Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 24

Experiment 1: drijven en zinken

Bij deze proef ga je voorspellen wanneer iets drijft en wanneer


iets zinkt.
Benodigdheden:
-

Mars
Milkyway
Sinaasappel
Bak met water

Voor het proefje


Welke voorwerpen drijven er en welke voorwerpen zinken er?
Wat is je hypothese? Waarom denk je dat? Gebruik minstens 30
woorden. Lees hiervoor eerst het stappenplan door.

Stappenplan:
1. Neem een van de bovengenoemde voorwerpen.
2. Voorspel of het voorwerp zal zinken of drijven.
3. Leg het voorwerp in het water.

Na het proefje

Wat is er gebeurd? Welke voorwerpen bleven drijven en welke


zonken? Waarom gebeurde dat denk je? Beschrijf zo nauwkeurig
mogelijk. Gebruik minstens 40 woorden.

Uitleg
Een stuk plastic blijft drijven op water, maar een steen zinkt. Of
een voorwerp zinkt of drijft heeft te maken met de dichtheid
van een voorwerp. Dichtheid is een lastig begrip, maar eigenlijk
zijn het de hoeveelheid deeltjes in een bepaald gebied. Een
aantal voorbeelden: het aantal mensen in een ruimte, het
aantal grassprietjes in een weiland of het aantal vissen in een
aquarium. Wanneer de dichtheid van een bepaald voorwerp
hetzelfde is of hoger is dan de dichtheid van water dan zinkt
het.

Wat is je conclusie? Waarom denk je dat het ene voorwerp zonk


en het andere bleef drijven? Gebruik minstens 30 woorden.

Experiment 2: lucht
Bij dit proefje ga je een prop papier met behulp van een
gujjgjg in het water houden.
Benodigdheden:
- Bak met water
- Papier
- Glas/potje
Voor het proefje
Wat denk je dat er gaat gebeuren? Wat is je hypothese?
Waarom denk je dat? Gebruik minstens 30 woorden. Lees
hiervoor eerst het stappenplan door.

Stappenplan:
1. Maak een prop papier en
stop deze in het glas. Zorg ervoor dat
de prop niet uit het glas kan vallen als je
hem op zijn kop houdt.
2. Zet het glas (met de prop erin) recht op
het water en druk hem naar beneden.

Na het proefje
Wat is er gebeurd? Beschrijf zo nauwkeurig mogelijk. Gebruik
minstens 40 woorden.

Uitleg:
Je voelt bij het omlaag drukken van het glas dat de lucht
omhoog wil. Lucht wil in water altijd omhoog. Dat komt omdat
een liter lucht lichter is dan een liter water. Je kunt ook zeggen:
de dichtheid ( = m / V) van lucht is kleiner dan de dichtheid
van water.
Maar bij dit proefje kan de lucht niet omhoog, omdat het glas
eromheen zit. Zolang de lucht in het glas zit, kan het water niet
bij het papier komen en blijft het papier droog. Als je het glas
scheef houdt, kan de lucht wel ontsnappen en het papier zal
dan ook nat worden.

Wat is je conclusie? Waarom denk je dat het proefje op deze


manier is verlopen? Gebruik minstens 30 woorden.

Experiment 3: zout en olie


Bij dit proefje ga je kijken wat er gebeurd als je zout, water en
olie mengt.
Benodigdheden:
- Olie
- Zout
- Glas/kom met water
Voor het proefje
Wat denk je dat er gaat gebeuren? Wat is je hypothese?
Waarom denk je dat? Gebruik minstens 30 woorden. Lees
hiervoor eerst het stappenplan door.

Stappenplan:
1. Zorg ervoor dat 80% van het glas gevuld is met water en
20% gevuld is met olie.
2. Wacht af en kijk wat er gebeurd (mengen het water en de
olie?)

3. Strooi hierna een eetlepel zout in het glas en kijk goed wat
er gebeurd.
4. Gooi nadat je hebt gekeken wat er gebeurd het glas met
het mengsel erin in de afvalbak die ernaast staat, zo heeft
iedereen weer een schoon glas .

Na het proefje
Wat is er gebeurd? Beschrijf zo nauwkeurig mogelijk. Gebruik
minstens 40 woorden.

