Professional Documents
Culture Documents
Cursus
Cursus
Secundair onderwijs
onderwijsvorm KSO
TWEEDE GRAAD
Beginsituatie
KSO wordt niet ingericht in de 1e graad.
In het tweede jaar van de eerste graad bestaat een basisoptie Artistieke vorming. De leerlingen van het 1e jaar
2e graad KSO komen uit een gemeenschappelijk 2e leerjaar van de 1e graad - al dan niet uit de bovengenoemde
basisoptie.
Andere instromingsmogelijkheid is het 2e jaar van een 2e graad. Bij dergelijke instroom kunnen voor de nieuwe
leerlingen inhaallessen betreffende het fundamentele gedeelte georganiseerd worden.
De leerling die instroomt in het KSO wil creatief werken en de eigen artistieke mogelijkheden ontplooien. Hij is
bereid om de specifieke technische vaardigheden aan te leren en de individuele aanleg en inzichten permanent zelf
te evalueren. De leerling is in staat om in groep te functioneren en eigen realisaties en die van
anderen op een positief kritische wijze te benaderen. Hij is nauw betrokken bij het studiegebeuren en zoekt naar
aanknopingspunten in de culturele en maatschappelijke omgeving. Hij beseft dat dagdagelijkse inspanningen en
concentratie nodig zijn.
2.
Agenda : Inleiding kleurenleer. Verschillende studies.
Leerplandoelstelling architecturale vorming .
Dit hoofdstuk gaat over kleur. Dit omvat puntje 43 van de leerplandoelstellingen - leerinhoud : licht en kleur
Dit hoofdstuk beperkt zich tot de leerstof in verband met kleur.
INHOUD
HOOFDSTUK 1 KLEUR .......................................................5
1.1 Wat is kleur?...............................................................6
1.2 Kleurenleer...................................................................7
1.2.1 Algemeen.................................................................8
1.3 Enkele modellen...........................................................10
1.3.1 Johannes Itten.......................................................10
1.3.2 Goethe.....................................................................15
1.4 Kleurensamenstelling..................................................17
1.5Architecturale voorbeelden.........................................19
3.
Lesdoelstellingen: genummerd en geklasseerd
1. De leerlingen kunnen primaire, secundaire en tertiaire kleuren van elkaar onderscheiden
Cognitief- weten
2. De leerlingen kunnen primaire, secundaire en tertiaire kleuren plaatsen op de kleurencirkel van Johannes
Itten
Cognitief- weten
3. De leerlingen kunnen de primaire, secundaire en tertiaire kleuren uit een reclamefolder halen.
Cognitief- weten ( herkennen )
4. De leerlingen kunnen een verband leggen tussen samenstelling van kleuren en het contrast.
Cognitief- inzien
5. De leerlingen kunnen de twee beelden analyseren op kleurcontrast.
Cognitief- toepassen.
6. De leerlingen kunnen een associatie maken van kleur met ervaring.
Cognitief- inzien
7. De leerling kan in zijn eigen woorden uitleggen waarom een kleur warm of koud is.
Cognitief- inzien
8. De leerling kan aan de hand van de kleurencirkel de logos analyseren.
Cognitief- toepassen
9. De leerling kan bij het bekijken van dit beeld in zijn eigen woorden uitleggen hoe dit fenomeen in elkaar zit.
Cognitief- inzien
10. De leerlingen kunnen aantonen adhv mikas hoe je een kleur kan vertroebelen of breken.
Cognitief- toepassen
11. De leerlingen kunnen een verband leggen tussen hoeveelheid en kleur.
Cognitief-inzien
Affectieve doelen:
4.
1 KLEUR
Kleur in architectuur wordt veelal gebruikt als een element die de ruimte
kan versterken. Het is een hulpmiddel om iets te accentueren of om een
bepaalde sfeer op te roepen.
Wat we zien, als we bijvoorbeeld een rode appel bekijken, is de kleur rood,
omdat de appel de rode stralen terugkaatst. Een groene appel kaatst
groene stralen terug en neemt alle andere op. Daarom zijn de kleuren die
we zien, de kleuren die we zien.
