit gezeur
over salaris. Dat heb ik altijd zeer gewaardeerd. Behalve het werk dat de knechten deden, was
de rest van het werk voor mij. Behalve de boekhouding, die was in handen van meneer Kruif en
later hielp mijn vrouw hem daarbij.’’

,,Mijn belangrijkste leverancier was de Centrale Suiker Maatschappij (CSM) uit Amsterdam. De
suiker werd in grote papieren zakken aangeleverd en dan weer per klant afgewogen en
weggebracht. Eind jaren vijftig kwamen de kilozakken suiker zoals wij die nu kennen. Dat maakte
het werk een stuk makkelijker. Naast suiker verkocht ik veel meel dat werd geleverd door
Wessanen uit Wormerveer en potten jam uit de Betuwe. En zo had je nog een hele reeks grotere
en kleinere leveranciers waar ik zaken mee deed.’’

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Blik op het pakhuis van Ben aan de Snouckaertlaan.


---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

,,Mijn klanten waren de kruideniers van Amersfoort en omgeving. De goederen werden per bode
naar de klant gebracht. Een bode moet je zien als een soort Van Gendt en Loos. In het begin
gingen die twee keer per week met paard en wagen de regio door om alle levensmiddelen af te
leveren. Ze vertrokken van het bodehuis op de Appelmarkt. Je had dan twee opties: of je bracht
de goederen daar naar toe, of je liet ze bij het pakhuis ophalen. Dat laatste was natuurlijk
duurder. Later werd de bode vervangen door vrachtwagens wat natuurlijk veel efficiënter en
sneller was.’’

,,Toen ik er na de oorlog alleen voor kwam te staan, heb ik veel hulp gekregen van mijn oom Bas.
Hij was notaris in Amersfoort en had veel kennissen die op de een of andere manier wat voor me
konden betekenen. Zelfs vanuit het voormalig verzet kreeg ik hulp om de zaak weer op de rails te
krijgen. Ook de vader van mijn vrouw heeft me met raad en daad bijgestaan. Maar zonder
iemand te kort te willen doen, kan ik wel stellen dat ik aan mijn oom erg veel te danken heb
gehad. Hij was mijn tweede vader. En eigenlijk, ik durf het haast niet te zeggen, was hij mijn
eerste vader. Hij was het natuurlijk niet, maar de manier waarop hij zich voor mij heeft ingezet, is
ongelooflijk. Toen ik er later over nadacht, heb ik nooit helemaal begrepen waarom. Zelf had hij
geen kinderen maar hij had ook andere neefjes en nichtjes, maar om de een of andere reden had
ik zijn voorkeur. Achteraf heb ik hem dat weleens willen vragen hoe dat nou kwam, maar ik denk
dat hij het me dan nog niet verteld had. Dat is wel een familie-eigenschap, dat je niet over dat
soort dingen praat.’’

,,Na verloop van tijd begon de zaak weer ouderwets te draaien, zoals dat onder mijn vader het
geval was. Het was echter geen vetpot. Hard werken voor weinig, zeg maar. De tijden
veranderden en de kruideniers gingen zich verenigen om de grossier te omzeilen. Ze zetten een
inkooporganisatie op. Dat was de voorloper van de Spar-winkels. Andere voorbeelden van dit
soort organisaties, die in die tijd begonnen, zijn Centra en Schuitema. Dat maakte het zaken
doen voor mij een stuk lastiger. Om toch te kunnen concurreren heb ik, samen met wat
winkeliers, een soortgelijke organisatie begonnen. Dat samenwerkingsverband hebben we toen
als de VGON, Verenigde Grossiers Oost Nederland, genoemd. Het was prettig dat je op
lotgenoten terug kon vallen als het wat moeilijker ging. In 1963 kreeg ik een goed bod op de zaak
van meneer Van Essen en heb ik besloten om het bedrijf van de hand te doen. Er zat gewoon
geen boterham meer in. Je kon wat dat betreft beter notaris zijn.’’

Gerrit Jan: ,,De tijd dat mijn vader zijn zaak verkocht, was de tijd van de schaalvergroting. In de
jaren veertig en vijftig waren grossierderijen nog veel al kleine, losse bedrijfjes. Albert Heijn was
echter al flink aan het uitbreiden en had de grossiers niet meer nodig. Ze bevoorraden zelf hun
winkels wel. De kleine ondernemers gingen zich tegen die ontwikkeling wapenen door
gezamenlijke inkooporganisaties op te richten. Dat was dus de VGON. Uiteindelijk hield dat ook
niet over en mijn vader zag dat ook in. Toen meneer Van Essen de zaak wilde overnemen, heeft
mijn vader zijn aanbod geaccepteerd.’’

