Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 24

270

Nieuwe perspectieven op
Koranonderzoek
Bronnen, methoden en vragen

mehdi azaiez

De Koran bezet een centrale plaats in de islamitische intellectuele traditie


en geloofstraditie. Vereerd door meer dan n miljard mensen, wordt de
Koran door moslims beschouwd als de absolute uitdrukking van God, ge-
openbaard door de profeet Mohammed. Sinds het midden van de negentien-
de eeuw heeft de academische wereld, gedeeltelijk onder impuls van de
Duitse filosofische scholen en de ontwikkelingen in de Bijbelkritiek, zijn
aandacht gevestigd op deze ongrijpbare en complexe tekst. Als gevolg hier-
van zijn er nieuwe vragen gerezen over de herkomst, de geschiedenis, de taal
en de structuur van de Koran. Ook vandaag is er een vernieuwde aandacht
voor de Koran en zijn verschijningscontext. Deze beweging wordt duidelijk
gellustreerd in de significante toename van publicaties, dissertaties, inter-
nationale seminaries en interdisciplinaire werkgroepen over de Koran. Hoe-
wel verschillend in hun interesses, bronnen en methoden delen deze ini
tiatieven een gemeenschappelijk debat over de Koranhermeneutiek dat aan
belang heeft gewonnen in het licht van de toepassing van comparatieve en
traditionele kritische methoden voor de analyse van de tekst. Deze bijdrage
schetst de brede verscheidenheid in hedendaagse Koranstudies en bestaat
uit vijf delen. Eerst wordt de relatie tussen de Koran en distantiatie bespro-
ken, vervolgens is de focus de vaststelling dat een tekstkritische uitgave van
de Koran ontbreekt. Daarna komen de discussies over het ontstaan van de
Koran aan bod. In de vierde plaats gaat de aandacht uit naar nieuwe ont
wikkelingen in het Koranonderzoek. Ten slotte worden drie analysemetho-
den voor Koranonderzoek gepresenteerd en het voorbeeld van het contra-
discours nader uitgewerkt.

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


pagina 270293
nieuwe perspectieven op koranonderzoek

a
Koran en distantiatie
271
Er zijn veertien eeuwen verstreken sinds wat traditioneel wordt beschouwd
als de eerste verkondiging van de Koran. Die uitspraak impliceert dat er geen
lezing, interpretatie of analyse mogelijk is die niet is benvloed door deze af-
stand ten opzichte van de eerste verkondiging van de Koran. Hoe kunnen we
ooit deze akelige kloof (garstiger Graben)1 negeren en voorbijgaan aan Paul
Ricoeurs opvatting van de tekst: veel meer dan een bijzonder geval van inter-
menselijke communicatie, is hij het paradigma van de verwijdering in de
communicatie; in dat opzicht onthult hij een fundamentele eigenschap van
de historiciteit van de menselijke ervaring, namelijk dat zij communicatie is
in en door de afstand.2 In het geval van de Koran levert deze distantiatie twee
kloven op. De eerste heeft te maken met de distantie tussen het gesproken
woord (quran) en het geschreven woord (mus.h.af). De tweede distantiatie
omvat de kloof tussen de wereldvisie van de Koran en het mentale universum
van de lezers, zowel de vroegere als de hedendaagse. Voordat de Koran werd
uitgeschreven, was hij een toespraak, een mondelinge verhandeling.

1
van de koran naar de mus.h.af

Tegenwoordig gaan de islamitische traditie en islamwetenschappers er vrij-


wel unaniem van uit dat de tekst van de Koran in principe het resultaat is van
een mondelinge manifestatie.3 Dat blijkt het duidelijkst uit schriftuurlijke
gegevens. De term Koran (Quran) is een zelfstandig naamwoord dat is afge-
leid van de werkwoordstam Q-R-, waarmee de handeling van het reciteren
wordt aangeduid.4 Dat de tekst in eerste instantie mondeling werd gecom-
municeerd, blijkt wel uit de talloze keren dat deze term erin terugkeert: 5 En

1 Term van G.E. Lessing, zie j. greisch, Lge 1993, 88-92; d.a. madigan, The Qurans Self
hermneutique de la raison (Cogitatio Fidei, Image: Writing and Authority in Islams Scrip-
133), Paris 1985, 29. ture, Princeton 2001, 23; a. charfi, LIslam
2 p. ricoeur, Du texte laction: Essais entre le message et lhistoire (Lislam des
dhermneutique 2 (Esprit), Paris 1986, 101- lumires), Paris 2004, 54-55.
102: beaucoup plus quun cas particulier de 4 a. jeffery, The Foreign Vocabulary of the
communication interhumaine, il est le para- Quran (Texts and Studies on the Quran,
digme de la distanciation dans la communi- 3), Leiden 2007, 233-234. Vgl. m.r. zammit,
cation; ce titre, il rvle un caractre fonda- AComparative Lexical Study of Quranic Ara-
mental de lhistoricit mme de lexprience bic (Handbook of Oriental S tudies. Section 1:
humaine, savoir quelle est une communica- The Near and Middle East, 61), Leiden 2002,
tion dans et par la distance. 336; e.w. lane, An Arabic-English Lexicon vii,
3 m. arkoun, Ouvertures sur lislam (Ouver London/Edinburgh 1863-1893, 30-32; abul-
ture), Paris 19922, 64-65; w.a. graham, fad l g amal al-din ibn manzur, Lisan

Beyond the Written Word: Oral Aspects of al-Arab 11, Beyrouth 1999,78.
Scripture in the History of Religion, Cambridge

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


mehdi azaiez

wanneer de Koran wordt voorgedragen, luistert ernaar en weest stil, opdat u


barmhartigheid moge geschieden (7:204).6 Zo zijn er ook de talloze retori-
272 sche methoden die worden genoemd in de Koran zoals de vervloekingen
(wayl), verboden (qul), aanhalingen (ya ayyuha al-nab ) en andere typische
formules die duidelijk getuigen van de in eerste instantie mondelinge
overlevering van de Koran. De islamitische traditie benadrukt de welspre-
kende schriftuurlijke gegevens als een kenmerk en een onderdeel van de
Koran. Zo vertelt een Hadith uit de compilatie van Al-Boekhari het volgende
verhaal: [] steeds wanneer Gabril verscheen aan Gods Boodschapper, luis-
terde hij naar de engel en wanneer die was vertrokken, reciteerde hij de
Koran precies zoals de engel dat had gedaan.7 Hier zien we duidelijk hoe de
islamitische traditie de herinnering (als een mythische mise-en-scne) van
de openbaring van de Koran presenteert als een verkondiging aan Moham-
med.
De islamitische traditie getuigt echter ook van deze eerste distantiatie
die de mondelinge verkondiging (quran) onderscheidt van de voltooiing
van een geschreven collectie (mus.h.af). Soennitische en de sjiitische tradi-
ties vertellen verschillende, soms tegenstrijdige verhalen over hoe de Koran
overging van de mondelinge naar de geschreven vorm.8 De ingewikkelde ge-
schiedenis van de Koran wordt niet eenvoudiger door de aan oorlog grenzen-
de conflicten tijdens de eerste kalifaten na de dood van de Profeet,9 de
bewuste keuze voor n bepaalde mus.h.af in plaats van een andere,10 het ver-
loren gaan van een integrale Koran,11 het verschijnen van uiteenlopende le-
zingen (qira at),12 en de orthografische hervormingen die bedoeld zouden
zijn geweest om de bestaande teksten verder uit te werken.13 In deze hele ge-
schiedenis is er niets dat ons in staat stelt met zekerheid te bepalen of de ver-
handeling van de Koran zoals we die nu kennen een zorgvuldige en volledige
neerslag is van de mondelinge verkondiging. Integendeel, alles lijkt erop te

5 Vgl. h.e. kassis, A Concordance of the Histoires), Paris 1989, 125-137 (met name).
Quran, Berkeley 1984, 649; m.f. baqi, al- 10 Annales quos scripsit Abu Djafar Moham-
Mugam al-mufahras li-alfaz. al-Quran, Cairo med Ibn Djarir [Tarh al-rusul wal-mulu k, al

1996, 649-650. T. abar] cum aliis; edidit [M. J. de Goeje], Lug-

6 c. vii, 204:
duni Batavorum, 1898, vi, 2952: wa qalu kana
( wa ida qurial-quranu fa-stamiu al quran kutuban fa-taraktaha illa wahid an .

lahuwa ansitu laallakumturh.amuna). 11 qad dahaba minhu quranun katr un: g alal

7 abu abd allah muh. ammad b. isma il al-din abd al-rah. man al suyut. i, al-itqan
al-g u fi buhari, al Gmi al-S.ah. h. (Receuil f ulu m al-Quran, Beyrouth 1998, ii, xlvii,

des traditions mahomtanes), d. L. Krehl/ 46.
T.W. Juynboll, Leiden 1862-1908, i, 5. 12 Vgl. r. paret, K. iraa, Encyclopaedia of
8 m.a. amir-moezzi, Le Coran silencieux et le Islam i (Encyclopaedia of World Religions),
Coran parlant: Sources scripturaires de lislam ed. J.E. Campo, New York 2009, v, 126-128.
entre histoire et ferveur (cnrs Religions), 13 Vgl. New Perspectives on the Quran: The
Paris 2011, 74 v. Quran in its Historical Context 2 (Routledge
9 amir-moezzi, Le Coran silencieux, en ook Studies in the Quran), ed. G.S. Reynolds,
h.djat, La grande discorde: Religion et politi- New-York 2011, 147-190.
que dans lIslam des origines (Bibliothque des