Kleur is een eigenschap van licht die wordt bepaald door de verschillende
golflengtes waaruit dat licht is samengesteld. Mensen nemen licht waar
wanneer elektromagnetische straling met een golflengte tussen 750 en 400
nanometer het oog bereikt. De samenstelling van golflengtes wordt het
spectrum genoemd.
5.
1.1 Wat is kleur ?
Isaac Newton merkte op dat wanneer je zonlicht door een glazen prisma laat
schijnen, het licht zich opsplitst in de kleuren van de regenboog. Daarvoor, in
1648, had Johannes Marcus Marci dit ook al opgemerkt waarbij hij de
spectrale kleuren rood, oranje, geel, groen, blauw en violet ontdekte. Dit werd
het kleurenspectrum of lichtspectrum genoemd. Licht bestaat dus niet uit n
enkele straal, maar uit verschillende stralen, elk met hun golflengte. Iedere
straal heeft zo zijn eigen kleur.
Een kleur van een vlak of voorwerp wordt bepaald door de teruggekaatste
stralen die door ons oog worden opgevangen. Bij zwart wordt praktisch alle licht
geabsorbeerd, en bij wit wordt het meeste licht
teruggekaatst. Bij blauw worden alle lichtgolven geabsorbeerd,
behalve de blauwe, die wordt teruggekaatst en opgevangen door onze ogen. Het
vlak leent dus een kleur van het licht die hij onmiddellijk terugkaatst. Dit heten
wij geleende kleuren. De kleur wordt dan bepaald door de pigmenten die zich
in het oppervlak bevinden.
Een voorwerp kan ook een kleur uitstralen. Deze kleuren noemen we eigen
kleuren, omdat de lichtstralen die de kleur bepalen afkomstig zijn van het
voorwerp zelf.
6.
1.2 KLEURENLEER
Kleurenleer is de leer omtrent de studie van kleuren. De studie omtrent kleur is al eeuwen oud. Overal ter
wereld vinden mensen kleuren fascinerend om mee te experimenteren. Kleur is niet alleen het uiterlijk, hetgeen
we zien, maar heeft ook een invloed op onze gevoelens. Het kan ook indrukken nalaten in vorm en ruimte, in
architectuur. Kleuren kunnen ook elkaar benvloeden. Ze zijn afhankelijk van licht en veranderlijk onder ver-
schillende soorten licht. Kleuren zijn dus psychisch en wetenschappelijk heel interessant!
In de loop van de eeuwen werden de verhoudingen tussen kleuren onderling bestudeerd: harmonie en dishar-
monie, de symboliek, de zintuigelijke waarneembaarheid en de psychische ervaringen in relatie tot kleur. Er zijn
heel wat kleurenleren ontstaan.
Personen die heel bekend zijn in de theorie van de kleurenleer zijn onder andere Isaak Newton (kleurenprisma),
Johann Wolfgang von Goethe, Wilhelm Ostwald en Johannes Itten
Om in de praktijk met kleuren te werken worden deze in een cirkel gezet, we noemen dit een kleurencirkel.
Inzichten in kleurensystemen maken ons veel duidelijk over kleurencombinaties en kleurencontrasten.
7.
1.2.1 ALGEMEEN
We kunnen kleuren van elkaar onderscheiden door ze in te delen in categorien. Elke kleur kent ook zijn spec-
ifieke psychologische kenmerken. Welke gevoelens met welke kleuren worden geassocieerd noemen we kleuren-
psychologie. In de architectuur wordt hier heel vaak over nagedacht. Een van de bekendste toepassingen van
PRIMAIRE KLEUR
kleurenpsychologie is reclame.
Dit zijn de hoofdkleuren die niet kunnen gemaakt worden door andere kleuren met elkaar te mengen.
Er bestaan drie primaire kleuren
ROOD
De rode kleur staat biologisch gezien voor stimulerend en activerend. Het is een
warme kleur die geassocieerd wordt met het lichaam (bloed): leven, energie... maar
rood heeft ook een stopfunctie (rood licht, verkeersborden...). Deze kleur valt op!
