Biologie

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 10

Biologie: Dierkunde II

Endocrien stelsel
Doelstellingen

Hormonale klieren situeren en de functie van hun hormonen beschrijven


Met voorbeelden illustreren dat het zenuwstelsel en hormonaal stelsel
samen instaan voor cordinatie van reacties op prikkels
Met voorbeelden verduidelijken dat spierbewegingen en kliersecrecties
reacties zijn op prikkels
Voorbeelden van zintuiglijke, neurale en hormonale stoornissen toelichten
en illustreren hoe ze eventueel kunnen vermeden worden.

Neurotransmitter
Afgescheiden door :
Axonuiteinde ter
hoogte van een synaps

Zenuwstelsel
Vervoerd door
Geen vervoer vandaar
naam lokaal hormoon

Neurohormoon

Hormoon

Cellichaam van een


neurosecretorische cel in
hypothalamus/bijniermerg/e
pifyse
Zenuwstelsela

Endocriene cel

Portale vaten tot in


adenohypofyse

Bloed in onze
bloedsomloop

Endocrien stelsel

Axonen van nsc in


neurohypofyse en dan pas
in bloedsomloop
Neurohypofyse : hypofyse-achterkwab ( van brug naar varol)
Adenohypofyse : Hypofyse voorkwab ( naar optisch chiasma
Portale vaten : hypofysepoortaderstelsel

Neurotransmitters
Kenmerken :
1. Wekrn slechts kortstondig in op postsynaptisch membraan.
2. Worden snel afgeborken
3. Kunnen exciteren of inhiberend zijn
Exciterend : de membraanrustpotentiaal van het postsynaptisch membraan
minder negatief maken
1. Acetylchiline: exclusief verantwoordleijk voor prikkeloverdracht tussen een
motorisch neuron en een dwars gestreepte spiervezel
2. Adrenaline: bij afgifte aan het bloed ook een neurohormoon
3. Noradrenaline
4. Dopamine
5. Secrotonine
Inhiberend : de membraanrustpotentiaal -60mV van het postsynaptisch
membraan Meer negatief makend zijn :
1. Glycine
2. Gamma-aminoboterzuur GABA
1

Afbeelding pg 12 cursus

Neurohormonen
Die via axonen van nsc naar de neurohypofyse gebracht en er tijdelijk
opgestapeld worden zijn :
1. ADH: antidiuretisch hormoon= veroorzaakt grotere waterresorptie uit de
voorurine wordt vrijgezet als :
- osmotische waarde van lichaamsvloeistoffen stijgt
- het bloedvolume en dus bloeddruk daalt
2. oxytocine:
-veroorzaakt melkejectie bij zogende vrouw
- veroorzaakt hevige baarmoedercontracties die de geboorte inleiden op
het einde vd zwangerschap
Progesteron is zijn antagonistisch hormoon
fig pg 13
De oxytocine en vasopressine hypothalamusneuronen zijn gegroepeerd in de
nuclei paraventricularus en supraopticus.
Axonen lopen door naar hypothalamus, eminantia mediana en hypofysesteel
naar hypofyseachterkwab
Staan via talrijke vertakkingen met bloedcapilairen in verbinding.
Neurohormonen die via portale vaten naar adenohypofyse vervoerd worden zijn :

3. Controlehormonen met releasing factors en inhibiting factors


4. Osmosereceptoren: neurotische cellen van de hypothalamus. Een stijging
van d eomsotische waarde zal en het dorstcentrum in de hersenen
prikkelen en de ADH-secretie in deze nsc verhogen

Hypothalamus Hypofyse
Fig p16

Hormonen
Fig p17
De neuronen die de hypothalamushormonen afgeven, maken met hun uitlopers
contact met de vaten van het hypofyse-poortaderstelsel. Ze scheiden de
neurohormonen af die de hypofyse beinvloeden
1. Homonen van de hypofysevoorkwab : 2 effect- en 4 glandotrope hormonen
effecthormonen benvloeden rechtsreeks lichaamsfuncties
a. STH of SH = somatotroophomoon, of GH groeihormoon.
- werkt alleen in aanwezigheid thiroxyne
- doet de groeikraakbeenschijven werken
- Stimuleert de eiwitsynthese
b. Porlactine = LTH = luteotroop of lactotroop hormoon
- veroozaakt groei borstklieren + stimuleert melkproductie
- helpt zwangerschapsgeellichaam in stand houden

2.

