Professional Documents
Culture Documents
Profielboek Juridisch Administratief Dienstverlener (Leerboek)
Profielboek Juridisch Administratief Dienstverlener (Leerboek)
4 Materieel strafrecht:
hetstrafbare feit
Rechters bepalen de straffen voor een
verdachte. Het Openbaar Ministerie is
verantwoordelijk voor de uitvoering
vandie straffen.
4.4 Verwijtbaarheid en de
schulduitsluitingsgronden
werken in de praktijk
Strafrecht
Dorien loopt stage bij het Openbaar Ministerie bij van een vonnis waarbij een Italiaanse man
de afdeling Executie. Haar afdeling zorgt er onder is veroordeeld voor het plegen van zware
andere voor dat een veroordeelde zijn straf kan mishandeling tijdens een vechtpartij in een
uitzitten. Dorien moet op haar stage verschillende uitgaansgebied. Dorien leest dat zijn beroep op
zaken regelen. Zij moet ervoor zorgen dat een noodweer is afgewezen omdat hij de vechtpartij
veroordeelde naar een huis van bewaring wordt zelf had uitgelokt. Dit roept bij Dorien een aantal
vervoerd, maar voordat dat kan gebeuren moet ze vragen op. Hoe komt het dat een Italiaan in
hebben gecontroleerd of er een cel beschikbaar is Nederland wordt berecht? Wat is noodweer en
om de veroordeelde te kunnen plaatsen. wanneer kan een verdachte zich daar met succes
Tijdens haar stage leest Dorien regelmatig op beroepen? Ze besluit deze vragen de komende
vonnissen. Ze is nu bezig met de uitvoering les strafrecht op school te stellen.
werken in de praktijk
In dit hoofdstuk leer je over het materieel strafrecht. Je zult in dit hoofdstuk
leren wanneer iemand strafbaar is en hoeveel straf hij vervolgens kan
krijgen. In een volgend hoofdstuk leer je hoe het strafproces in zijn
werk gaat. Met andere woorden: Wat gebeurt er als iemand de wet heeft
overtreden?
werken in de praktijk
strafbaarfeit Een strafbaar feit kun je als volgt omschrijven: Een menselijke gedraging
die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving, die
wederrechtelijk en verwijtbaar is. Om te beoordelen of gedrag strafbaar is,
moet je naar drie onderdelen kijken.
1 de delictsomschrijving
2 wederrechtelijkheid
3 verwijtbaarheid (schuld)
Dit betekent dat iemand gedrag moet hebben vertoond dat valt binnen een
delictsomschrijving delictsomschrijving van een strafbepaling (wetsartikel waarin verboden
gedrag strafbaar is gesteld). Daarnaast moet een verdachte ook voldoen
ederrechtelijkheiden
w aan de elementen wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid (schuld). Deze
verwijtbaarheid(schuld) elementen worden in paragraaf 5.3 behandeld.
De strafbepaling
Bijna elk wetsartikel in het Wetboek van Strafrecht bestaat uit de volgende
onderdelen: de delictsomschrijving, de kwalificatie en de sanctienorm.
delictsomschrijving De delictsomschrijving is een omschrijving van het verboden gedrag. De
kwalificatie kwalificatie is de juridische naam van het strafbare feit en de sanctienorm is
sanctienorm de maximale straf die op het strafbare feit staat.
let op > In het Wetboek van Strafrecht staan alleen de maximale straffen
die iemand kan krijgen. Een rechter kan dus wel minder, maar nooit meer
straf opleggen dan in het wetsartikel staat omschreven. In Nederland is
levenslang echt levenslang. Als je een levenslange gevangenisstraf opgelegd
krijgt, kom je de gevangenis dus, in de regel, nooit meer uit.
In art. 23 Sr kun je vinden hoe hoog de geldboetes zijn die de rechter kan
opleggen. <
De delictsomschrijving
bestanddelen Een delictsomschrijving kun je onderverdelen in bestanddelen.
Bestanddelen zijn criteria waaraan gedrag van een burger moet voldoen
om strafbaar te zijn. Als je kijkt naar de delictsomschrijving van art. 289 Sr
(moord) kun je daar drie bestanddelen uit halen:
1 Voorbedachte rade. Je moet een vooraf bedacht plan hebben om iemand
te vermoorden.
2 Opzet. Je moet de bedoeling hebben om iemand te vermoorden. Als iemand
bijvoorbeeld gericht op een ander schiet met een pistool, kun je ervan
uitgaan dat degene die schiet de bedoeling heeft om die ander te doden.
3 Van het leven beroven. Het slachtoffer moet dood zijn om schuldig te zijn
aan moord.
Je bent pas strafbaar aan moord als je aan al deze bestanddelen voldoet. Als
niet bewezen kan worden dat een verdachte zich schuldig heeft gemaakt
aan deze bestanddelen, dan zal de verdachte worden vrijgesproken.
Voorbeeld 1
Lisa heeft een vreselijke ruzie met haar vriend. In een opwelling pakt
ze een keukenmes en steekt hem dood. In dit geval is er geen sprake
van moord. Lisa berooft haar vriend wel met opzet van het leven, maar
er is geen sprake van een voorbedacht plan (voorbedachte rade).
Hiermee voldoet haar gedrag dus niet aan alle bestanddelen van de
delictsomschrijving van art. 289 Sr, dus als Lisa wordt beschuldigd van
moord zal ze worden vrijgesproken.
Lisa is natuurlijk wel strafbaar voor dit gedrag. Haar gedrag voldoet
namelijk wel aan de bestanddelen van de delictsomschrijving van art.
287 Sr (doodslag). Dit wetsartikel bestaat namelijk slechts uit twee
bestanddelen, namelijk opzettelijk (1) iemand van het leven beroven (2).
Kort gezegd betekent opzet dat je de bedoeling hebt dat het strafbare gevolg
optreedt. Uit je handelen blijkt dat je wilt dat het strafbare gevolg ontstaat.
Als je schuldig bent aan een strafbaar feit hoeft dat niet te betekenen dat je
wilt dat het strafbare feit zich voordoet, maar omdat je onvoorzichtig bent
heeft het strafbare feit zich toch voorgedaan.
Opzet
Iedereen weet wel dat het woord opzet expres betekent, maar in het
opzet strafrecht heeft het begrip opzet een ruimere betekenis. Van opzet is
namelijk ook sprake als iemand willens en wetens de aanmerkelijke kans
aanvaardt dat het strafbare gevolg zich voordoet.
Maar wat betekent dit eigenlijk?
Voorbeeld 2
Bart is eigenaar van een schip. Hij heeft het plan gemaakt om zijn schip in
brand te steken zodat hij het verzekeringsgeld kan opstrijken. Hij weet dat
de bemanningsleden van het schip dood kunnen gaan als hij brand sticht
in het schip, maar hij neemt dat risico voor lief. In dit geval is er sprake van
opzet, want Bart weet dat zijn handelen de dood van de bemanningsleden
tot gevolg kan hebben. Echter, hij neemt dit gevolg op de koop toe zodat hij
zijn doel kan bereiken (het ontvangen van het verzekeringsgeld voor het
schip). Barts handelen is niet gericht op de dood van de bemanningsleden.
Hij wil immers alleen het schip vernietigen. Toch is er in dit geval sprake
van opzet met betrekking tot de dood van de bemanningsleden.
voorwaardelijke opzet Een minder duidelijke variant van opzet is voorwaardelijke opzet. Van
voorwaardelijke opzet was sprake in het Enkhuizer doodslag-arrest. In deze
zaak was een dronken automobilist op de vlucht voor de politie. Om aan
de politie te ontkomen, had de man zijn koplampen gedoofd, terwijl het
midden in de nacht was. Daarnaast had hij veel te hard door de bebouwde
kom gereden, terwijl hij wist dat het op dat moment druk was in de stad
omdat het uitgaansavond was en dat het dus gevaarlijk was om zo hard
door de bebouwde kom te rijden. De man had vervolgens drie fietsers
doodgereden. De fietsers waren door de automobilist te zien, want de
verlichting van de fietsen stond aan.
De Hoge Raad oordeelde dat in deze zaak sprake was van opzet, want
de man had willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij
de fietsers zou doodrijden. Met andere woorden: de man had moeten
weten dat hij met zijn roekeloze gedrag mensen zou kunnen doden. Hij
aanvaardde bewust het risico dat de fietsers om het leven zouden komen,
dus was er sprake van opzet en voldeed de man aan de bestanddelen van de
delictsomschrijving van doodslag.
Schuld
Schuld heb je in twee varianten. Schuld door bewuste onvoorzichtigheid en
schuld door onbewuste onvoorzichtigheid.
Schuld kan betekenen dat je je bewust bent van de risicos die bepaald
gedrag met zich mee brengt, maar dat je echt gelooft in een goede afloop. Je
bewust onvoorzichtig bent dan bewust onvoorzichtig.
Dit is bijvoorbeeld het geval als iemand die te laat is voor zijn afspraak
nog net even door een rood stoplicht rijdt. Als hij dan iemand doodrijdt,
doet hij dat niet opzettelijk want hij aanvaardde namelijk niet bewust de
aanmerkelijke kans dat hij iemand dood zou rijden. Hij weet wel dat hij door
het rijden door rood licht bepaalde risicos neemt, maar hij gaat ervan uit
dat het goed afloopt. Hij heeft dan uiteraard wel schuld aan de dood van het
slachtoffer. Er is dan sprake van dood door schuld.
Je kunt ook schuld hebben aan een bepaalde gedraging als je je niet bewust
onbewust onvoorzichtig bent van de risicos. Je bent dan onbewust onvoorzichtig. Dat is het geval als
iemand na een lange dag werken achter het stuur van zijn auto gaat zitten en
per ongeluk door rood licht rijdt, omdat hij het stoplicht over het hoofd heeft
gezien. Als hij dan iemand doodrijdt, is ook sprake van schuld. In dat geval is de
automobilist zich onbewust van de risicos die zijn gedrag met zich meebrengt,
maar hij is wel onvoorzichtig zodat je het hem kunt verwijten dat hij iemand
heeft doodgereden. Ook in dat geval is er sprake van dood door schuld.
wetsartikelen
Belangrijke wetsartikelen bij deze paragraaf
Art. 23 Sr Geldboete
Art. 207 Sr Meineed
Art. 242 Sr Verkrachting
Art. 287 Sr Doodslag
Art. 289 Sr Moord
Art. 300 Sr Mishandeling
Art. 307 Sr Dood door schuld
Art. 321 Sr Verduistering
Art. 326 Sr Oplichting
Art. 350 Sr Vernieling
Art. 416 Sr Opzet heling
4.3 Wederrechtelijkheid en de
rechtvaardigingsgronden
Even terug naar de definitie aan het begin van paragraaf 5.2. Als je
hebt vastgesteld dat iemand voldoet aan de bestanddelen van de
delictsomschrijving en zich dus schuldig maakt aan een strafbaar feit, dan
hoeft de verdachte nog niet per se strafbaar te zijn. Er moet namelijk ook
voldaan zijn aan de voorwaarden wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid.
Deze voorwaarden noem je in het strafrecht elementen.
Voorbeeld 3
Steven woont in Amsterdam-West. Bij hem in de buurt wordt vaak
ingebroken, dus uit voorzorg heeft hij een honkbalknuppel naast zijn
bed gezet. Op een nacht wordt Steven wakker van geluiden in zijn
huis. Hij staat op om te kijken wat er aan de hand is en opeens staat
hij oog in oog met een inbreker. De inbreker komt met een mes op
Steven af en probeert Steven neer te steken. Van schrik pakt Steven zijn
honkbalknuppel en slaat de inbreker op zijn hoofd. De inbreker overlijdt
in het ziekenhuis aan zijn verwondingen.
het spel omdat de inbreker hem aanviel met een mes. Het handelen van
Steven was dus wel in strijd met de wet, maar niet in strijd met het recht/
de rechtvaardigheid.
Voordat een verdachte strafbaar is, moet er dus ook voldaan zijn aan de
elementen wederrechtelijkheid en schuld. In het voorbeeld van Steven is
niet voldaan aan het element wederrechtelijkheid omdat sprake was van
een rechtvaardigingsgrond (noodweer).
Steven uit voorbeeld 3 wordt vervolgd voor doodslag volgens art. 287 Sr,
want zijn gedrag voldoet aan de bestanddelen van de delictsomschrijving
van dit wetsartikel. Steven heeft de overvaller namelijk met opzet van
het leven beroofd. Maar in dit geval is Steven niet strafbaar, omdat het
element wederrechtelijkheid ontbreekt. Het zou onrechtvaardig zijn om
Steven in dit geval te straffen. Het was voor Steven de keuze of slaan met de
honkbalknuppel of neergestoken worden. Je kunt Steven niet verwijten dat
hij voor het slaan met de honbalknuppel heeft gekozen. Hij kon niet anders.
De rechtvaardigingsgronden
Er zijn verschillende redenen die ervoor zorgen dat gedrag van een
verdachte niet wederrechtelijk is waardoor een verdachte dus geen
rechtvaardigingsgronden straf kan krijgen. Deze redenen noem je rechtvaardigingsgronden.
Rechtvaardigingsgronden zijn redenen die ervoor zorgen dat de
verdachte niet gestraft kan worden, hoewel zijn gedrag wel voldoet aan de
bestanddelen van een delictsomschrijving.
