Professional Documents
Culture Documents
Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen: Een Onderzoek Onder Nederlandse Pensioenfondsen - Schiphorst - C.W. - Bachelor - Scriptie - 2017
Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen: Een Onderzoek Onder Nederlandse Pensioenfondsen - Schiphorst - C.W. - Bachelor - Scriptie - 2017
STERKERE GOVERNANCE
Een onderzoek onder Nederlandse Pensioenfondsen
Carlijn Schiphorst
S2484714
+31 6 57 30 35 14
C.W.Schiphorst@student.rug.nl
Begeleider: I.J.Kuiper
Samenvatting
Met de inwerkingtreding van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen in 2014 bevindt de interne
organisatie van Nederlandse pensioenfondsen zich in een transformatie. Pensioenfondsen hebben
onder andere n van de vijf typen bestuursmodellen, voorgeschreven door de wet, moeten kiezen en
implementeren. Deze bijdrage onderzoekt door middel van regressieanalyses het effect van
bestuursmodellen op de kwaliteit van financile verslaggeving, waarbij de nadruk zal liggen op het
onderscheid tussen het paritair bestuursmodel en de gemengde modellen. Tevens wordt gekeken of
diversiteit in leeftijd en geslacht van bestuursleden, van invloed is op dit effect. Kwaliteit van
financile verslaggeving is gemeten met behulp van een disclosure-index aan de hand waarvan
kwaliteitsscores zijn berekend voor de jaarverslagen 2015 van 169 Nederlandse pensioenfondsen. De
resultaten van dit onderzoek vinden geen steun voor de hypothese dat het type bestuursmodel van
invloed is op de kwaliteit financile verslaggeving van pensioenfondsen, waarmee ook geen
bevestigende conclusie kan worden getrokken met betrekking tot het interactie-effect van diversiteit.
Een verklaring voor de afwezigheid van relaties, zou het gebrek aan tijd en middelen kunnen zijn bij
de pensioenfondsen uit het onderzoek om het best passende bestuursmodel te kiezen. Daarnaast is niet
bekend of een bepaalde mate van de subjectiviteit bij het berekenen van de kwaliteitsscores van
invloed is geweest op de uitkomsten. De resultaten uit de groepsstatistieken met betrekking tot
gemengde bestuursmodellen en meer diversiteit tonen wel een lichte positievere tendentie in de
kwaliteit. Toekomstig onderzoek naar de invloed van bestuursmodellen bij pensioenfondsen is
derhalve interessant voor de fondsen, hun besturen en overige belanghebbenden.
2
Inhoudsopgave
1. Introductie .......................................................................................................................................4
2. Theoretisch Kader ..........................................................................................................................5
2.1 Governance .....................................................................................................................................5
2.2 Kwaliteit financile verslaggeving .................................................................................................5
2.3 Bestuursmodellen ...........................................................................................................................6
2.4 Diversiteit .......................................................................................................................................7
3. Methodologie ...................................................................................................................................9
3.1 Dataverzameling .............................................................................................................................9
3.2 Metingen .........................................................................................................................................9
3.3 Data-analyse .................................................................................................................................10
4. Resultaten ......................................................................................................................................11
4.1 Beschrijvende statistieken ............................................................................................................11
4.2 Correlaties ....................................................................................................................................12
4.3 Regressieanalyse...........................................................................................................................12
4.4 Groepsstatistieken.........................................................................................................................13
5. Discussie.........................................................................................................................................15
5.1 Onderzoeksconclusie ....................................................................................................................15
5.2 Beperkingen..................................................................................................................................15
5.3 Aanbevelingen ..............................................................................................................................16
6. Referenties .....................................................................................................................................17
7. Bijlagen ..........................................................................................................................................20
3
1. Introductie
De omgeving waarin pensioenfondsen opereren, is de afgelopen jaren gevolueerd naar zeer complex
en dynamisch. Het goed besturen van een pensioenfonds is hierdoor erg in complexiteit toegenomen.
Dit is aanleiding geweest voor het inwerkingtreden van de Code Pensioenfondsen op 1 januari 2014.
De Code is opgesteld door de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid en is bedoeld om
normen te formuleren voor goed pensioenfondsbestuur. De Code gaat hand in hand met het huidige
stelsel van wet- en regelgeving. Derhalve is de Code verankerd in de Wet Versterking Bestuur
Pensioenfondsen (Wvbp), welke per 1 juli 2014 van kracht is. Deze wet is genitieerd om de kwaliteit
van het bestuur van pensioenfondsen te versterken en biedt pensioenfondsen onder andere de keuze uit
vijf bestuursmodellen: het paritair bestuur, het onafhankelijk bestuur, en drie typen van het one-tier
bestuursmodel. Een one-tier bestuur wordt in de wet aangeduid als een gemengd bestuur, met
uitvoerende en niet-uitvoerende bestuursleden in n fondsbestuur. Bij de vormgeving van de
bestuursmodellen is rekening gehouden met de drie uitgangspunten van de herziening: versterking van
deskundigheid en intern toezicht, adequate vertegenwoordiging van alle belanghebbenden en
stroomlijning van taken en organen (Kamerstuk 33182, 2012).
Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wvbp hebben pensioenfondsen hun interne
organisatie in 2014 moeten herzien. n van de taken hierbij betrof het kiezen en implementeren van
het bestuursmodel. Uit de tabel Toezichtgegevens Pensioenfondsen van De Nederlandsche Bank
(DNB) blijkt dat het overgrote deel van de pensioenfondsen in 2014 heeft gekozen voor een paritair
bestuursmodel. Reden hiervoor is dat dit model vrijwel gelijk is aan de situatie bij pensioenfondsen
van vr 1 juli 2014 (Siegman en Smit, 2016). Met deze constatering is verder onderzoek naar de
invloed van de bestuursmodellen relevant voor pensioenfondsen, hun besturen en overige
belanghebbenden. Het goed besturen van een pensioenfonds is, vanwege het feit dat pensioenfondsen
verantwoordelijk zijn voor de sociale missie en een evenwichtige belangenafweging, een complexe
taak (Ward en Forker, 2015; Art. 105 PW). Na de invoering van de Wvbp, hebben pensioenfondsen de
mogelijkheid tot het aanstellen van externe onafhankelijke bestuurders. Dit brengt een nieuwe
dynamiek in besturen, waarvan men de precieze gevolgen reeds niet heeft kunnen overzien. Vanuit dit
punt wil dit onderzoek een bijdrage leveren aan de beperkte literatuur over dit complexe onderwerp.