GEEL
Geel is de kleur van de zon en daarom ook een vrolijke, warme en opvallende kleur.
De kleur kan het brein stimuleren, denk maar aan de gele fluostift. Let op met geel,
een volledige gele ruimte kan iemand te nerveus en ongeduldig maken.
BLAUW
Blauw is de kleur van de lucht en de zee en wordt geassocieerd met
betrouwbaarheid, stabiliteit. Daarom wordt blauw vaak gebruikt in logo's.
SECUNDAIRE KLEUR
Als je 2 primaire kleuren met elkaar mengt dan bekom je een SECUNDAIRE KLEUR.
TERTIAIRE KLEUR
Wanneer je 2 secundaire kleuren met elkaar mengt bekom je een tertiaire kleur. 8.
Zwart
Zwart is geen kleur, laat dat allereerst duidelijk zijn. Zwart is eigenlijk het ontbreken
van licht. In de volksmond wordt zwart wl beschreven als kleur, omdat we anders niet
weten hoe we dit accuraat kunnen aangeven. Wanneer licht wordt teruggekaatst op een
voorwerp zien we zwart. Ook wanneer zich men in een donkere kamer bevindt zonder
licht ontstaat er zwart. Je kunt zwart zien wanneer er geen licht aanwezig is. Ook kleur
kan je niet zien in het donker. Geen licht, zwart, overheerst in dat geval.
Wanneer zwart wordt gemengd met wit ontstaat er grijs. Grappig is dat wanneer je
kleuren die eigenlijk geen kleuren zijn mengt, wel degelijk een kleur krijgt, namelijk grijs.
Geen enkel voorwerp is echter helemaal zwart. Er wordt namelijk altijd wel iets van licht
teruggekaatst, behalve in de ruimte wanneer er een zwart gat ontstaat. Dat is namelijk
wl puur zwart, omdat door de zwaartekracht geen licht kan ontsnappen.
Zwart is in het Westen een donkere, droevige kleur. Zwart wordt geassocieerd met de
dood en met begrafenissen. Het is echter ook een modekleur. Het hoort bij verschillende
stijlen, zoals Emo of Gothicstijlen.
Wit
Wit is geen kleur, net zoals zwart. Wit is een mengsel van alle kleuren in het spectrum.
Omdat wit geen tint heeft wordt het niet beschouwd als kleur. In de volksmond is wit
echter wel gewoon een kleur, hoe anders moeten we witte voorwerpen aangeven?
Echt, puur wit bestaat in feite niet. Wit heeft een bepaalde tint en het maakt niet uit
wat voor wit je in gedachten neemt. Je kan dit testen door een wit vel papier naast
een beeldscherm met een witte achtergrond te houden. Ze zijn niet hetzelfde. Je kunt
ook niet spreken van een echt, puur wit in dat geval.
Waar we het hier over hebben is de kleurtemperatuur van wit. Onze hersenen
beschrijven iets als wit, wanneer we een bepaald wit voorwerp zien. Echter, doordat de
kleurtemperatuur, samen met een bepaald licht-donker contrast door de
weersomstandigheden zo verschillend zijn, kan je nooit een echt wit onderscheiden van
een gemengd wit. Wanneer je bijvoorbeeld een witte verf in je handen hebt is dit bijna
nooit puur wit. Het is een grijstint van wit. Waarschijnlijk verschilt het niet veel en merk
je zelf het verschil niet eens, maar technisch gezien is dat niet de kleur wit.
9.
1.3 ENKELE MODELLEN
De constructieve kleurenleer is een theorie van Johannes Itten. Zijn theorie is tot op vandaag nog de meest
besproken leerstof in de hedendaagse kleurenleer. De meest gebruikte kleurencirkel in de moderne kunst is dan
ook nog steeds de kleurenroos van Johannes Itten. Deze is twaalfdelig en heeft drie hoofdkleuren.
