Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 10

LA7 Onderwijsproces

Maurice Mans
Fontys Hogeschool Kind en Educatie
14-12-2016

Onderzoek Hun, hen of zij Maurice Mans, student hoofdfase FHKE, klas H2Eh16DA

Inhoudsopgave
1

Probleemanalyse

6.1 Conclusie
6.2 Discussie
6.3 Aanbevelingen voor team bovenbouw en directeur basisschool F.

2
2
2
2
2
2
2
3
3
3
3
3
3
3
4
4
4
7
7
7
8
8

Bibliografie

1.1 Aanleiding en context


1.2 Probleemstelling

Theoretisch kader
2.1 Meervoudige intelligentie
2.2 De relatie tussen taal en muziek
2.3 De problemen bij werkwoordspelling

Onderzoeksvragen
3.1 Hoofdvraag
3.2 Deelvragen

Opzet van het onderzoek


4.1
4.2
4.3
4.4

Procedure
Respondenten
Instrumenten
Voorbereiding op de data-analyse

Resultaten
5.1 Bevindingen met betrekking tot de werkbladen, instrument A.1
5.2 Veel voorkomende fouten

Conclusie, discussie en aanbevelingen

Onderzoek Hun, hen of zij Maurice Mans, student hoofdfase FHKE, klas H2Eh16DA

1.Probleemanalyse
1.1 Aanleiding en context
In de groepen 8 die bij dit onderzoek betrokken zijn, wordt veel aandacht aan taal en grammatica besteed. Uit
een vooronderzoek met betrekking tot het gebruik van hun, hen of zij is gebleken dat de leerlingen nog niet alle
regels omtrent dit onderwerp beheersen. Deze toetsing voldoet overigens aan de drie basiseisen (Paus e.a.,
2014): objectiviteit, betrouwbaarheid en validiteit. Bij de drie basisscholen, waar het onderzoek heeft
plaatsgevonden, wordt gebruikt gemaakt van verschillende methodes, namelijk Taal actief, Taal verhaal en Taal
op maat. Op dit moment lukt het nog onvoldoende om op basis van het aanbieden van de traditionele lesstof
volgens de methodes het onjuist gebruik van hun, hen of zij te verminderen. Overigens komt bij de methode
Taal actief het onderscheid tussen hun en hen pas in de tweede helft van het schooljaar van groep 8 aan bod.
Wellicht zou meer rekening kunnen worden gehouden met verschillende vormen van intelligentie zoals de
Amerikaanse psycholoog Howard Gardner bepleit. Wanneer onderwijsvormen rekening houden met
verschillende soorten intelligentie, ontstaan in onderwijsprogrammas aanzienlijk meer perspectieven dan nu
het geval is (Coppoolse, 2010). Daarbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld het inzetten van
muziekprogrammas.
1.2 Probleemstelling
Dit onderzoek is erop gericht om inzicht te krijgen hoe muziek ingezet kan worden om de regels met betrekking
tot het juist gebruik van hun, hen of zij aan te leren.

