Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 22

HANDLEIDING ONTWERPEN

DRAAGCONSTRUCTIES
DIMENSIONERING EN CONTROLEBEREKENING
VAN EEN LIGGER EN EEN KOLOM

Ir. G. Jan Arends


oktober 2014

G.J. Arends

Draagconstructies

Voorwoord
De draagconstructie is een van de belangrijkste onderdelen van een gebouw. Zonder een adequate
draagconstructie zal een bouwwerk, hoe fraai ook ontworpen, instorten als de er op werkende
krachten niet meer kunnen worden afgedragen naar de fundering. Uiteraard moet ook de fundering,
die overigens onderdeel uitmaakt van de draagconstructie, voldoende sterk zijn.
De draagconstructie is van invloed op het totale ontwerp van het gebouw. Daarom is het
noodzakelijk dat een architect iets afweet van de werking van de draagconstructie. Dat maakt ook
het gesprek met de constructeur gemakkelijker. Het is aan de constructeur om een hele constructie
door te rekenen en de minimaal benodigde afmetingen van een constructie-element te bepalen.
Voor de architect is het echter belangrijk de afmetingen al zo goed mogelijk in te schatten, hetzij met
vuistregels (of kentallen), hetzij door middel van een eenvoudige berekening.
In deze handleiding dimensioneren we een ligger en een kolom met vuistregels en controleren
vervolgens of deze voldoen aan de norm. Door de tekst heen zijn twee controleberekeningen
weergegeven, een voor een staalconstructie (groene tekst) en een voor een betonconstructie (rode
tekst). Er is voor deze vorm gekozen om duidelijkheid te geven waar je mee bezig bent en te
voorkomen dat getallen zonder begrip worden ingevuld. Probeer mede aan de hand van deze
handleiding zo gestructureerd mogelijk te werken. Daarmee voorkom je niet alleen onnodige fouten,
maar laat je ook zien dat je de stof beheerst.
De handleiding is bedoeld als naslagwerk voor de analyse-oefening voor TE2 en de ontwerpoefening
voor ON2. Bij het schrijven ervan is gebruik gemaakt van bijdragen en opmerkingen van (oud)
collegas, waaronder Joop Gerrits en Ate Snijder. Voor verdere opmerkingen / verbeteringen houden
we ons aanbevolen.

Inhoudsopgave
Inleiding ................................................................................................................................................... 3
Opbouw draagconstructie; materialisering............................................................................................. 3
Schematiseren constructie ...................................................................................................................... 4
Stabiliteit ................................................................................................................................................. 6
Globale dimensionering ligger (ligger B3-D3 van de 1ste verdieping) .................................................... 8
Bepaling belasting op de ligger ........................................................................................................... 9
Controle Uiterste GrensToestand ligger (sterkte) ............................................................................. 12
Controle Bruikbaarheids GrensToestand ligger (stijfheid) ................................................................ 13
Globale dimensionering kolom (kolom D3 onder 1ste verdieping) ...................................................... 15
Controleberekening kolom (druksterkte) ......................................................................................... 16
Bepaling knikgetal n .......................................................................................................................... 19
Bijlage 1: tabel HEA-profielen .............................................................................................................. 21
Bijlage 2: tabel kanaalplaten beton (bron: Staalprofielen, (Over)spannend staal 5, 1998 p. 91) ....... 22

Draagconstructies

Inleiding
In deze handleiding dimensioneren we een ligger en een kolom met vuistregels en controleren we
vervolgens met eenvoudige berekeningen of deze elementen voldoen aan de norm. We gaan uit van
een ontworpen kantoorgebouw van vier bouwlagen met een breedte van 12 meter en een lengte
(diepte) van 16 meter. De bovenverdieping kraagt aan weerszijden 2 meter uit. De bruto
verdiepingshoogte is 3,6 meter (totale gebouwhoogte is 14,4 meter).
Er zijn in principe twee mogelijkheden voor een draagconstructie: schijvenbouw en skeletbouw. Bij
schijvenbouw worden de vloeren en het dak gedragen door buitenmuren en binnenwanden, bij
skeletbouw door kolommen en liggers. Om zo flexibel mogelijk te blijven, kiezen we voor
skeletbouw. Gezien de afmetingen kunnen we volstaan met een stramien van 3 bij 3 kolommen,
waardoor de overspanningen respectievelijk 6 meter bij 8 meter bedragen. Deze afmetingen geven
een economisch gunstige opbouw van de draagconstructie. Grotere overspanningen zijn overigens
ook goed mogelijk, maar geven wel een grotere constructiehoogte van de vloeren. Maximale
afmetingen worden ook begrens door transportmogelijkheden. De maximale afmetingen daarvoor
zijn ongeveer 2,50 meter bij 3,40 meter bij 14 meter. Grotere afmetingen of te zware prefabconstructies vereisen speciaal, dus duur transport.
Niet zelden zijn er grote kolomvrije ruimtes nodig, waarbij grote overspanningen onontbeerlijk zijn.
Behalve aan uitzonderlijk transport van prefabdelen, kunnen we dan ook denken aan het op de
bouwplaats aan elkaar monteren van constructiedelen. Constructief gezien, is het verstandig om
grote kolomvrije ruimten boven in het gebouw te ontwerpen, het liefst direct onder het dak.
Daardoor kunnen de afmetingen van de draagconstructiedelen beperkt blijven. Nadeel is dat bij
grote vergaderzalen er veel mensen naar boven moeten, wat ruime verkeersruimten en voldoende
liften noodzakelijk maken. We zullen hier dus een compromis moeten vinden.

Opbouw draagconstructie; materialisering


Voor de draagconstructie staan ons verschillende materialen ter beschikking. De meest gebruikelijke
zijn baksteen, beton, staal en hout. Baksteen wordt vooral gebruikt voor wanden en staal voor
kolommen en liggers. Beton en hout kunnen voor alle draagconstructie-elementen worden
toegepast. Enkele minder gebruikte bouwmaterialen voor draagconstructies zijn natuursteen,
aluminium, vezel versterkte kunststoffen en glas. Voor al met de laatste twee materialen wordt de
laatste tijd veel gexperimenteerd.
Elk materiaal heeft zijn voordelen en beperkingen. Hout is een licht materiaal maar is meer dan staal
en beton beperkt in zijn draagkracht. Het materiaal is onderhevig aan kruip en er zijn bovendien heel
moeilijk momentvaste verbindingen mee te realiseren. Met beton en staal kunnen veel grotere
afmetingen worden gerealiseerd en is ook de draagkracht groter. Vooral met staal kunnen
gemakkelijk momentvaste verbindingen worden gemaakt, waardoor ook grotere uitkragingen
mogelijk zijn. Beton is een relatief zwaar constructiemateriaal en heeft als vervelende eigenschap dat
het, evenals hout, kruipt, waardoor grote vervormingen ontstaan.
Hout wordt als zeer duurzaam gezien, duurzaam in de betekenis van weinig energie voor
vervaardiging en makkelijk vervangbaar. Bij staal is dat minder. Wel is staal makkelijk recyclebaar
maar de fabricage kost veel energie, terwijl ook de winning van het ijzererts steeds meer energie zal
gaan kosten. Desondanks kwam bij een onderzoek naar de duurzame bouw van een middelgroot
kantoor een staalskelet met houten kanaalplaatvloeren als de meest duurzame draagconstructie
naar voren. Duurzaamheid hangt ook sterk af van het gebruik van de materialen. Bij betonkernactivering bijvoorbeeld kan ook een betonconstructie heel duurzaam zijn.
Voor ons kantoor ontwerpen we een staalskelet en als alternatief een betonskelet. Voor de
vloerconstructie gebruiken we betonnen kanaalplaten. We gaan daarbij gemakshalve voorbij aan de
duurzaamheidsaspecten. De berekening van andere materialen gaat op vrijwel dezelfde wijze. Daar
waar afwijkingen zijn, worden deze aan de orde gesteld.