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Herinneringen aan mijn vader

Alet

,,Je zou, kort door de bocht, kunnen stellen dat mijn geboorte de eerste ‘leuke’ gebeurtenis na de
oorlog was. Dit geldt natuurlijk voor mijn vader en moeder, maar zeker ook voor mijn oma. Zij had
na de moord op mijn opa en mijn oom jarenlang alleen maar kunnen huilen en ik was degene die
haar weer gelukkig maakte. Dat is voor mij heel bepalend geweest. Ik wil het graag goed en leuk
maken voor mensen. Dat is lastig, want dat moeten ze natuurlijk vooral zelf doen.’’
,,Vaak ging ik als ik uit school kwam even een kopje thee drinken bij mijn vader in het pakhuis.
Als hij in de avond aan het werk was, ging ik bij hem zitten om een beetje te kletsen. Ik heb hem
in die tijd nooit hoeven missen. Hij was absoluut een aanwezige vader. Op een gegeven moment
heeft hij een pony gekocht. Volgens mij was ik degene die het echt leuk vond, maar mijn vader
ging iedere Zaterdag trouw met mij mee naar de ponyclub.’’
,,Doordat het pakhuis naast ons huis stond, was ik daar als kind ook vaak te vinden. Ik liep met
mijn vader mee als hij alle deuren van het pakhuis, een stuk of dertien bij elkaar, ging afsluiten.
De sleutels hingen aan een houten blok en na verloop van tijd weet je welke sleutel bij welke deur
hoort. Als mijn ouders op vakantie waren, deed ik die ronde dan. Met het tellen van de emballage
hebben Gerrit Jan en ik ook vaak geholpen. Soms hielpen mijn vriendinnetjes ook mee. We
vonden het geweldig om in dat pakhuis met dozen en potjes in de weer te zijn. In mijn herinnering
was Gerrit Jan er vaker te vinden dan ik, omdat ik tenslotte toch een meisje was.’’

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Ben en Alet te paard in de duinen nabij Soest
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

,,Iets wat ik echt van mijn vader heb meegekregen, en ik denk dat dit ook voor mijn broers geldt,
is dat hard werken erg belangrijk is. Daarnaast heb ik, net als hij, de neiging om me met van alles
te bemoeien. Dat is juist een van de dingen, waar ik me vroeger mateloos aan kon ergeren en
juist dat heb ik van hem overgenomen.’’
Het belang van hard werken is mijn vader tot de laatste periode van zijn leven bijgebleven. Ik heb
op een gegeven moment besloten om een jaar vrijaf te nemen van mijn werk. Dat was op zich al
een moeilijke beslissing, maar doordat mijn vader bij elk bezoek bleef vragen of ik het nog wel
aankon en of er nog wel genoeg geld binnenkwam, maakte het nog lastiger.’’
,,Als ik terug denk aan mijn vader schieten mee een paar dingen te binnen. Door zijn werk als
grossier kende hij de omgeving van Amersfoort op z’n duimpje. Raijmond ging de laatste jaren
wel eens een stukje met hem rijden, toen hij niet meer zo vaak buiten de deur kwam. Hij zat er
dan echt van te kijken dat mijn vader altijd precies wist waar ze waren en hoe hij de mooiste en
beste stukjes van het landschap nog wist te vinden.’’
,,Een ander verhaal is zijn rol in de aankoop van ons huidige huis aan de Johan van
Oldebarneveldtlaan. Raymond en ik hadden allebei een scheiding achter de rug en hadden geen
geld in overvloed. We hadden dit huis gezien en waren er helemaal weg van. Maar het was te
duur voor ons. Een paar maanden later zaten we met de familie bij Bas en Irene thuis en kwam
het onderwerp ter sprake. Op een gegeven moment zei mijn vader: ,Waar is dat huis dan? Kom,
we gaan.’ Raymond had geen idee wat hij wilde gaan doen, maar ging met hem mee. Mijn vader
parkeerde voor de deur en trok aan de bel. De bewoner deed open en mijn vader stapte naar
binnen met de woorden: ,Is die handel te koop? Wat moet dat kosten dan?’ Als een echte
handelaar begon hij de verkoop te regelen. Op dat moment concludeerde Raijmond dat hij van
plan was het huis te kopen. Dat had hij helemaal uitgedacht, want als verhuurder van een pand,
kon je de kosten die je daaraan hebt aftrekken van de belasting. Toen Raijmond en mijn vader
terugkeerden bij de familie was de verrassing natuurlijk compleet. Ik weet nog dat mijn vader
zei: ,Dat is tenminste een plek een Van ’t Eind-waardig.’ Zijn oom Piet had namelijk drie huizen
verder in de straat gewoond.’’
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