2. Theoretisch kader
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de meervoudige intelligentietheorie, de relatie tussen taal en muziek en de
problemen bij werkwoordspelling.
2.1 Meervoudige intelligentie
Zoals beschreven door Howard Gardner (1943) in 'Frames of mind: the theory of multiple
intelligences' bestaan naast de verbaal-lingustische (taalkundige) en mathematisch-logische (rekenkundige)
intelligentie ook nog andere intelligentiegebieden: visueel-ruimtelijk, lichamelijk-kinesthetisch, muzikaalritmisch, interpersoonlijk, intrapersoonlijk en naturalistisch (Hendriksen, 2011). Ondanks dat het model van
Gardner niet vaak daadwerkelijk gebruik wordt gebruikt als uitgangspunt voor een onderwijsprogramma,
komt in onderwijsprogramma's steeds meer aandacht voor de verschillende soorten intelligentie die door
Gardner worden beschreven (Coppoolse, 2010). De leerkracht kan een rijke leeromgeving inrichten, waarin de
ontwikkeling van de verschillende intelligenties gestimuleerd wordt. Vervolgens maakt de leerkracht een
intelligentieprofiel van de leerlingen. De sterke en zwakke intelligenties van elk kind worden zo goed mogelijk
in beeld gebracht. Dat levert nieuwe inzichten op over de kinderen (Vrolijk, 2013).
2.2 De relatie tussen taal en muziek
Uit onderzoek van Scherder en Swaab (2011) blijkt dat verschillende hersendelen actief zijn als naar muziek
wordt geluisterd en nog meer hersendelen als muziek wordt gemaakt. Ook volgens een onderzoek van fysicus
Mark Mieras in 2011 zijn zingen en muziek maken belangrijk voor de jonge hersenen bij kinderen. Ren
Diekstra geeft in zijn boek 'Harmonie in gedrag' schematisch mogelijke relaties tussen de taalontwikkeling en
de muzikale ontwikkeling weer. Veel mensen zullen ook intutief aanvoelen dat veel overeenkomsten tussen
taal en muziek zijn. Edwin Gordon, een toonaangevend Amerikaans onderzoeker en muziekpedagoog beschrijft
ook in zijn Music Learning theorie de parallellen tussen taal en muziek.
De kleinste zelfstandige betekenisvolle eenheid in de taal is het woord, in muziek herken je een melodie of
patroon. Woorden zijn vervolgens weer opgebouwd uit klanken, melodien uit tonen. Aan losse klanken of
tonen kan geen betekenis verleend worden, aan woorden of melodien wel. Ook de ontwikkeling van taal en
muziek vertonen overeenkomsten. Reinhard Reed Findenegg (2006) beschrijft hoe taal en muziek beiden eerst
geabsorbeerd worden, vervolgens woorden of melodien gemiteerd worden en tenslotte betekenis hieraan
wordt verleend.
2.3 De problemen bij hun, hen of zij
Mondelinge taalontwikkeling voltrekt zich voor een belangrijk deel buiten het onderwijs om, namelijk door
interactie met de ouders en de omgeving. Dat neemt niet weg dat ook de school een belangrijke bijdrage levert

Onderzoek Hun, hen of zij Maurice Mans, student hoofdfase FHKE, klas H2Eh16DA
aan de ontwikkeling van de spreekvaardigheid van kinderen. Onderwijs in mondelinge taalvaardigheid is
immers ook gericht op het verbeteren van de dagelijkse taalvaardigheid (Paus, 2014).
Wellicht dat muziek ingezet kan worden om deze dagelijkse taalvaardigheid te verbeteren. Muziek past prima
in het interactieve taalonderwijs dat door het Expertisecentrum Nederlands wordt bepleit. In casu is sprake van
sociaal leren, betekenisvol leren en strategisch leren (Huizenga en Robbe, 2015).

3. Onderzoeksvragen
3.1 Hoofdvraag
Verbeteren muzikale interventies of handelingen de dagelijkse taalvaardigheden zoals het juist gebruik van
hun, hen of zij?
3.2 Deelvragen
Welke muzikale interventies/handelingen worden tot nu toe gebruikt om de dagelijkse taalvaardigheden zoals
het juist gebruik van hun, hen of zij?