Draagconstructies

Schematiseren constructie
Nadat we een keuze hebben gemaakt voor de te gebruiken materialen, gaan we bepalen hoeveel
elementen (kolommen, liggers) we toepassen en waar we de elementen in ons gebouw plaatsen.
Daarom maken we van onze constructie een draadmodel, waarin we alleen de elementen van de
draagconstructie tekenen. Bij toepassing van veel elementen wordt een draadfiguur al gauw
ondoorzichtig. Een exploded view van het draadmodel geeft dan meer duidelijkheid. Zie daarbij de
draagconstructie als op elkaar geplaatste tafels met de vloeren (en het dak) als glazen tafelblad en
de kolommen en wanden als de poten.

Draadfiguur van de constructie als exploded view.


Om de controle berekeningen te kunnen uitvoeren, moeten we de constructie en de belastingen
schematiseren. Daarvoor staat ons een aantal instrumenten ter beschikking. Een belangrijk
instrument is de draagconstructieplattegrond (DC-plattegrond). Op deze plattegrond kan gemakkelijk
worden aangegeven welk deel van de verdieping door welke elementen wordt gedragen. Op een
normale plattegrond van een verdieping teken je alles wat je van boven ziet vanaf n meter boven
de vloer. Van muren en kolommen wordt een doorsnede getekend. Ook deuren, trappen, sanitair
e.d. maken deel uit van de plattegrondtekening. Op een dergelijke tekening zien we dus wat zich
boven de grond bevindt.
Bij een DC-plattegrond is dit heel anders. De plaatsing van deuren en bijvoorbeeld sanitair is hier niet
belangrijk. Bovendien tekenen we hier niet wat zich boven de vloer bevindt maar juist de
draagconstructie er onder. Op de DC-plattegrond van een vloer worden alle constructiedelen
getekend die deze vloer zowel in verticale als in horizontale richting op hun plaats houden. Dus niet
de kolommen die zich boven de verdiepingsvloer bevinden en op die verdieping zichtbaar zijn, maar

Draagconstructies
juist de kolommen die de vloer ondersteunen. Denk weer aan de tafel met een glazen tafelblad,
waar doorheen je de poten en de stabiliteitsconstructie kunt zien.
Een uitzondering op bovengenoemde regel is onder meer de hanger: een constructie-element
waarmee een vloer is opgehangen. Een dergelijk boven de vloer geplaatst element wordt uiteraard
wel weergegeven (met aanduiding hanger). Ook stabiliteitselementen kunnen in bijzondere
gevallen zich boven de vloerconstructie bevinden en moeten in dat geval ook worden aangegeven.

Constructieplattegrond vloer eerste verdieping.


In de vloervelden wordt met haken de overspanningsrichting van de vloerelementen weergegeven.
(Een overspanning in twee richtingen geven we weer met twee loodrecht op elkaar staande haken.)
De dragende liggers worden met dubbele lijn en de niet dragende liggers met een enkelen dunne lijn
weergegeven. Dragende wanden worden getekend met een dikke lijn of met een ingekleurde
dubbele lijn. Ook de plaats van de stabiliteitsvoorzieningen wordt hier aangeduid, in de vorm van een
gestreept andreaskruis bij schoren. Bij een stabiliteitswand plaatsen we naast de wand een
gestreepte lijn. De ondersteunende kolommen duiden we aan met een dichte rechthoek, cirkel of
een I- of H-vormige doorsnede. Openingen in de vloer (liftschachten, vides, enz.) worden
weergegeven met twee elkaar kruisende lijnen (een dunne getrokken lijn). In de plattegrond noteren
we de afstanden (lengtes) en de namen van de toegepaste draagconstructie-elementen.
Om aan een constructie te kunnen rekenen, moeten we deze zodanig schematiseren dat we de
krachtswerking op de constructie kunnen bepalen. We gebruiken daarvoor het zogeheten statisch
schema. Dit schema toont de hartlijnen van de constructie-elementen en de aard van de opleggingen
en verbindingen in een bepaalde as. De oplegging is als het ware een verbinding met de fundering.
De belangrijkste opleggingen zijn de scharnieroplegging, de roloplegging en de inklemming. Bij
verbindingen maken we onderscheid tussen de scharnierverbinding en de buigvaste verbinding. In
deze oefening maken we in principe gebruik van scharnieropleggingen en scharnierverbindingen.
In het schema worden de scharnierverbindingen weergegeven door open bolletjes, buigvaste
verbindingen door dichte ruitjes. Let er op dat bij de derde verdieping de uitkragende liggers moeten
doorlopen. Om dit weer te geven, moet aan de zijde van de uitkraging onder en boven de ligger een
bolletje worden getekend. De getekende verticale rollen betekenen dat ergens in de constructie een
stabiliteitselement is geplaatst dat er voor zorgt dat de betreffende vloer in horizontale richting op
zijn plaats blijft. Zij moeten worden getekend als in de weergegeven as geen stabiliteitswanden
aanwezig zijn.

Draagconstructies

verticale rol (stabiliteit)

uitkraginging
scharnierverbinding

scharnieroplegging

Statisch schema in as 3.
Met de DC-plattegrond en het statisch schema tonen we de randvoorwaarden voor de constructieelementen. Vervolgens schatten we met behulp van vuistregels de afmetingen van de elementen die
we willen dimensioneren om deze daarna met een eenvoudige berekening te controleren. Bedacht
moet worden dat vuistregels slecht een eerste schatting van de afmetingen zijn. Het is onjuist om te
zeggen dat een constructie voldoet aan de vuistregels. De constructie moet aan de norm voldoen.
De belasting is afhankelijk van de functie van het gebouw en het totale gewicht van de vloerconstructie. Ons gebouw heeft een kantoorfunctie met een veranderlijke belasting van 3 kN/m2.