Noodweer
Zoals je in voorbeeld 3 hebt kunnen zien, ben je niet strafbaar als je een
noodweer (zelfverdediging) strafbaar feit pleegt, maar daarbij handelt uit noodweer (zelfverdediging).
Maar wanneer is er nu sprake van noodweer? Noodweer staat omschreven
in art. 41 lid 1 Sr. In dit artikel staat een aantal voorwaarden waaraan je moet
voldoen om een geldig beroep op noodweer te kunnen doen.
wederrechtelijke aanranding 1 Er moet sprake zijn van een wederrechtelijke aanranding. Met andere
woorden er moet sprake zijn van een aanval die volgens het recht niet
mag. Als je op straat wordt aangevallen door een groep hangjongeren,
is er sprake van een wederrechtelijke aanranding. Je mag je tegen een
dergelijke aanval verdedigen. Als je op straat wordt aangehouden door
de politie omdat je een strafbaar feit hebt gepleegd, is dit anders. Er is
dan sprake van een aanval die wel mag. De politie heeft namelijk de
bevoegdheid om jou aan te houden. Tegen een dergelijke aanval mag je je
dus niet verdedigen met een beroep op noodweer.
let op > Er moet wel echt sprake zijn van een aanval. Je mag je niet
verdedigen als je denkt dat iemand je gaat aanvallen. De aanval moet dus
wel al begonnen zijn, wil je een beroep op noodweer kunnen doen. <
Pas als je gedrag aan alle voorwaarden voldoet, kun je een beroep op
noodweer doen. Voldoet jouw handelen niet aan een van de voorwaarden
dan is er geen sprake van noodweer en is jouw handelen wederrechtelijk.
Dan ben je strafbaar.
Hoe pas je de definitie van het strafbare feit en het begrip noodweer toe op
een casus? Zie voorbeeld 4.
Voorbeeld 4
Een vrouw gaat haar flatgebouw binnen. Op dat moment wordt ze door
twee mannen met messen aangevallen. Ze willen haar tas stelen. De
vrouw heeft, omdat zij al twee keer eerder in haar buurt is aangevallen,
uit voorzorg een pistool gekocht en enkele schietlessen genomen.
De vrouw heeft het vuurwapen in haar tas en aarzelt niet. Ze schiet
de overvallers dood. De vrouw maakt zich schuldig aan doodslag. Ze
voldoet namelijk aan de bestanddelen van de delictsomschrijving (opzet
en van het leven beroven). Toch is zij niet strafbaar voor doodslag, omdat
haar handelen niet wederrechtelijk is. Er is namelijk sprake van de
rechtvaardigingsgrond, noodweer.
Voorbeeld 5
Marcelino is de ramen aan het lappen en valt van de ladder. Hij raakt
zwaargewond. Zijn vrouw wil hem met spoed naar het ziekenhuis
brengen. Zij overtreedt hierbij allerlei verkeersregels. In dit geval is
de vrouw niet strafbaar voor het overtreden van de verkeersregels,
want het is in dit geval belangrijker om Marcelino met spoed naar het
ziekenhuis te vervoeren. Haar gedrag is dus niet in strijd met het recht
(niet wederrechtelijk) omdat sprake is van de rechtvaardigingsgrond
overmacht in de zin van noodtoestand.
Wettelijk voorschrift
uitvoering van een Je bent niet strafbaar als je handelt in de uitvoering van een wettelijk
wettelijk voorschrift voorschrift. Dit is bijvoorbeeld het geval als een deurwaarder met behulp
van de politie een deur van iemand vernielt, omdat hij op grond van
de wet het huis moet ontruimen. De deurwaarder kan in dat geval niet
gestraft worden voor de vernieling, omdat hij handelt volgens een wettelijk
voorschrift. Daarmee is zijn gedrag dus niet wederrechtelijk.
wetsartikelen
4.4 Verwijtbaarheid en de
schulduitsluitingsgronden
werken in de praktijk
Bij de zitting
Marina loopt stage bij een advocatenkantoor. Ze mag
vandaag met de advocaat mee naar een meervoudige
kamerzitting bij de rechtbank. De advocaat staat op de
zitting verdachte Leonora bij. Ze wordt ervan verdacht
dat ze haar echtgenoot ernstig heeft mishandeld.
Leonora heeft de mishandeling bekend, maar wil
dat haar advocaat bepleit dat ze niet gestraft moet
worden omdat ze ontoerekeningsvatbaar was ten
tijde van het plegen van het delict. Leonora verkeerde,
volgens eigen zeggen, in een psychose en kan door
deze psychische stoornis niet worden verweten dat ze
haar echtgenoot heeft mishandeld. Marina vindt de
zitting erg interessant en is van plan na afloop van de
zaak een aantal vragen aan de advocaat te stellen. Wat
betekent ontoerekeningsvatbaarheid? En kun je als je
ontoerekeningsvatbaar bent helemaal niet meer gestraft
worden voor zon ernstig delict?
tip > Lees nogmaals de definitie aan het begin van paragraaf 4.2 <
Ontoerekeningsvatbaarheid
ontoerekeningsvatbaarheid Ontoerekeningsvatbaarheid staat uitgelegd in art. 39 Sr. In dit artikel staat
dat een verdachte niet strafbaar is als hij een strafbaar feit pleegt, doordat
hij lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn
geestvermogens en onder invloed van deze stoornis een strafbaar feit pleegt.
Voorbeeld 6
Herman heeft een ernstige psychische stoornis. Telkens als hij op straat
loopt, denkt hij dat hij achtervolgd wordt. Op een dag loopt hij op straat
en rent een jonge vrouw op hoge hakken achter hem. Ze wil nog net de
bus halen. Herman denkt dat de vrouw hem wil aanvallen en bespringt
de vrouw en mishandelt haar zwaar. De rechter heeft, op basis van
rapporten gemaakt door psychologen en psychiaters, besloten dat het
strafbare feit Herman niet kan worden verweten. Hij heeft namelijk een
psychische ziekte (stoornis). Herman is dan niet strafbaar omdat het
element schuld ontbreekt. Er is sprake van de schulduitsluitingsgrond,
ontoerekeningsvatbaarheid. Omdat Herman een ernstig gevaar voor
de samenleving vormt, moet hij zich wel laten opnemen in een kliniek
(TBS-met dwangverpleging. Zie paragraaf 5.7).
Als een rechter oordeelt dat een verdachte niet gestraft kan worden omdat
het strafbare feit hem niet aangerekend kan worden doordat de verdachte
lijdt aan een psychische stoornis, dan kan de rechter een verdachte wel
verplichten zich te laten behandelen voor zijn stoornis. Dit noem je
terbeschikkingstelling (TBS). Hierover in paragraaf 5.7 meer.
Psychische overmacht
psychische overmacht Van psychische overmacht is sprake als een verdachte door een van
buitenkomende druk waar hij redelijkerwijs geen weerstand aan kan
bieden, een strafbaar feit pleegt. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als iemand
onder bedreiging wordt gedwongen een strafbaar feit te plegen.
Voorbeeld 7
Jennifer heeft ernstige geldproblemen. Zo ernstig dat zij geen geld heeft
om haar pasgeboren baby te kunnen voeden. Een crimineel heeft dat in
de gaten en biedt Jennifer 1.000 om bolletjes cocane te slikken en deze
over de grens te smokkelen. Jennifer ziet geen andere uitweg en besluit
de drugs te smokkelen. Ze wordt op het vliegveld aangehouden en de
drugs worden ontdekt. Jennifer pleegt een strafbaar feit, maar is niet
strafbaar omdat ze daar door psychische overmacht toe is gedwongen.
Jennifer kan geen verwijt worden gemaakt, dus het element schuld
ontbreekt om haar te kunnen straffen.
Er moet wel sprake zijn van een dusdanig hoge druk dat een redelijk
oordelend mens daar geen weerstand aan kan bieden. Jennifer kan door
haar situatie niet helder meer nadenken en ziet geen andere oplossing,
waardoor de druk voor haar zo hoog is dat ze geen andere uitweg meer ziet.
Noodweerexces
noodweerexces Van noodweerexces is sprake als iemand, die zich in een noodweersituatie
bevindt, door de paniek die een aanval heeft veroorzaakt te ver gaat in zijn
verdediging. De verdachte handelt dan niet proportioneel en kan om die
reden geen beroep op noodweer meer doen. Als het feit dat iemand niet
proportioneel handelt wordt veroorzaakt door een hevige gemoedsbeweging
(paniek), dan kan diegene wel een beroep doen op noodweerexces. Er moet
dan wel aan alle andere voorwaarden van noodweer zijn voldaan.
Voorbeeld 8
Kevin is keeper voor hoofdklasser Genemuiden. Tijdens een wedstrijd
rent een supporter het veld in en valt Kevin aan. Kevin slaat de aanval
af door de supporter een schop te geven, maar door de schrik die de
situatie met zich meebrengt geeft hij de inmiddels op de grond liggende
supporter nog twee trappen in zijn gezicht. Kevin gaat hiermee veel
te ver in zijn verdediging. Hij handelt disproportioneel. In dit geval
kan hij dus geen beroep doen op noodweer, maar doordat de hevige
gemoedsbeweging Kevin hiertoe heeft gebracht is er sprake van
noodweerexces. Kevin kan ten aanzien van zijn excessieve verdediging
geen verwijt worden gemaakt en hem treft geen schuld. Hierdoor is
Kevin op grond van noodweerexces niet strafbaar.
Voor een geldig beroep op noodweerexces moet sprake zijn van een
noodweersituatie. De verdachte moet dus aan alle voorwaarden voor
noodweer voldoen, behalve de voorwaarde van proportionaliteit.
Daarnaast moet het feit dat de verdachte te ver ging in zijn verdediging
Tabel 1 De strafuitsluitingsgronden
Als een verdachte zich wel schuldig heeft gemaakt aan de bestanddelen
van een delictsomschrijving, maar de verdachte niet gestraft kan
worden omdat de wederrechtelijkheid (er is een rechtvaardigingsgrond)
of de verwijtbaarheid (er is een schulduitsluitingsgrond) ontbreekt,
ontslag van alle dan wordt de verdachte niet vrijgesproken, maar ontslagen van alle
rechtsvervolging rechtsvervolging. Hij heeft namelijk wel een strafbaar feit gepleegd, maar
dat kan hem niet worden toegerekend vanwege de aanwezigheid van een
strafuitsluitingsgrond.
wetsartikelen
Art. 39 Sr Ontoerekeningsvatbaarheid
Art. 40 Sr Psychische overmacht
Art. 41 lid 2 Sr Noodweerexces
Art. 43 lid 2 Sr Onbevoegd gegeven ambtelijk bevel
Art. 352 Sv Vrijspraak en ontslag van rechtsvervolging
> Maak nu in het werkboek de vragen bij deze paragraaf en de
opdrachten bij dit hoofdstuk.
Samenvatting
Kernbegrippen
Afwezigheid van alle schuld Schulduitsluitingsgrond die ervoor zorgt dat een verdachte
niet strafbaar is doordat de verdachte geen schuld aan het
strafbare feit treft, omdat hij bijvoorbeeld niet wist dat hij
een strafbaar feit pleegde.
Formeel strafrecht Onderdeel van het strafrecht dat gaat over de rechtszaak/
de procedure in het strafrecht. Tot het formeel
strafrecht behoren de rechten van de verdachte en de
opsporingsbevoegdheden van politie en justitie. Het
formeel strafrecht vind je terug in het Wetboek van
Strafvordering (Sv).
Materieel strafrecht Onderdeel van het strafrecht waarin staat omschreven welk
gedrag verboden is en welke straf je daarvoor kunt krijgen.
Het materieel strafrecht vind je terug in het Wetboek van
Strafrecht (Sr).
Ontbreken van de materile Rechtvaardigingsgrond die ervoor zorgt dat een verdachte
wederrechtelijkheid niet strafbaar is omdat hij handelt vanuit de geest van de
wet (gedachte achter de wet).
Ontslag van alle Uitspraak die de rechter doet als een verdachte wel alle
rechtsvervolging bestanddelen van een delictsomschrijving heeft vervuld,
maar er sprake is van een strafuitsluitingsgrond.
Openbaar Ministerie Deze instantie is onderdeel van het Ministerie van Justitie
en heeft tot taak het opsporen en vervolgen van strafbare
feiten. Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd
door de officier van justitie.
Strafbaar feit Een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van
een wettelijke delictsomschrijving, die wederrechtelijk en
verwijtbaar is.
Strafuitsluitingsgronden Redenen die ervoor zorgen dat een verdachte niet kan
worden gestraft, ondanks het feit dat zijn gedrag voldoet
aan de bestanddelen van een delictsomschrijving.
De strafuitsluitingsgronden bestaan uit de
rechtvaardigingsgronden en de schulduitsluitingsgronden.
Uitvoering van een wettelijk Rechtvaardigingsgrond die ervoor zorgt dat een verdachte
voorschrift niet strafbaar is als hij handelt in het kader van de
uitvoering van een wettelijk voorschrift.
Verwijtbaarheid Schuld hebben aan het plegen van een strafbaar feit. Een
strafbaar feit kan aan de persoon verweten worden. Dit is
niet het geval als sprake is van een schulduitsluitingsgrond,
zoals ontoerekeningsvatbaarheid.
Vrijspraak Uitspraak die de rechter doet op het moment dat niet kan
worden bewezen dat een verdachte zich schuldig heeft
gemaakt aan de bestanddelen van een delictsomschrijving.
