Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 32

Beschrijving Methodiek en Meetgegevens

KRW-Deelmaatlat Oevers

Opgesteld door H. Coops, Scirpus Ecologisch Advies


In opdracht van Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving
November 2015
Inhoudsopgave

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 3

Hst 1. Oevers zoetwatergetijdenrivier (R8) 6


Probleemstelling 6
Begrenzing waterlichamen en deelgebieden 7
Referentie-oppervlaktes van het ecotoop ‘biezengors’ 9
Huidige oppervlaktes van het ecotoop ‘biezengors’ 10

Hst 2. Oevers M-typen 14


Probleemstelling 14
Bepaling oeverlengtes 15
Breedte rietoevers 19
Berekening maatlatscores 19
Gegevens rietoevers IJsselmeergebied 20

Referenties 22

Bijlage 1. Grenzen van de deelgebieden t.b.v. oeverlengte-metingen 23

Bijlage 2 Oeverbreedtes raaien (Raaimetingen 2013-2014) 31

Bijlage 3 Vergelijking metingen 32

2
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
De toestand van oevers is onderdeel van de KRW-macrofytenmaatlat. In de meren gaat het hierbij
om het aandeel van helofyten-oevers, in de zoetwatergetijdenwateren om het areaal biezengorzen.
Om de bepaling van de deelmaatlat Oevers mogelijk te maken is in deze notitie de methodiek
beschreven. Daarbij zijn voor de betreffende waterlichamen deelgebieden afgebakend.
Voor zover mogelijk worden kengetallen en al beschikbare meetgegevens gegeven waarmee de
deelmaatlat oevers kan worden berekend.

In de waterlichamen van het type R8 (zoetwatergetijdenrivier) wordt de deelmaatlat oevers


berekend op basis van het oppervlakte biezengors te opzichte van het referentie-areaal
biezengors.
Het oppervlakte biezengors wordt verkregen uit veldinventarisatie van biezenbestanden, waaruit het
oppervlakte biezengors wordt berekend op basis van de aanname dat de gesommeerde oppervlakte
van de biezenbestanden 20% bedraagt van de oppervlakte van het ecotoop biezengors.
Het referentie-areaal is afgeleid uit ‘ecotopenkartering’ van de historische situatie, waarbij een
verrekening naar oppervlakte van de deelgebieden heeft plaatsgevonden.

Tabel 1: Kwantitatieve gegevens van referentie-areaal en huidig areaal biezengors per deelgebied.
De verhouding tussen referentie-areaal en actueel areaal (Oeverplanten%) wordt toegepast bij
berekening van de EKR
Waterlichaam deelgebieden Referentie-areaal Biezengors (ha) Oeverplanten%
(ha) 2012
NL94_4 Oude Maas 289 16,45 5,69
Oude Maas Spui 88 0,02 0,02
Dordtse Kil-Noord 149 0 0,00
Lek 350 1,82 0,52
NL94_3 Beneden Merwede 18 0,10 0,56
Boven- en Boven Merwede 25 0,03 0,12
Beneden Merwede Afgedamde Maas Noord 7 0 0,00
Sliedrechtse Biesbosch 50 0 0,00
NL94_2 Nieuwe Merwede 49 0,34 0,69
Dordtse Biesbosch Dordtse Biesbosch 91 0,89 0,98
NL94_10 Amer 60 0,21 0,35
Brabantse Brabantse Biesbosch 228 0,14 0,06
Biesbosch Noordwaard 112 0 0,00
NL94_5 Getijdemaas 7 0 0,00
Benedenmaas Afgedamde Maas Zuid 3 0,31 10,33
NL94_1 Hollandsch Diep 174 0,02 0,01
Haringvliet Oost Haringvliet Oost 262 0,06 0,02
NL94_7 Hollandsche IJssel 20 0,50 2,50
Hollandsche IJssel
Grenzen op de deelmaatlat Oeverplanten R8: Slecht < 2%, Ontoereikend 2-7%, Matig 7-15%, Goed 15-25%,
Zeer goed >25%.

Het inwinnen van gegevens m.b.t. het oppervlakte biezengors gebeurt nu door opname en inmeten
van biezenbestanden in het veld. Een alternatief hiervoor is om het areaal biezengors af te leiden uit
de ecotopenkartering. Het ecotoop ‘biezengors’ betreft echter alleen de vlaksgewijze arealen
begroeid met biezen; in de meeste gevallen komt het merendeel van de actuele biezenbestanden
voor in lijnvormige elementen die niet in de ecotopenkartering terug te vinden zijn. Daarom lijkt het
periodiek uitvoeren van een veldkartering van biezen de aangewezen methode om de voor de
KRW-maatlatten gewenste informatie te verzamelen. Wel zou de aanname dat het de bezetting van
het ecotoop ‘biezengors’ met biezenbestanden 20% bedraagt, getoetst moeten worden.

3
Daarnaast is het referentie-areaal slechts zeer globaal bepaald op basis van ecotoop-oppervlaktes
afkomstig van een gereconstrueerde historische ecotopenkartering. Een betere vaststelling van de
referentie-arealen ‘biezengors’ in de waterlichamen en deelgebieden is gewenst.

Aanbevelingen:
- De referentie-arealen biezengors zijn afgeleid van de historische referentie. Een afleiding
van een realistisch Maximaal Ecologisch Potentieel (MEP) is nog niet uitgevoerd. Voor
deze afleiding is het van belang de huidige en de mogelijk toekomstige arealen
intergetijdengebied te bepalen en het voor biezengors relevante deel hiervan te
kwantificeren.
- Voor de bepaling van de huidige toestand is veldkartering van biezenbestanden de meest
aangewezen methode, in ieder geval zolang biezenvegetatie slechts fragmentair aanwezig is.
- De methode uit het rapport ‘Begroeibaar areaal van waterlichamen’ (2009) (Ref. 1) is om
onduidelijke redenen niet overgenomen in de herziene versie van het rapport ‘Referenties en
Maatlatten’ uit 2012 (Ref. 2). Bij een volgende herziening dient dit alsnog te worden
gedaan.

In de waterlichamen van de M-typen (meren) wordt de deelmaatlat oevers berekend met


behulp van het percentage oeverlengte van helofytenoevers en de gemiddelde breedte van
deze helofytenoevers.
Met behulp van luchtfoto’s zijn totale en begroeide oeverlengtes per deelgebied gemeten. De
breedtes worden afgeleid uit veldmetingen; deze worden per deelgebied berekend op basis van de
beschikbare raaigegevens.

Tabel 2. Kwantitatieve gegevens van oeverlengte en oeverbreedte per deelgebied, toe te passen bij
berekening van de EKR.
WATERLICHAAM DEELGEBIED Oeverlengte (%) Oeverbreedte (m)
NL92_IJsselmeer IJSM_Friesland-west 38,5 9,9
IJSM_Friesland-zuid 14,4 18,0
IJSM_Noordholland 0,0 0
IJSM_Flevoland 5,6 0
NL92_Markermeer MARKM_Gouwzee 11,6 11,8
MARKM_IJmeer 11,6 16,0
MARKM_Hoorn 0,2 6,1
MARKM_Enkhuizen 0,3 0
NL92_Randmeren_Zuid RAMZ_Nijkerkernauw 48,1 9,1
RAMZ_Eemmeer 17,8 7,7
RAMZ_Gooimeer 26,3 26,3
NL92_Randmeren_Oost RAMO-Nuldernauw 30,7 16,4
RAMO-Wolderwijd 17,8 26,2
RAMO-Veluwemeer 33,5 13,2
RAMO-Drontermeer 65,8 15,7
NL92_Ketelmeer_Vossemeer Ketelmeer-Noord 20,6 15,1
Ketelmeer-Zuid 6,9 16,6
Vossemeer 49,2 22,2
NL92_Zwartemeer Zwarte Meer_Oost 76,1 13,6
Zwarte Meer_West 68,5 16,0
NL89_Volkerak Volkerakmeer_West 53,85* 8,01*
Volkerakmeer_Oost
NL89_Zoommeer_Eendracht Zoommeer_Eendracht 38,82* 4,21*
Zoommeer_West
Zoommeer_Oost
Zoommeer_Rijn-Scheldekanaal
Grenzen voor de deelmaatlat Oeverplanten M14, M20 en M21: Slecht < 20%, Ontoereikend 20-40%, Matig 40-60%, Goed 60-
80%, Zeer goed >80%

*Gegevens uit rapport Bureau Waardenburg 2013 (Ref. 3). De oeverlengte betreft alle niet-verharde oevers
(niet alleen de helofytenoevers). Van de deelgebieden zijn alleen de totale oeverlengtes bepaald.

