Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 16

SCHEPPEN OF SCHEIDEN?

Een analyse van Van Woldes reactie

Martin F.J. Baasten

N.B. Deze tekst heb ik geschreven ten behoeve van mijn eigen studenten,
voor gebruik op het eerstejaarscollege Bijbels Hebreeuws aan de Universi-
teit Leiden.

Op de inaugurele rede van Ellen van Wolde, getiteld Terug naar het begin, die
zij hield op 9 oktober 2009 aan de Radboud Universiteit te Nijmegen, schreef ik
een stevige kritiek in het blad van het Nederlands Bijbelgenootschap, Met an-
dere woorden (MAW).(1) In het juni-nummer 2010 van MAW staat Van Woldes
reactie op mijn kritiek, waarna een kort commentaar van mij is afgedrukt.(2)
Daarin kon ik uiteraard slechts beknopt reageren, zodat veel moest worden weg-
gelaten wat misschien toch belangrijk of interessant is.

Het loont daarom de moeite om punt voor punt in te gaan op de dingen die Van
Wolde noemt en op de dingen die ze niet noemt. Dat is wat ik hieronder zal
doen, waarbij ik de tekstindeling volg van Van Woldes reactie in MAW; naar de
tekst van de oratie verwijs ik als VW.

1. Hoofdlijn in het onderzoek naar de betekenis van br in Gen. 1:1

In 1.11.3 vat Van Wolde nog eens samen wat ze precies bedoelde. Ze acht het
plausibel
dat het werkwoord br in Genesis 1:12:4a een proces van ruimtelijke
scheiding aangeeft oftewel een op afstand plaatsen van fenomenen die
voorafgaande aan deze handeling nog gedacht of voorgesteld waren als
eenheid. () Kortom, deze studie naar de betekenis van het werkwoord
br in Genesis 1:12:4a heeft geleid tot de hypothese dat br scheiden of
uiteenplaatsen betekent.

1. Martin Baasten, Scheppen of scheiden? Over de interpretatie van Genesis 1, Met An-
dere Woorden 28/4 (2009) 314. Het artikel is electronisch beschikbaar in pdf-formaat op
http://www.bijbelgenootschap.nl/fileadmin/content/maw/MAW_2009-4.pdf.
2. Ellen van Wolde, Scheppen of scheiden? Een reactie op het artikel van Martin Baas-
ten, Met Andere Woorden 29/2 (2010) 2232; Martin Baasten, Reactie op Scheppen of
scheiden?, Met Andere Woorden 29/2 (2010) 33. Beide artikelen zijn als pdf beschikbaar
op http://www.bijbelgenootschap.nl/fileadmin/content/maw/MAW_2010-2.pdf.

1
Op grond van deze hypothese, zo stelt ze, zou moeten worden nagekeken of
br ook in de overige 46 bijbelteksten scheiden betekent. Van Woldes opvat-
ting is duidelijk. Maar dat zij niet zelf heeft gecontroleerd of haar hypothese ook
klopt met de rest van de Hebreeuwse Bijbel, verbaast me. Het is weinig werk om
met een concordantie deze passages na te lopen en te kijken of de context de be-
tekenis scheiden toelaat. Als we dat doen, blijkt al gauw dat dit niet het geval is;
alleen via een gezochte redenering zou het vol te houden zijn dat om een enkel
voorbeeld te geven Ps. 51:12 opgevat en vertaald moet

worden als Scheid mij een rein hart, o God (of: Scheid mij van een rein hart, of:
Scheid [van Uzelf] een rein hart voor mij). Al met al lijkt Van Woldes hypothe-
se over de vermeende betekenis van br dus tamelijk eenvoudig te weerleggen.

We moeten overigens constateren dat precies deze hypothese van Van Wolde al
eerder geformuleerd, getoetst en verworpen is. Stefan Paas heeft erop gewezen
dat diverse geleerden, onder meer op grond van oudoosterse mythen, het ver-
moeden koesterden dat br de basisbetekenis scheiden zou hebben. Daarover
schrijft hij:
Especially in Genesis 1, where [ br] is interchanged with [ bdal]
(to divide), such a derivation is attractive. However, in other texts this pre-
supposed original meaning does not seem to play any role (). We must be
very cautious about allowing one context to determine the meaning of a
word. In addition, it is probable that in the Old Testament stands apart
from this ultimate original meaning and functions as theological jargon
(coined, perhaps, in priestly circles?) ().(3)
Paas geeft hier deze hypothese weer en legt uit dat de betekenis scheiden in het
scheppingsverhaal op het eerste gezicht aantrekkelijk is, maar dat juist op grond
van het gebruik van dit werkwoord elders in de Bijbel dit toch niet het geval lijkt
te zijn.

2.1 Waar gaat het over?

Van Wolde stelt dat ik diverse aspecten van haar hypothese verkeerd samenvat:

(a) Allereerst ben ik niet, zoals hij meent, mede op grond van de oudoosterse
scheppingsmythen tot de conclusie gekomen dat de beginsituatie er een is
van water, maar op grond van Genesis 1:110 zelf.

3. Stefan Paas, Creation and Judgement. Creation Texts in some Eighth-Century Pro-
phets (Leiden 2003) 7475. Dit is de Engelse versie van zijn Nederlandstalige proefschrift
uit 1998.

2
Met mijn opmerking Mede op grond van vergelijking met andere oudoosterse
scheppingsmythen moet het bijbelse scheppingsverhaal zo worden gelezen, dat
toen God begon met het maken van hemel en aarde, () (mijn 1) bedoelde ik
dat Van Wolde de presentatie van haar hypothese als geheel niet alleen baseert
op Bijbelse teksten, maar in dat kader tevens wijst op parallellen in oudoosterse
scheppingsmythen. Dat lijkt me een correcte weergave van wat ze doet (zie ook
hieronder, 2.3). Overigens is dit verder niet van belang voor mijn kritiek op
Van Wolde, want die gaat hier niet over.

