Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 11

KAREL DE GROTE HOGESCHOOL

Professionele bachelor in het onderwijs: lager onderwijs


Onderwijsgroep Welzijn, Onderwijs en gezondheid
Campus Zuid, Brusselstraat 45 - 2018 Antwerpen
T: 03/613.14.66 M: praktijkcel.pbklo@kdg.be
W:http://praktijkweb.kdg.be

LESVOORBEREIDING

nr:

Naam:

Seth Labruyre

School:

Sint Rumoldus

2PBl Klasgro
O 1 ep:
Leerjaa 4e lj Aantal 25
r:
lln.:
Datum:

Mentor:

Peggy Lenaerts

Uur:

Stage:

van

13.15u

tot

14.30u

Leergebi Wereldorintatie
Leerdo Mens en natuur
ed:
mein:
Lesonder De levende natuur en de niet-levende natuur een perfect
werp:
koppel
Bedenkingen door de mentor
(Mentor: enkel de conclusie v/d feedback noteren, de concrete feedback wordt vermeld in de lesvoorbereiding zelf.)

Met deze lesvoorbereiding mag je lesgeven, indien je rekening houdt met de feedback.
Deze les mag je niet geven, want je diende de lesvoorbereiding te laat in (minder dan 3
werkdagen voor realisatie)
Deze lesvoorbereiding moet je opnieuw maken want

Beginsituatie

(leerlingspecifieke gegevens - voorkennis van de klasgroep - organisatie)

De leerlingen hebben in eerdere themas over de niet-levende natuur geleerd.

Situering in het leerplan en de leergebiedoverschrijdende eindtermen

(Geef de juiste leerplandoelen weer. Per dag situeer je minstens 1 les in de leergebiedoverschrijdende eindtermen.)

Leerplan VVKBao (2010):


Wereld Orintatie:
Mens en natuur:
- WO NA 7.2: Kinderen beleven en ervaren dat de natuur voor hen veel betekenissen
heeft.
o WO NA 7.2.1: Dat houdt in dat ze de natuur ervaren als speelruimte.
o WO NA 7.2.2: Dat houdt in dat ze de natuur ervaren als leverancier van eetwaren,
geneesmiddelen (bv. het blad van hondsdraf tegen brandnetelpijn) of spullen (bv.
hutten bouwen
- WO NA 7.4: Kinderen zien in dat mensen, dieren en planten een grote verscheidenheid
in kenmerken vertonen.
- WO NA 7.5: Kinderen ontdekken dat er tussen mensen onderling, dieren onderling en
planten onderling veel gelijkenissen bestaan.

WO NA 7.6: Kinderen zien in dat mensen, dieren of planten op een eigen manier
trachten in leven te blijven.
WO NA 7.7: Kinderen zien in dat organismen aangepast zijn aan een leefwijze in een
bepaald milieu.
WO NA 7.8 Kinderen ontdekken dat planten, dieren en mensen zich op een of andere
manier voortplanten.
WO NA 7.9: Kinderen ontdekken en zien in dat elke mens, elk dier en elke plant een
ontwikkeling doormaakt.

Kerndoel

(Streef naar maximum 4 kerndoelen die je op het einde van de les wil bereiken. Nummer de

kerndoelen.)
(Evalueer na de les of de leerlingen de kerndoelen al dan niet bereikt hebben door de kerndoelen te

markeren.)

De leerlingen kunnen:
1. Voorbeelden geven van hoe planten, dieren en mensen zich aanpassen aan de
leefomgeving/biotoop.
2. Voorbeelden geven van de voortplanting bij planten, dieren en mensen

Pijlers van de krachtige leeromgeving


(Kruis aan welke pijlers van de krachtige leeromgeving expliciet verwerkt zitten in je les. Integreer minimum 3
zinvolle pijlers.)

PIJLERS V/D KRACHTIGE LEEROMGEVING

de leerlingen worden voldoende gemotiveerd bij de start en

de inhoud wordt gekaderd binnen of gelinkt aan herkenbare

Leerlingenactiviteit:

de leerlingen worden actief bij de les betrokken.