4
Aanbevelingen
- De bepaling van oeverlengtes is voor deze rapportage op een vrij globale wijze uitgevoerd.
Een consistente kartering van zowel onbegroeide als begroeide oeverlijnen (d.i. de grens
tussen land en water) kan hiervoor betere data leveren. Het verdient aanbeveling de oeverlijn
als onderdeel van de ecotopenkartering integraal mee te nemen.
- De in 2013/2014 gemeten oeverbreedtes kunnen helpen voor de ijking van de land-
waterrietgrenzen bij kartering met behulp van luchtfoto’s. Zowel de totale oeverlengtes, als
de rietoeverlengtes per deelgebied kunnen dan rechtstreeks van de ecotopen/oeverlijnenkaart
worden afgemeten.
- Bij meting van de oeverbreedtes in de deelgebieden is aanvulling nodig om een voldoende
nauwkeurige oeverbreedte te kunnen bepalen. Aanbevolen wordt (minstens) 5 locaties van
10 raaien per deelgebied te meten.
- Mogelijk zou de oeverbreedte ook gemeten kunnen worden vanaf luchtfoto’s, als de
rietoeverbreedte goed te karteren blijkt te zijn. Wel is een validatie van deze metingen met
veldgegevens noodzakelijk.

5
Hst 1. Oevers zoetwatergetijdenrivier (R8)

Probleemstelling

Voor de bepaling van de maatlatscore voor macrofyten in waterlichamen van het type R8 (zoete
getijdenwateren) zijn gegevens over het met biezen begroeide oppervlakte van bepaalde ecotopen
nodig.
In het rapport ‘Referenties en maatlatten voor Natuurlijke Wateren’ (Ref. 2) wordt aangegeven dat
de deelmaatlat Oevervegetatie het areaal begroeid met biezen beoordeeld. Dit areaal wordt
gerelateerd aan de oppervlakte van de lage intergetijdenzone in referentie-omstandigheden. Het
rapport geeft aan dat de oppervlakte modelmatig kan worden afgeleid van een standaard
oeverhelling en -breedte van de intergetijdenzone:
‘Bij de oevervegetatie wordt het areaal met biezen (…) ten opzichte van het gehele begroeibare
areaal beoordeeld. De bedekking van de biezensoorten moet minimaal 5% zijn en minimaal 20%
van de vegetatie als geheel uitmaken om voldoende ontwikkeld te heten en beoordeeld te worden.
De breedte van het begroeibaar areaal wordt modelmatig afgeleid uit de amplitude van de getijslag
en van de daarbij behorende helling van het oeverprofiel. Bij een getijslag van 0,80 m geldt een
hoogteverschil van 0,30 m, bij een getijslag van 0,30 m geldt een hoogteverschil van 0,05 m, bij
andere amplituden wordt vanuit deze waarden lineair geïnterpoleerd of geëxtrapoleerd met de
formule: hoogteverschil = 0,5 * getijdeslag – 0,10 (m). De van nature voorkomende helling wordt
per waterlichaam en gedeelte daarvan vastgesteld. Bij een oeverprofiel dat (bij voorbeeld) van
nature 1:30 bedraagt, is de breedte 30 keer zo groot als het hoogteverschil.’

In de uitwerking ‘Begroeibaar areaal van waterlichamen’ (Ref. 1) wordt deze benadering als niet
realistisch beschouwd en wordt gekozen voor een ecotopen-benadering. Voorgesteld wordt de
fractie van het referentie-areaal begroeid met biezen als maat te nemen:

(𝑎𝑐𝑡𝑢𝑒𝑒𝑙 𝑜𝑝𝑝𝑒𝑟𝑣𝑙𝑎𝑘𝑡𝑒 𝑏𝑖𝑒𝑧𝑒𝑛𝑔𝑜𝑟𝑠 (ℎ𝑎))


𝑚𝑎𝑎𝑡𝑙𝑎𝑡𝑠𝑐𝑜𝑟𝑒 =
(𝑟𝑒𝑓𝑒𝑟𝑒𝑛𝑡𝑖𝑒 − 𝑜𝑝𝑝𝑒𝑟𝑣𝑙𝑎𝑘𝑡𝑒 𝑏𝑖𝑒𝑧𝑒𝑛𝑔𝑜𝑟𝑠 (ℎ𝑎))

De referentiewaarden voor het oppervlakte van het begroeibare areaal per waterlichaam zijn
bepaald op basis van historische ecotopenkaarten (Ref. 4). De oppervlakten begroeid met
biezengors worden in eerste instantie afgeleid uit de huidige ecotopenkarteringen, uitgaande van de
eenheid ‘biezengors’. De inwendige bedekking van het biezengors wordt niet meer meegenomen in
deze benadering.
De klassengrenzen op de maatlat zijn in deze benadering niet veranderd ten opzichte van de
oorspronkelijke beschrijving.1

Voor de berekening van maatlatscores wordt tot dusver de methode uit het rapport ‘Begroeibaar
areaal van waterlichamen’ gebruikt. Knelpunten bij deze benadering zijn:
1) Het potentieel begroeibaar areaal is gebaseerd op zeer globale referentiewaarden van het
areaal ‘biezengors’, die bovendien niet gekoppeld is aan de huidige begrenzing van de
waterlichamen. Dit vanwege de grote morfologische veranderingen (inpolderingen,
kanalisatie, aanleg gronddepots).
2) De huidige oppervlakte biezengors (het begroeid areaal) zou gebaseerd moeten worden op
gegevens uit de ecotopenkartering. In deze kartering worden alleen grotere vlakken van een
ecotoop geclassificeerd. De veelal smalle oeverranden langs veel geulen en kreken worden

1
De methode voorgesteld in ‘Begroeibaar areaal van waterlichamen’ is om onduidelijke redenen niet overgenomen in
de herziene versie van het rapport ‘Referenties en Maatlatten’ uit 2012 (Ref. 2.).

6
weliswaar (soms) als lijnelement gekarteerd, maar dragen niet bij aan de oppervlakte.
Karteringsgegevens van biezenbestanden kunnen als alternatief gebruikt worden, maar
moeten dan worden omgerekend naar ecotoop-oppervlaktes.
3) De waterlichamen zullen worden opgedeeld in deelgebieden. Oppervlakten ‘biezengors’ zijn
nog niet verdeeld over de waterlichamen en deelgebieden.
4) In de ecotopenkartering wordt geen informatie over de inwendige bedekking (dichtheid) van
het biezenecotoop opgenomen.

Om gegevens te verkrijgen in het huidige voorkomen van biezenbestanden is in 2012 een


gebiedsdekkende veldkartering van biezen uitgevoerd (Ref. 5). Hiervoor zijn alle biezenvelden –
inclusief zeer kleine – in kaart gebracht.

Om de knelpunten op te lossen met de thans beschikbare gegevens worden de volgende stappen


gezet:
1) Begrenzen van deelgebieden in de waterlichamen.
2) Vaststellen van de referentie-arealen voor ‘biezengors’ binnen de deelgebieden van de
waterlichamen.
3) Afleiden van het huidige areaal biezengors per deelgebied uit karteringsgegevens van
biezenbestanden.

Begrenzing waterlichamen en deelgebieden

Tabel 1.1. Voorstel voor deelgebieden in waterlichamen (type R8)


waterlichaam deelgebieden
NL94_4 Oude Maas (1) Oude Maas
(Fig. 1.1) (2) Spui
(3) Dordtse Kil - Noord
(4) Lek
NL94_3 Boven- en Beneden Merwede (1) Beneden-Merwede
(Fig. 1.2)* (2) Boven-Merwede
(3) Afgedamde Maas Noord
(4) Sliedrechtse Biesbosch
NL94_2 Dordtse Biesbosch (1) Nieuwe Merwede
(Fig. 1.3) (2) Dordtse Biesbosch
NL94_10 (1) Amer
Brabantse Biesbosch (2) Brabantse Biesbosch
(Fig. 1.4) (3) Noordwaard
NL94_5 Benedenmaas (1) Getijdemaas
(2) Afgedamde Maas Zuid
NL94_1 Haringvliet Oost (1) Hollandsch Diep
(Fig. 1.5) (2) Haringvliet Oost
NL94_7 Hollandsche IJssel (1) Hollandsche IJssel
*Het deelgebied Beneden-Waal maakt tegenwoordig deel uit van het waterlichaam NL93_8.

De voorgestelde indeling in deelgebieden van de R8-waterlichamen wordt weergegeven in tabel


1.1. In onderstaande kaarten (Figuur 1.1 t/m 1.5) zijn de begrenzingen van de deelgebieden in de
waterlichamen Oude Maas (1), Boven- en Beneden Merwede (2), Nieuwe Merwede (3), Brabantse
Biesbosch (4), en Haringvliet-Oost (5) aangegeven.

7
Figuur 1.1 NL94_4 Oude Maas

Figuur 1.2. NL94_3 Boven- en


Beneden Merwede

Figuur 1.3 NL94_2 Nieuwe Merwede

8
Figuur 1.4 NL94_10 Brabantse
Biesbosch

Figuur 1.5. NL94_1 Haringvliet Oost

Referentie-oppervlaktes van het ecotoop ‘biezengors’

Voor de berekening van de maatlatscore ‘Oever’ in R8 wateren dient de fractie van de oppervlakte
begroeid met biezen in de huidige situatie ten opzichte van het referentie-areaal te worden bepaald.
In het rapport ‘Begroeibaar areaal van waterlichamen’ (Ref. 1) worden oppervlakten ‘biezengors’ in
de referentietoestand per waterlichaam benoemd.
Omdat geen waarden per deelgebied bekend zijn, zijn deze hier naar rato van het oppervlakte-
aandeel van ieder deelgebied berekend (tabel 1.2).