(b) Ten tweede beweer ik niet dat de aarde ongevormde chaos is.

Dit punt geef ik ronduit toe; wie in detail wil weten hoe Van Wolde het begrip
tohu wavohu duidt, kan veel beter Van Wolde zelf lezen dan mijn gebrekkige
samenvatting in 10 regels van haar hypothese. Ook dit heeft echter geen betrek-
king op mijn bezwaar tegen Van Woldes opvatting.

(c) Ten derde zeg ik ook niet dat scheppen een proces is dat bestaat uit een
voortdurende scheiding van de dingen.

Hier is het Van Wolde die Baasten verkeerd weergeeft. Ik had geschreven: Op
dat moment begint God met het scheppen, een proces dat vooral blijkt te
bestaan uit het voortdurend scheiding maken tussen de dingen (mijn 1). Daar-
mee bedoel ik dus dat volgens Van Wolde in het scheppingsproces het motief
scheiden nadrukkelijk aanwezig is. In Van Woldes eigen samenvatting van wat
zij onder het scheppingsproces verstaat, komt dit scheiden inderdaad promi-
nent naar voren:
() dat God in vers 1 eerst een scheiding in de ruimte vol water aanbrengt
en dat hij daarna in de verzen 331 schept door te spreken (mar), te
maken (s) en te scheiden (bdal). Bovendien zorgt God er in deze verzen
voor dat de gemaakte fenomenen op hun beurt de scheiding in stand hou-
den (de hemellichamen scheiden dag en nacht op aarde) of zich in geschei-
den soorten voortplanten (planten, dieren).
Dat heb ik dus correct weergegeven. Ook dit punt doet er trouwens niet zoveel
toe, want mijn kritiek op Van Wolde gaat hier evenmin over.

(d) Ten vierde beweer ik niet dat God de bestaande chaos scheidde, maar wel
dat hij in het water een scheiding aanbracht, zodat in de ontstane ruimte
de hemel en aarde gemaakt kunnen worden.
Dit valt onder punt (b), want het betreft eigenlijk Van Woldes opvatting over
wat tohu wavohu is. Ook op punt (d) had mijn kritiek overigens geen betrekking.

3
(e) Ten vijfde, ik heb alleen mijn studie van br als nieuw gepresenteerd, niet
dat van de andere onderdelen (). Dan telkens bij deze andere onderdelen
vermelden dat ze niet nieuw zijn, komt dan ook flauw over.
Daar ben ik het niet mee eens. In haar oratie presenteert Van Wolde wel degelijk
dingen als nieuw die al eerder bekend waren. Zo schrijft ze (VW, 6):
In alle [sic] bijbelvertalingen, commentaren en studies van Genesis 1 gaat
men er van uit dat het woord br scheppen betekent, waarbij scheppen
gedefinieerd wordt als iets maken dat voorheen niet bestond, of iets tot
leven of tot bestaan brengen. () In combinatie met die openingswoorden
in het begin, concludeerde en concludeert men dan ook dat God de hemel
en de aarde uit niets maakt: creatio ex nihilo is hiervoor al eeuwenlang de
vaste benaming.
Daarna vervolgt Van Wolde (VW, 7):
Toch zijn er wat vragen te stellen bij deze vanzelfsprekende aanname.
Hier suggereert Van Wolde tegenover deze door iedereen vanzelfsprekend aan-
genomen interpretatie van het scheppingsverhaal als creatio ex nihilo iets an-
ders te willen stellen. Ik heb daarom puntsgewijs laten zien welke aspecten bij
de interpretatie van het scheppingsverhaal niet nieuw zijn (mijn 2.12.4). Ge-
zien Van Woldes beweringen is dat niet flauw, maar heel cruciaal. Het is voor de
discussie van groot belang exact vast te stellen welke aspecten van deze hypo-
these nieuw zijn en welke niet, omdat Van Wolde zelf dat niet zorgvuldig doet.
Ik gaf aan dat alleen Van Woldes voorstel voor de interpretatie en vertaling van
het begrip br nieuw is (mijn 3). Uit punt (e) blijkt nu dat wij het daarover
eens zijn.(4)

Overigens blijken zowel Van Wolde als ikzelf er naast te zitten op dit punt. Zoals
blijkt uit het hierboven gegeven citaat van Paas, is het voorstel om br als
scheiden te vertalen niet nieuw.(5) Al eerder hebben onderzoekers gesteld dat
de oorspronkelijke betekenis van dit werkwoord scheiden zou zijn, en op basis
daarvan gesuggereerd dat die betekenis ook in Genesis 1-2 aan de orde zou kun-
nen zijn. Terecht echter wordt door Paas onderscheid gemaakt tussen een ver-
onderstelde originele betekenis van een woord en een actuele betekenis in de
context waarin een woord gebruikt wordt.(6) Bij nader inzien is het voorstel om
br als scheiden te vertalen dus niet nieuw. Het is al eerder voorgesteld en

4. De hier geciteerde uitspraak neemt Van Wolde in haar reactie op mijn kritiek terug;
zie ook hieronder, p. 6.
5. Paas (Creation and Judgement, 74) wijst erop dat al in 1961 de betekenis scheiden is
voorgesteld door . Dantinne, Cration et sparation, Le Muson 74 (1961) 441451. Ook
C. Westermann, Genesis: Kapitel 111 (Neukirchen-Vluyn 1983) 48 bespreekt deze kwestie.