5.3 Deelnemingsvormen
werken in de praktijk
werken in de praktijk
In het vorige hoofdstuk heb je gezien wanneer een verdachte wel of niet
strafbaar is op grond van de Nederlandse wet, maar wanneer geldt de
Nederlandse wet eigenlijk? Dit wordt bepaald door diverse beginselen
zoals het legaliteitsbeginsel, maar ook het nationaliteitsbeginsel, het
territorialiteitsbeginsel en het universaliteitsbeginsel.
Het legaliteitsbeginsel
legaliteitsbeginsel Het legaliteitsbeginsel staat in art. 1 Sr. Dit artikel luidt als volgt:
Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke
strafbepaling.
Dit betekent eenvoudigweg dat een gedraging pas strafbaar is als het in de
wet staat. Dit is eigenlijk heel logisch. Je moet als burger natuurlijk (vooraf)
weten wat wel en wat niet mag. Met andere woorden: als een bepaalde
gedraging niet in de wet strafbaar is gesteld, is dat gedrag niet strafbaar.
Daarnaast mag een strafbepaling geen terugwerkende kracht hebben.
Kortom, om te bepalen of iemand strafbaar is, moet de rechter kijken naar de
wet die geldt op het moment dat het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast mag
een rechter alleen een straf opleggen die in het wetsartikel, waarin bepaald
gedrag strafbaar is gesteld, wordt vermeld. Als in een bepaald wetsartikel dus
Voorbeeld 1
Geert heeft een nieuwe drug op basis van boomschors ontdekt. Geert
heeft de Opiumwet goed bestudeerd en gezien dat het gebruik, het bezit
van en de handel in deze drug niet strafbaar is. Hij heeft inmiddels een
levendige handel in de drug opgebouwd. Op een gegeven moment wordt
hij aangehouden en wordt de drug in beslag genomen. Geert zegt dat hij
niet strafbaar is omdat deze drug niet wordt vermeld in de Opiumwet. De
overheid krijgt hier lucht van en maakt snel een wet waarin het gebruik
van en de handel in deze drug wel strafbaar wordt gesteld.
In dit geval is Geert niet strafbaar, want op het moment dat hij het feit
pleegde was dit nog niet strafbaar gesteld in de wet. Daarnaast mag
de gemaakte verandering in de Opiumwet geen terugwerkende kracht
hebben. Dit betekent dat de overheid het gebruik van en de handel in
deze drug wel voor toekomstige gevallen strafbaar mag stellen, maar dat
deze wet niet mag gelden voor feiten die in het verleden zijn gebeurd
(terugwerkende kracht).
Het nationaliteitsbeginsel/personaliteitsbeginsel
nationaliteitsbeginsel/ Het nationaliteitsbeginsel of ook wel het personaliteitsbeginsel bepaalt
personaliteitsbeginsel dat de Nederlandse strafwet geldt voor alle Nederlanders. Iedereen met de
Nederlandse nationaliteit is strafbaar op grond van de Nederlandse wet,
ook als hij een strafbaar feit buiten Nederland begaat. Als een Nederlander
een diefstal in Itali pleegt, kan hij op grond van de Nederlandse strafwet
worden vervolgd op grond van het nationaliteitsbeginsel.
Het territorialiteitsbeginsel
territorialiteitsbeginsel Het territorialiteitsbeginsel bepaalt dat de Nederlandse strafwet geldt voor
iedereen die op Nederlands grondgebied (dit noem je ook wel territorium)
een strafbaar feit pleegt. Dit betekent dat een Duitser in Nederland kan
worden vervolgd op basis van de Nederlandse strafwet als hij hier een
strafbaar feit pleegt.
let op > In art. 3 Sr staat dat strafbare feiten die worden gepleegd aan boord
van een Nederlands schip of vliegtuig ook op grond van de Nederlandse
strafwet kunnen worden vervolgd. <
Het territorialiteitsbeginsel
bepaalt dat de Nederlandse
strafwet geldt voor
iedereen die op Nederlands
grondgebied een strafbaar
feit pleegt.
Het universaliteitsbeginsel
Voor bepaalde zeer ernstige misdrijven, zoals misdaden tegen de
menselijkheid, volkerenmoord, genocide of terrorisme geldt de Nederlandse
strafwet altijd. In art. 4 Sr worden misdrijven genoemd waarvoor de
Nederlandse strafwet geldt. Het kan dus zijn dat een strafbaar feit niet in
Nederland is gepleegd door iemand met een niet-Nederlandse nationaliteit
waarbij de slachtoffers buitenlanders zijn, maar dat de Nederlandse wet
universaliteitsbeginsel toch van toepassing is. Hiervoor geldt het universaliteitsbeginsel.
Deze beginselen geven aan wanneer de Nederlandse wet geldt. Het kan best
zijn dat de Nederlandse strafwet geldt, maar dat de verdachte in een ander
land wordt vervolgd omdat ook de wet van dat andere land geldt. Dat hangt
bijvoorbeeld af van uitleveringsverdragen.
Voorbeeld 2
Christien wordt in Mexico aangehouden voor handel in drugs. Omdat
Christien een Nederlandse is, geldt de Nederlandse wet op grond van
het nationaliteitsbeginsel. Echter, de Mexicaanse wet geldt ook. Het is
dus de vraag of Christien op basis van de Nederlandse wet kan worden
vervolgd. Dit hangt af van de vraag of Mexico Christien aan Nederland
wil uitleveren. Als Mexico dat niet wil, kan het goed mogelijk zijn dat
Christien in Mexico wordt vervolgd en bestraft en dus niet in Nederland.
Ze zal haar straf dan in Mexico moeten uitzitten.
wetsartikelen
Belangrijke wetsartikelen bij deze paragraaf
Art. 1 Sr Legaliteitsbeginsel
Art. 2 Sr Territorialiteitsbeginsel
Art. 3 Sr Territorialiteitsbeginsel geldt ook aan boord
van een Nederlands vliegtuig of vaartuig
Art. 4 Sr Universaliteitsbeginsel
Art. 7 Sr Personaliteitsbeginsel/Nationaliteitsbeginsel
werken in de praktijk
Soms is een verdachte toch strafbaar, ook al heeft hij niet alle bestanddelen
van de delictsomschrijving vervuld. Dit is bijvoorbeeld het geval als een
verdachte probeert een strafbaar feit te plegen, maar het lukt hem niet om
het delict af te maken omdat hij betrapt wordt. In dat geval kan er sprake zijn
strafbarepoging van een strafbare poging. Poging is dus proberen om een misdrijf te plegen,
maar er op de een of andere manier niet in slagen het misdrijf af te maken.
let op > Poging tot het plegen van een overtreding is niet strafbaar. Het
is alleen strafbaar als het gaat om een poging tot een misdrijf. Als je dus
probeert een terrein te betreden dat verboden is voor onbevoegden (art. 461
Sr), dan ben je niet strafbaar. Je bent in dat geval alleen strafbaar als je het
strafbare feit werkelijk pleegt. Het proberen dit strafbare feit te plegen is dus
niet strafbaar. <
let op > Op de regel dat poging tot een misdrijf strafbaar is, is een
uitzondering. De poging tot het plegen van het misdrijf (eenvoudige)
mishandeling (art. 300 lid 1 Sr) is niet strafbaar. Poging tot zware
mishandeling daarentegen is wel strafbaar. <
Voordat een poging tot het plegen van een misdrijf strafbaar is, moet
voldaan zijn aan twee voorwaarden (bestanddelen).
het voornemen om het 1 De verdachte moet het voornemen hebben om het misdrijf te plegen. Dit
misdrijf te plegen betekent dat de verdachte de wil/de opzet moet hebben om een misdrijf te
plegen.
Dit is bijvoorbeeld het geval als een verdachte op een politieagent inrijdt
om te ontkomen aan een verkeerscontrole. Doordat de agent opzij springt,
voorkomt hij dat hij wordt aangereden. Er is in dat geval wel sprake van
een poging tot doodslag. De handeling van de verdachte is in dat geval
misschien niet gericht op de dood van de agent, hij wil alleen maar aan
de politie ontsnappen, maar met het inrijden op een agent aanvaardt
de verdachte wel bewust de aanmerkelijke kans dat de agent komt te
overlijden.
In dit geval heeft de verdachte dus het voornemen (de wil/opzet) om
het misdrijf te plegen. Daarmee is aan de eerste voorwaarde van poging
voldaan, namelijk het voornemen om een misdrijf te plegen.
tip > Lees nog eens paragraaf 4.2 over het bestanddeel opzet. <
Volkan uit Werken in de praktijk aan het begin van het hoofdstuk was de
bank al binnengelopen en mede daarom al begonnen met de overval. Ook
was het heel duidelijk voor buitenstaanders dat hij een overval wilde plegen,
hij is immers door hen overmeesterd.
Voorbeeld 3
Arjan heeft ruzie met zijn zus. Hij is zo boos dat hij haar wil vergiftigen
en haar zodoende dus wil vermoorden. Hij doet daarom paddenstoelen
in haar thee, want hij denkt dat die giftig zijn. Hiermee heeft hij de opzet
om zijn zus te vermoorden en is hij begonnen met de uitvoering van het
misdrijf. Echter, de paddenstoelen blijken helemaal niet giftig te zijn.
Hierdoor zal de poging om zijn zus te vermoorden nooit kunnen slagen.
Arjan is nu niet strafbaar, omdat er sprake is van een poging die nooit zou
kunnen slagen. Er is sprake van een ondeugdelijke poging.
Van een ondeugdelijke poging is sprake als het onmogelijk is om het gewilde
misdrijf te plegen. Dit is ook het geval als iemand met een pistool schiet op
iemand die al dood is.
Vrijwillige terugtred
Als een verdachte zijn poging stopt omdat hij dat zelf wil, is hij niet strafbaar.
vrijwillige terugtred Dit noem je vrijwillige terugtred. Dit is het geval als een huurmoordenaar
die iemand wil vermoorden zich bedenkt op het moment dat hij wil gaan
schieten, omdat het slachtoffer hand in hand loopt met zijn kindje. Van
vrijwillige terugtred is geen sprake als de huurmoordenaar zijn poging tot
moord zou staken omdat hij wordt afgeschrikt door politiesirenes. Hij stopt
dan immers niet uit zichzelf, maar hij stopt omdat hij de sirenes hoort.
Als je een poging doet om een misdrijf te plegen, kun je daarvoor twee derde
krijgen van de straf die staat op de voltooiing van het misdrijf. Op het plegen
van doodslag staat een maximale gevangenisstraf van vijftien jaar. Dit
betekent dat je voor een poging tot doodslag een maximale straf van twee
derde hiervan kan krijgen, dus maximaal tien jaar gevangenisstraf.
Voorbereiding
voorbereiding Niet alleen de poging tot een misdrijf kan strafbaar zijn, maar ook de
voorbereiding van misdrijven is strafbaar.
let op > Hier geldt net als bij poging dat de voorbereiding van overtreding
geen strafbaar feit oplevert. <
is bijvoorbeeld het geval als een verdachte wordt aangehouden, terwijl hij
een bom maakt waarmee hij een aanslag wil plegen. Hij heeft dan allerlei
zaken, zoals springstof en een ontstekingsmechanisme voorhanden die de
bedoeling hebben om een misdrijf te plegen. Omdat hij de bom in elkaar zet
en dus nog niet is begonnen met de uitvoering van het misdrijf is hij (nog)
niet strafbaar voor poging (art. 45 Sr), maar is hij wel strafbaar op grond van
voorbereiding.
Voorbereiding is alleen strafbaar als het om een relatief zwaar misdrijf gaat.
De voorbereiding is alleen strafbaar als een misdrijf wordt voorbereid,
waarop bij de voltooiing ervan minimaal een gevangenisstraf van acht
jaar of meer staat. Het voorbereiden van oplichting (art. 326 Sr) is dus niet
strafbaar, want op dit misdrijf staat slechts een maximale gevangenisstraf
van vier jaar.
let op > Bij voorbereiding kan een verdachte de helft krijgen van de
gevangenisstraf die staat op de voltooiing van het misdrijf. Op diefstal
met geweld staat een maximale gevangenisstraf van negen jaar. Als een
verdachte dit misdrijf dus voorbereidt, dan kan hij daarvoor een maximale
gevangenisstraf van de helft daarvan krijgen (4,5 jaar). <
wetsartikelen
Belangrijke wetsartikelen bij deze paragraaf
5.3 Deelnemingsvormen
werken in de praktijk
Medeplegen of medeplichtigheid??
Betul loopt stage bij een advocatenkantoor. Op een
dag wordt ze gebeld door Ramon. Hij wil graag met
de advocaat spreken, want hij heeft een dagvaarding
ontvangen waarin staat dat hij wordt beschuldigd van
het medeplegen van een bankoverval. Ramon vindt de
beschuldiging onterecht want hij heeft de werkelijke
daders slechts met een bestelbus naar de bank gebracht
en is vervolgens weer vertrokken. Hij heeft dus niets
strafbaars gedaan. Betul hoort het verhaal aan en
verbindt Ramon door met de advocaat. Omdat Betul
benieuwd is wat medeplegen inhoudt, pakt ze haar
wettenbundel om op te zoeken in welk wetsartikel
medeplegen en medeplichtigheid strafbaar zijn gesteld.