Centraal in dit onderzoek staat de vraag: in hoeverre heeft het bestuursmodel invloed op de kwaliteit
van financile verslaggeving? Tevens wordt onderzocht wat de invloed is van diversiteit binnen het
pensioenfondsbestuur op deze relatie.
In het vervolg van dit onderzoek wordt de theorie behandeld en worden definities afgebakend
aan de hand van bestaande literatuur, wat zal leiden tot de vorming van de hypotheses (paragraaf 2). In
paragraaf 3 wordt er nader ingegaan op de wijze van dataverzameling en de onderzoeksmethoden.
Paragraaf 4 behandelt de resultaten van het onderzoek dat is uitgevoerd onder een geselecteerd aantal
Nederlandse pensioenfondsen. Ten slotte volgt in paragraaf 5 de discussie met daarin de conclusie en
enkele aanbevelingen voor eventueel vervolgonderzoek.
4
2. Theoretisch kader
2.1 Governance
Het vinden van een optimale bestuursvorm en samenstelling, is van alle tijden en geldt voor vrijwel
alle organisaties. Alvorens de bestuursmodellen te introduceren, is het van belang duidelijk te krijgen
wat moet worden verstaan onder governance, oftewel bestuur. De governance van een pensioenfonds
wijkt af van die van een onderneming, omdat bij een pensioenfonds niet de winstdoelstelling, maar de
belangen van de verschillende belanghebbenden centraal staan (Siegman en Smit, 2016). Een
belangrijke taak voor het pensioenfonds hierbij is om te zorgen voor een evenwichtige
belangenafweging. Zo stelt artikel 105 PW dat bestuurders zich bij de vervulling van hun taak moeten
richten naar de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers,
aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en werkgevers, zodat deze zich op evenwichtige wijze
vertegenwoordigd kunnen voelen.
Gezien de drie kernfuncties van goed pensioenfondsbestuur welke de Code Pensioenfondsen
voorschrijft, te weten besturen, toezicht houden en verantwoording afleggen aan belanghebbenden, zal
dit artikel aansluiten bij de definitie van governance beschreven door Bossert (2002), welke gericht is
op governance binnen de non-profit sector. Bossert definieert governance als het waarborgen van de
onderlinge samenhang van de wijze van sturen, beheersen en toezicht houden van een organisatie,
gericht op een efficinte en effectieve realisatie van doelstellingen, alsmede het daarover op een open
wijze communiceren en verantwoording afleggen ten behoeve van belanghebbenden.
Financile rapportage is een belangrijke bron van informatie voor de stakeholders van een organisatie.
De afgelopen decennia is de informatiebehoefte van deze financile jaarverslagen sterk toegenomen.
Cohen et al. (2004) stellen dat een goede governance zijn uitwerking heeft op de kwaliteit van
financile verslaggeving. Governance draait in de kern om de belangenverhouding tussen het bestuur
en haar externe stakeholders. Een economische theorie die zich hierop richt is de agency theorie.
Centraal in deze theorie staat de belangentegenstrijdigheid tussen principaal en agent. Jensen en
Meckling (1976) hebben een grote bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de theorie. Zij
definiren de agency-relatie als een contract waarbij de ene persoon, de principaal, een andere
persoon, de agent, inzet om namens hem een dienst te verrichten. Bepaalde beslissingsbevoegdheden
worden hiermee gedelegeerd aan de agent, waardoor een scheiding ontstaat tussen eigendom en
controle, en controleverlies optreedt. Dit agency-probleem neemt toe naarmate de scheiding tussen
eigendom en controle toeneemt (Yetman en Yetman, 2012).
De meeste organisaties, ongeacht hun structuur, hebben te maken met agency-problemen. Bij
beursgenoteerde ondernemingen ontstaan agency-problemen doordat managers besluiten nemen welke
in strijd zijn met de belangen van aandeelhouders. Hoewel non-profitorganisaties geen eigendom zijn
van aandeelhouders, zijn ze wel collectief bezit en is er eveneens sprake van een scheiding van
eigendom en controle, waardoor ook hier agency-problemen kunnen ontstaan. Pensioenfondsen
hebben zelfs te maken met een dubbele principaal-agent relatie, namelijk deelnemers versus
pensioenfondsbestuur en bestuur versus uitvoering (Graaff en Koelewijn, 2016). De aanwezigheid van
agency-problemen kan de primaire verantwoordelijkheid van het bestuur voor het leveren van accurate
financile verslagen belemmeren (Cohen et al., 2004).
Een kwalitatief goede verslaggeving is een verslaggeving die transparant is naar stakeholders,
zodat deze een goed oordeel kunnen vormen over de financile positie van de organisatie (Knoops,
2001). Onderzoekers hebben in voorgaande literatuur noodzakelijkerwijs bepaalde keuzes moeten
maken bij het meten van kwaliteit (Limperg Instituut, 2001). Deze keuzes hebben betrekking op het
5
operationaliseren van het begrip kwaliteit van financile verslaggeving. Een objectieve meting van
kwaliteit is om deze reden niet mogelijk. Knoops (2001) maakt in zijn bijdrage onderscheid tussen
kwaliteit van de inhoud van de financile verslaggeving en kwaliteit van de infrastructuur rondom
deze verslaggeving. Dit onderzoek beperkt zich tot het meten van de kwaliteit van de inhoud.