4
afgewezen. De vraag is dus of Van Wolde wl een stevige onderbouwing voor dit
voorstel kan leveren (daarover hieronder meer). Van Wolde vervolgt haar evalu-
atie van mijn kritiek: 6
Kortom, bijna elke zin in deze weergave van mijn oratie is onjuist. Op
grond hiervan mij vervolgens bekritiseren ervaar ik als misleidend. Het
kan de lezer slechts op het verkeerde spoor zetten.
Ook daarmee ben ik het niet eens. We zagen net dat de punten in mijn samen-
vatting van Van Woldes hypothese waarover zij niet tevreden is, geen van alle de
kern van mijn kritiek betreffen. Ik heb Van Wolde dan ook niet bekritiseerd op
grond van deze korte samenvatting, zoals zij schrijft, maar op grond van haar
eigen oratietekst. In de rest van mijn artikel ben ik punt voor punt ingegaan op
haar argumenten, waarbij ik Van Wolde steeds citeer. Dat is niet misleidend.

2.2 Is er nieuws onder de zon?


In haar oratie verwees Van Wolde naar een recent artikel van Holmstedt, die
volgens haar als eerste een sluitende grammaticale uitleg van vers 1 had gege-
ven (VW, 8). Ik schreef dat dit onjuist is, omdat de grammaticale constructie in
kwestie allang bekend is; een sluitende grammaticale uitleg van vers 1 bestond
al (mijn 2.1). Van Wolde vat Holmstedts artikel samen en vervolgt:
De vertaling die Baasten geeft is die van hemzelf en komt overeen met de
vertaling die hij eerder in het tijdschrift Alef Beet publiceerde. Die is inder-
daad niet nieuw.
Deze formulering lijkt wel aan te tonen dat het eigenlijk Baasten is die met oude
koek aankomt: een vertaling van hemzelf, die bovendien niet nieuw is. Ik had
echter geschreven (mijn 2.1): Maar aan deze vertaling is niets nieuws. Het is al
eeuwenlang bekend dat het begin van het bijbelse scheppingsverhaal op deze
manier vertaald kan worden. Het is natuurlijk geen bezwaar als ik een bekende
vertaling van een bepaalde passage geef. Van Wolde stelt dan:

6. Dit was ook precies de kritiek van Bob Becking en Marjo Korpel in Trouw van 14
oktober 2009 (p. 24): we moeten een onderscheid maken tussen etymologische herleiding
en actuele betekenis. Het is niet onmogelijk dat de etymologie van br iets met splijten,
snijden, nader vormgeven is, zoals de piel-vorm van deze wortel zou kunnen suggereren en
zoals diverse Hebreeuwse woordenboeken al aangeven, maar dat laat onverlet dat we de ac-
tuele betekenis van dit werkwoord alleen kunnen vaststellen op grond van de manier waar-
op het in teksten voorkomt. Eerder heb ik al eens geschreven dat het woord opvoeden zon-
der twijfel is afgeleid van voeden; dat is de etymologie. Maar dit zegt niets over de betekenis:
als een oude heer klaagt dat hij veel beter is opgevoed dan de jeugd van tegenwoordig, be-
doelt hij daarmee niet dat het eten vroeger beter was.

5
Maar deze verschilt aanzienlijk van wat Holmstedt zegt en diens visie is
wel nieuw.
Van Wolde concludeert dat Holmstedts artikel anders dan de vertaling van
Baasten wel degelijk iets nieuws bevat. Dat was vergeefse moeite, want nie-
mand ontkent dit. In mijn noot 3 legde ik uit dat Holmstedt een grammaticaal
detail van die op zich bekende constructie nader verfijnt, en dat is inderdaad
nieuw. Maar mijn kritiek op Van Wolde was dat zij ten onrechte beweert dat
Holmstedt als eerste een sluitende grammaticale uitleg van vers 1 geeft. Wie de
literatuur op dit punt raadpleegt ik citeerde in noot 3 en 4 van mijn kritiek een
aantal artikelen kan dit eenvoudig nagaan. Daarop heeft Van Wolde dus niets
te zeggen.(7)
Vervolgens stelt Van Wolde dat ik in mijn 2.3 niet goed samenvat wat zij onder
tohu wavohu verstaat. Voor mijn commentaar daarop verwijs ik naar punt (b)
in 2.1 hierboven.
In mijn 2.4 had ik kritiek op Van Woldes opmerking dat men in alle bijbelver-
talingen, commentaren en studies van Genesis 1 ervan uitgaat dat het woord
br scheppen betekent.(8) Van Wolde:
Inderdaad, ik had in plaats van het woord alle beter verreweg de meeste
kunnen gebruiken.
Daarmee neemt Van Wolde deze uitspraak feitelijk terug. Hoeveel vertalingen of
commentaren precies verreweg de meeste zijn, en of het inderdaad wel de
meeste zijn, doet er niet toe. De vraag was namelijk of er literatuur bestond
waarin al staat dat het in Genesis 1 niet een creatio ex nihilo betreft. Het ant-
woord is: ja, zulke literatuur bestond al. Dit punt geeft Van Wolde nu toe en dat
maakt een groot verschil: wat zij daarna te berde brengt, is dus niet nieuw.
Echter ik zeg niet dat iedereen zegt dat br scheppen uit het niets bete-
kent. Ten onrechte stelt hij mijn zinsnede iets maken dat voorheen niet
bestond gelijk met scheppen uit het niets.
Zo geformuleerd zou men denken dat ik Van Woldes opvatting ernstig verdraai,
maar dat lijkt me niet het geval. Van Wolde stelt (zie hierboven, punt [e]) dat
iedereen zegt dat br betekent iets maken dat voorheen niet bestond en dat in
combinatie met die openingswoorden in het begin men concludeert dat God de

7. Terzijde: op sommige details ben ik het niet eens met Holmstedts grammaticale ana-
lyse (en dus met Van Woldes samenvatting van zijn artikel, want zij sluit zich bij hem aan),
maar dat is een tamelijk technisch verhaal. Omdat dit bovendien nog steeds niet gaat over
de hoofdzaak van mijn kritiek op Van Wolde, laat ik het verder rusten.
8. Zie voor het volledige citaat mijn commentaar op haar kritiekpunt (e) in 2.1 hier-
boven.

