Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 30

OnlineR

Christ Braet

Columns

gepubliceerd in 't Piekernietje tussen 1999 en 2006


#WheelChat

Vorig jaar zag het leven er nog zo kleurig uit als de rozen. Ik had net een nieuwe wereld ontdekt!
Het was er spannend en mysterieus. Men gebruikte er een eigen Bargoens, een karakteristiek
codetaaltje dat voor Babylonische spraakverwarringen zorgde bij oningewijden. Het was er immens
gigagroot. Je kon er incognito ronddwalen tussen duizenden andere naamloze dwalers, van de ene
plaats naar de andere. Niemand hoefde te weten wie je was, wat je deed, hoe je er uitzag en
waarom. Je kon zijn wie je wilde zijn... Dít was nu echt cyberspace zoals ik het mij altijd al had
voorgesteld: anarchistisch en chaotisch, de digitale anonimiteit of de anonieme digitaliteit.
Voor de computeranalfabeten onder u, ik heb het hier over de 'internetchatwereld' ofte IRC, die
duistere ruimte waar diegenen die het niet zo graag zeggen maar het wél met genoegen uitleggen,
úren en úren kunnen doorbrengen al toetsenbordkletsend met totaal vreemde snuiters aan de
andere kant van de aardbol... of de overzijde van de straat. Beide mogelijkheden zijn plausibel in
de chatrooms.

Ik mat mijzelf een passende artiestennaam aan (Quadron, een afleiding van quadriplegia of
tetraplegie) en begon vol enthousiasme de tientallen chatservers af te schuimen. Ik begaf mij op
plaatsen met mysterieuze, maar heel cyber klinkende, namen als Undernet, Millenia, Galaxynet,
Darkzone en Starlink. Ik gleed van de ene room in de andere en chatte er met figuren als BLZbub,
TheGriff, Yadagal. Al vlug ontsluierde ik de geheimtaal van de chatters en maakte ze mij eigen.
Ook ik begon dingen te 'zeggen' als "a/s/l? how r u? kewl LOL:-))) brb", wat grofweg vertaald
neerkomt op: "Wie ben jij? Hoe gaat het? Cool! IK LACH ME TE PLETTER:-))) Ben zo terug".
Oeverloze onzin uiteraard, maar wél van het soort dat op nogal wat bijval kan rekenen in de
chatwereld. Hoewel enige inhoud als dusdanig niet verboden is, hoeven de gevoerde 'gesprekken'
geen enkele steek te houden, zolang ze er maar leuk en kleurig uitzien op de computermonitor.
Aangezien een gezonde dosis oppervlakkigheid en absurditeit wel aan mij besteed is, voelde ik me
nogal in m'n biotoopje en was dus vrij vlug kind aan huis in het milieu.

Omdat het zo'n soepel gedoe is waar iedereen kan gaan, komen en staan waar en wanneer hij dat
wenst, is het ook heel gemakkelijk je eigen chatroom te openen. Je eigenste praatkamertje waar
je zélf het gespreksonderwerp bepaalt, zelf praatmakkers voor uitnodigt en ze desgewenst zelf
weer buiten flikkert als hun praat je niet bevalt.

Zo kwam ik dus op het zalige idee om een room voor rolstoelers te beginnen. Ik vond dat die
mensensoort zo al schandelijk over het hoofd gezien werd in het netwerk en dat ze dus echt wel
een eigen plekje konden gebruiken.
Vanaf dan zat ik elke dag, als 'op' - chatiaans voor 'channel operator' of gespreksleider - trouw te
wachten op praatlustigen in #WheelChat (dat hekje hoort er gewoon bij, vraag mij niet waarom). Ik
had in allerlei publicaties op en af het net reclame gemaakt en was er van overtuigd dat zodra "the
wheelers of the world" van het bestaan van deze nieuwste 'chatplace to be' op de hoogte waren, ze
massaal van heinde en verre zouden binnenrollen, op zoek naar een goed gesprek of zomaar wat
losse prietpraat...
99 % van de tijd heb ik er moederziel alleen doorgebracht. Behalve die ene vaste gast (als
Piekernielid en trouw lezer van dit blad weet hij zelf wel wie hij is) en af en toe een verdwaalde
reiziger heb ik er nooit IEMAND gezien, laat staan gesproken. Andere rooms hadden constant 10 tot
20 chatters, zelfs de 'snorloze-Albanese-vrijgezellen-boven-de-dertig' (#30+AlbanianSingles_No
facial hair!) waren minstens met genoeg om een boompje te kunnen kleurenwiezen... #WheelChat
bleef leeg. Ik probeerde mensen te lokken uit andere rooms, maar behalve enkele
automobielliefhebbers, aangetrokken door het woordje 'wheel', boekte ik geen succes. Overmand
door eenzaamheid begon ik er na een tijdje zelfs over te denken mijn room om te vormen tot
cybersexkanaal (#WheelSex?), om toch maar een beetje volk te trekken. Uiteindelijk heb ik daar
van af gezien, omdat, ten eerste, het pooierschap mij niet zo goed ligt en, ten tweede, je heden
ten dage niet weet wie je dán allemaal over de vloer zou krijgen. Nee, rolstoelers waren per
definitie toch iets minder onder de gordel gericht, dacht ik (en alle daardoor op-hun-pik-getrapte
haantjes kunnen zich voor hun wederwoord richten tot de redactie, dank u - de verongelijkte
kippetjes mogen mij gerust persoonlijk mijn ongelijk komen bewijzen, a.u.b.) en meer te vinden
voor een iets hoger niveau van communicatie, máár... ze bleken dus geen enkele interesse te tonen
in mijn prachtinitiatief om hen aldus dichter tot malkander te brengen!
Na enkele maanden heb ik van ellende - én pure armoede, want ook mijn telefoonrekening kwam
intussen de spuigaten uitgespoten - #WheelChat definitief moeten sluiten.

'Op het internet kun je, ongehinderd door lichaamstaal en andere gebreken, zijn wie je wilt zijn.'
Misschien is deze veelgehoorde, en hierboven reeds aangehaalde, stelling hiermee wel bewezen. De
virtuele ruimte geeft rolstoelers eindelijk de unieke kans om die eeuwig primair gestelde
'rolstoelaandacht' voor een tijdje achterwege te laten. Dan gaan ze die toch niet weer gaan
opzoeken in een apart chatkamertje, zeker? Daar had ik eerder moeten aan denken...
Verkiezingen

Donderdag 10 juni:
Mijn cybermaatje laat me, op zijn gebruikelijke internet wijze, weten dat hij van plan is een
blanco stem uit te brengen bij de nakende verkiezingen. Hij is zodanig ontgoocheld in Dehaene en
zijn kippen dat hij niets meer met de hele zooi te maken wil hebben, schrijft hij. Hij gaat zijn hond
ritueel slachten en invriezen in hapklare porties voor twee personen, omdat dat nog het enige
dioxinevrije vlees is.
Ik geloof hem niet, vooral wat die hond van hem betreft. Wie weet wat dat beestje al allemaal
binnengespeeld heeft in zijn korte leven...
Zijn voornemen om zondag de bolletjes ongekleurd te laten stuit bij mij ook op ongeloof. Ik ben
zeker dat zijn antipolitieke stemming van voorbijgaande aard is, en geheel te wijten aan een acuut
tekort aan eiwitten.
Ik mail hem meteen mijn mening terug en schrijf dat ik deze keer zelfs bereid zou zijn om mij op
dé dag persoonlijk naar de 'Moeder aller Verkiezingen' te begeven om daar eigenhandig mijn stem
te laten horen. "Maar," besluit ik, "ik zal wel weer een volmachtdrager op pad sturen, want die
kieslokalen en -hokjes zijn tóch zo ontoegankelijk als de pest voor rolstoelers".

Vrijdag 11 juni:
De slag om Kosovo is geleverd en de warenhuisrekken mogen mondjesmaat weer gevuld worden
met alle lekkernijen, hoor ik in het radionieuws. Het komt nog allemaal weer goed vóór de
verkiezingen, lijkt het.
Ik heb een mailtje in mijn e-bus van een mij onbekende kandidaat op de kamerlijst.
Tandpastareclamegewijs grijnst hij me toe vanop de bijgevoegde foto en vraagt vriendelijk of ik
aan hem wil denken komende zondag. Dat wil ik gerust doen, maar ik betwijfel of het wel in het
stemhokje zal zijn.
Een antwoord van mijn cybermaatje heb ik niet. Ik weet zeker dat het nog wel zal binnenlopen en
blijf intussen online.
Ik surf even tot op een site waar, na het invullen van een uitgebreide vragenlijst, je politieke
voorkeur bepaald kan worden. Ook bekende politici hebben de test gedaan en sommigen bleken, na
afloop, een ander kleurtje uit te slaan. Na het zorgvuldig - én eerlijk - invullen blijk ik wel degelijk
de kleur te hebben die ik altijd al gedacht had te hebben.
Plots klinkt 'You've got mail!' uit de computerluidsprekertjes. Dat wil uiteraard zeggen dat ik
nieuwe e-mailberichten heb. Iets anders zou belachelijk zijn.
"Die kieslokalen moeten toegankelijk zijn! Jij moet je democratisch recht kunnen uitoefenen. Het
is véél te belangrijk! Vooral nu!", schrijft mijn cybermaatje. Zijn blancogevoel van gisteren is
duidelijk al weer voorbij. Ik antwoord hem dat ik nog wel zal zien. Als het niet regent...
misschien...

Zaterdag 12 juni:
De windhaan helemaal boven op de kerktoren straalt van contentement. De gure wind, komende uit
het buitenland, is een beetje gaan liggen en de zon schijnt... nog wat waterachtig, maar ze
schijnt...
"Typisch. Zelfs de democratie hangt af van het weer", is het eerste wat ik onder ogen krijg na het
afhalen van mijn e-post. "Je zou zelfs de internationale pers op de hoogte kunnen brengen van zo'n
stunt. Zie je de koppen al? 'Gehandicapte toont aan dat de Belgische stembureaus ontoegankelijke
burchten zijn! Minister neemt ontslag.' LOL"
Mijn cybermaatje ziet het wel zitten. Hij zou zonder blikken of blozen een
'gehandicaptenschandaal' willen ontketenen. Maar het is hier de voorbije twee weken al genoeg
circus geweest, vind ik. Eerst die erbarmelijke twaalfde plaats op het Eurovisiesongfestival, dan
dolle kippen die plots fluorescerende eieren begonnen te leggen... Ik bedenk plots dat het al bij al
nog een geluk was dat die hele voedselheisa pas los gebarsten is ná het liedjesconcours, anders was
dat lieve, blonde zangeresje tijdens het opvoeren van haar sterke en sfeervolle nummer misschien
wel bekogeld geweest... met rotte eieren!
Trouwens, wélke minister zou in deze zaak ontslag moeten nemen: de oude of de nieuwe? Want...
morgen zijn het verkiezingen.

