Professional Documents
Culture Documents
Ik Jij Samen Wij Babbelspel
Ik Jij Samen Wij Babbelspel
Ik Jij Samen Wij Babbelspel
Organisatie :
De speler krijgt een prent of een foto te zien van mensen met een bepaalde emotionele
gelaatsuitdrukking (basisgevoelens : blij, bang, boos, bedroefd + andere gevoelens : nieuwsgierig,
verbaasd, jaloers, e.a.), van bepaalde gebeurtenissen, van eigenaardige constructies (symbolen).
(Prent uit stripverhaal motiveert kinderen.)
1 min. vertellen - fantasie gebruiken
wanneer de opdracht individueel wordt uitgevoerd : de ll leest de opdracht en vertelt
wanneer de opdracht in subgroepen wordt uitgevoerd : bijv. in een groepje van 4 : 2 lln lezen
samen de opdracht, 2 lln vertellen om beurt hun bevindingen
richtvragen bij elke foto of prent :
- Welk gevoel roept de foto of prent bij je op ?
- Hoe weet je dat ?
- Heb je dat gevoel ook al gehad ? Hoe kwam dat ?
rood
donkerblauw
-
oefenen van non-verbale communicatie zoals oogcontact maken, lichamelijk contact durven
leggen, gevoelens met mimiek uitdrukken
De speler dient (individueel of met een andere speler) iets uit te beelden of zonder woorden over te
brengen.
1 min. non-verbaal uitdrukken
wanneer de opdracht individueel wordt uitgevoerd : de ll drukt zich non-verbaal uit
wanneer de opdracht in subgroepjes worden uitgevoerd bijv. in een groepje van 4 : de 4 lln
drukken zich samen non-verbaal uit - elk op zijn eigen manier
Voorbeelden :
Je krijgt een uitnodiging voor een verjaardagsfeestje van je beste vriend, vriendin. Toon hoe je je
voelt.
Je komt thuis en papa, mama, opa of opa ligt te slapen op de sofa. Je wilt de persoon niet wakker
maken. Toon dat eens.
Je ligt in bed en het begint buiten te bliksemen en te donderen. Toon wat je doet.
Je vindt een mooi doosje en wil kijken wat er in zit. Je doet het open en er loopt een spin uit. Toon
wat je doet.
In de klas wil je de gom van je vriendje gebruiken. Je mag niet praten. Toon hoe je dat doet.
Je mag niet praten in de klas. Je balpen is leeg en je wil er een lenen van je vriend, vriendin. Hoe
doe je dat ?
Deze middag is de soep heel lekker maar zeer heet. Toon wat je doet.
Het eten is zeer gekruid en heel pikant. Je neemt een flinke hap. Toon dat eens.
Je wil dat je vriend bij jou komt op de speelplaats. Hij is aan de andere kant van de speelplaats.
Wat doe je ?
Je maakt een grote toren met blokken. Bij het laatste blokje stort de toren in. Toon hoe je je voelt.
Jouw hamstertje is al heel oud en ziek. Je komt thuis en loopt naar zijn hokje. Je lievelingsdiertje is
dood. Toon hoe je je voelt.
Je zus heeft met jouw autootje gespeeld. Het is stuk. Toon hoe je voelt.
Je valt op de speelplaats en jouw knie doet erg pijn. Toon dat.
Papa en mama maken ruzie. Toon hoe je je voelt.
Je geeft je rappor thuis af aan ... . Het is een heel goed rapport. Toon dat eens.
Je rapport is niet goed. Toon hoe je je voelt.
Het is jouw verjaardag en er ligt een pakje voor jou klaar. Je moet wel nog een beetje wachten
voor je het open mag maken. Toon dat eens.
Je hebt mooie, nieuwe schoenen gekregen en wil deze tonen aan de juf en de kinderen van de klas.
Hoe doe je dat ?
Je stapt rustig naar het toilet. Plots springt je vriend achter een muurtje vandaan. Wat doe je ?
Tijdens het spel zegt iemand een lelijk woord tegen jou. Hoe voelt dat aan ? Toon dat eens.
donkergroen
zich over iets of iemand een mening leren vormen en die mening in de groep durven uiten
positieve en negatieve kritiek leren uiten.
rood
niveau 1 en 2
donkerblauw
niveau 1 en 2
donkergroen
niveau 1 en 2
NIVEAU 2
roze
-
vaardigheden
De speler krijgt te maken met concrete probleemsituaties in de omgang met een andere. De speler dient
in een rollenspel op een gepaste wijze voor zichzelf te durven opkomen en zich weerbaar tonen.
1 min. vertellen
wanneer de opdracht individueel wordt uitgevoerd : de ll leest de opdracht en voert uit (door een ll
uit te kiezen waarmee hij/zij de opdracht uitvoert)
wanneer de opdracht in subgroepen wordt uitgevoerd : bijv. in een groepje van 4 : 2 lln lezen
samen de opdracht, de lln spelen de situatie (klank en beeld)
De lkr geeft de nodige leiding door richtvragen te stellen.
Wie is ... (persoon 1) ? Wie is ... (persoon 2) ? Wat dien je uit te beelden ? Doe maar. Laat dit zien met
je handen en gezicht. Laat horen.
(Als het niet lukt worden de rollen omgedraaid.)
Voorbeelden :
Bij de bakker sta je in een rij. Het is jouw beurt maar een dame steekt jou voor. Wat doe je ?
Je ouders zijn niet thuis en samen met je broer kijk je T.V.. Je broer wil naar de voetbal kijken en
jij naar een muziekprogramma. Hoe lossen jullie dat op ?
Je tekening is bijna af. Je hebt enkel nog het kleurtje lichtgroen nodig maar dat heb je niet. Je
buurman in de klas heeft wel een lichtgroen potlood maar hij is er net met bezig. Je weet
bovendien dat hij geen gerief uitleent. Hoe ga je te werk ?
Elke zondag komen opa en oma op bezoek. Mama vraagt telkens aan jou om de vaat te doen. Je
vindt echter dat jouw grote broer dat ook wel eens mag doen. Hoe los je dat op ?
Op de tafel liggen 5 stukken taart. Jullie zijn met zessen en doordat jij wat later aan tafel komt,
liggen de 5 stukken reeds op de borden van de anderen. Alleen jouw bord is leeg. Wat doe je ?
Je bent ziek geweest en hebt daardoor niet kunnen deelnemen aan een feestje in de klas. Je weet
dat de juf voor iedereen een cadeautje meebracht. Jouw cadeautje ligt in de kast maar de juf is het
blijkbaar vergeten. Wat doe je ?
Er is ruzie op de speelplaats en je gaat kijken. De meester maakt zich kwaad tegen enkele kinderen
maar ook tegen jou. De meester is verkeerd. Wat doe je ?
Mama neemt je telkens mee op bezoek bij een oude tante. Je vindt die tante niet leuk want je moet
stil zitten op een stoel. Je hebt echt geen trek meer om nog mee te gaan. Hoe los je dit op ?
Je bracht een computerspelletje mee naar school. Je beste vriend, vriendin mag ermee spelen.
Hij/Zij mag het zelfs bijhouden tot aan de speeltijd, doch de juf neemt het af omdat hij/zij ermee zt
te spelen tijdens de les. Wat doe je ?
lichtgroen
-