IN DE FAMILIE
Ben: ,,Achter de eerste ontmoeting met mijn vrouw zit nog een mooi verhaal. Na de oorlog was er
weinig te beleven voor jongeren. Het zeilen in het weekend was vrijwel het enige vertier. In een
krant had ik een tekening gezien hoe je zelf een BM-zeilboot kon maken. Ik heb het zelf
geprobeerd, maar uiteindelijk moest ik de hulp inschakelen van timmerfabriek Vonkeman. Alleen
had die niet genoeg spijkers om de boot in elkaar te zetten. Ik ben er toen op uit gegaan en heb
ik Hilversum die spijkers op de kop weten te tikken. Daar kwam de handelaar in mij weer naar
boven. Na een eerste mislukte poging, de boot liep na de tewaterlating gelijk vol, kon ik gaan
zeilen. Al laverend op de Eem heb ik mijn vrouw leren kennen, die zelf ook een zeilboot had. In
1950 zijn we getrouwd. In al die jaren heb ik daar geen moment spijt van gehad. Ze is de liefste
vrouw die er is.’’

Alet: ,,Het huwelijk tussen mijn vader en mijn moeder heb ik altijd als een goed huwelijk ervaren.
Ik denk dat mijn moeder mijn vader op een zekere manier heeft gered van die verschrikkelijke
ervaringen aan het einde van de oorlog. Maar andersom geldt dit zeker ook. Mijn moeder had
ook haar pieken en dalen. Als mijn moeder in zo’n dal zat, was mijn vader de beste man die je je
kan wensen. Op die momenten was mijn moeder zo veeleisend dat ik weleens dacht: ,Hoe kan
die man nog zo vrolijk en lief zijn?’ Maar mijn vader stond altijd voor haar klaar en deed alles voor
haar.’’
,,Binnen onze familie heeft het eten een speciale plaats. Rond de kerstdagen komen we een dag
samen. Onze kinderen koken dan in teams allerlei gerechten. Afgelopen jaar waren de
voorbereidingen al in volle gang, toen we het bericht kregen dat mijn vader was overleden. We
hebben toen besloten om alles wat al klaar was samen op te eten en het werd een geweldige
avond. We hebben tot diep in de nacht bij elkaar gezeten, niemand kon naar huis door de hevige
sneeuwval, en gedronken en gepraat. Daardoor denk ik ook dat de dood van mijn vader, en ook
de zorg die wij als kinderen gedeeld hebben de afgelopen jaren, onze band alleen maar sterker
heeft gemaakt. In mijn ogen is dat best bijzonder, omdat je ook wel ziet dat sommige families juist
uit elkaar vallen na het verlies van een dierbare.’’

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Bij feest ter ere van 700 jaar Amersfoort in 1959. Van links naar rechts: Ben, Bas, Nel, Alet en Gerrit Jan
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Gerrit Jan: ,,In mijn optiek heeft de moord op mijn opa en mijn oom, en het logischerwijs het daar
niet mee om kunnen gaan van mijn oma, er voor gezorgd dat de familie uit elkaar viel. Mijn vader
moest hard werken om de zaak draaiende te houden en zag zijn broer Lex en zijn zus Jannie op
allerlei manieren plezier maken. Dat heeft hem, denk ik, ook erg geraakt. Hij was hard aan het
werk en Lex en Jannie interesseerden zich niet zo voor de zaak. Ik moet daar wel bij aantekenen
dat Jannie nog echt een kind was in die tijd. Ze was een flink stuk jonger dan mijn vader.’’
,,Met zijn zus is het ook nooit meer goed gekomen, hoewel mijn vader daar wel pogingen tot
gedaan heeft. Met Lex had hij wel weer contact, maar echt warm was hun band niet. Ik ben met
Christina en mijn vader en moeder naar de bruiloft van de zoon van Lex, Ralph, in Frankrijk
geweest. Lex had daar een vrouw gevonden en een gezin en een leven opgebouwd. Het was
een typische Franse bruiloft met veel flessen wijn op tafel en heerlijk eten. Ik vond het fantastisch,
maar mijn vader vond het geldverspilling. En dat liet hij merken ook. Hij kon dan ook niet genieten
van zo’n moment, terwijl het prachtig is om te zien hoe een huwelijk in het buitenland wordt
gevierd. Maar die nieuwsgierigheid had hij niet. Hij voelde zich het meest thuis in Nederland.’’

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Gezin Van 't Eind bij 50-jarig huwelijkfeest Ben en Nel.


