Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 4

Voorlezen + boekorintatie

De kinderen zitten in de kring. Op de tafel ligt een boek. We


gaan een begin maken met boekorintatie. De kinderen
De volgende vragen worden aan de kinderen gesteld. Aan de
hand hiervan vormt zich een gesprek:
Wat zie je op de voorkant?
Waarvoor is de titel?
Wie kan de titel aanwijzen?
Waar is de rug van het boek?
Wat is dit kleine stukje tekst op de achterkant?
Over wie zou het boek gaan?
Probeer eens in een paar zinnen te vertellen hoe jij denkt dat het boek zal
gaan.
Dan worden de handpoppen van de wortel en de broccoli erbij gepakt. Vertel dat dit
de hoofdpersonen zijn en geef iedere handpop aan een kind bijvoorbeeld aan de
hulpjes. Vertel dat de kinderen bijvoorbeeld de pop omhoog mogen houden als deze
aan de beurt is in het boek. Zelf een andere handeling uitkiezen mag altijd.
Nadat het boek voorgelezen is worden er verschillende vragen gesteld over het
boek. Stel vragen als:
Wie waren de hoofdpersonen?
Klopt de titel bij het verhaal?
Zou dit echt gebeurd kunnen zijn?
Wat je zag je allemaal op de plaatjes in het boek?
Wie kan het verhaal navertellen?
Na deze vragen krijgen de kinderen een werkblad. Er staat een afbeelding op van
iemand die in de tuin aan het werk gaat. Laat de kinderen een rondje zetten om de
voorwerpen die je nodig zou hebben als je in de tuin gaat werken.

Doel
De kinderen leren kritisch naar een verhaal te luisteren. Ze kunnen het verhaal na de tijd
navertellen. De kinderen weten hoe een boek in elkaar zit het heeft een rug, een titel,
enzovoorts.
Tijd
Zon 20 minuten. Dit hangt ervan af hoelang het gesprek voor de tijd gaat en hoe snel het
voorlezen gaat.
Materialen

Boek helden in de groentetuin


Handpoppen Wortel en Broccoli
Werkblad

Differentiatie
+
Introduceer voorafgaand aan het voorlezen de drie pictos voor Wie (Over wie gaat het
verhaal?), Waar (Waar speelt het verhaal zich af?) en Wat (Wat gebeurt er?). Kinderen kunnen
hun voorspellingen over het boek opschrijven of tekenen bij de pictos. Controleer na het
voorlezen samen met de kinderen de voorspellingen en schrijf eventueel de juiste antwoorden
bij de pictos. Hiermee stimuleer je kinderen actief te luisteren en worden ze zich bewust van
de opbouw van het verhaal. Zie bijlage voor het werkblad.
In plaats van de vragen over de boekorintatie vooraf aan de kinderen te vragen kan
dit ook na de tijd. Zo krijgen de kinderen sneller de antwoorden op de vragen. Vinden de
kinderen het navertellen lastig? Pak dan op chronologische wijze de illustraties uit het boek
erbij zodat ze aan de hand hiervan het verhaal makkelijker kunnen navertellen.
Eventuele tips

Gebruik stemmetjes tijdens het voorlezen.


Neem tastbaar materiaal mee dat in het boek voorkomt.
Laat de illustraties tussendoor zien aan de kinderen.

Vertellen
We starten deze les in de kring. Op het digibord (of uitgeprint) staat een praatplaat
klaar over de tuin zie hieronder afgebeeld.

Ga hierover in gesprek met de kinderen. Laat de kinderen goede zinnen formuleren.


Stel vragen als:
Wat zie je allemaal?
Wie kan mij eens vertellen wat je allemaal in het water ziet?
Wijs eens iets kleins aan en vertel eens wat het is.
Wijs eens iets groots aan en vertel eens wat het is.
Wat zit er op het huis?
Hoeveel kinderen zie je?
Waar zie je een bal?
Nu hebben de kinderen kennis gemaakt met het verwoorden in juiste zinnen van wat
ze zien op een afbeelding. De kinderen worden nu in tweetallen verdeeld. Ieder
tweetal krijgt een kaart (zie bijlage). Het is de bedoeling dat de kinderen over deze
kaart in gesprek gaan. Stimuleer tijdens dit gesprek dat de kinderen juist zinnen
gebruiken en een echt verhaal ervan maken.
Na dit gesprek gaan de kinderen een tekening maken over het gesprek wat ze
hebben gevoerd. Wanneer de tekening klaar is ga je samen met de kinderen circa 5
woorden bij de tekening schrijven.

Doel
De kinderen kunnen verschillende voorwerpen benoemen. Ze maken hierbij juiste Nederlandse
zinnen als Ik zie op de schoorsteen een ooievaar zitten. De kinderen kunnen luisteren naar
elkaar en kunnen hier ook weer op reageren in juiste zinnen.
Tijd
20 minuten
Materialen
Praatplaat
Verschillende platen voor de gesprekken in tweetallen.
Papier
Potloden
Differentiatie
+
De kinderen benoemen ook wat er in de buurt is. Bijvoorbeeld Ik zie een kas waar een
jongetje bij staat. Er staat ook een dikke boom in de buurt.
-

De kinderen hoeven geen correcte zinnen te gebruiken. Ze mogen het voorwerp


aanwijzen op de plaat en dit benoemen. De leerkracht maakt er daarna een zin van.

Eventuele tips

Wanneer een kind alleen maar het voorwerp benoemt wat hij/zij ziet
maak er dan zelf een goede zin van. Als het kind bijvoorbeeld zegt
bal dan zeg jij Waar zie jij de bal? Ik zie de bal in het midden van de
tekening.
Kies niet alleen de kinderen die een vinger opsteken, let ook op de
kinderen die niet de vinger opsteken.

You might also like