Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 4

Geschiedenis van Europa.

Uit het Engelsch door Auke Heinsius, hoofdonderwijzer te


Amsterdam. Met acht kaartjes. Te Groningen bij W. Versluys , 1877.

Zoolang men het zelfs in hoofdzaken niet eens is over de methode, die bij het
onderwijs in de geschiedenis moet gevolgd worden, zal ieder jaar ons met een
vloed van leerboekjes in dat vak blijven overstelpen. Niets is dan ook
gemakkelijker dan een leerboekje voor geschiedenis samen te stellen, dat weer
anders is dan een der bestaande. De stof, waarover die wetenschap te
beschikken heeft, is zoo ontzaglijk uitgebreid, dat men er altijd iets kan
uitnemen, 'twelk ieder ander heeft laten liggen.
Wel geeft iedere schrijver of vertaler van zulk een leerboek deze of gene
bedoeling aan, waarom hij tot de uitgave van zijn werk besloot, maar van de
reden, die in de eerste plaats het vermeerderen van 't groot aantal leerboeken
zou wettigen, de verbetering der methode bij het onderwijs in de geschiedenis,
is in den regel geen sprake.
De vertaler heeft zich tot het werkje van Freeman (de naam des schrijvers)
aangetrokken gevoeld door de nieuwe wijze van behandeling, de frissche
opmerkingen van den schrijver, den ruimen blik, dien hij in het groote raderwerk
der geschiedenis doet slaan, en de betrekkelijke volledigheid in een boekje van
zoo geringen omvang. Gaarne geef ik toe, dat de indeeling van 't boekje anders
is dan die van een der mij bekende. Dat echter die nieuwe wijze van
behandeling beter is dan eene andere, wordt niet aangetoond en is ook niet
gemakkelijk in te zien: varietas delectat is toch geene verdedigbare
beweegreden voor het schrijven of vertalen van een leerboek.
Wat de frissche opmerkingen van den schrijver betreft, het is
ontegenzeglijk verkieslijk, ze de leerlingen zelven onder de leiding van den
onderwijzer uit de feiten te laten afleiden, dan ze hun kant en klaar in 't leerboek
voor te zetten. Een goed leerboek bij het onderwijs in de geschiedenis moet
uitmunten door de keuze der feiten. Het formeele nut van 't onderwijs in
geschiedenis bestaat hoofdzakelijk in 't vergelijken der feiten met elkander en
met de hedendaagsche toestanden. Wie echter geen goed onderwijs in de
[p. 165]

geschiedenis ontvangt, kan van het door den heer Heinsius vertaalde boekje
het voordeel trekken, dat hem voor sommige zaken, die hij waarschijnlijk niet uit
zich zelf zou vinden, de oogen worden geopend.
De meening van den vertaler, dat Freeman's werkje een ruimen blik in het
groote raderwerk der geschiedenis doet slaan, zal baar grond wel hebben in
overschatting. Het werkje geeft eene prettige, duidelijke voorstelling van de
opeenvolging der staatkundige gebeurtenissen, gelijk die vroeger bij het
onderwijs geheel op den voorgrond stonden, maar het zwijgt nagenoeg over het
kerkelijk, maatschappelijk en huiselijk leven der volken en zooveel meer, dat,
om bij het beeld te blijven, het eigenlijke raderwerk is, waardoor de menschheid
zich voortbeweegt.
De vertaler meent zelfs, dat wie de geschiedenis als een levend organisme
wil leeren beschouwen, het boekje van Freeman slechts behoeft te lezen, en
vooral zijne aandacht moet vestigen op de zoogenaamde herhalingen, die aan
het einde der hoofdstukken zijn geplaatst. Indien Freeman's werk inderdaad
aan die bewering beantwoordde, was het ongetwijfeld het voortreffelijkste boek,
dat ooit is geschreven. Wat toch is er al niet noodig om de geschiedenis als een
organisme duidelijk te kunnen voorstellen! Eene uitgebreide kennis van feiten in
alle mogelijke richtingen van het leven der individus en der volken van
vroegeren en lateren tijd, gepaard aan voldoende kundigheden op het gebied
van biologie, psychologie en sociologie om die feiten behoorlijk te kunnen
classificeeren; vervolgens eene juiste opvatting van hetgeen men als de
organen der volken en der menschheid kan beschouwen, en eindelijk een
helder inzicht in de werking dier organen op zich zelven en in betrekking tot
elkander. Aan deze eischen voldoet het werkje van Freeman volstrekt niet, daar
het zich bijna uitsluitend met de uiterlijke lotswisselingen der staten bezighoudt.
Van de zoo hoog geroemde herhalingen luidt die der Grieken aldus: De
groote waarde der geschiedenis van Griekenland ligt daarin, dat zij die der
wereld in een klein bestek is. Er is geene les, die de historie ons geeft, of wij
kunnen haar putten uit het verhaal van de lotgevallen van dit kleine land.
Hoofdzakelijk is dit hieraan te danken, dat in Griekenland alles: regeeringsvorm,
letterkunde, kunsten, wijsbegeerte, geheel oorspronkelijk en niet aan andere
volken ontleend is. In al die zaken heeft Griekenland,
[p. 166]