3.

4.

5.

6.

afb pag 18
c. ACTH = adrenocorticotroop hormoon
- stimuleert bijnierschors
- Wordt in verhoogde mate afgegeven zodra het lichaam een
schadelijke invloed ondervindt.
d. TSH = thyroid stimulerend hormoon : stimulert schildklier
e. GTH = 2 gonadotrope hormonen: stimuleren de gonaden
LH = luteiniserend hormoon
- stimuleert bij de voruw vorming geel lichaam en
progesteronaanmaak
- heet ICSH ( stimuleren hormoon dat bij man testosteronaanmaak
FSH
- stimuleert bij de vrouw follikelgroei + oestrogeenproduktie
- bij man spermatogenese
Hormonen van de hypofysemiddenkwab of hypofysetussenkwab:
MSH = melanoforenstimulerend hormoon = melanotropine:
- veroorzaakt een grotere pigmentproduktie in de huid
Hormonen van de epifyse:
Melatonine:
- houdt de ontwikkeling van de gonaden tegen bij jonge zoogdieren en is
dus een GTH-if
- induceert slaperigheid
Hormonen van de schildklier:
thyroxine:
- stimuleert het metabolisme, zuurstofverbruik, warmteproductie,
dardiovasculair systeem, flycolyse en glucoeogense
-noodzakelijk voor werking zenuwstelsel, gorei, geestelijke ontwikkeling
- draagt bij tot de thermoregulatie op lange termijn
Thyreocalcitonine:
- doet calciumspiegel van het bloed dalen
Hormonen van de bijschildklieren:
PTH = parathormoon:
- doet de Ca-spiegel van bloed tijgen door CA-absorptie
- Houdt Ca- en fosfaatgehalte van bloedplasma op peil door inwerking op
nieren en skelet
Hormonen van de bijnieren :
a. Bijnierschors :
aldosteron = mineraalcoricicosterode:
- verhoogt in de nier en in zweet en speekselklieren :
- de water en natriumresorptie
-kaliumexcretie
- helpt bij regeling bloeddruk
Cortisol = hydrocortison
- doet bloedsuikerspiegel stijgen bij langdurige belasting door
vorming van gluscose uit eiwtiten en zogt zo voor mr energie
- remt de opbouw van antistoffen
- afscheiding ervan wordt geremd door te hoge concentratie ervan
in het bloed
- leidt tot ontkalking van het skelet en remt vorming rode
bloedcellen bij te hoge concentratie
3

b. Bijniermer ( ectodermale embryonale oorsprong )


adrenaline:
- verhoogt bloeddruk door contractie bloedvatwand
- bevordert glycolyse en doer insuline-aanmaak dalen
- regelt met thyroxine de thermotegulatie
Noradrenaline : lokaal hormoon naar effector ( spier of klier)
- wordt in bijnier omgebouwd tot adrenaline
- doet insulineproductie dalen
7. Van de pancreas ( in eilandjes van langerhans
glucagon:
- veroorzaakt glycolyse + gluconeogenese waardoor bloedsuikerspiegel
stijgt
- Insuline: ( in beta cellen)
- doet glucose omvormen tot glycogeen, bloedsuikerspiegel daalt
8. Van de gonaden:
a. Testes:
testosteron: in de interstitiele cellen of cellen van leydig
- veroorzaakt de secundaire mannelijke geslachtskenmerken
- nodig voor werking van elle klieren die zaadvocht aanmaken
(zaadblaasjes, prostaat, klieren van cowper)
b. Ovaria:
als er geeen zwangerschap is :
oestrogenen ( in follikelcellen)
- veroorzaken de secundaire vrouwelijke geslachtskenmerken
Progesteron vanuit overblijvende cellen graafse follikel
- doet cellen van baarmoederslijmvlies glycogeen aanmaken en
secreteren
Als er wel zwangerschap is:
- het geel lichaam groeit en secreteert vrouwelijke hormonen o.i.v.
HCG van de jonge placenta
- placenta scheidt veel oestrogeen, HCG en progesteron af.
Prolactine uit de hypofyse-voorkwab doet het borstklierweefsel
groeien.
c. Kliercellen:
weefselhormonen die fungeren als reacties op uitwendige prikkels
namelijk van autonome zenuwstelsel.
overal in spijsverteringstelsel worden organen benvloed door :
gastrine: stimuleert secretie maagsap
secretine: doet pancreas natriumwaterstofcarbonaat produceren
Pancreozymine: cholecystokinene:
- doet pancreas verteringsenzymen afscheiden & galblaas
samentrekken
Enterogastrine:
- bevordert de peristaltiek van de darmwand. Remt de secretie van
maagsap.
Uitscheidings- en bloedvatenstelsel worden benvloed oor:
4