HOOFDKLEUREN
Het mengsysteem volgens de kleurenroos van Itten bevat de hoofdkleuren geel, rood en blauw. Dit vormt de basis
van de constructieve kleurenleer. Door het mengen van deze primaire kleuren kunnen we de secundaire kleuren
bekomen. Die liggen op de kleurencirkel net tussen de primaire kleuren in en zijn oranje, paars en groen. Daar-
tussen bevinden zich de tertiaire kleuren. Men kan de kleurencirkel opsplitsen in zoveel tinten als men maar wil.
Het is belangrijk, wanneer we kleuren mengen, dat onze hoofdkleuren zuiver zijn. Geel, die ietsje naar de rode
kant schijnt, kan, wanneer je het mengt met blauw, een grijzig groen voortbrengen in plaats van zuiver groen.
Geel in verf is dus primary yellow of citroengeel, voor blauw neem je best cyaanblauw en voor rood primary
red, naftolrood of pyrolle rood.
KLEURCONTRASTEN
Wanneer men twee kleuren naast elkaar plaatst waar wij een tegenstelling van ervaren, spreken wij van een
kleurcontrast. Wanneer deze tegenstellingen maximaal zijn, spreekt men van polaire contrasten.
Om de ene kleur van de andere te onderscheiden, zijn wij gebonden aan vergelijkingen om dingen met
onze zintuigen te kunnen ervaren. Bijvoorbeeld: een bal zal groot lijken wanneer we hem naast een klein balletje
leggen. Diezelfde bal lijkt dan weer kleiner wanneer je die naast een nog grotere bal ziet liggen.
Dus afhankelijk van de vergelijking verandert onze zintuiglijke interpretatie. Zo zal ook de werking van een kleur
naast een contrasterende kleur versterkt of verzwakt worden.
10.
Volgens de kleurenleer van Johannes Itten zijn er zeven verschillende kleurencontrasten vastgesteld. Deze
worden in de hedendaagse kleurenleer als algemene norm aanvaard.
1 Kleur-tegen-kleurcontrast
Het kleur-tegen-kleurcontrast gaat uit van de primaire kleuren rood, geel en blauw.
Als je die naast elkaar zet, krijg je een erg sterk kleurcontrast. Het contrast is het
sterkst als de kleuren zo puur mogelijk zijn. Als je verzadigde kleuren mengt met
andere kleuren wordt het contrast een stuk minder, maar wanneer je ook witte en
zwarte vlakken erbij plaatst zul je zien dat het contrast alleen nog maar scherper
wordt.
De kracht van de kleur tegen kleurwerking neemt af, naarmate de gebruikte kleuren
zich verwijderen van de primaire kleuren. De werking van de secundaire kleuren zijn
in dit verband minder sterk, die van de tertiaire kleuren is natuurlijk nog minder. Ook
wanneer de kleuren minder fel of helder worden, neemt de werking van het contrast
af.
2 Licht-donker-kleurcontrast
Wanneer men bonte kleuren (kleuren van de kleurenroos) gaat mengen met wit of
zwart creert men een verscheidenheid in de toonwaarde van de kleur. Men kan
kleuren in intensiteit of straalkracht verhogen en verlagen of naar elkaar toebrengen
door de toonwaarde te wijzigen.
11.
3 warm-koud-kleurcontrast
Wanneer we van warme of koude kleuren spreken, bedoelen we meestal de toon, niet de helderheid of verzadiging.