Stabiliteit
Een belangrijke vorm van stabiliteit is de standzekerheid van een gebouw (practicum BK1TE1). Een
stabiel gebouw moet aan de volgende regels voldoen:
1. Vloeren en daken moeten in principe als (in het horizontale vlak) stijve of vormvaste constructies
worden uitgevoerd.
2. Er zijn per vloer minimaal drie verticale stabiliteitsvlakken nodig (schijven of diagonalen).
3. Deze drie stabiliteitsvlakken of -wanden mogen niet allemaal evenwijdig aan elkaar lopen en
ook mogen de snijassen ervan niet samenvallen. (In de plattegrond gezien mogen de
projectielijnen van de stabiliteitswanden niet door n punt gaan: rotatie-instabiliteit.)
Hoe verder de snijassen uit elkaar liggen, hoe stijver de constructie is en des te kleiner de krachten in
de stabiliteitselementen zijn. Bedenk daarbij ook dat stabiliteitselementen alleen krachten kunnen
opnemen in hun vlak en niet loodrecht op het vlak!
Bij schijvenbouw kunnen de schijven gewoonlijk voldoende standzekerheid geven. Bij skeletbouw
moeten maatregelen worden genomen om de standzekerheid te realiseren. Bij gebouwen met
slechts enkele verdiepingen kunnen daarvoor eventueel buigvaste verbindingen tussen de
funderingsconstructie, de kolommen en de liggers worden toegepast. Dit noemen we een
ongeschoorde constructie. Bij toepassing van prefab betonnen kolommen zal men gewoonlijk kiezen
voor ingeklemde kolommen (momentvast verbonden met de fundering). Bij staalconstructies
daarentegen kiest men eerder voor momentvaste verbindingen tussen kolommen en liggers.
Bij wat hogere gebouwen moeten bij een ongeschoorde constructie de elementen zeer zwaar
worden uitgevoerd om al te grote vervormingen te voorkomen. Men kiest daarom voor een
geschoorde constructie. Als schoorconstructie kunnen kruisende diagonalen, schoren, schoorwanden
of schoorkernen (bijv. liftschachten) worden gebruikt.
Als stabiliteitselementen dienen vaak lift- en leidingschachten en wanden van trappenhuizen. In de
praktijk worden meestal minimaal vier stabiliteitswanden aangebracht, zodat horizontale krachten in
alle richtingen beter opgenomen worden. Het gebouw dat we in deze oefening gebruiken, heeft vier
stabiliteitswanden. In de gevel zijn daarvoor extra stijlen geplaatst.

Draagconstructies
Een dergelijke draagconstructie wordt een geschoorde constructie genoemd. Alle krachten moeten
via de draagconstructie naar de fundering worden afgevoerd. Bij een geschoorde constructie lopen
de horizontale krachten via de stabiliteitsvoorzieningen.
Bij stabiliteitskruisen loopt de kracht via de trekdiagonalen. Bedacht moet worden dat een op
normaalkracht (trek of druk) belast element een horizontale component moet hebben, wil deze de
horizontale windbelasting kunnen doorgeven. In een tekening geven we bij de het tekenen van de
krachtdoorstroming ook alleen die elementen aan, die een horizontale component hebben (zie afb.).
In de andere (verticale) elementen zullen vanwege het knoopevenwicht overigens ook normaalspanningen optreden: trek aan de wind- of loefzijde en druk aan de lijzijde.

Krachtdoorstroming in stabiliteitsverband en in stabiliteitswand.


Bij stabiliteitswanden gaan we er van uit dat de krachtsafdracht van de horizontale belasting volgens
een druklijn loopt. De kracht veroorzaakt een dwarskracht in de stabiliteitswand, waardoor een
buigend moment ontstaat. Is de wand voldoende ingeklemd in de fundering, dan kan deze als een
uitkragende ligger worden beschouwd. Er ontstaan trekspanningen aan de loefzijde. Deze moeten
zoveel mogelijk worden gecompenseerd door gewicht en eventuele rustende belasting. Als dit niet
voldoende gebeurt, zal de constructie kunnen scheuren of zelfs gaan kantelen.

Krachtdoorstroming in een constructie in twee loodrecht op elkaar staande richtingen.


De schoorconstructie bestaat hier uit kruisende diagonalen.

Draagconstructies
Voor ons gebouw hebben we voor twee typen schoorconstructies de krachtsdoorstroming getekend.
Bij het eerste voorbeeld zijn zowel voor het dak als de wanden kruisende diagonalen toegepast. In
het alternatief is de dakconstructie van beton en zijn voor de stabiliteit schoorwanden toegepast.
Deze kunnen ook door elkaar worden gebruikt.

Krachtdoorstroming in een constructie in twee loodrecht op elkaar staande richtingen.


De schoorconstructie bestaat hier uit massieve wanden en een stijf dak.

Globale dimensionering ligger (ligger B3-D3 van de 1ste verdieping)


De dwarsafmetingen van de liggers zijn afhankelijk van de krachten die er op werken, maar ook van
de lengte van die elementen. Om een eerste schatting van de afmetingen te kunnen maken zijn er
vuistregels of kentallen opgesteld. Deze vuistregels zijn niet anders dan een eerste globale
benadering. Ze zijn vooral bedoeld voor gebruikelijke constructies met normale belastingen. Hoe
extremer de constructie of de daarop geplaatste belasting, des te onnauwkeuriger de vuistregel.

Tabel vuistregels liggers


hout
gezaagd

hdakliggers
hvloerliggers

1
1

20
20

staal

gelamineerd
1

IPE / HE
1

20

17

30
20

beton
t.pl. gestort
1
1

20
10

prefab
1
1

20
20

Als ligger passen we een HEA-profiel toe, sterkteklasse S235. Dit betekent dat de rekenwaarde voor
de staalsterkte gelijk is aan 235 N/mm2. De elasticiteitsmodules E is voor alle sterkteklassen voor
staal gelijk aan 210 x 103 N/mm2.
Een HEA-profiel heeft brede flenzen, zodat er voldoende oplegbreedte is voor de kanaalplaten. Met
de vuistregel schatten we de hoogte van een profiel en in een tabel noteren we het profielnummer
en de gegevens die we nodig hebben voor de controleberekening. Dat zijn: het gewicht van de ligger
per strekkende meter, het weerstandsmoment Wy en het kwadratisch oppervlaktemoment Iy.
Deze gegevens zijn te vinden in een staalprofielen tabel (zie bijlage 1). Vaak is in de tabel de massa
per strekkende meter [kg/m] weergegeven. Dit moet worden omgerekend tot het gewicht in kN per
strekkende meter [kN/m]. Daarvoor moeten we het weergegeven getal vermenigvuldigen met 10
(afronding van 9,8: versnelling van de zwaartekracht in m/s2) om van [kg] naar [N] te gaan en
vervolgens delen door 1000 (van N naar kN).