2.3 Bestuursmodellen
Zoals reeds aangegeven in de introductie, beschikt het overgrote deel van de pensioenfondsen over een
paritair bestuursmodel. Vertegenwoordigers van werknemers en vertegenwoordigers van werkgevers
vormen in het paritair model tezamen het bestuur. Nieuw is dat pensioengerechtigden ook
vertegenwoordigd moeten zijn in het bestuur (Stibbe, 2013). Artikel 100 PW gaat verder in op de
wijze waarop deze samenstelling tot stand kan worden gebracht. Bovendien is sinds de invoering van
de Wvbp in lid 6 van hetzelfde artikel opgenomen dat een pensioenfonds in het paritair bestuur
maximaal twee bestuursleden mag toelaten die niet directe vertegenwoordigers zijn van de
belanghebbenden bij het pensioenfonds, ter versterking van de deskundigheid. Door het aantal
onafhankelijke bestuursleden te beperken tot twee wordt gewaarborgd dat de stem van de
belanghebbenden de doorslag geeft (Kamerstuk 33182, 2012). Het paritair model kent een apart
orgaan voor intern toezicht: Raad van Toezicht of Visitatiecommissie.
Het model dat volgens de statistieken van DNB na het paritair bestuursmodel het meeste
gehanteerd wordt bij pensioenfondsen is het omgekeerd gemengd model, een one-tier bestuursmodel.
Een gemengd bestuur wordt gevormd door uitvoerende bestuursleden en niet-uitvoerende
bestuursleden. Kenmerkend voor alle drie de gemengde bestuursmodellen is dat intern toezicht wordt
uitgeoefend door de niet-uitvoerende bestuursleden, welke toezicht houden op de uitvoerende
bestuursleden. Hiervoor is geen apart orgaan aangesteld. Om de materie enigszins helder te krijgen is
in tabel 1 kort een overzicht weergegeven van de vijf bestuursmodellen.
Tabel 1 Bestuursmodellen
Onafhankelijke voorzitter
Omgekeerd gemengd Uitvoerende bestuurders zijn extern Niet-uitvoerende bestuurders zijn
Verantwoordingsorgaan
model onafhankelijk vertegenwoordigers van
belanghebbenden
6
Eind 2016 schetsten Siegman en Smit reeds twee ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan
ten aanzien van bestuursmodellen. De eerste ontwikkeling is de tendentie richting het omgekeerd
gemengd bestuursmodel. De tweede ontwikkeling is de opkomst van het Algemeen Pensioenfonds
(APF). Opvallend hierbij is dat het merendeel van dit nieuwe type pensioenfonds heeft gekozen voor
het onafhankelijke bestuursmodel. De kracht van het onafhankelijk bestuursmodel bij een APF valt te
verklaren aan een goed functionerend belanghebbendenorgaan. Per collectiviteitskring kring wordt een
belanghebbendenorgaan ingesteld, waarin de belanghebbenden vertegenwoordigd zijn. Een APF met
verschillende collectiviteitskringen zal naar verwachting een groter beroep op het bestuurlijk
vermogen doen dan andere typen pensioenfondsen. Gezien deze feiten lijken de onafhankelijke
bestuursmodellen, waarbij enkel externe onafhankelijke deskundigen in het bestuur worden
opgenomen, te zijn toegesneden op een APF (Kamerbrief, 2015). Overigens is de populariteit van
zowel het onafhankelijk als het onafhankelijk gemengde model onder de welbekende typen
pensioenfondsen beperkt, aangezien er in deze bestuurmodellen geen bestuursleden plaatsnemen die
directe vertegenwoordigers van belanghebbenden zijn.
Met deze verklaring in het achterhoofd, richt het vervolg van dit onderzoek zich op het
paritair, het paritair gemengd en het omgekeerd gemengd model. De twee onafhankelijke
bestuursmodellen worden in het kader van dit onderzoek niet relevant geacht.
Het belangrijkste verschil tussen het paritair model en de gemengde modellen, is dat paritaire
bestuurders afkomstig en benoemd zijn uit eigen geledingen en externe onafhankelijke bestuurders een
professionele achtergrond kennen in de financile sector (Graaff en Koelewijn, 2016). Uit het
onderzoek van Graaff en Koelewijn (2016) kwam naar voren dat paritaire bestuurders zich meer
focussen op de groep belanghebbenden die zij vertegenwoordigen, terwijl externe onafhankelijke
bestuurders zich meer focussen op de markt. De kern van de argumentatie vr het aanstellen van
externe onafhankelijke bestuurders is de relatie tussen de slechte financile positie, te weinig
deskundigheid en het aandachtstekort voor risicobeheersing in de uitvoering van het beleggingsbeleid
(Graaff en Koelewijn, 2016). Onafhankelijke deskundigen kunnen aanvullende kennis en ervaring aan
het bestuur toevoegen en de inzameling en verspreiding van informatie verbeteren om betere
besluitvorming te faciliteren (Tan en Cam, 2015). Daarentegen kan worden gesteld dat het instellen
van externe onafhankelijke bestuurders ten koste gaat van de verbinding met de deelnemers en het
vertrouwen in het pensioenfonds (Graaff en Koelewijn, 2016; Rapport Commissie Frijns, 2010).
Verwacht wordt dat gemengde modellen, met de aanwezigheid van externe deskundigen in het
bestuur, een grotere bijdrage zullen leveren aan de kwaliteit van de financile verslaggeving dan het
geval zal zijn voor een puur paritair bestuur.
2.4 Diversiteit
Het vertrouwen van belanghebbenden in het pensioenfonds is een voorwaarde voor de continuteit
(Code Pensioenfondsen, 2013). Een belangrijke factor die van invloed is op dit vertrouwen is de
diversiteit binnen het bestuur. Het centrale idee voor pensioenfondsbesturen is dat de deelnemers
ervan verzekerd zijn dat zij verhoudingsgewijs zijn vertegenwoordigd, zodat hun belangen zullen
worden behartigd (Shi et al., 2016). In Nederland is voor pensioenfondsen de wijze van samenstelling
van de vertegenwoordigers vastgelegd in de wet, op basis van onderlinge getalsverhoudingen binnen
de fondsen. Daarnaast schrijft de Code Pensioenfondsen voor dat het bestuur diversiteit binnen de
organen van een pensioenfonds krachtig moet nastreven. Daarbij rekening houdend met opleiding,
7
achtergrond, persoonlijkheid, geslacht en leeftijd. De Code brengt geen wettelijke verplichting met
zich mee. Een pensioenfonds moet de normen van de Code zoveel mogelijk toepassen, daarbij is er
ruimte om af te wijken van de normen, mits dit weloverwogen gebeurt. Echter, fondsen hebben wel de
wettelijke verplichting om in het bestuursverslag te rapporteren over de samenstelling naar leeftijd en
geslacht van het bestuur (Art. 107, PW).