9
Tabel 1.2. Totaal-oppervlaktes van de waterlichamen en deelgebieden en het
oppervlaktepercentage van de deelgebieden per waterlichaam; oppervlaktes biezengors in de
historische referentie per waterlichaam (naar ref. 2), en berekende oppervlaktes biezengors in de
referentie per deelgebied.

waterlichaam deelgebieden Totaal opp. Deelgebied ha biezengors in ha biezengors


waterlichaam fractie van historische hist. Referentie
en deelgebied totaal opp. referentie (deelgebied)
(ha) waterlichaam (waterlichaam)
NL94_4 ALLE DEELGEBIEDEN 7000 875
Oude Maas Oude Maas 2300 33% 289
Spui 700 10% 88
Dordtse Kil-Noord 1200 17% 149
Lek 2800 40% 350
NL94_3 ALLE DEELGEBIEDEN 4000 100
Boven- en Beneden-Merwede 750 18% 18
Beneden Merwede Boven-Merwede 1000 25% 25
Afgedamde Maas Noord 250 7% 7
Sliedrechtse Biesbosch 2000 50% 50
NL94_2 ALLE DEELGEBIEDEN 4300 140
Dordtse Biesbosch Nieuwe Merwede 1500 35% 49
Dordtse Biesbosch 2800 65% 91
NL94_10 ALLE DEELGEBIEDEN 9100 400
Brabantse Amer 1400 15% 60
Biesbosch Brabantse Biesbosch 5200 57% 228
Noordwaard 2500 28% 112
NL94_5 ALLE DEELGEBIEDEN 3500 10
Beneden-Maas Getijdemaas 2500 71% 7
Afgedamde Maas Zuid 1000 29% 3
NL94_1 ALLE DEELGEBIEDEN 13000 436
Haringvliet Oost Hollandsch Diep 5200 40% 174
Haringvliet Oost 7800 60% 262
NL94_7 Hollandsche IJssel 500 20 20
Hollandsche IJssel

Huidige oppervlaktes van het ecotoop ‘biezengors’

De voorhanden gegevens betreffen het oppervlakte (ha) in 2012 van de aanwezige biezenbestanden
per deelgebied (Ref. 5). Om deze oppervlaktes om te zetten in arealen van het ecotoop ‘biezengors’
is een omrekening nodig.
Er moet onderscheid gemaakt worden tussen het oppervlakte aan biezenbestanden (=biezenpollen)
en het oppervlak biezengors. Het oppervlakte biezen is in 2012 gemeten door het sommeren van de
individuele oppervlaktes van biezenbestanden.
In het rapport Referenties en Maatlatten wordt aangegeven dat biezenpollen minimaal 20% van de
vegetatie als geheel uitmaken om voldoende ontwikkeld genoemd te kunnen worden (Ref. 2,
p.168).
Uit luchtfoto-beelden van biezengorzen met de daarop groeiende biezenpollen mag ook
geconcludeerd worden dat biezenpollen rond de 20% van het ecotoop ‘biezengors’ bezetten (Fig.
1.6), en de algemene indruk in het veld is ook dat de bedekking van biezengors doorgaans rond
20% (tussen 10% en 50%) bedraagt.
Als omrekeningsformule wordt daarom gebruikt:

[𝑜𝑝𝑝𝑒𝑟𝑣𝑙𝑎𝑘𝑡𝑒 𝑏𝑖𝑒𝑧𝑒𝑛𝑝𝑜𝑙𝑙𝑒𝑛] = 0,20 ∗ [𝑜𝑝𝑝𝑒𝑟𝑣𝑙𝑎𝑘𝑡𝑒 𝑏𝑖𝑒𝑧𝑒𝑛𝑔𝑜𝑟𝑠]

In de berekening van het oppervlakte biezenpollen worden alle gekarteerde bestanden meegeteld,
dus ook als ze in smalle oeverranden op stortsteen zijn aangetroffen.

Het enige gebied waar een vergelijking met gegevens uit de ecotopenkartering 2006 mogelijk is, is

10
de Oude Maas. Hier zijn nog aanzienlijke oppervlakten biezengorzen aanwezig in tegenstelling tot
vrijwel alle andere gebieden waar het grootste deel van de biezen in smalle oeverranden voorkomt,
die niet karteerbaar zijn als het ecotoop ‘biezengors’. Veel van de biezengorzen die in deze
gebieden wél als biezengors zijn gekarteerd, blijken in de praktijk iets anders te zijn.

Langs de Oude Maas is bij de veldkartering in 2012 een totaal oppervlakte van 3,4 ha aan
biezenbestanden aangetroffen (Ref. 5). Volgens de omrekeningsformule komt dit overeen met 16 ha
‘biezengors’. In de ecotopenkartering van 2006 (Ref. 6) is 26 ha als biezengors geclassificeerd. Het
verschil tussen 26 ha (ecotopenkartering 2006) en 18 ha (veldkartering 2012) kan voor een
belangrijk deel verklaard worden door een reële verdergaande achteruitgang van biezenvelden in de
afgelopen jaren. Relatief sterke achteruitgang in deze periode heeft plaatsgevonden op de Rhoonse
Grienden, bij Heinenoord en in de Zomerlanden.

De conclusie is dat voor het bepalen van de arealen begroeid met biezen bij het huidige geringe
voorkomen van biezen, het in het veld in kaart brengen van biezenbestanden de best bruikbare
methode is. De vergelijkbaarheid van deze direct bepaalde oppervlakte aan biezen met de
oppervlaktes uit de ecotopenkartering lijkt redelijk goed te zijn, hoewel in de ecotopenkartering het
oppervlakte aan biezen in smalle oevergordels buiten beschouwing blijft, en daarmee een
aanzienlijk deel van het potentieel areaal.

Beerengat Heinenoord noordoever ten westen van tunnel

Jachthaven Rhoon / Rhoonse Grienden Zomerlanden

Fig. 1.6. Voorbeelden van biezengors met daarbinnen de bedekking van biezenbestanden. Er is een
grote variatie in inwendige bedekking van het ecotoop biezengors.

11
Tabel 1.3. Oppervlaktes van biezenbestanden per deelgebied op basis van veldkartering 2012,
berekend areaal biezengorzen in de waterlichamen en deelgebieden, en areaal biezengors per
waterlichaam op basis van ecotopenkartering 2006. Oppervlaktes biezengors worden berekend met
de aanname dat de totale werkelijke oppervlakte van de biezen (uitgezonderd de biezen op hard
substraat) 20% beslaat van de oppervlakte biezengors.

Waterlichaam deelgebieden m2 biezen 2012 Biezengors (ha) Biezengors (ha)


incl./excl. 2012 2006
bestanden op harde veldkartering ecotopenkart.
oevers.
NL94_4 ALLE DEELGEBIEDEN 18,29 26,1
Oude Maas Oude Maas 33899 (32902) 16,45
Spui 3117 (30) 0,02
Dordtse Kil-Noord 31 (0) 0
Lek 3841 (3647) 1,82
NL94_3 ALLE DEELGEBIEDEN 0,12 2,2
Boven- en Beneden Beneden-Merwede 342 (193) 0,10
Merwede Boven-Merwede 55 (50) 0,03
Afgedamde Maas Noord 0 (0) 0
Sliedrechtse Biesbosch 4 (0) 0
NL94_2 ALLE DEELGEBIEDEN 1,23 1,6
Dordtse Biesbosch Nieuwe Merwede 1225 (675) 0,34
Dordtse Biesbosch 2077 (1778) 0,89
NL94_10 ALLE DEELGEBIEDEN 0,35 18,1
Brabantse Biesbosch Amer 506 (420) 0,21
Brabantse Biesbosch 1133 (286) 0,14
Noordwaard 1 (1) 0
NL94_5 ALLE DEELGEBIEDEN 0,31
Beneden-Maas Beneden Maas - 0
Afgedamde Maas Zuid 625 (625) 0,31
NL94_1 ALLE DEELGEBIEDEN 0,08 3,8
Haringvliet Oost Hollandsch Diep 608 (37) 0,02
Haringvliet Oost 137 (118) 0,06
NL94_7 Hollandsche IJssel 3275 (994) 0,50 1,1
Hollandsche IJssel
Bergsche Maas Bergsche Maas 90 (90) 0,05 -

Conclusies en aanbevelingen

In de waterlichamen van het type R8 (zoetwatergetijdenrivier) wordt de deelmaatlat oevers


berekend op basis van het oppervlakte biezengors te opzichte van het referentie-areaal biezengors.
Het oppervlakte biezengors wordt verkregen uit veldinventarisatie van biezenbestanden, waaruit het
oppervlakte biezengors wordt berekend op basis van de aanname dat de gesommeerde oppervlakte
van de biezenbestanden 20% bedraagt van de oppervlakte van het ecotoop biezengors.
Het referentie-areaal is afgeleid uit ‘ecotopenkartering’ van de historische situatie, waarbij een
verrekening naar oppervlakte van de deelgebieden heeft plaatsgevonden.