4. Opzet van het onderzoek


4.1 Procedure
Naar aanleiding van de in het theoretisch kader beschreven achtergronden, zullen in dit onderzoek n of
meerdere muzikale interventies toegepast worden om de taalregels met betrekking tot het juist gebruik van
hun, hen of zij aan te leren. Tijdens de lessen taal zullen de leerlingen enkele weken deze taalregels op basis
van het lied 'Is het nou hun, hen of zij' (Meester Mo's Maffe Muziekmateriaal) oefenen. Dit nummer bevat een
schematische weergave van de taalregels over het gebruik van hun, hen of zij en is vooral gericht op het
voorkomen van fouten met betrekking hun, hen of zij. In week n maken de leerlingen voor het eerst een
werkblad, de zogenaamde '0-meting'. Na deze meting krijgen de leerlingen de tekst van het nummer 'Hun, hen
of zij' uitgereikt. Deze tekst wordt klassikaal doorgenomen. Vervolgens gaan de leerlingen in week twee
daadwerkelijk het liedje zingen. De kinderen gaan nu het nummer met de tekst een aantal keren oefenen en
maken daarna opnieuw een werkblad. In week drie wordt deze modus operandi herhaald. Tijdens de evaluaties
van de lessen zal met de leerlingen gevalueerd worden op het product en het proces. De werkbladen die
de leerlingen in de betreffende lessen maken, zullen verzameld, vergeleken en geanalyseerd door de leerkracht
worden. Deze resultaten worden vervolgens met de groepsleerkrachten van de betreffende basisscholen
besproken. Naast het inzetten van een muzikale interventie worden tevens de ouders betrokken bij het
leerproces van de leerlingen. Hoe kan het dat zoveel leerlingen hun/hen/zij fout gebruiken? Het is allereerst
belangrijk dat een bewustzijn groeit dat hun zeggen echt fout is. Maar de leerlingen horen dagelijks zo vaak
hun als onderwerp in een zin, dat ze dit automatisch overnemen. Nieuwe media veranderen onze taal: de Tv,
het internet en allerlei vormen van social media blijken een grote invloed op de taalontwikkeling van kinderen
te hebben. Hier ligt dus een taak voor leerkrachten en ouders om het goede voorbeeld te geven en om tevens
de kinderen te corrigeren bij onjuist gebruik. Om het bewustzijn zowel bij de leerlingen als bij de ouders en
leerkrachten te laten groeien zijn posters en flyers ontworpen. Zo is in het verleden ook de tafeltjes-wc-poster
ontworpen, dit bleek een succes. Uit onderzoek blijkt dat leerlingen eenmaal beter presteren indien ook de
ouders bij hun leerproces betrokken worden.
4.2 Respondenten
In dit onderzoek zijn de leerlingen van een basisschool in Limburg en een basisschool in Noord-Brabant de
respondenten. De twee groepen 8 hebben respectievelijk 27 en 23 leerlingen. (N1=27, N2=23). De Limburgse
groep 8 bestaat uit 11 jongens en 16 meisjes, de Brabantse groep 8 bestaat uit 14 jongens en 9 meisjes.
4.3 Instrumenten
Tijdens het onderzoek wordt allereerst gebruik gemaakt van instrument A.1: Dit zijn werkbladen waarbij de
leerlingen bij een aantal zinnen de taalregels met betrekking tot hun, hen of zij dienen toe te passen.
Bij het gebruiken van het instrument dient op een aantal zaken gelet te worden. Zo is het belangrijk dat
het onderzoek voldoende valide is. Validiteit wil zeggen dat de gegevens die verzameld worden
ook daadwerkelijk betrekking dienen te hebben op hetgeen onderzocht wordt (Kallenberg, 2011).

Onderzoek Hun, hen of zij Maurice Mans, student hoofdfase FHKE, klas H2Eh16DA
De werkbladen dienen dus te meten of de leerlingen op basis van het lied 'Is het nou hun, hen of zij' minder
fouten gaan maken met betrekking tot het gebruik van hun, hen of zij.
Ook is het van belang dat het onderzoek voldoende betrouwbaar is. Betrouwbaarheid wil zeggen dat een goed
beeld geschetst wordt van de onderzochte situatie of de stand van zaken (Kallenberg, 2011). De gegevens
zullen een aantal weken achter elkaar verzameld worden. Tenslotte is het essentieel dat de leerlingen
voldoende geconcentreerd zijn.
4.4 Voorbereiding op de data-analyse
Gedurende een aantal weken worden data verzameld en geanalyseerd op basis van verschillende categorien
en strategien. Deze data worden per leerling in een Excel-document geregistreerd. De werkbladen op basis
waarvan de data verzameld worden (instrument A.1), zijn vergelijkbaar qua moeilijkheidsgraad en hebben
steeds betrekking op dezelfde categorien en strategien. De werkbladen bevatten steeds hetzelfde aantal in
te vullen items, de leerlingen krijgen steeds dezelfde tijd om de werkbladen te maken en de werkbladen
worden ook steeds op hetzelfde moment van de dag ingevuld. Het is immers van belang dat de data
betrouwbaar zijn. De uiteindelijke analyse wordt met de groepsleerkrachten M. en T. van beide basisscholen
besproken.