Hafti en Turgut (2013) refereren naar diversiteit binnen besturen als verschillen in
kenmerken van de bestuurders in een specifiek bestuur. Dit onderzoek focust op waarneembare
demografische karakteristieken van bestuurders (Erhardt et al., 2003) en definieert diversiteit als de
vertegenwoordiging van zowel leeftijd- als geslachtsverschillen binnen het bestuur. Deze keuze valt
te verklaren vanwege de wettelijke verplichting voor pensioenfondsen om te rapporteren over de
samenstelling naar leeftijd en geslacht binnen het bestuur en de normen in de Code Pensioenfondsen
die hierop aansluiten.
Diversiteit in het algemeen kan bijdragen aan het aantal alternatieven dat door de
bestuursleden wordt overwogen, en derhalve een positief effect hebben op de creativiteit en kwaliteit
van besluitvorming. Adams en Ferreira (2009) stellen dat meer diverse besturen de belangen van hun
stakeholders beter zullen begrijpen, wat een positief effect heeft op de effectiviteit van besturen.
Daarentegen wijzen de bevindingen van Hambrick et al. (1996) erop dat homogene topmanagement
teams beter presteren dan de heterogene teams, en stellen Knight et al. (1999) dat demografische
diversiteit negatief gerelateerd is aan consensus. Onderzoek is grotendeels verricht onder
ondernemingen met winstdoelstelling, en in mindere mate onder non-profitorganisaties, welke de
belangen van de verschillende belanghebbenden centraal hebben staan. In deze bijdrage zal onderzocht
worden of diversiteit in leeftijd en geslacht van bestuursleden, van invloed is op het effect dat de
bestuursmodellen hebben op de kwaliteit financile verslaggeving.
Met de komst van de hervormingen op het gebied van bestuurssamenstellingen, wordt
diversiteit binnen het bestuur door een groot aantal belanghebbenden ondersteund. Met name de
aanwezigheid van vrouwelijke bestuurders wordt hierin vaak benadrukt (Daily et al., 2003).
Onderzoekers wijzen op het feit dat mannen en vrouwen verschillend reageren op normen, houdingen
en overtuigingen. Vrouwelijke bestuurders voegen ervaringen en waarden toe die verschillend zijn van
die van hun mannelijke collegas. Uit onderzoek is gebleken dat vrouwen gunstiger staan tegenover
ethische zaken dan mannen, en dat zij, veel meer dan mannen, gevoeliger zijn voor de verwachtingen
van belanghebbenden (Burgess en Tharenou, 2002; Bear et al., 2010; Hafsi en Turgut, 2013). De
verwachting is daarom dat diversiteit met betrekking tot het geslacht van bestuurders leidt tot een
evenwichtigere besluitvorming.
Hypothese 2a Meer diversiteit in geslacht binnen het bestuur heeft een positief effect op de
besluitvorming, wat de relatie tussen het bestuursmodel en de kwaliteit van de
financile verslaggeving zal doen versterken
Leeftijd uit zich enerzijds in de ervaring van bestuurders. Deze ervaring is tevens een bewijs
van hun volwassenheid bij het besturen van het fonds. Anderzijds worden jongere generaties vaak
gezien als een groep bestuurders die gevoeliger is voor hun omgeving en voor ethische kwesties, wat
kan leiden tot maatschappelijk verantwoord gedrag (Hafsi en Turgut, 2013; Bekiroglu et al., 2011).
Volgens Wegge et al. (2008) heeft meer diversiteit in leeftijd een positieve invloed op het verbeteren
van complexe besluitvormingsproblemen. De verwachting is daarom dat diversiteit met betrekking tot
de leeftijd van bestuurders leidt tot een evenwichtigere besluitvorming.
Hypothese 2b Meer diversiteit in de leeftijd van bestuurders heeft een positief effect op de
besluitvorming, wat de relatie tussen het bestuursmodel en de kwaliteit van de
financile verslaggeving zal doen versterken
8
3. Methodologie
3.1 Dataverzameling
Dit onderzoek heeft betrekking op een populatie van 169 Nederlandse pensioenfondsen, waarbij
gebruik is gemaakt van jaarverslagen over 2015. De populatie is samengesteld op basis van de omvang
van beleggingen voor het risico van het fonds. Van een aantal fondsen ontbrak informatie welke
benodigd is voor het onderzoek, waardoor deze fondsen uit de selectie zijn gehaald. De uiteindelijke
steekproef beslaat 160 Nederlandse pensioenfondsen (Bijlage I). Fondsen met een onafhankelijk en
een onafhankelijk gemengd bestuursmodel blijven in dit onderzoek buiten beschouwing. Tevens is een
beperking in het onderzoek de vrij geringe populatie van gemengde bestuursmodellen.
3.2 Metingen
De verklarende onafhankelijke variabele is het type bestuursmodel dat het pensioenfonds hanteert. Met
het in werking treden van de Wvbp in 2014 hebben alle pensioenfondsen een bestuursmodel moeten
kiezen en implementeren. Voor het verzamelen van deze data is per pensioenfonds gekeken over welk
type bestuursmodel zij beschikt. Vervolgens is aan pensioenfondsen met een paritair gemengd of
omgekeerd gemengd bestuursmodel een 1 toebedeeld en aan pensioenfondsen met een paritair
bestuursmodel een 0, waardoor deze laatste de referentiegroep is. De twee onafhankelijke
bestuursmodellen komen niet voor in de onderzoekspopulatie. De dataset bestaat uit een 2-
puntsschaal, een zogeheten binaire (dichotome) schaal, welke een bijzondere variant is van de
nominale schaal.