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


nieuwe perspectieven op koranonderzoek

wijzen dat dit niet het geval is. Zelfs wat de traditie erover zegt, lijkt dit te
bevestigen.14
Een enkel voorbeeld laat al duidelijk zien welke afstand er is opgetreden 273
tussen de eerste samenstelling van de Koran en het heden. Aan de meest
gangbare standaardversie van de Koran ontbreken twee soeras, namelijk al-
hal (de scheiding) en al-hafd (de haast),15 ondanks het feit dat ze wel zijn op-
genomen in de codex van Ubbay. Pierre Crapon de Crapona gaat er vanwege
de stilistische overeenkomsten met de beroemde soera al-Fatih.a die zelf
weer ontbreekt aan de codex van Ibn Mas ud van uit dat de soera al-hafd
wel degelijk in de Koran thuishoort.16 Afgezien van de thematische en stilis-
tische overeenkomsten, zo schrijft Crapon de Crapona, zijn de twee gebeden
uit zuiver metrische overwegingen ontegenzeggelijk uit de Koran.17 Er is
onderzoek nodig naar de reden om de ene soera wel op te nemen in de cano-
nieke versie van Oethmaan, en de andere niet. Deze discussie is nog altijd
gaande,18 maar het is in elk geval een duidelijke indicatie van de eerste dis-
tantiatie de transmissie van de mondelinge naar de schriftelijke vorm die
niet noodzakelijkerwijs een volledige en onbetwistbare trouw aan het origi-
neel impliceert.
Daarnaast moet worden opgemerkt dat zelfs als de overbrenging van de
mondelinge (quran) naar de geschreven tekst (mus.h.af) nauwkeurig zou
zijn geweest, de uiteindelijke tekst toch nooit de intonatie, de gesticulatie of
de expressiviteit van de mondelinge verkondiging kan reproduceren.19 De
overgang van mondeling naar schriftelijk wordt bovendien gekenmerkt
door een onvermijdelijke verarming van de tekst, waarbij informatie die
deel uitmaakte van de eerste context voorgoed verloren gaat. Deze eerste
distantiatie onderstreept met andere woorden dat mondelinge verkondigin-
gen discursieve gebeurtenissen zijn die steeds aan veranderingen onderhe-
vig zijn.

14 Vgl. j. burton, The Collection of the Quran, que nous adorons. En Ton honneur, nous
Cambridge 1979, 117 v.; m.a. amir-moezzi, prions et nous nous prosternons. Vers Toi
Autour de lhistoire de la rdaction du Coran, nous allons et courons. Nous esprons Ta mi-
Bradley Confrence (pisai), Rome 21 mei sricorde. Nous craignons Ton Tourment. En
2010, 1-16 / Islamochristiana 36 (2010) 139-157. vrit, Ton tourment doit atteindre les Infi
15 r. blachre, Introduction au Coran, Paris dles. Franse vertaling van r. blachre,
1959, 190; p. crapon de crapona, Le Coran: Introduction au Coran, 189).
Aux sources de la parole oraculaire, structure 17 crapon de crapona, Le Coran, 508.
rythmiques des sourates mecquoises (Arabi- 18 blachre, Introduction au Coran, 189-190,
yya, 2), Paris 1981, 506-507; t.nldeke e.a., stelt de vraag: Lhistorien est-il en droit de
Geschichte des Qorans GdQ2: Die Sammlung penser que ces deux oraisons furent rejetes
des Qorans, Leipzig 1919, 34-35 ; m. sfar, Le du canon othmanien simplement parce
Coran est-il authentique?, Paris 2000, 44-45; quelles y faisaient double emploiavec la
a. jeffery, A Variant Text of the Fatih. a, The liminaire? sfar, Le Coran est-il authentique?,
Muslim World 29/2 (1939) 158-162. 45, daarentegen stelt: quel point les con-
16 Allahumma innaka nabud wa la ka nusall tours du texte coranique taient imprcis la
wa nasg ud wa inna ka nasa wanah. fid narg u mort du Prophte.
rah. matak wa-nah a adabak inna adabaka 19 charfi, Lislam entre le message et lhistoire,

bi-l kuffari mulh. iq. (O mon Dieu! Cest Toi 54.

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


mehdi azaiez

2
de hedendaagse lezing van de mus. h
. af
274
De beschreven eerste distantiatie is zeker niet de enige en ze wordt gevolgd
door nog een belangrijk verwijderingsproces waarbij alle lezers, luisteraars,
interpreten en leescommissies van heden en verleden betrokken zijn. Kun-
nen we, onherstelbaar verwijderd van de eerste gebeurtenis, waar de spre-
kers in interactie waren met het aanwezige publiek en met de situatie, de
omgeving en de omstandigheden van het disours,20 wel stellen dat mensen
uit onze eeuw dezelfde perceptie van de Koran hebben, hem op dezelfde ma-
nier horen of lezen als degenen die hem voor het eerst lazen of hoorden? Is
men vandaag de dag nog in staat de vanzelfsprekende verwijzingen, implica-
ties en toespelingen te begrijpen, in overweging nemend dat juist die ver-
wijzingen ons zo ingewikkeld en obscuur aandoen? Als kind van de secula-
risatie en de onttovering (Entzauberung),21 met name in het Westen, hebben
de moderne lezers bij uitstek moeite met een tekst waarvan het mentale uni-
versum, de retorische vormen en de raadselachtige uitdrukkingen en ter-
men hen verwarren.22
Het zal zeker deze teleurstelling zijn geweest die een groot aantal beken-
de schrijvers en orintalisten ertoe bracht, neer te kijken op de rol van de Ko-
ran en deze in een negatief daglicht te plaatsen. Hun opvatting, die hen deed
besluiten dat de Koran moeilijk, vervelend of chaotisch is, is duidelijk het
gevolg van hun moderne lezing die enerzijds ver afstaat van de religieuze
sentimenten van een gelovige, en anderzijds gemodelleerd is naar hun eigen
culturen. Hoe kunnen ze dan recht doen aan de betekenis van een tekst als
deze twee onherstelbare distantiaties, zowel cultureel als chronologisch, de
begrijpelijkheid ondermijnen?23

20 p. zumthor, Essai de potique mdivale du discours, labondance de ses allusions


(Points Essais), Paris 2000, 32. lgendaires, historiques, gographiques,
21 greisch, Lge hermneutique de la raison, religieuses, ses rptitions, ses inconsquen-
48. ces, bref par tout un ensemble de signes qui
22 m. arkoun, Lectures du Coran (Islam ne trouvent plus gure de supports concrets
dhier et daujourdhui), Paris 1982,1, zegt ni dans nos procds intellectuels, ni dans
daarover: Pour un esprit moderne habitu notre environnement physique, social, co-
suivre une dmonstration, une vocation, nomique, moral.
une description, un rcit dans des textes 23 Vgl. j.-y. lacoste, Hermneutique, in:
composs selon un plan rigoureux, le Coran Dictionnaire Critique de Thologie. Sous la
est particulirement rebutant par sa prsen- direction de J.Y.Lacoste, Paris 1988, 527.
tation dsordonne, son usage inhabituel

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


nieuwe perspectieven op koranonderzoek

b
De afwezigheid van een tekstkritische editie van de Koran
275
Bij onze pogingen om de Koran te lezen, doet zich nog een ander belangrijk
probleem voor: er bestaat geen tekstkritische versie van de Koran. In zijn
artikel uit 1908, getiteld Zur Strophik des Qurns,24 benadrukt Rudolf
Eugen Geyern, de eminente Weense deskundige op het gebied van Arabi-
sche p
ozie, dat het dringend nodig is om te komen tot n algemeen ge
accepteerde tekstkritische editie van de Koran. Hij schrijft:

Het gehele Koranonderzoek mist een stevige basis zolang aan de belang-
rijkste voorwaarde voor zijn functioneren niet is voldaan, namelijk een
werkelijk wetenschappelijk verantwoorde Europese editie van de Koran
die aan alle kritieken tegemoetkomt en die al het relevante historische,
filologische, religieuze en liturgische materiaal bevat, op logische wijze
geordend en voorzien van het juiste vergelijkingsmateriaal.25

En toch is een eeuw na Geyer n ding bijzonder duidelijk: er bestaat nog al-
tijd geen tekstkritische editie van de Koran die zou kunnen voldoen aan de
eisen van een grondige filologische analyse. In het wetenschappelijke on-
derzoek naar de Bijbel zien we het tegenovergestelde. Al in 1898 werd het
Nieuwe Testament voorzien van een kritisch apparaat met de publicatie van
Eberhard Nestls Novum Testamentum Graece cum apparatu critico door de
Wrttembergische Bibelanstalt.26 Dit naslagwerk, dat gedurende de twin-
tigste en de eenentwintigste eeuw steeds verder werd verbeterd, is nog al-
tijd een belangrijk instrument voor de moderne exegese.27
Omdat er geen kritische editie bestaat, steunt het wetenschappelijke on-
derzoek van de Koran in het algemeen zwaar op de beroemde Caro-editie
van 10 juli 1924 (du l-h. igga 7, 1342).28 De groep die het op zich nam om deze

editie samen te stellen, koesterde echter geen enkele ambitie om zich kri-
tisch op te stellen. Onder leiding van Mohammad b. Ali al Husayni al-Had-

24 r.e. geyer, Zur Strophik des Qurns, Wie- Ik maakte gebruik van de Engelse vertaling
ner Zeitschrift fr die Kunde des Morgenlandes van i. warraq, The Strophic Structure of
22 (1908) 286. the Koran, in: What the Koran Really Says:
25 Oorspronkelijke tekst: [da] die gesamte Language, Text, and Commentary. Edited with
Qurnwissenschaft auf einem sehr unsiche- translations by I.Warraq, Amherst 2002, 644.
ren Boden zu operieren gezwungen ist, so 26 Novum Testamentum Graece cum apparatu
lange ein Haupterfordernis ihres Apparates critico ex editionibus et libris manu scriptis
fehlt: eine wirklich wissenschaftliche allen collecto, Stuttgart 1898.
Anforderungen der Kritik entsprechende, mit 27 nestle-aland, Novum Testamentum
allem historischen, philologischen, religions Graece, begrndet von Eberhard und Erwin
wissenschaftlichen und liturgischen Rstzeug, Nestle, Hg. B. und K. Aland e.a., 28. revidierte
vergleichend und diskursiv augestattete Auflage, Mnster/Westfalen 2012.
europische Qurnausgabe. Ohne dies mssen 28 m.w. albin, Printing the Quran, in: Ency-
alle Einzelforschungen im Qurn vorlufig clopaedia of the Quran 4, ed. J.D. McAuliffe,
unzusammenhngendes Stckwerk bleiben. Leiden/Boston 2004, 271.

