Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 2

Het lagere schoolkind

De motorische ontwikkeling (7 zaken):

- De fijne en grove motoriek is zo goed als volledig ontwikkeld, door groei en oefening zal deze
preciezer worden de lichaamskracht toenemen
- De mollige kleutergestalte is volledig verdwenen
- De lichamelijke ontwikkeling verloopt rustiger en krijgt juistere verhoudingen (van een
disharmonisch gestalte naar een harmonisch gestalte). Ze groeien vooral in de lengte.
- Evenwichtsgevoel is goed ontwikkeld (spierbeheersing en de handeling geraken beter
gentegreerd)
- Ze nemen hun lichaam vanzelfsprekend
- Sporten: Bewegingsdrang
- Lichaamsverandering: vroegrijpheid

De cognitieve ontwikkeling (10 zaken):

- Het kind leert rekenen, lezen en schrijven


- Het kind beschikt wel over conservatiebesef en handelingen zijn omkeerbaar = het kind
denkt operationeel
- Seriatiebegrip (rangschikken volgens bepaalde criterium van klein naar groot)) en
classificatiebegrip (sorteren volgens een bepaald ordeningscriterium volgens vorm of kleur)
- Van concreet-operationeel denken naar abstract-operationeel denken (concrete realiteit niet
loslaten bv. op de vingers tellen, een kind van twaalf kan al hoofdrekenen)
- Realistischer denken (minder fantasie)
- Magisch denken kan soms nog voorkomen (ze proberen hun krachten te richten)
- Ze hebben een ruimere interesse, de overdracht van kennis en cultuur staat centraal
- Ze gaan vaak gaan doorvragen omdat ze een reel antwoord willen
- Ze oefenen op hun intellectuele vaardigheden
- Ze krijgen een kritische houding

Taalontwikkeling (5 zaken):

- Men spreekt van de voltooiingfase want het taalgebruik is verfijnder


- Ze leren vlot en vloeiend spreken
- Nog niet bewust van alle grammaticale regels (maja wie wel?)
- Ze kunnen moeiteloos gesprekken volgen en kunnen al wat woorden van een andere taal
- Verschillende taalnuances (sarcasme, ironie, mopjes, raadsels)

De sociaal-emotionele ontwikkeling (15 zaken):

- Respect voor een volwassene met een bepaalde functie


- Gevoel voor competitie
- Kinderen zien de noodzaak van afspraken en regels
- Ze kunnen benoemen wat ze voelen
- Hun sociale omgang wordt veel ruimer
- Ze gaan zich afhankelijker opstellen tegenover het gezin, ze zijn wel zeer loyaal
- Ze beginnen eisen te stellen naar de volwassene (blijf consequent)
- Ze worden vrij zelfstandig en onafhankelijk. Ze hebben geen constante toezicht meer nodig.
- Ze ervaren vaker verveling, dit zorgt voor een dilemma. Ze willen zelf hun activiteiten kiezen
maar ze hebben er wel nood aan dat iemand anders het doet voor hen. We noemen dit
ambivalentie in het gevoelsleven.
- Duidelijk geslachtsbesef maar weinig interesse in seksuele aangelegenheden
- Typerende ups-and-downs binnen een vriendschap, op het einde vriendschappen die lang
kunnen blijven duren
- Belangrijk dat ze een wij-gevoel hebben, ze willen tot een groep horen
- Het kind leert autonomie, zelfwaardegevoel en kan zich beter aanpassen aan de groepsnorm.
- Rond 11 jaar conformisme (zich aanpassen, zich gelijk gedragen dan de groep). De balans
tussen conformerend gedrag en individualiteit is niet gemakkelijk te vinden.
- Groepsdruk wordt groter, dit zorgt voor onaangepast gedrag: de clown (grappig probeert te
zijn maar krijgt vaak straf), de knecht (omkoperij en gedienstig), de plaaggeesten
(domineren, eerder gevreesd) en de pseudo-adulten (afzonderen van de leeftijdsgenoten).

Morele ontwikkeling (4 zaken):

- Tot op de leeftijd van 8 jaar wordt het gedrag beoordeelt op basis van resultaten. Het gevolg
hiervan is moreel realisme (drie planten kapot maken verdient meer straf dan maar n
plant kapot maken).
- Vanaf de leeftijd van 8 jaar wordt het gedrag beoordeelt op basis van intentie. Het gevolg
hiervan is moreel relativisme (drie planten kapot maken persongeluk wordt minder zwaar
gestraft dan n plant opzettelijk kapot maken).
- Het begrip rechtvaardigheid krijgt een belangrijke betekenis. Ze willen gelijke behandeling.

6-7 jaar: overdragen 8j: niet klikken (groepsdruk) 10j: dader moet bekennen

- Het denken rond straffen evolueert. Tot 10 jaar zijn kinderen ervan overtuigd dat een
strenge straf effect heeft, na 10 jaar moet ze overeenkomen met de overtreding. We mogen
niet overdrijven.

Spelmateriaal voor lagere schoolkind:

- Motorische: beweging, sport, bosspel, jeugdbeweging, competitie


- Cognitief: gezelschapsspel, raadsels, teksten, dagboek
- Sociaal: gezelschapsspel, jeugdbeweging

You might also like