renine: verhoogt natriumresorptie uit voorurine.


Erythropoetine: stimuleert vorming rode bloedcellen.
Regelingen in het endocrien stelsel gebeuren door:
1. Ofwel terugkoppeling = feedback
bv.
zure chym verhoogt secretine-afscheiding waardoor de pancreas mr
natriumwaterstofcarbonaat afscheidt; hierdoor stijgt de pH en dat verlaagt
de secretine afscheiding
2. Ofwel door negatieve terugkoppeling bij glandotrope hormonen.
bv.
produceert de hypofyse veel GTH dan maken de tests veel testosteron
( pos benvloeding) dat de GTH aanmaakt van hypofyse afremt ( negatieve
benvloeding)
3. Ofwel verandering van concentratie in het inwendig milieu regelend
werken
bv.
glucose- en calciumgehalte in het bloed worden elk constant gehouden
door 2 antagonistische hormonen.

Zenuwstelsel
Doelstellingen

Bouw en functies van het zenuwstelsel toelichten


Kunnen met een voorbeeld illustreren dat het zenuwstelsel en hormonaal
stelsel samen instaan voor de cordinatie van reacties op prikkels
Kunnen de gevolgde weg van een zenuwimpuls via de hersenen en via
reflexboog beschrijven
Kunnen voorbeelden van zintuiglijke, neurale en hormonale stoornissen
toelichten en illustreren hoe ze eventueel kunnen worden vermeden.

De coordinatie tussen verschillende fysiologische processen wordt tot stand


gebracht door het zenuwstelsel en het endocrien stelsel.
Het zenuwstelsel bestaat uit:
1. Serie geleidende zenuwweefsels ( die naar alle delen van het lichaam
lopen
2. Betrokken bij functionele regulaties ( coordinatie)
3. Zorgen Uiterst snelle activatie van het effectorgaan.
4. Activatie is van korte duur
Het endocrien stelsel bestaat uit :
1.
2.
3.
4.

Klieren in het lichaam


Klieren die chemische stoffen produeren
Actief in lichaamsvloeistoffen en bepaalde organen prikkelen
Blijven geruime tijd aanwezig

Beide systemen hebben een eigen werkwijze en eigen specialisaties, anderzijds


werken ze beide met chemische boodschappers.

Bouw van het zenuwstelsel


Neuron
= zenuwcel
Ligt aan de grondslag van ons zenuwstelsel
Bouw
Bestaan uit drie delen ( verschillen in bouw )
Fig 63 p 26
1. Het cellichaam
a. Bevat celkern en andere celorganellen in cytoplasma
b. Voedingsstoffen en afvalproducten filteren in en uit door de
doorlatende wand
2. Twee typen uitlopers
a. Meerdere dendrieten :
i. Korte twijgvormige uitlopers
ii. 90% van oppervlak
iii. Dendrieten = ontvangers, die signalen naar eigen neuron
overbrengen
b. Axon:
i. Lange dunne uitloper
ii. Geleidt signalen van het cellichaam naar andere neuronen of
cellen via synapsen ( verbindingen)
iii. Geisoleerd door myelineschede
Myelineschede:

Ontwikkelt zich rond het axon als spiraal van myeline


Myeline : vetachtige stof afgescheiden door schwanncellen
Myelinescheden lijken op rij worstjes afgescheiden door insnoeringen van
Ranvier
dien om zenuwimpuls telkens te versterken
Functie: isolerend en versnelling