Zondag 13 juni:
Het mag dan wel de Dag des Heren zijn, de getallen 13, 6 en twee 9's (die eigenlijk gewoon twee
omgekeerde 6-en zijn) voorspellen weinig katholieks. 666 is al duizenden jaren lang het getal van
het Beest, en 13 behoeft ook geen tekeningetje.
De lucht is grijs maar droog. Even komt de gedachte in mij op om tóch maar zelf de straat op te
gaan, maar dan vallen de eerste druppels... en ik zet mijn computer aan. De volmacht is getekend.
"STEM VOOR DE GOEIE! GUSTAAF DE GOEIE!" Mijn cybermaatjes manier om me op de valreep toch
nog in beweging te krijgen. De kamerkandidaat met de tandpastasmile doet ook een ultieme
poging. Ik ben niet te overtuigen.
De sites die verkiezingsnieuws brengen liggen nog op apegapen. Vóór 18 uur worden geen uitslagen
verwacht, melden ze.
Ik besluit mijn geluk te zoeken in de chatwereld. In een chatbox met als thema 'Verkiezingen 99'
zegt ene 'Joke' "Hallo" tegen mijn persoontje, maar verder niets meer. "Ik heb niets te zeggen", zegt
ze. Ze wacht misschien om verklaringen af te leggen totdat de stembureaus dicht zijn.
Tegen de middag arriveren mijn huisgenoten. Ze zijn hun - en mijn - stem kwijt. De mededeling dat
zowel het stemlokaal als de -hokjes helemaal voorzien waren op de komst van horden rolstoelers,
doet mij ineenkrimpen.
Volgend jaar zijn het gelukkig weer verkiezingen.

Maandag 14 juni:
The day after. "Deze aardverschuiving heeft het politieke landschap grondig hertekend", vind ik
persoonlijk een hele mooie.
Her en der vallen mensen spontaan flauw... na het drinken van bepaalde frisdranken. De
ontslagnemende minister van volksgezondheid heeft een nieuwe crisis om te bedwingen. Het geeft
niet, het is de laatste in zijn carrière.
Mijn cybermaatje wenst me proficiat met mijn verjaardag. Ook dat nog. Hij is nog niet helemaal
bekomen van de verkiezingsuitslag, schrijft hij. En er gebeuren nog meer rare dingen: bij tijd en
wijle verschijnt er, geheel buiten zijn wil om, een laag-bij-de-grondse belediging aan zijn adres op
zijn computerscherm. "Je zit met een computervirus, maatje!" antwoord ik hem vlug. Grote
ongerustheid steekt de kop op een halte verder in de cyberruimte. E-mailsgewijs geef ik tekst en
uitleg over wat er nu dient te gebeuren en ga dan over tot de orde van de dag. Ik moet mijn
'dagboekartikel' voor dit tijdschrift dringend afwerken.
"I think you are a big stupid idiot!", verschijnt plots in het midden van mijn scherm. Ook dát nog!
Help!
De Millenniumbug

Die hebben we dus gehad. De millenniumbug, bedoel ik. Nu ja, ‘gehad’... Er is nauwelijks iets
gebeurd. Hooguit enkele niet al te bij de pinken zijnde computers die dachten dat op het jaar
’19-negenennegentig’ logischerwijze het jaar ’19-honderd’ volgde en plots niet goed meer wisten
in welke richting de aarde nu precies draaide, waardoor sommige argeloze bibliotheekbezoekers
een miljoenenboete voorgeschoteld kregen omdat ze hun leenboek twee dagen te laat
terugbrachten, maar... meer niet. Zulke kleinigheden waren ook vlug verholpen; de boetes – voor
één keer – kwijtgescholden.

‘Men’ had ons nochtans de stuipen op het lijf gejaagd de laatste tijd. Alles, maar dan ook álles,
zou, letterlijk en figuurlijk, in het honderd lopen. Elk apparaat dat van ver of dichtbij werkte op
een computerchip zou kuren vertonen. Geprogrammeerde videoapparaten zouden “Mooi en
Meedogenloos” weer willen opnemen van de VRT, terwijl het, zoals ieder weldenkend mens weet,
intussen al ruim een maand op de VTM zit! Magnetrons zouden de temperatuur van je bord
tomatensoep tot lavahoogten laten stijgen, de vleesballetjes erin tot knikkers transformerend;
klokradio’s zouden in het midden van de nacht ongevraagd en keihard Radio Donna beginnen
spuien... terwijl ze eigenlijk afgesteld stonden op Studio Brussel; telefoons zouden voor elk
ingetoetst nummer binnen de zone ook het netnummer beginnen eisen, enz. Niets van dat alles. Er
vielen ook geen vliegtuigen uit de lucht, alarmsystemen kondigden geen nucleaire aanvallen vanuit
Wallonië aan, geldautomaten deelden noch franken noch euro’s gratis uit en cyberspace
implodeerde niet in een zwart gat.

Ik persoonlijk heb wel lang getwijfeld over de ‘millenniumbestendigheid’ van mijn elektronische
rolstoel. Enkele maanden geleden weigerde de elektrisch verstelbare rugleuning eensklaps alle
dienst. De pogingen ze weer nieuw leven in te blazen bleven vruchteloos. Kort daarop gaf mijn
claxon onaangekondigd twee snel op elkaar volgende stoten. Klagende schreeuwtjes, die later
echte doodsschreeuwen bleken te zijn, want sindsdien heeft hij geen kik meer gegeven. Toen de
voorlichten, de achterlichten, de zijlichten én de knipperlichten op een bepaalde avond, geheel
spontaan en zonder enige menselijke interventie, een korte lichteffectshow ten beste gaven, dacht
ik: dít is ‘m! Dé bug! Dat het toen putje zomer was en we dus nog máánden verwijderd waren van
de gevreesde overgang, kwam niet in me op. Voor mij was het duidelijk dat mijn trouwe stalen ros
het jaar 2000 niet zou halen. De tijden dat hij me quasi probleemloos en totaal belangeloos telkens
weer van a.com naar b.com reed, waren onherroepelijk voorbij. De ene met elektronica gelieerde
functie na de andere zou het nu laten afweten. Daar was ik van overtuigd. Op een dag zou ik
stuurloos in een baan rond de appelboom gelanceerd worden, dol rondjes draaiend totdat de
batterijen zonder sap vielen. Ik begon het ogenblik af te wachten dat mijn stoel simpelweg van
onder mijn kont vandaan zou desintegreren: 31 december, 23:59’ 59’’.

Dat ogenblik is intussen gekomen en met veel vuurwerk weer gepasseerd. Mijn rolstoel vertoont
tijdens het rijden nu consequent een licht afwijken naar links toe, alsof hij weerspannig wil
terugkeren naar waar hij vandaan komt, maar, hij ríjdt wel degelijk nog! Die linkse geaardheid van
hem neem ik er in zijn oude dag graag bij. Alle doemdenkscenario’s van alle moderne
Nostradamussen zijn ook een slag in het water gebleken. Het immer hectische internet, dat zich
opmaakte voor een dodelijke virusoorlog in de eerste dagen van het nieuwe jaar, kwam, na het
uitblijven daarvan, ook weer snel tot rust. “De millenniumbug was een mug”, zoals de schrijvende
pers blokletterde. “Maar, denk eraan dat het een schrikkeljaar is en dat 29 februari de volgende
grote en misschien wel cruciale test wordt voor onze computersystemen. Om nog maar te zwijgen
van 10 oktober... Wat zal de overgang van het zomer- naar het winteruur teweeg brengen?”

Sinds ik via-via vernomen heb dat een gewiekste, of simpelweg luie, monnik nogal wat ‘creativiteit’
e e
aan de dag gelegd heeft bij het opstellen van een nieuwe kalender ergens rond de 3 of 4 eeuw,
omdat het allemaal een beetje moest – blijven - kloppen, en het jaar 2000 dus gewoonweg het jaar
2000 níet ís, zal ik er niet echt van wakker liggen.
Wannabees en devotees

Ooit liet iemand zich ontvallen dat het internet nog het beste te vergelijken was met God. Er was
maar één ‘fenomeen’ mogelijk dat zo alomtegenwoordig was en alle antwoorden op alle vragen
wist, en dat kon niet anders dan Goddelijk zijn, zo verkondigde hij.

De brave man werd bijna gestenigd voor zijn uitlating en hij heeft ze dan ook nooit meer herhaald,
maar toch zit er een grond van waarheid in. De alwetendheid van het internet en de
onuitputtelijkheid van informatie is van zulke enorme proporties dat het soms oneindig en wel van
onaardse oorsprong lijkt. Alles wat er bestaat, is er op te zien, te horen, te lezen, te vragen, te
krijgen... te kopen of te verkopen. Je kunt er met even veel gemak recepten voor het
lievelingskostje van Patagonische dwergschapen op vinden, als een handleiding voor het
ineenknutselen van je eigen atoombom.

Ook netelige onderwerpen uit de taboesfeer worden geenszins uit de weg gegaan. Alle vormen van
seks die ooit al bij Goedele of Jambers aan bod gekomen zijn, zijn in alle kleuren van de regenboog
op honderdduizenden pornosites te bewonderen. Van SM en andere spannende spelletjes, tot
hardcore van het goorste soort, al dan niet illegaal. Het is voor de netsurfer allemaal na enkele
klikken – en meestal ook na betaling - op zijn scherm te zien.

