Le Subjonctif

You might also like

Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 6

Le subjonctif

Oorsprong
De term ‘subjonctief’ komt van de Griekse filosofie. Plato was van oordeel dat men het
menselijke lichaam in 2 kon verdelen: het hoofd en de rest. In het hoofd gebeurde al het
denkwerk, in het hart vonden alle emoties plaats. In tegenstelling tot de romantiek, die door
gevoelens wordt geregeerd, werd in deze tijd de rede als goede leider gezien. Het hoofd had dus
de leiding, terwijl de ledematen (en het hart) ondergeschikt waren aan het hoofd. Wanneer we
‘onderwerpen’ letterlijk naar het Latijn vertalen, dan
krijgen we ‘sub – iacere’  subjonctif

Gebruik
• Les verbes de DOP  Déclaration, Opinion et Perception (uitroep, opinie en
waarneming)

Opinion
Déclaration
Denken Penser
Zeggen Dire Geloven Croire
Verklaren Déclarer Vinden Trouver
Bevestigen Affirmer / Van oordeel zijn Estimer / être
confirmer d’avis
Erkennen Reconnaître Vermoeden Se douter
Bekennen Avouer Veronderstellen Supposer
Toegeven Admettre Zich inbeelden S’imaginer
Weten Savoir De indruk hebben Avoir l’impression
Beloven Promettre Begrijpen Comprendre
Wedden Parier Hopen Espérer
Beweren Prétendre Het schijnt me toe Il me semble
Zweren / vloeken Jurer Perception
Uitleggen Expliquer
Zien Voire
Verzekeren Assurer
Horen Entendre
Verwittigen Prévenir / avertir
Ik geef er mij Je me X rends
Roepen Crier rekenschap van compte
Doen opmerken Faire remarquer Ik ben er mij van Je X suis conscient
Telefoneren Téléphoner bewust
Aankondigen Annoncer Bemerken Apercevoir
Schrijven Ecrire (aan)voelen Sentir
Herhalen Répéter Vaststellen Constater
Vernemen Apprendre
Zich herinneren Se rappeler

• Une certitude ou une probabilité / vraisemblance (zekerheid of


waarschijnlijkheid / kans)

Ik ben er zeker van Je suis sur / certain Het is een feit C’est un fait
Ik ben ervan Je suis persuadé / Het is niet te Il est indiscutable /
overtuigd convaincu betwisten/ incontestable
Ik twijfel er niet aan Je ne doute pas onbetwistbaar
Het is zeker Il est sur / certain Het is / valt niet te Il est indéniable
Het is waarschijnlijk Il est vraisemblable ontkennen
/ probable Het spreekt van zelf Il va de soi
Het is duidelijk Il est clair Men kan niet On ne peut pas nier
Het is waar, juist Il est vrai ontkennen
Het is evident, Il est évident Er is geen twijfel Il ne fait pas de
vanzelfsprekend doute
Het is niet Il n’est pas douteux
twijfelachtig
Het schijnt me toe Il me semble
Het schijnt Il paraît
Men moet toegeven Il faut reconnaître
‘Cogito ergo sum’, ‘je pense donc je suis’, ‘ik denk dus ik ben’. Dit beroemde zinnetje komt van
de filosoof René Descartes, één van de grondleggers van het 17e eeuwse rationalisme. We kunnen
dit raar maar waar toepassen op deze Franse grammatica.
Wanneer we zeker zijn over iets, gebruiken we een indicatief, wanneer we onzeker zijn (twijfel)
gebruiken we de ondergeschikte tijd, de subjonctief. Wanneer we voorgaande werkwoorden en
uitdrukkingen in bevestigende positieve zin gebruiken, dan worden ze gevolgd door een indicatief,
omdat ze dan zekerheid uitdrukken. Wanneer we ze echter gebruiken in negatieve of vragend
zinnen, drukken we twijfel of onzekerheid uit, en dan gebruiken we een subjonctief.
Je pense qu’il a raison.  Je ne pense pas qu’il ait raison.
Penses-tu qu’il ait raison ?
• Waarschijnlijkheid is bij ons 50% zekerheid. Bij de Fransen niet, daar is het 99,9%
zekerheid.
Il est probable qu’il neigera.
• Het werkwoord ‘espérer’ klasseren we bij opinion, niet bij sentiment!