9
3.2.3 Modererende variabele
3.2.4 Controlevariabele
3.3 Data-analyse
In Tabel 2 zijn alle variabelen uit dit onderzoek opgenomen en gedefinieerd. In dit onderzoek wordt
gebruikt gemaakt van de lineaire regressie, ook wel de kleinste kwadraten methoden genoemd. Om tot
de lineaire regressie te kunnen komen, is de volgende formule opgesteld:
TABEL 2
Meting van variabelen
Variabele Afkorting Meeting
Afhankelijke variabele
Kwaliteit van financile Kwaliteit_FV Disclosure-index / aantal
verslaggeving disclosures * 100%
Onafhankelijke variabele
Bestuursmodel B_Model Paritair = 0; Gemengd = 1*
10
4. Resultaten
4.1 Beschrijvende statistieken
TABEL 3
Beschrijvende statistieken
11
4.2 Correlaties
In Tabel 4 zijn de correlaties van de variabelen opgenomen. De log van de omvang correleert
significant met de kwaliteit van financile verslaggeving (0,233; p<0,01) en tevens met het
bestuursmodel (0,232; p<0,01). Tussen diversiteit naar leeftijd en diversiteit naar geslacht bestaat een
significante correlatie (0,230; p<0,01). Uit de correlatiematrix blijkt niet dat er in dit model sprake is
van multi-collineariteit. Daarvan is sprake op het moment dat twee onafhankelijke, verklarende
variabelen een correlatie cofficint tonen van 0.7(-0.7) of hoger (lager). In dit model zijn de correlatie
cofficinten een stuk kleiner, waardoor multi-collineariteit kan worden uitgesloten.
TABEL 4
Correlaties
Variabele 1 2 3 4 5
1 Kwaliteit_FV -
4.3 Regressieanalyse
Voor het toetsen van de hypotheses, is een regressieanalyse uitgevoerd. De resultaten zijn
weergegeven in Tabel 5. In het eerste model (1) is de controle variabele getest. De log voor de omvang
laat en significant positief verband zien, met B = 3.196 en p = 0,003. Fondsen met een grotere omvang
van beleggingen voor risico scoren hoger op de disclosure-index ten aanzien van kwaliteit van
financile verslaggeving.
Model 2 toont geen significant verband (B = -,436; p = 0,860), wat betekent dat hypothese 1
niet aanvaard kan worden. Het type bestuursmodel heeft geen invloed op de kwaliteitsscore van de
pensioenfondsen zoals gemeten in dit onderzoek. In Model 3 zijn de variabelen van diversiteit direct
gemeten aan de kwaliteit financile verslaggeving. Uit de regressieanalyse blijkt dat het percentage
vrouwen in het bestuur en de aanwezigheid van bestuurders van 40 jaar of jonger beiden geen
significant verband tonen met de kwaliteitsscores (resp. B = 0,020; p = 0,683 & B = 0,794; p = 0,564).
Om te toetsen of voor diversiteit een interactie-effect bestaat, zijn voor de uitvoering van
Model 4 alle verklarende onafhankelijke variabelen gestandaardiseerd. Hieruit kwamen vervolgens
nieuwe variabelen tot stand: de zogenaamde Z-waardes. Om te onderzoeken of een versterking dan
wel verzwakking tussen de relatie van hypothese 1 optreedt, zijn de Z-waardes van de variabelen
diversiteit naar geslacht en leeftijd beiden vermenigvuldigd met de Z-waardes van het bestuursmodel.
Vervolgens is aan de hand van deze nieuwe interactiewaardes een regressieanalyse uitgevoerd op het
volledige model (4). Echter is hier geen significant verband aanwezig, en is aanvaarding van zowel
hypothese 2a (B = -,721; p = 0,281) als hypothese 2b (B = -,037; p = 0,995) niet mogelijk. Dit laatste
is overigens niet heel verrassend, aangezien het model van hypothese 1 eveneens geen relatie toont.
12
In de tabel is ook de adjusted R-squared opgenomen. Deze cofficint geeft aan welk
percentage in de verandering in de kwaliteit van financile verslaggeving, wordt verklaard door een
verandering in de variabele die per model zijn meegenomen. In elk van de 4 modellen ligt deze rond
4%, een relatief laag percentage. Dit betekent dat er wel enige relatie bestaat tussen de onderzochte
variabelen, echter is dit geen sterke relatie.
In de sectie correlaties is al vermeld dat er voor dit model geen kans is op multi-collineariteit.
Dit wordt in Tabel 5 bevestigd aan de hand van de VIF-waardes. Wanneer de VIF een waarde
aanneemt lager dan 10, wat hier duidelijk het geval is, mag de variabele in het model worden
opgenomen en is er geen sprake van multi-collineariteit.
TABEL 5
Regressie Uitkomsten
Variabele (1) (2) (3) (4)
Intercept 53,31 53,072 52,826 52,713
Log Omvang 3,196** 3,241** 3,175** 3,301**
Bestuursmodel (H1) - -,436 - 0,391
Diversiteit:
naar Geslacht(H2a) - - 0,020 -,721
naar Leeftijd (H2b) - - 0,794 -,037
4.4 Groepsstatistieken
13
TABEL 6
Groepsstatistieken
Gemiddelde Standaard
N
Kwaliteitsscore Deviatie
14
5. Discussie
5.1 Onderzoeksconclusie
In dit onderzoek is gekeken naar de invloed van bestuursmodellen op de kwaliteit van financile
verslaggeving. Uit de regressieanalyse van hypothese 1 kwam naar voren dat er in dit onderzoek geen
verband is tussen het type bestuursmodel en de kwaliteit financile verslaggeving. Ondanks dat dit
vraagstuk vrij recent is en literatuur tot op heden nog erg gering, zijn de uitkomsten tegenstrijdig aan
de verwachting. Graaff en Koelewijn (2016) geven zowel argumenten voor als tegen voor het
aanstellen van externe onafhankelijke bestuursleden. Echter, uit eerder onderzoek is al gebleken dat
governance structuur wel degelijk van invloed is op de kwaliteit van financile verslaggeving (Adams
et al., 2012; Cohen et al., 2004; Tan en Cam, 2015). Een verklaring zou kunnen zijn, dat de
pensioenfondsen uit het onderzoek nog niet de tijd en middelen hebben gehad om het best passende
bestuursmodel te kiezen. Dit onderzoek is namelijk verricht met behulp van de jaarverslagen van
pensioenfondsen over 2015. Deze gegevens zijn opgesteld slechts n jaar na de invoering van de Wet
versterking bestuur pensioenfondsen. In diezelfde periode is tevens het Nieuwe Financieel
Toetsingkader ingesteld. Door een model te kiezen vanuit de visie van het fonds, ontstaat een gedragen
model, wat met het inzetten van de juiste mensen en het maken van goede afspraken een belangrijk
onderdeel vormt voor een goed werkende governance (Siegman en Smit, 2016). Pas als hiervan sprake
is, kan betrouwbaar onderzoek worden verricht naar de invloed van deze bestuursmodellen bij
pensioenfondsen.