Het inwinnen van gegevens m.b.t. het oppervlakte biezengors gebeurt nu door opname en inmeten
van biezenbestanden in het veld. Een alternatief hiervoor is om het areaal biezengors af te leiden uit
de ecotopenkartering. Het ecotoop ‘biezengors’ betreft echter alleen de vlaksgewijze arealen
begroeid met biezen; in de meeste gevallen komt het merendeel van de actuele biezenbestanden
voor in lijnvormige elementen die niet in de ecotopenkartering terug te vinden zijn. Daarom lijkt het
periodiek uitvoeren van een veldkartering van biezen de aangewezen methode om de voor de
KRW-maatlatten gewenste informatie te verzamelen. Wel zou de aanname dat het de bezetting van
het ecotoop ‘biezengors’ met biezenbestanden 20% bedraagt, getoetst moeten worden.
Daarnaast is het referentie-areaal slechts zeer globaal bepaald op basis van ecotoop-oppervlaktes
afkomstig van een gereconstrueerde historische ecotopenkartering. Een betere vaststelling van de
referentie-arealen ‘biezengors’ in de waterlichamen en deelgebieden is gewenst.

12
Aanbevelingen:
- De referentie-arealen biezengors zijn afgeleid van de historische referentie. Een afleiding
van een realistisch Maximaal Ecologisch Potentieel (MEP) is nog niet uitgevoerd. Voor
deze afleiding is het van belang de huidige en de mogelijk toekomstige arealen
intergetijdengebied te bepalen en het voor biezengors relevante deel hiervan te
kwantificeren.
- Voor de bepaling van de huidige toestand is veldkartering van biezenbestanden de meest
aangewezen methode, in ieder geval zolang biezenvegetatie slechts fragmentair aanwezig is.
- De methode uit het rapport ‘Begroeibaar areaal van waterlichamen’ (2009) (Ref. 1) is om
onduidelijke redenen niet overgenomen in de herziene versie van het rapport ‘Referenties en
Maatlatten’ uit 2012 (Ref. 2). Bij een volgende herziening dient dit alsnog te worden
gedaan.
-

Tabel 1.4 Huidige PQ’s water- en oeverplantenmeetnet ingedeeld in de deelgebieden van de R8-
waterlichamen.

waterlichaam PQ’s
NL94_4 Oude Maas
(1) Oude Maas Schenkl, Berebgwt, Poortgl, Heinnvgl, Heinndwt, Heinndzot, Barendt,
Kuipvr, Grotlt, Kersbk
(2) Spui Aaldk, Pierhl
(3) Dordtse Kil – Noord Rietbnvgl
(4) Lek Schuwt, Oppdt, Bergabwt, Bergabot, Buitldnvgl, Langrwt, Langrot,
Binnlnvgl, Amede, Viannwt, Viannot, Tullewn

NL94_3 Boven- en Beneden Merwede*


(1) Beneden-Merwede Baanhk, Helspdr, Giessdm, Nederhdvd
(2) Boven-Merwede Wervn, Avelgn1, Avelgn6, Zwetpnvgl, Zwetpot, Zwetpwt, Woudcm
(3) Afgedamde Maas Noord Hogemsdk
(4) Sliedrechtse Biesbosch Wantdrwt, Wantdrot, Kikvkl, Helst, Gatvdht

NL94_2 Dordtse Biesbosch


(1) Nieuwe Merwede Kopvdodwl, Thomwd, Kalvwd, Poldhdhk, Bovsrg, Spiersszd, Spierssnd,
Deeslg, Zuidhvnd, Hooghwt, Annajcmnpnd
(2) Dordtse Biesbosch Tongptot, Tongpt3001, Tongpt1002, Stormhwt, Koekpt, Zuidmtgtwt,
Zuidmtgtot

NL94_10 Brabantse Biesbosch


(1) Amer Spijkbrzd1, Amermdn, Koekkwg, Lagezlwe
(2) Brabantse Biesbosch Spijkbr, Steurgtnd, Steurgtzd, Ruigorg, Houtgze, Gatvdhdhk, Hooghf,
Vispt1001, Vispt3001, Debl, Gatvbnsk1, Gatvbnsk4, Annajcmnpt,
Boerpt1001, Boerpt3001
(3) Grote Noordwaard -

NL94_5 Beneden-Maas
(1) Getijdemaas Lith, Sintads01, Sintads06, Steenfbnvgl, Piekwnvgl, Laaghml, Hoenzdl,
Hedel01, Hedel03, Bokhvot, Well, Dambk, Heesbn
(2) Afgedamde Maas Zuid Maasdk, Wijkvabg, Doornwdwt, Doornwdot, Veennd, Dewdn, Poedrshk

NL94_1 Haringvliet Oost


(1) Hollandsch Diep Oostgpdr, Strijess1002, Strijess3001, Zeehdpt, Plavhlvese, Bovss2, Hoogezd
(2) Haringvliet Oost Numdhvn, Harvbzot, Hellgpn1001, Ventjgr3001, Tiengmtot, Hitsskde,
Nieuwdk, Tiengmtwt, Korendsskzd, Leenhrpdr, Pallt, Stadshk, Buitdk,
Korendsskwt

*De locaties Vurenwt, Vurennd, Vurenot, Brakl, Zuilcm, Gamern1, Gamern3 en Gamerswdnvgl
zijn door de herindeling van de Beneden-Waal in het waterlichaam NL93_8 (Waal) niet meer
aangegeven.

13
Hst 2. Oevers M-typen

Probleemstelling

Voor het berekenen van de EKR op de deelmaatlat Oevers in meren zijn gekwantificeerde gegevens
van de oeverbreedte (in m) en de relatieve oeverlengte (in %) in een waterlichaam nodig (Ref. 2,3).
In 2013-2014 zijn metingen gedaan aan de breedte van rietoevers in het IJsselmeergebied (Ref. 7),
waarmee per waterlichaam de gemiddelde breedte van rietoevers kon worden vastgesteld. Door de
indeling van waterlichamen in deelgebieden moeten deze oeverbreedtes opnieuw berekend worden.
Daarnaast is een bepaling van de verhouding tussen de lengte van rietoevers en de totale
oeverlengte nodig per deelgebied. In deze rapportage wordt hiervoor de methodiek uitgewerkt en
beschreven en wordt de verdere toepassing bij berekening van de maatlatten behandeld.

Een operationele definitie voor de breedte en lengte van een rietoever moet gehanteerd worden, die
overeenstemt met de definities in het Referenties- en Maatlattenrapport 2015-2021 (Ref. 2). De
definitie van Oevers hierin is (Ref. 2, p. 58):

Oevers – De groeivorm wordt gedomineerd door hoog-opgaande kruidachtige soorten die in lagere dichtheid ook wel
in de emerse zone kunnen voorkomen, zoals riet, kleine lisdodde en mattenbies, en samen tenminste een dichtheid van
75% bereiken om voldoende ontwikkeld te kunnen heten. Het begroeibaar areaal oever beslaat in de referentie bij dit
type een breedte van 100 meter. Tenminste 80% van deze zone is in de zeer goede toestand ingenomen door
oeverplanten, waarbij de vaststelling in de breedte log-getransformeerd wordt verrekend (wat neerkomt op een breedte
van tenminste ca. 40 meter onder referentieomstandigheden).

En de voorgeschreven begrenzing (Ref. 2, p. 14-15):

Het begroeibare areaal voor de groeivorm oever ligt tussen de hoogwaterlijn en de gemiddelde laagwaterlijn onder
natuurlijke omstandigheden. Het begroeibare areaal van de andere groeivormen sluit daarop aan en er is geen overlap.
De grens wordt in de praktijk vastgesteld op basis van kenmerken in de vegetatie die het gevolg zijn van
waterstandswisselingen zoals de dichtheid van kenmerkende soorten voor de oeverbegroeiing die op de grens snel
afneemt, van meer dan 75% in de oeverzone naar (veel) minder dan 75% in de emergente zone. De actuele waterstand
tijdens de bemonstering kan ook een aanwijzing geven maar is niet doorslaggevend.
...
Bij M-typen wordt de breedte van de zone met voldoende ontwikkelde begroeiing voor de groeivorm oever log-
getransformeerd vergeleken met de referentiebreedte en vermenigvuldigd met het percentage van de totale oeverlengte
waarop deze voorkomt: P = lengtepercentage x log (breedte-1) / log(referentiebreedte).

Om dit in de praktijk te kunnen bepalen, wordt deze formulering vertaald in de volgende punten:

- De oeverzone bestaat uit de zone waarin helofyten dominant zijn en een hoge bedekking hebben.
Dit betreft vrijwel altijd Riet, soms Kleine lisdodde. Mattenbies, Heen, Zegge-soorten kunnen
begeleidend zijn. Het bedekkingscriterium van 75% kan niet altijd gebruikt worden omdat
duidelijke ook bij lagere bedekkingswaarden sprake kan zijn van een dichte helofytengordel, en
omdat het praktisch niet mogelijk is om open water-plekken binnen de rietzone van de oever uit te
sluiten.