Uitleg:
Olie en water zijn allebei vloeistoffen, maar ze mengen niet.
Water en olie hebben een verschillende dichtheid. Een liter
water is zwaarder dan een liter olie. En omdat olie en water niet
mengen, blijft de olie op het water drijven. Bij dit proefje
ontstaan er dus twee lagen, een laag olie op een laag water.
Zout zinkt in olie en in water. Tijdens het zinken blijft er olie aan
de zoutkorrels plakken. Als een druppel olie genoeg zoutkorrels
aan zich heeft geplakt, dan is de dichtheid van de druppel olie
met zout samen zwaarder dan water. En de druppel zinkt in het
water naar de bodem.
Zout lost op in water. Als er voldoende zoutkorrels zijn opgelost

in het water, dan gaat een druppel olie weer naar boven, omdat
de dichtheid van de druppel olie te klein is geworden om te
zinken.
Wat is je conclusie? Waarom denk je dat het proefje op deze
manier is verlopen? Gebruik minstens 30 woorden.

Experiment 4: geheugenmetaal
Bij dit proefje doe je een in elkaar geknoopt stuk metaal in
water.
Benodigdheden:
- Geheugenmetaal
- Kokend water
- Bakje

Voor het proefje


Wat denk je dat er gaat gebeuren? Wat is je hypothese?
Waarom denk je dat? Gebruik minstens 30 woorden. Lees
hiervoor eerst het stappenplan door.

Stappenplan:
1. Klik bovenop de waterkoker zodat het water gaat koken.
2. Maak (terwijl je wacht op het koken) een knoop in het
staafje metaal.
3. Giet een deel van het water in het bakje.
4. Gooi het geknoopte metaal in het water.

Na het proefje
Wat is er gebeurd? Beschrijf zo nauwkeurig mogelijk. Gebruik
minstens 40 woorden.

Uitleg:
Geheugenmetaal is een naam voor legeringen (=mengsel van
metalen)
van
verschillende
metalen
die
geheugeneigenschappen bezitten. Dit betekent dat het metaal
in staat is om nadat ze zijn vervormd terug te keren naar de
vorm die ze van nature hebben. Ze keren pas terug naar hun
oorspronkelijke vorm wanneer ze heet zijn, als ze koud zijn
kunnen ze veel verschillende vormen aannemen.

Daarom kon je een knoop leggen in het staafje metaal, want het
staafje is gemaakt van geheugenmetaal.

Wat is je conclusie? Waarom denk je dat het proefje op deze


manier is verlopen? Gebruik minstens 30 woorden.

Experiment 5: straalballon
Bij deze proef ga je ontdekken wat luchtdruk is.
Benodigdheden:
-

Ballon
Touw
Plakband
Schaar
Rietje
Liniaal

Voor het proefje


Wat denk je dat er gaat gebeuren? Wat is je hypothese?
Waarom denk je dat? Gebruik minstens 30 woorden. Lees
hiervoor eerst het stappenplan door.

Stappenplan:
1. Knip 5 cm van de onderkant van het rietje af en doe het
touw door het rietje.
2. Knip 2 stukjes plakbank af en plak ze op de tafel. Blaas
daarna de ballon op en houdt de ballon dicht.
3. Plak het rietje vlakbij het tuitje op de zijkant van de ballon
met de stukjes plakbank (kijk maar op het plaatje).
4. Ga uit elkaar staan en zorg ervoor dat
het touw strak gespannen is. Degene die
de ballon vastheeft kan de ballon loslaten
wanneer het touw gespannen is.
Na het proefje
Wat is er gebeurd? Beschrijf zo nauwkeurig mogelijk. Gebruik
minstens 40 woorden.

Uitleg:
In een opgeblazen ballon zit samengeperste lucht. In de ballon
is dus veel luchtdruk, de luchtdruk in de ballon is hoger dan de

luchtdruk buiten de ballon. Lucht stroomt altijd van een plaats


met een hoge luchtdruk naar een plaats met een lage
luchtdruk. De lucht wil dus graag de ballon uit, maar dat kan
niet omdat de ballon dichtgehouden wordt. Als je de ballon
loslaat, kan de lucht maar op n plaats de ballon uit, uit het
tuitje. Doordat de lucht aan deze kant eruit stroomt gaat de
ballon precies de andere kant op. In een raket gebeurt precies
hetzelfde, de brandstof wordt tot ontploffing gebracht en de
gassen die daarbij ontstaan kunnen maar aan 1 richting naar
buiten. De raket wordt hierdoor in de tegenovergestelde
richting geduwd.
Als je iets in een bepaalde richting wilt laten bewegen heb je
een kracht nodig in de tegengestelde richting. Dit wordt in de
natuurkunde actie en reactie genoemd.

Wat is je conclusie? Waarom denk je dat het proefje op deze


manier is verlopen? Gebruik minstens 30 woorden.