---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Bas: ,,Naast de gebeurtenissen in de oorlog was er in mijn ogen ook sprake van botsende
persoonlijkheden. Mijn vader en tante Jannie lagen elkaar gewoon niet. Mijn vader kreeg naast
de zorg voor de zaak ook de zorg over zijn puberende zusje erbij. Voor een jongen die zelf net
volwassen is, is dat erg moeilijk. Tussen die twee is het ook nooit meer goed gekomen, maar
daar werd een mouw aangepast. Zo was Jannie nooit bij mijn oma als mijn vader op bezoek
kwam en vice versa.’’
,,Met Lex was zijn relatie beter, maar het hield ook niet over. Mijn vader kon behoorlijk kritisch zijn
op zijn broer. Lex kreeg op een gegeven moment een donkere vriendin. Dat lag erg ingewikkeld,
want in die tijd was het racisme veel groter. Mijn vader had er ook zijn bedenkingen bij, maar daar
is hij later wel van teruggekomen. Zeker na de komst van de grote groepen Surinamers na de
onafhankelijkheid van dat land in 1975 hebben mijn vader en ik daar regelmatig discussies over
gehad. Mijn vader had daar best conservatieve ideeën over en ik ging daar als progressieve
student tegen in. Ik wees er dan altijd op dat Rienus daarom in het verzet had gezeten. Om zich
te verzetten tegen de discriminatie van joden, zigeuners en al die anderen. Dat zag mijn vader
ook wel in.’’

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Herinneringen aan mijn vader

Gerrit Jan

,,Als ik terugdenk aan mijn vader schieten me een paar zaken te binnen. Ten eerste was hij best
wel een strenge vader, zeker voor Alet en mij. Daarnaast zou ik hem standvastig willen noemen.
Als hij eenmaal ergens een bepaalde mening over had, was hij daar heel moeilijk van af te
brengen. Zeker op politiek gebied botste dit met de opvattingen van Alet en mij. Hij had de
neiging om zijn mening als enige mogelijke mening te zien, zeker als vader naar ons toe.’’
,,Het geloof was heel belangrijk voor mijn vader en ik denk dat hij het ook best vervelend vond
dat ik zijn geloof niet deelde. Dat had te maken met zijn zorg dat ik, als ongelovige, niet in de
hemel zou komen. Dat zorgzame zag ik ook terug rond mijn scheiding. Hij heeft op allerlei
manieren geprobeerd om die breuk te lijmen. Tegelijkertijd kon ik altijd bij hem terecht als ik hem
nodig had. Ik hoefde maar te bellen en hij sprong in zijn auto om naar mij toe te komen. Die steun
heb ik als zeer prettig ervaren.’’
,,Als kleine jongen hielp ik mijn vader vaak in de tuin. Of we gingen, samen met Bas, de zeilboot
opknappen. Daar was hij echt heel handig in. Ik zou een reparateur zoeken, maar hij trok zelf de
hele motor uit elkaar en zette die net zo makkelijk weer in elkaar. Wat dat betreft hadden mijn
vader en Bas ook meer gemeen. Ik was meer een einzelgänger, zat al vanaf jonge leeftijd met
mijn neus in de boeken.’’

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Ben en Gerrit Jan in 2009


---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
,,Zo standvastig als mijn vader was in zijn opvattingen over geloof en politiek, zo makkelijk was hij
in het afstaan van materiële zaken. Als ik met de boot wilde gaan zeilen op het IJsselmeer of de
Waddenzee kon ik altijd de zeilboot lenen. Hij zal daar vast zijn bedenkingen bij gehad hebben,
maar hij liet me altijd mijn gang gaan. Ik zou daar persoonlijk meer moeite mee hebben. Als er
tijdens zo’n zeiltocht problemen waren met de boot, waardoor ik niet verder kon, hoefde ik hem
maar te bellen en hij kwam me helpen. Zoiets zou ik dus nooit pikken van mijn kinderen. Je wilde
zelf zo graag weg met de boot, dan zorg je ook maar dat hij weer terug komt. Mijn vader deed dat
gewoon. En ik denk dat hij daar ergens ook wel lol in had, want er was immers weer iets te
repareren.’’
,,Een van de belangrijkste dingen, die ik van mijn vader heb meegekregen, is het primaire belang
dat werken heeft in je leven. Dat geldt niet alleen voor mij, maar zeker ook voor Alet en Bas.
Werken is de norm der dingen. De maatschappij draait op mensen die aan het werk zijn en die
dingen bedenken of verzinnen. Daarnaast kan werken, als je het goed doet, ook heel erg leuk
zijn.’’
,,Mijn vader had veel ontzag voor mensen met een titel, zoals artsen of professoren. Maar
daarnaast was hij ook altijd zeer zorgvuldig naar en betrokken bij zijn personeel en medewerkers.
Als iemand ziek was, ging mijn vader langs. Hij probeerde ook altijd alles te weten te komen over
iemands thuissituatie. Dat had echt zijn interesse en daardoor kreeg hij een goede band met zijn
personeel en collega’s. Wat dat betreft maakte mijn vader geen onderscheid tussen mensen.
Iedereen heeft een functie binnen een organisatie. Een secretaresse is net zo belangrijk als een
directeur. Die visie deel ik met hem. Net als mijn vader houd ik contact met oud-collega’s. Bij
sommige problemen en vraagstukken probeer ik me weleens in te denken wat mijn vader in een
dergelijke situatie gedaan zou hebben. Als vergelijking en om even te bezinnen voordat je
begint.’’
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