- De emerse zone, met daarin Mattenbies, en uitlopers van Riet en andere helofytensoorten (lage
bedekking) wordt niet bij de oever gerekend. De grens tussen emers Riet en Riet in de oeverzone is
in het veld en op luchtfoto’s vrijwel altijd eenduidig aan te geven; uitzondering is als er een brede
strook riet aanwezig is die zwaar begraasd is (meestal is een dergelijke strook zeer smal).

- Aan de landzijde wordt de oeverzone begrensd met de gemiddelde waterlijn bij zomerpeil. Deze
grens is in de praktijk meestal zeer moeilijk te bepalen. De overgang van water- naar landriet is

14
echter in vegetatiekenmerken zichtbaar (grens tussen soortenarm riet en riet met ruigtesoorten). In
de praktijk kan deze grens in bepaalde gevallen globaal op luchtfoto’s worden herkend, maar
veldmetingen zijn meestal noodzakelijk om de grens nauwkeurig te kunnen vaststellen. In sommige
gevallen zijn aanvullende waarnemingen nodig, zoals bij het vaststellen van de rietgrens in gemaaid
rietland.

- De totale lengte van de oever wordt bepaald door de lengte van de oeverlijn, d.i. de lengte van de
gemiddelde waterlijn bij zomerpeil, ofwel de land-water-overgang. De gemeten lengte is hierdoor
afhankelijk van de meetresolutie. In deze rapportage wordt hiervoor een aantal vuistregels
opgesteld. Mogelijk kan de totale lengte van de oeverlijn in de toekomst betrokken worden uit de
ecotopenkartering, mits de voorgestelde wijziging van de methodiek (Ref. 8) hiervoor de benodigde
gegevens kan opleveren.

Vaststellen deelgebieden

Vanwege de aanpassing van de KRW-maatlatten in 2014 zijn de waterlichamen verdeeld in


deelgebieden (Tabel 2.1).Voor het bepalen van de oeverlengtes is een nauwkeurige bepaling nodig
van de grenzen tussen de deelwaterlichamen. De begrenzing van de deelgebieden voor alle M-
waterlichamen in de rijkswateren is weergegeven in Bijlage 2.
Naast de oeverlijnen, worden ook de monsterpunten van de waterplanten ondergebracht in de
deelgebieden. Deze staan ook vermeld in tabel 2.1.

Bepaling oeverlengtes

De oever langs meren wordt aan de waterzijde begrensd door de overgang tussen open water
(eventueel met emers riet) en dichte rietbegroeiing, en aan de landzijde door de overgang tussen
waterriet en rietruigte. Deze laatste grens komt grofweg overeen met de hoogtelijn die op of net
boven het zomerstreefpeil loopt, en begrensd het riet dat vrijwel permanent in het water groeit. Het
bepalen van deze grens in het veld en op luchtfoto’s kent beperkingen en een combinatie van
luchtfoto-interpretatie en ondersteunende veldinformatie is daarom noodzakelijk.

Voor het karteren van oeverlijnen wordt een minimale resolutie van 5 m gehanteerd:
a) Kleine eilandjes (met een doorsnee < 5 m) worden niet gekarteerd.
b) Tussenruimtes tussen eilandjes of pollen riet van kleiner dan 5 m worden genegeerd.
c) Kreekjes en andere watertjes die het rietland smaller dan 5 m worden niet gekarteerd.
d) Uitstekende structuren zoals schiereilandjes worden gekarteerd bij een minimale doorsnede van 5
m.
e) Open water binnen rietland wordt alleen gekarteerd als er een open verbinding is met het water
en een opening van tenminste 5 m.
f) Strekdammen, vooroeverdammen e.d. worden gekarteerd. Echter, dammetjes smaller dan 5 m,
vooroeverdammen op kortere afstand dan 5 m van de oevervegetatie, drijvende structuren en
palenrijen worden niet gekarteerd.
g) De binnenkades van jachthavens en sluiscomplexen worden niet gekarteerd.

Voor het karteren van helofytenoevers worden de delen van de oeverlijnen gemeten die voldoen aan
de criteria voor waterriet. Zeer ijle rietbegroeiing, die soms zichtbaar is op luchtfoto’s en soms niet,
wordt als ‘emers riet’ beschouwd en niet als ‘waterriet’.

In Figuur 2.1 zijn diverse voorbeelden van gekarteerde rietoevers weergegeven. De (vrij ruwe)
kartering is uitgevoerd met behulp van Google Earth Pro, luchtfoto’s 2006-2007. Lijngegevens zijn

15
opgeslagen als .kmz-files en daarna geëxporteerd naar GIS-bestanden en Excel-files met alle
trajectlengtes.
Deze kartering zou op in de toekomst als onderdeel van de ecotopenkartering kunnen worden
uitgevoerd. Zo worden consistente en in de tijd vergelijkbare gegevens verkregen van zowel
onbegroeide als begroeide oeverlijnen (d.i. de grens tussen land en water).

De oppervlaktes, omtrek, oeverlengte en lengte rietoever van de deelgebieden binnen de


waterlichamen zijn vermeld in bijlage 1 a (IJsselmeer), b (Markermeer, c (Randmeren Zuid), d
(Randmeren Oost), e (Ketelmeer-Vossemeer), f (Volkerakmeer) en g (Zoommeer-Eendracht).
Van het Volkerakmeer en Zoommeer-Eendracht zijn alleen totale oeverlengtes gemeten. Door
gebrek aan ‘ground-truthing’ konden rietoevers in deze waterlichamen niet gekarteerd worden
vanaf luchtfoto’s. Met name in het Volkerakmeer is de lengte van waterriet-oevers gering.

Tabel 2.1 Voorstel voor deelgebieden in waterlichamen (M-typen) met aangegeven hoeveel en
welke monsterpunten van het MWTL-meetnet Water- en Oeverplanten in elk deelgebied liggen.
WATERLICHAAM DEELGEBIED MONSTERPUNTEN WATERPLANTEN
NL92_IJSSELMEER IJSM_Friesland-west 60 YSMDP18-30, YSMODP7-21
IJsselmeer IJSM_Friesland-zuid 56 YSMDP32-40, YSMODP23-39
IJSM_Flevoland 16 YSMDP2-6, YSMODP1
IJSM_Noordholland 28 YSMDP8-16, YSMODP3-5
NL92_MARKERMEER MARKM_IJmeer 64 MARKMDP2-10, 36-40, MARKMODP1-13, 39
Markermeer MARKM_Enkhuizen 40 MARKMDP28-34, MARKMODP27-37
MARKM_Hoorn 32 MARKMDP12, 18, 22-26 MARKMODP21-25
MARKM_Gouwzee 24 MARKMDP14-18, 20, MARKMODP15-19
NL92_RANDMEREN_ZUID RAMZ_Eemmeer 40 RAMZDP24-32, RAMZODP23-31
Randmeren Zuid RAMZ_Nijkerkernauw 32 RAMZDP34-40, RAMZODP33-39
RAMZ_Gooimeer 88 RAMZDP2-22, RAMZODP1-21
NL92_RANDMEREN_OOST RAMO-Nuldernauw 32 RAMODP2-6, RAMOODP1-9
Randmeren Oost RAMO-Wolderwijd 36 RAMODP10-20, RAMOODP11-13
RAMO-Veluwemeer 64 RAMODP22-36, RAMOODP15-29
RAMO-Drontermeer 28 RAMODP38-40, RAMOODP31-39
NL92_KETELMEER_VOSSEMEER Vossemeer 28 VOSM1-6,19
Ketelmeer – Vossemeer Ketelmeer-Zuid 20 KETM7-12
Ketelmeer-Noord 34 KETM11,13-22

NL_92_ZWARTEMEER Zwarte Meer-Oost 40 ZWARTM31-40


Zwarte Meer Zwarte Meer-West 40 ZWARTM19-30

NL89_volkerak Volkerak-west 130 VOKRDPE1-14, VOKRDP2-18, 34-40


Volkerakmeer VOKRODP1-15, 25-39
Volkerak-oost 50 VOKRDPE15-20, VOKRDP20-32
VOKRODP17-2
NL89_zoommedt Zoommeer-west 60 ZOOMMDPE1-6, ZOOMMDP2-8, 14-18, 134-160,
Zoommeer-Eendracht ZOOMMODP1-29, 125-159
Zoommeer-oost 53 ZOOMMDPE12-15, ZOOMMDP52-92,
ZOOMMODP45-99
Eendracht 29 ZOOMMDPE7-11, ZOOMMDP10, 20-50,
ZOOMMODP31-43
Rijn-Scheldekanaal 38 ZOOMMDPE16-20, ZOOMMDP94-132,
ZOOMMODP101-123

16
De Abbert (Drontermeer) Elburg (Drontermeer)

Harderwijk (Wolderwijd) Horst (Nuldernauw)

Muiderberg (IJmeer) IJburg (IJmeer)


Fig. 2.1 Karteervoorbeelden rietoevers IJsselmeergebied. Rode lijnen geven de globale oeverlijn
weer, hier overheen zijn gele lijnstukken geprojecteerd die de delen van de oeverlijn met waterriet
aangeven.

