Professional Documents
Culture Documents
Examenvragen Mediasocio Uitgebreid
Examenvragen Mediasocio Uitgebreid
Ineiding
Andere benaderingen
Andere visie :
Max Weber “Als sociale wetenschappen wetenschappen zich ernstig wil nemen moet
deze zich onderscheiden van exacte wetenschappen ! “ “Bij sociale wetenschappen is
het een totaal ander studieobject dan bij de exacte wetenschappen. Mensen hebben
een bewustzijn atomen en microbe niet.”
Omdat het hier gaat over het onderzoek van het bewustzijn is het subjectief, men
probeert te begrijpen. Handelen van de mensen moet worden verklaard.
Natuurwetenschappen daarentegen is objectief, heeft niets te maken met het
bewustzijn. Deze kan worden onderzocht met vaststaande methodes.
Sociale wet: ‘verstehen’ en ‘subjectieve betrokkenheid’
Natuurwet: ‘Erklaren’ en ‘absolutie objectiviteit’
Hoofdstuk 1: Handelingstheorie
Bourdieu
Een verworven, aangeleerd en duurzaam systeem van disposities, die fungeren als
onbewuste schema’s en op die manier het denken, handelen, waarnemen en voelen
van individuen bepalen. Niet hetzelfde als een “habitude” want een habitus is
structurerend, sturend en richtinggevend. Een habitus is een product van objectieve en
sociale omstandigheden. Habitus wordt gemaakt door de structuur waarin we
opgroeien in combinatie met onze eigen persoonlijkheid (volgens mij bv. Bepaalde
gedragsregels die we op school leren en die we dan in zoverre onze persoonlijkheid
dat toelaat overnemen). Deze habita gaan op hun beurt ook structurerend werken en
de structuren rondom ons beïnvloeden, omdat wij ons erdoor op een bepaalde manier
gedragen en zo ook een invloed uitoefenen op de structuur.
- economisch kapitaal: Het financieel vermogen dat iemand heeft (geld en goederen),
en wat zijn vermogen is (wat hij kan doen met zijn kapitaal, geld op de bank, daar ben
je niets mee). Kwantitatief economisch kapitaal: hoev er op je rekening staat
Kwalitatief economisch kapitaal: wat je ermee kan doen (moeilijker in te schatten)
vb. 2 mensen met = kwantitatief kapitaal, zelfde inkomen en een huis, het is mogelijk
dat die ene persoon een hoger vermogen heeft dan de andere, hoe? De ene heeft het
huis geërfd, geen afbetaling, de andere moet het afbetalen en kan dus minder doen
met zijn inkomen
- cultureel kapitaal (culturele vermogens binnen gezin, opleiding, opvoeding)
- sociaal kapitaal (netwerk en connecties die je opbouwt)
- symbolisch kapitaal (de eigenschappen die we ons laten toekennen door anderen)
Relaties:
Deze kapitaalvormen staan niet los van elkaar. Integendeel, sociaal veld functioneert
als een soort van markt waar verschillende kapitaalvormen met elkaar geruild kunnen
worden. Daarnaast is er ook nog de link van symbolisch kapitaal is in relatie met
andere kapitaalvormen van groot belang, die andere kapitaalvormen leggen pas
gewicht in de schaal als ze kunnen omgezet worden door symbolisch kapitaal. Dat
economisch kapitaal is van zeer groot belang, maar het wordt onderheven door het
symbolisch kapitaal die ervoor zorgt dat de mensen dat aanvaarden. Door het
symbolisch kapitaal moeten we meer en meer de symbolische goederen bestuderen
omdat ze aan bepaalde groepen symbolisch kapitaal gaan geven of juist niet.
- Kapitaalsvolume (hoeveelheid)
- Kapitaalstructuur (verdeling kapitaal)
- Kapitaalstraject (weg afgelegd op bepaald volume en structuur op te bouwen)
Relatie tussen kapitalen kan ook als sociale positie beschreven worden. De
hoeveelheid en vormen van kapitaal bepalen de macht van een sociale positie, die dan
weer in relatie staat tot een andere sociale positie.