Impuls :
Een bepaalde toestandsverandering van het neuron die in het lichaam de
betekenis heeft van een boodschap. De oorzaak van het ontstaan van een impuls
is een prikkel: verandering van het uit of inwendig milieu
Alle zenuwcellen zijn bij geboorte aanwezig. Het zenuwstelsel is echter nog niet
rijp. Myelinisatie moet nog voltooid worden dat minstens 6 maand duurt. Het
aantal zenuwuitlopers ( dendrieten en axonen) neemt toe tot het 15 de levensjaar.
Vanaf 20jaar daalt aantal cellen. We compenseren dit door onze ervaring dat ons
helpt anticiperen, om te voorspellen en bij het bedenken van allerlei
makkelijkheidsoplossingen.

Zenuwen
= verzameling van een groot aantal parallel lopende zenuwvezels al dan niet met
of zonder myelineschede.

Zenuwvezels zijn verzameld in zenuwbundels door bindweefselscheden met


daartussen vercellen en bloedvaten. Rond de zenuw ligt eveneens een
bindweefselschede.
Uitzicht : bleke bijna witte, glanzende touwachtige structuur.
In nzelfde zenuw kunnen vezels met de meest uiteenlopende functies
verzameld zijn ( sensibele en motorische) : zodat een zenuw geen functioneel
begrip is maar een anatomisch

Neurogliacellen
= Steun en omhillingsweefsel van zenuwcellen. Ze hebben naast hun steun en
beschermende functie ook een voedende en opruimende functie

Ganglion ( knoop/ganglia)
= opeenhopingen van zenuwcellichamen in een zenuw, te zien als plaatselijke
verdikkingen

Anatomie van het zenuwstelsel


Centrale zenuwstelsel
Het ruggenmerg
Foto pg 29
1.
2.
3.
4.
5.
6.

Buisvormige, lichtgebogen cilinder


Gelegen in het wervelkanaal
Ontstaan uit ectoderm
Bovenaan gaat het over in de hersenen
Onderaan gaat reikt het tot eerste lendenwervel.
De gebogen botten van het wervelkanaal omsluiten en beschermen het
ruggenmerg
beschermt door gebogen botten van het wervelkanaal.

Binnen in het wervelkanaal is het ruggenmerg veilig omgeven door :


7. De dura mater
a. Taaie, niet rekbare bindweefsellaag
b. Ligt tegen het harde beenweefsel van de wervel
8. De pia mater
a. Dun vlies rond ruggenmerg
b. Bevat veel bloedvaten
9. Tussen beide vliezen is een ruimte die gevuld is met cerebrospinaal vocht.
Ze omgeeft het ruggen merg als een kussen en beschermt het tegen
mechanische schokken.
a. Deze ruimte is doortrokken door spinnewebachtige vezels van het
derde vlies, de arachnodea, dat aanligt tegen de dura mater
10.Tussen de dura mater en wervelkanaal ligt nog een spleetruimte, de
epidurale ruimte dat vetweefsel, aders en lymfevaten bevat.
Beschrijving tekening:
1.
2.
3.
4.

Op de doorsnede is het ruggenmerg rond


Aan de buikzijde is er een diepe spleet waarin bloedvaten lopen.
Aan de tugzijde loopt een minder goed zichtbare groef
Centrum van het ruggenmerg loopt hetruggenmergkanaal ( dat zich
voortzet in de hersenholten en gevuld met cerebrospinaal vocht
7

5. In het ruggenmergweefsel onderscheiden we witte en grijze stof


a. Grijze stof : bestaat uit cellichamen en synapsen
b. Witte stof : bestaat uit stijgende en dalende weefsels
De blekere kleur is te wijten aan de grote hoeveelheid myeline
c. Hoe hoger we in het ruggenmerg zitten, hoe omvangrijker de witte
stof
omdat er steeds meer vezels op weg zijn van en naar de
hersenen.
6. Afferente of stijgende vezels liggen vooral aan de dorsale kant en aan de
meest laterale zijporties van de witte stof
7. Dolende vezels liggen vooral in de ventrale gedeelten en mediolaterale
gedeelten van de witte stof
De hersenen
Ontstaan uit vijf blaasvormige verdikkingen van het voorste einde van de neurale
buis.
Fig p30
Bouw:
Van voor naar achter
1. Grote
a.
b.
c.