IN LOONDIENST EN WEER EIGEN BAAS

Nel: ,,In 1963 verkocht Ben de zaak aan meneer Van Essen. Voor die man had Ben een diep
ontzag en hij heeft veel van hem geleerd. Ben wilde altijd graag met Van Essen op pad, naar
klanten toe of naar besprekingen voor een nieuwe winkel ergens, omdat hij er altijd wat van
opstak. Ook heeft Ben veel geleerd van de verhalen van Van Essen over het Joodse geloof. Door
de ervaringen uit de oorlog had Ben altijd al veel respect voor Joodse mensen, maar door Van
Essen kreeg hij ook meer inzicht in dat geloof.’’
,,Van Essen was klein van stuk en viel meestal pas op als hij zijn mond opendeed. Zo hadden we
een keer een feestje bij ons thuis. Van Essen zat wat stilletjes in een hoekje tot hij opstond en het
woord nam. De huiskamer, zoals gewoonlijk op feestjes een kakofonie van gesprekken, viel
helemaal stil. Ik weet niet meer waar zijn verhaal over ging, maar iedereen was een en al oor
voor zijn verhaal. Hij had een soort natuurlijk overwicht. En hij had interessante verhalen, die hij
op een goede manier wist te vertellen.’’

Gerrit Jan: ,,Het bedrijf van Van Essen behoorde bij de Vivo, ook zo’n gezamenlijke
inkooporganisatie van grossiers. Later volgden meerdere fusies, waardoor het bedrijf uitgroeide
tot de Unigro, wat later Laurus werd. Binnen het bedrijf zette mijn vader supermarkten op. Dan
moest hij onderhandelen met gemeenten over stukken grond of met banken om de financiering
rond te krijgen. Mijn vader had ook goede en vernieuwende ideeën over hoe een supermarkt eruit
moest zien en wat ze te bieden moesten hebben. Zo heeft hij in Amersfoort een winkel opgezet,
waar een eigen bakkerij in zat. Daar werd het brood afgebakken, zoals je nu in vrijwel iedere
supermarkt ziet. Het idee was dat de geur van vers brood mensen ertoe aan zou zetten meer te
kopen. Voor dat soort zaken had mijn vader een goed gevoel.’’
,,De hoge heren binnen bedrijven als Unigro en ook bij Ahold gingen zich steeds meer als
verkapte banken gedragen in plaats van als grossiers. Alles was gericht op vermogenswinst. Ik
kan me sterk vergissen, maar een Alberda Jelgersma van Laurus en een Van der Hoeven van
Ahold hebben, denk ik, nog nooit een potje bruine bonen gezien.’’
,,Mijn vader was een echte praktijkman. Naar mate de bedrijven groter werden, kwamen er
steeds meer hoogopgeleide mensen in dienst, die niets met de praktijk hadden en vooral vanuit
theorie handelden. Het ging steeds meer om centen maken. Niet dat mijn vader daar vies van
was, maar voor hem was dat niet het doel op zich en dat was het wel aan het worden in die grote
bedrijven. In 1976 heeft hij besloten om weer voor zichzelf te beginnen.’’

Alet: ,,Mijn vader werkte samen met meneer Bos, die uit de autobranche kwam. Die twee vulden
elkaar goed aan. Mijn vader was de handelaar en zijn compagnon was de rekenaar. Bos kon
goed analyseren wat een bedrijf eigenlijk waard was en met die gegevens ging mijn vader dan
het koopmanspad op. Eigenlijk was dat een gouden combinatie.’’
,,De beste zaken deed mijn vader met de verkoop van de Makro. Daar heeft hij altijd met smaak
over kunnen vertellen. Makro was onderdeel van Bijenkorf Beheer, maar die wilden er om een of
andere reden vanaf. Mijn vader werd gevraag om een koper te zoeken en binnen een paar
maanden was de deal beklonken. Makro werd overgenomen door een Duits bedrijf, ik meen
Karstadt. Die Duitsers hadden blijkbaar een goed gevoel gekregen van de rol van mijn vader bij
de deal, want enkele jaren later klopten ze weer bij hem aan. Nu wilde ze Makro weer verkopen
en vroegen mijn vader dit voor ze te doen. Op die manier heeft hij met de verkoop van hetzelfde
bedrijf twee keer geld verdiend.’’