Vanwege het feit dat hypothese 1 niet aanvaard kan worden, is er geen interactie-effect
mogelijk met betrekking tot diversiteit op de relatie tussen het bestuursmodel en de kwaliteit financile
verslaggeving, met als gevolg dat tevens hypotheses 2a en2b niet aanvaard mogen worden.
Opmerkelijk hierbij is dat zelfs de directe metingen in model 3, diversiteit op de kwaliteit financile
verslaggeving, geen significante verbanden tonen, iets wat haaks staat op de grote hoeveelheid
literatuur hierover (Adams en Ferreira, 2009; Bear et al., 2010; Hafsi en Turgut, 2013). Mede gezien
de resultaten uit de tabel met groepsstatistieken, welke wel degelijk een licht positieve tendentie in de
kwaliteit laat zien richting meer diverse besturen, ligt de verklaring hiervoor wellicht bij de
kwaliteitsscores. De subjectiviteit van deze kwaliteitsscores uit de disclosure-index is een
tekortkoming in dit onderzoek en wordt in de volgende sectie verder besproken.
5.2 Beperkingen
Een beperking in dit onderzoek die van invloed zou kunnen zijn op de uitkomsten, is de disclosure-
index. Mede doordat deze index is samengesteld door 17 personen die elk +/- 10 fondsen voor hun
rekening hebben genomen, is er een bepaalde mate van subjectiviteit aanwezig bij het meten van de
informatie-elementen. Tevens is de genomen kwaliteitsmeting een momentopname welke vanwege
de dynamische omgeving waarin Nederlandse pensioenfondsen zich momenteel bevinden wellicht
niet veelzeggend is voor de toekomstige situatie (Knoops, 2001).
Een tweede beperking is de populatie van 169 Nederlandse pensioenfondsen. Daarnaast het
geringe aantal pensioenfondsen met een ander bestuursmodel dan het paritair model. Slechts 13 van de
160 onderzochte pensioenfondsen hanteert een ander model dan het paritair model. Gevolg hiervan is
dat eventuele verschillen tussen beide bestuursmodellen lastig te interpreteren zijn, en er geen
wetenschappelijk conclusies uit kunnen volgen.
15
5.3 Aanbevelingen
16
Referenties
Adams, R.B., Ferreira, D. (2009). Women in the boardroom and their impact on governance and
performance. Journal of Financial Economics, 94:291-309.
Adams, R.B., De Haan, J., Terjesen, S., & Van Ees, H. (2015). Board diversity: Moving the eld
forward. Corporate Governance: An international Review, 23:77-82.
Bear, S., Rahman, N., & Post, C. (2010). The impact of board diversity and gender composition on
corporate social responsibility and firm reputation. Journal of Business Ethics, 97(2): 207-
221.
Bekiroglu, C., Erdil, O., & Alpkan, L. (2011). Variables perceived by managers as antecedents to
environmental management: An empirical study in the Turkish construction sector. Journal of
Global Strategic Management, 9: 157-175.
Botosan, C.A. (1997). Disclosure Level and the Cost of Equity Capital. The Accounting Review,
72(3): 323-349.
Burgess, Z., & Tharenou, P. (2002). Women board directors: Characteristics of the few. Journal of
Business Ethics, 37( 1): 39-49.
Cohen, J., Krishnamoorthy, G. & Wright, A. (2004). The corporate governance mosaic and
financial reporting quality. Journal of Accounting Literature, 23 (1): 87152.
Daily, C. M., Dalton, D. R. & Cannella, A. A. (2003). Corporate governance: Decades of dialogue
and data. Academy of Management Review, 28: 371-382.
Erhardt, N., Werbal, J., Shrader, C. (2003). Board of director diversity and firm financial
performance. Corporate Governance: An International Review, 11(2): 102-111.
Frijns, J.M.G., Nijssen, J.A. & Scholtens, L.J.R. (2010). Pensioen: Onzekere zekerheid, Een
analyse van het beleggingsbeleid en het risicobeheer van de Nederlandse pensioenfondsen,
Rapport Commissie Beleggingsbeleid en Risicobeheer.
Hafsi, T. & Turgut, S. (2013). Boardroom Diversity and its Effect on Social Performance:
Conceptualization and Empirical Evidence. Journal of Business Ethics, 112(3): 463-479.
17
Hambrick, D.C., Werder, A. & Zajac, E.J. (2008). New directions in Corporate Governance
Research. Organization Science, 19(3): 381-385.
Jensen, M.C. & Meckling, W.H. (1976). Theory of the firm: Managerial behavior, agency costs,
and ownership structure. Journal of Financial Economics, 3(4): 30560.
Kamerstuk 33182: Wijziging van de pensioenwet en enige andere wetten in verband met
versterking van het bestuur bij pensioenfondsen. (27 februari 2012). Geraadpleegd: juni 2017,
van https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33182-3.html
Knight, D., Pearce, C.L., Smith, K.G., Olian, J.D., Sims, H.P., Smith, K.A. & Flood, P. (1999).
Top Management Team Diversity, Group Process, and Strategic Consensus. Strategic
Management Journal, 20: 445465.
Knoops, C.D., (2001). Het meten van de kwaliteit van de financile verslaggeving: Een
methodologische beschouwing. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, 10: 431-
443.
De Kruijf, J.A.M. & De Vries, M.S. (2014). Governance and Stakeholder Involvement in the
Dutch Pension Industry, Lessons for Developing Countries. Public Administration and
Development, 34:332-344.
Shi, L., Swinkels, L., Van der Lecq, F. (2016). Board diversity and self-regulation in Dutch
pension funds. Equality, Diversity and Inclusion: An International Journal, 36(2): 111-127.
Siegman, P.M. & Smit, S.( 2016). Kan een bepaald type bestuursmodel governance issues
oplossen? Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken, 2016/49.