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


mehdi azaiez

dad was het de bedoeling om de tekst van de Koran tot een eenheid te sme-
den door n bepaalde lezing te kiezen, die zou kunnen worden gebruikt
276 voor het godsdienstonderwijs in Egypte. Het initiatief had dus een strikt pe-
dagogische doelstelling. Zoals bekend hield deze editie zich precies aan de
lezing (in de zin van de islamitische traditie) van H . afs. (190/796) an Asim
(127/745) en alle andere variae lectiones of qira at. Het voltooide werk werd
29

goed ontvangen door de meest vooraanstaande specialisten in het Westen,30


werd al snel de officile versie van de Koran (der amtliche Koran) en raakte
op grote schaal verspreid in de islamitische wereld.31 Het onmiskenbare suc-
ces van deze editie bleef echter niet zonder gevolgen. Omdat de Caro-editie
de voorkeur had gegeven aan n enkele lezing van de Koran had ze de facto
een theologisch discours onderschreven dat zelfs tot op de dag van vandaag
de illusie koestert dat er n unieke Koran bestaat die niet is veranderd tus-
sen het eerste moment waarop hij werd vastgelegd en nu.32
Hoewel de Caro-editie dus een zeker definitief karakter had en zich
niet bezighield met filologische overwegingen, werden er in de jaren dertig
wel plannen ontwikkeld om het verhaal van de mus.h.af te schrijven. Onder
leiding van drie befaamde onderzoekers, Gotthelf Bergstrsser, Arthur Jef-
fery en Otto Pretzl, werd besloten om tot een kritisch apparaat te komen ter
ondersteuning van het methodische werk dat volgde op het zorgvuldige on-
derzoek dat was uitgevoerd op de oudst bekende manuscripten.33 Het vroege

29 a. jeffery, As.im, Encyclopaedia of Islam 1, 273-274, geciteerd door graham, Beyond the
ed. Campo, 706-707. Written Word, 211-212 (n. 3).
30 Vgl. g. bergstrsser, Koranlesung in 31 g. bergstrsser, Koranlesung in Kairo:
Kairo, Der Islam 21 (1932) 10: ragt eine alt Mit einem Beitrag von K. Huber, Der Islam 20
islamische Wissenschaft lebenskrftig und (1932) 2-13.
leistungsfhig in unsere Tage herein er ist 32 Zie hierover ook Manfred Kropp in: Results
ein Dokument fr den berraschend hohen of Contemporary Research on the Quran: The
gegenwrtigen Stand der gyptischen Koran- Question of a Historio-Critical Text (Beiruter
lesungswissenschaft. Ook geciteerd in: The Texte und Studien, 100), ed. M.S. Kropp,
Quran in its Historical Context (Routledge Beyrouth/Wrzburg 2007, 1: This had led to
Studies in the Quran), ed. G.S. Reynolds, the, silent or explicit, de facto adoption by
London 2007, 20 (n. 10). Volgens Arthur Jef- Quran scholars of the dogma of an authentic
fery: their edition is nevertheless the nearest and genuinetext handed down to us, and
approach to a critical edition ever produced even to the recognition of a canonical read
in the Orient a. jeffery, Progress in the ing within the Small Spectrum of variants
Study of the Koran Text, The Muslim World acknowledged by tradition as the basis of all
25 (1935) 6. Opnieuw gepubliceerd in The Quran studies.
Origins of the Koran, Classic Essays on Islams 33 Voor een precieze beschrijving van dit
Holy Book, ed. I. Warraq, Amherst 1998, 137. project zie c. gilliot, Une reconstruction
Ook blachre, Introduction au Coran, 134, critique, in: Results of Contemporary Research
is van mening dat deze editie van een impec- on the Quran, ed. Kropp, 35-44. Zie ook g.s.
cable prsentation et dune prcision ingale reynolds, Introduction, in: The Quran in its
was. Voor Otto Pretzl is die mit ungemein Historical Context, ed. Reynolds, 3-6. Voor een
grosser Sorgfalt hergestellte Ausgabe [] bibliografisch uitgangspunt zie g.-r. puin,
eine vom wissenschaftlichen Standpunkt aus Observations on Early Quran Manuscripts
erstaunliche Leistung orientalischer Koran- in S. ana, in: The Quran as Text, ed. S. Wild,
gelehrter, zie: g. bergstrsser/o. pretzl, Leiden 1996, 117 (n. 1), herzien in: What the
Die Geschichte des Korantexts 3, Leipzig 1938, Koran Really Says, ed. Warraq, 743.

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


nieuwe perspectieven op koranonderzoek

overlijden van zowel Bergstrsser als Pretzl kort daarna betekende helaas
het einde van het project. Daarnaast droeg de (veronderstelde) vernietiging
van de archieven in Mnchen tijdens de bombardementen van de Tweede 277
Wereldoorlog bij aan een langdurige vertraging van dit initiatief. Inmiddels
is echter gebleken dat de archieven die de beroemde microfilmcollectie van
Koranmanuscripten bevatten de oorlog wel hebben overleefd. Ze bleven
nog tientallen jaren in het bezit van Anton Spitaler, die het project echter
nooit meer zou voortzetten.34

c
Discussies over het ontstaan van de Koran

Sinds de jaren zeventig zijn er talloze boeken verschenen over het ontstaan
van de islam en het boek dat eraan ten grondslag ligt. Al deze theorien over
het ontstaan van de Koran zijn gebaseerd op onzekere gronden omdat er
geen tekstkritische editie bestaat en omdat de wetenschappelijke orintatie
zich teveel laat leiden door de verhalen zoals Arabieren die vertellen. Enkele
van de belangrijkste werken zijn van de hand van Gunter Lling (1972),35
John Wansbrough (1977),36 Patricia Crone en Michael Cook (1977),37 Yehuda
Nevo (1982),38 en meer recent het werk van Christoph Luxenberg (2000).39
Zonder de uniciteit van zowel de inhoud als de methodologie van elk van
deze werken te willen onderschatten,40 kan toch worden opgemerkt dat ze
stuk voor stuk getuigen van hetzelfde historische scepticisme dat werd ge-
ntroduceerd door Ignac Goldziher, Henri Lammens en Leone Caetani aan
het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. De boven-
genoemde onderzoekers schreven in het kader van een revisionistische be-
nadering een volstrekt ander verhaal over het ontstaan van de islam dan de
traditionele islamitische schriftgeleerden.41 Zij stelden dat de Koran niet
moest worden beschouwd als een informatiebron uit het leven van Moham-
med of uit exegetische literatuur. In plaats daarvan voerden ze twee belang-

34 c. gilliot, Origines et fixation du texte 39 c. luxenberg: Die syro-aramische Lesart


coranique, tudes 409 (2008) 643-644. des Koran: Ein Beitrag zur Entschlsselung der
35 g. lling, ber den Urkoran, Anstze zur Koransprache, Berlin 2000.
Rekonstruktion der vorislamisch-christlichen 40 Vgl. g. bwering, Recent Research on the
Strophenlieder im Koran, Erlangen 19932. Construction of the Quran, in: The Quran in
36 j. wansbrough, Quranic Studies, Sources its Historical Context, ed. Reynolds, 70-87. Zie
and Methods of Scriptural Interpretation. ook: amir-moezzi, Autour de lhistoire de la
Foreword, Translations, and Expanded Notes rdaction du Coran, 1-16.
by A. Rippin, New-York 20042. 41 j. koren/y.d. nevo, Methodological Ap-
37 p. crone/m.a. cook, Hagarism: The proaches to Islamic Studies, Der Islam 68
Making of the Islamic World, Cambridge 1977. (1991) 87-107; TheQuest for the Historical
38 y.d. nevo/j. koren, Crossroads to Islam: Muh. ammad, ed. I. Warraq, Amherst 2000,
The Origins of the Arab Religion and the Arab 422-426.
State, Amherst/New-York 2003.

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


mehdi azaiez

rijke methodologien aan voor het begrijpen van de Koran: een filologische
en een literaire.
278 Deze twee methodologien volgen twee iconoclastische hypotheses met
betrekking tot de islamitische tradities, respectievelijk van de hand van
Gnter Lling en John Wansbrough. De eerste hypothese veronderstelt het
bestaan van een proto-Koran of Ur-Koran.42 De tekst die de grondslag vormt
voor de islam zou eerst een primitieve vorm hebben gekend die voortkwam
uit pre-islamitische christelijke hymnologie.43 Deze these van Lling wordt
ook overgenomen door Christoph Luxenberg die op zijn beurt de nadruk
legt op de beslissende invloed van Aramese liturgie.44 De tweede hypothese
van Wansbrough, die sterk afwijkt van de eerste, beschouwt de Koran als het
resultaat van een steeds verdergaande uitwerking en integratie van meer-
dere bronnen van profetische uitspraken gedurende een langere periode na
de dood van Mohammed.45 We weten hoezeer deze laatste benadering een
inspiratie heeft gevormd voor de gewaagde hypothese van Crone en Cook,46
waarmee Nevo vervolgens zijn eigen hypothese weer staafde.47