Draagconstructies
Voor ons gebouw willen we een vloerligger van de eerste verdieping dimensioneren en controleren.
(De betreffende ligger is op de DC-plattegrond in rood aangegeven; zie hierna). Onze ligger heeft een
lengte van 6 meter. De geschatte liggerhoogte volgens de vuistregel wordt dan 1/20 x 6000 = 300
mm. Aan de hand daarvan kiezen we een HE320A profiel. De gegevens van dit profiel vatten we
samen in onderstaande tabel. Het gewicht (de massa) per strekkende meter is gegeven in kg. Dit
moet worden omgerekend naar kN: 97,6 kg/m 0,01 x 97,6 0,98 kN/m.

Gegevens stalen HEA-profiel


h vloerligger Profielnr. Gewicht

300

Wy

HE 320 A

0,98

Iy

[mm3]

[kN/m]

[mm]

[mm4]

1479x103 22930x104

Sterkte- Sterkte E-modulus


klasse [N/mm2] [N/mm2]
S235
235
210x103

Voor betonnen en houten liggers is niet altijd het gewicht per strekkende meter gegeven. Om dat te
bepalen moeten we de oppervlakte van de doorsnede (bxh; m2) vermenigvuldigen met de dichtheid
(kg/m3) en de uitkomst daarvan weer vermenigvuldigen met de versnelling van de zwaartekracht.
Voor beton geldt een dichtheid van 2500 kg/m3, voor naaldhout 550 kg/m3.

= 101000 []
Van een rechthoekige doorsnede kunnen we gemakkelijk het weerstandsmoment W en het
kwadratisch oppervlaktemoment I berekenen.
= 112 3 [mm4]

= /2 = 16 2 [mm3]

en

Voor de betonconstructie passen we een in het werk gestorte, niet voorgespannen, betonnen balk
toe. We kiezen sterkteklasse C30/37. Volgens de vuistregel zou de hoogte h gelijk zijn aan 6000/10 =
600 mm. Voor de bijbehorende breedte kiezen we de halve hoogte (vuistregel): 600/2 = 300 mm.
Het gewicht per strekkende meter bedraagt dan: 0,3 x 0,6 x 2400 x 10/1000 = 4,32 kN/m. W en I
kunnen we met bovenstaande formules berekenen. Iy = 1/12 x 300 x 6003 = 5400000000 mm4 en
Wy = 1/6 x 300 x 6002 = 18000000 mm3.
De waarden voor de sterkte en de elasticiteitsmodules kunnen uit betontabellen worden verkregen.

Gegevens in het werk gestorte betonnen balk


h vloerligger

Profiel

Gewicht
[kN/m]

[mm3]

[mm4]

600

600x300

4,32

18,0x106

5400x106

[mm]

Wy

Iy

Sterkte- Sterkte
klasse [N/mm2]
C30/37
20

E-modulus
[N/mm2]

32,8x103

Bepaling belasting op de ligger


De belasting op de ligger bestaat uit drie delen:
BG1 = Eigen gewicht van de ligger.
BG2 = Rustende belasting op de ligger, bijv. gewicht vloerconstructie, plafond, opgehangen
installaties, vloerafwerking enz.
BG3 = Veranderlijke belasting op de ligger.

Belasting op de te controleren ligger.

Draagconstructies
BG1 en BG2 vormen samen de blijvende belasting ; de veranderlijke belasting kunnen we
weergeven als . Voor de liggercontrole moeten de belastingen worden berekend per strekkende
meter op de ligger, tenzij de belasting als een puntlast op de ligger komt. We gaan uit van een
gelijkmatig verdeelde belasting.
BG1. Het gewicht per strekkende meter ligger (oranje ligger 2B-2C op DC-plattegrond) hebben we
hiervoor al bepaald bij het verzamelen van de gegevens van de ligger: BG1 = 0,98 kN/m.
Voor de betonnen ligger geldt: BG1 = 4,32 kN/m.

8m

8m

BG2. Voor het bepalen van de grootte van de rustende belasting (BG2) gebruiken we de
draagconstructieplattegrond. Daarop arceren we het oppervlak dat door de ligger wordt
gedragen. Alle elementen in het gearceerde vlak, inclusief het gewicht van eventuele
secundaire liggers, moeten in de belasting worden meegenomen. Merk op dat we ook de
maten weergeven op de DC-plattegrond!

6m

6m

Draagconstructieplattegrond met belastingschema ligger.


De rustende belasting bestaat uit het gewicht van de vloerconstructie inclusief het gewicht van
een eventuele afwerklaag, het plafond, de installaties die aan de vloer hangen of in de vloerconstructie zijn opgenomen enz. Al deze belastingen zijn gegeven in kN/m2 of kunnen daarin
worden omgerekend. Bij een betonnen deklaag kan bijvoorbeeld de volumieke massa [kg/m3]
worden omgerekend naar het volumieke gewicht [kN/m3]: 1 kg/m3 0,01 kN/m3. Het
volumieke gewicht dient vervolgens met de laagdikte te worden vermenigvuldigd om de
belasting in kN/m2 te krijgen:
belasting in kN/m2 = de laagdikte in meters maal de belasting in kN/m3.
a
a
l
Veranderlijke
belasting
Q =belasting
3 kN/m
In onderstaande
afbeelding
zijn voor onze constructie
de elementen
van de
rustende
schetsmatig weergegeven.
2

afwerklaag 50 mm [1]
kanaalplaat
staalprofiel HEA
2
leidingen etc. 15 kg/m
2
plafond + verlichting 45 kg/m
doorsnede in lengterichting

Vloeropbouw

doorsnede in dwarsrichting

[1] volumieke massa afwerklaag = 2400 kgf/m3

Opbouw betonnen kanaalplaatvloer.