18
Tan, M.G.S., & Cam, M.A. (2015). Does Governance Structure influence pension fund fees and
costs? An examination of Australian not-for-profit superannuation funds. Australian Journal
of Management, 40(1): 114-134.
Ward, A.M. & Forker, J. (2015). Financial Management Effectiveness and Board Gender
Diversity in Member-Governed, Community Financial Institutions. Journal of Business Ethics,
141: 351-366.
Wegge, J., Roth, C., Neubach, B., Schmidt, K.H., & Kanfer, R. (2008). Age and gender diversity
as determinants of performance and health in a public organization: The role of task
complexity and group size. Journal of Applied Psychology, 93(6): 1301-1313.
Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen. (10 juli 2013). Geraadpleegd: juni 2017, van
http://wetten.overheid.nl/BWBR0033702
Yetman, M.H. & Yetman, R.J. (2012). The effects of governance on the accuracy of charitable
expenses reported by nonprofit organizations. Contemporary Accounting Research, 29(3):
738-767.
19
BIJLAGE I
160 Nederlandse Pensioenfondsen
ABP TNO
Zorg en Welzijn SNS Reaal Groep
Metaal en Techniek Wonen
Bouwnijverheid Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven
Metalektro, bedrijfstakpensioenfonds KLM-Cabinepersoneel
Shell Protector
ING Medewerkers Apotheken
Vlees- en Vleeswarenindustrie en de
ABN AMRO Bank Gemaksvoedingindustrie
Rabobankorganisatie Dow
Grafische Bedrijven SABIC
Beroepsvervoer over de Weg Zoetwarenindustrie
Philips Samenwerking / Slagersbedrijf
Detailhandel MSD
Mode-, Interieur-, Tapijt- en
Spoorwegpensioenfonds Textielindustrie
Landbouw Bibliotheken openbare
Woningcorporaties Hewlett-Packard
KPN Nederlandsche Bank
KLM Vliegend Personeel Douwe Egberts
Hoogovens Notarieel
Horecabedrijf Provisum
Werk en (re)Integratie Gasunie
PostNL Nedlloyd
KLM Algemeen Campina
UWV Dierenartsen
DSM Nederland ANWB P
Achmea Personeel Holland Casino
Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf Thales
Media PNO Particuliere Beveiliging
APF Houthandel
Progress Unilever BP
Zorgverzekeraars Chemours Nederland
Levensmiddelenbedrijf Waterbouw BPF
IBM Nederland Agrarische en Voedselvoorzieningshandel
Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf Telegraafpensioenfonds 1959
AHOLD Notariaat
Koopvaardij Transport
Architectenbureaus Wolters Kluwer Nederland
Bakkersbedrijf BPF Personeelspensioenfonds APG
Openbaar Vervoer Levensmiddelen Groothandel
Heineken Randstad (gesloten)
20
Fysiotherapeuten ARCADIS Nederland
Cargill Vopak
Lanschot Ballast Nedam
Staples Grontmij
Cosun Technische Groothandel Vroeg
Xerox Grolsche bierbrouwerij
OWASE P Forbo
Betonproduktenindustrie Sagittarius
Rijn- en Binnenvaart Mn Services
HaskoningDHV Hunter Douglas
Bouwmaterialen IFF
Tandtechniek Deutsche Bank Nederland
Vlakglas, Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf Avery Dennison
CRH Rockwool
Getronics Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie
Drankindustrie Atradius
Kappersbedrijf Kas Bank
British American Tobacco Sligro Food Group
RBS Nederland Astellas
Equens NIBC
TNT express IKEA
ING Bank CDC fonds General Electric Nederland
Alliance Reisbranche
Smurfit Kappa Nederland Abbott Nederland
Recreatie (SPR) TrueBlue
Cap Gemini Nederland Brocacef
Robeco Huysman
Banden- en Wielenbranche PPG Industries Nederland
Sanoma Magazines Nederland PepsiCo Nederland
Honeywell Co-op
Archimedes Will Niemeijer
Huntsman Rozenburg Molenaarspensioenfonds
TDV Heijmans
Metro FORD Nederland
Bisdommen Sigarenindustrie en aanverwante Bedrijven
Textielgoederen en Aanverwante Artikelen
Houtverwerkende industrie Groothandel
Fluor Nederland SCA
Unisys Nederland Allianz Nederland
Hagee
Urenco Nederland
TOTAL
Cate Koninklijke
21
BIJLAGE II
Disclosure-Index
Algemeen en governance
1 Worden de missie, visie en strategie van het fonds vermeld?
Wordt een (korte) omschrijving van de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling
2 (of regelingen) vermeld?
3 Wordt vermeld of er sprake is van een DB, DC of CDC regeling, of een combinatie hiervan?
4 Wordt het type bestuursmodel vermeld (paritair, onafhankelijk bestuur, etc.)?
5 Wordt uitgelegd waarom er voor het bestuursmodel gekozen is (voor- en nadelen)?
6 Worden de uitbestedingspartners (pensioenbeheer en vermogensbeheer) vermeld?
7 Wordt uitgelegd waarom er voor de huidige uitbestedingspartners is gekozen?
8 Wordt het aantal bestuurscommissies weergegeven en hun taken?
9 Wordt het aantal bestuurders weergegeven?
10 Wordt er uitleg gegeven over het diversiteitsbeleid ten aanzien van het bestuur?
Wordt de vergoeding van de bestuurders vermeld (vaste vergoeding per jaar en eventuele
11 variabele vergoeding)?
Tekortsituatie en herstelplan
22 Wordt vermeld of er sprake is van een tekortsituatie en derhalve een herstelplan?
23 Is een kwalitatieve toelichting opgenomen op het herstelplan?
Is een kwantitatieve toelichting opgenomen op de realisatie van het herstelplan over het
24 boekjaar en voorgaande jaren?
25 Is toegelicht hoe evenwichtige belangenafweging onderdeel uitmaakt van het herstelplan?
Uitvoeringskosten
26 Worden de kosten van pensioenbeheer in euro per deelnemer vermeld?
27 Wordt hierbij ook uitgelegd welke deelnemers zijn meegenomen (in- of exclusief slapers)?
Wordt een toelichting opgenomen op de ontwikkeling van de kosten van pensioenbeheer
28 in euro per deelnemer?