42 g. lling, Die Wiederentdeckung des Pro Araber zumeist christianisiert waren und zu
pheten Muh. ammad: Eine Kritik am christ einem groen Teil an der christlich-syrischen
lichen Abendland, Erlangen 1981, 119. Liturgie teilnahmen, dann liegt nichts nher,
43 c. gilliot, Gnter Lling: ber den Ur- als da diese naturgem Elemente ihrer
koran, Revue des mondes musulmans et de la syro-aramischen Kult- und Kultursprache ins
Mediterrane 70 (1993) 142-143. De Aramese Arabische eingebracht haben.
invloed was eerder al benadrukt door Alphon- 45 John Wansbrough bood een perfecte il-
se Mingana die in 1927 stelde: In my opinion, lustratie van deze these in: wansbrough,
however, Syriac is much more useful than Quranic Studies, Sources and Methods of
Hebrew and Ethiopic as the former langu- Scriptural Interpretation, 44, met de volgende
age seems to have a much more pronounced uitspraak: stabilization of the text of scrip
influence on the style of the Quran, in: a. ture (masoretic exegesis) was an activity
mingana, Syriac Influence on the Style of whose literary expression is also not attested
the Koran, Bulletin of the John Rylands Li- before the third ninth century, and the appea-
brary 11 (1927) 77. rance of the classical masahif littrature (varia
44 Lling schreef: Da die christliche lectiones) was even later. It is of course neither
Grundschrift des Quran zweifelsfrei eine possible, nor necessary, to maintain that the
archaische, wahrscheinlich judenchristliche material of the canon did not, in some form,
(Engel-)Christologie vertritt, die mittlerweile exist prior to that period of intensive literary
von allen politisch einflureichen christlichen activity, but establishment of a standard text
Konfessionen verketzert worden war, haben such as is implied by the Uthmanic recension
wir uns des weiteren vorzustellen, da alle traditions can hardly have been earlier.
in Mekka inzwischen auf eine auerarabi- 46 Zie het voorwoord van crone/cook,
sche Konfession hin orientierten arabischen Hagarism, viii: without this influence the
christlichen Gemeinden diesen Urquran theory of Islamic origins set out in this book
mit urtmlicher Christologie bereits verlas- would never have occurred to us. Wansbough
sen hatten, und da nur noch die Ketzer was echter bijzonder kritisch over dat laatste
(h. anfen), die Christen der lteste arabischen werk.
Kirchengrndung, zu diesem Quran standen, 47 Over het werk van Quranic Studies schreef
in: lling, ber den Urkoran, 10. Zie ook: de epigraficus in nevo/koren, Crossroads to
lling, Die Wiederentdeckung des Propheten Islam, 340: The inscription from the Negev
Muh.ammad, 119; en c. luxenberg, Die Syro- and elsewhere provide some support for
Aramische Lesart des Koran: Ein Beitrag zur the existence of such hypothetical sectarian
Entschlsselung der Koransprache,Berlin communities, not coexisting but along a time
20073, 11: Bedenkt man zu den, da diese continuum.

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


nieuwe perspectieven op koranonderzoek

Omdat ze het resultaat zijn van individuele initiatieven hebben boven-


staande werken soms totale verbijstering en zelfs zeer vijandige reacties op-
geroepen.48 Daarnaast vormden de talloze en soms onoverbrugbare verschil- 279
len in de theorien over het ontstaan en de geschiedenis van de Koran voor
veel specialisten de aanleiding om het moderne Koranonderzoek te karakte-
riseren als verward,49 in crisis,50 of chaotisch (hoffnungsloses Chaos, zoals
Angelika Neuwirth het typeert).51 Ondanks deze situatie is er echter in deze
eeuw sprake van een vernieuwing van het Koranonderzoek en is het vak
hard op weg een van de belangrijkste onderdelen van de moderne islamstu-
die te worden.52 Dat de Koran weer bijzonder grondig wordt bestudeerd,
blijkt wel uit de aanzienlijke toename van het aantal publicaties,53 disserta-
ties,54 seminaries,55 en studieprojecten56 die eraan worden gewijd. Aange-
spoord door de beschikbaarheid van nieuwe bronnen en methodologien
voor de analyse, heeft deze groei geleid tot een hermeneutisch debat en een
(her-)definitie van onderzoeksonderwerpen.

48 Streit um den Koran: Die Luxenberg-Debatte: Decoding of the Language of the Koran, Berlin
Standpunkte und Hintergrnde, Hg. C. Burg- 2007.
mer, Berlin 2005. 54 Zie bijvoorbeeld m. azaiez,Les thses
49 f.m. donner, The Quran in Recent Scho- consacres au Coran en France depuis les
larship: Challenges and Desiderata, in: The annes soixante-dix: Une note bibliographi-
Quran in its Historical Context, ed. Reynolds, que, Arabica 56 (2009) 107-111.
29. 55 Zo werden er in 2009 bijvoorbeeld vier in-
50 g.s. reynolds, The Quran and its Biblical ternationale colloquia georganiseerd over de
Subtext (Routledge Studies in the Quran), Koran: The Quran in its Historical Context 2
London/New York 2010, 3-36: The Crisis of (19-21 april 2009), University of Notre Dame;
Quranic studies. Evidence for the Early History of the Quran
51 a. neuwirth, Zur Archologie einer Hei- (30-31 juli 2009), Stanford University; The
ligen Schrift: berlegungen zum Koran vor Quran: Text, History, Culture (12-14 novem-
seiner Kompilation, in: Streit um den Koran: ber 2009), soas, University of London en
Die Luxenberg-Debatte, Hg. Burgmer, 130-134. tot slot Les tudes coraniques aujourdhui:
52 s. reynolds,Introduction: The Golden Mthodes, Enjeux, Dbats (26-27 november
Age of Quranic Studies, in: New Perspectives 2009), cole des hautes tudes en sciences
on the Quran, The Quran in its Historical sociales, Paris.
Context 2, ed. Reynolds, 1-21. 56 Daarnaast verdienen ook de volgende
53 Waarschijnlijk wordt die geest van vernieu- projecten het om genoemd te worden: het
wing het best belichaamd door de publicatie Corpus Coranicum onder leiding van Ange-
van Luxenbergs werk, ondanks de verhitte lika Neuwirth in Berlin; Inrah project van
debatten die daarop volgden, vgl. luxenberg, Karl Heinz Ohlig in Saarbrcken en andere
Die syro-aramische Lesart des Koran, in het initiatieven van de afdeling Quranic Studies
Engels verschenen als The Syro-Aramaic van Omar Al-de-Unzaga aan het Institute of
Reading of the Koran: A Contribution to the Ismaili Studies in London.

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


mehdi azaiez

d
Nieuwe ontwikkelingen in het Koranonderzoek
280
1
nieuwe bronnen

De snelle groei van het Koranonderzoek is in belangrijke mate het gevolg


van de toename van het aantal beschikbare bronnen, zowel manuscripten,
inscripties als in minder belangrijke mate archeologische vondsten. Sinds de
ontdekking van Koranmanuscripten in het dubbele plafond van de grote
moskee van S.ana (Jemen) in 1973 kunnen onderzoekers beschikken over
bijzonder waardevol materiaal. Hoewel er nog steeds geen complete editie
is verschenen, geven enkele veelbetekenende maar fragmentarische studies
blijk van de onbetwistbare ouderdom van deze bronnen.57 Naast het onder-
zoek van de manuscripten uit S.ana is er ook nog de herontdekking van de
microfilms met fotos van oude Koranmanuscripten, gemaakt door Gotthelf
Bergstrsser. Volgens Claude Gilliot zijn er ongeveer 9000 fotos van oude
Koranmanuscripten en ongeveer 11000 fotos van boeken over Korandisci-
plines uit de eerste vijf eeuwen na de Hijra (het begin van de islamitische
jaartelling) samengebracht door de Commissie voor de Koran van de Beierse
Academie der Wetenschappen.58 Deze microfilms, die eerder in het bezit wa-
ren van Anton Spitaler en toevertrouwd waren aan Angelika Neuwirth, zijn
nu beschikbaar in het kader van het Corpus Coranicum-project onder lei-
ding van laatstgenoemde.59 Tot slot moet er worden gewezen op de publica-
tie en het gebruik van de bewaard gebleven manuscripten, voornamelijk in
Europese bibliotheken, in het kader van het Amari-project.60
Een van de meest veelbetekenende voorbeelden van het gebruik van ma-
nuscripten is de reconstructie van de zogenaamde Parisino-Petropolitanus-
codex door Franois Droche.61 Deze reconstructie combineert fragmenten
die hoofdzakelijk verspreid bewaard werden in twee publieke collecties in
Parijs en Sint-Petersburg. Dit manuscript (er worden 28 paginas gepresen-
teerd) dateert waarschijnlijk uit de eerste eeuw van de islam en toont de toe-

57 a. hilali, Le palimpseste de S.ana et la 58 gilliot, Origines et fixation du texte


canonisation du Coran: Nouveaux lments, coranique, 643.
Cahiers Gustave Glotz 21 (2010) 443-448; b. 59 gilliot, Origines et fixation du texte
sadeghi/u. bergmann, The Codex of a Com- coranique, 643.
panion of the Prophet and the Quran of the 60 Voor meer over het Amari-project zie a.
Prophet, Arabica 57 (2010) 343-436; en ook fedeli, Early Evidences of Variant Readings
de eerdere studies van g.-r. puin, Methods in Qurnic Manuscripts, in: The Hidden
of Research on Quranic Manuscripts: A Few Origins of Islam: New Research into its Early
Ideas, in: Mas.ah. if S.ana, ed. M. al-Kuwait History, ed. K. Ohlig/G.-R. Puin, New-York
al-Watan, Kuwait 1985, 9-17; puin, Observa- 2009, 328 (n. 25).
tions on Early Quran Manuscripts in S.ana, 61 f. droche, La transmission crite du
107-111; h.-c. von bothmer e.a, Neue Wege Coran dans les dbuts de lislam: Le codex
der Koranforschung, Magazin Forschung, Parisino-petropolitanus, Leiden 2009.
Universitt des Saarlandes 1 (1999) 33-46.