Experiment 6: melk en afwasmiddel


Je gaat bij dit experiment melk gek laten bewegen door
afwasmiddel

Voor het proefje


Wat denk je dat er gaat gebeuren? Wat is je hypothese?
Waarom denk je dat? Gebruik minstens 30 woorden. Lees
hiervoor eerst het stappenplan door.

Benodigdheden
-

Bord
Melk
Kleurstof
Wattenstaafjes
Afwasmiddel

Stappenplan
1. Pak een bord. Doe hier een klein laagje melk in.
2. Doe van elke kleurstof een druppeltje in de melk.
3. Maak nu met een wattenstaafje mooie figuurtjes in de
melk met kleurstof.
4. Hierna pak je een ander wattenstaafje en doop je die in
het afwasmiddel. Dan doe je het puntje van het
wattenstaafje (met afwasmiddel) midden in de melk. Wat
gebeurt er?
Na het experiment

Wat is er gebeurd? Beschrijf zo nauwkeurig mogelijk. Gebruik


minstens 40 woorden.

Uitleg

Melk is een mengsel van water, vetten, eiwitten en suikers. Als


je afwasmiddel toevoegt aan melk, reageert dit met het water
en de vetten waardoor er een stroming ontstaat in de melk.
Normaal is dit niet te zien, maar met een kleurstof wel.
Afwasmiddel is een zeep en zorgt ervoor dat vetbolletjes op
kunnen lossen in water. Door het afwasmiddel gaan de
vetbolletjes zich anders verdelen in de melk en schieten ze alle
kanten op.

Wat is je conclusie? Waarom denk je dat het proefje op deze


manier is verlopen? Gebruik minstens 30 woorden.

Experiment 7: constructie
Bij dit experiment ga je met marshmallows en satprikkers
constructies maken.

Voor het proefje

Wat denk je dat er gaat gebeuren?


Wat is je hypothese? Waarom denk
je dat? Gebruik minstens 30
woorden. Lees hiervoor eerst het
stappenplan door.

Benodigdheden
- Marshmallows
- Satprikkers
Stappenplan
1. Bij dit experiment ga je kijken welke constructie het
stevigst is.
2. Met de satprikkers ga je verschillende vormen maken.
Deze verbind je met de marshmallows. Je mag maximaal 8
marshmallows gebruiken.
3. Voorbeelden van constructies: piramide, kubus.
4. Welke constructie is het sterkst? Hoe zou dat komen?

Na het experiment

Wat is er gebeurd? Beschrijf zo nauwkeurig mogelijk. Gebruik


minstens 20 woorden en maak er ook tekeningen bij.

Uitleg

De piramide is steviger dan de kubus. Hoe komt dat? De


piramide heeft een brede basis en een smalle top. Als je de
hoogte in bouwt, worden de krachten verdeeld over de brede
basis zodat de toren niet makkelijk omvalt. Piramides bestaan
uit driehoeken. Driehoeken veranderen niet van vorm als je er
op drukt. Dit zorgt voor stevigheid. Een kubus of vierkant kan
wel van vorm veranderen als je er op drukt. Daarom is een
kubus minder stevig.
Wat is je conclusie? Waarom denk je dat het proefje op deze
manier is verlopen? Gebruik minstens 30 woorden.

Experiment 8: warm en koud water

In dit proefje zal je ontdekken dat warm en koud water anders


bewegen

Voor het proefje

Wat denk je dat er gaat gebeuren? Wat is je hypothese?


Waarom denk je dat? Gebruik minstens 30 woorden. Lees
hiervoor eerst het stappenplan door.

Benodigdheden
- Grote bak met koud water
- Beker met heet water
- Kleurstof
Stappenplan
1. Vul de grote bak met koud water.
2. Vul de beker met heet water en doe er wat kleurstof bij.
3. Zet de beker met heet water in de bak met koud water.
Wat zie je? Wat gebeurt er?
Na het experiment

Wat is er gebeurd? Beschrijf zo nauwkeurig mogelijk. Gebruik


minstens 40 woorden.

Uitleg

Als het goed is heb je gezien dat het warme water omhoog is
gegaan. Dit komt omdat warm water lichter is dan koud water.
Daarom drijft het warme water boven het koude water. Het
warme water heeft dus een lagere dichtheid dan koud water. De
deeltjes uit het warme water zitten namelijk minder dicht op
elkaar.
Wat is je conclusie? Waarom denk je dat het proefje op deze
manier is verlopen? Gebruik minstens 30 woorden.