Volgens Bourdieu wordt binnen de sociale ruimte de habitus ontwikkelt, dit leidt tot
waarneming/waarderingsschema’s (culturele smaak) en handelingschema’s
(consumptiepatroon) die leiden dan zo tot een bepaalde levensstijl en dit leidt tot
verschillende sociale klassen. Marx daarentegen houdt enkel rekening met de
financiële positie terwijl het volgens Bourdieu veel verder gaat dan enkel economisch
kapitaal (economisch/cultureel). Het is de verhouding tussen alle verschillende
kapitalen die de klasse bepaalt.
Als gevolg van ongelijke verdeling van de kapitaalsoorten bestaan er in elk sociaal
veld voortdurend spanningen en conflicten, vooral ivm legitimiteitmonopolie binnen
elk veld. Wel hebben ze 1 gemeenschappelijk belang: zoveel mogelijk van die
kapitaalvormen te verwerven. Elk conflict veronderstelt dus een consensus: eenzelfde
geloof in waarde van het spel en de spelregels. Hierdoor wordt de dominantie al voor
een belangrijk stuk gelegitimeerd. Iedereen probeert zoveel mogelijk kapitaal te
verwerven en zal daarom de kapitaalvormen zelf niet in vraag stellen. Dit vormt de
basbis voor de legitimatie van de overheersing.
Wel 2 aspecten:
Erkenning: Elke dominantie moet op de eerste plaats erkend worden als noodzakelijk
verbonden aan een sociale positie. Zonder erkenning geen dominantie noch autoriteit
maar enkel maar dwang. (relatie slaaf-meester)
Miskenning: De machtspositie wordt niet langer beschouwd als het gevolg van
ongelijke kapitaalverdeling, maar als de oorzaak omdat iemand gelijk heeft. Dus de
ongelijke verdeling wordt miskend genegeerd. Een bepaald persoon heeft dus gelijk
en heeft daarom macht terwijl het eigenlijk omgekeerd…
Sociale relaties binnen een social veld en elke positie binnen dat veld hebben een
tweevoudig bestaan:
Objectieve vorm van positie: Empirisch vast te stellen, hoeveel kapitaal heeft iemand
Symbolisch vorm van positie: Hoe wordt het in beeld gebracht en welke waarde wordt
aan de positie toegekend door de andere actoren van dat veld?
Giddens
Volgens hem zijn de termen structuur en systeem te fel overgenomen uit de exacte
wetenschappen. Volgens hem kan in sociale wetenschappen de structuur niet
onafhankelijk van het systeem bestudeerd worden. Volgens Giddens is structuur dan
ook de regels en middelden die tot stand komen in sociale interactie, en ook daardoor
getransformeerd kunnen worden. Men leert deze regels door ze te gebruiken (niet
door ze te kennen). De middelen zijn steeds een manier om macht te verkrijgen. De
ongelijke verdeling van middelen is ook een belangrijk onderdeel vd structuur. Het
systeem stelt hij voor als de interdependentie tussen actoren en groepen. Een
belangrijke term hierbij is reciprociteit (het geven en nemen). Sociale integratie
gebruikt deze term bij individuen, systeemintegratie bij groepen. Structuratie is dan
weer de voorwaarden (gebruik van regels, middelen enz) die bij sociale interactie tot
verandering van de structuren en reproductie van systemen leiden.
Bij elk soort van sociaal handelen heb je hiermee te maken. Op een reflexieve door
daarover na te denken, het handelen monitoren, bijsturen. Elk individu dat een sociaal
handelen stelt, doet niet alleen iets, maar is ook bij zichzelf bezig na te gaan of hij het
niet anders/beter had kunnen doen. Via elk handelen probeer je ook een betekenis te
stellen naar andere toe. Kritiek: alleen maar voor mensen die scholing hebben gehad,
alleen voor hoogopgeleiden? Giddens: iedereen doet dit, de ene (hoogopgeleide)
doet dit door hoogtechnologische termen, de niet opgeleiden doen dit op hun manier
(toogpraat) (misschien minder erkende manier maar toch doen ze eraan). Als
mediagebruiker in zijn media gebruik doet aan reflexive monitoring is heel wat anders
dan iemand die gedomineerd worden door de media.
Berger en Luckman
Habermas
De rationalisering van de leefwereld gaat over het feit dat argumentatie en discussie
tegenwoordig centraal staan. Conventies en tradities worden niet meer zomaar als
waar aangenomen. Dit vindt op verschillende niveaus plaats.