17
Mirnserklif (IJsselmeer) Kornwerderzand (IJsselmeer)

Enkhuizen (IJsselmeer) Hemmeland (Gouwzee)

Spakenburg (Nijkerkernauw) Durgerdam (IJmeer)


Fig. 2.1 (vervolg)

18
Breedte rietoevers

Vanwege de over het algemeen smalle helofytenzones en de moeilijk vast te stellen land-
watergrens, kunnen oeverbreedtes eigenlijk alleen in het veld goed worden bepaald.
Voor de oeverbreedtes is de gemiddelde breedte per deelgebied van de raaigegevens uit 2013-2014
bepaald (Tabel 2.2). Er moet rekening mee worden gehouden dat het aantal meetgegevens per
deelgebied in sommige gevallen klein is en er deelgebieden zijn waarin geen raaien zijn gemeten.
In het Volkerakmeer en Zoommeer-Eendracht zijn geen oeverbreedtes gemeten. Voor de methodiek
van de bepaling van oeverbreedtes wordt verwezen naar het rapport ‘Rietmetingen
IJsselmeergebied’ (Ref. 7).
De gemiddelde breedtes staan vermeld in Tabel 2.2.

Tabel 2.2 Oeverbreedtes raaien (Raaimetingen 2013-2014). Volledige gegevens van de locaties
binnen de deelgebieden zie bijlage 3.
WATERLICHAAM DEELGEBIED gem. breedte Aantal locaties
NL92_IJsselmeer IJSM_Friesland-west 9,9 m 5
IJSM_Friesland-zuid 18,0 m 7
IJSM_Noordholland 0
IJSM_Flevoland 0
NL92_Markermeer MARKM_Gouwzee 11,8 m 7
MARKM_IJmeer 16,0 m 3
MARKM_Hoorn 6,1 m 1
MARKM_Enkhuizen 0
NL92_Randmeren_Zuid RAMZ_Nijkerkernauw 9,1 m 3
RAMZ_Eemmeer 7,7 m 2
RAMZ_Gooimeer 26,3 m 6
NL92_Randmeren_Oost RAMO-Nuldernauw 16,4 m 3
RAMO-Wolderwijd 26,2 m 2
RAMO-Veluwemeer 13,2 m 4
RAMO-Drontermeer 15,7 m 3
NL92_Ketelmeer_Vossemeer Ketelmeer-Noord 15,1m 6
Ketelmeer-Zuid 16,6 m 1
Vossemeer 22,2 m 4
NL92_Zwartemeer Zwarte Meer_Oost 13,6 m 3
Zwarte Meer_West 16,0 m 9

Het is mogelijk om een grove maatstaf voor het wenselijke aantal metingen per deelgebied op te
stellen. De gemiddelde oeverbreedte van waterlichamen heeft een S.d. ≈ 10 m. Met de aanname dat
de raaien per locatie onafhankelijk zijn, mag grond van de aanwezige variatie worden verondersteld
dat (ruwweg) een aantal van 50 raaien (5 locaties) per deelgebied de gemiddelde oeverbreedte met
een nauwkeurigheid van ± 1 m kan worden vastgesteld. Dit betekent dat in een aantal gebieden
aanvullende metingen gewenst zijn. In sommige gebieden, zoals de Noordhollandse en Flevolandse
IJsselmeeroevers, zijn echter nauwelijks rietoevers aanwezig waardoor wellicht slechts enkele
raaimetingen een goed beeld zullen geven.

Mogelijk zou de oeverbreedte ook gemeten kunnen worden vanaf luchtfoto’s, als tenminste de
resolutie van luchtfoto’s voldoende is om de breedte van de rietgordel tot ca. 1 m nauwkeurig te
meten. Wel is een validatie van deze metingen met veldgegevens noodzakelijk.

Berekening maatlatscores

Bij de berekening van de maatlatscores kunnen de waardes zoals vermeld in tabel 2.3 worden
toegepast. Eerder vastgestelde waarden (zie bijlage 4) vervallen daarmee, met uitzondering van de
oevergegevens van Volkerakmeer en Zoommeer-Eendracht, waarvoor vooralsnog, tot nieuwe
meetgegevens beschikbaar zijn, de ‘oude’ gegevens gebruikt blijven worden.
Voor de berekening van maatlatscores worden in principe de scores van de deelgebieden als gelijke
eenheden beschouwd en niet-gewogen gemiddeld. De deelgebieden variëren echter in oppervlakte

19
en in oeverlengte. Het is de vraag is of deze ongelijke verdeling niet moet worden verrekend in de
maatlatberekening door middel van een weging van de deelgebieden. Dat roept echter weer de
vraag op, op grond waarvan een weging zou moeten plaatsvinden. Weging zou kunnen op grond
van oppervlakte, omtrek, of oeverlengte. De keuze hiertussen leidt tot heel verschillende
uitkomsten. Bovendien zou het wegen van de oeverlengtes meteen de vraag oproepen waarom
andere onderdelen van de Macrofytenmaatlat niet ook worden gewogen.

Gegevens rietoevers IJsselmeergebied

De voor de KRW-toestandsbepaling te gebruiken gegevens voor oeverlengte en oeverbreedte staan


vermeld in tabel 2.3. Voor details wordt verwezen naar bijlagen 1 en 2. In bijlage 3 staat een
vergelijking tussen de huidige gegevens en eerder gebruikte kwantitatieve gegevens met betrekking
tot oeverlengte en oeverbreedte.

Conclusies en aanbevelingen

In de waterlichamen van de M-typen (meren) wordt de deelmaatlat oevers berekend met behulp van
het percentage oeverlengte van helofytenoevers en de gemiddelde breedte van deze
helofytenoevers. Totale en begroeide oeverlengtes per deelgebied kunnen gemeten worden met
behulp van luchtfoto’s. De breedtes worden afgeleid uit veldmetingen; deze worden per deelgebied
berekend op basis van de beschikbare raaigegevens.

Aanbevelingen
- De bepaling van oeverlengtes is voor deze rapportage op een vrij globale wijze uitgevoerd.
Een consistente kartering van zowel onbegroeide als begroeide oeverlijnen (d.i. de grens
tussen land en water) kan hiervoor betere data leveren. Het verdient aanbeveling de oeverlijn
als onderdeel van de ecotopenkartering integraal mee te nemen.
- De in 2013/2014 gemeten oeverbreedtes kunnen helpen voor de ijking van de land-
waterrietgrenzen bij kartering met behulp van luchtfoto’s. Zowel de totale oeverlengtes, als
de rietoeverlengtes per deelgebied kunnen dan rechtstreeks van de ecotopen/oeverlijnenkaart
worden afgemeten.
- Bij meting van de oeverbreedtes in de deelgebieden is aanvulling nodig om een voldoende
nauwkeurige oeverbreedte te kunnen bepalen. Aanbevolen wordt (minstens) 5 locaties van
10 raaien per deelgebied te meten.
- Mogelijk zou de oeverbreedte ook gemeten kunnen worden vanaf luchtfoto’s, als de
rietoeverbreedte goed te karteren blijkt te zijn. Wel is een validatie van deze metingen met
veldgegevens noodzakelijk.

20
Tabel 2.3 Totale oeverlengtes en totale rietoeverlengtes van de deelgebieden in het
IJsselmeergebied, het hieruit berekende percentage oeverlengte met helofyten (oeverlengte) en de
gemiddelde breedte van rietoevers (oeverbreedte) per deelgebied.

waterlichaam deelgebied totale lengte % oeverlengte oeverbreedte


oeverlengte rietoevers met helofyten
NL92_IJsselmeer IJSM_Friesland-west 91,7 km 35.265 m 38,5% 9,9 m
NL92_IJsselmeer IJSM_Friesland-zuid 36,5 km 5.242 m 14,4% 18,0 m
NL92_IJsselmeer IJSM_Flevoland 80,7 km 0m 0,0% 0m
NL92_IJsselmeer IJSM_Noordholland 101,9 km 5.661 m 5,6% 0m

waterlichaam deelgebied totale lengte % oeverlengte oeverbreedte


oeverlengte rietoevers met helofyten
NL92_Markermeer MARKM_Enkhuizen 90,9 km 233 m 0,3% 0m
NL92_Markermeer MARKM_Hoorn 58,0 km 114 m 0,2% 6,1 m
NL92_Markermeer MARKM_Gouwzee 26,4 km 3.046 m 11,6% 11,8 m
NL92_Markermeer MARKM_IJmeer 84,4 km 9.826 m 11,6% 16,0 m

waterlichaam deelgebied totale lengte % oeverlengte oeverbreedte


oeverlengte rietoevers met helofyten
NL92_Randmeren_Zuid RAMZ_Gooimeer 36,6 km 9.501 m 26,0 26,3 m
NL92_Randmeren_Zuid RAMZ_Eemmeer 26,8 km 4.769 m 17,8 7,7 m
NL92_Randmeren_Zuid RAMZ_Nijkerkernauw 14,3 km 6.880 m 48,1 9,1 m

waterlichaam deelgebied totale lengte % oeverlengte oeverbreedte


oeverlengte rietoevers met helofyten
NL92_Randmeren_Oost RAMO-Nuldernauw 31,9 km 9.809 m 30,7 16,4 m
NL92_Randmeren_Oost RAMO_Wolderwijd 25,7 km 4.571 m 17,8 26,2 m
NL92_Randmeren_Oost RAMO_Veluwemeer 57,8 km 19.371 m 33,5 13,2 m
NL92_Randmeren_Oost RAMO_Drontermeer 36,9 km 24.296 m 65,8 15,7 m

waterlichaam deelgebied totale lengte % oeverlengte oeverbreedte


oeverlengte rietoevers met helofyten
NL92_Ketelmeer-Vossemeer Ketelmeer-Noord 29,8 km 6.151 m 20,6 15,1 m
NL92_Ketelmeer-Vossemeer Ketelmeer-Zuid 32,0 km 2.212 m 6,9 16,6 m
NL92_Ketelmeer-Vossemeer Vossemeer 26,3 km 12.949 m 49,2 22,2 m

waterlichaam deelgebied totale lengte % oeverlengte oeverbreedte


oeverlengte rietoevers met helofyten
NL92_Zwarte Meer Zwarte Meer-West 23,4 km 17.806 m 76,1 16,0 m
NL92_Zwarte Meer Zwarte Meer-Oost 17,8 km 12.200 m 68,5 13,6 m