Leerlingeninitiatief:
Herhaling en geleidelijkheid:

er is ruimte voor inbreng van de leerlingen.

Positief en motiverend klasklimaat:


tijdens de les.

Werkelijkheidsnabij:
situaties en/of ervaringen.

er wordt aangesloten bij de voorkennis v/d leerlingen + de

leerinhoud wordt inzichtelijk


en geleidelijk aangebracht.

Differentiatie:

de leerlingen worden op hun eigen niveau uitgedaagd en/of

begeleid.

Waarden-vol:

vanuit het lesonderwerp of opbouw van de les, is er

aandacht voor waarden en normen.


.

Bronnen

(Notering volgens de APA-normen: handboeken, naslagwerken, www, documentatie v/d stageschool of hogeschool,
)

Bijlagen

(Geef kort aan welke bijlagen bij deze lesvoorbereiding horen.)

Hoeken(tafels), vragen bij tafel 5.

Bordschema (Zo ziet je bordplan eruit op het einde van de les. Bij gebruik van het digibord: voeg alle slides toe, dus niet enkel het bordboek.)

FASE 1: Hoekenwerk
Concrete lesdoelen:
De leerlingen:
-

Materiaal: Benodigdheden per tafel (Zie


bijlage)

begrijpen dat levende organismen


zich aanpassen aan hun omgeving
en kunnen daar een voorbeeld van
3

geven.
-

Voorbeelden geven van de


voortplanting bij planten, dieren en
mensen

Werkvorm(en): hoekenwerk

Groeperingsvorm(en): G

Leerinhoud
(Je noteert zeer gedetailleerd en eenduidig de leerstof die per lesfase aan bod komt.)

De leerlingen worden verdeeld in 5 gelijke groepen. Iedere groep start aan een tafel.
Hoeken:
1. De leerlingen kiezen samen 1 dier uit de fotos. Vervolgens nemen ze een wit blad en zetten daar hun namen op.
Daarna tekenen/kleuren ze een omgeving waarin het dier gecamoufleerd is op het blad. Tenslotte kleven ze het
dier in zijn getekende/gekleurde omgeving.
2. De leerlingen kiezen samen een knuffel uit (alle knuffels zijn dieren die duidelijke camouflage hebben).
Vervolgens nemen ze een doos en kleden die aan tot een omgeving waarin de knuffel gecamoufleerd is.
3. De leerlingen zetten hun namen op het scoreblad. Daarna nemen ze het boek en de bladen met de fotos. En
van de leerlingen leest een vraag (deze staan bij de fotos geschreven) voor. De leerlingen denken samen na over
het antwoord. Daarna kijken ze onder het afdekstrookje en lezen ze de oplossing. Als ze het juist hadden zetten
ze een smiley bij het juiste nummer op het scoreblad.
4. De leerlingen lezen de verhaaltjes over de leefwereld van fantasiedieren. Daarna kiezen ze er samen eentje uit.
Vervolgens tekenen of beschrijven ze op een wit blad het dier dat in die wereld zou kunnen leven.
5. De leerlingen lossen de vragen samen op. Als ze een dier niet zo goed kennen, dan kunnen ze naar de foto op de
achterkant van het blad kijken. (Vragen: zie bijlage)
Quizvragen: zie bijlage

Timi
ng

Onderwijsleeractiviteiten
(Je noteert alles wat je tijdens de les zal zeggen, vragen, (voor)doen,, alsook alles wat
de leerlingen zullen doen, antwoorden, .)
Leerkracht

Leerlingen
13u1
5

13u2
0

Verdeelt de leerlingen in 5 gelijke groepen.


Deelt de quizbladen uit.
Geeft volgende instructie: Jullie gaan deze les
een heel leuk hoekenwerk doen! Het is wel heel
belangrijk dat jullie de opdrachten bij de hoeken
eerst heel goed lezen voor jullie aan de slag
gaan. Als jullie klaar zijn met jullie hoek en nog
tijd over hebben, dan kunnen jullie de quiz
spelen. De uitleg daarvan staat er ook
bijgeschreven.
Laat elke groep aan een hoek starten.