Zoals je in de vorige paragraaf hebt gezien, kan een verdachte toch strafbaar
zijn als hij niet alle bestanddelen van de delictsomschrijving heeft vervuld.
Dit is het geval als een verdachte probeert een misdrijf te plegen of als hij
een misdrijf voorbereidt. Een andere situatie waarbij het mogelijk is dat een
verdachte niet zelf alle bestanddelen van een delictsomschrijving vervult,
maar toch strafbaar is, is als meer verdachten samen een strafbaar feit
plegen. De situaties waarbij verschillende daders een strafbaar feit plegen
deelnemingsvormen noem je deelnemingsvormen en kun je vinden in art. 47 en 48 Sr. Er zijn
vier deelnemingsvormen: medeplegen, medeplichtigheid, doen plegen
en uitlokken. Omdat de verschillen tussen deze deelnemingsvormen in de
wet nauwelijks worden uitgelegd, zul je voor de uitleg van de betreffende
deelnemingsvorm ook naar de jurisprudentie moeten kijken.
Medeplegen
medeplegen Van medeplegen is sprake als meer daders een strafbaar feit plegen en
daarbij een gelijkwaardige rol vervullen. Om strafbaar te zijn als medepleger
geldt dat er sprake moet zijn van een bewuste en nauwe samenwerking
tussen verschillende daders. Dit was bijvoorbeeld het geval bij het
Wormerveerse-brandstichtingarrest. Hierbij werden twee daders verdacht
van het medeplegen van brandstichting van een schuur. De situatie was
als volgt: Een dader hield een ladder vast waarmee de andere dader in de
schuur klom waar hij een bosje stro in brand stak. In deze situatie werd
ook de verdachte die de ladder vasthield veroordeeld voor het medeplegen
van brandstichting, want er was sprake van een bewuste en nauwe
samenwerking tussen de twee daders. Daarnaast was het min of meer
toevallig dat de een de ladder vasthield en de ander de brand aanstak. De
rolverdeling had net zo goed andersom kunnen zijn, aldus de Hoge Raad.
Doordat beide daders werden aangemerkt als medeplegers konden beiden
worden gestraft alsof ze de brandstichting zelf hadden gepleegd. In deze
situatie kun je goed zien dat je strafbaar kunt zijn, ook al vervul je niet zelf
alle bestanddelen van de delictsomschrijving.
Medeplichtigheid
Een minder ernstige vorm van samen een misdrijf plegen is
medeplichtigheid medeplichtigheid. Bij medeplichtigheid heeft de medeplichtige een
aanzienlijk kleinere rol dan de medepleger. De verschillende daders zijn
niet gelijkwaardig. Je hebt als het ware een hoofddader en een hulpje. Een
medeplichtige wordt ook minder zwaar gestraft, want hij kan maximaal twee
derde van de straf krijgen waartoe de hoofddader kan worden veroordeeld.
Je bent medeplichtig als je opzettelijk behulpzaam bent bij het plegen van
een misdrijf of als je opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen
verschaft tot het plegen van het misdrijf.
Je bent bijvoorbeeld medeplichtige als je op de uitkijk staat bij een overval of
als je bewust een pistool uitleent zodat iemand een moord kan plegen.
Doen plegen
doen plegen Bij doen plegen is er ook sprake van twee of meer daders. Bij doen plegen
heb je een bedenker en een uitvoerder van een misdrijf. Hierbij is de
bedenker wel strafbaar, maar de uitvoerder niet.
Voorbeeld 4
Meggy en Ivo zijn getrouwd. Ivo doet jaarlijks de belastingaangifte van
hen beiden. Echter, Ivo heeft om belasting te ontduiken de aangifte voor
zowel hem als zijn vrouw opzettelijk onjuist ingevuld. Meggy heeft de
belastingaangifte ondertekend, want ze gaat er natuurlijk niet van uit dat
Ivo de belastingaangifte onjuist heeft ingevuld. In dit geval is Ivo de doen
pleger. Hij is strafbaar voor het onjuist invullen van de belastingaangifte
en niet zijn vrouw. Meggy kon namelijk niet weten dat ze eigenlijk
een strafbaar feit pleegde door de belastingaangifte te ondertekenen.
Haar treft dus geen schuld. Ze kan in dat geval een beroep doen op
afwezigheid van alle schuld (avas). In dit geval is dus de bedenker, Ivo,
wel strafbaar, terwijl de uitvoerder Meggy (zij ondertekent en dient de
belastingaangifte in) niet strafbaar is.
Uitlokking
Iemand die door giften of door bedreiging een ander ertoe wil aanzetten een
uitlokking strafbaar feit te plegen noem je een uitlokker. Bij uitlokking heb je ook meer
daders. Je hebt de uitlokker en de uitvoerder van het strafbare feit. Naast de
uitvoerder wordt de uitlokker ook gestraft alsof hij het strafbare feit zelf zou
hebben gepleegd.
Voorbeeld 5
Theo biedt Mark 10.000 om een
schilderij te stelen uit het Rijksmuseum.
Mark, die krap bij kas zit, heeft daar wel
oren naar en steelt het schilderij. In dit
geval is de uitvoerder Mark strafbaar als
dader van de diefstal, maar kan ook Theo,
de uitlokker, als dader van de diefstal
worden gestraft. Hij kan hier dus net als
Mark maximaal vier jaar gevangenisstraf
voor krijgen (zie art. 310 Sr).
Ook als Mark uit voorbeeld 5 de diefstal niet uitvoert omdat hij zich op het
laatste moment bedenkt, is Theo strafbaar voor poging tot uitlokking van
de diefstal. Hij kan dan een maximale gevangenisstraf van twee derde van
wat op diefstal staat krijgen, want bij poging wordt het strafmaximum met
een derde verminderd. Hij kan dan dus maximaal 2,67 jaar gevangenisstraf
krijgen voor de poging tot uitlokking.
wetsartikelen
Belangrijke wetsartikelen bij deze paragraaf
werken in de praktijk
Vervroegde invrijheidsstelling
Sarah moet op school een bedrijfspresentatie over
haar stage bij de rechtbank geven. Ze loopt stage bij de
afdeling Meervoudige kamer en komt op haar stage vaak
vonnissen tegen waarin staat dat een verdachte een
gevangenisstraf heeft gekregen. Ze wil daarom tijdens
haar presentatie uitleg geven over de gevangenisstraf.
Terwijl ze dit voorbereidt, komt Sarah erachter dat een
verdachte slechts twee derde van zijn straf hoeft uit te
zitten en het laatste deel van zijn straf in vrijheid wordt
gesteld. Ze vindt het vreemd dat een verdachte die is
veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar slechts
zes jaar in de gevangenis hoeft te zitten. Ze vraagt daarom
haar stagebegeleider hoe dit zit en of het altijd zo is dat
een verdachte vervroegd in vrijheid kan worden gesteld.
twee keer nadenkt als hij opnieuw overweegt om iets te stelen. Dit noem je
speciale preventie speciale preventie omdat het alleen deze dader moet afschrikken.
generale preventie Generale preventie betekent dat de straf niet alleen tot doel heeft de dader
af te schrikken, maar de straf moet ook een signaal geven aan de gehele
samenleving. Ook anderen mogen zich niet laten verleiden om een strafbaar
feit te plegen.
Voorbeeld 6
Een voetbalsupporter krijgt een geldboete van 5.000 voor het vernielen
van een fontein. Deze boete moet ook andere supporters afschrikken
zaken te vernielen. Dit noem je generale preventie, want de straf schrikt
niet alleen de dader af, maar ook anderen.
resocialisatie Als laatste kunnen straffen resocialisatie tot doel hebben. Van resocialisatie
is sprake als de straf het doel heeft om de veroordeelde op een goede manier
te laten terugkeren in de samenleving. Dit is bijvoorbeeld het geval als een
veroordeelde in de gevangenis een opleiding volgt, waardoor hij na afloop
van zijn straf weer in de samenleving kan meedraaien en zijn geld niet meer
hoeft te verdienen door het plegen van strafbare feiten.
Naast straffen kan een rechter ook maatregelen opleggen. Deze zijn vooral
gericht op rechtsherstel en op het beveiligen van de samenleving. Zo
kan een verdachte worden veroordeeld om schadevergoeding aan het
slachtoffer te betalen. Hiermee wordt de schade hersteld die veroorzaakt is
door het strafbare feit (rechtsherstel).
Daarnaast kan de rechter een verdachte met een psychische stoornis
verplichten tot het ondergaan van een psychiatrische behandeling. Dit
moet de samenleving beveiligen en beschermen. Denk bijvoorbeeld aan
een veroordeelde serieverkrachter die lijdt aan een psychische stoornis.
Het is niet veilig om deze dader na het uitzitten van zijn straf zonder
psychiatrische behandeling terug te laten keren in de samenleving.
De straffen
hoofdstraffen De hoofdstraffen staan in art. 9 Sr genoemd. De hoofdstraffen zijn
gevangenisstraf, hechtenis, taakstraf en geldboete.
Voorbeeld 7
Jetro is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar. Dit betekent dat
hij zes jaar moet uitzitten en dat hij na die zes jaar voorwaardelijk in vrijheid
wordt gesteld. Hij moet zich tijdens de drie jaar die hij eigenlijk nog had
moeten uitzitten goed gedragen en niet opnieuw strafbare feiten plegen en
dan is hij van zijn straf verlost. Pleegt Jetro tijdens deze proeftijd van drie
jaar wel nieuwe strafbare feiten, dan kan de officier van justitie vorderen dat
hij het resterende deel van zijn straf alsnog in de gevangenis uitzit.
Als een gevangenisstraf wordt opgelegd, wordt altijd het voorarrest van
de straf afgetrokken. Het voorarrest is de periode dat de verdachte in
afwachting van de zitting heeft vastgezeten.
hechtenis Hechtenis is een soort van gevangenisstraf die opgelegd kan worden
voor overtredingen, maar deze straf wordt in de praktijk zelden opgelegd.
Hechtenis wordt uitgezeten in het huis van bewaring.
Ten slotte kan een rechter ook een geldboete aan een verdachte opleggen.
De hoogte van de geldboetes staat vermeld in art. 23 Sr.
Bij het bepalen of de rechter een geldboete of een taakstraf zal opleggen,
zal de rechter kijken wat in de situatie passend is. Bij het bepalen van de
hoogte van een geldboete en de afweging om in plaats daarvan een taakstraf
op te leggen, zal de rechter natuurlijk rekening houden met de financile
draagkracht van de verdachte. Heeft de verdachte berhaupt wel geld om de
boete te kunnen betalen? Als het antwoord op de vraag nee is, heeft het geen
zin om een hoge boete op te leggen. In dat geval kan de rechter beter een
taakstraf opleggen.
vervangende hechtenis Vaak wordt ook vervangende hechtenis opgelegd bij een geldboete of
taakstraf. Dit betekent dat een verdachte in plaats van een taakstraf of
boete een bepaalde periode in hechtenis (in de gevangenis) zal moeten
doorbrengen, als hij zijn taakstraf niet (goed) uitvoert of zijn boete niet
betaalt, zodat de verdachte zijn straf niet zal ontlopen.
bijkomende straf Naast deze vier hoofdstraffen kan een verdachte ook een bijkomende
straf krijgen. Zo kan de rechter bepalen dat in beslag genomen
goederen niet meer worden teruggegeven aan de verdachte. Dit noem je
verbeurdverklaring verbeurdverklaring. Zo kan een veroordeelde voor het in bezit hebben van
kinderporno naast zijn straf ook zijn computer worden afgenomen. De
computer wordt dan overgedragen aan het Openbaar Ministerie.
uit het ambt zetten verdachte Daarnaast kan een verdachte uit zijn ambt worden gezet. Dit kan
bijvoorbeeld betekenen dat een advocaat die strafbare feiten heeft gepleegd
naast zijn hoofdstraf zijn beroep nooit meer mag uitoefenen.
De maatregelen
maatregelen Voor het opleggen van maatregelen hoeft een verdachte niet per se
veroordeeld te zijn, zoals bij het opleggen van een straf. Zo kan een rechter
bepalen dat een verdachte van cocanehandel, ondanks dat hij wordt
vrijgesproken, toch de cocane bij het Openbaar Ministerie moet inleveren.
Daarnaast kan een verdachte die niet wordt veroordeeld (ontslag van
alle rechtsvervolging) omdat hij ontoerekeningsvatbaar is, de maatregel
terbeschikkingstelling (TBS) opgelegd krijgen.
De rechter kan een aantal verschillende maatregelen opleggen, zoals
onttrekking aan het verkeer, ontneming, schadevergoeding, plaatsing
in een psychiatrisch ziekenhuis, TBS en plaatsing in een inrichting voor
stelselmatige daders en vrijheidsbeperking.
Het is mogelijk dat een rechter tegelijkertijd zowel een straf als een
maatregel oplegt. Zo kan een verdachte worden veroordeeld tot een
gevangenisstraf en daarnaast de schadevergoedingsmaatregel krijgen
opgelegd. Dat betekent dat hij behalve het uitzitten van zijn straf ook nog
schadevergoeding aan het slachtoffer moet betalen.
onttrekking aan het verkeer Onttrekking aan het verkeer betekent dat de verdachte bepaalde goederen
die in beslag zijn genomen niet meer terugkrijgt, zoals een vuurwapen of
drugs. Deze goederen zijn gevaarlijk voor de samenleving en kunnen dus
onttrokken worden aan het verkeer. De verdachte krijgt deze goederen dan
niet meer terug.
ontneming Ontneming betekent dat de verdachte de winst die hij heeft gemaakt met
het strafbare feit moet betalen aan het Openbaar Ministerie. Hiermee moet
worden voorkomen dat misdaad toch loont.