6
hemel en de aarde uit niets maakt: creatio ex nihilo. Het verschil met wat ik
schreef, is dus miniem.

2.3 Betekent br scheiden?


Nu komen we echt ter zake en Van Wolde vindt dat ook (Hier komen we bij de
kern van het betoog). Van Wolde stelt:
Baasten meent dat ik op grond van de Mesopotamische scheppingsverha-
len heb besloten dat het in Genesis 1:1 om de scheiding van hemel en aarde
gaat. Dat is een onjuiste voorstelling van zaken. Zoals boven reeds vermeld
heb ik daartoe besloten op grond van een taalkundige analyse van Genesis
1 zelf.
Helaas is het Van Wolde die hier een onjuiste voorstelling van zaken geeft. Ik
had geschreven dat zij mede op grond van vergelijking met oudoosterse schep-
pingsmythen tot deze conclusie was gekomen (mijn 1) en dat zij wijst op
Mesopotamische scheppingsverhalen (mijn 3.1). Hierboven heb ik al uitgelegd
dat dit ook zo is. Vanzelfsprekend heeft Van Wolde de tekst van Genesis 1 gea-
nalyseerd, maar vervolgens verwijst ze ter ondersteuning van haar voorstel naar
oudoosterse scheppingsverhalen. Dat heb ik dus correct weergegeven. Boven-
dien gaat het nu toch weer over een bijzaak: het is namelijk niet van belang of
Van Wolde haar onderzoek wel of niet bij deze mythen begonnen is. Zolang de
eindconclusies maar goed onderbouwd zijn, mag zij beginnen waar zij wil.
In mijn kritiek op Van Wolde uitte ik bezwaar tegen de manier waarop zij met
die oudoosterse scheppingsverhalen omgaat. Als voorbeeld noemde ik een pas-
sage in het verhaal van Gilgamesh, Enkidu en de onderwereld die Van Wolde
citeert, en ik legde uit wat zij daar volgens mij fout doet (mijn 3.1). Hierover
zegt Van Wolde:
Baastens verwijzing naar het verhaal van Gilgamesh, Enkidu en de onder-
wereld is nogal selectief.
Van Wolde bedoelt dat er behalve deze specifieke tekst nog veel meer teksten
zijn waarin het thema van de scheiding van hemel en aarde voorkomt en dat ik
die nu verzwijg. Haar tegenwerping is vreemd; een voorbeeld is immers altijd
selectief. Veel belangrijker en veelzeggender is dat Van Wolde geheel voor-
bijgaat aan mijn inhoudelijke kritiek op haar gebruik van deze teksten. Ik had
geschreven (mijn 3.1):
Het is waar dat in deze teksten het woord scheiden voorkomt in verband
met de hemel en de aarde. En precies ditzelfde motief kennen we ook uit
Genesis 1:68, waar hemel en aarde worden gescheiden (hivdil) door mid-
del van het firmament (rqia). Maar juist daarom is het nogal willekeurig

7
te oordelen dat dit de lexicale betekenis van br in Genesis 1:1 moet zijn.
Natuurlijk, dit werkwoord houdt iets in als (onder)scheiden, nader vormen,
maar dat wisten we al.
Laat ik dit voor de duidelijkheid nog even toelichten. In Gen. 1:610 is sprake
van een uitspansel, dat een scheiding moet maken tussen wat boven en onder is;
het onderste wordt dan de aarde en de zeen, terwijl de wateren boven hiervan
ruimtelijk apart worden gezet door het uitspansel, dat hemel wordt genoemd.
Dat lijkt me een overtuigende parallel met de passages die Van Wolde aanhaalt.
Het is inderdaad niet precies hetzelfde, maar op dit punt ben ik het eens met
wat Van Wolde zegt ( 1.3):
Het is dus steeds nader te bepalen waarin bijbelse teksten wel of niet op
onderdelen overeenstemmen met oudoosterse opvattingen. Daarin ver-
schillen de bijbelteksten onderling ook van elkaar.
Mijn bezwaar tegen Van Woldes benadering is nu dat zij het motief van het
scheiden specifiek in Gen. 1:1 wil lezen en het werkwoord br wil vertalen als
scheiden, terwijl de parallel toch duidelijker lijkt met Gen. 1:610, waar boven-
dien het woord scheiden (hivdil) al voorkomt. En tegen dit bezwaar heeft Van
Wolde kennelijk niets in te brengen. Dat is veelbetekenend, want we zijn het er-
over eens dat het juist hier de kern van de zaak betreft.
Natuurlijk mag je Mesopotamische of Egyptische scheppingsmythen analyseren
in het licht van de vraag of br misschien scheiden kan betekenen, maar die
teksten zelf kunnen deze vraag nooit bevestigen of ontkennen, hoe talrijk ze ook
zijn. Een antwoord kan uitsluitend voortkomen uit een bestudering van de He-
breeuwse grondtekst. Daar komen we zo op. Van Wolde vervolgt:
Tegen die achtergrond is het nogal vreemd om in Gilgamesh en Enkidu en
de onderwereld het werkwoord br alleen te laten corresponderen met
een werkwoord sur, afpalen.
Dit is een eigenaardige verdraaiing van mijn woorden. En opnieuw gaat Van
Wolde niet in op mijn inhoudelijke kritiek. Ik schreef dat Van Wolde met be-
trekking tot de scheiding tussen hemel en aarde zich volgens mij blind staart op
het werkwoord br in Gen. 1:1. Waarom zeg ik dat? Omdat het in die oudoos-
terse mythen niet uitsluitend gaat om het scheiden van hemel en aarde, maar
ook om afpalen en om andere werkwoorden. Ik vraag me dus af waarom Van
Wolde vindt dat voor het werkwoord br alleen de betekenis scheiden als mo-
gelijke interpretatie in aanmerking komt. Hier geeft Van Wolde helaas weer
geen antwoord op. In plaats daarvan zegt ze het vreemd te vinden dat ik het
werkwoord br alleen met afpalen wil laten corresponderen. Maar dat schreef
ik niet en dus vormt dit ook geen weerlegging van mijn kritiek.