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


nieuwe perspectieven op koranonderzoek

stand van de oorspronkelijke tekst van de Koran (spelling en tekstuele bij-


zonderheden) en de omstandigheden waaronder de canonieke versie tot
stand kwam. Dit werk laat zien hoe zwak de positie is van de opvatting dat de 281
Koran pas laat zou zijn ontwikkeld. De auteur laat integendeel juist zien dat
het geschreven corpus al bijzonder snel na de dood van Mohammed werd sa-
mengesteld en onderstreept daarbij de beslissende rol van de mondelinge
overdracht.
De terbeschikkingstelling van nieuwe bronnen blijft echter niet beperkt
tot Koranmanuscripten. Middeleeuwse teksten uit de islamitische traditie
die eerder werden verwaarloosd, blijken van groot belang te zijn voor de re-
constructie van de geschiedenis van de Koran. Daarbij denk ik voornamelijk
aan het werk van Mohammad Ali Amir-Moezzi die zich in zijn werk richt op
de sjiitische traditie. In een recent werk vult de auteur onze kennis aan van
de context waarin de schriftuurlijke bronnen van de islam zich ontwikkel-
den met drie minder bekende werken van het oude sjiisme.62 Amir-Moezzi
laat daarnaast zien dat het uitschrijven van de Koran nooit heeft plaatsge-
vonden tegen de polemische achtergrond van een aan oorlog grenzende
strijd. Zo is hij ook van mening dat het gebruik van bronnen van buiten de
islamitische traditie kan bijdragen aan een grotere nuancering of een in-
vraagstelling van de verhalen van de traditie. Naast de studie van oude ma-
nuscripten verschaffen wetenschappelijk onderzoek en archeologische sur-
veys op het Arabisch schiereiland hoewel zeer recent en niet verricht in de
Hidjaz (een gebied in het westen van het huidige Saoedi-Arabi) de histo-
ricus uitstekende gegevens voor een beter begrip van de context waarbinnen
de islam is ontstaan.63 Opgravingen bij Qaryat al Faw (1970) hadden inmid-
dels al aangetoond hoe ver de Helleense invloed was doorgedrongen in het
hart van Arabi.64 Andere ontdekkingen, met name tijdens opgravingen in
Jemen, hebben laten zien dat deze geografische regio een opeenvolging van
rijke beschavingen heeft gekend sedert de oudheid.65

62 m.a. amir-moezzi, Le Coran silencieux et le Schiereiland die echter wel zeer verhelderend
Coran parlant: Sources scripturaires de lislam zijn gebleken, in: r. schick, Archeology and
entre histoire et ferveur, Paris 2011. De auteur the Quran, Encyclopaedia of the Quran i, ed.
geeft een analyse van de Kitab van Sulaym McAuliffe, 148b.
b. Qays (tweede en derde eeuw), de Kitab 64 al-tayyib abd al-rah. man ans.ari,
al-Qiraat dal-Sayyar (begin derde eeuw), de Qaryat al-Fau: A Portrait of Pre-Islamic
Tafsr dal-H. ibar en de Basair al-daragat uit Civilisation in Saudi Arabia, Al-Riyad 1982,

al-Saffar al-Qumm, maar ook van de collectie 13-30. Vgl. a. cheddadi, Les Arabes et
van tradities van al-Kulayni (midden negende lappropriation de lhistoire: mergence et
eeuw). premiers dveloppements de lhistoriographie
63 Over dat onderwerp schreef Robert Schick: musulmane jusquau iie/viiime sicle (La
Op dit moment kan het archeologische bibliothque Arabe/Hommes et Socits),
veld weinig bijdragen aan het verstaan van Paris 2004, 30.
de Quran en het milieu waarin de Islam 65 Een recente expositie in het Muse du
ontstond. Archeologische opgravingen zijn Louvre, getiteld Routes dArabie: Trsors
taboe in Mekka en Medina en er hebben archologiques du royaume dArabie saoudite
slechts enkele andere opgravingen en onder- (16 juli-27 september 2010), bood enkele
zoekingen plaatsgevonden op het Arabische inzichtelijke panoramas van deze kwestie:

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


mehdi azaiez

Ongetwijfeld heeft de toenemende ontdekking van inscripties geleid tot


de meest spectaculaire resultaten. Duizenden inscripties verschaffen infor-
282 matie over de taalkundige, politieke, religieuze en economische situatie zo-
als die meer dan tweenhalfduizend jaar lang van toepassing bleef. Veel van
deze inscripties tonen originele aspecten van de vroege islam en werpen
nieuw licht op wat Frederic Imbert de grondslagen van de Koran (Le Coran
des Pierres) heeft genoemd.66 Geconfronteerd met deze nieuwe bronnen en
de ontwikkelingen in de humane wetenschappen passen specialisten nu de
modernste analysevormen en technieken toe, en gebruiken ze theoretische
concepten die eerder onbekend waren. De heropleving van het Koranonder-
zoek gaat dus gepaard met een ontwikkeling van nieuwe praktijken en
methodologische hulpmiddelen.

2
nieuwe methodologische hulpmiddelen

Codicologie is de belangrijkste van de nieuwe methoden die worden toege-


past. Deze discipline houdt zich bezig met de decodering en de beoordeling
van manuscripten (dateren, lokaliseren en het in kaart brengen van de ont-
wikkeling). Daarbij wordt onder meer onderzoek gedaan naar het gebruik,
het ontstaan, de ontwikkeling en de verspreiding van verschillende schrift-
vormen. Daarnaast probeert men de gebruikte materialen en hun productie-
methoden te analyseren in een onderzoek naar de wijze van overdracht,
zowel op tekstueel niveau als op het niveau van de concreet betrokken kopi-
isten. Radiokoolstofdatering en het gebruik van ultraviolette fotografie zijn
hierbij bijzonder nuttig gebleken.67 Een veelzeggend voorbeeld van de bij-
drage die de codicologie kan leveren, vinden we in een recent werk van Da-
vid S. Powers.68 In dit boek onderzoekt de auteur de betekenis van het mys-
terieuze woord Kalla, dat twee keer voorkomt in de Koran, namelijk voor
het eerst in hoofdstuk iv vers 12, en opnieuw in hoofdstuk iv vers 176. Po-
wers hoopt dit probleem op te lossen aan de hand van een manuscriptherzie-
ning die werd aangetroffen als stuk 328a in de Franse Nationale Bibliotheek
en die geschreven is in het schrift van de Hidjaz (uit de tweede helft van de
eerste eeuw na de Hijra). Een paleografische en codicologische analyse liet

esquisser un panorama indit des diffrentes 66 f. imbert, Le Coran dans les graffiti des
cultures qui se sont succdes sur le territoire deux premiers sicles de lhgire, Arabica 47
du royaume dArabie Saoudite depuis la pr- (2000) 381-390.
histoire jusqu lore du monde moderne 67 Vgl. sadeghi/bergmann, The Codex of a
uit: Routes dArabie: Archologie et histoire du Companion of the Prophet, 343-436.
royaume dArabie Saoudite. Sous la direction 68 d.s. powers, Muhammad Is Not the Father
de Al-Ghabban (Ali Ibrahim) & Andr Salvini of Any of Your Men: The Making of the Last
(Batrice) ... [et al.], Paris, Muse du Louvre/ Prophet (Divinations: Rereading Late Ancient
Somogy 2010. Religion), Philadelphia 2009.

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


nieuwe perspectieven op koranonderzoek

zien dat het medeklinkerskelet (rasm) van hoofdstuk iv vers 12 werd her-
zien, zodat de betekenis van het woord en daarmee het vers radicaal veran-
derde. Die ingreep werd waarschijnlijk gedaan met de bedoeling om een aan- 283
vankelijk onvolledig vers over het erfrecht te verhelderen (vers 11-12 van de
surat al-nisa). Dit probleem werd in die tijd opgelost door aanvullende wet-
geving toe te voegen aan het einde van de surat al-nisa, die nu vers 176
vormt in hoofdstuk iv, de tweede vindplaats van het woord kalala. Dit is
slechts n voorbeeld van de bijdrage die codicologische analyse kan leveren
aan het onderzoek naar de geschiedenis van de tekst van de Koran.69
Naast de toegenomen kennis van historische documentatie stellen de bij-
dragen van de structurele analyse ons in staat om opnieuw na te denken over
de formele en compositorische uitzonderlijkheid van de Koran. Vanuit deze
benadering is het referentiekader voor de Koran niet langer diachroon, maar
synchroon. Bij het onderzoek van de tekst in zijn definitieve toestand wordt
in veel werken gebruikgemaakt van semiotische,70 narratieve,71 semanti-
sche72 en retorische methoden voor Korananalyse.73 De twaalfde soera, Jozef,
was met name het onderwerp van enkele bijzonder originele studies.74 De in-
troductie van deze analysemethoden heeft geleid tot het gebruik van concep-
ten als intertekstualiteit, intratekstualiteit of metatekstualiteit, die voorna-
melijk worden gebruikt bij de analyse van literaire verhandelingen. Zo maakt
de retorische analyse die Michel Cuypers instigeerde de lezer vertrouwd met
de relationele dimensies van de tekst, zowel in zijn interne (intratekstuele)
als externe (intertekstuele) dynamiek. Omdat Cuypers genteresseerd was in
de organisatie en de mapping van de tekst, paste hij de retorische analyse die
in het Bijbelonderzoek wordt gebruikt toe op de vijfde soera (al maida).75 De
keuze voor deze benadering bij de analyse van de Korantekst richt de aan-
dacht op twee belangrijke feiten. Ten eerste getuigt de soera van het verbond
met God in de Bijbel. Die bevinding is gebaseerd op de vele Bijbelse verwij-
zingen die de soera kenmerken (het verbond met God, de wederzijdse door-
dringing van het juridische en het narratieve genre, de oproep om de wet te

69 d.s. powers, Paleography and Codicology Cultural and Linguistic Studies, 5), New
Bibliothque Nationale de France, Arabe York 1980; d.a. madigan, The Qurans Self
328a, in: id., Muh. ammad Is Not the Father of Image:Writing and Authority in Islams Scrip-
Any of Your Men,155-196. ture, Princeton 2001.
70 m. el yagoubi bouderrao, Smiotique 73 cuypers, Le Festin.
de la sourate al Araf (Discours coranique et 74 Vgl. j. berque, Ysuf ou la sourate s-
discours exgtique classique), Paris 1989; miotique, Mlanges Greimas 2 (1985) 847
m.cuypers, Le Festin: Une lecture de la sou- v.;gasmi,Narrativit et production de sens;
rate al-Mida (Rhtorique smitique), Paris a.l. de prmare, Joseph et Muhammad, le
2007. chapitre 12 du Coran: tude textuelle, Aix en
71 l. gasmi,Narrativit et production de sens Provence 1989; m. cuypers, Structures rhto-
dans le texte coranique: Le rcit de Joseph, Paris riques dans le Coran: Une analyse structurelle
1977. de la sourate Joseph et de quelques sourates
72 t. izutsu, God and Man in the Koran brves, Miscellanies of the Dominican Insti-
(Islam/Studies in the Humanities and Social tute for Oriental Studies in Cairo 22 (1995)
Relations Tokyo: The Keio Institute of 107-195.