5. Resultaten
In dit hoofdstuk worden de data geanalyseerd.
5.1 Bevindingen met betrekking tot de werkbladen, instrument A.1
5.1.1 Bevindingen werkblad I, afname maandag 28 november Bs. De S. te B. (Noord - Brabant).
Deze afname is de zogenaamde nulmeting. Vr dit afnamemoment heeft nog geen muzikale interventie
plaatsgevonden. Het totaal aantal respondenten was 23 bij de afname.
Geen enkele respondent behaalde gelijk een 10. Veertien respondenten scoorden een goed (8 of 9), zeven
respondenten een voldoende (6 of 7) en twee respondenten een onvoldoende (5 of minder). Respondent 21
haalde de laagste score, nl. een 4.
Het gemiddeld aantal fouten was 2,48 bij de totale groep. Bij de jongens bedroeg het gemiddeld aantal fouten
2,5, bij de meisjes bedroeg dit 2,44.
5.1.2 Bevindingen werkblad I, afname woensdag 30 november Bs. S te B. (Limburg).
Deze afname is ook hier de nulmeting. Vr dit afnamemoment heeft nog geen muzikale interventie
plaatsgevonden. Het totaal aantal respondenten was 25 bij deze afname.
Geen enkele respondent behaalde gelijk een 10. Drie respondenten scoorden een goed (8 of 9), twaalf
respondenten een voldoende (6 of 7) en tien respondenten een onvoldoende (5 of minder). De respondenten
19, 21 en 26 haalden de laagste score, nl. een 4.
Het gemiddeld aantal fouten was 3,96 bij de totale groep. Bij de jongens bedroeg het gemiddeld aantal fouten
3,36, bij de meisjes bedroeg dit 4,43.
5.1.3 Bevindingen werkblad II, afname donderdag 1 december Bs. De S. te B. (Noord - Brabant).
Deze tweede afname heeft plaats gevonden na het introduceren van de muzikale interventie. De tekst van het
liedje is gezamenlijk bestudeerd.
Het totaal aantal respondenten was 23 bij de afname op donderdag 1 december.
Drie respondenten behaalden bij deze afname een 10. Vijftien respondenten scoorden een goed (8 of 9), vijf
respondenten een voldoende (6 of 7) en geen nkele respondent scoorde een onvoldoende. De respondenten
6 en 12 haalden de laagste score, nl. een 6.
Het gemiddeld aantal fouten was 1,74 bij de totale groep. Bij de jongens bedroeg het gemiddeld aantal fouten
1,93, bij de meisjes bedroeg dit 1,44.
5.1.4 Bevindingen werkblad II, afname maandag 5 december Bs. S. te B. (Limburg).
Ook op de Limburgse basisschool heeft de tweede afname plaats gevonden na het introduceren van de
muzikale interventie. De tekst van het liedje werd net zoals bij de Brabantse groep 8 gezamenlijk bestudeerd.
Het totaal aantal respondenten was 27 bij de afname op maandag 5 december.
Geen enkele respondent behaalde bij deze afname een 10. Tien respondenten scoorden een goed (8 of 9),