• Une possibilité, une nécessité, une volonté / un désir, un sentiment, une


appréciation, un doute / une négation (mogelijkheid, noodzakelijkheid, wil/verlangen,
gevoel, waardering/oordeel, twijfel, ontkenning)

Possibilité
Het is (on)mogelijk Il est (im)possible défends
Het kan zijn Il se peut Ik keur goed J’approuve
Het schijnt Il semble Ik sta toe Je permets
Het is niet Il n’est pas exclu
Ik verdraag Je tolère / je
uitgesloten
supporte
Er is geen sprake Il est hors de
Ik vind het nodig, Je X trouve
van question
belangrijk… nécessaire
Het gebeurt Il arrive
Ik aanvaardt J’accepte
Nécessité
Ik houd eraan Je tiens à ce que
Het moet, het is Il faut / il est
nodig nécessaire Ik zorg ervoor, ik zie Je veille à ce que /
erop toe dat je fais en sorte
Het is dringend Il est urgent
Waken, zorg dragen Veiller
Het is belangrijk Il est important
voor, wakker blijven
Het is van weinig Il est peu importe
Ik stem erin toe Je consens à ce
belang
que
Het is (hoog) tijd Il est (grand)
Toestaan, Consentir
temps
goedvinden,
Het is broodnodig Il est
verlenen,
indispensable
verschaffen
Het is beter Il vaut mieux
Ik verzet me ertegen Je m’oppose à ce
Het is passend Il convient / il est
que
convenable
Zich verzetten tegen, S’opposer
Volonté ou désir ingaan tegen, staan
Ik wil Je veux tegenover
Ik beveel J’ordonne / je Ik verwacht Je m’attends à ce
commande que
Ik eis J’exige Het is verkieselijk Il est préférable
Ik verkies Je préfère Het is wenselijk Il est souhaitable
Ik vraag Je demande Sentiment
Ik vermijd J’évite Het spijt me Je regrette / je suis
Ik weiger Je refuse désolé
Ik verhinder J’empêche Ik betreur Je déplore
Ik verlang Je souhaite / je Ik vrees Je crains / je
désire redoute
Ik heb graag J’aime (mieux) Ik ben bang J’ai peur
Ik verbied J’interdis / je Ik klaag Je me plains
Ik ben beschaamd J’ai honte / je suis Het is slecht Il est mauvais
honteux – gêné Het is rechtvaardig Il est juste
Ik ben ontgoocheld Je suis déçu Het is normaal Il est normal
Ik ben ontroerd Je suis ému Het is natuurlijk Il est naturel
Ik ben tevreden Je suis content / Het is opportuun / Il est convenable /
satisfait gepast / geschikt il convient
Ik ben gelukkig Je suis heureux Het is verkeerd Il est faut
Ik ben dolblij Je suis ravi Het is verschrikkelijk Il est terrible
Ik ben in de Je suis enchanté Het is prachtig Il est magnifique /
wolken,verheugd formidable
Ik verheug me Je me réjouis Het is ongelooflijk Il est incroyable
Verheugen, blij Réjouir Het volstaat Il suffit
maken
Het is gevaarlijk Il est dangereux
Zich verheugen (/ blij Se réjouir (que +
zijn dat) subj.)
Ik maak me ongerust Je m’inquiète/ je
suis inquiet
Het verwondert me Je m’étonne
Ik ben erover Je suis étonné
verwonderd Doute ou négation
Ik ben verrast Je suis surpris Ik (be)twijfel Je doute
Ik ben Je m’indigne / je Ik ben niet zeker Je ne suis pas sûr /
verontwaardigd suis indigné certain
Ik ben fier Je suis fier Ik ontken Je nie
Ik ben bedroefd Je suis triste Ik betwist / ik trek in Je conteste
twijfel
Ik ben kwaad Je suis fâché
Het is Il est improbable
Ik vind het spijtig Je trouve onwaarschijnlijk
dommage Het is weinig Il est peu probable
Ik verfoei, haat Je déteste waarschijnlijk
Ik waardeer J’apprécie Het is twijfelachtig Il est douteux