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


mehdi azaiez

gehoorzamen) en die ongetwijfeld hun oorsprong vinden in het boek Deute-


ronomium. Ten tweede zijn er strategische passages die zich in het midden
284 van de soera bevinden en die worden gekenmerkt door hun universele bood-
schap. Cuypers stelt dat deze passages in het midden van de tekstuele eenhe-
den contrasteren met andere passages die voor het retorische effect aan de
einde van de tekst zijn opgenomen. De centrale positie accentueert de passa-
ges en verleent ze een speciale betekenis [...]. Ze lijken waardeprincipes te
hebben verworven voor de interpretatie van alle andere, bijkomende verzen
die eromheen staan.76 De auteur besluit met het ethische en universele be-
lang van deze passages (negen verzen) dat contrasteert met de rest van de
soera die een beperkt en vaak controversieel karakter heeft. Zoals deze me-
thode laat zien, vertrouwt de synchrone benadering exclusief op de ontvan-
ger of de canonieke tekst. In die zin is er een duidelijk onderscheid met de
diachrone benadering die vasthoudt aan de historisch-kritische methode.
Dat verschil zorgt voor een herwaardering van de vraag naar de betekenis van
de tekst, waar een hermeneutische analyse aan te pas komt.

3
hermeneutische en algemene kwesties

In het voorwoord van zijn boek The Quran in its Historical Context onder-
scheidt Daniel Madigan twee richtingen in de Korankritiek.77 De eerste is
een historisch-kritische benadering die uitgaat van de mogelijkheid dat de
oorspronkelijke betekenis en de bedoeling van de auteurs (mens auctoris)
kan worden teruggevonden. De tweede benadering stelt daarentegen dat in-
terpretatie enkel mogelijk is via de gemeenschap van gelovigen (mens lecto-
ris) die in ieder tijdperk de betekenis van de Koran als canonieke tekst op-
nieuw leest, actualiseert en aanpast aan de tijd. Sinds de jaren tachtig zijn
deze twee min of meer tegengestelde posities het onderwerp van debat tus-
sen voorstanders van een lezing van de Koran op basis van de exegetische li-
teratuur en andere specialisten die ervan overtuigd zijn dat het mogelijk
moet zijn om de oorspronkelijke betekenis van de tekst te reconstrueren.
Deze laatste opvatting werd verdedigd door Richard Bell en William Mont-
gomery Watt die er in de jaren zeventig op aandrongen dat

de opvattingen van latere islamitische commentatoren moesten worden


genegeerd voor zover die leken te zijn benvloed door theologische ont-
wikkelingen van lang na de dood van de Profeet, en dat men moest pro-

75 cuypers, Le Festin; m. cuypers, La compo- in its Historical Context, ed. Reynolds, xi.
sition du Coran, Naz. m al-Quran, Paris 2012. Vgl. a. rippin, Approaches to the History
76 cuypers, Le Festin, 376. of the Interpretation of the Qurn, Oxford
77 d.a. madigan, Foreword, in: The Quran 1988, 2-4.

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


nieuwe perspectieven op koranonderzoek

beren elke passage zo te begrijpen als ze voor haar eerste toehoorders


moest hebben geklonken.78
285
Meer recentelijk heeft Jacqueline Chabbi haar steun uitgesproken voor de
contextualisering van de tekst door de Koran te verstaan in de context waar-
in hij werd ontvangen: de stammensamenleving die hem omgaf en waartoe
hij zich richtte.79 Studies van nog recentere datum benadrukken het belang
van de Koranlezing in het licht van een bredere context, namelijk die van de
late oudheid. Daarbij gaat het dan vooral om de interactie tussen de para-Bij-
belse literatuur en de Koran. Dit onderzoeksperspectief wordt vandaag de
dag verdedigd door Neuwirth in haar twee recente boeken,80 en door
Reynolds.81 Hoewel deze twee auteurs het fundamenteel oneens zijn over
het belang van de chronologische reconstructie en de benadering (sra) bij
de interpretatie van de Koran, maken beiden zich sterk voor een benadering
die niet langer exclusief vasthoudt aan de islamitische exegetische traditie.
In het licht van deze methodologische en hermeneutische overwegingen
dienen zich verschillende vragen en algemene kwesties aan, waarvan som-
mige niet nieuw zijn in deze discussie. Is het om te beginnen mogelijk om de
geschiedenis van de tekst te reconstrueren, en zo ja, onder welke voorwaar-
den? Hoe kan de betrouwbaarheid worden bepaald van de verschillende Ara-
bische bronnen die elkaar vaak tegenspreken? Hoe moet worden omgegaan
met de complexiteit van de oudste manuscripten van de Koran die in tekstu-
eel opzicht aanzienlijk afwijken van de Caro-editie? Wat kunnen we van in-
scripties leren over de toestand van het Arabisch ten tijde van het ontstaan
van de islam (en de vorm van de Koran voordat hij werd vastgelegd in manus-
cripten)? Aan de hierboven opgesomde kwesties met betrekking tot bron-
nen binnen de islamitische traditie moeten bovendien nog vragen worden
toegevoegd over de context waarbinnen de Koran verondersteld wordt te
zijn ontstaan. Meer specifiek is dat de vraag naar wat de Koran precies on-
derscheidt van de joodse en christelijke traditie. Moet de Koran worden ge-
analyseerd als een radicaal opzichzelfstaand verschijnsel of juist als een
continuteit wanneer intertekstuele methoden worden toegepast? Hoe ver-
antwoorden we de toe-eigening van Bijbelse en para-Bijbelse verwijzingen
die voorkomen in de Koran? Zijn die verwijzingen het resultaat van een pro-

78 r. bell/w.m. watt, Bells Introduction to The Quran inContext: Historical and Literary
the Qurn. Completely revised and enlarged Investigations into the Quranic Milieu, ed. A.
by M. Watt, Edinburgh 1970, 113-114. Neuwirth e.a., Leiden 2009.
79 j. chabbi, Le Seigneur des Tribus: Lislam de 81 Volgens reynolds, The Quran and its
Mahomet, Paris 1997, 22. Biblical Subtext, 2: The Quran should be
80 Der Koran. Handkommentar mit berset- appreciated in light of its conversation with
zung von A. Neuwirth, 1: Poetische Prophetie: earlier literature, in particular Biblical litera-
Frhmekkanische Suren, Berlin 2011; zie ook ture (by which I mean the Bible, apocrypha,
a. neuwirth,Der Koran als Text der Sptan- and Jewish and Christian exegetical works).
tike: Ein europischer Zugang, Berlin 2010;

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


mehdi azaiez

fetische boodschap aan een groeiende gemeenschap van gelovigen, of van


het verzamelen van laatmonothestische tradities? Impliceren deze vragen
286 echter geen analyse van de Koran in de bredere historische context van de
late oudheid?
Tot slot, hoe kan een literaire analyse van de Koran helpen om de veron-
derstelde redactie van het corpus van de Koran aan te tonen? Pleit de hetero-
geniteit van de tekst (de fragmentatie en de uiteenlopende genres) voor
meerdere bronnen en verschillende soorten inhoud? Draagt het gebruik van
methoden uit de lingustiek (retorische analyse, analyse van de formule-
ring, analyse van het ritme en het potische karakter) bij tot een beter begrip
van de dynamiek en de strategien van het discours van de Koran?

e
Drie analysemethoden en het contradiscours als voorbeeld

Op basis van deze nieuwe ontwikkelingen in het Koranonderzoek en de


daaruit volgende algemene vraagstukken is het mogelijk om drie verschil-
lende analysemethoden te onderscheiden. Deze methoden kunnen bepalend
zijn voor zowel de lezing als het begrip van de tekst. Wat zij gemeenschap-
pelijk hebben, is de praktijk van wat ik een systematische confrontatie zou
willen noemen. De eerste methode leidt tot het begrip van de tekst in zijn
oudste vorm. Hier kiest men voor een genetische benadering van de tekst en
wordt deze in zijn meest oorspronkelijk vorm, dat wil zeggen als manuscript,
geanalyseerd. Er wordt getracht de tekst zo te benaderen dat er optimaal
recht wordt gedaan aan de intentie(s) van de auteur (of auteurs). We zou-
den echter ook kunnen kiezen voor een tweede benadering. In dat geval
wordt de tekst vergeleken met verschillende buiten-teksten (hors-textes).
Deze buiten-teksten zijn in thematisch opzicht, wat betreft het literaire gen-
re en/of het moment van schrijven, vergelijkbaar met de Koran. Buiten-
teksten omvatten religieuze en liturgische literatuur uit de late oudheid,
pre-islamitische teksten en geschriften van de eerste interpreterende ge-
meenschappen. Een derde vorm van analyse bestaat uit het onderzoek naar
de interne dynamiek en de interne processen in de Korantekst, dat wil zeg-
gen naar wat er wordt verteld en hoe dat wordt verteld.
Meer dan ooit tevoren is het nu juist een weldoordachte combinatie van
deze drie benaderingen of systematische vergelijkingen die ons vandaag de
dag de Koran op een nieuwe manier doet lezen. Ter illustratie presenteer ik
hier graag een voorbeeld uit mijn eigen, recente monografie, Le Contre-dis-
cours coranique.82

82 m. azaiez, Le contre-discours coranique (Studies in the History and Culture of the Middle
East), Berlin 2015.