Ook zonder kredietkaart in de hand kunnen fervente cyberianen het een en ander voorgeschoteld
krijgen (uiteraard toevallig en geheel ongewild:-) en toen ik onlangs op een, mij tot dan toe
volkomen onbekend, taboeonderwerp stuitte was ik dus maar een beetje verbaasd.
Tijdens een onschuldig surftochtje naar info over rolstoelen en onderdelen ervan, kwam ik terecht
in het wereldje van de ‘wannabees’ en de ‘pretenders’. The Pretenders waren in de jaren 80 een
succesvolle rockgroep en ik dacht, in eerste instantie, dat The Wannabees hun covergroepje of zo
waren... maar verder van de waarheid af kon ik niet zijn. Wannabees en pretenders bleken een
mensensoort te zijn die om een of andere reden kickten op ‘gehandicapt-zijn’. Wannabees zijn
lichamelijk volkomen intacte stappers die een drang hebben om gehandicapt te zijn (‘want to
be...’). Pretenders zitten met precies dezelfde ideeën, maar gaan nog een stapje verder: ze
schaffen zich een rolstoel of een paar krukken aan en doen alsof (to pretend) ze daadwerkelijk
gehandicapt zijn. Volgens hun uitleg waren hun ‘overtuigingen’ te vergelijken met die van
travestieten en transseksuelen: een man voelde zich mentaal een vrouw, of vice versa, en zat dus
bijgevolg in het ‘verkeerde’ lichaam. Zij voelden zich gehandicapten die opgescheept zaten met
een ‘gezond’ lichaam. Sommigen zouden zelfs vrijwillig een amputatie of een andere verminking
willen ondergaan om zich, hoe paradoxaal ook, een ‘compleet’ mens te kunnen voelen. Al hun
gevoelens zijn uiteindelijk ook vrij seksueel gericht: de meeste onder hen vonden het ongelooflijk
opwindend om een uurtje of twee in een rolstoel rond te rijden of om zich de aangeboden hulp van
onwetende en bezorgde medemensen te laten welgevallen.

Zoals gezegd was ik enkel een beetje verbaasd het bestaan van deze seksuele geaardheid (of is het
puur fetisjisme?) aan de weet te komen. Alles is mogelijk, dus waarom dat niet? Afgezien van het
geestelijk evenwicht van de beoefenaars, lijkt het mij nog vrij ongevaarlijk bovendien. Als iemand
het leuk vindt om zijn vrije tijd door te brengen in een rolstoel in plaats van in een gemakkelijke
fauteuil, dan heb ik daar hoegenaamd geen last van. Ik kan interessantere hobby’s bedenken, maar
alla... Wie weet zorgt het inlevingsvermogen van deze liefhebbers wel voor een beter begrip voor
de gehandicaptenproblematiek in zijn geheel en dat kan onmogelijk slecht zijn.
Tussen de wannabees en de pretenders ontdekte ik dat er ook nog een derde soort bestond, met
name de ‘devotees’. Dat zijn dan weer ‘bewonderaars’ van gehandicapten, ‘fans’ met een
obsessionele adoratie en devotie naar iedereen die lichamelijk gehandicapt is, toe. Ook bij hen is
seks daarbij een der voornaamste drijfveren.

En plots... voelde ik me een beetje opgejaagd wild in het wereldje van de wannabees, pretenders
en devotees. De wetenschap dat ik mij in het – virtuele - gezelschap bevond van mensen die erop
uit waren mij leuk en aardig te vinden enkel en alleen omdat ik in een rolstoel zat, maakte mij een
beetje ongemakkelijk. Het feit dat deze mensen als het ware jaloers waren op mij en mijn
lichamelijke toestand was op zijn minst gezegd nogal bizar.
Anderzijds moet ik ook toegeven dat het gevoel een seksobject te zijn best wel aangenaam was...
voor een enkele keer welteverstaan. Het had in ieder geval een hoog dom-blondjesgehalte:-)
Verkiezingen II

Bij de parlementsverkiezingen van 1999 was ik vastbesloten om mij geheel persoonlijk ter
stemlokaal te begeven, om aldaar, bijgestaan door een assistent, mijn democratische plicht te
gaan vervullen. Maar, het regende pijpenstelen die midjunidag, dus werd de volmacht maar
bovengehaald... en ging de assistent alleen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in oktober 2000
regende het weer, oude wijven nu, máár... dit keer trok ik wél mijn stoute schoenen én mijn
regencape aan om mijn stem te laten gelden. Je kunt het niet blíjven afschuiven op het weer.

En zo te zien werd ik nog verwacht ook! Er lag een degelijk uitziend hellend vlak aan de ingang. Al
wat een vierwieler als ik hoefde te doen, was naar binnen rijden. Nu bestaan er vlakken die
hellen… en hellingen die vlak zijn. Waar ik voor stond behoorde duidelijk tot de laatste categorie.
Deze helling had zowat het stijgingspercentage van de laatste honderd meter op de Muur van Hoei,
en met een elektrische rolstoel was daar geen beginnen aan. Gelukkig... had ik deze omstandigheid
voorzien, en had ik mij met een mechanische rolstoel op pad begeven. Die ging, met wat licht
duwwerk, vrij vlot naar boven. Eens binnen lag de democratie aan mijn voeten. Althans, dat dacht
ik...

Er waren een tiental stembureaus ingericht in het gebouw, en ik werd natuurlijk verwacht in het
allerlaatste aan het einde van de gang. Slalommend tussen de vele rijen wachtenden door naderde
ik mijn doel, om blakend van stemlust in de deuropening van bureau nr 10 te verschijnen. De
voorzitter en acolieten draaiden eensgezind hun hoofden om naar mij, maar ik zag geen paniek in
hun ogen. Ze verschoten zelfs niet van kleur. Neen, dit waren goed voorbereide mensen met
perfect passende scenario’s voor álle gevallen. Dus ook voor een geval als ik. De voorzitter van
vrouwelijke kunne bekeek mijn geval, en besloot dat er geen enkel probleem was om mijn stem uit
te brengen... zolang ik dat maar deed in bureau nr 1! Dáár bevond zich namelijk het enige
aangepaste stemhokje. Maar een kiezer mócht niet gaan stemmen in een ánder bureau dan er op
zijn oproepingsformulier aangeduid stond… was plots duidelijk te lezen op haar ietwat bezorgde
gezicht. Dus moest zij mee, om deze gunst officieel te verkrijgen van haar collega... klaarde het
meteen weer op.

De rijen waren intussen aardig aangedikt met nog meer kiesgerechtigden, die ik weer mag-ik-even-
oei-pas-op-voor-de-tenen moest voorbij zien te zigzaggen, naar het begin van de gang, het
allereerste bureau.

De voorzitter aldaar maakte gelukkig geen bezwaren dat ik van zijn aangepaste faciliteiten gebruik
kwam maken, iets wat ik, eerlijk gezegd, toch wel verwacht had. Maar niet dus. Ik kon zonder
verder uitstel en ongestoord het potlood de correcte cirkeltjes laten inkleuren.
Eenmaal de stemming volbracht ontstond er nog even verwarring over waar de stembiljetten
gedeponeerd moesten worden. Niet hier, wuifde voorzitter 1 zijn niet-ingeschreven gasten weg.
Dan maar bij mij, ging voorzitter 10 ons voor... en we trokken voor de derde keer de gang door.

Nadat mijn stemmen in de hun voorgeschreven bussen gegleden waren, moest ik mij dus nog een
vierde keer de overvolle gang door boren. De meeste wachtenden kenden mij nu al, en gingen
spontaan uit de weg. Ik passeerde hen alsof het zo hoorde.
Terwijl ik zo tussen hen door zeilde, bedacht ik dat het eigenlijk toch wel vlotjes verlopen was. De
volgende keer een iets vlakkere helling, elk bureau zijn aangepast stemhok… én elektronisch
stemmen in plaats van dat hopeloos ouderwetse potlood. Want als er iets anachronistisch was in
deze internettiaanse cybertijden, was het toch wel dat gekleur, vond ik. Straks, terug thuis, zou ik
de verkiezingsuitslagen uit de rest van België ‘in real time’ gaan zitten volgen op het web… maar
die van mijn stadje zouden gerust op zich kunnen laten wachten tot de volgende dag, omdat die
nog op Rubens wijze ingekleurd waren én met de hand geteld moesten worden. En stemmen met de
hand tellen... dat deed men toch nérgens meer...

Diezelfde avond crashte de internetwebstek met alle uitslagen wegens te gigantisch veel
raadplegingen tegelijkertijd. Ik en duizenden andere surfers waren aangewezen op de televisie,
waar men ons met kleurrijke taart- en balk- en buisdiagrammen de procenten voorschotelde. Het
veranderde echter niets aan de uitslag zelf.

Een goede maand later ging de verkiezingssoap van start in de V.S. De elektronische telmachines
spuwden iets te veel ponskaarten ongeteld weer uit, en honderdduizenden kaarten moesten
opnieuw geteld worden... met de hand. Met de hand?! Inderdaad. Wekenlang zaten enkele
tientallen Floridianen met het vergrootglas te turen naar de gaatjes in een ponskaart... tot de
hoogste Amerikaanse rechters de knoop doorhakten, en aldus de kandidaat met het minste aantal
voorkeurstemmen president maakten.
Ik kreeg plots zin om kleurpotloden te beginnen slijpen.
GSM