29 Worden de kosten van vermogensbeheer als percentage van het gemiddeld belegd vermogen vermeld?
Worden de kosten van vermogensbeheer gerelateerd aan de gekozen beleggingsmix
30 en bijbehorende benchmarkkosten?
31 Worden de kosten van vermogensbeheer gerelateerd aan het rendement op langere termijn?
32 Worden de transactiekosten als percentage van het gemiddeld belegd vermogen gerapporteerd?
33 Wordt vermeld en verantwoord hoeveel performance fees zijn uitbetaald?
22
Beleggingsbeleid (inclusief duurzaam beleggen)
Wordt het doel van het beleggingsbeleid vermeld (bijv. behalen van rendement t.b.v. indexeren
34 tegen acceptabele risico's)?
Wordt een toelichting opgenomen t.a.v. het ESG beleid (duurzaam of maatschappelijk
35 verantwoord beleggen)?
36 Worden de investment beliefs of beleggingsbeginselen vermeld?
Wordt het beleggingsrendement over het boekjaar per beleggingscategorie (aandelen,
37 vastrentende waarden) vermeld en afgezet tegen de benchmark rendementen?
Premie en premiebeleid
Wordt een toelichting opgenomen ten aanzien van het premiebeleid (premiepercentage,
38 verdeling werkgever-werknemer, etc.)?
39 Wordt de hoogte van de totale kostendekkende premie vermeld?
40 Wordt de hoogte van de totale kostendekkende premie uitgesplitst in componenten?
41 Wordt toegelicht wat de kostendekkende premie inhoud?
42 Wordt de hoogte van de premiedekkingsgraad vermeld?
43 Wordt de hoogte van de totale gedempte (kostendekkende) premie vermeld?
44 Wordt de hoogte van de totale gedempte (kostendekkende) premie uitgesplitst in componenten?
45 Wordt de feitelijke premie over het boekjaar vermeld?
46 Wordt de feitelijke premie over het boekjaar uitgesplitst naar deel werkgever en deel werknemers?
Indexatie/kortingsbeleid
47 Wordt een toelichting opgenomen t.a.v. het tekortenbeleid (overschottenbeleid)?
Wordt een toelichting opgenomen t.a.v. het indexatiebeleid? (voorwaardelijke of
48 onvoorwaardelijke indexatie)
49 Wordt de hoogte van de toegekende indexatie over het boekjaar vermeld?
50 Wordt de hoogte van de beoogde indexatie vermeld (bv. op basis van prijs- of looninflatie)?
51 Wordt de hoogte van de cumulatieve indexatieachterstand (bv. over een periode van 5 jaar) vermeld?
52 Wordt het beleid ten aanzien van inhaalindexatie toegelicht?
Risicoverslaggeving
53 Is er een aparte risicoparagraaf aanwezig?
54 Bevat het jaarverslag of de risicoparagraaf een definitie van de belangrijkste risico's?
Wordt kwalitatief toegelicht wat de risicohouding is van het fonds, zoals deze is bepaald
55 en vastgelegd op grond van het FTK?
Wordt kwantitatief toegelicht is wat de risicohouding is van het fonds door het noemen van
56 het vereist eigen vermogen (VEV)?
Renterisico
57 Wordt vermeld wat de totale gemiddelde duration van de vastrentende waarden is?
58 Wordt vermeld wat de totale gemiddelde duration van de verplichtingen is?
Wordt vermeld in welke mate (%)het fonds ernaar streeft het renterisico (dat ontstaat door
59 een verschil in duration van de beleggingen en de verplichtingen) af te dekken?
60 Worden de onderliggende argumenten/afwegingen voor keuzes in dit beleid toegelicht?
61 Wordt vermeld welke instrumenten het fonds gebruikt om durations te benvloeden (bijvoorbeeld swaps)?
62 Wordt vermeld welk percentage van het renterisico over het boekjaardaadwerkelijk is afgedekt?
Wordt vermeld hoe het verschil tussen de beoogde en daadwerkelijk gerealiseerde renteafdekking
63 is veroorzaakt?
Wordt kwantitatief vermeld welk financieel effect wijzigingen in de RTS (rente) op de voorziening
64 voor pensioenverplichtingen hebben (gevoeligheidsanalyse)?
23
Beleggingen en beleggingsrisico's
65 Wordt toegelicht wat het beleid is ten aanzien van beleggingsrisico's (o.a. prijsrisico, valutarisico, etc.)?
Wordt duidelijk welke instrumenten/middelen het fonds gebruikt om de risico's te beheersen
66 (bijv. limieten stellen, voldoende spreiding, etc.)?
67 Wordt de beleggingsportefeuille uitgesplitst naar verschillende beleggingscategorien?
Wordt de categorie Aandelen uitgesplitst naar sector
68 (financile instellingen, energie, telecommunicatie, etc.)?
69 Wordt de categorie aandelen uitgesplitst naar regio?
70 Wordt de categorie Vastrentende waarden uitgesplitst naar type (bv. staatsobligaties, hypotheken, etc.)?
71 Wordt de categorie Vastrentende waarden uitgesplitst naar regio?
72 Wordt de categorie Vastrentende waarden uitgesplitst naar verschillende kredietwaardigheidratings?
Wordt de categorie Vastgoedbeleggingen uitgesplitst naar type vastgoed
73 (woningen, winkels, kantoren, etc.)?
74 Wordt de categorie vastgoedbeleggingen uitgesplitst naar regio?
Worden concentratierisico's (groter dan 5% van het beleggingstotaal of groter dan 5% van de
75 beleggingscategorie) vermeld?
76 Wordt er aangegeven of er aan securities lending wordt gedaan?
Wordt de totale beleggingsportefeuille uitgesplitst in een rele waarde hirarchie, om aan te geven
77 hoe de rele waarde tot stand is gekomen? (genoteerde marktprijzen, modellen, etc.)
Indien er sprake is beleggingen waarbij de rele waarde niet op basis van genoteerde marktprijzen tot
stand is gekomen en die dus in level 2 of level 3 zijn opgenomen, zijn voor deze beleggingen de
78 belangrijkste methodes en veronderstellingen toegelicht? (n.v.t. als er geen level 2 of 3 beleggingen zijn)
24