Onderzoek Hun, hen of zij Maurice Mans, student hoofdfase FHKE, klas H2Eh16DA
zeventien respondenten een voldoende (6 of 7) en geen nkele respondent scoorde een onvoldoende. De
respondenten 5, 18, 19 en 22 haalden de laagste score, nl. een 6.
Het gemiddeld aantal fouten was 2,63 bij de totale groep. Bij de jongens bedroeg het gemiddeld aantal fouten
2,73, bij de meisjes bedroeg dit 2,56.
5.1.5 Bevindingen werkblad III, afname dinsdag 6 december Bs. De S. te B. (Noord - Brabant).
De derde afname heeft plaats gevonden na het bestuderen van de tekst van het liedje 'Hun hen of zij' en ook na
het daadwerkelijke zingen van het nummer.
Het totaal aantal respondenten was 23 bij de afname op dinsdag 6 december.
Negen respondenten behaalden bij deze afname een 10. Tien respondenten scoorden een goed (8 of 9), drie
respondenten een voldoende (6 of 7) en n respondent haalde een onvoldoende (5).
Het gemiddeld aantal fouten was 1,17 bij de totale groep. Bij de jongens bedroeg het gemiddeld aantal fouten
1,36, bij de meisjes bedroeg dit 0,89. Hierbij kan aangetekend worden dat de onvoldoende van respondent 6
een behoorlijke invloed op het gemiddelde van de jongens heeft. Bij de categorie hun/zij als onderwerp werd
overigens bij deze afname geen nkele fout bij de totale groep gemaakt.
5.1.6 Bevindingen werkblad III, afname maandag 12 december Bs. S. te B. (Limburg)
De derde afname op de Limburgse basisschool heeft ook plaats gevonden na het bestuderen van het liedje
Hun, hen of zij en ook na het daadwerkelijke zingen van het nummer.
Het totaal aantal respondenten was 26 bij de afname van 12 december.
Acht respondenten behaalden bij deze afname een 10. Negen respondenten scoorden een goed (8 of 9), zeven
respondenten een voldoende (6 of 7) en twee respondenten haalden een onvoldoende (5).
Het gemiddeld aantal fouten was 1,66 bij de totale groep. Bij de jongens bedroeg het gemiddeld aantal fouten
1,7, bij de meisjes bedroeg dit 1,62. Hierbij kan aangetekend worden dat de onvoldoendes van respondenten
19 en 24 een behoorlijk invloed op het gemiddelde van de meisjes hebben. Bij de categorie hun/zij als
onderwerp werd overigens bij deze afname 6 fouten (verdeeld over 4 leerlingen) bij de totale groep gemaakt.
5.1.7 Bevindingen vergelijking werkblad III-I Bs. De S. te B. (Noord - Brabant).
De jongens maakten gemiddeld iets meer fouten dan de meisjes. Over de drie afnames genomen is het aantal
fouten bij de respondenten van het vrouwelijke geslacht meer gedaald dan bij de respondenten van het
mannelijke geslacht.
De meisjes begonnen met 2,44 fouten gemiddeld en daalden met 1,55 fouten naar 0,89, een daling van 64%.
De jongens begonnen met 2,5 fouten gemiddeld en daalden met 1,14 fouten naar 1,35, een daling van 46%.
Totaal daalde het aantal fouten bij groep 8 van BS. De S. te B (Noord-Brabant) gemiddeld van 2,48 met 1,31
naar 1,17, een daling van 53%. Het hoogst daalde het aantal fouten bij respondent 21. Bij de eerste afname
maakte hij nog 6 fouten, bij de derde afname had hij 0 fout.
In de categorie hun of zij werden bij de werkbladen I, II en III respectievelijk 10, 5 en 0 fouten gemaakt. In de
categorie hun of hen respectievelijk 47, 35 en 27 fouten. Respondent 2 maakte overigens overall de minste
fouten. Hij maakte totaal slechts twee fouten in drie werkbladen.
5.1.8 Bevindingen vergelijking werkblad III-I Bs. De S. B. (Limburg).
De jongens maakten gemiddeld over de drie werkbladen iets minder fouten dan de meisjes. Als louter gekeken
wordt naar de resultaten van de Werkblad II en III scoren de meisjes beter.
Over de drie afnames genomen is het aantal fouten bij de respondenten van het vrouwelijke geslacht meer
gedaald dan bij de respondenten van het mannelijke geslacht.
De meisjes begonnen met 4,42 fouten gemiddeld en daalden met 2,8 fouten naar 1,62, een daling van 63%.
De jongens begonnen met 3,36 fouten gemiddeld en daalden met 1,66 fouten naar 1,70, een daling van 49%.
Totaal daalde het aantal fouten bij groep 8 van BS. S. te B. (Limburg) gemiddeld van 3,96 met 2,30 naar 1,66,
een daling van 58%. Het hoogst daalde het aantal fouten in Limburg bij respondent 21. Bij de eerste afname
maakte zij nog 6 fouten, bij de derde afname had zij 0 fout.
In de categorie hun of zij werden bij de werkbladen I, II en III respectievelijk 23, 9 en 6 fouten gemaakt. In de
categorie hun of hen respectievelijk 99, 71 en 43 fouten. Respondent 7 maakte overigens overall de minste
fouten. Zij maakte totaal vier fouten in drie werkbladen.

Onderzoek Hun, hen of zij Maurice Mans, student hoofdfase FHKE, klas H2Eh16DA

Resultaten BS de S. te B.
Gemiddelde alle respondenten BS de S
3

Gemiddelde bij de jongens

Gemiddelde bij de meisjes

2,5
2,5

2,48

GEMIDDELD AANTAL FOUTEN

2,44
1,93

1,74
1,44

1,5

1,36
1,17
0,89

1
0,5
0

2,48

1,74

1,17

Gemiddelde bij de jongens

2,5

1,93

1,36

Gemiddelde bij de meisjes

2,44

1,44

0,89

Gemiddelde alle respondenten BS de S

Tabel 5.1.8.1: gemiddeld aantal fouten per werkblad jongens en meisjes BS de S. te B. (Noord-Brabant)