10

Draagconstructies
Van boven naar beneden zien we allereerst een afwerklaag van 50 mm. De volumieke massa
van het materiaal van de afwerklaag bedraagt 2400 kg/m3
Gewicht afwerklaag = 0,05 x 0,01 x 2400 = 1,2 kN/m2.
Vervolgens zien we de kanaalplaat. Kanaalplaten zijn prefab-elementen. De afmetingen
hangen af van de overspanning van en de belasting op de platen en van de gebouwfunctie.
Wanneer deze bekend zijn, kan de fabrikant eenvoudig bepalen welke platen nodig zijn. Onze
overspanning bedraagt 8 meter (dat is dus de hart-op-hart-afstand van de balken!).
Bezien we de afbeelding, dan is het gemakkelijk in te zien dat de kanaalplaat behalve een
veranderlijke belasting van 3 kN/m2ook de afwerklaag, de leidingen, het plafond en de
verlichting moeten dragen. De massa van plafond en installatie bedraagt in totaal 15 + 45 = 60
kg/m2. Het gewicht wordt dan 0,01 x 60 = 0,6 kN/m2. De totale belasting op de
kanaalplaten wordt dan: 3 + 1,2 +0,6 = 4,8 kN/m2. Aan de fabrikant kunnen deze gegevens
worden doorgegeven. Voor een ontwerpberekening stelt de fabrikant vaak tabellen of
grafieken ter beschikking. In bijlage 2 is een dergelijke grafiek weergegeven. Op de verticale as
zetten we de belasting van 4,8 kN/m2 af en op de horizontale as de overspanning van 8 meter.
Het snijpunt van beide lijnen ligt tussen de plaat met een dikte van 150 mm en die met een
dikte van 200 mm. We hebben voor ons gebouw een plaatdikte van 200 mm nodig. In bijlage 2
vinden we tevens het gewicht van deze plaat: 3,1 kN/m2.
De totale blijvende belasting van de vloer is dus 3,1 + 1,2 + 0,6 = 4,9 kN/m2.
De gevonden belasting per vierkante meter [kN/m2] moet worden omgezet naar een lijnlast op
de ligger oftewel een belasting per strekkende meter ligger [kN/m']. Om de grootte daarvan te
bepalen gebruiken we de DC-plattegrond (zie afbeelding). Op de ligger tekenen we een afstand
van 1 meter en arceren we het oppervlak dat door deze meter ligger wordt gedragen. De
grootte van dit oppervlak is gelijk aan twee keer de halve h.o.h.-afstand van de liggers maal 1
meter. De belasting per strekkende meter [kN/m] wordt dan (a1+a2)/2 [m] maal de belasting
per vierkante meter [kN/m2]. (Voor randliggers geldt uiteraard n keer de halve h.o.h.afstand.)
Voor onze ligger met een h.o.h. afstand van 8 meter geldt: BG2 = (8 + 8)/2 x 4,9 = 39,2 kN/m2.

8m

8m

Kiezen we voor een betonnen ligger dan is uiteraard de rustende belasting op die ligger
dezelfde als die op de stalen ligger: BG2 = (8 + 8)/2 x (3,1 + 1,2 + 0,6) = 39,2 kN/m2.

6m

6m

Draagconstructieplattegrond met belasting per strekkende meter van de ligger.


BG3. Ook de veranderlijke belasting is gegeven in kN/m2. Om hier een belasting per strekkende
meter ligger van te maken, moet deze eveneens vermenigvuldigd worden met twee maal de

11

Draagconstructies
halve h.o.h. spantafstand veranderlijke belasting in kN/m = (a1+a2)/2 [m] x veranderlijke
belasting [kN/m2].
Voor de belasting op de stalen ligger geldt: BG3 = (8+8)/2 x 3 = 24 kN/m.
Voor de betonnen ligger geldt eveneens: BG3 = (8+8)/2 x 3 = 24 kN/m.

Controle Uiterste GrensToestand ligger (sterkte)


Met de hiervoor bepaalde belastingen kunnen we de sterkte en de stijfheid berekenen. Voor de
sterkte moeten we de Uiterste GrensToestand (UGT) controleren. Voor een ligger op twee
steunpunten bepalen we hiervoor de maximaal optredende buigspanning: m. Deze moet kleiner zijn
dan de sterkte, oftewel: m fm;d .
De buigspanning m

Md
W

, waarin W het hiervoor al bepaalde weerstandsmoment is en Md het

maximale moment in het midden van de overspanning. Voor het maximale moment geldt:

= 18 2 .

(wees consequent met de eenheden!)

Md
Maximaal moment.
Hierin is de lengte van de ligger en q de totale lijnlast. Voor de UGT geldt dat we de belastingen
moeten vermenigvuldigen met partile factoren (vroeger belastingfactoren) om extra veiligheid
te krijgen. Deze factor hangt af van de veiligheidsklasse van het gebouw en de aard van de belasting.
Voor een kantoor geldt dat = 1,35 en = 1,5. De toetsingsregel voor de Fundamentele BelastingGf

Qf

combinatie volgens de Euronorm luidt in enigszins vereenvoudigde vorm: FC = x G + x Q,


Gf

Qf

waarin G de blijvende belasting en Q de veranderlijke belasting voorstelt. is een verminderingsfactor die in de Nationale Bijlage is vastgesteld op 0,89.
De veiligheidsfactor voor de blijvende belasting wordt met de verminderingsfactor 0,89 x 1,35 = 1,2
(de waarde van de vroegere belastingfactor voor de permanente belasting). In het algemeen geldt:
= 1,2 . + 1,5 . Met deze grootheden kunnen we het moment en daarmee de buigspanning berekenen en vervolgens de sterkte controleren door de unity check te doen:
U.C. =

m
1
fm;d

Is U.C. > 1 dan moeten we een zwaarder profiel nemen. Voor de Wnodig van het nieuw te nemen
profiel geldt:

Wnodig = U.C. x Woud


Voor onze stalen ligger geldt qUGT = 1, 2 x (0,98 + 39,2) + 1,5 x 24= 84,2 kN/m.
Md = qUGT

= 84,2 x 62 / 8 = 379,0 kNm = 379x106 Nmm.

m = Md / W = 379x106 / 1479x103 = 256,2 N/mm2. (let op de eenheden!)


fm;d = 235 N/mm2.
U.C. = m / fm;d = 256,2 / 235 = 1,1 > 1.
Hieruit blijkt dat het profiel te licht is. We hebben een zwaarder profiel nodig met een grotere W.

12

Draagconstructies

Wnodig = 1,1 x 1479x103 = 1612,6 x103 mm3.

Hierbij hoort een HE340A met g = 1.05 kN/m, W = 1678x103 mm3 en I = 27693 x 104 mm4.
Als we de constructiehoogte willen beperken, kunnen we ook kiezen voor een HEB profiel (HE300B)
of voor een hogere sterkteklasse (S355; zie bij controle BGT).
Voor een betonnen ligger geldt qUGT = 1, 2 x (1,08 + 39,2) + 1,5 x 24= 84,3 kN/m.
Md = qUGT

= 84,3 x 62 / 8 = 379,5 kNm = 379,5x106 Nmm.

m = Md / W = 379,5x106 / 18x106 = 22,1 N/mm2. (let op de eenheden!)


fm;d = 20 N/mm2.
U.C. = m / fm;d = 22,1 / 20 = 1,1 > 1.
Hieruit blijkt dat de balk te licht is. We hebben een zwaardere balk nodig met een grotere W.
Wnodig = 1,1 x 18,0x106 = 19,80x106 mm3. Hierbij hoort een minimale doorsnede van 630 x 300 mm2
met g = 4,46 kN/m, W = 19,85 x 106 mm3 en I = 6251,2 x 106 mm4.
Als we hier de constructiehoogte willen beperken, kunnen we kiezen voor prefabbeton van een
hogere sterkteklasse.