Wanneer u de kleurencirkel tussen geel en geelgroen aan de bovenkant en tussen roodviolet en violet aan de
onderkant verdeelt, dan zult u in de rechterhelft van de cirkel, rondom het oranje, warme tonen vinden, en de
andere helft, rondom het blauw, koude kleuren. De benaming koude en warme kleuren vloeit voort uit associaties
die verband houden met deze kleuren. Zitten wij in een kamer met blauwe muren, dan zullen wij het eerder koud
hebben dan in een kamer vol rode en oranje tonen. Daarvoor zijn er duidelijke oorzaken aan te
wijzen. Vanuit onze ervaringen zijn rood, geel en oranje verwant aan vuur, dus aan warmte. Diep koud water heeft
daarentegen een blauwe tot groene kleur. IJs is blauwachtig, dus associren we die kleur met kou. Er bestaan
natuurlijk ook kleuren die niet zonder meer koud of warm aandoen, maar eerder neutraal, bijvoorbeeld rood violet
en geelgroen. De warme of koude eigenschap van een kleur is niet altijd eenduidig. Zo bestaat er wel degelijk
een warm groen, als dat namelijk veel geel bevat; net zo goed ontstaat een kil soort rood door het te mengen
met blauw. Over het algemeen kan men zeggen dat de toon door menging met geel warmer wordt en door menging
met blauw kouder.
Theoretisch zijn wit, zwart en alle neutrale grijstonen geen echte kleuren. Ze ontbreken namelijk twee
kleureigenschappen: toon en verzadiging. Kennis over kleuren aan de hand van de kleurencirkel alleen is
onvoldoende. Men moet ook in staat zijn de kleuren in de natuur en in de schilderkunst te onderkennen. Sommige
dingen die men wil schilderen, vereisen een warme kleur, andere krijgen pas hun eigen effect als men ze met
koude kleuren schildert. Je kunt kleur vergelijken met muziek. Muziek is niets als er maar 1 noot in staat, maar
pas als je meerdere noten hebt kun je harmonie creren.
12.
4 Het complementair kleurcontrast
Kleuren die complementair in verhouding tot elkaar staan, zijn de tegenover elkaar staande kleuren in de
kleurencirkel (model van Itten). Deze kleuren geven een sterk contrast aan elkaar, maar vragen tevens naar
elkaar (zie simultaaneffect). Ze versterken elkaars kleur wanneer ze naast elkaar worden geplaatst. Wanneer
je complementaire kleuren met elkaar mengt, dan bekom je grijs.
Een voorbeeld van een complementair contrast is het contrast tussen de hoofdkleuren en de in de kleuren-
cirkel tegenoverstaande secundaire kleuren:
ROOD - GROEN
GEEL - PAARS
BLAUW - ORANJE
De complementaire kleur van een hoofdkleur is dus steeds een tertiaire kleur. Dit maakt dat bij menging van
deze twee kleuren steeds alle drie de hoofdkleuren aanwezig zijn.
Wanneer ons oog een kleur opvangt vraagt het automatisch naar zijn
complementaire kleur. Dit effect heten we het simultaaneffect.
De contrastkleur is dan de simultane kleur.
6 Het Kleurkwaliteitscontrast
De kwaliteit van een kleur wordt bepaald door de graad van zuiverheid of verzadiging van de kleur. Het
kleurkwaliteitscontrast is dus de tegenstelling tussen verzadigde heldere kleuren en doffe vertroebelde
kleuren.
Kleuren kunnen op vier verschillende manieren vertroebeld of gebroken worden: met wit, zwart, grijs of met de
complementaire kleur.
13.
7 Het Kleurkwantiteitscontrast
Het kwantiteitscontrast heeft betrekking op de grootte van het ene kleurvlak tegenover het andere. Het con-
trast is dus de tegenstelling tussen groot en klein of veel en weinig.
De stralingskracht van kleuren is echter vaak verschillend. Om ze bij elkaar te plaatsen, zonder de een te laten
overheersen bij de ander, moet er rekening worden gehouden met de oppervlakte van de kleuren. De waarde van
de stralingskracht zou je in getalverhoudingen kunnen uitdrukken, daarbij moet je wel uitgaan van zuivere kleuren.
SAMENVATTING
CONSTRUCTIEVE KLEURENLEER
De hoofdkleuren van de constructieve kleurenleer zijn geel, rood en blauw. Deze kleurenleer is
een theorie van Johannes Itten. Ook hij beschreef de zeven kleurcontrasten.
7 kleurcontrasten:
14.