Ik heb graag / liever J’aime bien / mieux Het is betwistbaar Il est contestable
Het is spijtig Il est regrettable / Niets bewijst Rien ne prouve
dommage Niets laat toe te Rien ne permet
Het is Il est déplorable bevestigen d’affirmer
betreurenswaardig Het zou me Cela m’étonnerait
Betreuren (dat) Déplorer (que + verwonderen
subj.) Het is niet zeker Il n’est pas sur /
Het is beschamend / Il est honteux / certain
schandalig scandaleux
Het is te vrezen Il est à craindre
Exceptions
Het is Il est étonnant
verbazingwekkend
Het is verrassend Il est surprenant Ik hoop J’espère
Nog een geluk Encore heureux /
Het is vreemd Il est bizarre /
heureusement
étrange/ curieux
Volgens mij Selon moi, à mon
Wat een (on)geluk Quelle
avis
(mal)chance
 Suivi de l’indicatif
Appréciation
Het is ontoelaatbaar Il est inadmissible
Seulement subjonctif après que
Het is Il est inacceptable
onaanvaardbaar J’ignore pourquoi
Het is nuttig / Il est utile / inutile Je ne sais pas si
nutteloos où
Het is interessant Ils est intéressant quand
comment
Het is beter dat Il vaut mieux que …
Het zou beter zijn Il vaudrait mieux
dat que Phrases indirectes  suivi de l’indicatif
Het is goed Il est bon
Ik ben er niet zeker van dat het regent. Pas d’ Y / EN dans une phrase avec
 Je X ne suis pas sûr qu’il pleuve. subjonctif !
Ik ben er niet zeker van.
 Je n’en suis pas sûr.
Expressions (des réponses faciles)
Doute, (im)possibilité
Het is twijfelachtig C’est douteux
Certitude, vraisemblance Het is (helemaal)niet Ce n’est pas sûr /
Natuurlijk, Evidemment, bien zeker certain (du tout)
vanzelfsprekend entendu, bien sûr, Ik ben er niet zeker Je n’en suis pas
naturellement, de van sûr / certain
tout évidence Ik ben er niet van Je n’en suis pas
Er is geen enkele Il n’y a aucun overtuigd convaincu /
twijfel doute persuadé
Het is zeker C’est sûr Eventueel Eventuellement
Het is C’est évident Het is {niet} Ce {n’} est {pas}
vanzelfsprekend (on)mogelijk (im)possible
Het is zeker C’est certain Misschien (dat) Peut – être (que +
Ik ben ervan J’en suis convaincu ind.)
overtuigd / persuadé
Zeker, weliswaar Certes,
certainement
Zonder enige twijfel Sans aucun doute
Inderdaad En effet
Geheel, alleszins, Tout à fait
inderdaad
Het / dat is C’est
waarschijnlijk vraisemblable /
probable
Waarschijnlijk Vraisemblablemen
t Certaines conjonctions (voegwoorden)
Zonder twijfel Avec
Sans doute indicatif Avec subjonctif
But (doel) / / Opdat Pour que
Afin que
Ervoor zorgen dat Faire en sorte
que
Om te Pour pas que
voorkomen dat
Cause, raison Aangezien Puisque / /
(oorzaak, Want Car
reden) Omdat Parce que
Conséquence Zo … dat Si … que / /
(gevolg) Zoveel … dat Tant de … que
Temps (tijd) Terwijl Pendant que Voordat Avant que
(juist) toen Comme Totdat Jusqu’à ce que
Nadat, als Après que (in afwachting) En attendant
eenmaal totdat que
(van) zodra Dès que
Condition Indien Si Op voorwaarde À condition que
(voorwaarde) dat
Tenzij À moins que
Mits, als…maar Pourvu que
Opposition Toen, terwijl, zelfs Alors que / /
(tegenstelling) wanneer
Maar Mais
Echter Cependant,
pourtant
Desondanks Malgré
Concession / / Hoewel, ofschoon Bien que
(toegeving) Quoique
(al)hoewel Encore que
Manière / / Zonder dat Sans que
(manier) Zo … dat De façon que
Peur (angst) / / Uit vrees dat De / par peur
que
De crainte que

You might also like