Zo kon het toch echt niet langer. Ik mocht dan een al vrij goed ingeburgerde netizen (‘cit-izen’ of
burger van het ‘net’) zijn, kind aan huis in velerlei cybergemeenschappen en
meer on- dan offline sedert ik ook kabelsurfer geworden was, die dacht dat hij met deze verworven
eigenschappen en middelen, communicatiever was dan ooit... maar intussen moest ik wel blijven
toekijken hoe de halve wereld aan de gsm zat te sms-en.
Tientallen miljoenen korte tekstberichtjes vlogen dagelijks van het ene mobieltje naar het andere;
werden op de bus, de tram, in de schoolbanken en op het werk gelezen en beantwoord; mensen
verklaarden de liefde, beledigden elkaar, óf maakten afspraken om dat te gaan doen, en ik... ik
viel daar compleet buiten. Ik kon niet deelnemen aan deze tekstuele wereld op zich.
Nu ja, dat is eigenlijk veel gezegd. Er bestond natuurlijk wel een manier om ook zonder gsm-toestel
tóch sms’jes te versturen. Ik had surfgewijs al enkele adressen verzameld waar je dat, vanaf het
web, zelfs helemaal gratis kon doen. Op de ene site mocht je er eentje per dag verzenden, op de
andere wel tien. Als je dus goed je Favorieten beheerde, kon je wel een hele dag aan de gang
blijven. En ook al deden ze soms omwegen langs Zuid-Afrika of Finland, toch arriveerden de meeste
berichten al na luttele seconden bij hun bestemmelingen, alsof ze amper een boogscheutje te
overbruggen hadden.
Toch wel een elegante manier om weer helemaal bij te zijn dus, ware het niet dat het nogal
moeilijk bleek te zijn voor je correspondenten om je hoogst belangrijke mededelingen ook van een
antwoord te voorzien. Ook dáár vond ik, na wat surfjes, een oplossing voor. Ik liet mijn sms-
partners hun antwoord sturen naar een nummertje in het verre Luxemburg, en die sms2mail-
gateway zorgde er, zonder enkele meerkost, voor dat het bericht netjes in mijn Postvak IN
terechtkwam.
En tóch... toch zat ik nog met dat onbestemde gevoel van er niet echt bij te horen. Op veel sites en
services vroegen ze naar het model en type van gsm dat ik gebruikte. Ik moest het antwoord
telkenmale schuldig blijven. Een foonnummer ontbeerde ik ook al. Om nog maar te zwijgen over
mijn gebrek aan mobiliteit in de hele sms-situatie. Geef toe, een loodzwaar bakbeest van een
desktop is no match voor een vederlicht gsm’pje. Dat kon niet langer zo. Ik moest en zou mij een
gsm aanschaffen.
Merken en modellen te verkrijgen in alle hoedanigheden en voorkomens... maar, zaten er ook
handenvrije toestelletjes tussen? Want zo’n snufje had een ‘onhandige’ tetra als mijzelf wel nodig
om dergelijk praattuig ten volle, én zelfstandig, te kunnen gebruiken. Na het uitpluizen van
ettelijke foldertjes en brochures werden er twee modellen weerhouden. Aangezien ik ook nog mijn
zinnen gezet had op een tweede snufje, namelijk de mogelijkheid om ook e-mail te kunnen
afhandelen met het ding, bleef er al vlug maar eentje meer over. De keuze was gemaakt. Díe zou
het worden. Dát apparaatje zou mij meteen weer middenin de cyberactie brengen.
Zodoende ben ik dus sedert enkele weken de trotse eigenaar van een piepklein, onnoemelijk licht,
sierlijk slank en stijlvol metaalgrijs-met groenoplichtende-transparante-toetsjes gsm-
hebbedingetje. Het kan sms’jes met leuke animaties zenden... én ontvangen; er kunnen wel
honderd foonnummers in opgeslagen worden; ik kan verschillende beltonen instellen voor
verschillende mij bellende vrienden; ik kan er e-mail mee verzenden en ontvangen; korte
ingesproken memo’s mee opnemen; er is een klokje, een agenda en een rekenmachine
ingebouwd... én ik kan er ook mee telefoneren... handenvrij.
Nu rijd ik in mijn eentje de straat op, met mijn elektronische wondertje – weersbestendig, want in
een beschermend hoesje - naast mij op de armleuning gemonteerd. Op de plaats van bestemming
gekomen, druk ik achteloos twee toetsjes in, en meld mijn probleemloze aankomst aan het
thuisfront. Verwacht ik belangrijke e-mail, maar kan ik door omstandigheden geen gebruik maken
van een computer? Even een verbinding met de mailserver maken, en ik kan mijn post zo van het 5
lijnen-display aflezen. Sms’jes worden dankzij de T9-Predictive Text Input-functie vliegensvlug
ingetikt en verzonden...
Voor deze laatste maak ik echter al bij al tóch liever gebruik van de pc. Daar stuur ik ze tenslotte
nog altijd gratis. Via de gsm kosten ze al vlug vijf frank per stuk. Het telefoneren zelf in de
zogenaamde piekuren is natuurlijk verschrikkelijk kostenvretend en dient zoveel mogelijk
uitgesteld te worden tot in de daluren... en e-mailen via dat onooglijke gsm-schermpje is ook niet
echt efficiënt te noemen. Maar verder ben ik uitermate tevreden over mijn aanschaf... want
zónder, kon het toch niet langer.
Tour te E.

Uit de lucht bekeken zag mijn geboorte- en woonplaats, het enkele jaren geleden al eerder door
mij beschreven ‘saaie stadje E.’, er prachtig uit!
Brede straten, als lanen afgezoomd met boompjes en ander gegroente; goed onderhouden
gebouwen, weinig bouwval en leegstand te zien. Zelfs de tuintjes en andere achtergelegen
gebieden zagen er, niettegenstaande de typische Belgische gewoonte om die vol te stouwen met
hokken, stallingen en andere koterijen, nog vrij ‘ordelijk’ uit.
Het marktplein, het onbetwistbare centrum van E., was overweldigend vanuit dit gezichtspunt. De
indrukwekkende kerk overheerste het hele zicht. Het vlakbij gelegen stadhuis annex belfort – dat
nota bene sinds kort opgenomen is in de werelderfgoedlijst van de UNESCO – verzonk in het niet bij
dit gigantische bouwwerk. Eventjes vond ik het zelfs belachelijk buiten proporties groot voor zo’n
onbetekenend provinciestadje, maar dat gevoel verdween meteen weer bij het zien van de fontein
(met de feestelijke bevlagging rondom), en het standbeeld (van de romantische dichter), en de
terrasjes (vol met drinkende mensen). De grote winkelstraat, die er van op de begane grond
bewandeld helemaal niet zo groots uitziet, kreeg, vanuit dit luchtelijke perspectief, plots een
bepaalde grootstedelijke allure. Zelfs het, in een neogotisch complex gehuisveste, psychiatrisch
centrum aan de rand van de stad verloor veel van zijn onheilspellendheid. Het had de grandeur van
een kasteel. Het kasteel van de Gestoorde Vorsten van E.
Voor het eerst in mijn bestaansgeschiedenis zag ik ‘mijn’ stad doodgewoon... mooi zijn, met een
glimp van pittoreske gezelligheid zelfs... Een bezoek, van toeristische of economische aard, zeker
waard. Méér zelfs, vanuit de lucht bekeken, was dit absoluut geen “saai stadje” meer te noemen,
en drong zich zelfs een lichte afgunst op tegenover de inwoners omdat ze er móchten wonen,
midden deze rustige, uitgestrekte, groene pracht van noordwestelijk Vlaanderen .
Ik was... trots op mijn stadje E.

Voor alle duidelijkheid: mijn gevoel van stedelijke trots werd niet opgewekt terwijl ik mij bevond
in een vliegtuig, helikopter of luchtballon. Ik onderging helemaal geen lichamelijke luchtdoop, van
welke aard dan ook. Tijdens de hele ervaring bleef ik ten allen tijde met mijn wielen stevig op de
grond (bloednuchter was ik dus ook).
Ik zat gewoon naar de televisie te kijken!
Het was begin juli, en het stadje E. was, in al zijn pracht en praal, zomaar rechtstreeks te
bewonderen op eenieders tv-scherm van Madrid tot Oslo, gedurende de rechtstreekse reportage
van de tweede rit in de Tour de France, waarin het peloton, op weg van Calais naar Antwerpen,
doorheen zijn straten denderde (en kilometers verder ook nog door de Belg Marc Wauters gewonnen
werd).
De volledige doortocht – die wel een goeie twee minuten geduurd heeft – werd in beeld gebracht
door de camera in de helikopter.
Het was voorbij voor ik het goed en wel besefte, maar zelfs de superkorte duur van het hele
gebeuren was voldoende om een diepe indruk na te laten (zoals u in het eerste gedeelte al kon
lezen).
Akkoord, ik heb mij in het verleden al meermaals laatdunkend uitgelaten over E. Ik heb gekankerd
over zijn voetpaden en de ‘hoogdrempeligheid’ ervan; ik heb zijn openbare gebouwen hun rolstoel-
on-vriendelijkheid beschimpt; ik heb zelfs sommige van zijn inwoners afgeschilderd als halve
idioten omdat ze een enkele keer niet hadden geweten hoe te reageren op een (mijn) rolstoelende
verschijning.
Neem ik allemaal terug nu. Graag zelfs. De vete is voorbij. Vergeten en vergeven. Beste maatjes
weer.
Om eerlijk te zijn moet ik toegeven dat er, sedert de tijd dat ik nog als ‘onaangepaste’ mijn gal
dacht te moeten spuwen over elk steentje dat op een verkeerde manier onder mijn wielen terecht
kwam, wel degelijk veranderingen doorgevoerd zijn ook. Zo is het marktplein volledig heraangelegd
en –ingericht. Geen enkele stoep of trede te bespeuren... wel jammer dat, na amper enkele jaren,
hier en daar al verzakkingen beginnen op te treden, maar soit... De nieuwgebouwde vleugel van de
kunstacademie heeft zelfs een knoeperd van een helling meegekregen, waar rolstoelers naar boven
kunnen rácen in plaats van rijden. Én... mijn, intussen ook compleet vernieuwde, stamcafé heeft
een oprijplaat!
U ziet, de Tour en de daaraan gekoppelde televisiebeelden kwamen dus niets te vroeg. Het was
hoog tijd dat ik mijn mening kon... herzien.
Hopelijk komt mijn mooie stadje E. vlug weer een keer ‘online’.
Plannen