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


nieuwe perspectieven op koranonderzoek

1
contradiscours in de koran: de tekst in zijn oudste vorm
287
De kern van mijn analyse wordt gevormd door n specifieke literaire vorm,
namelijk het contradiscours, dat wil zeggen het discours van de tegenstan-
ders van de Koran zoals beschreven in de Koran zelf. De contradiscoursen
zijn gemakkelijk te herkennen omdat de tegenstander in de directe rede aan
het woord komt, en ze worden voorafgegaan door een vorm van het werk-
woord zeggen. Mijn voorstel is om deze tegenstem systematisch te onder-
zoeken. Het onderzoek kenmerkt zich door drie analytische bewegingen. De
eerste tracht de spreker te identificeren en te definiren. De tweede bewe-
ging leidt tot de identificatie en de kwantificatie van een corpus. Tot slot
richt de derde beweging zich op de analyse van het corpus en bevraagt de
themas, de vormen en hun ontwikkeling. Doorheen deze analyse stel ik niet
alleen theoretische verhelderingen voor (een formele typologie van de con-
tradiscoursen), maar ook kwantitatieve beoordelingen (het belang en de
verdeling van de contradiscoursen) en formele onderscheidingen en types
van discursieve strategien (de vorm, de strategien en het discursieve ef-
fect van tegenargumenten, het type opponenten, de interne ontwikkeling).
Het werk wordt vergezeld van diagrammen, grafieken en tabellen om een
bruikbare overzicht van de ontwikkeling en de analyse van een discursief
corpus te geven.
Omdat ik in dit artikel niet te veel wil uitwijden, vermeld ik slechts n
resultaat van onze analyse dat duidelijk de gebruikte discursieve strategie-
n laat zien en ook hun effect op de luisteraar of de toehoorder. De presen-
tatie van de contradiscoursen en de geleverde replieken geschiedt aan de
hand van strategische restricties die als doel hebben hen te denigreren in het
Korandiscours. Deze strategien bestaan voornamelijk uit afzondering en
focus. Aan de hand van twee voorbeelden (Sura al Furqan en al-waqia) is
aangetoond hoe de contradiscoursen worden geneutraliseerd door het feit
dat ze in de minderheid zijn en gedecentraliseerd en omringd worden door
andere tegengestelde verklaringen. Omdat deze twee strategien op zich-
zelf zeker niet volstaan, worden ze ondersteund met andere, even effectieve
discursieve methoden. Dat zijn onder meer:

a Anonimiteit: door een tegenstander niet bij naam te noemen, wordt hij
minder belangrijk. Daarnaast vergroot anonimiteit de kring van sprekers
die eventueel met tegenargumenten kunnen komen. Er ontstaat solida-
riteit tussen de spreker en de luisterende gelovigen die zich allen richten
tegen de impliciet opgeroepen en erkende tegenstander.
b Tijdloosheid: door de tegenstander niet te benoemen, kan de controver-
se bij elke lezing (of recitatie) van de Koran opnieuw worden geactuali-
seerd. Het ontbreken van een specifieke historische context versterkt
het belangrijke gebrek aan concrete namen (afgezien van een aantal uit-

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


mehdi azaiez

zonderingsgevallen), en resulteert in het feit dat de figuur van de tegen-


stander door de tekst zelf wordt afgezonderd.
288 c Modalisatie en het contrasteffect: wanneer de tegenstander niet duide-
lijk wordt aangeduid, leidt dit ertoe dat zijn identiteit wordt opgebouwd
op basis van de verklaringen die gemodaliseerd in de tekst voorkomen.
Anders gezegd, door de tegenstander niet te benoemen, krijgt hij een
identiteit toegewezen die is opgebouwd uit de kwalificaties door de
Koran gegeven. Als onderdeel van de polemiek wordt deze identiteit ont-
wikkeld aan de hand van niet alleen wisselende en minachtende bena-
mingen, maar een (vaak zeer korte) mise-en-scne die in het nadeel
werkt van de tegenstander.
d Distantiring: een verslag van wat tegenstanders zeggen, gaat altijd ge-
paard met een zekere distantiring. De spreker die verslag doet van de
uitspraak van de tegenstander neemt altijd een zekere afstand ten op-
zichte van datgene waarvan hij verslag doet.
e Dramatisering en schijnwaarheid: de distantiring is duidelijk aan het
werk in de dramatisering van een gebeurtenis. Bij de weergave van het
spreken van de tegenstander wordt over het algemeen de suggestie ge-
wekt dat men niet bang is om de tegenstander een stem te geven. Dat is
een opvallende paradox. Hoe heftiger, radicaler en compromislozer de
woorden van de tegenstanders, des te echter ze lijken te zijn, zodat de in-
druk ontstaat dat ze ook werkelijk zijn uitgesproken.

2
contradiscours in de koran: de vergelijking met buiten-teksten

Ook al is de analyse coherent en is de benadering (zowel in structureel als


formeel opzicht) geldig, zoals ik getracht heb te doen in mijn monografie,
dan was het weliswaar een noodzakelijke, maar niet voldoende eerste stap.
Wordt ons begrip van de boodschap te veel beperkt wanneer we enkel ge-
bruikmaken van een comparatieve analyse binnen de tekst zelf? Dat be-
zwaar deed mij besluiten om naast de interne vergelijking ook een externe
vergelijking te starten. Daarom werden de contradiscoursen in de Koran ge-
plaatst naast vergelijkbare vormen van contradiscours uit de omvangrijke
literatuur van de late oudheid. Zo wordt niet alleen de confrontatie binnen
de tekst zelf gepresenteerd, maar wordt er bovendien een vergelijkende ana-
lyse uitgevoerd met andere teksten. Deze tweede benadering is bijzonder
nuttig gebleken bij ons recente vergelijkend onderzoek van contradiscour-
sen in zowel de Koran als in het traktaat Sanhedrin in de Talmoed. Er zijn ze-
ven passages in de Talmoed die kunnen worden gekenmerkt als contradis-
coursen. Ze geven in de directe rede de woorden weer van tegenstanders die
de mogelijkheid van de opstanding van het lichaam in vraag stellen, in twij-
fel trekken of radicaal verwerpen. Onze taak was om deze contradiscoursen

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


nieuwe perspectieven op koranonderzoek

te vergelijken en te zoeken naar punten waarop ze samenvallen en uiteen


lopen. Ik vat de resultaten van dit onderzoek samen door te wijzen op drie
belangrijke vaststellingen: 289
Ten eerste worden de hoofdfiguren expliciet genoemd in de Talmoed, hoe-
wel we weinig te horen krijgen over hun geschiedenis. Zo is er onder meer
sprake van een Romein, koningin Cleopatra en Caesar, waarschijnlijk ver-
wijzingen naar de context van het dispuut met het Grieks-Latijnse heidendom.
Ten tweede zien we vrijwel identieke formuleringen wat betreft de
themas en de uitspraken over opstanding. U zegt: de doden ( )komen
opnieuw tot leven ( ;)maar hoe kan iets dat is veranderd in stof ()
opnieuw tot leven komen ( ?)En Zij zeggen, Wat! Wanneer we dood zijn
( ) en tot stof en ( )en beenderen zijn geworden, zullen we weer
tot leven worden gebracht ( ( ?) xxxvii, 16). In de Talmoed
wordt de eschatologische gebeurtenis gelegitimeerd met een verwijzing
naar de schriftuurlijke wortels. De Talmoed verzekert ons ervan dat de op-
standing zal plaatsvinden door erop te wijzen dat dit wordt verkondigd in de
Thora. In de Koran is het antwoord op deze kwestie echter gecentreerd rond
de straf die de bespotters van de opstanding te wachten staat.
Ten derde vertonen de reacties van de Koran en de Talmoed met betrek-
king tot bevestigende contradiscoursen maar weinig overeenkomsten. Ter-
wijl de Koran erop staat de tegenstanders te veroordelen en te bestraffen, is
de Sanhedrintekst voornamelijk bedoeld om het principe van de opstanding
te legitimeren en verwijst deze tekst naar relevante Bijbelpassages. Deze be-
vindingen bevestigen onze vaststelling dat het Korandiscours door het niet
benoemen van de tegenstander de polemiek decontextualiseert en daardoor
veralgemeent.
Er dienen een twee methodologische observaties te worden gemaakt bij
de comparatieve analyse die werd toegepast. Ten eerste is de vergelijking van
contradiscoursen in de Koran en de Talmoed gebaseerd op objectief bepaalde
comparatieve gegevens. Zowel het thema als het literaire genre vormen de
basis voor de intertekstuele analyse van de twee teksten. In die zin is de ver-
gelijking en het contrast tussen de twee teksten beter gelegitimeerd en is de
relatie tussen de twee teksten minder onderhevig aan een benadering waar-
bij een vage invloed van de Talmoed op de Koran wordt verondersteld. Ten
tweede kiest de comparatieve benadering nog altijd voor de analyse van ge-
deelde themas, termen of vergelijkbare literaire genres, voornamelijk ver-
tellingen en hymnen. Neem nu bijvoorbeeld het oorspronkelijke en klassieke
werk van Abraham Geiger. Omdat hij zich afvroeg wat de islam te maken had
met het jodendom, stelde hij voor om onderzoek te doen naar de ideen (Dem
Judenthume angehrige und in den Koran bergegangene Gedanken)83 en de
verhalen (Aus dem Judenthume aufgenommene Geschichten) die de Koran

83 a. geiger, Was hat Mohammed aus dem Judenthume aufgenommen? Eine von der Knigl.
Preussischen Rheinuniversitt gekrnte Preisschrift, Bonn 1833.

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


mehdi azaiez

zou kunnen delen met de enorme religieuze literatuur van de joodse traditie
(in het bijzonder de Midrasj). Dit fundamentele werk werd voortgezet door
290 Arthur Jeffery die maar liefst 316 vreemde woorden aantrof in de Koran.
Deze woorden, ideen en gedeelde verhalen worden in ons werk geanaly-
seerd en vergeleken. Dit werk moet worden vervolgd met de introductie van
een nieuw type van vergelijking, deze keer op het niveau van het aanwezige
polemische discours. Ons onderzoek zal dus bestaan uit een zoektocht naar
contradiscoursen en hun antwoorden in de Koranteksten en in de omvang-
rijke religieuze en polemische literatuur van de late oudheid.