hoe beperkt zijn grondgebied ook was, voor altijd een grooten invloed op de
wereldgeschiedenis uitgeoefend. Vooral heeft het dit in ruime mate gedaan
door den invloed, dien het op Rome heeft gehad. Hoe beknopt deze herhaling
moge zijn, toch wemelt zij van onjuistheden. Indien het waar was, dat iedere
les, die de geschiedenis geeft, uit de lotgevallen der Grieken kon geput worden,
zou het tijd zijn, het onderwijs in de geschiedenis op de scholen tot die van
Griekenland te beperken, want de leerstof heeft zulk eene uitgebreidheid en
veelzijdigheid erlangd, dat men overal naar de mogelijkheid zoekt, haar in te
krimpen. Maar de lotgevallen der Grieken laten ons niet alleen verlegen staan
op velerlei gebied, zooals de rechtstoestanden, die zich bij de Romeinen anders
en nauwkeuriger ontwikkelden, de maatschappelijke verhoudingen, die zelfs
een Aristoteles en een Plato zich niet zonder slavernij konden denken, de
rechten der vrouw, de godsdienstige en staathuishoudkundige begrippen: zij
kunnen ons volstrekt geen inzicht geven in de ontwikkeling der menschheid in 't
algemeen.
Dat in Griekenland alles geheel oorspronkelijk en niet aan andere volken
ontleend is, kan voor 't minst onjuist uitgedrukt heeten. De invloed b.v. der
Fenicirs op de Grieken is onmiskenbaar. Het is derhalve verkeerd, meer te
zeggen, dan dat regeeringsvorm, letterkunde, kunsten en wijsbegeerte zich bij
de Grieken, geheel eigenaardig en in vele opzichten zeer voortreffelijk
ontwikkelden.
De vertaler meent, dat Freeman's werkje als leerboek gebruikt kan worden
o.a. door de lagere klassen van onze hoogere burgerscholen en door hen, die
voor de acte van hulponderwijzer studeeren. Voor de hoogere burgerscholen is
het boekje ongeschikt, zoowel wegens te weinig als wegens te veel
volledigheid. De belangrijkste Oostersche volken worden er niet in behandeld
en deze kunnen niet gemist worden, wil men den leerling inzicht geven in den
ontwikkelingsgang der menschheid. De volledigheid met betrekking tot de
volken van Europa, eene eigenschap, waardoor het boekje in 't oog van den
vertaler zoo aanbevelenswaardig is, maakt juist, dat het te veel stof bevat om in
de lagere klassen eener hoogere burgerschool met de vereischte
nauwkeurigheid te worden doorgewerkt. Het onderwijs in de geschiedenis moet
vr alles strekken om den leerling de hedendaagsche huiselijke,
maatschappelijke, kerkelijke en staatkundige toestanden te leeren kennen, door
hem te doen inzien,
[p. 167]

hoe zij ontstaan zijn. De geschiedenis als beschrijvende sociologie ligt echter
nog buiten den gezichtskring van gewone leerlingen beneden den leeftijd van
14 of 15 jaar. Eerst wanneer zij door hunne levenservaring hebben opgemerkt,
dat de menschen door zekere banden tot verschillende huisgezinnen,
maatschappijen, kerken en staten zijn verbonden, kan hunne belangstelling
worden opgewekt, den aard dier banden te leeren kennen, en hebben zij
voldoende ontwikkeling ermede bekend te worden gemaakt. Nu is eene der
grootste moeilijkheden bij het leeren der geschiedenis, het goed onthouden van
de opeenvolging der gebeurtenissen, omdat zij eerst bij rijper ontwikkeling van
den leerling begrepen kan worden. Daar echter de kennis dier opeenvolging
eene eerste voorwaarde is om het onderwijs in de geschiedenis nuttig te doen
zijn, behoort zij reeds op den leeftijd beneden dien van vijftien jaar te worden
aangebracht. Dit kan gemakkelijk geschieden door de behandeling van de
voornaamste lotgevallen van staten en personen, voor zoover dit de
zoogenaamde politieke geschiedenis betreft. Deze onderwerpen kunnen voor
de bevatting van leerlingen beneden den genoemden leeftijd geschikt worden
gemaakt en later dienen om er de hoofdpunten der volksbeschaving aan vast te
knoopen. Ter bereiking van dit doel heeft men een zeer beknopt leerboek
noodig, dat de leerlingen, vooral met het oog op de opeenvolging en
gelijktijdigheid der feiten, van buiten moeten leeren, terwijl dit droge, maar
noodzakelijke werk veraangenaamd en verduidelijkt dient te worden door
boeiende verhalen van den leeraar en het lezen van historische tafereelen.
Dat Freeman's boekje bij de studie voor de acte van hulponderwijzer zijn
nut kan hebben, ligt voor de hand, omdat ongelukkigerwijze zoowel bij de
provinciale als bij de vergelijkende examens, het onderzoek in den regel
uitsluitend loopt over de staatkundige gebeurtenissen. Dit geeft aan de
beoefening der geschiedenis bij de onderwijzers eene zeer eenzijdige richting,
welke geene vruchten oplevert, gevenredigd aan de moeite en den tijd, die zij
vordert. Zoo iemand, dan heeft de onderwijzer der lagere school behoefte aan
heldere denkbeelden omtrent onze huiselijke, maatschappelijke, kerkelijke en
staatkundige toestanden. Want al kan bij het gewoon lager onderwijs de
geschiedenis niet tot eene beschrijvende sociologie worden opgevoerd, omdat
de leerlingen de school te vroeg verlaten,
[p. 168]