8
In de alinea daarna legt Van Wolde uit dat elk werkwoord als metafoor een be-
paalde handeling binnen een specifiek conceptueel kader plaatst: als je zegt dat
God de schepping bouwt (bn), roep je de context van architectuur op. Zoiets
geldt ook voor de Hebreeuwse werkwoorden ytsar, nt enzovoort:
Al deze woorden behoren tot het semantische veld van scheppen/maken,
alleen zij conceptualiseren het begin op een verschillende manier. Daarom
kun je ze niet gelijk aan elkaar stellen.
Dit ben ik met Van Wolde eens en het komt overeen met wat ik schreef: al deze
woorden behoren tot hetzelfde semantische veld, terwijl ze niet synoniem zijn
(mijn 4 en noot 22). Zo heeft elk woord zijn eigen kleur. Alleen doet dit niets
af aan de hoofdzaak van mijn kritiek: Van Wolde geeft aan dat het werkwoord
br de schepping voorstelt in termen van ruimtelijke scheiding en elders stelt
ze zelfs dat taalkundig onderzoek dit aantoont ( 1.2), maar vooralsnog is dit
een bewering die niet is onderbouwd. De oudoosterse scheppingsmythen bewij-
zen niets over de betekenis van br in de Hebreeuwse Bijbel; zij zouden alleen
als parallel van Gen. 1:1 kunnen worden beschouwd nadat op grond van onder-
zoek van de Bijbeltekst zou zijn vastgesteld dat br scheiden kan betekenen.
Zoals gezegd, over de Hebreeuwse teksten komen we zo te spreken.
Vervolgens gaat het over de uitdrukking de hemel en de aarde in Gen. 1:1, iets
wat ik, onder verwijzing naar literatuur, een merisme noemde (mijn 3.1). Van
Wolde schrijft:
De interpretatie van een woordpaar als merisme hangt af van de context
van een tekst en de duiding ervan. Zo kn het woordpaar de hemel en de
aarde een merisme zijn en kn het dan slaan op het geheel van de kosmos,
maar het kan eveneens een beschrijving zijn van de twee afzonderlijke
delen, de hemel en de aarde zoals in de rest van Genesis 1:12:4a. Het
hangt dus af van de interpretatie van een zinsnede of deze een merisme is
of niet: het is steeds opnieuw vast te stellen en geen vaststaand feit.
Daar ben ik het mee eens: het kan een merisme zijn, maar misschien is het dat
ook niet; het is een kwestie van interpretatie.
Voor de duidelijkheid: hoe kwamen we ook weer op dit punt? Het probleem was
dat in Gen. 1:1 sprake is van het scheppen van hemel en aarde, terwijl in Gen.
1:610 opnieuw lijkt te worden gesproken van het maken van hemel en aarde.
Hoe kan dat? Mijn antwoord was: de uitdrukking de hemel en de aarde in Gen.
1:1 is een merisme. Want ik vermoed dat in Gen. 1:1 niet het proces van de vor-
ming van hemel en aarde wordt beschreven, maar het verhaal als geheel slechts
wordt samengevat, alsof de auteur wil zeggen: dit is het verhaal waarin God het
hele universum (de hemel en de aarde) schept. Daarna wordt beschreven hoe

9
dit proces plaatsvindt. Met deze verklaring wordt duidelijk dat er bij nader in-
zien geen sprake is van een inhoudelijke herhaling.
Het staat Van Wolde vanzelfsprekend vrij om aan te nemen dat het in Gen. 1:1
geen merisme betreft. Haar verklaring voor de herhaling is gelegen in het veron-
derstelde betekenisverschil tussen br scheiden in Gen. 1:1 en hivdil schei-
den in Gen. 1:67. Volgens Van Wolde ( 1.2) is het verschil dat er bij hivdil in
de beginsituatie twee (of meer) onderscheiden objecten aanwezig zijn die op
ruimtelijke afstand van elkaar worden geplaatst, terwijl bij br er sprake zou
zijn van n object, dat in de beginsituatie als eenheid wordt gedacht, waarbij
dan twee (of meer) objecten ruimtelijk van elkaar worden gescheiden.(9) Zij be-
weert dus dat hemel en aarde in Gen. 1:1 in de beginsituatie, dus voorafgaand
aan het scheiden (br), worden gedacht als eenheid, terwijl bijvoorbeeld het
water in Gen. 1:6, voorafgaand aan het scheiden (hivdil), werd gedacht als twee
reeds bestaande objecten. Ook zouden volgens deze theorie de dag en de nacht
in Gen. 1:14 voorafgaand aan het scheiden (hivdil) reeds als twee onderscheiden
dingen zijn gedacht, zoals ook het licht en de duisternis in Gen. 1:18 al vr de
scheiding twee afzonderlijke dingen zouden zijn. Dat is niet erg aannemelijk;
zon kunstmatig onderscheid lijkt meer het gevolg van de noodzakelijke poging
een verschil te ontdekken tussen de beide werkwoorden, die volgens Van Wolde
allebei iets als scheiden moeten inhouden, dan dat het voortvloeit uit een goed
begrip van de tekst zelf.