Werken aan het hoekenwerk


Wisselen om de 10 minuten van
hoek.

13u3
2

Laat de leerlingen om de 10min van hoek


wisselen.

FASE 2: afsluitend gesprek


Concrete lesdoelen:
De leerlingen:
-

Materiaal: /

Reflecteren over de activiteiten


tijdens het hoekenwerk.

Werkvorm(en): klasgesprek

Groeperingsvorm(en): K

Leerinhoud
(Je noteert zeer gedetailleerd en eenduidig de leerstof die per lesfase aan bod komt.)

Om nog eens even stil te staan bij alle nieuwe geziene leerstof wordt er een klasgesprek gehouden met volgende vragen:

Wat
Wat
Wat
Wat

vind jij wonderlijk aan de natuur?


vond jij verassend?
vind je mooi?
vind je schattig?

Welke hoeken vond je leuk?


Hoe verliep de samenwerking binnen je groep?

Timing

14u2
0

Onderwijsleeractiviteiten
(Je noteert alles wat je tijdens de les zal zeggen, vragen,
(voor)doen,, alsook alles wat de leerlingen zullen doen,
antwoorden, .)

Leerkracht
Leerlingen
Houdt een klasgesprek met volgende vragen:
- Wat vind jij wonderlijk aan de natuur?
- Wat vond jij verassend?
- Wat vind je mooi?
- Wat vind je schattig?
- Welke hoeken vond je leuk?
- Hoe verliep de samenwerking binnen je
groep?

Nemen deel aan het klasgesprek.

Tafel 1

(dierenmagazines, wit A3-blad, schaar, lijm, teken- en kleurmateriaal)

- Opdracht:
Bekijk de dierenmagazines, kies samen n dier en knip dit uit.
Neem een wit blad, zet al jullie namen erop.
Teken en kleur een omgeving waarin jullie dier gecamoufleerd is.
Plak het dier in zijn omgeving.
- Als je klaar bent:
Steek je hand op en geef je blad af.
Ruim je tekenmateriaal op.
Leg de magazines op een stapel klaar voor de volgende groep.

Tafel 2

(5 dozen, minstens 5 knuffels, witte en gekleurde stof, watten, gekleurd


papier, bladeren en takjes, scharen, aangepast hechtingsmateriaal)

- Opdracht:
Kies een knuffel en een doos
Zet al jullie namen op de buitenkant van de doos.
Maak van de doos een passende leefomgeving voor jullie diertje.
Maak samen een keuze uit het materiaal!
- Als je klaar bent:
Vraag aan de meester om een foto te maken (of doe dit zelf!)
Ruim het materiaal netjes op voor de volgende groep!

Tafel 3 (Boek en losse bladen Camouflage + scoreblad)


- Opdracht:
Zet al jullie namen op het scoreblad
Neem het boek en de bladen met de fotos.
En van jullie leest een vraagje voor.
Denk samen na over het antwoord.
Kijk dan onder het afdekstrookje en lees de oplossing.
Hadden jullie het juist? Zet een smiley bij het juiste nummer op het scoreblad.
-Als je klaar bent:
Geef jullie scoreblad af.
Leg de fotobladen terug op een stapel. Zorg wel dat de afdekstrookjes juist
plakken, zodat alles klaar ligt voor
de volgende groep!

Tafel 4

(korte beschrijving van fantasiewerelden, witte A4 bladen, teken- en


schrijfgerief)
- Opdracht:
Op elke strook staat het verhaal van een fantasiediertje.
Lees deze verhaaltjes en kies er samen n uit.
Neem een wit blad en zet al jullie namen erop.
Bovenaan het blad schrijf je de nummer van het strookje dat jullie hebben
uitgekozen.
Teken nu jullie diertje of beschrijf het met woorden (of gebruik tekening en
woorden!).
Denk eraan dat jullie diertje in zijn omgeving moet passen! Gebruik dus de
juiste kleuren,
moet het kunnen zwemmen? Vliegen?...

- Als je klaar bent:


Heb je nog tijd over? Bedenk dan een leuke naam voor jullie diertje en voor zijn
planeet
Steek je hand op en geef je blad af.
Leg de strookjes op een stapeltje voor de volgende groep.