Controle Bruikbaarheids GrensToestand ligger (stijfheid)


Voor de stijfheid controleren we de Bruikbaarheids GrensToestand (BGT) oftewel de stijfheid van de
ligger. De stijfheid bepaalt de grootte van de doorbuiging: hoe stijver de ligger des te geringer de

5 q 4
.

384 E I
Voor de BGT bestaan twee controles: de bijkomende doorbuiging ubij en de doorbuiging in de
eindtoestand ueind. De eis van doorbuiging in de eindtoestand is een esthetische eis, terwijl die voor
doorbuiging. Voor de doorbuiging geldt de formule: u

de bijkomende doorbuiging meer een eis van welbevinden is: voelt men zich wel zeker als een ligger
teveel doorbuigt. Bovendien kan een te grote ubij leiden tot schade in op de vloer geplaatste wanden,
terwijl ook de afwerklaag van de vloeren zou kunnen scheuren.
De ueind is de totale vervorming t.g.v. de belasting , inclusief kruip bij materialen als hout- en beton.
Kruip treedt bij deze materialen op onder langdurig aanwezige belasting. Dit is de blijvende belasting
en dat deel van de veranderlijke belasting dat vrijwel permanent aanwezig is. Een eventuele zeeg,
een vooraf aangebrachte opbuiging, kan hiervan worden afgetrokken. Dit betekent dat we de
uiteindelijke doorbuiging kunnen verminderen door de ligger een zeeg te geven. ubij is de vervorming
die optreedt door de veranderlijke belasting en de eventuele kruip.
Er is een relatie tussen de kruip en de blijvende en quasi blijvende belasting. De kruip kan worden
uitgedrukt als: = ( + 2 . ). Hierin is k de kruipfactor, ubb de doorbuiging t.g.v. de
blijvende belasting (dus ubb is gelijk aan uon), uvb de doorbuiging t.g.v. de veranderlijke belasting en 2
de factor voor de quasi-blijvende belasting. Voor kantoren geldt: 2 = 0,3.

u on u bb

uvb

bb
384
EI
5

vb
384
EI
5

u bij uvb u kr

Norm vloerligger:

u kr k (u bb 0,3 uvb )
u eind u on u bij
Onmiddellijk optredende en bijkomende doorbuiging en doorbuiging in de eindtoestand.

13

Draagconstructies
Voor staal is de kruipfactor k = 0 (en dus = 0). Voor hout geldt dat k = 0,8 en daarmee wordt
= 0,8 ( + 0,3. ). Voor beton wordt de vervorming door kruip met een kruipfactor k = 3
(voor droge binnenruimten): = 3 ( + 0,3. ). is de doorbuiging t.g.v. de blijvende
belasting en de doorbuiging door de veranderlijke belasting.
In onderstaande figuur is een en ander samengevat.
Voor een vloerligger luidt de algemene eis ubij 0,003 . Bevindt de ligger zich ter plaatse van een
wand of in de gevel, of moet er rekening mee worden gehouden dat op de vloer lichte scheidingswanden kunnen worden geplaatst, dan geldt: ubij 0,002 . Als we stellen dat voor de bijkomende
doorbuiging wnorm = 0,003 (algemeen) of wnorm = 0,002 (vloeren met wanden) dan geldt als
unity check: U .C.

ubij
wnorm

1.

Is U.C. > 1 dan moeten we een zwaarder profiel nemen. Voor de Inieuw van het nieuw te nemen
profiel geldt:
Inodig = U.C. x Ioud.
De formules voor Wnodig en Inodig kunnen we ook gebruiken als zowel voor de UGT als voor de BGT
de U.C. << 1. We kunnen dan met een slanker, dus goedkoper profiel volstaan. De grootste van de
beide waarden van U.C. geldt dan uiteraard als uitgangspunt.
Voor de totale doorbuiging van een vloer moet ueind 0,004 zijn. Voor een dakligger moet zowel
de ubij als de ueind kleiner zijn dan 0,004 .
Voor de doorbuiging van de stalen ligger geldt dat de bijkomende doorbuiging wordt bepaald door
de veranderlijke belasting. Alle benodigde gegevens zijn hiervoor al bepaald.

qvb 4
24 60004
5
= 7,0 mm (Let op de eenheden!)

3
4
384 E I
384 210 10 27690 10
unorm = 0,003 = 0,003 60000 = 18 mm.
ubij
8, 4
U .C.

0, 4 1
wnorm 18
ubij

Duidelijk is te zien dat voor de stalen ligger de sterkte maatgeven is. Voor wat betreft de doorbuiging
zouden we met een slanker profiel uit de voeten kunnen. Ook toepassing van een hogere
sterkteklasse van staal, bijvoorbeeld S355, is hier lonend!
Voor een betonnen ligger moeten we rekening houden met de kruip. Hiervoor is al vermeldt dat voor
een betonconstructie in een kantoor geldt dat k = 3 en 2 = 0,3. Bij een niet voorgespannen ligger
moeten we er tevens rekening mee houden dat de trekzone is gescheurd. Daardoor geldt een veel
lagere elasticiteitsmodules. Voor ontwerpberekeningen mogen we nemen E = 10000 N/mm2.

5 qbb 4
5
43,7 60004
= 0,6 mm (Let op de eenheden!)
ubb

384 E I
384 10000 6251, 2 106
5 qvb 4
5
24 60004
= 0,3 mm (Let op de eenheden!)
uvb

384 E I
384 10000 6251, 2 106
ubij uvb ukr uvb 3 (ubb 0,3 uvb ) = 0.3 + 3 (0,6+0.3 0,3) = 2,3 mm.
U .C.

ubij
unorm

2,3
0,13 1
18

We zien dat ook voor een in het werk gestorte betonnen ligger bij deze overspanning de sterkte
maatgevend is. Winst kan worden behaald door voorgespannen prefabliggers te gebruiken met een
hogere sterkteklasse beton. Indien door voorspanning scheurvorming wordt voorkomen, mag de
hoge E-waarde worden toegepast.