3.2 Bijbelse teksten


Tenslotte komen we bij de echte kern van de zaak: de betekenis van het woord
br in het Bijbelse scheppingsverhaal en in de rest van de Hebreeuwse Bijbel.
Hier moet dus duidelijk worden op welke gronden Van Wolde concludeert dat
br scheppen betekent, want dat is wat taalkundige en tekstuele gegevens
volgens haar suggereren ( 1.2). We zullen de Bijbelverzen n voor n nalopen
en bezien wat Van Wolde ermee doet.

Genesis 1:21
Met betrekking tot het vers Gen. 1:21 stelt Van Wolde in haar repliek:
In de uitleg van Genesis 1:21 lijkt de uitleg van br als scheiden goed te
passen, zegt Baasten. Maar, zo voegt hij toe, ...
Zoals Van Wolde het hier formuleert, is het net of ik iets niet wil accepteren wat
ik toch eigenlijk zojuist zelf heb toegegeven. Maar opnieuw moet ik Van Wolde

9. Het enige andere verschil dat Van Wolde aanbrengt nl. dat bij br God het subject
is speelt geen rol, want dat is hier ook bij hivdil het geval.

10
corrigeren: dat schreef ik niet. Ik schreef: In Genesis 1:21 lijkt de betekenis
scheiden op het eerste gezicht aardig te passen (mijn 3.2.1). Dus niet goed te
passen, maar aardig, en dan alleen nog op het eerste gezicht, als je niet goed
naar de tekst kijkt.
Maar ter zake: Van Wolde vat Gen. 1:21 zo op, dat God de zeemonsters en de an-
dere dieren niet schiep, maar ze van elkaar scheidde. En ik schreef dat dit onlo-
gisch was omdat die andere dieren nog niet bestonden, want in v. 20 spreekt
God alleen nog maar de intentie uit dat deze dieren er moeten komen.(10) Met
een verwijzing naar de discussie over Tatbericht en Wortbericht stelt Van Wol-
de dat het ontstaan der dingen op verschillende manieren wordt beschreven:
soms staat er dat God de dingen maakte, soms dat Hij ze schiep (of volgens Van
Wolde: scheidde), en soms staat er alleen dat God iets zegt. Over mijn behande-
ling van Gen. 1:20 schrijft Van Wolde:
Hier schept God de vissen en de vogels door te spreken. Om op grond van
dit vers te concluderen God hier alleen een intentie tot scheppen uitdrukt
en dat er geen sprake is van een feitelijke uitvoering van die handeling, is
een keuze van Baasten die in tegenspraak is met de verzen 3, 9 en 11, waar-
in God eveneens alleen sprekend schept.
Dat lijkt me geen juiste weergave van de structuur van het scheppingsverhaal.
Laten we zelf eens naar de tekst kijken:

GODS UITGESPROKEN INTENTIE DAADWERKELIJK ONTSTAAN

3. Er zij licht 3. En er was (d.w.z.: ontstond) licht


6. Er zij een uitspansel 7. En God maakte het uitspansel
9. Het water vloeie samen 9. En zo geschiedde het
11. De aarde brenge groen voort 11. En zo geschiedde het
12. En de aarde bracht voort ()
14. Dat er lichten zijn 16. En God maakte de lichten
20. Het water wemele 21. En God schiep ()
24. De aarde brenge voort 25. En God maakte ()
26. Laat ons een mens maken 27. En God schiep de mens

We zien dat alle scheppingshandelingen in twee fasen worden beschreven. Eerst


spreekt God de intentie uit dat er iets moet zijn of gebeuren (steeds met een jus-
sieve werkwoordsvorm en in v. 26 met een cohortativus) en vervolgens wordt

10. De vraag of die zeemonsters inderdaad reeds bestonden, zoals Van Wolde in haar
oratie schrijft (VW, 1011), laten we hier rusten.

11
beschreven dat dit daadwerkelijk ontstaat of gebeurt (steeds met een narrativus
als werkwoordsvorm).(11) Dit laatste gaat op drie verschillende manieren, met de
werkwoorden hy zijn; geschieden; worden, maken en br scheppen.
Van Woldes interpretatie van v. 3 En er was licht in de zin van onmiddellijk
daarop blijkt dit reeds gebeurd te zijn ( 3.2) is onjuist; met de woorden wa-
yhi or En er was licht wordt het ontstaan van het licht beschreven. In gram-
maticale termen gaat het om het ingressief of inchoatief gebruik van het werk-
woord hy.(12) Hetzelfde geldt voor de vv. 9 en 11. Mijn behandeling van v. 21 is
aldus niet in tegenspraak met andere verzen in het scheppingsverhaal en mijn
kritiek op Van Woldes interpretatie van dit vers blijft staan.