Kent u ook dat Koninklijk Besluit dat stelt dat alle openbare gebouwen toegankelijk voor
gehandicapten dienen te zijn? Kent u het ook? Het stamt wel al uit de jaren '70 van vorige eeuw,
maar ongetwijfeld heeft u er al van gehoord. U moet het kennen. Het slaat op culturele gebouwen,
kerken, bejaardentehuizen, sportinrichtingen, handelszaken en horecabedrijven, op ziekenhuizen,
parkeerruimten, openbare toiletten, bankinstellingen, kantoorgebouwen, gerechtshoven en
gemeentehuizen, op scholen, stations en op luchthavens. Met uitzondering van de privéwoningen,
op zowat álles dus.
Met zo'n wet - nou ja, 'besluit', maar dat komt in de praktijk toch op hetzelfde neer - zwart-op-wit
in alle wetboeken zou je toch wel kunnen veronderstellen dat het met de toegankelijkheid in ons
land wel snor zit. Alle gebouwen die in de loop van de afgelopen twee decennia opgetrokken zijn,
zouden in principe hun deuren wagenwijd moeten kunnen open stellen om horden gehandicapten te
ontvangen. En voor de panden ouder dan twintig jaar, en dat zijn er in onze middeleeuwse
contreien nogal wat, waar er tóch een probleem van die aard bestond, heeft men nu toch al meer
dan twintig jaar de tijd gehad om dat enigszins te verhelpen. Hellende vlakken, liften en
automatisch openzwaaiende deuren, overal waar je kijkt dus.
Het is echter wel veilig te stellen dat dit NIET zo is. In de verste verte niet. Hoegenaamd en in het
geheel niet. Integendeel! Het lijkt wel of er steeds meer en meer ontoegankelijke gebouwen bíj
komen! Trappen en treden en smalle deurtjes waarachter smalle gangetjes zich in scherpe bochten
slingeren. Nee, op die twintig jaar is ons Vlaamse landschap er nog niet merkbaar
rolstoelvriendelijker op geworden. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de straten,
pleinen en voetpaden, met al hun hoogten en laagten.
Niet te verwonderen dus dat zovele beleidsmensen zich, bij de start van elke nieuwe legislatuur,
telkens weer verplicht zien naar buiten te komen met een ‘gehandicaptenbeleidsplan’. Vol nieuw in
te voeren maatregelen, regelgevingen, bijstellingen en aanpassingen om van hún gemeente
eindelijk het rolstoelparadijs te maken waar de gehandicapten naar verlangen… néé, récht op
hebben! Eindelijk. Want die mensonterende toestanden hebben nu lang genoeg geduurd, en hun
voorgangers – in veel gevallen zij zélf – hebben nooit voldoende aandacht aan besteed aan het
precaire probleem van de integratie van de ‘mindervalide’ medemens die toch óók recht hebben op
een volwaardig leven. Maar dát zal nu allemaal veranderen, met de invoering van hún, meestal vrij
ver gaande en soms zelfs revolutionaire, plan. En het zal geen twintig jaar duren ook. Neen, zes is
voldoende. Net de duur… van een legislatuur. Ze zijn zelfs bereid hoogstpersoonlijk en eigenhandig
honderd meter af te leggen in een rolstoel, om de noden en behoeften aan den lijve te
ondervinden… in aanwezigheid van een cameraploeg en andere plaatselijke pers.
Hét staat dus te gebeuren. Zoveel is duidelijk. De grote transformatie van rolstoelONvriendelijk
ghetto, volgestouwd met ONtoegankelijke burchten, naar een oase met vriendelijk glooiende
hellingen en wijdopen poorten komt eraan. Zodra het Plan in werking treedt, is het nog maar een
kwestie van tijd. Maximum zes jaar tijd. Tientallen gehandicapten wachten geduldig het moment
af.
Maar dat moment wil maar niet aanbreken. Om onduidelijke redenen blijft het Plan telkens weer
steken in de ‘goede-voornemens-faze’. Legislatuur na legislatuur. Althans, zo lijkt het tenminste.
Veel concrete veranderingen die het leven van de stadsrolstoeler gemakkelijker moeten maken,
zijn er niet te merken. Ja, af en toe wordt wel ’s een stoeprandje verlaagd; er komt wel ’s een
hellinkje bij… maar de grote, structurele veranderingen in het stadsbeeld en de openbare
gebouwen blijven uit. Altijd blijven er hogere krachten (zijnde geldgebrek, groepenbelangen,
veiligheidsvoorschriften,…) spelen om toch maar niet uit te voeren wat men in het Plan beloofd
heeft.
Er dient dus dringend een nieuw Koninklijk Besluit… euh, besloten te worden. Eentje dat het
uitvoeren van beleidsplannen verplicht stelt. Zou dat effect hebben? Misschien, voor alle zekerheid,
toch maar hoge boetes voorzien voor het geval dat… of zijn die al voorzien bij overtreding van die
twintig jaar oude wet?
Mobiliteitsproblemen

Mobiliteitsproblemen. Wie heeft ze niet? Iederéén heeft ze. Diegenen die elke dag in de file staan
op de ring rond Brussel hebben ze. Minister Steve en Prins Laurent hebben ze... én rolstoelers
hebben ze. Want naast hun dagelijkse vier wielen hebben die meestal nóg een setje nodig, voor de
langere afstanden dan.
En dáár begint het spreekwoordelijke wieltje dan meestal wat vierkant te draaien. Die extra-wielen
hebben namelijk altijd een extra-aanpassing nodig, gericht naar de specifieke noden van de
rolstoeler in kwestie. Bij de ene zijn er allerlei hendels en andere bedieningpanelen bij
gemonteerd; bij de andere zijn liften geplaatst, daken verhoogd en riemen bevestigd. Het is voor
rolstoelers dus nooit een kwestie van zomaar even in- en uitstappen. De procedure is altijd nét iets
omslachtiger dan dat; duurt nét altijd die enkele minuten langer, en trekt daardoor altijd dat
extra-bekijks en/of commentaar aan van, al dan niet toevallige, omstaanders.
Hoe het mogelijk is weet ik niet, maar die schijnen ook altijd een familielid te hebben dat kampt
met dezelfde 'mobiliteitsproblemen', en daar doen ze het nooit zó, maar altijd zó. Zo waren mijn
huisgenoten-assistenten en ik, tetra zijnde, ooit aan het 'inschepen' op een parking, toen plots een
verre kennis opdook, die ons begon te bestoken met allerlei aanwijzingen en raadgevingen. Daaruit
moest blijken dat wij het al die jaren al totáál verkeerd gedaan hadden, en hij kon het weten,
want zijn moeder had óók in een rolstoel gezeten. Wel drie weken lang... die keer dat ze haar been
gebroken had. Een overduidelijk geval van appelen met peren vergelijken dus, maar dat weerhield
er de man niet van hardnekkig te blijven doordrammen, ook nog toen wij al lang veilig en wel ín de
wagen zaten. Gelukkig begon het toen plots te regenen.
Uiteraard worden al deze adviezen gegeven met de beste bedoelingen, en soms zijn ze ook best
wel bruikbaar. Bijkomende hef- en tiltechnieken, handige hulpmiddeltjes, kussentjes, plankjes,
een extra-paar handen (van een derde persoon dus) of net een paar minder... Ze zijn allemaal de
revue gepasseerd, met wisselend succes uitgeprobeerd, en in sommige gevallen blijvend toegepast
of eigen gemaakt. De persoon die ons, bijvoorbeeld, ooit aanraadde om een naar buiten draaiende
pasagierszetel te laten installeren in onze, verder niet aangepaste, personenwagen, zal ik eeuwig
dankbaar zijn. Het systeem heeft ons méér dan tien jaar lang zijn hoogst nuttige dienst bewezen.
Maar na een decennium begon er toch wat metaalmoeheid op te treden (niet bij de draaiende
zetel, wél bij de wagen zélf), en moest er uitgekeken worden naar nieuwe systemen op nieuwe
wielen. De keuze was vlug gemaakt. Het hele gedoe rond ombouw, uiteindelijke levering en de
bijhorende paperasserij daarentegen níet, máár... sinds begin dit jaar staat er dan tóch een
glimmend, olijfgroen wagentje van Franse makelij op de oprit, dat, bij een simpele druk op een
knop, beleefd door zijn achterwielen zakt en een oprijplaatje naar buiten laat klappen, ruimte
biedend aan één universele rolstoel, vast te klinken met universele riempjes en ditto haakjes.
Schitterend! Excellent! Nog nooit zó magnifiek en chique gezeten in een auto. Als een koning op
zijn troon, een paus in zijn mobiel. De 'inscheeptijd' (in- of uitrijden, los- of vastgespen) blijft
beperkt tot enkele luttele minuutjes. Twee keer niks gewoon. Máár... bij de allereerste rit al dook
er, op de plaats van bestemming gekomen, tóch een mannetje op uit het decor, dat ons aanraadde
de bevestigingsriempjes vooraan iets te verlengen.
Mobiliteitsproblemen? Iedereen heeft ze.
Een toegankelijk concert(gebouw)