14

Draagconstructies

Globale dimensionering kolom (kolom D3 onder 1ste verdieping)


Ook voor kolommen bestaan er vuistregels, maar vooral voor deze elementen kunnen de werkelijk
benodigde afmetingen zeer sterk afwijken van die gevonden met deze vuistregels. De dimensies van
de kolom zijn afhankelijk van de kniklengte. Er is echter een groot verschil of een kolom een heel
gebouw met veel verdiepingen moet dragen of alleen het dak. Vaak is de kolom op de begane grond
de maatgevende kolom. Een slanke kolom met grote kniklengte zou ook maatgevend kunnen zijn
ook al bevindt deze zich niet op de begane grond.
Tabel vuistr egels
staal

hout
gezaagd

bkolommen

20

gelamineerd
1

20

HE
1

15

beton
buis

25

t.pl. gestort
c

10

prefab
1

10

Let er op dat we voor de b en voor de I altijd de kleinste of liever de zwakste richting moeten
toepassen: Bij HE-profielen nemen we dus niet de profielhoogte maar de breedte van het profiel en
de Iz. Juist die richting is het zwakst en (meestal) maatgevend voor uitknikken.
Om de controle uit te kunnen voeren, moeten we weten welke belasting de kolom moet dragen.
Daarvoor maken we eerst een belastingschema en vervolgens een gewichtsberekening die we in
tabelvorm weergeven. Het belastingschema bestaat uit alle constructieplattegronden (of een 3-D
tekening) waarop de betreffende kolom en alle daarop rustende constructiedelen zijn aangeduid.
Kolommen en liggers eventueel met een kleur en het vloeroppervlak door een arcering. Alle liggers
binnen de gearceerde gebieden dragen hun belasting af aan de kolom. Geef ook de lengtematen
weer, zodat de totale belasting die door de kolom moet worden gedragen gemakkelijk is te bepalen.
Onze constructie heeft voor de kolommen een HEA-profiel. De zwaarst belaste kolom is de middenkolom op de begane grond. Met de vuistregels bepalen we globaal welke afmetingen de kolom moet
hebben. De daarbij behorende gegevens noteren we weer in een tabel.

Gegevens stalen HEA-profiel


b kolom Profielnr. Gewicht
[mm]

240

[N/mm]

[mm ]

0,60

7680

Sterkte- Sterkte E-modulus


klasse [N/mm2] [N/mm2]
[mm ]
27690000 S235
235
210x103
4

8m

8m

8m

8m

HE240A

Iz

6m
6m

6m
6m

Belastingschema van de te controleren kolom (links verdieping 1 en 2, rechts verdieping 3 en dak).

15

Draagconstructies
Ook voor een betonnen kolom kunnen we de gegevens verzamelen. Het meest voor de hand ligt een
vierkante kolom. Bij gebruik van de vuistregel krijgen we een kolom: 3600/10 = 360 mm.

Gegevens betonkolom
b kolom
[mm]

Profiel
[mm2]

Gewicht
[N/mm]

[mm ]

[mm ]

360

360x360

3,11

129600

1399,7x106

Sterkte Sterkte E-modulus


-klasse [N/mm2] [N/mm2]
C30/37
20
32,8x103

Het gewicht van alle constructiedelen die door de kolom worden gedragen, moeten bij elkaar
worden opgeteld, evenals het totaal van de veranderlijke belasting die door de kolom moet worden
afgevoerd. Om dit overzichtelijk te doen, maken we per kolom gebruik van een gewichtsberekeningstabel. Hierin kunnen alle waarden overzichtelijk worden ingevoerd en eventueel in een spreadsheet
(Excel-bestand) worden berekend.
Let er op dat de totale belasting als een puntlast (normaalkracht) op de kolom werkt. Alle belastingen
moeten dus naar een belasting in kN worden omgezet. Het gewicht van kolommen en liggers (g;
gegeven in kN per m) moet daarom worden vermenigvuldigd met resp. de verdiepingshoogte h en de
liggerlengte l [kN/m kN]. De veranderlijke belasting (q) en de blijvende vloerbelasting (g) worden
bepaald in kN/m2. Deze moeten dus worden vermenigvuldigd met het oppervlak dat door de
betreffende kolom wordt gedragen, om een puntlast te krijgen [kN/m2 kN].
Volgens de normcommissie is de kans dat alle vloeren extreem worden belast vrijwel nihil. Daarom
heeft men voor de veranderlijke belasting de combinatiefactor o gentroduceerd, vroeger
momentaanfactor genoemd. Dit is een reductiefactor die voor op twee na alle verdiepingen mag
worden gebruikt. Bij de verdiepingen die de grootste bijdrage aan de veranderlijke belasting (in kN!)
leveren, moet deze extreem worden genomen ( = 1). Voor de andere vloeren is afhankelijk van
het gebruik van de verdieping. Voor kantoren geldt volgens de nationale bijlage = 0,5. Voor het dak
mag zelfs = 0 worden genomen (tenzij we de kolom onder het dak of de kolom onder de bovenste
verdieping beschouwen). De formule voor de totale belasting op de kolom wordt dan:
Fd = blijvende belasting + ( x veranderlijke belasting). ( en zijn de partile
Gf

Qf

Gf

Qf

factoren).
De volgende paginas tonen een gewichtstabel voor respectievelijk de stalen en de betonnen kolom.
Gemakshalve gaan we er van uit dat de blijvende belasting van het dak gelijk is aan die van de
vloeren. Afhankelijk van de dakbedekking zal het verschil niet groot zijn. De veranderlijke belasting
op het dak stellen we op 1 kN/m2.

Controleberekening kolom (druksterkte)


Van de kolom gaan we de druksterkte controleren en het knikgetal n bepalen.
Voor de drukspanning geldt: c Fd fc;d
A

(A is de oppervlakte van de doorsnede. fc;d is de druksterkte.)


In werkelijkheid zal een kolom meestal veel eerder bezwijken. Een slank element dat op druk wordt
belast, loopt gevaar uit te knikken. Een kolom zal nooit zuiver recht kunnen worden gemaakt, staat
nooit exact verticaal en ook de belasting zal nooit precies in de as van de kolom aangrijpen. Om deze
onvolkomenheden in te calculeren, wordt bij staal en hout gebruik gemaakt van een reductiefactor
(knikfactor; bij staal is deze mede afhankelijk van het toegepaste profiel) en bij beton van een initile
excentriciteit. Voor een globale controle berekening volstaan we met een reductiefactor van 0,7 voor
staal en een factor 0,8 voor hout en beton.

Fd
F
0,7 fc;d (voor staal) en c d 0,8 fc;d (voor beton en hout)
A
A

16

Draagconstructies

Gewichtstabel kolom

LET OP DE EENHEDEN!

onder 1ste verdieping

staal

profiel : HE240A
lengte
(hoogte)
[m]

bel./m2
of
bel./m

breedte
[m]

Oppervlak doorsnede:

7680

mm

blijv. tot.blijv. verand.


belast. per verd. belast.
[kN]
[kN]
[kN]

fact.

Te
reken.
ver. bel.