21
Referenties
1. Coops H., Pot R. 2009. Begroeibaar areaal van waterlichamen: verhouding tot de referentie
en berekening van de macrofyten-deelmaatlat Abundantie groeivormen. Rapport Roelf Pot /
Scirpus Ecologisch Advies.

2. Van der Molen D.T., Pot R., Evers C.H.M., Van Nieuwerburgh L.L.J. (Red.) 2012.
Referenties en Maatlatten voor Natuurlijke Watertypen voor de Kaderrichtlijn Water 2015-
2021. STOWA Rapport 2012-31.

3. Wielakker D. et al 2013. Berekenen EKR-waarden en beoordeling van biota in de


rijkswateren aan de vernieuwde KRW-maatlatten en RWS-doelen. Bureau Waardenburg
rapport 13-090.

4. Maas G.J. 2000. Historische Geomorfologie Maas en Benedenrivieren. Alterra-rapport 075.

5. Coops H. 2012. Datarapportage Biezenkartering Zoete Getijdenwateren 2012. Rapport


Scirpus Ecologisch Advies.

6. Houkes G., Willems D (2008) Ecotopenkartering Rijn-Maasmonding 2006. Rijkswaterstaat


Adviesdienst Geo-informatie en ICT.

7. Coops H. 2014. Rietmetingen IJsselmeergebied. Rapport Scirpus Ecologisch Advies.

8. Bergwerff J. et al 2003. Methodeherziening ecotopenkarteringen. Rapport AGI-GAE-


2003.10.

22
Bijlage 1. Grenzen van de deelgebieden t.b.v. oeverlengte-metingen
IJsselmeer

waterlichaam deelgebied oppervlakte omtrek oeverlengte


NL92_IJsselmeer IJSM_Friesland-west 212,3 km2 67,8 km 91,7 km

NL92_IJsselmeer IJSM_Friesland-zuid 148,5 km2 70,4 km 35,3 km


NL92_IJsselmeer IJSM_Flevoland 367,9 km2 111,9 km 80,7 km
2
NL92_IJsselmeer IJSM_Noordholland 398,6 km 100,2 km 101,9 km

Deelgebied IJSM_Friesland-west omvat de Friese IJsselmeerkust tussen de Breezanddijk en het Hooglandgemaal bij
Stavoren. Uitgezonderd: Beach resort, marina en haven Makkum, haven Hindeloopen, haven Stavoren. Deelgebied
IJSM Workum-Mirns omvat de Friese zuidkust tussen het Hooglandgemaal bij Stavoren en Lemmer. Uitgezonderd
marina Stavoren, kanaal Tacozijl (Sondel) en havens Lemmer.
IJSM-Flevoland omvat de oevers vanaf Lemmer (Bumagemaal), langs Noordoostpolder, oostelijk Flevoland, en
Houtribdijk tot aan Naviduct Enkhuizen. Uitgezonderd haven Urk, Flevo Marina en haven Lelystad, complex,
Trintelhaven, Houtribsluizen. Deelgebied Noordholland omvat de oevers van West-friesland vanaf Enkhuizen, langs de
Wieringermeerpolder en de Afsluitdijk ten westen van Breezanddijk. Uitgezonderd westelijke havens Enkhuizen, haven
Andijk, buitenhaven en havens Medemblik, haven Oude Zeug.

23
Markermeer

waterlichaam deelgebied oppervlakte omtrek oeverlengte


NL92_Markermeer MARKM_Enkhuizen 380,3 km2 80,4 km 79,7 km
NL92_Markermeer MARKM_Hoorn 216,3 km2 74,0 km 54,5 km
2
NL92_Markermeer MARKM_Gouwzee 17,5 km 23,3 km 26,4 km
NL92_Markermeer MARKM_IJmeer 82,8 km2 47,7 km 84,4 km

Het deelgebied Enkhuizen omvat de dijken ten oosten van Schellinkhoutse Hoek tot Enkhuizen, de Houtribdijk, en de
Oostvaardersdijk tot het Gemaal Blocq van Kuffeler. Uitgezonderd: Jachthaven De Kolk (Bovenkarspel),
vooroeverdammen Houtribdijk, slibdepot Houtrib, vooroeverdammen Lelystad, Bataviahaven, kades Houtribsluizen,
vooroever Oostvaardersdijk.
Het deelgebied IJmeer wordt in het noorden begrensd door de lijn De Nes – Gemaal Blocq van Kuffeler. Uitgezonderd:
jachthaven Durgerdam, kop Zeeburgertunnel, kades Oranjesluizen, binnenwateren IJburg en Diemercentrale,
toegangskanaal Vecht/Muiden, Marina Muiderzand.
Het deelgebied Gouwzee wordt in het noorden begrensd door de lijn havenhoofd Volendam – hoofd strekdam Marken
(Bukdijk). Uitgezonderd binnenhaven Monnickendam en haven Marken.
Het deelgebied Hoorn omvat de overige delen langs de Noordhollandse kust. Uitgezonderd: bouwhaven Hoorn,
jachthavens en Oostereiland Hoorn, toegangskanaal en jachthaven Edam, jachthaven Volendam.

24
Randmeren Zuid

waterlichaam deelgebied oppervlakte omtrek oeverlengte


NL92_Randmeren_Zuid RAMZ_Gooimeer 25,8 km2 30,9 km 36,6 km
NL92_Randmeren_Zuid RAMZ_Eemmeer 12,1 km2 19,5 km 26,8 km
2
NL92_Randmeren_Zuid RAMZ_Nijkerkernauw 3,8 km 15,5 km 14,3 km

Het Gooimeer wordt begrensd door de Hollandse Brug in het westen en de Stichtse Brug in het oosten. Uitgezonderd:
recreatieplassen en jachthaven Naarderbos, jachthaven Almere-Haven, haven/jachthaven en havenkanaal Huizen.
Het Eemmeer wordt begrensd door de Stichtse Brug in het westen en de lijn Havenhoofd Spakenburg – havenhoofd
Eemhof. Uitgezonderd de jachthaven WSV en het havenkanaal en jachthaven Spakenburg.
Het Nijkerkernauw wordt in het noordoosten begrensd door de Nijkerkersluis. Uitgezonderd zijn de jachthaven Eemhof,
toegangskanaal en jachthaven Nijkerk, en het centrale deel Nijkerkersluis.

25
Randmeren Oost
waterlichaam deelgebied oppervlakte omtrek oeverlengte
2
NL92_Randmeren_Oost RAMO-Nuldernauw 7,1 km 24,3 km 31,9 km
2
NL92_Randmeren_Oost RAMO_Wolderwijd 18,5 km 18,5 km 25,7 km
NL92_Randmeren_Oost RAMO_Veluwemeer 32,2 km2 45,2 km 57,8 km
2
NL92_Randmeren_Oost RAMO_Drontermeer 6,2 km 24,6 km 36,9 km

De grens tussen Nuldernauw en Wolderwijd is de lijn Zeewolderhoek (kade veerpont) – havenhoofd jachthaven Strand
Horst.
Nuldernauw uitgezonderd: oude en nieuwe Schuitenbeekloop, jachthaven Strand Nulde, sluiskades Nijkerkersluis,
jachthaven Erkemederstrand, haven Zeewolde Zuid. Aquahorst en jachthaven Horst.
Wolderwijd uitgezonderd: haven Zeewolde, binnenwatertjes Knarland, havens Harderwijk
Veluwemeer uitgezonderd: haven Harderhaven (incl. toegangskanaal Lovink), jachthavens Flevostrand, Bremerberg,
De Klink en Riviera, kreek Polsmaten, jachthaven Hoge Bijssel, jachthaven Hoophuizen, Haven Harderwijk-Oost
Drontermeer uitgezonderd: havenkanaal Elburg, jachthaven Roggebotsluis.