Ben: ,,Toen ik de zaak van mijn vader moest overnemen, kwam er van vakanties weinig terecht.
Mijn vrouw ging wel met de kinderen naar zee, maar net als dat voor mijn vader gold, moest ik
achterblijven om de zaak draaiende te houden. Meestal zocht ik ze een of twee dagen op. Later
heb ik mijn portie reizen alsnog gehad. Zo herinner ik me een trip met Alet naar IJsland. Voor mij
was dat sowieso speciaal vanwege de paarden. Alet heeft daar nog gezwommen in een
geisermeertje. Dat was een hele rare gewaarwording. Je ziet je dochter in het water liggen, terwijl
er een paar meter verder ijs en sneeuw ligt. Heel apart. Met mijn vrouw ben ik jarenlang naar het
Canarische eiland Lanzarote geweest. We huurden elk jaar hetzelfde huisje. Ik heb weleens
overwogen om daar zelf een huis te kopen, maar dat was te lastig. Je moest die woning dan weer
gaan verhuren. Het was gewoon makkelijker om een huisje te huren.’’

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Ben met Nel (rechts) en haar zus Bep voor cruise langs Noorse kust
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Interview Bas

,,Mijn vader dacht in oplossingen in plaats van problemen’’


Hoe zou je je vader willen omschrijven?
,,Mijn vader was een man die geïnteresseerd was in dingen als zaken doen, de kerk en zijn
gezin. Hij was een creatieve denker, die zaken bedacht die je niet direct achter hem gezocht zou
hebben. Aan het eind van zijn leven was hij ook heel flexibel en meegaand en had hij meer begrip
voor afwijkende gedachten. Bij mij is dat eigenlijk altijd wel het geval geweest, maar bij
buitenstaanders en Alet en Gerrit Jan is dat zeker anders geweest. Ik heb wat dat betreft altijd
een open relatie met hem gehad. Als ik vond dat hij onzin zat te vertellen, kon ik dat ook gewoon
tegen hem zeggen. We hebben een keer bij mij thuis een discussie gehad en mijn schoonouders
waren daar ook bij. Mijn schoonvader viel bijna van zijn stoel, toen ik tegen mijn vader zei dat iets
onzin was wat hij zei. Hij was hogelijk verbaasd dat een zoon dat tegen zijn vader durfde
zeggen.''
,,In zijn werkzame leven kwam het hem goed van pas dat hij in oplossingen dacht in plaats van in
problemen. Hij probeerde om vooruit te komen en niet te verzanden in eindeloze discussies. Wat
dat betreft is hij altijd een voorbeeld voor mij geweest. Ook kwam hij met oplossingen voor
bepaalde problemen die je helemaal niet van een vrij conservatieve man had gedacht.
Bijvoorbeeld nadat het eerste kind van Irene en mij dood geboren was, kwam hij met suggesties
als draagmoederschap en andere mogelijkheden. Dat was 25 jaar geleden en ik had dat nooit
van hem verwacht.''
,,Mijn vader had over van alles zijn eigen opvattingen, maar liet mij wel vrij in de keuzes die ik
wilde maken. Drie jaar geleden heb ik besloten om mij aan te sluiten bij de Jezuïeten. Daar was
hij niet direct een voorstander van, maar vroeg mij naar mijn beweegredenen. Toen ik hem
uitlegde waarom ik dat wilde, heb ik daarna geen onvertogen woord er meer over gehoord. Ik heb
zijn bedenkingen wel serieus genomen, omdat ik mijn vader hoog heb zitten. Maar het was mijn
beslissing.''
,,De band tussen mijn vader en mij is altijd wel goed geweest. Misschien dat dat ook komt
doordat ik, nadat Alet en Gerrit Jan waren uitgevlogen, nog vier jaar 'enig kind' ben geweest. In
die tijd was mijn vader ook veel meer ontspannen. Het gedoe met de zaak was achter de rug en
dat merkte je ook aan hem.''

Wat waren dingen die jullie samen deden?


,,We gingen vaak samen zwemmen in het Sportfondsenbad. We gingen fietsen of aan de trein
knutselen met Gerrit Jan. Daarbij ging het voornamelijk om het bouwen van allerlei huisjes,
stations en landschappen. Het ging ons niet om het rijden, maar echt om het bouwen. En ik ging
altijd met hem mee naar de dienst van half tien in de kerk. Wat dat betreft was ik wel vrij
meegaand. Dat heeft misschien onze band verder versterkt.''
,,We hadden ook meer tijd voor elkaar. Dat was bij Alet en Gerrit Jan wel anders. Dat heeft
misschien ook wel een rol gespeeld. Ik weet het niet zeker, maar ik geloof dat hij vond dat hij met
mijn zus en broer te weinig tijd heeft besteed en dat hij dat met zijn derde kind niet wilde laten
gebeuren.''

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Ben in de tuin in Soest met Roderik (links), Quirine (zittend op de grond), Bas en Irene
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

In hoeverre heeft de oorlog ook op jouw leven invloed gehad?