Quizvragen

(boekje met vragen en antwoorden per groep)

Deze quiz kan je maken als jullie groepje te snel klaar is!
- Opdracht:
1 leerling start als quizmaster en stelt een vraag
Wie als eerste het juiste antwoord weet, wordt de volgende quizmaster
Onthoud waar jullie gebleven zijn en neem de quiz mee naar jullie volgende
tafel.
Speel verder als je weer tijd over hebt.

- Belangrijk:
Quiz zo stil mogelijk, zodat jullie de andere groepen niet storen!

vraag 1: welk dier legt eieren?

het konijn, de schildpad, de muis

vraag 2: welk dier gebruikt camouflage om te jagen: de vos, de vlinder, de olifant


vraag 3: welk dier gebruikt zijn vleugels om te zwemmen: de gier, de kanarie, de pingun
vraag 4: welk dier vind je in de woestijn: een schorpioen, een egel, een schol
vraag 5: welke vogel kan het grootste worden: de ara, de gierzwaluw, de condor
vraag 6: welk dier gebruikt zijn camouflage om niet opgegeten te worden: de leeuw, de mier, de
kikker
vraag 7: welk uniform is eigenlijk camouflage: brandweer, militair, postbode
vraag 8: welk dier kan het oudste worden: de hond, de schildpad, de muis
vraag 9: waaraan herken je een knaagdier: spitste oren, scherpe tanden, sterke poten
vraag 10: welke vogel rent het snelst: de flamingo, de struisvogel, de kip
vraag 11: juist of fout: de bulten van een kameel zitten vol water
vraag 12: een octopus is een soort van zeester, krab, inktvis
vraag 13: juist of fout: ijsberen eten pinguns
vraag 14: hoeveel poten heeft een spin? 4,6,8
vraag 15: juist of fout: vliegen leggen eitjes
vraag 16: het visje Nemo is een clownvis, een zebravis, een tijgervis
vraag 17: dieren die giftig zijn hebben heel vaak felle kleuren, donkere kleuren, zijn meestal wit
vraag 18: juist of fout: alle slakken hebben een huisje
vraag 19: juist of fout: alle vogels kunnen vliegen
vraag 20: welke diersoort doodt de meest mensen: de mug, de krokodil, de haai

Tafel 5:

(1x fotobladen, 5x opdrachtenbladen, 1 woordenboek)

- Opdracht:
Werk samen om de vragen op te lossen!
Vul 1 blad in per groep; zet al jullie namen op het blad!
Gebruik de fotos als je de dieren niet zo goed kent
- Als je klaar bent:
Steek je hand op en geef het ingevulde blad af.
Leg de opdrachten en fotos klaar voor de volgende groep.

1. Een ander woord voor camouflagekleur is

0 verstopkleur
0 legerkleur
0 schutkleur
0 oerwoudkleur
Weet je het niet? Kijk dan eens in het woordenboek!

2. Zet deze dieren in de juiste kolom (let op: sommige passen in de twee kolommen of horen in geen van
beide)
de sneeuwtijger, de uil, de vos, het wandelend blad, de leeuw, de tijger, de rog, de kikker, de mannetjespauw, de
pingun, de huiskat, de zebra
ik gebruik mijn kleur om te beter te jagen
ik gebruik mijn kleur om niet opgegeten te
worden

3. Hebben honden een camouflagekleur? Omcirkel je antwoord: JA


Waarom zou dit zo zijn?

NEE

4. Sommige dieren gebruiken hun kleuren om samen, als groep, n geheel te vormen. Voor de roofdieren is het
dan heel moeilijk om n enkel dier in die groep te zien en er achter aan te gaan.
Bij welke dieren zie je dit? Omcirkel je antwoord:
eekhoorntjes
zebras
duiven
neushoorns
5. Een kameleon is normaal groen, perfecte camouflage voor de omgeving waarin hij woont. Toch kleuren
deze dieren soms geel of rood of zelfs blauw waarom doen ze dat, denk je?

10

11

You might also like