Hoe komt het toch dat als een rolstoeler opduikt in een ‘openbaar gebouw’ er altijd een lichte
vorm van paniek zich meester schijnt te maken van de verantwoordelijken? Niks ernstigs, soms zelfs
nauwelijks merkbaar… maar toch is er altijd, een fractie van een seconde amper, die schichtige
blik. Eventjes vlug links of rechts, naar een collegaatje, die er hopelijk meer vanaf weet, maar die,
op haar beurt, subtiel laat merken ook totaal onwetend te zijn van de ‘situatie’ waar *zij* nu weer
in terecht moeten komen. Net *zij* dan nog…
Onlangs begaf ondergetekende zich ter vermaak naar het nagelnieuwe concertgebouw in die scone
stede, het Venetië van het noorden, ook wel Brugge genoemd. In het begin van de lente was daar
namelijk een cultuurfestival van jewelste losgebarsten met evenementen à volonté. Het was
Europees. Het was hoogstaand. Het zou de stad eindelijk van zijn ‘Bokrijk-van-West-Vlaanderen-
imago’ af moeten helpen. Want ook al bracht dat hoge openluchtmuseumgehalte elk jaar
honderdduizenden toeristen over de kinderkopjes, toch bleef het altijd iets… kneuterig provinciaals
hebben. “Zieje van Bruhhe, zet je vanahtere.” Dát gevoel. En daar wilden ze vanaf.
Wat daar ook moest toe bijdragen was het neerpoten van een volwaardig muziekcentrum. Een
kanjer van een, in knalrode bakstenen opgetrokken, gebouw was het geworden, ingeplant net aan
het randje van het historisch stadscentrum. Kwatongen roerden zich meteen, en spraken van een
architectonische miskleun, of vonden het schandaleus dat dergelijk modernistisch gedrocht durfde
uit te torenen boven de andere meer pittoreske torentjes. Maar het ding stond er nu eenmaal,
afbreken was niet aan de orde. En, eerlijk gezegd, van mij mocht het gerust blijven staan ook. Ik
hou wel van een cultuurbotsinkje. Het strakke moderne, frontaal tegen het zwierig klassieke levert
altijd wel een aardig plaatje op, vind ik. Jazz op een technobeat, bijvoorbeeld. Eclectisch, noemt
men dat in de juiste kringen.
Het Brugse concertgebouw was zeker en vast ook een *groots* gebouw te noemen, met de gepaste
uitstraling voor een would be-cultuurstad. Een ideale locatie voor verheven opvoeringen van
gerenommeerde orkesten… of dansvoorstellingen van Anna-Theresa De Keersmaeker. En dáár was ik
nu net voor gekomen! Voor het internationale uitstraling toebedeelde dansgezelschap Rosas en hun
nieuwste creatie.
Maar eerst moest ik dus het veelbesproken gebouw zien binnen te komen. Het zag er uitermate
rolstoeltoegankelijk uit, daar niet van, maar bij het bestellen van de tickets had ik toch de raad
gekregen mij ruim voor aanvang van het gebeuren aan te bieden aan de infobalie. En dáár werden
dus de reeds eerder aangehaalde schichtige blikken zichtbaar. Of ik dit wel op voorhand vermeld
had? Natuurlijk had ik dat. Dat mij uiteraard een plaats op de parterre (gelijkvloers in
theatermiddens) zou kunnen worden toegewezen, maar dat ik er dan wel rekening mee moest
houden dat ik (én mijn begeleider) gescheiden zou(den) komen te zitten van de rest van het
gezelschap dat zich ergens op balkon x zou bevinden. Dat had ik er allemaal voor over. Zo ben ik.
De eerste hindernis was genomen. Nu moest het zaalpersoneel op de hoogte gebracht worden van
deze beslissing. Aan hen ook om een praktische regeling uit te dokteren om mij en mijn
onafscheidelijke rolstoel (een elektrische nota bene) veilig en wel tot op mijn nieuwe plekje te
loodsen. Een juffrouw met een walkie-talkie en zo te zien veel te zeggen op gebied balkon- en
parterreplaatsen, had alles geregeld in een oogwenk, scheen het. Als tweede in actie kwam team
B, de kaartjesscheurders. Die wisten mij te vertellen dat ik bij hen eigenlijk niks te zoeken had,
maar dat ik helemaal aan het andere eind van de inkomhal moest zijn, waar zich de liften
bevonden. Koud kunstje voor mij en mijn rolstoel. Team C, de kaartjesscheurders aan de andere
kant, wisten eigenlijk niks af van mij en mijn praktische regeling, maar besloten, na eerst enkele
schichtige blikken te hebben uitgewisseld, mij toch maar door te laten. Team D tenslotte was
helemaal niet verbaasd over mijn komst, en gooide de deuren wagenwijd open. Mijn begeleider en
ik kregen een prachtig plaatsje toegewezen ergens in een soort loge, met werkelijk schitterend
zicht op de scène. Bleken het plaatsen te zijn die meer dan het dubbele (!) kostten dan wat ik
betaald had voor mijn balkon x-zitjes. Met een licht schuldgevoel tegenover diegene wiens plaats ik
ingepikt had, blikte ik dan ook even schichtig om me heen… maar gelukkig doofden de zaallichten
al en kwamen de Rosasdansers het podium opgehuppeld.
Stoelen met kuren

Onlangs was het weer zover. Plots, zomaar, op een doodgewone weekdag, begon mijn elektrische
rolstoel ‘kuren’ te vertonen. Hij sputterde letterlijk tegen bij het kortste afstandje dat hij diende
af te leggen. Van de ontbijttafel naar mijn computertafel was er al teveel aan. Enig
manoeuvreerwerk van de pc naar de printer liet hem tilt slaan. Het metertje dat het energieniveau
van de batterijen aan geeft, stond constant in het rood… ook na urenlang opladen.
Een uiterst irritante situatie voor iemand die voor de volle 100 percent afhangt van het smetteloos
functioneren van zijn vervoermiddel. Mijn bewegingsvrijheid was gedwongen beperkt. Ik was
geïmmobiliseerd… en geërgerd.
Daarbovenop was ik ook nog een beetje ongerust. U dient namelijk te weten dat mijn rolstoel
intussen meer dan 15 jaar oud is, en dus zijn houdbaarheidsdatum toch wel licht overschreden
heeft. Bijgevolg vreesde ik dus voor zijn voortbestaan. Ik was er van overtuigd dat deze panne de
doodsteek zou zijn voor mijn trouwe vierwieler. Voor eens en voor altijd, over en uit.
Zoals wel vaker gebeurt bij een (nakend) sterfgeval, komen dan de herinneringen boven: ik zag
hem weer gezwind snorren over de zeedijk van Blankenberge, jong en vrij van zorgen… net als ik;
ik zag hem dokkeren over de Brugse kinderkopjes, of een terrasje doen op de Gentse Feesten…
Goede tijden… maar ook slechte tijden. Die keer dat hij pertinent alle dienst weigerde tijdens een
shoppingtour in een drukke winkelstraat bij voorbeeld. Of toen hij, geheel zonder mijn of andere
menselijke tussenkomst, zichzelf in beweging zette, en mij bíjna de heg in reed. De
herstellingsman – die achteraf nog voor een obsceen hoge rekening zorgde, omdat hij uit het verre
Brussel was moeten komen aandraven met een vervangstukje – vergoelijkte hem dan nog met de
opmerking “dat is nu eenmaal techniek, hé meneer”. Maar ik wist wel beter. Een eigen willetje,
dát had ie. Niks menselijks was hem vreemd. Ik zou hem missen… indien hij onherstelbaar zou
blijken te zijn.
Een eerste onderzoek van zijn ingewanden was veelbelovend. Er werd een kapotte zekering
ontdekt. Vervangen was een koud kunstje. Ik had weer hoop. De daaropvolgende oplaadbeurt, of
liever gezegd: het testritje nadien, maakte echter duidelijk dat het euvel daarmee níet verholpen
was.
Een PLAATSELIJKE herstellingsman werd er bij geroepen. De man had een heel assortiment meet-
en testapparatuur bij. Met kloppend hart keek ik toe hoe hij zijn apparaatjes één voor één aan de
patiënt koppelde. Meer dan wat gemompel en geblaas kwam er niet uit, terwijl hij zich in alle
bochten wrong om de gegevens te kunnen aflezen. Alles werkte normaal.
In mijn verbeelding zag ik de man al de stekkers eruit trekken, en mij met meelevende blik melden
dat de patiënt niet meer te redden viel. De uitvaart moest geregeld worden, stukken
gerecycleerd…
“Deze batterij hier is anders wel kapot hoor”, sprak de man plots.
Een stem uit hemel!
Als het dát maar was! Kapotte batterijen waren eenvoudig te vervangen toch? Door nieuwe!
We waren gered! Mijn stoel en ik!
De herstellingsman bleek bereid meteen in zijn wagen te springen om een nieuw stel batterijen te
halen. Hij ging ze nog plaatsen, aansluiten, uittesten en mooi opblinken ook. Het enige wat ík nog
moest doen, was de rekening betalen. Maar dát had ik er wel voor over.
Een dag later reden we weer. Zonder haperingen en sputteringen. Als nieuw.
Die stoel van mij is onsterfelijk. Binnen 3 jaar, wanneer hij meerderjarig wordt, trakteer ik hem op
een etentje, in een rolstoeltoegankelijk restaurant. Daar komt ie graag, de lieverd.
Verkiezingen III

De verkiezingszondagochtend 2003 begon beter dan die van 2000: het regende niet. Integendeel,
het was vrij zonnig, met een aangenaam temperatuurtje. Een ideale dag om mijn democratische
plichten te gaan vervullen! Enthousiast begaf ik mij op weg in mijn elektronische rolstoel.
De weg naar het stemlokaal is er eentje die ik regelmatig neem, ik verwachtte dus geen obstakels
en hindernissen. En die wáren er ook niet. Hier en daar zag ik medeburgers, de meeste
ongetwijfeld op pad met dezelfde reden als ik. Sommige van hen groetten mij. Ik groette hartelijk
terug, om het even voor wie ze gestemd hadden. Een klein meisje stond op het voetpad. Toen ze
me zag aankomen, deed ze een stap achteruit en drukte zich met haar rug tegen de gevel, mij
aldus een overschot van ruimte biedend om te passeren. Ze keek mij glimlachend aan. Ik
glimlachte terug. Wat een heerlijke dag was het toch!
Naarmate ik het stemlokaal naderde, werd het steeds drukker. Ik slalomde tussen de andere
stemmers door naar de ingang. Twee treden hoog… maar geen nood, een houten hellingbaan was
voorzien. Zonder enige hulp van de wijkagent, die ambtshalve een oogje in het zeil hield aan de
ingang, klom ik naar binnen.
Volgens mijn kiesbrief diende ik mij aan te melden in bureau 3. Ik had al meteen in de smiezen dat
enkel bureau 1 voorzien was van een aangepast stemhokje. Alleen dáár hing een blauw-met-wit
rolstoelbordje. De voorzitter van bureau 3 zag er echter geen graten in dat ik – samen met mijn
assistent – gebruik zou maken van een ‘onaangepast’ hokje in zijn bureau. Aan mij de keuze. Ik
koos zíjn bureau, en wurmde mij, na mijn assistent, halfweg het hokje bij het venster in, waar ik,
in alle rust en privacy, mijn stem kon uitbrengen. Op aloude wijze, omdat in mijn stadje E. de
computertechnologie op dat vlak nog steeds niet is doorgedrongen. Wij zijn dorp W. (10 km ten
zuiden van E.) niet, waar de stemmers niet enkel geheel elektronisch hun stem kwijt kunnen, maar
na afloop ook nog ’s een uitprintje van hun ‘stemgedrag’ in ontvangst mogen nemen… Wij zijn
potloodstemmers.
Bij het verlaten van het stemlokaal tikte de wijkagent even zijn kepie aan bij wijze van afscheid. Ik
knikte geruststellend terug. Alles oké, agent. Geen onregelmatigheden. Carry on, constable.
De zon scheen nog altijd. Het was iets na elven. Een terrasje wenkte.
De sherry was droog en fris. Een lokale kandidaat kwam handjes schudden. Ik schudde enthousiast
mee. Wist hij veel. De tweede sherry ging vlotjes binnen. Such a perfect day (*zucht*).

Ik had mij nochtans voorgenomen een bijtend stukje te kunnen schrijven over deze stembusgang.
Iets over te steile hellingen, te smalle deuren, norse bureauvoorzitters en stompe potloden en zo.
Maar de waarheid mag geen geweld aan gedaan worden. Er WAREN gewoonweg geen
noemenswaardige moeilijkheden.