,,Dit kan ik het beste schetsen aan de hand van een voorbeeld. Ik werkte in 1989 voor een
Amerikaans bedrijf dat zijn Europese hoofdkantoor in Dortmund had. Voor trainingen en
cursussen moest ik daar dan eens in de zoveel tijd heen. Zat ik daar tijdens de lunch ineens te
eten met een Duitser. Door de lessen van huis uit was dat voor mij best een emotioneel moment.
En let wel, dat was 45 jaar na de oorlog, die ik zelf niet eens heb meegemaakt. Dan kan je wel
nagaan dat het diep zat.''
,,Ook mochten wij als kinderen niet bij bepaalde winkeliers in Amersfoort kopen. Die hadden een
NSB-verleden en daar kocht je dus niet. Natuurlijk deed ik dat soms stiekem toch. Als ze daar iets
verkochten wat ik nodig had, moest je toch wat. Later werd dat wel minder, maar het bleven NSB-
ers.''

Op welke manieren heeft je vader invloed gehad op je eigen persoonlijkheid?


,,Aan de ene kant heb ik erg veel gehad aan de praktische lessen van het zaken doen en wat
daar allemaal bij komt kijken. Aan de andere kant wil ik het geloof noemen. Wat ik net als hij
probeer te doen, is leven uit de liefde voor Christus. Dat is iets wat ik van mijn ouders heb
meegekregen en wat zich vervolgens vanuit mezelf heeft ontwikkeld. Van daaruit komen weer
andere dingen. Geven en nemen bijvoorbeeld. In een onderhandeling met een zakenrelatie geef
je elkaar de ruimte. Het gaat er om dat je samen ergens het beste van probeert te maken. Ook al
zie je elkaar daarna nooit meer. Zorg en aandacht voor de ander, zeg maar. Dat komt allemaal uit
het geloof voort. Eerlijk zijn, je best doen, maar ook tevreden zijn met wat je hebt.''
,,Wat ook een voorbeeld voor mij geweest is, en dat heeft niet zo zeer met mijn vader te maken,
is de moed die verschillende familieleden gehad hebben om zich te verzetten tegen de Duitsers.
En de moed om achter die keuze te blijven staan zoals mijn opa en oom Rienus gedaan hebben.
Zelf heb ik ook dat als je iets doet je je niet door tegenslag moet laten afschrikken en je er ook
honderd procent voor moet gaan. Dat heb ik in mijn zakelijke activiteiten, maar ook toen ik
meehielp aan een initiatief van iemand uit de kerk om een school voor beroepsonderwijs op te
zetten in Pakistan. Ik heb me daar zes jaar voor ingezet. Uiteindelijk is het door allerlei
malversaties niet van de grond gekomen, maar ik heb voor mezelf wel het idee dat ik er alles aan
gedaan heb.''

Zijn er nog anekdotes die je vader als mens goed beschrijven?


,,Wat me te binnen schiet, is een zeiltocht die ik met Irene en mijn ouders maakte na de geboorte
van ons eerste kind. Voor we weg zeilden, zei hij tegen me: ,Jij hebt meer ervaring met zeilen dan
ik, dus jij bent deze reis de stuurman.' Dat was in 1985 een van de eerste momenten dat hij de
regie los begon te laten. Op alle voorgaande zeiltochten was hij de kapitein en wij waren de
matrozen.''
Een andere herinnering gaat over een van onze reizen naar een beurs voor modelbouw in
Duitsland. Ondanks dat hij zich zijn pijn van de laatste oorlogsweken nog maar al te goed kon
herinneren, zei hij op een gegeven moment tegen me: ,Weet je, eigenlijk hebben zij net zo veel
geleden als wij.' Dat is een bewijs dat hij het een plek had gegeven en toont ook de flexibiliteit die
hem de laatste jaren eigen was geworden.''
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

VERHUIZING NAAR SOEST EN TERUG NAAR AMERSFOORT

Ben: ,,In 1976 zijn Nel en ik verhuisd naar Soest. Langs de weg van Amersfoort naar Soest heb ik
een perceel gekocht in het bos. Naast dat we daar heerlijk afgelegen woonden, zag ik het ook als
een investering in de toekomst. De wereld werd steeds drukker en hectische. Dan gaan mensen
op zoek naar ruimte. En ruimte hadden we daar genoeg. We hebben toen zelf een huis laten
bouwen, ondanks alle beperkingen en regels die vanuit de overheid werden opgelegd. Via een
importeur van Fins hout heb ik een Fins huis gekocht. Dat is een soort blokhut van zware
boomstammen. Het huis werd in delen geleverd en kon ter plekke in elkaar worden gezet. Omdat
we genoeg ruimte hadden, heb ik toegegeven aan mijn liefde voor paarden en via een bevriende
importeur twee IJslandse paarden gekocht. De dieren hebben we Fluka en Tula genoemd.
Verliefd was ik op die dieren. Stoere werkers en prachtige dieren. De paarden liepen het hele jaar
buiten en scharrelden zelf hun kostje bij elkaar.’’