Voorbeeld 8
Sam is veroordeeld voor het telen van
wiet op zijn zolderkamer. Hij had een
flinke hoeveelheid planten waarbij
hij verschillende keren heeft kunnen
oogsten. De rechter berekent hoeveel
winst Sam, in de periode dat hij de wiet
teelde, heeft gemaakt. Dit bedrag moet hij
dan betalen aan het Openbaar Ministerie.
Hiermee wordt de winst die Sam heeft
gemaakt met het strafbare feit van hem
afgepakt (ontnomen).
De rechter kan een verdachte naast zijn straf ook verplichten de schade te
schadevergoedingsmaatregel vergoeden aan het slachtoffer. Dit is voor het slachtoffer makkelijk want
TBS kan steeds voor twee jaar door de rechter worden opgelegd. Deze
termijn kan worden verlengd tot maximaal vier jaar, maar kan voor
veroordeelden voor een zedendelict onbeperkt worden verlengd waardoor
de TBS-maatregel zelfs levenslang kan duren.
Of een verdachte in aanmerking komt voor TBS wordt bepaald door de
rechter. De rechter zal hierbij afgaan op rapporten van deskundigen, zoals
psychologen en psychiaters. Het Pieter Baan Centrum in Utrecht is een
instelling waarbij psychologen en psychiaters verdachten onderzoeken en
vaststellen of een verdachte lijdt aan een psychische stoornis waarvoor hij
behandeld moet worden.
In een gesloten TBS-kliniek wordt een betrokkene als patint gezien en kan
hij de kliniek pas verlaten op het moment dat hij van zijn geestelijke ziekte is
genezen. Als de betrokkene dus niet mee wil werken aan zijn behandeling of
zon ernstige psychische stoornis heeft dat hij daar niet van kan genezen, zal
de patint de kliniek niet kunnen verlaten.
Tegen het einde van een TBS-behandeling gaat een verdachte eerst op
verlof. Eerst onder begeleiding en als dat goed gaat zonder begeleiding,
zodat de verdachte eerst kan wennen aan de samenleving. Het zou namelijk
onverstandig zijn om een TBSer in een keer terug te laten keren in de
samenleving.
Als een verdachte zich in een korte periode regelmatig schuldig maakt
aan strafbare feiten, kan een verdachte voor maximaal twee jaar worden
geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders. Voor deze maatregel
komt een verdachte in aanmerking als hij minstens drie keer in de vijf jaar
voorafgaand aan het misdrijf is veroordeeld.
Voorbeeld 9
Max wordt verdacht van een winkeldiefstal. Max is een drugsverslaafde
en pleegt regelmatig strafbare feiten, zoals winkeldiefstallen om aan geld
te komen om in zijn verslavingsbehoefte te voorzien. Max is de laatste
vijf jaar al acht keer veroordeeld voor een winkeldiefstal. De officier
van justitie is het zat en vordert voor de meervoudige kamer van de
rechtbank plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, waar
Max een behandeling voor zijn drugsverslaving zal moeten ondergaan.
Max kan dan dus maximaal twee jaar vast komen te zitten voor de laatste
winkeldiefstal. Dit is een relatief zware sanctie, maar de laatste diefstal
wordt gezien als de druppel die de emmer doet overlopen. Er moet iets
gebeuren, omdat de overlast voor de samenleving te groot is geworden.
vrijheidsbeperkende maatregel Ten slotte kan een rechter een vrijheidsbeperkende maatregel aan een
verdachte opleggen. Voorbeelden hiervan zijn een gebiedsverbod of een
contactverbod. Zo kan een stalker worden verboden dat hij nog contact
zoekt met het slachtoffer en kan aan hem worden verboden dat hij de wijk,
waarin het slachtoffer woont, betreedt.
Voor een overzicht van straffen en maatregelen zie tabel 1.
hoofdstraffen maatregelen
wetsartikelen
Belangrijke wetsartikelen bij deze paragraaf
Samenvatting
5.3 Deelnemingsvormen
Deelnemingsvormen gaan over situaties waarbij meerdere daders een
strafbaar feit hebben gepleegd. Er zijn verschillende situaties waarbij
meer daders betrokken zijn, namelijk medeplegen, medeplichtigheid,
doen plegen en uitlokken.
Van medeplegen is sprake als twee of meer daders een strafbaar feit
plegen en daarbij een gelijkwaardige rol vervullen bij de uitvoering en
voorbereiding van het strafbare feit.
Van medeplichtigheid is sprake als een dader een aanzienlijk minder grote
rol heeft bij de uitvoering van een misdrijf. De medeplichtige wordt dan
ook minder zwaar gestraft dan de hoofddader.
Bij doen plegen is sprake van een situatie waarbij een dader iemand een
strafbaar feit laat plegen zonder dat diegene weet dat hij een strafbaar feit
pleegt. Bij doen plegen wordt daarom de doen pleger als dader gestraft
en wordt de uitvoerder, die van niks weet, niet gestraft omdat hem niet
verweten kan worden dat hij het strafbare feit pleegde.
Uitlokking houdt in dat iemand een ander opzettelijk ertoe aanzet een
strafbaar feit te plegen door middel van bijvoorbeeld een gift. Zowel de
uitlokker als de uitvoerder van het strafbare feit kunnen dan als dader van
het strafbare feit worden gestraft.
Kernbegrippen
Generale preventie Straf die tot doel heeft niet alleen de dader maar de gehele
samenleving af te schrikken om te voorkomen dat strafbare
feiten worden gepleegd.
Ondeugdelijke poging Een poging die nooit kan slagen omdat de poging zo
gebrekkig is dat het beoogde misdrijf nooit zal kunnen slagen.
Ontneming Dit betekent dat de verdachte de winst die hij heeft gemaakt
met het strafbare feit moet betalen aan het Openbaar
Ministerie. Hiermee moet worden voorkomen dat misdaad
toch loont.
Onttrekking aan het verkeer Dit betekent dat de verdachte bepaalde goederen die
in beslag zijn genomen, niet meer terugkrijgt, zoals een
vuurwapen of drugs.
Plaatsing in een inrichting Maatregel waarbij een verdachte die zich in een korte
voorstelselmatige daders periode regelmatig schuldig heeft gemaakt aan strafbare
feiten voor een periode van maximaal twee jaar kan worden
geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders.
Resocialisatie Strafdoel dat erop is gericht dat een dader na zijn straf weer
op een goede manier kan terugkeren in de samenleving.
Speciale preventie Het voorkomen dat de dader van een strafbaar feit opnieuw
een strafbaar feit pleegt (recidiveert) door hem door middel
van een straf voor het door hem gepleegde strafbare feit af te
schrikken.
Straf Sanctie die door de rechter kan worden opgelegd als iemand
een strafbaar feit heeft gepleegd. Er zijn hoofdstraffen en
bijkomende straffen. De hoofdstraffen zijn gevangenisstraf,
hechtenis, taakstraf en geldboete. De bijkomende straffen
zijn ontzetting uit het ambt en verbeurdverklaring.
Strafbare poging Het opzettelijk proberen een strafbaar feit te plegen. Van een
strafbare poging is sprake als het voornemen tot het plegen
van het misdrijf door een begin van de uitvoering wordt
geopenbaard.
TBS met voorwaarden Een lichtere maatregel dan TBS met dwangverpleging
waarbij de betrokkene zich bijvoorbeeld verplicht moet
laten opnemen in een kliniek of zich moet laten behandelen
door een bepaalde arts, of dat de betrokkene door een arts
voorgeschreven geneesmiddelen moet nemen.
Vrijwillige terugtred Het vereiste voor een strafbare poging dat bepaalt dat een
verdachte niet gestraft kan worden voor poging tot een
misdrijf als hij zijn poging uit zichzelf stopt.
6 Formeel strafrecht
6.1 Verdachte
werken in de praktijk
Mee op piketdienst
Vandaag is het een spannende dag voor Ryan. Hij de recherche verhoord en vervolgens voorgeleid
loopt stage bij een advocatenkantoor en mag met aan de hulpofficier van justitie die direct bepaalt
de advocaat mee op piketdienst. Dat betekent dat dat de verdachte in verzekering wordt gesteld. De
de advocaat vandaag bereikbaar moet zijn en naar verdachte moet in afwachting van de rechtszaak
het politiebureau moet komen als een verdachte is nu nog minimaal drie dagen vastzitten. De
aangehouden, zodat de advocaat de verdachte kan verdachte heeft aan de advocaat toestemming
bijstaan bij het politieverhoor. Het duurt niet lang gegeven dat Ryan ook bij de verhoren aanwezig
voordat het eerste telefoontje binnenkomt. Ryan is. De zaak is eigenlijk best duidelijk, want de
neemt op en hoort van de politie dat een bekende verdachte is op heterdaad betrapt en heeft bekend
clint van de advocaat voor de zoveelste keer is dat hij het strafbare feit heeft begaan. Als de
aangehouden vanwege het verkopen en bezitten verhoren zijn afgesloten en de verdachte weer
van harddrugs. in zijn cel zit, keren Ryan en de advocaat terug
Op het politiebureau aangekomen wordt de naar het kantoor in afwachting van het volgende
verdachte in bijzijn van Ryan en de advocaat door telefoontje.
6.1 Verdachte
werken in de praktijk
Zwijgrecht
Patrick loopt stage op een advocatenkantoor. justitie. De hulpofficier van justitie heeft bepaald
Patrick is daar verantwoordelijk voor het dat hij voorlopig wordt vastgehouden op het
opnemenvan de telefoon. Hij krijgt Umar aan de politiebureau voor verhoor. Patrick schat in dat
telefoon. Umar belt vanaf het politiebureau, omdat het belangrijk is dat hij Umar direct doorverbindt
hij door de politie is aangehouden in zijn woning met de advocaat. De advocaat zegt dat hij naar het
op verdenking van een fietsendiefstal. Umar is politiebureau komt om Umar bij te staan tijdens het
vervolgens meegenomen naar het politiebureau politieverhoor en adviseert zijn clint totdat hij er is
waar hij is voorgeleid voor de hulpofficier van gebruik te maken van zijn zwijgrecht.
In het vorige hoofdstuk heb je gezien wat strafbaar is. Maar wat gebeurt
er nu als je een strafbaar feit pleegt? Hoe verloopt de procedure? Welke
rechten heeft een verdachte van een strafbaar feit? Van welke bevoegdheden
en dwangmiddelen kunnen politie en justitie gebruikmaken tijdens
het opsporingsonderzoek? Hoe verloopt vervolgens een terechtzitting?
En wanneer kun je in hoger beroep gaan tegen een beslissing van een
rechter? Al deze vragen zijn onderdeel van het formeel strafrecht. Het
formeelstrafrecht formeel strafrecht is te vinden in het Wetboek van Strafvordering (Sv) en
beschrijft het verloop van een gerechtelijke procedure in het strafrecht. De
strafrechtelijke procedure begint al bij een aangifte en loopt totdat de straf
officiervanjustitie die de verdachte heeft gekregen ten uitvoer is gelegd door de officier van
justitie (openbaar aanklager).
Verdachte
Een strafrechtelijke procedure begint bijna altijd met een aangifte, maar
kan ook beginnen als een politieambtenaar iemand op heterdaad betrapt
als hij een strafbaar feit pleegt. Daarbij komt meestal een persoon in beeld
van wie politie en justitie het vermoeden hebben dat hij een strafbaar feit
verdachte heeft gepleegd. Deze persoon noem je een verdachte. Het is belangrijk om
te weten of een persoon als verdachte kan worden aangemerkt, want alleen
tegen een verdachte mag de politie bepaalde dwangmiddelen uitoefenen,
zoals aanhouden. Als een persoon niet als verdachte kan worden
aangemerkt, mag hij dus niet worden aangehouden en mag de politie ook
geen gebruik maken van andere dwangmiddelen als fouilleren (onderzoek
aan iemands kleding). Daarnaast is het belangrijk om iemand als verdachte
te kunnen aanmerken omdat een verdachte bepaalde rechten heeft, zoals
het zwijgrecht en het recht op een advocaat.
Het begrip verdachte is uitgewerkt in art. 27 Sv. Hierin staat dat een
verdachte iemand is ten aanzien van wie uit feiten en omstandigheden
een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit.
Maar wat betekent dit nu precies? Deze definitie kun je onderverdelen in
bestanddelen, namelijk:
Er moeten feiten en omstandigheden zijn.
Er moet uit die feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van
schuld aan enig strafbaar feit voorvloeien.
Hoe je de definitie van het begrip verdachte moet toepassen heeft de Hoge
Hollende-kleurlingarrest Raad uitgelegd in het Hollende-kleurlingarrest. In deze zaak werd een man
aangehouden en gefouilleerd omdat hij volgens de politie aangemerkt kon
worden als verdachte.
De situatie was als volgt: twee agenten zagen in het centrum van
Amsterdam een man aan komen rennen uit de richting van een caf
dat bekendstond als ontmoetingsplaats voor drugshandelaren. De man
hield daarbij zijn hand stevig in zijn jaszak. De agenten dachten dat de
man daarmee wilde voorkomen dat er drugs uit zijn zak zouden vallen.