3
contradiscours in de koran: interne dynamiek in de korantekst

Deze systematische vergelijking omvat nog een derde en laatste analyse die
moet worden uitgevoerd: het lezen en vergelijken van de geaccepteerde
tekst met de vroegste manuscripten van de Koran. Door gebruik te maken
van het recente werk van Asma Hilali, Franois Droche en Gerd-R. Puin zijn
we in staat om de vroegste manuscripten van de Koran te bestuderen. Van-
wege het ontbreken van een scriptio plena wordt in de eerste getuigenissen
van de geschreven Koran geen onderscheid gemaakt tussen qala en qul, dat
wil zeggen tussen de directe rede (zij zeggen dat) en het beroemde bevel
(zeg hen). Door manuscripten met verschillende achtergronden te vergelij-
ken, kan bepaald worden welke rol de schrijvers hebben gespeeld bij de vo-
calisatie. Het geeft een beeld van de ontwikkeling bij het schrijven en toont
het relatieve gebruik van het retorische paar (qala en qul). Daarnaast heeft
Alfred Louis Prmare zeer terecht opgemerkt dat het niet maken van een on-
derscheid tussen deze twee vormen aanleiding kan geven tot vermoedens
dat bepaalde Koranpassages (zeer klein, weliswaar) gelijktijdig met de Ha-
dith zijn neergeschreven.84 Dit is echter een onderwerp voor later onder-
zoek.
Zoals eerder werd opgemerkt, heeft een redelijke combinatie van deze
drie benaderingen of een systematische vergelijking ervan een nieuwe ma-
nier opgeleverd om vandaag de dag de Koran te lezen. We zagen dat die ver-
nieuwing is gebaseerd op een heropleving van het kritische onderzoek van
de Koran. Dat was, zoals we eveneens zagen, te danken aan een belangrijke
toename van het aantal beschikbare bronnen (tekstfragmenten, inscripties
en archeologische materialen), de ontwikkeling van nieuwe analysemetho-
den (codicologisch, retorisch en lingustisch) en de mogelijkheid van een
hermeneutische reflectie die nog altijd het onderwerp van discussie is.

84 a.l. de prmare, Aux origines du Coran: Questions dhier, approches daujourdhui, Paris 2004,
129.

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


nieuwe perspectieven op koranonderzoek

Conclusie en enkele persoonlijke reflecties over het Koranonderzoek


291
Ik zou deze bijdrage graag willen afsluiten met een overzicht van de speer-
punten van mijn toekomstige onderzoek. Ik hoop dat u mij vergeeft dat ik
hier geen precieze en langdradige bespreking ga geven van de verschillende
onderzoeksprojecten met betrekking tot de Koran die ik de komende jaren
hoop te initiren, in het bijzonder het project dat ik Mapping the Quran
heb genoemd. In plaats daarvan zou ik graag nog wat bescheiden aandacht
besteden aan de filosofie achter mijn kritisch onderzoek van de Koran. Drie
trefwoorden zijn in dat opzicht van belang: vrijheid, verantwoordelijkheid
en dialoog.
Met betrekking tot de eerste term vrijheid waartoe ik ook intellectu-
ele vermetelheid reken mogen we niet vergeten dat Mohammed Arkoun
zich in 1982 kritisch durfde op te stellen door een van zijn artikelen de titel
The Qurans Problem of Divine Authenticity mee te geven.85 Deze auteur
had al benadrukt hoe hij het probleem van de goddelijke authenticiteit van
de Koran had willen oplossen in het ijdele en sociaal-politiek gevaarlijke is-
lamitische klimaat. De vraag in de titel was echter een stuk interessanter
dan het antwoord dat in het artikel werd gegeven. Deze titel wekte juist
interesse op omdat het de aard van het fenomeen van de Koran op een inno-
vatieve manier ter discussie stelde. De absolute onafhankelijkheid van de
onderzoeker ten opzichte van zijn object van onderzoek moet verdedigd
worden. Waarom? Omdat het deze ruimte van vrijheid is die ervoor zorgt dat
de islamitische theologie opnieuw grondig en uitgebreid investeert in haar
multiculturele essentie. Hoe? Door te doen wat ze altijd al heeft gedaan,
maar wat aan dynamiek heeft verloren of zelfs omwille van ingewikkelde re-
denen helemaal is losgelaten.
We mogen ons de gelegenheid niet laten ontgaan om opnieuw na te den-
ken over de islamitische theologie nu er een toename is van het aantal kriti-
sche benaderingen van de Koran. Nasr Abu Zayd is het opvallendste voor-
beeld. Zijn lezing van de Koran als literaire tekst is bijzonder inspirerend. Ik
zou eraan willen toevoegen dat de historische methode hier centraal staat
omdat die bijvoorbeeld helpt om te verhelderen hoe de eerste geloofsge-
meenschappen betrokken waren bij het uitschrijven van de Korantekst. Het
is ook essentieel voor een goed begrip van de historische stappen die een
voorwaarde zijn gebleken voor de definitie en de ontwikkeling van de prin-
cipes en de leer van de Koran (dogma). Het is dringend noodzakelijk dat de
historische benadering een bepalende rol krijgt. Sterker nog, de geschied
wetenschap is het vak bij uitstek dat kan voorkomen dat essentialistische
ideologien de islam tot een ahistorisch object maken. Het is een wapen van

85 arkoun, Lectures du Coran, 27-40.

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


mehdi azaiez

de rede: een methodologisch hulpmiddel tegen de wrede en bloedige exces-


sen van de ideologie.
292 En dat brengt me op de tweede term, namelijk verantwoordelijkheid.
Nog nooit was een kritische analyse van de Koran zo dringend nodig! Het tra-
gische nieuws van onlangs herinnert daaraan. Voor mij persoonlijk is het bij-
zonder urgent omdat ik Fransman en Tunesir ben: burger van twee landen
die beide onlangs werden getroffen door verschrikkelijke daden van terro-
risme. Het is de verantwoordelijkheid van de onderzoeker om het anachro-
nistische discours, de ideologische instrumentalisering en de amputatie van
het historische geheugen aan de kaak te stellen. Onlangs overviel ik mijn
studenten kennelijk nogal door te stellen dat De Koran niet bestaat, er staan
alleen interpretaties van de Koran. Het is van belang dat we ons die poly
fonie van interpretaties blijven herinneren. De archeologie en historische
ontwikkelingen kunnen helpen verzekeren dat geen enkele interpretatie als
absoluut wordt beschouwd. Dat is de rol van de islamdeskundige, met name
in de Arabisch-islamitische wereld. Het is ongetwijfeld een intellectuele
taak voor het leven, voor mijn leven.
Ik zou graag willen afsluiten met het mooie woord dialoog en een over-
weging met u willen delen. Het kritische onderzoek van de Koran kent in
het Westen een lange en controversile geschiedenis, zoals we hebben ge-
zien. Een van de steeds weer gehoorde bezwaren is eigenlijk de verdenking
dat de kritiek die in het Westen wordt uitgeoefend schadelijk zou zijn voor
het islamitisch geloof. Het zou bovendien een nieuwe vorm van arrogant
orintalisme of intellectueel kolonialisme zijn. Die hardnekkige verdenking
heeft een ongelukkig gevolg: aan Westerse en islamitische universiteiten
ismen niet op de hoogte van elkaars werk. Men zou zich kunnen afvragen
ofdie twee kampen elkaar niets te bieden hebben. Is het werkelijk onmoge-
lijk om expertise te delen? Ik ben overtuigd van het tegendeel, en het doet
mij dan ook bijzondere veel deugd dat de Katholieke UniversiteitLeuven
en haar Faculteit Theologie en Religiewetenschappen een ambitieus samen-
werkingsverband zijn aangegaan met onze gewaardeerde collegas in Indo-
nesi. Dialoog, verantwoordelijkheid en vrijheid zijn voor mij drie essentile
waarden die ik graag in mijn werk aan de Katholieke UniversiteitLeuven
met u wil delen.

summary
Mehdi Azaiez, New Perspectives on Quran Research: Sources, Methods and Questions

The Quran occupies a central place in the Islamic intellectual and faith tradition. Re-
vered by more than one billion people, it is considered by muslims as the unmitigated
utterance of God, revealed to the prophet Muhammad. Since the mid-nineteenth cen-
tury, instigated in part by the German schools of philology and developments in bibli-
cal criticism, the academy has turned its attention to this elusive text, raising new ques-
tions about its provenance, its history, its language and its structure. The present cen-

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015


nieuwe perspectieven op koranonderzoek

tury has seen a resurgence of interest in the Quran and its context of emergence. This
movement towards tradition-critical study can be illustrated by a significant increase
in the number of publications, dissertations, international seminars, and interdiscipli-
293
nary working groups dedicated to the Quran. While diverse in their interests, sources,
and methods, they share a common debate over Quranic hermeneutics, which has be-
come poignant in light of the application of comparative and tradition-critical method-
ologies to the text. This article will outline the state of this wide range of contemporary
Quranic studies. I shall highlight how these developments have renewed our way of
reading the Quran. As mentioned, new readings have produced a fresh debate about
how to read, namely the question of hermeneutic theory. After locating my previous
and future research within this milieu, I will explain the underlying philosophy behind
my contribution to the critical study of the Quran.

mehdi azaiez, geboren te Parijs in 1974, is Assistant Professor of Islamic Studies en lid van
de Research Unit Biblical Studies aan de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen
van de Katholieke Universiteit Leuven. Samen met Gabriel Reynolds gaf hij leiding aan
het Quran Seminar van de University of Notre Dame, gewijd aan de bevordering van
de wetenschappelijke kennis van de tekst van de Koran (2012-2013). Daarnaast ontwierp
en beheert hij een academische website voor Koranonderzoek voor de International
Quranic Studies Association (iqsa): <www.iqsa-quranseminar.org/home.html>. Sinds
2013 is hij als onderzoeker verbonden aan het Institute de Recherches et dtudes sur le
Monde Musulman (iremam, Aix-en-Provence) en wetenschappelijk lid van het Bulletin
Critique des Annales Islamologiques (bcai). Onlangs verscheen van zijn hand: Le contre-
discours coranique (Berlin, 2015). Hij is bovendien een van de samenstellers van The
Quran Seminar Commentary: A Collaborative Study of 50 Quranic Passages(Berlin,
2016). Zijn adres is: Faculty of Theology and Religious Studies, Sint-Michielsstraat 6 -
box 3101, 3000 Leuven; e-mail: mehdi.azaiez@kuleuven.be.
Website: <www.mehdi-azaiez.org>.

tijdschrift voor theologie jaargang55 nummer3 herfst2015

You might also like