1.3.2 Kleurenleer van
Goethe was niet alleen dichter, hij was tevens erkend natuurwetenschapper,
wat zelfs zijn hoofdberoep was.
In 1810 publiceerde hij zijn werk "Zur Farbenlehre", hetgeen wij nu kennen als
"De Kleurenleer van Goethe". De theorie van zijn kleurenleer is gebaseerd op
twee hoofdkleuren en licht en donker.
Blauw zou ontstaan door het zien van donker door het licht zoals
bijvoorbeeld onze atmosfeer, de hemel, die zonder licht donker is, maar
wanneer de zon (het licht) erdoor schijnt er een hemelsblauwe kleur
ontstaat. Geel zou dan ontstaan door licht dat door het donker heen
schijnt, zoals bijvoorbeeld stralen zonlicht die in een donkere ruimte
binnenstralen.
Door intensivering van een kleur zou volgens Goethe een andere kleur ontstaan. De intensivering van geel
bijvoorbeeld zou men kunnen waarnemen bij een ondergaande zon, wanneer het geel van de zon in rood
veranderd omdat, zo verklaart Goethe, het witte licht een langere afstand door onze atmosfeer aflegt
(gentensiveerd licht door het donker). Bij de intensivering van blauw ontstaat de kleur violet, zoals je de
hemel ziet bij een ondergaande zon (gentensiveerd donker door het licht). Dit zou ook de verklaring zijn voor
de gevoelsmatige warme en koude kleuren.
15.
De kleurencirkel van Goethe
SAMENVATTING
De kleuren hemelsblauw en geel vormen een oerpolariteit waaruit elke andere kleur ontstaat.
Door intensivering ontstaat rood uit geel en violet uit blauw. Groen is de schakel tussen de twee oerpolar-
itaire kleuren en magenta is de schakel tussen warme en koude kleuren.
Wanneer men de kleuren verdeeld in twee driehoeken die samen een davidster vormen, dan bekomen we het
subtractief en additief mengsysteem.
16.
1.4 KLEURENSAMENSTELLING
We kunnen kleuren op drie manieren samenstellen:
additief, subtractief en partitief.
subtractief
Bij subtractie verhinderen we een of meer golflengtes geheel of gedeeltelijk om hun licht te laten schijnen (wit
- groen = magenta). Transparante kleuren worden over elkaar gezet, bijvoorbeeld bij aquarel (rood met groen
geeft bruin). Hier is de mengkleur donkerder dan de samenstellers. (beginsituatie is een witreflector in het
volle licht: wit dus.)
additief
Bij additie projecteren we lichtbundels van verschillende golflengtes, intensiteit en activering op/over elkaar
heen (groen + rood = geel). Op deze manier wordt bijvoorbeeld een lichtplan voor een balletvoorstelling ge-
maakt. De mengkleur is steeds lichter dan de samenstellende kleuren. (beginsituatie is een wit weerkaatsend
scherm, waar gn licht op valt: zwart dus.)
partitief
Bij partitie (gemiddelde of optische menging) plaatsen we meerdere kleuren in zeer kleine porties/ kleurvlakjes
naast elkaar, het resultaat is een gemiddelde (rood met groen geeft oker).
De basiskleurencirkels additief en subtractief zijn gelijk, alleen de manier om er te komen, verschilt.
Samenvattend: (additief) geel met (subtractief) bruin geeft (partitief) oker.
1. SUBTRACTIEVE KLEUROPBOUW
Subtractie komt van het Latijn en wordt vrij vertaald als aftrekken.
Wit licht raakt het vlak, het vlak absorbeert kleur of trekt af, en
weerkaatst de overige kleur.
De 3 hoofdkleuren
Heel diep zwart kan met verf echter niet worden verkregen door
het mengen van die hoofdkleuren aangezien wij in pigmenten niet
alle spectrale kleuren van een totale zuiverheid hebben. Het beste
resultaat krijgen we door drie glaasjes in de hoofdkleuren elkaar
overlappend op een witte achtergrond te leggen.
17.