hersenen
Ontstaan uit eerste hersenblaasje
Sterk ontwikkeld
Gesplitst in twee helften:
i. De hemisferen verbonden door de hersenbalk (= bestaat uit
bindweefsel met zenuwbanen)
ii. In de linker en rechter hemisfeer is het kanaal verwijd tot het
1ste en 2de ventrikel
d. Grijze stof ligt aan buitenzijde en vormt de cortex

2. De tussenhersenen
a. Kanaal is verwijd en vormt het 3de ventrikel
b. Wanden zijn dun, maar functioneel belangrijk
c. Zijwanden vormen thalamus
i. Onderzijde is : hypothalamus waarvand e utigroeiing de
hypofyse vormt
ii. De rugzijde vormt de epifyse (pijnappelklier)
d. Afgeleid van 2de hersenblaasje
3. Middenhersenen
a. Afgeleid van derde hersenblaasje
b. Klein
c. Kanaal is nauw
4. Kleine hersenen en brug van Varol ( =pons)
a. Rugzijde van het vierde hersenblaasje
b. Sterk uitgegroeid
c. Bestaat uit twee lobben
d. Grijze stof aan buitenzijde
e. Grijze stof dring plaatselijk diep in witte stof door groeven

f.

Buikzuide van het vierde hersneblaasje is sterk verdikt en bestaan


uit witte stofe = brug van varol

5. Het verlengde merg


a. Afgeleid van het vijfde blaasje
b. Slaat aan bij het ruggenmerg
c. Vormt het vierde ventrikel
Hersenstam : verlengde merg, brug van Varol en middenhersenen
Tek p31
Hersenen zijn omgeven door drie hersenvliezen, hersenschedel waaraan het
buitenste vlies stevig vastzit.
fig p 31
Hersenen moeten gulzig zijn inzak bloedtoevoer, ze zijn niet instaat om zuurstof
of glucose op te slaan. Hierdoor zijn ze afhankelijk van een continue
bloedvoorziening.
Het bloed levert ook naast voeding het meteriaal voor cerebrospinaal vloeistof
( CSV)
CSV :
Geproduceerd in een netwerk van bloedvaten dat elk hersenventrikel bekleedt. =
plexus choroideus
Lezen ziektes pg 33Perifeer zenuwstelsel
Hersenzenuwen
12 paar die de hersenen verbinden met delen van het hoofd en de nek. Alleen
zenuw X (zwervende zenuw) heeft vertakkingen naar diverse ingewanden van de
romp.
Hun hoofdvertakkingen hebben ene functionele of anatomische benaming.
Nummer I eindigt onder het voorste deel van de hersenen
Nummer II eindigt in de grote hersenen
Nummer III tot XII komen uit in de hersenstam.
Ruggenmergzenuw
31 paar zenuwen ( 61) ontspringen uit het ruggenmerg. 31 = komt
overeen met het aantal beschikbare aantal openingen tussen wervels
Elke zenuw ontspringt uit het ruggenmerg langs twee takken die
aansluiten bij de grijze stof van het ruggenmerg
o Grijze stof van het ruggenmerg: dorsale tak ontspringt uit de dorsale
hoorn van de grijze stof en een ventrale tak ontspringt uit de
ventrale hoorn.
Beide takken verenigen zich even buiten het ruggenmerg tot een
gemeenschappelijke gemengde zenuw die de wervelkolom verlaat tussen
twee wervels.
In de dorsale tak is er een spinaal ganglion aanwezig
9

De 31paar zenuwen die het ruggenmerg verlaten worden v erdeeld in groepen


volgens de naam van de wervels:
1. C1-c8 : acht paar cervicaal zenuwen, vertrekkend tussen de halswervels
2. Th1 Th12: 12 paar thoracaal zenuwen, vertrekkend tussen de
borstwervels
3. L1- L5: 5paar lumbale zenuwen, vertrekkend tussen de lendenwervels
4. S1- S5: 5 paar sacrale zenuwen, vertrekkend tussen de vergroeide
heiligbeenwervels
5. 1 caudale zenuw, vertrekkend tussen de staartwervels.
Tek p 37
Perifere ganglia

10

You might also like