Dak
Verand. belasting =

Gew. dakconstr. =

4,9

= 235,2

Gewicht ligger =

1,05

6,3

Gewicht kolom =

3,6

0,6

2,16

--->

243,66

de

Gew. vloerconstr. =

4,9

= 235,2

Gewicht ligger =

1,05

6,3

Gewicht kolom =

3,6

0,6

2,16

--->

243,66

Gew. vloerconstr. =

4,9

= 235,2

Gewicht ligger =

1,05

6,3

Gewicht kolom =

3,6

0,6

2,16

--->

243,66

144

144

144

144

144

x 0,4 =

57,6

verdieping

Verand. belasting =

ste

verdieping

Verand. belasting =

de

48

verdieping

Verand. belasting =

Gew. vloerconstr. =

4,9

= 235,2

Gewicht ligger =

1,05

6,3

Gewicht kolom =

3,6

0,6

2,16
--->

243,66
+

totaal in kN =

blijvende belasting = G: 974,64


partile factor

Totale belasting UGT: Fd = G x G + Q x Q =

17

voor G:

1688,0

1,2
kN

+
ver. bel. = Q:
part. factor

c;d =

voor Q:
219,8

345,6
1,5
N/mm2

Draagconstructies

Gewichtstabel kolom

LET OP DE EENHEDEN!

onder 1ste verdieping

beton
lengte
(hoogte)
[m]

profiel : 360 x 360

oppervlak doorsnede:

bel./m2
of
bel./m

blijv. tot.blijv. verand.


belast. per verd. belast.
[kN]
[kN]
[kN]

breedte
[m]

129600

mm

Te
reken.
ver. bel.

fact.

Dak
Verand. belasting =

Gew. dakconstr. =

4,9

235,2

Gewicht ligger =

4,46

26,76

Gewicht kolom =

3,6

3,11

= 11,196 +
--->
273,16

Verand. belasting =

Gew. vloerconstr. =

4,9

= 235,2

Gewicht ligger =

4,46

= 26,76

Gewicht kolom =

3,6

3,11

48

144

144

144

144

144

x 0,4 =

57,6

3de verdieping

de

11,2

--->

273,16

verdieping

Verand. belasting =

Gew. vloerconstr. =

4,9

= 235,2

Gewicht ligger =

4,46

= 26,76

Gewicht kolom =

3,6

3,11

ste

11,2

--->

273,16

verdieping

Verand. belasting =

Gew. vloerconstr. =

4,9

= 235,2

Gewicht ligger =

4,46

= 26,76

Gewicht kolom =

3,6

3,11

11,2
--->

273,16
+

totaal in kN =

blijvende belasting = G: 1092,6


partile factor

Totale belasting UGT: Fd = G x G + Q x Q =

18

voor G:

1829,5

1,2
kN

+
ver. bel. = Q:

part. factor

c;d =

voor Q:
14,1

345,6
1,5
N/mm2

Draagconstructies

We kunnen ook hier de Unity Check uitvoeren: U.C.

c
0,7 fc;d

Voldoet de sterkte niet, dan kunnen we de gevonden A vermenigvuldigen met de waarde van de U.C.
om de benodigde doorsnede te krijgen Anodig = U.C. Aoud
Voor de stalen kolom is de totale belasting op de kolom volgens de gewichtstabel 1688 kN
c

2
Fd 1688 103

220 kN/mm
A
7680

U.C.

0,7 fc;d

220
1,34 1
0,7 235

Het profiel is dus te slank. We hebben een zwaarder profiel nodig:


Anodig = U.C. Aoud = 1,34 x 7680 = 10261,2 mm2 HE300A met Iz = 6310 x 104 mm4.
De totale belasting op de kolom wordt daardoor ook iets groter: 1692,9 kN
Uit de gewichtstabel blijkt dat de betonnen kolom op de begane grond (onder de eerste verdieping)
1788 kN moet dragen.
c

2
Fd 1829,6 103

14,1 kN/mm
A
360 360

U.C.

0,8 fc;d

14,1
0,9 1
0,8 20

Het gekozen afmetingen van de kolom voldoen dus.

Bepaling knikgetal n
Knik is een gevaarlijke vorm van bezwijken, die vrij plotseling optreedt. Dit probleem is al lang
bekend en in 1744 kwam de Zwitserse geleerde Leonard Euler met de volgende formule:

Fcr

2 EI
2
cr

(of FE) wordt de Eulerse of ook wel de kritische knikkracht genoemd. E is de Elasticiteitsmodulus,
I het kwadratisch oppervlaktemoment (in de zwakste richting!) en cr de kniklengte. In een
geschoord gebouw met scharnierverbindingen tussen kolommen en liggers is de kniklengte van de
kolom gelijk aan de verdiepingshoogte: cr = h .
Wil een constructie veilig zijn voor knikgevaar, dan moet de maximaal
Fd
optredende belasting kleiner zijn dan de knikbelasting. Hoeveel kleiner hangt
mede af van de wijze waarop de kolom wordt belast. De verhouding tussen de
knikkracht en de totale extreme belasting op de kolom noemen we het
knikgetal n =

Om aan de veilige kant te blijven, eisen we dat het knikgetal n

Fcr
5.
Fd

Deze relatief hoge waarde is nodig om alle imperfecties als scheefstand en een
licht gekromd zijn, maar ook om een excentrische aansluiting van liggers aan
de kolom te compenseren. Buiging in een kolom leidt tot sneller uitknikken.
Is n < 5 dan vermenigvuldigen we de met 5/n om het benodigde
kwadratisch oppervlaktemoment te bepalen. Bij de zo gevonden
kunnen we vervolgens het nieuwe profiel zoeken.
Let er op dat zowel de sterktecontrole als het knikgetal moeten voldoen!

19

Draagconstructies
Voor een kolom van een HE300A profiel geldt:

Fcr
n

2 E Iz
2
cr

2 210000 63,1106

10091, 2 103 N
2
3600

Fcr 10091, 2 103

65
Fd 1692,9 103

Deze kolom heeft volgens Euler voldoende veiligheid tegen knik. (Voor een HE240A profiel zou het
knikgetal 2,6 zijn: duidelijk te laag.) We hebben dus een HE300A profiel nodig. Een bijkomend
voordeel is dat de kolom- en liggerbreedte gelijk zijn.

Fcr
n

2 E Iz
2
cr

2 32800 1399,7 106


36028 103
2
3600

Fcr 36028 103

19, 7 5
Fd 1829, 6 103

Het knikgetal geeft aan dat de kolom voldoende veiligheid bezit tegen knik. Voor wat betreft het
knikgetal zou met een iets slankere kolom kunnen worden volstaan, maar de druksterkte blijkt
maatgevend te zijn.

20

Draagconstructies

Bijlage 1: tabel HEA-profielen

21

Draagconstructies

Bijlage 2: tabel kanaalplaten beton (bron: Staalprofielen, (Over)spannend staal 5, 1998 p. 91)

22

You might also like