Experiment 9: Elektriciteit

Bij dit experiment ga je ervoor zorgen dat het


lampje aan gaat door de elektriciteit door de
snoeren te geleiden

Voor het proefje


Wat denk je dat er gaat gebeuren? Wat is je hypothese?
Waarom denk je dat? Gebruik minstens 30 woorden. Lees
hiervoor eerst het stappenplan door.

Benodigdheden
-

Lampje
Snoeren
Batterij
Schakel

Stappenplan
1. Pak alle benodigdheden bij elkaar. Zorg dat je genoeg
snoertjes hebt om het lampje, de batterij en de schakel
met elkaar te verbinden.
2. Verbind nu het lampje, de batterij en de schakel. Let op: er
zijn verschillende kleuren snoertjes.
3. Wanneer gaat het lampje branden?
4. Vul hiernaast in wanneer het lampje aan is, en wanneer
uit.
Na het experiment

Wat is er gebeurd? Beschrijf


zo nauwkeurig mogelijk.
Gebruik minstens 40
woorden.

Uitleg
Elektriciteit kan alleen door metalen voorwerpen. In de
snoertjes zit metaal, daarom kan de elektriciteit daar doorheen.
Het lampje zal alleen branden als de stroomkring gesloten is.
Dit betekent dat alles met elkaar verbonden moet zijn. Als de
stroomkring gesloten is gaat de stroom van het ene naar het
andere punt en gaat het lampje branden. Het is ook belangrijk
dat je aan bijvoorbeeld de ene kant van het lampje een rood
snoertje doet, en aan de andere kant een zwart snoertje. De
elektrische stroom gaat dan van de minpool naar de pluspool,
want stroom gaat van min naar plus.

Wat is je conclusie? Waarom denk je dat het proefje op deze


manier is verlopen? Gebruik minstens 30 woorden.

Antwoorden: aan aan uit.

Experiment 10: mazena


Bij dit experiment ga je het vreemde mengsel van
mazena en water maken
Voor het proefje
Wat denk je dat er gaat gebeuren? Wat is je hypothese?
Waarom denk je dat? Gebruik minstens 30 woorden. Lees
hiervoor eerst het stappenplan door.

Benodigdheden
- Kommetje
- Mazena, 3 el (3 eetlepels)
- Water
Stappenplan
1. Schep drie eetlepels mazena in het kommetje.
2. Doe daar een klein beetje water bij. Ga hiermee door
totdat de mazena een papje wordt. Kijk uit: doe er niet
teveel water bij, dan wordt het te vloeibaar.
3. Ga nu met je vingers in de mazena met water. Hoe voelt
het aan?
4. Ga eens vlug door de mazena en ook eens langzaam. Wat
is het verschil?

Na het experiment
Wat is er gebeurd? Beschrijf zo nauwkeurig mogelijk. Gebruik
minstens 40 woorden.

Uitleg
Het mengsel van mazena en water is maar een raar goedje. Als
je snel door het mengsel gaat beweegt het niet mee, en als je
langzaam door het mengsel gaat beweegt het wel mee. Bij een
langzame beweging werkt het water als een soort smeermiddel.
Bij een snelle beweging druk je al het water weg, waardoor
bewegen erg stroef gaat. De deeltjes in de mazena botsen dan
namelijk op elkaar. Als er teveel water in je mengsel zit, gaat
snel bewegen ook goed, omdat er simpel gezegd teveel water is
om weg te drukken.

Wat is je conclusie? Waarom denk je dat het proefje op deze


manier is verlopen? Gebruik minstens 30 woorden.

Experiment 11: hefboom


Je gaat zelf een hefboom maken

Voor het proefje


Wat denk je dat er gaat gebeuren? Wat is je hypothese?
Waarom denk je dat? Gebruik minstens 30 woorden. Lees
hiervoor eerst het stappenplan door.

Benodigdheden

Groot liniaal
Klein liniaal
Kort plankje
Lang plankje
Boek
Tennisbal
Balkje

Stappenplan
1. Dit proefje werk je zelfstandig.
2. Je hebt verschillende materialen gekregen, hiervan ga je
een hefboom proberen te maken.
3. Bovenin zie je een voorbeeld. Probeer allerlei materialen,
welk materiaal werkt beter?

Na het experiment

Wat is er gebeurd? Beschrijf zo nauwkeurig mogelijk. Gebruik


minstens 40 woorden.

Uitleg

Een hefboom heeft een draaipunt en twee armen, een korte en


een lange arm. De lange arm hoeft veel minder kracht te
zetten. Hoe verder de lange arm van het draaipunt is, des te
minder kracht je hoeft te zetten.

Wat is je conclusie? Waarom denk je dat het proefje op deze


manier is verlopen? Gebruik minstens 30 woorden.

You might also like