Onlangs kreeg ik een van die stedelijke beleidsplannen voor personen met een handicap onder
ogen, met de vraag dat grondig door te nemen, en te voorzien van mijn kritische bemerkingen.
Ik las de vier pagina’s goede voornemens van boven tot onder, en dan nog een keer… en kon niet
anders dan instemmend knikken bij de opgesomde punten en de voorgestelde acties. Meer
informatie, meer overleg, beter aangepaste verkeerssituaties, toegankelijkheid krijgt voorrang…
Prachtig! Doe zo voort! Waar moet ik tekenen? Men moest al van heel tegendraadse wil zijn om
dáár nu nog kritische kanttekeningen bij te gaan maken.

Wat was hier aan de hand? Alles was zo toegankelijke rozengeur en aangepaste maneschijn? Eerst
een hindernisvrij parcours op verkiezingsdag, en daarna amper een zwak puntje te bemerken in het
lokale gehandicaptenbeleid? Was ik zó ‘blind’ geworden voor al die onaangepaste details, zoals te
hoge stoepen of te oneffen kasseien, waar ik vroeger wél voor uit mijn krammen zou geschoten
zijn? Begon ik dat allemaal met de mantel der liefde te bedekken, nu ik een… rijpere leeftijd
bereikt had? Of waren in de loop der jaren, subtiel en bijna ongemerkt, veel van die pijnpuntjes
inderdaad verdwenen en, soms letterlijk, afgevlakt? Was mijn saaie stadje E. van weleer dan tóch
geleidelijk aan getransformeerd in het ‘paradijsje van toegankelijkheid’ dat ik mij vele jaren
geleden gewenst had? Feit is dat mijn stamcafé nu al jaren over een hellingbaantje beschikt, en dat
er in het straatbeeld nog amper kasseien te zien zijn.
Heb ik dan al die jaren tóch voor het ‘goeie’ kleur gestemd?
De Adviesraad

Vorig jaar werd het stadje waar ik mijn leven in rust en vree placht door te brengen, opgeschrikt
door de oprichting van een Adviesraad voor Personen met een Handicap. Ik zeg wel, ‘opgeschrikt’,
want niemand – en ik zeker niet – had dergelijk stoutmoedig initiatief zien aankomen of zelfs maar
verwacht. Maar plots was het dus wel zover: de Adviesraad was een feit. Er zetelden enkele
gemeenteraadsleden in, een schepen als waarnemer, een ambtenaar en een bediende of twee, een
stuk of wat vertegenwoordigers van instellingen en verenigingen, en als klap op de vuurpijl: enkele
levensechte Personen met een Handicap! Ondergetekende kreeg, als plaatselijke BG (Bekende
Gehandicapte - equivalent van BV, maar dan op wielen) ook de kans om deel uit te maken van dit
hele gebeuren... maar liet, niet al te ‘raadachtig’ aangelegd zijnde, de kelk aan zich voorbij gaan
(althans in eerste instantie). Er werd een bestuur samengesteld, een beleidsplan opgesteld,
actiepunten geformuleerd, én zelfs een eerste activiteit georganiseerd: een rondgang langs een
aantal handelszaken in het stadscentrum die al dan niet rolstoeltoegankelijk waren. Met wat
media-aandacht en enkele functionarissen die zich lieten kieken in een meegezeulde rolstoel, werd
het toch nog een gezellige namiddag, zo bleek ’s avonds in het regionale televisienieuws. Ja, je
lacht wat af als je weer ’s zo’n winkel niet in kunt...
Deze pret had ik dus aan mijn neus zien voorbijgaan, maar nog langer aan de zijlijn blijven staan
zou weldra onhoudbaar blijken. De uitnodigingen voor de raadsvergaderingen en bijeenkomsten
bleven met een klokvaste regelmaat in de brievenbus gedropt worden. Er stond telkens bij vermeld
dat alles plaatsvond in een rolstoelvriendelijk vergaderzaaltje op de benedenverdieping van het
stadhuis, én dat er belegde broodjes voorzien waren. Er was dus niets aan het toeval overgelaten.
Maar ik liet mij niet vermurwen door dit aanlokkelijke aanbod, en verontschuldigde steeds beleefd.
Maar dan veranderde hun tactiek: het internet werd ingeschakeld! Plots kwamen de uitnodigingen
via elektronische weg binnen, en werd ik verzocht om mijn op- en bemerkingen bij de
agendapunten terug te mailen. Aangezien het internet zowat mijn favoriete biotoop is, voelde ik
me bij deze gang van zaken plots wél in m’n element, en geestdriftig ging ik meteen in op hun
voorstel, waarop ik prompt het antwoord kreeg dat het toch wel wenselijk zou zijn dat ik op de
bijeenkomst persoonlijk mijn suggesties zou komen toelichten. Ze hadden het Net uitgegooid, en
hadden (mij) beet...
De dag waarop de vergadering plaats had, brak er plots een lichte paniek uit onder de
bestuursleden toen bleek dat hun vaste lokaaltje niet meer toegankelijk was voor rolstoelen: een
plaatselijke toneelvereniging had, ter promotie van hun nieuwste productie, een kolossaal houten
beeld voor de pui van het stadhuis geplaatst, aldus de enige rolstoelvriendelijke ingang blokkerend.
Het vergaderlokaal van de Adviesraad voor Personen met een Handicap was niet toegankelijk voor
rolstoelen... Oh, ironie. Er moest met rolstoelen en belegde broodjes uitgeweken worden naar een
andere locatie... en mijn suggesties waren niet op de agenda geplaatst. Gelukkig was ik op tijd
terug thuis voor het voetbal op de televisie.
Shoppen

Shoppen. Een activiteit waar ik in normale omstandigheden niet echt voor te vinden ben. Teveel
gedoe, te druk, teveel gehos van hier naar ginder... en vooral, teveel onzekerheid over de staat
van toegankelijkheid van de te bezoeken handelszaken. Naar mijn mening is er weinig plezier te
beleven aan een shoppingnamiddagje waarbij je als rolstoeler buiten op het voetpad moet zitten
wachten omdat alweer zo’n drempeltje (of twee, drie...) je een gemakkelijke toegang ontzegt,
terwijl je partner/assistent/gezelschap binnen lekker de gangpaden afkuiert, of het door jou
gevraagde tracht te lokaliseren. Wanneer het gewenste artikel dan gevonden is, moet in de meeste
gevallen, een verko(o)p(st)er mee naar buiten om het te komen tonen of demonstreren... wat voor
gevolg heeft dat meteen de halve bevolking van de winkelstraat gezien heeft wat voor onnodig
luxespul je van plan bent aan te schaffen. Ik hou gewoonweg niet van dergelijke momenten.
Maar soms, als je je zinnen gezet hebt op een nieuw hebbedingetje dat toch een nadere kijk
behoeft alvorens tot de koop kan over gegaan worden, kun je niet anders dan je in het gewoel der
winkelstraten begeven. Gedreven door pure hebzucht neem je er alle ongemakkelijke gevolgen dan
maar bij... met de, weliswaar zure, glimlach.
Die zomerzaterdagnamiddag moet zowat de drukste shoppingnamiddag van het jaar geweest zijn:
begin van de vakantie, begin van de koopjes, begin van godweetwatnog... Duizenden kooplustigen
met gevulde beurs, door elkaar krioelend op enkele honderden vierkante meter
middenstandsgrond, met maar één enkel doel: consumeren als hongerige hyena’s en gieren. De
Moeder aller Shoppingnamiddagen!
En dáár stortte ondergetekende zich met zijn elektrische vierwieler in. Enkels, tenen, schenen en
kuiten ontwijkend baande ik mij een weg doorheen de massa. De kasseien en kinderkopjes
‘shaketen’ mijn hele hebben en houden dooreen, terwijl ik steeds dieper doordrong in het
winkelwalhalla. Verbaast het u wanneer ik zeg dat de winkel, die ik zinnens was te verblijden met
mijn klandizie, voorzien was... van twee kolossale drempels? Mij verbaast het ook niet. Het
hierboven reeds beschreven scenario van verkoper die zijn waar moest komen aanprijzen op de
openbare weg, tientallen kijklustige ogen die de demonstratie mee volgden... werd geheel
bewaarheid. Maar... who cares? Ik was in ingesteld op spenderen. Niets anders telde. De transactie
verliep probleemloos. Een bijkomend accessoire was echter niet in stock. Lichte paniek kwam op...
maar onnodig, zo bleek. Het gewenste bleek wél voorradig in de ándere winkel, gelegen in de
ándere winkelstraat. Daar gingen we weer, langsheen de enkels, tenen, schenen en kuiten. Ook een
motregentje schrok mij niet af. Ik denderde voort, tot in de tweede overvolle winkelstraat, tot aan
de tweede winkel... met twee kolossale drempels. Gelukkig was er dit keer geen demonstratie
nodig, en kon ik even schuilen in het portiek van een naburige zaak, terwijl mijn gezelschap de
koop ging sluiten. In vliegende vaart ging het daarna terug naar de wagen, slenterende shoppers en
vallende regendruppels ontwijkend. Weg uit deze winkelheksenketel.
Nu deze haren te berge rijzende ervaring al een goede maand achter mij ligt, en dus grotendeels
verwerkt, blijf ik met één onbeantwoorde vraag zitten: wanneer gaat de wetgevende macht nu
daadwerkelijk ‘s een verbod instellen op winkels en dergelijke om nog maar een dag langer open te
zijn, zolang ze niet toegankelijk zijn voor iedereen? En kinderkopjes in winkelstraten. Schaf die ook
maar af.
De nieuwe stoel