De agenten hielden de man aan en fouilleerden hem. Het gevoel van de
agenten werd bevestigd. De rennende man had drugs bij zich. Toen deze
zaak voor het gerechtshof diende, voerde de advocaat aan dat deze man ten
onrechte was aangehouden, omdat op het moment dat de man rende hij
niet als verdachte kon worden aangemerkt. Het bewijs (de gevonden drugs)
was daardoor ten onrechte als bewijs verkregen en de verdachte moest
daarom worden vrijgesproken. Immers, als de man niet ten onrechte was
aangehouden, waren de drugs nooit gevonden en zou hij hiervoor dus niet
gestraft worden.
De rechter gaf de advocaat hierin gelijk, omdat hij vond dat er te weinig
feiten en omstandigheden waren waaruit de politieagenten konden
vermoeden dat de rennende man een strafbaar feit had gepleegd. De rechter
zei dat het feit dat iemand uit de richting van een caf rent, dat bekendstaat
als ontmoetingsplaats voor drugshandelaren en het feit dat hij tijdens het
rennen een hand in de zak houdt onvoldoende is om in redelijkheid te
kunnen vermoeden dat de man zich schuldig had gemaakt aan een strafbaar
feit. Als je deze man wel als verdachte had kunnen aanmerken, zou je bijna
alle rennende mensen in het centrum van Amsterdam kunnen aanhouden
en fouilleren. Dat vond de rechter te ver gaan.
Het oordeel van de rechter zou waarschijnlijk anders luiden als de politie
op basis van een tip op zoek was geweest naar een man die in die buurt in
drugs handelde en deze man voldeed aan het signalement dat de agenten
hadden doorgekregen. Ook dan weten de politieagenten niet zeker dat
deze man zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, maar in dat
geval zijn er wel voldoende feiten en omstandigheden op basis waarvan de
agenten mogen vermoeden dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan
enig strafbaar feit. In dat geval zouden de aanhouding en de fouillering wel
rechtmatig zijn en zouden de gevonden drugs als bewijs mogen meetellen,
wat voldoende bewijs op zou leveren voor een veroordeling van de
verdachte.
Kortom, je mag iemand niet alleen op basis van een bepaald gevoel of
instinct als verdachte aanmerken. Hiervoor zijn voldoende objectieve
feiten en omstandigheden nodig. Het maakt daarbij niet uit of het gevoel of
instinct later blijkt te kloppen en iemand inderdaad een strafbaar feit had
gepleegd.
Ook als agenten iemand op heterdaad hebben betrapt bij het plegen van
een strafbaar feit en zeker weten dat degene die ze hebben aangehouden
het strafbare feit heeft gepleegd, blijf je die persoon verdachte noemen.
Iemand is namelijk onschuldig totdat het tegendeel is bewezen en de
rechter in een vonnis heeft bepaald dat de verdachte schuldig is. Dit noem
onschuldpresumptie jeonschuldpresumptie.
rechten die bij een eerlijk proces horen en daarom aan een verdachte
toekomen, zijn de volgende:
het zwijgrecht
het recht op rechtsbijstand
het recht op inzage in processtukken
het recht op behandeling van de strafzaak binnen een redelijke termijn
het recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter
het recht om op de hoogte te worden gebracht van de beschuldiging
het recht op onschuldpresumptie
het recht op ondervraging van getuigen
zwijgrecht Een verdachte heeft het recht om te zwijgen. Voor elke ondervraging aan
deverdachte moet dit ook aan hem worden medegedeeld. De mededeling
cautie dat de verdachte het recht heeft om te zwijgen noem je de cautie (art.29Sv).
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek hoeft een verdachte dus niet mee
te werken aan zijn eigen veroordeling. Er mag tijdens verhoren geen
excessieve druk op de verdachte worden uitgeoefend om hem te dwingen
een verklaring af te leggen.
recht op rechtsbijstand Daarnaast heeft een verdachte recht op rechtsbijstand. Dit geeft een
verdachte een aantal rechten. Zo mag een verdachte zijn advocaat
(raadsman) zelf kiezen.
Als een verdachte de kosten voor de advocaat niet kan betalen, kan hij aan
de Raad voor de Rechtsbijstand vragen hem een advocaat toe te wijzen. De
verdachte hoeft dan slechts een eigen bijdrage te betalen die is gebaseerd
op de hoogte van zijn inkomen. Hoe lager het inkomen, hoe lager de eigen
bijdrage is. Zo heeft iedereen toegang tot een advocaat, ook mensen die dit
niet kunnen betalen.
Een verdachte heeft ook het recht om zijn processtukken in te zien. Hij kan
dus vragen om inzage in zijn strafdossier. Ook dit recht kan wel worden
beperkt als het onderzoek tegen de verdachte daarbij wordt belemmerd.
redelijke termijn Een verdachte heeft het recht dat zijn strafzaak binnen een redelijke termijn
wordt behandeld. Een onderzoek in een strafzaak tegen een verdachte mag
dus niet onredelijk lang duren. Hoelang een strafproces mag duren is niet
vastgelegd. Of een zaak onredelijk lang duurt, hangt bijvoorbeeld af van
de vraag hoe ingewikkeld een zaak is en of een verdachte het onderzoek
tegenwerkt.
onpartijdige rechter Verder heeft een verdachte recht op een onpartijdige rechter. Dit betekent
dat een rechter niet vooringenomen mag zijn. Een rechter kan bijvoorbeeld
partijdig zijn als hij de verdachte vanuit zijn privleven kent. De verdachte
kan dan vragen om een andere rechter. Het recht om een andere rechter te
wraken verzoeken noem je wraken.
verschonen Een rechter kan zich ook verschonen. Dit betekent dat een rechter zelf
aangeeft dat hij de zaak niet wil behandelen, omdat hij wil voorkomen
dat de schijn van partijdigheid wordt gewekt doordat hij de verdachte
bijvoorbeeld kent.
Voorbeeld 1
In een bekende strafzaak waarbij Geert Wilders ervan verdacht werd
dat hij moslims had beledigd en mensen had aangezet tot haat en
discriminatie, heeft zijn toenmalige advocaat, Bram Moszkowicz, de
rechters die de zaak zouden behandelen met succes gewraakt. Hij had de
rechters onder andere gewraakt, omdat een van de rechters uit eten was
geweest met een van de deskundigen die later zou worden opgeroepen.
De rechter en de deskundige hadden de strafzaak al tijdens het eten
besproken en hiermee was de rechter vooringenomen geworden en niet
meer volledig onpartijdig in de zaak. Hierdoor moesten nieuwe rechters
worden benoemd die de zaak opnieuw zouden gaan behandelen.
Een rechter moet ook onafhankelijk zijn. Dit betekent dat een rechter niet
onafhankelijke rechter moet kunnen worden benvloed door de regering of de minister van justitie.
Vandaar dat rechters voor het leven worden benoemd, niet kunnen worden
ontslagen en hun salaris vastligt in de wet. Zo is het dus niet mogelijk dat
de minister van justitie een rechter ontslaat of salarisvermindering geeft als
de rechter een uitspraak doet die hem niet zint. Hiermee kan een rechter
dus op basis van de wet zelf een afweging maken, zonder dat hij daarbij kan
worden benvloed door de regering of de minister.
Een verdachte heeft er ook recht op dat hij direct bij of direct na de
aanhouding wordt genformeerd over de vraag van welk strafbaar feit hij
beschuldigd wordt.
wetsartikelen
Belangrijke wetsartikelen bij deze paragraaf
> Maak nu in het werkboek de vragen bij deze paragraaf.
werken in de praktijk
Staande houden
Het minst ingrijpende dwangmiddel dat de vrijheid van een verdachte kan
staandehouding beperken is de staandehouding. Staandehouding houdt in dat een verdachte
wordt tegengehouden door de politie met als doel de identiteit van de
verdachte vast te stellen, zodat bijvoorbeeld een bekeuring kan worden
gegeven. De politie mag bij de staandehouding alleen vragen naar de naam,
de geboorteplaats, de geboortedatum en het adres van de verdachte. Als de
agent vragen wil stellen over het strafbare feit waar de persoon van verdacht
wordt, dan zal de verdachte moeten worden aangehouden.
let op > De politie kan als dat voor de uitoefening van zijn taak
noodzakelijk is iemands legitimatiebewijs vorderen. Je bent dan verplicht
om je legitimatie te tonen. Als je niet aan deze vordering voldoet, pleeg je
een overtreding en kun je worden aangehouden en meegenomen worden
naar het bureau waar de politie dan onderzoek kan doen om jouw identiteit
vast te stellen. <
Iemand kan alleen staande gehouden worden als hij verdachte is en alleen
opsporingsambtenaren zijn bevoegd een verdachte staande te houden.
Aanhouden
Als het nodig is dat een verdachte niet alleen naar zijn identiteit moet
worden gevraagd, maar dat er nadere vragen moeten worden gesteld over
het strafbare feit waarvan hij verdacht wordt, kan de verdachte worden
aangehouden. Dit zal meestal niet gebeuren bij verkeersovertredingen.
Daarbij is staande houden voldoende. Maar bij ernstigere strafbare feiten
zoals een diefstal, komt dit wel voor.
aanhouden Aanhouden betekent arresteren zodat een verdachte zo snel mogelijk
naar een plaats voor verhoor (het politiebureau) wordt gebracht. Op het
politiebureau zal de verdachte dan worden voorgeleid aan de hulpofficier
van justitie. De hulpofficier van justitie zal dan controleren of de
aanhouding rechtmatig was. Hij kijkt dan bijvoorbeeld of de persoon die is
aangehouden terecht als verdachte kon worden aangemerkt.
Voorbeeld 2
Mohammed heeft een bijbaan bij een supermarkt. Op een zeker
moment ziet hij dat een man een blikje bier in zijn jaszak stopt en
de supermarkt wil verlaten zonder dat hij het blikje bier afrekent.
Mohammed aarzelt geen moment en gaat de man achterna. Buiten
de supermarkt houdt Mohammed de man tegen en vertelt hem dat hij
is aangehouden op verdenking van het stelen van een blikje bier. De
supermarktmanager belt gauw de politie en de verdachte wordt aan
de politie overgedragen, zodat hij op het politiebureau kan worden
voorgeleid aan de hulpofficier van justitie die de rechtmatigheid van de
aanhouding kan controleren.
Als je als burger iemand aanhoudt, ben je wel verplicht om direct de politie
te waarschuwen. Zowel burgers als politie mogen bij de aanhouding
geweld gebruiken voor zover dit noodzakelijk is. Als geen geweld nodig
is om iemand aan te houden, mag je dus ook geen geweld gebruiken
bij de aanhouding, want dan pleeg je zelf misschien een strafbaar feit,
zoals mishandeling. Mohammed mag de man uit het voorbeeld dus
best vasthouden en als de man zich losrukt en probeert te vluchten mag
Mohammed de verdachte ook op de grond leggen. Echter, hij mag de
verdachte niet slaan als dat niet noodzakelijk is om de verdachte te kunnen
aanhouden.
aanhouding buiten heterdaad Aan de aanhouding buiten heterdaad zijn strengere voorwaarden
verbonden. Zo mag een verdachte alleen buiten heterdaad worden
aangehouden door de officier van justitie. De officier zal de verdachte
natuurlijk niet zelf aanhouden, maar hij zal politieambtenaren het bevel
geven de verdachte namens hem aan te houden. Daarnaast mag een
Voorbeeld 3
De politie is in een onderzoek naar een gewapende overval een van de
overvallers op het spoor gekomen. Het betreft Marco. Marco is herkend
op camerabeelden en er zijn diverse getuigen die bevestigen dat hij
de overval heeft gepleegd. Hij is daarom duidelijk aan te merken als
verdachte. Omdat de overval al heeft plaatsgevonden en er dus geen
sprake meer is van een heterdaadsituatie, vraagt de politie aan de officier
van justitie om een bevel tot aanhouding.
Op diefstal met geweld staat een maximale gevangenisstraf van negen
jaar. Dat is meer dan vier jaar en daarom is voorlopige hechtenis
toegelaten. Vandaar dat aanhouding buiten heterdaad mogelijk is.
dwang- aanhouden
middel staande houden op heterdaad aanhouden buiten heterdaad
Voor- Er is sprake van een Er is sprake van Er is sprake van een verdachte
waarden verdachte een verdachte
Alleen opsporings- Iedereen mag Alleen opsporingsambtenaren met een bevel/
ambtenaren mogen aanhouden op toestemming van de officier van justitie mogen
staande houden heterdaad aanhouden buiten heterdaad
wetsartikelen
werken in de praktijk
Als het voor het onderzoek noodzakelijk is dat een verdachte nog langer
wordt vastgehouden, bijvoorbeeld omdat er angst is voor vluchtgevaar of
als men bang is dat de verdachte bewijs gaat vernietigen zodra hij op vrije
inverzekeringstelling voeten komt, kan de verdachte in verzekering worden gesteld. De verdachte
kan in dat geval op bevel van de (hulp)officier van justitie maximaal drie
dagen in verzekering worden gesteld. Deze termijn kan eenmaal voor nog
eens drie dagen worden verlengd.
let op > Als men een verdachte langer dan drie dagen en 15 uur wil
vasthouden, moet een onafhankelijke en onpartijdige rechter oordelen over
de rechtmatigheid van de vrijheidsberoving van de verdachte. In art. 59a lid
5 Sv is deze taak toebedeeld aan de rechter-commissaris. <
De voorlopige hechtenis
Een verdachte kan ook na inverzekeringstelling worden vastgehouden.
voorlopige hechtenis Dit noem je de voorlopige hechtenis. De voorlopige hechtenis bestaat uit
bewaring (maximaal 14 dagen) en gevangenhouding (maximaal 90 dagen).