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Het huis in de bossen bij Soest


---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Gerrit Jan: ,, Ik denk dat mijn ouders in Soest de meest prettige tijd van hun leven hebben gehad.
Ze woonden er prachtig in het bos. Ze waren er ook heel handig in om te zorgen dat hun
kinderen en kleinkinderen regelmatig langs kwamen. Zeker voor de kleinkinderen was het bos
een paradijs en opa regelde van alles en nog wat voor ze. Niets was hem te gek. Hij bouwde een
kabelbaan in de tuin of sleutelde een speelauto voor ze in elkaar. Of hij kwam ineens met een
flipperkast aanzetten.’’

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De kleinkinderen in hun domein; de tuin bij het huis in Soest
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Alet: ,,Mijn vader had bij het huis in Soest een uitgebreide knutselkamer. Van alle gemakken
voorzien. Hij had een draaibank gekocht en de meest uiteenlopende stukken gereedschap had hij
tot zijn beschikking. Samen met mijn moeder bezorgde hij de kleinkinderen iedere keer weer een
prachtige tijd als ze bij opa en oma op bezoek gingen. Oma was de taartenbakker en opa de
knutselaar.’’
,,Omdat wij dichtbij woonden, paste mijn moeder van jongs af aan op mijn kinderen. Ook hebben
wij altijd op hun huis gepast als ze op vakantie waren. Het is een prachtig huis op een prachtige
locatie. Raijmond en ik hebben nog overwogen om het huis te kopen, toen mijn vader en moeder
besloten om weer in Amersfoort te gaan wonen.’’

Gerrit Jan: ,,In 2001 is mijn vader gevallen en heeft hij zijn heup gebroken. Dat was voor hem het
teken dat ze niet meer in Soest konden blijven wonen. Mijn ouders hadden al een appartement
aan de Prins Frederiklaan in Amersfoort gekocht en dat verhuurden ze. Toen het echt niet meer
ging, zijn ze daar naar toe verhuisd. Het afsluiten van bepaalde periodes is nooit moeilijk voor
mijn vader geweest, net als het afscheid nemen van materiële zaken. Daar was hij makkelijk in
met de gedachte van: ,Het kan niet meer, dan moeten we het anders doen. Zelf zou ik daar meer
moeite mee hebben. Het zou kunnen dat hij van binnen er wel moeite mee had, maar dat liet hij
in ieder geval nooit blijken.’’

Alet: ,,Naar mate de jaren vorderden en mijn vader minder goed werd, hebben wij als kinderen
regelmatig verschillen van inzicht tussen mijn vader en moeder met de mantel der liefde moeten
bedekken. Dan zei mijn vader bijvoorbeeld dat we hem maar naar een verzorgingshuis moesten
brengen, omdat hij vond dat hij te veel vroeg van mijn moeder. Mijn moeder ging daar dan
keihard tegenin, want ze wilde zelf voor hem blijven zorgen. Dit verschil van inzicht was dus juist
vanuit de liefde voor elkaar ontstaan. Uiteindelijk lukte ook, mede door de hulp die ze vanuit
allerlei hoeken kregen. Niet alleen van ons als kinderen, maar ook bijvoorbeeld van de
buurtkinderen die de hond uit kwamen laten.’’
,,In mijn ogen zijn de laatste jaren van het huwelijk van mijn ouders niet de meest gelukkige
geweest. Ik weet niet in hoeverre je je er bewust van bent dat je dood gaat, maar ik had wel het
idee dat mijn vader het mooi geweest vond. Hij had natuurlijk zijn God en ik denk dat hij op een
gegeven moment gevraagd heeft: ,Haal me maar weg, zodat Nel met haar leven verder kan.’’

Bas: ,,Mijn vader was er zich zeker bewust van dat zijn leven het einde naderde. Hij heeft mij dat
ook verschillende keren verteld. In het begin nam ik dat altijd met een korrel zout, maar vanaf 1
november 2009 wist ik dat hij het zeker wist en dat hij daarin gelijk had. Dat betekende dat ik, wij
allemaal eigenlijk, hem los moesten laten zoals hij mij ook los heeft moeten laten. Dat was voor
ons beiden al moeilijk genoeg. We hebben het elkaar dan ook niet moeilijker gemaakt dan het al
was. Ik denk dat hij op een gegeven moment zeker aan God heeft gevraagd om hem weg te
halen, maar zonder zijn dankbaarheid voor het leven en alles wat God hem heeft gegeven te
verliezen.''

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Laatste foto van Ben en Nel samen op het balkon van hun appartement in Amersfoort, oktober 2009
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

You might also like