26
Ketelmeer-Vossemeer
waterlichaam deelgebied oppervlakte omtrek oeverlengte
2
NL92_Ketelmeer-Vossemeer Ketelmeer-Noord 11,7 km 30,7 km 29,8 km
2
NL92_Ketelmeer-Vossemeer Ketelmeer-Zuid 25,0 km 30,2 km 32,0 km
NL92_Ketelmeer-Vossemeer Vossemeer 3,7 km2 16,7 km 26,3 km

Het deelgebied Ketelmeer-Noord omvat het Rechterveld en de eilanden ten noorden van het Verlengde Kattendiep, en
de Noordoostpolder-dijk tussen Schokkerhaven en de Ketelbrug. Uitgezonderd zijn de vaargeul tussen Ramspol en
Schokkerhaven en de jachthaven Schokkerhaven.
Het deelgebied Ketelmeer-Zuid omvat het gebied tussen de IJsselmonding en het Verlengde Kattendiep, de dijk van
Oostelijk Flevoland tussen de Ketelbrug en het uiteinde van de IJssel, en IJsseloog. Uitgezonderd is Ketelhaven en de
werkhaven op IJsseloog.
Deelgebied Vossemeer omvat het gehele Vossemeer uitgezonderd Roggebothaven.

27
Zwarte Meer
waterlichaam deelgebied oppervlakte omtrek oeverlengte
2
NL92_Zwartemeer Zwarte Meer-West 10,3 km 18,8 km 23,4 km
2
NL92_Zwartemeer Zwarte Meer-Oost 10,3 km 15,3 km 17,8 km

De grens tussen de deelgebieden Zwarte Meer-West en Zwarte Meer-Oost is de lijn monding Goot – Zwarte Hoek (knik
in NOP-dijk).
Uitgezonderd zijn de geisoleerde sloten en plassen in de buitenlanden.

28
Volkerakmeer
waterlichaam deelgebied oppervlakte omtrek oeverlengte
2
NL89_Volkerak VOLKM-Oost 17,2 km 27,0 km 42,8 km
2
NL89_Volkerak VOLKM-West 42,9 km 39,7 km 105,7 km

De grens tussen de deelgebieden VOLKM-West en VOLKM-Oost is de lijn tussen Galatheahaven en het uiterste
oostpunt van de Dintese Gorzen.
Uitgezonderde delen zijn: het centrale deel van de Krammersluizen en Volkeraksluizen, Groote Kreek (Oude Tonge),
vooroeverdammen (Krammerse Slikken, Hellegatsplaten, Sabinagors, Dintelse Gorzen, Slikken van de Heen,
Noordplaat), havenkanaal Oude Tonge, havens Dinteloord.
Van de kreken zijn alleen de permanent watervoerende delen meegeteld, op de Krammerse Slikken is het zeer ondiepe
deel tussen de slikken en de oeverwal als water beschouwd.

29
Zoommeer-Eendracht
waterlichaam deelgebied oppervlakte omtrek oeverlengte
2
NL89_Zoommedt ZOOMM-RSK 6,9 km 42,8 km 17,2 km
2
NL89_Zoommedt ZOOMM-West 3,8 km 10,5 km 13,3 km
NL89_Zoommedt ZOOMM-Oost 3,5 km2 9,5 km 22,7 km
2
NL89_Zoommedt ZOOMM-Eendracht 2,9 km 14,7 km 51,9 km

De vier deelgebieden in het Zoommeer


zijn begrensd zoals afgebeeld.
Vooroeverdammen (Oud- en Nieuw-
Vossemeer, Prinsessenplaat) zijn niet
als oever meegerekend,
Uitgezonderd zijn het Bathse
Spuikanaal, centrale deel
Kreekraksluizen, en Theodorushaven.

30
Bijlage 2 Oeverbreedtes raaien (Raaimetingen 2013-2014)
WATERLICHAAM DEELGEBIED gem. LOCATIE gem.
breedte breedte
deelgebied locatie
NL92_IJsselmeer IJSM_Friesland-west 9,9 m YS01 Kornwerderzand 18,1 m
YS02 Piaam 7,0 m
YS03 Gaast 12,0 m
YS04 It Soal 3,7 m
YS05 Molkwerum 11,5 m
IJSM_Friesland-zuid 18,0 m YS06 Laaksum 10,5 m
YS07 Mirns 34,6 m
YS08 De Mok 33,3 m
YS09 Lemsterhoek 18,6 m
YS10 Sluis Lemmer 12,4 m
YS11 Sondel Gemaal 13,2 m
YS12 Sondel Palenrij 3,3 m
IJSM_Noordholland
IJSM_Flevoland
NL92_Markermeer MARKM_Gouwzee 11,8 m MM04 Hemmeland 15,8 m
MM05 Gemaal M’dam 6,3 m
MM06 Zeedijk Gouwzee 5,0 m
MM08 IJdoorn 12,5 m
MM09 Durgerdam 12,1 m
MM10 Uitlaat PEN 25,5 m
MM11 Waterkeringpad 5,3 m
MARKM_IJmeer 16,0 m MM01 Echobos 17,5 m
MM02 Muiderberg 23,2 m
MM07 De Nes 7,3 m
MARKM_Hoorn 6,1 m MM03 Schardam 6,1 m
MARKM_Enkhuizen
NL92_Randmeren_Zuid RAMZ_Nijkerkernauw 9,1 m ZR01 Hulckesteijn 4,5 m
ZR02 Nekkeveld 13,5 m
ZR06 Laakse Strand 9,3 m
RAMZ_Eemmeer 7,7 m ZR03 Palendijk S’burg 8,3 m
ZR04 Eem Oost 7,0 m
ZR05 Stichtse Brug 1,8 m
RAMZ_Gooimeer 26,3 m ZR07 Naarderbos 32,0 m
ZR08 Valkeveen 23,5 m
ZR09 Eukenberg 39,2 m
ZR10 Zilverstrand 27,6 m
ZR11 Kooizand 16,3 m
ZR12 Labradorstroom 19,2 m
NL92_Randmeren_Oost RAMO-Nuldernauw 16,4 m VR01 Nulde 3,5 m
VR03 Horst 31,5 m
VR12 Erkemederstrand 14,2 m
RAMO-Wolderwijd 26,2 m VR02 Drielander 20,0 m
VR04 Zeepad H’wijk 32,4 m
RAMO-Veluwemeer 13,2 m VR05 Kleine Mheen 11,2 m
VR06 Hoophuizen 21,0 m
VR07 Polsmaten 8,3 m
VR08 Oude Zeeweg 12,4 m
RAMO-Drontermeer 15,7 m VR09 Drontermeerdijk 18,1 m
VR10 Kamperdijk 9,5 m
VR11 Abbert 19,5 m
NL92_Ketelmeer- Ketelmeer-Noord 15,1m KM02 Ramspol 13,6 m
Vossemeer KM03 Rechterveld N1 >7,6 m
KM04 Rechterveld N2 >9,0 m
KM05 Rechterveld M1 >11,4 m
KM06 Rechterveld M2 18,2 m
KM07 Rechterveld Z 13,5m
Ketelmeer-Zuid 16,6 m KM11 Keteleiland 16,6 m
Vossemeer 22,2 m KM01 Kardoezen Zuid 34,3 m
KM08 Kardoezen N 25,4 m
KM09 Oliebollen 6,0 m
KM10 Strekdam IJssel 23,0 m
NL92_Zwartemeer Zwarte Meer_Oost 13,6 m ZM01 Zwarte Hoek 24,8 m
ZM02 Zwarte Hoek 11,0 m
ZM03 Genemuiden 5,1 m
Zwarte Meer_West 16,0 m ZM04 Venegoot 1 17,0 m
ZM05 Venegoot 2 11,6 m
ZM06 Ganzendiep 1 35,3 m
ZM07 Ganzendiep 2 15,8 m
ZM08 Ganzendiep 3 8,5 m
ZM09 Ganzendiep 4 17,4 m
ZM10 Ramsgeul 1 12,5 m
ZM11 Ramsgeul 2 5,8 m
ZM12 Strekdam 20,3 m

31
Bijlage 3 Vergelijking metingen
Vergelijking van aangegeven totale oeverlengtes, lengtes helofytenoevers/begroeide oevers per
waterlichaam; in de laatste kolom staan de resulterende waarden voor oeverlengte (invoer KRW-
maatlatten). Aangegeven worden de waarden aangegeven in Coops & Pot 2009 (CP2009), Bureau
Waardenburg 2013 (BW2013) en deze studie (C2015).

Totale oeverlengte (km) Begroeide oeverlengte (km) % helofytenoever


CP2009 BW2013 C2015 CP2009 BW2013 C2015 CP2009 BW2013 C2015
NL92_IJsselmeer 193 341 311 44 68 50 22,80 19,88 16,15
NL92_Markermeer 145 252 245 14 29 13 9,66 11,61 5,39
NL92_Randmeren_Zuid 53 99 78 10 34 21 18,87 34,02 27,28
NL_Randmeren_Oost 93 189 152 63 88 58 67,74 46,47 38,08
NL92_Ketelmeer_Vossemeer 44 121 88 27 51 21 61,36 42,19 24,18
NL92_Zwartemeer 27 50 41 21 44 30 77,78 88,45 72,82
NL89_Zoommedt 85 105 33 38,82
NL89_Volkerak 104 149 56 53,85

32

You might also like