De gevangenhouding kan, nadat de termijn van 90 dagen is verstreken,
doorlopen tot maximaal 60 dagen na de einduitspraak. Vaak wordt de
gevangenhouding eerst voor dertig dagen opgelegd en dan steeds verlengd
totdat de maximale termijn van 90 dagen is bereikt.
Totdat de strafzitting begint, kan een verdachte dus behoorlijk lang van zijn
vrijheid worden beroofd, zie tabel 2.
Tabel 2Vrijheidsberoving
dwangmiddel maximale duur
Ophouden voor onderzoek 6 uur + 9 uur = maximaal 15 uur
Inverzekeringstelling 3 dagen + 3 dagen = maximaal 6 dagen
Bewaring Maximaal 14 dagen
Gevangenhouding 30 dagen + 30 dagen + 30 dagen = maximaal 90
dagen
Duur totale vrijheidsberoving tot aan de strafzitting Totaal 110 dagen en 15 uur
Voorbeeld 4
De rechter-commissaris moet beoordelen
of een verdachte van een winkeldiefstal,
die op heterdaad door de politie is
betrapt, in bewaring moet worden
gesteld. Het betreft een verdachte die het
laatste jaar al drie keer is opgepakt voor
hetzelfde vergrijp.
In dit geval zijn er ernstige bezwaren,
want de verdachte is op heterdaad
betrapt. Er is dus een zware verdenking
tegen de verdachte.
Daarnaast is voorlopige hechtenis
toegelaten voor diefstal, omdat hierop
een gevangenisstraf van vier jaar staat.
Er is ook een grond voor voorlopige
hechtenis, want de rechter-commissaris
oordeelt dat er kans is op herhaling van
het strafbare feit. Dit leidt hij af uit het
feit dat deze verdachte zich al vaker aan
winkeldiefstallen heeft schuldig gemaakt.
Ten slotte vermoedt de rechter-commissaris dat de rechter uiteindelijk
een gevangenisstraf van meer dan 14 dagen op zal leggen. Omdat
aan alle eisen voor de voorlopige hechtenis is voldaan, zal de rechter-
commissaris de verdachte 14 dagen in bewaring stellen.
Tabel 3Dwangmiddelen
maximale
dwangmiddel bevel door voorwaarden duur verlening
Ophouden voor Officier van justitie/ Verdenking van een 6 uur + 9 uur 6 uur (alleen ter
onderzoek (art. 61 Hulpofficier van strafbaar feit (art. 27 Sv) = 15 uur identificatie)
Sv) justitie
Inverzekeringstelling Officier van justitie/ Verdenking van een 3 dagen 3 dagen (op
(art. 57-59a Sv) Hulpofficier van strafbaar feit waarvoor vordering van de
justitie voorlopige hechtenis is officier van justitie)
toegelaten (art. 27 Sv jo
art. 67 lid 1 Sv)
Bewaring Rechter-commissaris Ernstige bezwaren, geval 14 dagen Nee
(art. 63-64 Sv) van voorlopige hechtenis,
grond voor voorlopige
hechtenis
Gevangenhouding Raadkamer van de Ernstige bezwaren, geval Meestal 30 Tweemaal, tot
(art.65-66 Sv) rechtbank van voorlopige hechtenis, dagen maximaal 90
grond voor voorlopige dagen (eventueel
hechtenis tot 60 dagen na de
einduitspraak)
Andere dwangmiddelen
Naast de dwangmiddelen tegen de vrijheid van de verdachte zijn er nog
andere dwangmiddelen. Zo mag een verdachte gefouilleerd worden. Dit
onderzoek aan kleding noem je onderzoek aan kleding. Om onderzoek aan de kleding van de
verdachte te mogen uitvoeren, is toestemming van de officier of hulpofficier
van justitie nodig. Daarnaast moeten er ernstige bezwaren (zware
verdenking) zijn tegen de verdachte.
In sommige gevallen is het niet nodig om toestemming van de (hulp)
officier van justitie te verkrijgen om een verdachte te fouilleren. Zo mag
veiligheidsfouillering een politieambtenaar een veiligheidsfouillering toepassen. Hij mag een
verdachte dan fouilleren om te controleren of de verdachte geen wapen
bij zich draagt. Daarnaast mag een politieambtenaar een verdachte ook
fouilleren om de identiteit van de verdachte vast te stellen als de staande
gehouden of aangehouden verdachte weigert zich te legitimeren. In deze
gevallen zijn geen ernstige bezwaren vereist om te mogen fouilleren.
preventief fouilleren Ten slotte bestaat er de mogelijkheid van preventief fouilleren
door de politie. Dit mag alleen als een gebied is aangewezen als
veiligheidsrisicogebied. Zo kan bijvoorbeeld de luchthaven Schiphol
worden aangewezen als veiligheidsrisicogebied. Burgers die zich in dat
gebied bevinden, mogen dan door de politie aan hun kleding worden
onderzocht zonder dat er sprake is van een verdenking.
Voorbeeld 5
Messen
De zoektocht leverde in totaal 97 messen, 6 busjes traangas, een
boksbeugel en een stroomstootwapen (een zogenaamde taser) op.
Alleen bij overtreders mag de identiteit worden gecontroleerd en daarbij
zijn acht gesignaleerde mensen aangehouden. Medewerking aan het
fouilleren en het doorzoeken van bagage is verplicht.
Omstreden
Preventief fouilleren is omstreden, omdat het de privacy van burgers
aantast. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft verboden
het middel breed in te zetten. Daarom mogen dit soort grootschalige acties
alleen worden gehouden op last van de officier van justitie in aangewezen
risicogebieden.
Bij het controleren worden mensen willekeurig gekozen en mag er
niet op uiterlijke kenmerken worden gelet. Medewerking is verplicht.
Reizigers die dat weigeren worden aangehouden en vervolgens voor
insluiting alsnog gefouilleerd.
Tijdens een actie wordt met een team van zon twintig medewerkers
regelmatig tussen locaties binnen veiligheidsgebieden gewisseld.
Controle
Vrijdag werden bij een grootschalige controle 484 reizigers in het
openbaar vervoer gecontroleerd, waarvan er tien een of meerdere
messen op zak bleken te hebben.
Deelnemende agenten stellen zonder uitzondering dat preventief
fouilleren werkt om wapenbezit terug te dringen. Toch zijn de acties niet
populair onder agenten, omdat ze veel stilstaan en er niet op andere
zaken zoals bijvoorbeeld zwartrijden mag worden gelet.
Speciaal veiligheidsteam
Amsterdam zet stevig in op het veiliger maken van het openbaar vervoer
en heeft een Veiligheidsteam Openbaar Vervoer opgericht. Dat is een
samenwerkingsverband van politie en stadswachten. Eerder dit jaar
bleek al uit aan NU.nl verstrekte cijfers dat de inzet heeft geleid tot een
forse daling van het aantal incidenten.
Bron: NU.nl
onderzoek aan het lichaam Naast onderzoek aan kleding spreekt de wet van onderzoek aan het lichaam.
Dit houdt in dat de verdachte zich moet uitkleden en dat mag worden
gekeken of de verdachte iets op zijn lichaam (meestal drugs of wapens) heeft
verstopt. Voor deze bevoegdheid is toestemming van de (hulp)officier van
justitie nodig en geldt dat er ernstige bezwaren tegen de verdachte moeten
onderzoek in het lichaam zijn. Onderzoek in het lichaam, bijvoorbeeld door middel van rntgenfotos,
moet worden verricht door een arts en ook hiervoor zijn toestemming van
de officier van justitie en ernstige bezwaren vereist.
doorzoeken van plaatsen Een ander dwangmiddel is het doorzoeken van plaatsen. Een
opsporingsambtenaar mag ter aanhouding van een verdachte plaatsen
doorzoeken. Er moet dan wel sprake zijn van ontdekking op heterdaad.
Voor een dergelijke doorzoeking is wel een machtiging van de officier
van justitie nodig. Als de machtiging van de officier van justitie niet kan
worden afgewacht, omdat de kans bestaat dat de verdachte dan al gevlucht
is, mag de politie de plaats zonder machtiging betreden. Echter, de
opnemen van Een verdachte kan ook worden afgeluisterd. Zo kan zijn telefoon worden
telecommunicatie afgetapt. Als de politie dat wil doen, is wel een machtiging van de rechter-
commissaris nodig. Daarnaast moet het gaan om een misdrijf waarvoor
voorlopige hechtenis is toegelaten. Tappen mag dus alleen als het om een
relatief zwaar misdrijf gaat.
stelselmatige observatie Verder kan een verdachte stelselmatig worden geobserveerd. Hiervan is
sprake als de politie een verdachte voor langere tijd volgt en observeert
om op die manier bewijs tegen hem te verzamelen. De politie mag een
verdachte alleen stelselmatig observeren als er toestemming van de officier
van justitie is.
Ten slotte kan een verdachte als hij is aangehouden en wordt opgehouden
voor verhoor worden gedwongen om mee te werken aan het afnemen van
vingerafdrukken en kunnen van hem fotos worden gemaakt. Dit mag alleen
bij misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Naast vingerafdrukken kan ook DNA-materiaal bij een verdachte worden
afgenomen. Dit gebeurt op vordering van de officier van justitie of rechter-
commissaris. Voor afname van DNA-materiaal wordt eerst schriftelijk
toestemming aan de verdachte gevraagd. Als een verdachte weigert
toestemming te geven, kan een verdachte worden gedwongen mee te
werken aan een DNA-onderzoek. Gedwongen afname van DNA moet
wel in het belang van het onderzoek zijn en op vordering van de rechter-
commissaris of officier van justitie gebeuren. Dit mag alleen als er ernstige
bezwaren tegen de verdachte zijn en er sprake is van een verdenking van
een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
wetsartikelen
Belangrijke wetsartikelen bij deze paragraaf
werken in de praktijk
De dagvaarding
Esmee loopt stage bij een advocatenkantoor. Het kantoor waar zij stage
loopt, doet veel strafzaken. Esmee moet daarom goed weten hoe een
strafproces verloopt. Een belangrijk onderdeel van de procedure in
het strafrecht is de dagvaarding. Esmee ziet veel strafdossiers voorbij
komen en weet inmiddels hoe een dagvaarding eruitziet. Een van haar
werkzaamheden is ook het controleren van de dagvaarding. Klopt de
tenlastelegging, is de dagvaarding op de juiste manier uitgereikt aan de
verdachte en klopt de zittingsdatum? Daarnaast hoort ze vaak de term
seponeren. Ze weet nog niet wat dat betekent en ze besluit het antwoord
op die vraag aan een van de advocaten te vragen.
Een strafrechtelijk onderzoek begint vaak bij een aangifte. Als de aangifte
binnenkomt, kan er een onderzoek worden gestart om een verdachte van
opsporingsonderzoek een strafbaar feit op te sporen. Dit noem je het opsporingsonderzoek.
Dit onderzoek wordt geleid door de officier van justitie. In dit onderzoek
kunnen allerlei dwangmiddelen worden toegepast. Over de toepassing
van de meeste dwangmiddelen kan de officier van justitie zelf beslissen,
maar soms heeft hij daarvoor toestemming van de rechter-commissaris
rechter-commissaris nodig. De rechter-commissaris is een onafhankelijke en onpartijdige
onderzoeksrechter. Deze rechter houdt toezicht op het opsporingsonderzoek
dat onder leiding van de officier van justitie wordt uitgevoerd.
seponeren Seponeren betekent afzien van verdere vervolging. De officier van justitie
kan bijvoorbeeld afzien van verdere vervolging als het onderzoek te weinig
bewijs tegen de verdachte heeft opgeleverd. Het heeft dan geen zin om de
zaak verder te vervolgen, want de rechter zal de verdachte op basis van het
voorhanden zijnde bewijs nooit kunnen veroordelen. Een sepot bij gebrek
technisch sepot aan bewijs noem je een technisch sepot.
beleidssepot Een ander soort sepot is het beleidssepot. Hiervan is sprake als de zaak niet
ernstig genoeg is om te vervolgen. De officier van justitie geeft dan voorrang
aan andere, in zijn ogen, ernstiger strafbare feiten. Het feit dat de officier van
justitie zelf de keuze mag maken welke zaken hij wel en niet vervolgt, komt
opportuniteitsbeginsel voort uit het opportuniteitsbeginsel.
Als de officier van justitie wel voldoende bewijs heeft en van mening is dat
de verdachte voor de rechter moet worden vervolgd, stuurt hij de verdachte
dagvaarding een dagvaarding. Een dagvaarding is een officieel document waarmee een
verdachte wordt beschuldigd van een strafbaar feit en wordt uitgenodigd
voor het onderzoek ter terechtzitting. Het gedeelte van de dagvaarding
waarin precies staat omschreven waarvan de verdachte wordt beschuldigd,
tenlastelegging noem je de tenlastelegging.