Gen. 1:27
In mijn 3.2.2 had ik uitgelegd dat Van Wolde dit vers op verschillende punten
verdraait; zij vertaalt iets wat er in het Hebreeuws niet staat en wat er gramma-
ticaal zelfs niet kan staan. Anders geformuleerd: zij legt iets in de betekenis van
dit vers wat er niet in kan zitten.
Van Wolde stoort zich eraan dat ik haar verklaring van dit vers alleen aan de
hand van de door haar voorgestelde vertaling bespreek. Daar kan ik echter niets
aan veranderen; het probleem is namelijk dat mijn kritiek juist Van Woldes on-
mogelijke vertaling betreft, die van een even onmogelijke inhoudelijke interpre-
tatie getuigt. Als antwoord op mijn kritiek zegt Van Wolde:
Het probleem van vertalen is echter dat woorden in de ene taal niet precies
samenvallen met die in een andere taal. () Daarom dient men eerst de
conceptuele inhoud te bestuderen van wat men in de ene taal probeert uit
te drukken, en wat die andere taal probeert uit te drukkken om de begrip-
pen pas daarna adequaat te kunnen vertalen.
Hier gaat Van Wolde voorbij aan de kern van het probleem. Natuurlijk zijn talen
niet n-op-n, maar dat vormt geen vrijbrief om willekeurige of foutieve ver-
talingen voor te stellen. Van Wolde zou hierop kunnen antwoorden dat haar ver-
taling niet willekeurig of foutief is, want zij heeft de conceptuele inhoud van de
Hebreeuwse tekst bestudeerd. Maar mijn kritiek is nu juist dat zij daarbij ernsti-
ge fouten maakt en dingen in de tekst legt die er niet in kunnen zitten. Laten wij
haar redenering volgen:

11. In vv. 1112 zien we zelfs een dubbele beschrijving van de scheppingshandeling.
12. Vgl. J.P. Lettinga, Grammatica van het Bijbels Hebreeuws (11e ed. door T. Muraoka
m.m.v. W.Th. van Peursen; Leiden 2000) 77d 1; Brown-Driver-Briggs, Hebrew & English
Lexicon of the Old Testament (Oxford 1906) s.v. , II, pp. 225b226b.

12
Deze mens wordt [in v. 26] gemaakt naar het beeld van God () en op God
() gelijkend.
Van Wolde bedoelt dat de mens in v. 26 reeds gemaakt wordt op het moment
dat God dit zegt (een Wortbericht). Zoals hierboven uitgelegd, ligt het meer voor
de hand aan te nemen dat v. 26 Gods intentie beschrijft om de mens te maken,
en wel naar Zijn evenbeeld, waarna die mens in v. 27 dan daadwerkelijk wordt
geschapen. Van Wolde vervolgt:
In vers 27a wordt deze mens, die dus wordt gedacht als deelhebbend aan
het beeld van God, ruimtelijk gescheiden van God: God zet deze mens die
zijn beeld is, op afstand.
Hoezo? Deze interpretatie is geenszins dwingend, zelfs foutief. Ten eerste im-
pliceert de uitdrukking naar het beeld van God bepaald niet dat de mens bij
God is of ruimtelijk met Hem identiek zou zijn.(13) Ten tweede berust deze dui-
ding op Van Woldes onmogelijke vertaling van dit vers: God scheidde de mens,
die (in) zijn beeld is, van zichzelf; die (in) het beeld van God is, scheidde hij van
zichzelf. Dit vers kan alleen vertaald worden als God schiep de mens naar Zijn
evenbeeld; naar het evenbeeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwe-
lijk schiep Hij hen. Het beschrijft de concrete uitvoering van Gods intentie uit
het vorige vers, net als bij alle andere scheppingshandelingen. En daarmee staat
Van Woldes interpretatie op losse schroeven. Van Wolde:
Uit het volgende vers (vers 28) blijkt dat de mens op aarde wordt geplaatst.
God scheidt dus wat plaats betreft de mens van zichzelf.
Ook deze redenering is geenszins dwingend. We zagen al dat we er niet vanuit
kunnen gaan dat de mens eerst bij God was, en het feit dat de mens nu op
aarde wordt gezet, suggereert dat evenmin. Alles wat geschapen wordt, plaatst
God op de aarde en aan het omringende hemelgewelf en dit betekent niet dat
alle dingen daarvr ruimtelijk met Hem identiek waren. Er is dus niets wat er-
op wijst dat specifiek de mens hier op afstand geplaatst wordt. Van Wolde heeft
daarom geen goede grond om te stellen:
Dit op afstand plaatsen wordt uitgedrukt door het woord br.
Deze opmerking behelst veeleer een herhaling van haar bewering over de bete-
kenis van br dan dat het er een onderbouwing van is. Maar Van Wolde meent
te hebben vastgesteld dat br scheiden betekent en legt uit dat dit woord in
het Nederlands nu eenmaal een indirect object vereist. Zij vervolgt:
In het Hebreeuws is dat niet het geval en moet je in de vertaling iets als
van zichzelf toevoegen.

13. Ik weet niet wat Van Wolde bedoelt met deelhebbend aan het beeld van God.

13
Het moge duidelijk zijn dat dit alles pas geldig zou zijn nadat is komen vast te
staan dat br daadwerkelijk scheiden betekent. Aangezien Van Wolde dat niet
heeft aangetoond, komt het erop neer dat zij de vertaling naar eigen inzicht
aanpast. In werkelijkheid had zij natuurlijk precies andersom moeten redeneren:
wanneer we, uitgaande van de veronderstelling dat br scheiden betekent,
alleen tot een zinvolle vertaling kunnen komen door te tekst te manipuleren, ligt
de conclusie voor de hand dat er iets mis is met die veronderstelling. Dat is wat
een toetsing van de hypothese moet inhouden.
Overigens is in het Hebreeuws, in tegenstelling tot wat Van Wolde schrijft, even-
als in het Nederlands bij het woord scheiden (hivdil) gewoon sprake van twee
dingen; in het scheppingsverhaal zien we dit duidelijk:
Gen. 1:6 En God sprak: Er zij een firmament midden in het water, om
het ene water te scheiden (hivdil) van het andere;
Gen. 1:14 om de dag te scheiden (hivdil) van de nacht;
Gen. 1:18 en om het licht te scheiden (hivdil) van de duisternis.