De naam CMYK
De naam kan worden afgeleid van de hoofdkleuren cyaan (C), magenta (M) en geel (Y van yellow), maar vanwaar
die K? De K staat voor zwart, wat men in de drukkersterm Key noemt, vandaar dat men CMYK plaat-
st als het gaat over vierkleurendruk. Het zwart heeft men nodig omdat er door menging van de hoofdkleuren
nooit geen diep zwart kan worden verkregen omdat de pigmenten niet zuiver genoeg gemaakt kunnen worden.
Het subtractieve kleurenmengsysteem is het beste systeem om met verf kleuren te mengen. Je kunt er alle
kanten mee uit! Maar we hebben toch rood nodig? Nee, want dat kan je maken met magenta en een beetje geel.
Ook het onderling mengen van de complementaire kleuren is zeer lonend bij dit systeem omdat je, wanneer goed
uitgevoerd, bijna zwart kunt creren of eerder een zeer neutraal diep donker grijs.
2 ADDITIEVE KLEUROPBOUW
18.
1.5 ARCHITECTURALE
VOORBEELDEN
Le Corbusier
De Zwitserse kunstenaar ontwikkelde het unieke kleurensysteem in twee etappes. Het eerste palet werd gepubliceerd
in 1931, het tweede in 1959.
In 1931 met 43 gedempte tinten en in 1959 met 20 krachtig dynamische tinten. De kleurpaletten zijn gebaseerd op de
herhaling van uitgelezen grondtonen, waarvan Le Corbusier andere tinten afleidt. Zij zijn doorgaans harmonisch, laten
zich bijzonder goed combineren en zijn tot op de dag van vandaag het indrukwekkende resultaat van zijn ervaring als
architect, vormgever en kleurontwerper.
Bij Le Corbusier ging het om kleurharmonie, het effect van kleur op de mens en op de ruimte. Daarmee is zijn unieke
Polychromie architecturale tot op heden een belangrijke inspiratiebron bij de vormgeving van ruimtes en gebouwen.
Tegelijkertijd biedt dit unieke kleurensysteem zekerheid bij de keuze van kleuren.
Bijzonder: elke van de 63 Couleurs Le Corbusierkleuren is met elke andere uit het systeem te combineren. Op grond
van deze opmerkelijke eigenschap en de kleurdiepte, insprireert het kleurenpalet nu nog steeds. 19.
Pieter Cornelis
Mondriaan
(1872 1944)
Was een Nederlandse kunstschilder
en kunsttheoreticus, die op latere
leeftijd in het buitenland woonde
en werkte. Mondriaan wordt alge-
meen gezien als een pionier van
de abstracte en non-figuratieve
kunst. Vooral zijn latere geome-
trisch-abstracte werk, met de
kenmerkende horizontale en ver-
ticale zwarte lijnen en primaire
kleuren, is wereldberoemd en dient
als inspiratiebron voor vele archi-
tecten en ontwerpers van toege-
paste kunst.
Kenmerken :
rechte lijnen, primaire kleuren,
asymmetrie en een duidelijke
vlakverdeling.
20.
BRONNEN
http://www.cultuurpunt.be/EDUCATIEF/kleurenleer.htm
http://www.wilmakarels.nl/fotografie/kleuren-kleurenleer.php
https://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_Itten
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kleurenleer_van_Goethe
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kleur
http://www.kunstbus.nl/kunst/kleurenleer.html
http://studio1brugge.be/jml/index.php?option=com_content&view=article&id=100:kleurenleer&-
catid=54:kleurbeheer&Itemid=59
https://www.klascement.net/alles/zoeken/%22kleurenleer%22
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kleurencirkel
http://www.kleurencirkel.net/kleurencirkel.php
http://info.gsf.nl/cdb/grafimedia/kleur/cirkel.html
https://www.jung.de/nl/3715/inspiratie/ls-990-les-couleurs-le-corbusier/kleurpaletten/
http://aureon.nl/architectuur/de-kleuren-van-le-corbusier/
https://nl.wikipedia.org/wiki/Piet_Mondriaan
21.