Voorbeeld 6
Maikel wordt aangehouden door de politie omdat hij een zeer kleine
hoeveelheid cocane bij zich heeft. Omdat het voor de eerste keer
is dat hij voor dit vergrijp is gepakt en omdat de hoeveelheid drugs
zo minimaal is, besluit de officier van justitie, ondanks dat er ruim
voldoende bewijs is, af te zien van verdere vervolging. Dit is een
voorbeeld van een beleidssepot. De drugs worden uiteraard wel door de
officier van justitie in beslag genomen.
Figuur 1Strafproces
wetsartikelen
Belangrijke wetsartikelen bij deze paragraaf
werken in de praktijk
kinderrechter Naast deze rechters is er een kinderrechter die strafbare feiten gepleegd
economische rechter door minderjarigen behandelt en een economische rechter die
economische delicten behandelt.
Om te kijken of de rechter
absoluut competent is om
de zaak te behandelen,
moet je weten welke
soorten rechters er zijn.
Als een zaak bij de Hoge Raad ligt, kunnen er twee beslissingen genomen
worden.
De Hoge Raad kan de uitspraak van het hof in stand laten. De uitspraak van
het hof is dan definitief. Er valt nu niets meer aan deze beslissing van de
rechters te doen. Maar de Hoge Raad kan ook oordelen dat het hof het recht
niet goed heeft toegepast. De Hoge Raad zal dan de zaak terugsturen naar
een gerechtshof van een ander gebied (zon gebied noem je ook wel resort)
en aanwijzingen geven hoe het gerechtshof het recht precies moet toepassen
op deze situatie. Vervolgens zal het gerechtshof dan opnieuw uitspraak doen.
De relatieve competentie
Bij de rechtbank van welke plaats je moet zijn, vind je terug in art. 2 Sv.
De rechtbanken en gerechtshoven zijn gelijkelijk bevoegd:
die binnen welk rechtsgebied het feit is begaan.
die binnen welk rechtsgebied de verdachte woont.
die binnen welk rechtsgebied de verdachte zich bevindt.
die binnen welk rechtsgebied de laatst bekende woon- of verblijfplaats
van de verdachte is
Dit betekent dat de officier van justitie dus tussen deze vier plaatsen kan
kiezen als hij de keuze moet maken voor welke rechter hij een verdachte
gaat vervolgen.
Als een rechter oordeelt dat hij niet bevoegd is omdat een andere rechter
absoluut of relatief competent is, dan wijst de rechter de zaak door naar de
rechter die wel bevoegd is om de zaak te behandelen. Ook in dit geval is de
verdachte dus niet van de strafvervolging af.
Als de rechter wel bevoegd is, gaat hij door naar vraag drie: Is de officier van
justitie ontvankelijk?
Bij deze vraag moet de rechter beoordelen of de officier het recht heeft om
de verdachte te vervolgen. Dit is niet het geval als:
De Nederlandse staat op grond van het nationaliteitsbeginsel, het
territorialiteitsbeginsel en het universaliteitsbeginsel geen rechtsmacht
heeft (zie paragraaf 6.1). Het betreffende strafbare feit is dan bijvoorbeeld
in het buitenland gepleegd door iemand die niet de Nederlandse
nationaliteit heeft.
De verdachte jonger dan twaalf jaar is. Een verdachte kan pas vanaf de
leeftijd van twaalf jaar worden vervolgd.
De verdachte is overleden.
Het recht op strafvervolging is verjaard. Art. 70 Sr bepaalt dat een
overtreding na verloop van drie jaar niet meer mag worden vervolgd en
dat het recht van vervolging voor zwaardere misdrijven na verloop van
twintig jaar vervalt.
Een rechter de verdachte al eerder voor hetzelfde feit heeft veroordeeld.
ne bis in idem Dit noem je ook wel ne bis in idem. Je kunt dus maar een keer voor
hetzelfde strafbare feit worden vervolgd.
Sprake is van ernstig vormverzuim. Dit is het geval als de officier
van justitie een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de rechten van de
verdachte. Er is bijvoorbeeld een volkomen onrechtmatige huiszoeking
gedaan of bewijs is op een volstrekt onrechtmatige manier verkregen.
Als de officier van justitie wel ontvankelijk is, kan de rechter doorgaan met
de beantwoording van de volgende vraag: Zijn er redenen voor schorsing
van de vervolging?
Het komt zelden voor dat een rechter deze einduitspraak doet. Van
schorsing van de vervolging is sprake als de vervolging tijdelijk wordt
uitgesteld. Dit is bijvoorbeeld het geval als de verdachte aan een zodanig
ernstige psychische stoornis lijdt dat hij de vervolging niet kan begrijpen.
Als er geen reden is om de vervolging te schorsen, dan wordt de zaak
inhoudelijk behandeld door de materile vragen te beantwoorden.
Bij de eerste materile vraag controleert de rechter of het ten laste gelegde
feit kan worden bewezen. De rechter kijkt dan welke onderdelen uit de
tenlastelegging hij wettig en overtuigend bewezen acht. De rechter moet
daarbij de overtuiging hebben dat de verdachte op basis van het bewijs
tip > Lees nog eens paragraaf 5.2 om te zien wanneer een bepaalde
(bewezen verklaarde) gedraging strafbaar is. <
Voorbeeld 7
Huisarts Maarten loopt over de Kinkerstraat. Opeens ziet hij dat iemand
onwel wordt. Hij herkent de symptomen van suikerziekte. Hij aarzelt
niet en steelt uit een snackbar een blikje cola en helpt daarmee de
onwel geworden persoon. Maarten moet voor de diefstal voor de rechter
verschijnen. De rechter acht de diefstal zoals die in de tenlastelegging is
omschreven bewezen, behalve dan het bestanddeel wederrechtelijkheid,
want de rechter vindt dat Maarten handelde uit overmacht in de zin van
noodtoestand. In dit geval levert de bewezenverklaring geen strafbaar
feit op omdat het bestanddeel wederrechtelijkheid uit de tenlastelegging
is weggevallen. Omdat het bestanddeel wederrechtelijkheid onderdeel
uitmaakt van de delictsomschrijving van diefstal, moet Maarten dus
worden vrijgesproken.
Voorbeeld 8
Ton rijdt na een lange dag werken op de snelweg naar huis. Hij is moe
en let daardoor niet goed op. Hij heeft niet gezien dat de auto die voor
hem rijdt, afremt voor een file. Hij knalt daardoor in volle vaart op zijn
voorligger. In de auto zit een moeder met haar dochter van twee jaar. Ton
wordt vervolgd voor dood door schuld van het tweejarige kindje. Ton is
helemaal kapot van de gebeurtenis. Hij heeft een psychische inzinking
gehad en loopt bij een psycholoog en is daardoor zijn baan verloren. Hij
zit daarnaast diep in de schulden door de schadevergoeding die hij aan
het slachtoffer heeft betaald. Hij heeft op de zitting in tranen zijn excuses
gemaakt aan het slachtoffer en het slachtoffer heeft hem vergeven en
wil ondanks de tragische gebeurtenis eigenlijk niet dat Ton gestraft
wordt. De rechter heeft het strafbare feit wettig en overtuigend bewezen
verklaard, maar zal de verdachte ondanks dat geen straf opleggen omdat
hij vindt dat de verdachte al zwaar genoeg is gestraft. De officier van
justitie is dezelfde mening toegedaan en besluit niet in hoger beroep bij
het gerechtshof te gaan.
Is het bewezen dat het ten laste gelegde Nee, de verdachte wordt
feit door de verdachte is begaan? vrijgesproken.
Ja, ga door naar de volgende vraag.
Levert de bewezenverklaring een Nee, de verdachte wordt
strafbaar feit op? vrijgesproken.
Ja, ga door naar de volgende vraag.
Is de verdachte strafbaar? Nee, de verdachte wordt ontslagen
van alle rechtsvervolging.
Ja, ga door naar de volgende vraag.
Welke straf of maatregel wordt aan Rechter legt een straf of maatregel
deverdachte opgelegd? op.
wetsartikelen
Belangrijke wetsartikelen bij deze paragraaf
Samenvatting
6.1 Verdachte
Het formeel strafrecht beschrijft de procedure in het strafrecht. Onder
de procedure in het strafrecht vallen onder andere de dwangmiddelen
en de rechten van de verdachte. Het formeel strafrecht kun je vinden
in het Wetboek van Strafvordering (Sv). In een strafprocedure speelt de
verdachte een grote rol. Een verdachte is een persoon ten aanzien van
wie uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld
aan enig strafbaar feit voortvloeit. Het begrip verdachte is belangrijk
want een verdachte heeft een aantal belangrijke rechten, zoals het
recht op een eerlijk proces. Daarnaast mogen tegen een verdachte
dwangmiddelen worden toegepast.
6.3 D
wangmiddelen ophouden voor verhoor, inverzekeringstelling en
voorlopige hechtenis
In sommige gevallen is het nodig een verdachte langer vast te
houden. Een verdachte kan bijvoorbeeld door de hulpofficier van
justitie maximaal 15 uur worden opgehouden voor verhoor. De fase
die daarna volgt, is de inverzekeringstelling en kan worden bevolen
door de officier van justitie. De inverzekeringstelling duurt maximaal
drie dagen en kan een keer met drie dagen worden verlengd. Na de
inverzekeringstelling begint de voorlopige hechtenis. De voorlopige
hechtenis begint met de bewaring. Een verdachte kan maximaal 14
dagen in bewaring worden gesteld door de rechter-commissaris.
Kernbegrippen
Aanhouding buiten heterdaad Aanhouding van een verdachte enige tijd nadat het
strafbaar feit is begaan en waarbij de heterdaadsituatie
dusis opgehouden.
Aanhouding op heterdaad Het aanhouden van een verdachte op het moment dat het
strafbare feit begaan wordt of vlak nadat het begaan is.
Absolute competentie Gaat over de vraag welk soort rechter bevoegd is.
Akte van uitreiking Document dat wordt opgemaakt door de postbode dat als
bewijs dient dat de dagvaarding de verdachte heeft bereikt.
Heterdaad Dit betekent dat een strafbaar feit wordt ontdekt op het
moment dat het begaan wordt of vlak nadat het begaan
werd. Een verdachte kan in geval van ontdekking op
heterdaad door een ieder worden aangehouden.
Hoger Beroep Een tweede behandeling van een rechtszaak door het
gerechtshof. De zaak wordt dan helemaal opnieuw
behandeld.
Meervoudige Kamer Een college van drie rechters in het strafrecht. Deze
rechters behandelen zware misdrijven.
Ne bis in idem Latijnse term waarmee wordt aangegeven dat je maar een
keer voor hetzelfde strafbare feit kan worden vervolgd.
Officier van justitie Vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie die belast
is met de opsporing en vervolging van strafbare feiten.
Daarnaast is het zijn taak om ervoor te zorgen dat een straf
ten uitvoer wordt gelegd.
Ontslag van alle Uitspraak die de rechter doet als een verdachte wel alle
rechtsvervolging bestanddelen van een delictsomschrijving heeft vervuld,
maar er sprake is van een strafuitsluitingsgrond.
Opportuniteitsbeginsel Het beginsel dat bepaalt dat een officier van justitie zelf kan
kiezen welke zaken hij belangrijk genoeg vindt om bij de
rechter te vervolgen.
Recht op een eerlijk proces Een verdachte heeft recht op een eerlijk proces. Rechten
die hiervoor zorgen en aan een verdachte toekomen zijn:
het zwijgrecht, het recht op rechtsbijstand, het recht op
inzage in processtukken, het recht op behandeling van de
strafzaak binnen een redelijke termijn, het recht op een
onafhankelijke en onpartijdige rechter, het recht om op de
hoogte te worden gebracht van de beschuldiging, het recht
op onschuldpresumptie en het recht op ondervraging van
getuigen.
Recht om processtukken Recht van de verdachte waarbij hij recht op inzage in zijn
intezien strafdossier heeft.
Recht op een onpartijdige Het recht van een verdachte waarbij hij recht heeft op een
rechter niet vooringenomen rechter.
Recht op rechtsbijstand Recht om als verdachte zelf een advocaat te kiezen en recht
op rechtsbijstand als de verdachte geen geld heeft om een
advocaat te betalen.
Relatieve competentie Gaat over de vraag waar in Nederland (bij welke rechter,
bijvoorbeeld de rechter in Amsterdam of de rechter in
Rotterdam) een zaak moet worden behandeld.
Staande houding Een verdachte tegenhouden met als doel de identiteit van
de verdachte vast te stellen. Dit recht komt alleen toe aan
opsporingsambtenaren.
Technisch sepot Het afzien van verdere vervolging door de officier van
justitie bij gebrek aan bewijs.
Verschonen Dit betekent dat een rechter zelf aangeeft dat hij de zaak
niet wil behandelen, omdat hij wil voorkomen dat de schijn
van partijdigheid wordt gewekt doordat hij de verdachte
bijvoorbeeld kent en het zodoende lijkt dat hij niet
onpartijdig is.
Voorlopige hechtenis Het voor langere tijd opsluiten van de verdachte in een huis
van bewaring zodat onderzoek kan worden gedaan naar
een strafbaar feit dat de verdachte mogelijk heeft begaan.
De voorlopige hechtenis bestaat uit bewaring (maximaal 14
dagen) en gevangenhouding (maximaal 90 dagen).
Vrijspraak Uitspraak die de rechter doet op het moment dat niet kan
worden bewezen dat een verdachte zich schuldig heeft
gemaakt aan de bestanddelen van een delictsomschrijving.