Bij het Hebreeuwse woord hivdil, dat wl echt scheiden betekent, hoeft dan ook
in de Nederlandse vertaling helemaal niets te worden toegevoegd; het staat er in
de grondtekst al.

Gen. 2:4
Over Van Woldes behandeling van Gen. 2:4 schreef ik dat zij ten onrechte alleen
het eerste deel van het vers vertaalde en niet het gehele vers, omdat dan een chi-
astische, parallelle structuur blijkt: van hemel en aarde wordt zowel gezegd dat
zij geschapen zijn (br) alsook dat zij gemaakt zijn ().
Van Wolde brengt hiertegen in dat ik in tegenstelling tot de meeste exegeten de
cesuur niet leg bij v. 4a en dat zij op dat punt een duidelijker motivering had
verwacht. Maar ik heb geen uitspraak gedaan over de cesuur en hoef die dus ook
niet te motiveren. Ik schreef alleen dat er tussen 4a en 4b een parallelle chiasti-
sche structuur bestaat.(14)
Geheel los van deze kwestie heeft Van Wolde met haar vertaling van v. 4a Dit
zijn de verwekkingen van de hemel en de aarde in hun gescheiden worden de
veronderstelling dat br scheiden betekent, opnieuw niet onderbouwd, maar
slechts herhaald.

14. Voor deze stijlfiguur, alsmede de cesuur tussen vv. 4a en 4b, zie Jan P. Fokkelman,
De sectie Genesis 111: contouren en contrasten in: C. Verdegaal en W. Weren (red.), Stro-
men uit Eden. Genesis 111 in Bijbel, joodse exegese en moderne literatuur (Boxtel/Brugge
1992) 1328, aldaar 1522 (in het bijzonder 18).

14
Ostracon
Van Wolde verwees in haar oratie naar een ostracon waarop het woord qn
wordt gebruikt als scheppen en leidde daaruit af dat br scheiden moet bete-
kenen. Ik schreef dat ik die redenering niet kon volgen. Van Wolde stelt nu:
Vanuit de semantiek valt er meer te zeggen over de tekst van het ostracon
en de woorden qn en br dan Baasten doet.
Vervolgens legt ze uit dat elk woord nu eenmaal zijn eigen context en connotatie
heeft (zie ook hierboven, p. 8):
Het woord qn (letterlijk: verwerven) functioneert metaforisch in het
raamwerk van hirarchische eigendomsverhoudingen (). Dit wijst op een
andere conceptualisering, een andere beeldvorming van God in relatie tot
de hemel en de aarde dan het woord br. Immers, het woord br functio-
neert niet in het kader van eigendomsverhoudingen, maar in die van
ruimtelijk onderscheid.
De inhoud van het eerste gedeelte van dit citaat hadden we al gezien; dat alle
woorden een eigen connotatie hebben, lijdt geen twijfel. Maar dit is geen ant-
woord op mijn vraag waarom het voorkomen van het woord qn op een ostra-
con zou impliceren dat br scheiden moet betekenen. De laatste zin van dit
citaat is bovendien veelzeggend; alweer behelst deze slechts een herhaling van
Van Woldes bewering over de betekenis van het werkwoord br, maar geen
onderbouwing ervan.

Tot slot
In haar slotwoord noemt Van Wolde twee punten: (a) het zou goed zijn als
iemand alle Bijbelteksten waarin het woord br voorkomt, aan een nieuw on-
derzoek onderwerpt om de door haar opgestelde hypothese te toetsen; en (b) zij
hoopt dat het verkeerde beeld dat ik van haar visie heb gegeven, nu is rechtgezet
en dat haar repliek bijdraagt tot meer begrip van wat zij bedoelt.
Mijn antwoord op punt (a) staat hierboven, op pp. 12. Van Wolde had dit on-
derzoek gemakkelijk zelf kunnen doen en dan had ze kunnen constateren dat
haar hypothese niet klopt.
Wat (b) betreft blijkt uit het voorgaande dat ik Van Woldes benadering op alle
punten van mijn kritiek wel degelijk correct heb weergegeven. Zij kan dus niet
volstaan met de bedoeling het verkeerde beeld van haar opvattingen te corrige-
ren; daarmee is mijn kritiek geenszins weerlegd.

15
Al met al blijkt Van Woldes taalkundige en textuele onderzoek te bestaan uit het
nalopen van enkele teksten. Telkens wanneer het werkwoord br voorkomt,
stelt ze dat het daar een handeling betreft waarbij dingen op ruimtelijke afstand
van elkaar worden geplaatst, die dus met scheiden moet worden vertaald. Be-
zwaren daartegen op grammaticale of contextuele gronden tracht Van Wolde als
volgt te weerleggen:
(a) Wanneer iemand beweert dat Van Woldes interpretatie grammaticaal niet
klopt, heeft zij als vertaler het recht om iets toe te voegen, met als argument dat
talen nu eenmaal niet n-op-n zijn. Maar hoe weet deze vertaler dat zij zo-
iets mag toevoegen? Welnu, br betekent immers scheiden en dus moet je dat
ook zo vertalen.
(b) Wanneer iemand beweert dat Van Woldes interpretatie contextueel niet
klopt, luidt het antwoord dat de tekst in kwestie toch echt in de zin van schei-
den moet worden genterpreteerd. Hoe weet zij dat? Welnu, br betekent
immers scheiden en dus moet je dat ook zo opvatten.

Martin F.J. Baasten, juni 2010

16

You might also like