Resultaten BS S. te B.
Gemiddelde alle respondenten BS S
5
4,5

Gemiddelde bij de jongens

Gemiddelde bij de meisjes

4,42
3,96

GEMIDDELD AANTAL FOUTEN

3,5

3,36
2,73
2,63

2,56

2,5
2
1,5

1,62

1,7
1,66

1
0,5
0

Gemiddelde alle respondenten BS S

3,96

2,63

1,66

Gemiddelde bij de jongens

3,36

2,73

1,7

Gemiddelde bij de meisjes

4,42

2,56

1,62

Tabel 5.1.8.2: gemiddeld aantal fouten per werkblad jongens en meisjes BS S. te B. (Limburg)

Onderzoek Hun, hen of zij Maurice Mans, student hoofdfase FHKE, klas H2Eh16DA

Resultaten beide testlocaties


Gemiddelde alle respondenten BS de S

GEMIDDELD AANTAL FOUTEN

4,5

Gemiddelde alle respondenten BS S

3,96

4
3,5
3

2,63

2,48

2,5
1,74

2
1,5

1,66
1,17

1
0,5
0

Gemiddelde alle respondenten BS de S

2,48

1,74

1,17

Gemiddelde alle respondenten BS S

3,96

2,63

1,66

WERKBLADEN
Tabel 5.1.8.3: gemiddeld aantal fouten per werkblad beide testlocaties. (Noord-Brabant en Limburg)

5.2 Veel voorkomende fouten


5.5.1 Na een voorzetsel en als lijdend of meewerkend voorwerp
De meeste fouten zijn gemaakt bij het onderscheid hen/hun in de categorien na een voorzetsel en als
lijdend/meewerkend voorwerp. Op de Limburgse testlocatie werden relatief veel fouten gemaakt in de
categorie na een voorzetsel. Daar werd door veel respondenten aangegeven dat aan hun juist zou zijn. Op
beide locaties werden nog regelmatig fouten gemaakt indien het hen/hun als lijdend voorwerp of als
meewerkend voorwerp gevuld diende te worden.
5.5.2 Taal- en redekundig ontleden
Het is van belang dat de leerlingen de zin goed ontleden. Bij de vraag of Hij gaf hun een koekje van eigen deeg
goed of fout is, ontleedt een behoorlijk aantal respondenten de zin fout. Ze hanteren op beide locaties de wijze
wie of wat + pv + onderwerp om het lijdend voorwerp te vinden. Dan stellen de leerlingen opeens de vraag wie
of wat geef ik een koekje? Antwoord: Hun. Dan concludeert deze groep vervolgens dat het een lijdend
voorwerp is en dat hun dus door hen vervangen dient te worden.

6. Conclusie, discussie en aanbevelingen


6.1 Conclusie
In casu is sprake van een kwantitatief onderzoek. Bij dit soort onderzoek wordt ernaar gestreefd om toeval
zoveel mogelijk in te perken (Kallenberg, 2011). Bij het ontwerpen van de werkbladen is aandacht besteed aan
het zorgvuldig samenstellen van de invulzinnen, zodat deze vergelijkbaar zijn qua moeilijkheidsgraad en steeds
betrekking hebben op dezelfde categorien en strategien. De werkbladen bevatten steeds hetzelfde aantal in
te vullen items, de respondenten kregen iedere keer dezelfde tijd om de werkbladen te maken en de
werkbladen werden ook telkens op hetzelfde moment van de dag ingevuld.
Kan de onderzoeksvraag Verbeteren muzikale interventies of handelingen de dagelijkse taalvaardigheden zoals
het juist gebruik van hun, hen of zij? voldoende beantwoord worden? In ieder geval kan geconcludeerd
worden dat de respondenten nu beter de taalregels met betrekking tot het gebruik van hun, hen of zij beter