toch dient de onderwijzer, waar het pas geeft, en hij overtuigd is begrepen te
kunnen worden, verkeerde opvattingen, die in den kring zijner leerlingen
heerschen, te bestrijden en er betere denkbeelden voor in de plaats te geven.
Wanneer de school in hare verplichting te kort is geschoten om bij hare
leerlingen gezonde, heldere denkbeelden aangaande verschillende
levensomstandigheden op te wekken, blijft er voor de gegoede standen nog
eenige hoop bestaan, dat omgang en lectuur eenige vergoeding zal schenken;
voor de lagere kan men daarop niet rekenen. Gelukkig is door sommige
rijkskweekscholen en onderwijzers de betere weg bij de beoefening der
geschiedenis reeds ingeslagen. Het is te wenschen, dat het gansche
schooltoezicht weldra zal volgen.

De uithangteekens. In verband met geschiedenis en volksleven beschouwd (2 delen)


(1867-1869)Jan ter Gouw, Jacob van Lennep

De Heer A. Heinsius te Amsterdam deelt ons mede, dat hij dat uithangbordje met: Lugt te koop ook
gekend heeft, doch dat het niet in de Korte-Korsjespoortssteeg, maar drie schreden van daar, in de
Korte-Kolksteeg hing, - en dat lugt geen reukgoed is, maar integendeel gezwavelde linnen lappen, die
de wijnkoopers gebruiken, om hunne vaten te zuiveren. De uithangteekens. In verband met
geschiedenis en volksleven beschouwd (2 delen)(1867-1869)Jan ter Gouw, Jacob van Lennep in
verband met geschiedenis en volksleven beschouwd.

Medegedeeld door den Heer A. Heinsius, te Amsterdam. In de Kolksteeg hangt aan een
komenij de Turksche Boer uit; eens was hij gestolen, maar werd gelukkig door de zorg der politie
terug gebracht. Waarom die boer juist een Turk moet zijn, weten wij niet; wel, dat hij ook in de Nes
en meer aan komenijen voorkomt.

Uit de biografie van A.W. Weissman (Stedelijk Museum, 1895) in jb. 42 Amstelodamum over deze
particuliere school op verschillende locaties:
In het laatst van 1865 verliet ik de Frbelschool, om in het begin van Januari over te gaan naar de openbare
Lagere School, die op den Oudezijds Voorburgwal in het voormalig Atheneum was ingericht. De
hoofonderwijzer was A. Heinsius. De eerste indrukken die ik van de school kreeg, waren niet aangenaam. Ik
was op den donkeren Januarimorgen vroeg opgestaan, opdat ik om 9 uur aan de school zou zijn. Daar nam
,,meester Heinsius mij in ontvangst en bracht mij een trap op naar een groote zaal, waar vele klassen bij
elkander onderwijs kregen. Ik werd ,,overgegeven aan meester Van der Schilt, die de laagste klassen had.
Heinsius, een kort, donker, driftig man, ging voor de middelste klasse staan, sloeg met een sleutel op de tafel
en sprak een gebed uit. Daarop namen de lessen een aanvang. Tusschen 12 en. 1 uur ging iedere klasse, nadat
de boterham gegeten was, met zijn ,,meester wandelen. Was het weder ongunstig, dan mocht er in de
gymnastiekzaal, die zich in de kap boven het schoollokaal bevond, worden gespeeld. In die gymnastiekzaal was
het houten gewelf der voormalige Agnietenkerk nog duidelijk te zien. Zelfs in eikenhout gesneden beeldjes. van
heiligen waren daar bewaard. Bij ,,meester Van der Schilt bleef ik tot de zomervacantie. Hij had de
eigenaardigheid, dat hij ons de hoofdbewerkingen van de rekenkunst liet toepassen met getallen van 25 en
meer cijfers. Toch kwam het rekenen met millioenen in het dagelijks leven, minder voor, ook in dien tijd.

You might also like