Professional Documents
Culture Documents
Hoofdstuk 4 Etiologie
Hoofdstuk 4 Etiologie
1. Inleiding
De sociale desorganisatietheorie (SDT) kent een lange voorgeschiedenis
en heeft een belangrijke stempel gedrukt op de etiologie van stedelijke
criminaliteit.
De benadering van Park staat gekend als “human ecology”, het is een
analogie van plantkundige en dierlijke ecologie die de relatie bestudeert
tussen planten of dieren en hun natuurlijk omgeving (habitat). Bij de mens
is de natuurlijke habitat de stad.
het sociale leven in stedelijke buurten is het resultaat van een
natuurlijk proces
Er is een voortdurende ‘struggle for life’, de stedelijke ruimte is schaars en
stedelingen wedijveren voor de beste plaatsen => deze processen leiden
tot enorme diversiteit binnen stedelijke structuren. Er zijn verschillen in de
samenleving door het begrensd karakter in de geografische ruimte
(buurten zijn stedelijke mozaïeken).
Elke studie van het sociale leven in de stad moet beginnen met een studie
van geografische distributie van sociale fenomenen in de stedelijke
buurten, aangezien deze een reflectie zijn van de natuurlijke processen die
zich voortdurend afspelen in steden.
Er zijn vier belangrijke processen:
• assimilatie
• conflict
• competitie
• adaptatie
Park legt de focus op de stad in volle expansie, zo worden zijn
geografische studies vaak aangevuld kwalitatieve beschrijvingen van
stedelijke fenomenen.
Park besluit daarom : “all social problems turn out to be problems of social
control”, dwz Park zag een dalende informele controle in sommige buurten
door alle sociale problemen die er heersten. Hij gebruikte het begrip
sociale controle van Ross. Volgens Ross was dit de capaciteit van een
gemeenschap om zichzelf te organiseren volgens gewenste principes en
waarden.
Park en Burgess
Thrasher stelde een concentratie van jeugdbendes vast rond het centrale
zakendistrict, het is een schaarse ruimte die de basis is voor conflicten
tussen jongeren die allemaal de sociale ruimte willen beheersen. Ze zien
de buitenwereld als vijand en dat creëert een groepsgevoel.
Bij Thrasher is er ook sterke invloed van Thomas’ visie op de beweegreden
van mensen volgens de vier wensen: de wens voor nieuwe ervaringen,
voor erkenning, voor veiligheid en voor respons.
Kornhauser ziet deze studie als een voorbeeld van de zuivere informele
controlebenadering. Criminele bendevorming wordt gezien als een functie
van remmingen die minder efficiënt functioneren in gedesorganiseerde
buurten.
Clifford Shaw studeerde sociologie aan de Chicago School en was actief als
paroolofficier, begaan met het lot van jongeren in achtergestelde buurten.
Henry McKay is “the cool researcher”, hij heeft een bijzondere interesse
voor de effecten van immigratie op patronen van delinquent gedrag.
Shaw en collegas illustreerden voor het eerst het zonale model van Park
en Burgess. Ze stelden vast dat de geografische verdichting van
delinquente jongeren proportioneel afneemt naarmate men zich van het
zakendistrict verwijdert. Deze verdichting was het grootst in de
transitiezone. De geografische verdichting van woonplaatsen van
spijbelaars, jeugdige en volwassen delinquenten en recidivisten hangt zeer
sterk samen.
delinquentie is verbonden met het sociaal milieu van de woonplaats,
niet met de genetische constitutie. Deze vaststelling was zeer
controversieel.
• Zelfregulering
Het begrip is afkomstig uit de Durkheimiaanse benadering.
Buurten gekenmerkt door sociale desorganisatie hebben minder goed
functionerende zelfregulerende mechanismen => zwakke banden
“bevrijden” de leden van een lokale gemeenschap van remmingen die ze
ervaren om delicten te plegen.
- Minder goed functionerende controle in het gezin
- Minder gedeelde controle over het gedrag van jongeren in de buurt
- Verminderde organisationele participatie
Theoretische link wordt gelegd tussen een contextueel
buurtkenmerk en een aspect van de sociale context (rol van de
sociale controle).
• Culturele transmissie
De idee is afkomstig van Sutherland. Culturele transmissie is volgens hem
de overdracht van delinquente waarden als alternatief.
Sociale desorganisatie is het gevolg van een daling van de zelfregulering
in de buurt, versterkt door culturele transmissie in temporeel perspectief
In de jaren ’60 zorgde dit voor een no-nonsense beleid, die het nut
van preventie in vraag stelde en zich ging beperken tot
gelegenheidsbeperkende maatregelen.
14. Besluit
De SDT evolueerde van een grootstedelijke theorie over relaties tussen
sociaal-structurele kenmerken van geografische gebieden en criminaliteit
tot een zeer specifieke theorie die aandacht besteed aan informele
controlemechanismen. Onder impuls van het sociaal
kapitaalgedachtengoed worden deze mechanismen haarfijn ontleed. Er is
nog steeds weinig aandacht voor culturele processen.