Onderzoek Hun, hen of zij Maurice Mans, student hoofdfase FHKE, klas H2Eh16DA
kunnen toepassen. Totaal daalde het aantal fouten met 55% over beide locaties gemiddeld, waarbij vermeld
kan worden dat bij de respondenten van BS. S. te B. (Limburg) het aantal fouten relatief meer daalde, maar dat
bij de respondenten van BS. De S. in B. (Noord-Brabant) het absolute aantal fouten het laagst was. Of dit alleen
te danken is aan de muzikale interventies of handelingen kan niet met zekerheid worden gezegd. Het aantal
fouten zou ook mede kunnen zijn afgenomen door metacognitieve of reflectieve vaardigheden van de
respondenten.
Verder speelt de intrinsieke motivatie naar alle waarschijnlijkheid een rol. Hoe dichter bij het einde van het
onderzoek, hoe gemotiveerder de leerlingen. Met name bij de vrouwelijke respondenten leek dit het geval.
Bij de jongens leek de intrinsieke motivatie iets minder aanwezig te zijn. Opmerkelijk was bijvoorbeeld hoe snel
sommige (mannelijke) respondenten iedere keer hun werkbladen inleverden.
Het model van Gardner wordt nog niet vaak daadwerkelijk gebruikt als uitgangspunt in onderwijsprogrammas,
toch kan het leiden tot nieuwe inzichten. Door een muzikale interventie in te zetten wordt in ieder geval een
rijke(re) leeromgeving gecreerd en de ontwikkelingen van leerlingen kunnen vanuit andere perspectieven
bekeken worden. Muziek past dan ook prima in het interactieve taalonderwijs dat door het Expertisecentrum
Nederlands wordt bepleit. Bij het inzetten van de muzikale interventie Hun, hen of zij was sprake van sociaal
leren, betekenisvol leren en strategisch leren.
6.2 Discussie
Wellicht dient rekening gehouden te worden met zogenaamde 'slips'. Menselijke fouten zijn nou eenmaal niet
uit te sluiten. Daarbij kunnen allerlei factoren die niet te controleren zijn, van invloed zijn op het resultaat:
vermoeidheid, spanning, zijn of haar stemming, gebeurtenissen thuis of in de klas (Alkema, 2011).
Speelt het gekozen muzieknummer nog een rol? De tekst hun, hen of zij is geschreven op de muziek van het
nummer Sexy als ik dans van Nielson, een nummer dat bij de respondenten bekend is en door een groot
aantal leerlingen in groep 8 positief gewaardeerd wordt. In het boek Harmonie in Gedrag van Ren Diekstra
wordt geconcludeerd dat meisjes meer van melodieuze muziek (pop, hiphop, R&B, soul, latin) en jongens
eerder van energetische muziek houden (rock, punk, dance). Dit zou kunnen verklaren waarom de vrouwelijke
respondenten bij het onderzoek iets beter scoorden.
En is misschien sprake van het Pygmalion-effect? Wellicht heeft de onderzoeker onbewust wel invloed
uitgeoefend op de onderzoekssituatie, zodat het gewenste resultaat bereikt wordt (Kallenberg, 2011).
De onderzoeker heeft in ieder geval het principe van intersubjectieve controle toegepast, dit wil zeggen dat de
werkbladen gecontroleerd zijn door een collega-leerkracht (Alkema, 2011).
6.3 Aanbevelingen
Vr het inzetten van het liedje 'Is het nou hun, hen of zij?' vroeg de stagiaire-leerkracht aan de respondenten
op beide testlocaties hoe zij taal beleefden. Een aantal respondenten antwoordde dat ze taal soms een beetje
saai vonden.
Waar gevoeligheid voor beleving in het teken staat van welbevinden, zijn stimulerende tussenkomsten
onontbeerlijk om de betrokkenheid naar een hoger niveau te tillen. Een tussenkomst kan als stimulerend
worden gezien wanneer de leerkracht met zijn of haar inbreng de (mentale) activiteit van de kinderen versterkt
en maakt dat ze enthousiast aan het werk gaan. Stimulerende tussenkomsten brengen leven in de brouwerij
(Laevers, 2004). En leven kwm in de brouwerij: een aantal respondenten ging gewoon vrolijk door met dansen
en zingen ook toen de lessen waren afgelopen. Het verdient wel de aanbeveling om het zingen van het lied te
doen in een ruimte die niet gehorig is.
Zingen is een groepsproces en deze activiteit geeft kinderen het gevoel competent te zijn. Het veilige
pedagogisch klimaat, het gevoel van competentie en het plezier zijn een voorwaarde voor verdere ontwikkeling
(Vrolijk, 2013). Gezongen informatie kan beter en langer onthouden worden. Roeland Vrolijk doet verder de
suggestie om de leerlingen cht de tekst te laten beleven door daarbij gebruik te maken van de bewegingen
en afbeeldingen. Om de betrokkenheid nog meer te stimuleren, is op de testlocatie in Noord-Brabant tevens
een videoclip opgenomen, zodat ook nog de visueel/ruimtelijke intelligentie (beeldslim) en de
lichamelijke/kinesthetische intelligentie (beweegslim) meegenomen kunnen worden. Ook Anneke Dorsman,
nieuwe media-maker voor de NTR en bedenker van het concept Snapje geeft aan dat muziek in combinatie
met beeld goed ingezet kan worden om leerlingen een basisprincipe uit te leggen of een basisregel aan te
leren: in beeld kun je goed uitleggen en de muziek maakt dat het blijft hangen. Ten slotte concludeert
neuropsycholoog prof. dr. Erik Scherder dat een optimale ontwikkeling gecreerd wordt wanneer motorische,
auditieve en visuele functies gecombineerd kunnen worden.
Het is wel van belang dat dat de leerlingen de basisgrammatica beheersen. Indien leerlingen onvoldoende
vaardigheden met betrekking tot het redekundig en taalkundig ontleden hebben, dan sluit dit