Mijn elektrische rolstoel begint uit elkaar te vallen. Echt waar! Het metertje dat de batterijsterkte
weergeeft viel op een dag gewoon uit z’n houdertje en ligt nu ergens op de bodem van het
bedieningsbakje krampachtig te stuiptrekken; de rechterarmleuning heeft al twee keer een
lasbeurt ondergaan en blijft nu op z’n plaats zitten door middel van... een koordje; de voetsteunen
staan elke dag een stukje schever; af en toe weigert de elektronica alle dienst... om dan plots
‘wakker’ te schieten in alle hevigheid en mij wit te laten wegtrekken van schrik; de bekleding slijt
af terwijl je er naar kijkt; enzovoort. Mijn stoel is dan ook al een oldtimer uit de vorige eeuw.
Achttien jaar oud... en, jammer genoeg, tot op de draad versleten.
Het zal u dan ook niet verbazen dat ik onlangs de beslissing genomen heb mij een nieuwe aan te
schaffen. Een nieuw stalen ros, met state-of-the-art moderne technologie, volledig ergonomisch
aangepast naar mijn noden en behoeften, voor dagelijks binnen- en buitengebruik.
Dat is natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan, want hoe begin je daar nu aan? Welk merk?
Welke dealer? Wie doet die aanpassingen? Kan ik zo’n stoel uittesten? Waar? Wanneer? Hoe lang?
En... hoeveel zal het kosten?
In mijn revalidatieperiode in het centrum was dat gewoon allemaal in de service inbegrepen. Toen
had je daar mensen voor, professionals, die van hot naar her renden om je een heel assortiment
dealers, stoelen en aanpassingen voor te leggen én van advies te voorzien. Al wat je moest doen
was kiezen. Het leven was simpel toen. Nu sta je er alleen voor. Zoek het zelf maar uit.
Gelukkig is er nu... Google om je daar bij te helpen. De twee woorden ‘elektrische+rolstoelen’
lieten de elektronische zoekmachine enkele duizenden resultaten over het scherm uitspuwen. Al
wat ik moest doen was... kiezen.
Ik koos merken met flitsende namen en hippe modellen; ik koos bekend in de oren klinkende
merken; ik koos en ik koos... tot mijn oog viel op een (deel van een) berichtje ergens op een of
ander forum: “...nog nooit problemen gehad met dit merk. Een héél degelijke stoel.” Mijn
nieuwsgierigheid was onherroepelijk gewekt.
Het bleek te gaan om een, mij onbekend, Zweeds merk waar iedereen – althans op dat forum –
onverdeeld enthousiast over was. Verder ‘gegoogel’ bracht mij op hun website. Een Zweedse
website (in het Engels), waar ook een filiaal in Nederland van te bezoeken bleek. Ik kwam steeds
dichter bij huis. Eén mailtje en twee dagen later had ik een lijst in handen van dealers in
Vlaanderen. Ik had ze maar uit te kiezen...
Zover ben ik tot nu toe gekomen. Ik hád nog naar aanpassingen kunnen vragen; ik hád nog naar
prijzen kunnen vragen; ik hád nog een afspraak kunnen maken om de stoel ’s uit te testen... maar
ik wacht liever en breng eerst een bezoek aan een grote vakbeurs waar ook het bewuste Zweedse
merk op aanwezig is (ook dát heb ik van Google), en maak dan mijn... euh, keuze.
Ik hou u op de hoogte.
De nieuwe stoel (update)

In de vorige aflevering was ik driftig aan het googlen geslagen in een zoektocht naar een nieuwe
elektrische rolstoel. Afgaand op enkele positieve commentaren in een discussieforum, was mijn
keuze gevallen op een bepaald, mij voorheen totaal onbekend, merk en was ik van plan meer over
hen en hun stoelen te weten te komen op een grote vakbeurs in het voorjaar. Tot zover dus...

Die bewuste dag, de openingsdag van de beurs, bleek ook nog ‘s ‘Internationale Dag van de
Verpleging’ te zijn. De ingang en de hele omgeving ervan leek wel op de toestroom naar Rock
Werchter. Hele busladingen aspirant-verpleegkundigen arriveerden er en waren allemaal heel druk
aan het smsen. Het gepiep en getsjirp overstemde dat van de vogels.
Binnen in de hal was de drukte zo mogelijk nog groter. Tientallen fabrikanten, tientallen merken en
modellen... maar ik baande mij zonder aarzeling een weg naar mijn eerste gedacht.
Omdat het hoegenaamd niet de bedoeling is hier een reclametekst te publiceren over hoe goed
merk X en model Y wel zijn, maar enkel mijn wedervaren in de aanloop naar de aankoop van...
wens ik enkel maar te zeggen dat ik, na enkele rondjes te hebben gedaan in de hal, onder de
indruk was en meteen een ‘positief’ gevoel had over de rolstoel in kwestie. Ik zat comfortabel, ik
reed comfortabel. Mijn keuze was meteen gemaakt en er zou al heel wat moeten gebeuren om mij
nog op andere gedachten te brengen. Ik dacht er zelfs niet aan, nu ik er toch de gelegenheid toe
had, ook ’s een ander merk te testen. Ongetwijfeld zou ik nog op degelijk materiaal gestoten zijn,
interessante snufjes gezien hebben... maar mijn eerste gevoel, mijn gut feeling, zei me dat dit de
stoel voor mij was. Als er iets is wat ik in mijn achttienjarige carrière als elektrische rolstoeler
geleerd heb, dan is het af te gaan op die eerste indruk.

Ik had een afspraak gemaakt om de rolstoel ook ’s te kunnen testen in mijn dagelijkse thuissituatie.
Enkele weken later was het zover. Gedurende zes dagen reed ik binnen en buiten, op alle
mogelijke ondergronden, in licht en duisternis; zat ik aan de pc, voor de tv, te lezen, te eten, te
kijken en te luisteren en net niet te slapen... en werd mijn eerste indruk... alleen maar bevestigd.
De mogelijkheden tot aanpassing van de hele stoel bleken fenomenaal. Een groot verschil met
achttien jaar geleden, toen ik mijn allereerste stoel kocht. Toen kocht je een standaardmodel en
liet je alle nodige aanpassingen hier en daar ineen knutselen. Nu wordt de stoel zowat op je eigen
maat gemaakt! Een centimetertje of twee hoger, dichter, langer? “Geen enkel probleem,” klinkt
het steevast. “Kan dit ook links geplaatst, in grijs-zwarte kleur, dit deel in stof en dit in leder?”
“Absoluut!” Met de glimlach:)

Terwijl ik dit zit te schrijven wacht ik met ongeduld op de levering van mijn nieuwe rolstoel. Bij
benadering nog vierentwintig dagen, zeven uren en achtendertig seconden, zegt het tellertje dat ik
op mijn pc geïnstalleerd heb. Gelukkig is tijd relatief;)
Met een smiley en een glimlach

Dat ondergetekende nogal wat uurtjes doorbrengt op het internet, is geen geheim meer. 'Online
zijn' is bijna synoniem geworden met 'wakker zijn'. Van 's morgens tot 's avonds zweeft mijn cyber
ego in de immense webruimte, ongebonden door landsgrenzen, tijdzones... en ja, rolstoelen en
andere lichamelijke beperkingen. Even een bezoekje brengen aan Australië? Ja, natuurlijk. Klik! In
Japan verdwalen we gemakkelijk, wegens de mysterieuze tekens waarmee ze daar spreken.
Wegwezen. Klik! Gewoon via India dan. Klik! Staat er een webcam aan in Canada? Cool! Klik! Een
berichtenforum in Brazilië heeft de foto's waarnaar iedereen op zoek is. Gratis registreren. "Are you
18 or older?" Uiteraard. Klik!

Maar al dat geklik kan op een bepaald ogenblik tot een soort klikmoeheid leiden. Dan volstaat het
LCD-scherm met de virtuele wereld plots niet meer. Dan lijkt het wel alsof je alle websites al's
bezocht hebt, en die welke nog onontgonnen gebied lijken, bevatten geen sprankeltje nieuwe
informatie. Alles gelezen, alles gezien, alles geklikt.

Dan is er maar één oplossing: de échte wereld van lucht en natuur en levende mensen in.

Vandaar dat ik naast mijn internetcarrière dus ook nog - noodgedwongen ;) - actief ben in het
plaatselijke verenigingsleven. En dat alternatieve leven brengt mij bij tastbare activiteiten en
evenementen, zoals tentoonstellingen, spreekbeurten, concerten en uitstapjes en bezoekjes
allerhande.

Allemaal heel interessant en mooi en boeiend. Je praat al 's met een mens van vlees en bloed in
plaats van met een chatschermpje; een echte valse noot die uit een schuiftrombone komt
gegleden, klinkt toch anders dan een 'hick-up' in een mp3-tje. Klikken, doorklikken en cancelen
verandert plots in praten, vragen of je schouders ophalen. Iemand de hand schudden is 'hi' intikken.
Glimlachen is een smiley. Lachen is LOL:) Een hele nieuwe, lichamelijke wereld opent zich!

Maar met die wereld beginnen ook de lichamelijke beperkingen plots weer een rol te spelen. De
rolstoel heeft weer wielen en weegt door bij het heffen of duwen. Zijn er knappe tekeningen te
zien op die tentoonstelling? Oh, er zijn trappen. Hmmm... Iedereen naar het café! Het is zijn
verjaardag en hij trakteert. Er is wel een opstapje. Twee treden maar... Geen probleem, toch?

Jammer genoeg wél een probleem.

Hoe dikwijls heb ik niet tussen hemel en aarde gezweefd, gedragen door sterke mannenarmen (die
achteraf, al dan niet, een rugkwaal over hielden aan hun 'helpende hand') om toch maar de geleide
wandeling te kunnen volgen, in plaats van te moeten wachten in het portiekje tot de rest terug de
trap kwam afgedaald? Ooit ben ik twaalf keer een autocar in en uit gedragen gedurende een
volledige daguitstap doorheen het Vlaamsche land. Ik heb enorm veel gezien en bewonderd - tussen
Kortrijk tot Doornik - en 's anderendaags mocht ik nog de hele dag nagenieten van de de nek- en
schouder- en overalpijn.

Hoor je mij klagen? Natuurlijk niet. Niet elke autocar kan uitgerust zijn met een lift; een
veertiende-eeuws stadhuis kan onmogelijk van boven tot onder toegankelijk zijn en veel café's zijn
nog steeds voorzien van een drempeltje en zullen dat nog lang blijven... Over deze
maatschappelijke onvolkomendheden en hun eventuele oplossingen en alternatieven hebben we het
al meer dan eens gehad in dit blad. En eigenlijk heb ik die ook hindernissen grotendeels aanvaard
(al zou je dat misschien niet luidop mogen verkondigen;) of er leren mee omgaan.

Het verschil tussen mijn virtuele (ideale) cyberwereld en de reële ('ongelijke') wereld is erg groot
en de overgang is telkens weer een schok. Maar het is een broodnodige schok... om de balans
tussen een smiley en een glimlach in evenwicht te houden.

You might also like