Onderzoek Hun, hen of zij Maurice Mans, student hoofdfase FHKE, klas H2Eh16DA
onderwijsontwerp derhalve niet echt aan bij de beginsituatie van de leerlingen. Op beide locaties hanteerden
de respondenten de wijze wie of wat + pv + onderwerp om het lijdend voorwerp te vinden. Taaldocent Paul Sas
FHKE Eindhoven adviseert de te ontleden zin passief te maken. Het onderwerp van de passieve zin is dan het
lijdend voorwerp van de actieve zin. Dan zou het onderscheid tussen lijdend voorwerp en meewerkend
voorwerp duidelijker zijn, aldus Paul Sas. Wellicht dat de ene strategie als controlemiddel voor de andere zou
kunnen dienen.
De werkbladen meten of de respondenten de taalregels met betrekking tot hun, hen of zij beter kunnen
toepassen met betrekking op het gebied van schriftelijke taalvaardigheid. De resultaten geven dus geen
informatie over het gebruik van hun, hen of zij bij mondelinge taalvaardigheid. Wel is het bewustzijn en de
motivatie om de juiste taalregels toe te passen bij een groot aantal respondenten gegroeid. Volgens de
Piramide competentieniveaus van Miller beheersen de respondenten dus het kennen (knows en knows how
en zal hopelijk vanaf nu k het accent komen te liggen op het handelen (does en shows how).

Literatuurlijst
Kallenberg, T., Koster, B., Onstenk, J., & Scheepsma, W. (2011). Ontwikkeling door onderzoek. Utrecht/Zutphen:
Thieme Meulenhoff.
Ponte, P. (2010). Onderwijs van eigen makelij. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.
Paus, H. (red.) (2014). Portaal - Practische taaldidactiek voor het primair onderwijs. Bussum: Coutinho.
Alkema, E. e.a. (2011). Meer dan onderwijs. Assen: Van Gorcum.
Diekstra, R., Hogenes, M. (2008). Harmonie in Gedrag. Uithoorn: Karakter Uitgevers B.V.
Meersbergen, E. van, Vries, P. de (2013). Handelingsgericht werken in passend onderwijs. Utrecht: Perspectief
Uitgevers.
Lei, R. van der, Haverkort, F., Noordam, L. (2010). Muziek Meester. Baarn: Thieme Meulenhoff.
Vrolijk, R. (2013). Nieuw geluid. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.
Jong, L. de, Heijden, A. van der (2005). Gevangen in een schelp. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.
Hendriksen, J. (2011). Het verhaal van het kind. Amersfoort: Thieme Meulenhoff.
Coppoolse, R., Vroegindeweij, D. (2010). 75 Modellen van het onderwijs. Groningen/Houten: Noordhoff
Uitgevers.
Huizenga, H., Robbe, R. (2015). Taalonderwijs ontwerpen. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.
Huizenga, H., Robbe, R. (2013). Basiskennis taalonderwijs. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.
De effecten van muziek op kernfuncties van je hersenen (2013).
Binnengehaald op 21 maart 2016 van https://www.academia.edu/5156805/Music_and-the_Brain
Kennisbasis muziek Pabo (2013).
Binnengehaald op 13 november 2016 van
https://www.10voordeleraar.nl/publicaties?flags=publicaties&p=10
Een leertheorie voor muziek (2006)
Binnengehaald op 13 november 2016 van
http://www.gehrelsonline.nl/f-167/Pyramide-artikelen/keywords/leertheorie%20voor%20muziek

You might also like