De gevolgen zijn:
Betekenisverlies: Mensen scheppen zelf geen betekenis meer, maar zijn afhankelijk
van geld en bureaucratische macht
Vrijheidsverlies: Mensen worden opgeslorpt door subsystemen (hebben zelf geen rol
meer, of inspraak, in politiek en economie)
3 - dragen bij tot kolonisering: de rollen die de subsystemen willen opdringen worden
gepropagandeerd
Hier gaat het over het maatschappelijk zijn ! Niet het natuurlijk zijn ! Onderscheid!
Natuurlijk: bestaansmiddelen/arbeidsmiddelen
Maatschappelijk: Productieverhoudingen : geen natuurlijke verhoudingen maar
sociale verhoudingen. In welke verhoudingen organiseren mensen zich om met de
natuurlijke hulpmiddelen om te gaan.
Materialistisch
Specifiek-historisch: ruilwaarde
Het feit dat ideologie wordt gestuurd door economie is eigen aan een specifieke
context (verschillend van de tijd waarin we leven), het is dus afhankelijk van een
productiesysteem, waar ruilwaarde alles bepalend is.In zo’n systeem kan het niet
anders dat ook ideologie door de economie wordt bepaald.
•Relatie met surplus (basis voor “realtieve autonomie” van ideologie)
De ideologische bovenbouw heeft de materieel-economische productie nodig als basis
omdat de bovenbouw slechts ontwikkelingsmogelijkheden krijgt naarmate de
materiële basis een surplus creëert. Er kan pas aan cultuur worden gedaan als aan
basisbehoeften wordt voldaan. Naarmate een productiesysteem in staat is om op een
gemakkelijke wijze surplus te organiseren zul je zien dat ideologie relatief
autonomisch zal kunnen ontwikkelen, dus redelijk lostaand van economie.
•Ideologie heeft materiële structuur, het bestaat niet alleen uit ideeën; maar ook uit
gebouwen. Ook dit zorgt ervoor dat ideologie en economie met elkaar verbonden zijn
(gebouwen kosten geld)
Dialectisch:
•Ongelijkmatige ontwikkeling, vooral van toepassing op de verhouding economie-
ideologie. Economie kan zich sneller ontwikkelen, ideologische bovenbouw kan zich
niet zo snel ontwikkelen. De verhouding is ook dialectisch want de economische basis
zelf brengt geen ideologie voort (kapitaal brengt geen ideologie voort), de mensen in
het arbeidsproces brengen ideologie voort. Binnen het arbeidsproces, hoe het
georganiseerd is, daarin ontstaan ideologieën.
•Niet economische structuur, maar mensen zijn voortbrengers van ideologie
Vanuit politiek economie, als we onderzoek doen, moeten we niet alleen oog hebben
voor de structuren, we moeten ook bekijken hoe media-professionals zich organiseren
in de structuren.
Thompson zet zich af tegen 2 tegenover elkaar staande benaderingen ivm ideologie.
6) Geef het standpunt van Althusser en van de politieke economen in verband met de
ISA. Bijvraag: Wat wordt bedoelt met niet louter idee maar concreet beheer van
maatschappelijke apparaten?
De politieke economen zijn het eens met het ceremonies karakter van de dominantie,
en dat ideologie niet louter een kwestie van idee is, maar ook van concreet beheer
over maatsch apparaten, en dat de ideologie ingebed wordt in maatschappelijke
praktijken. Hun theorie verschilt op het vlak dat ideologische apparaten bij hen eerder
een economische functie hebben. Ook vinden zij dat ideologie ontstaat uit de
organisatie van het maatschappelijk leven op eco en pol vlak, en niet uit ideologische
apparaten. Als laatste punt zeggen ze dat ideologische apparaten niet noodzakelijk
staatsapparaten moeten zijn.
Publiekfragmentatie wil zeggen dat de markt opgedeeld worden in groepen die intern
heterogeen zijn maar onderling grotendeels homogeen zijn. Publieksegmentatie wil
zeggen dat de markt opgedeeld is in groepen die intern homogeen zijn maar onderling
heterogeen.
Politiek economen zijn het eerder eens met de stellingen die de verdere depolisitering
in de hand werken (1,3 en 5) terwijl de culturalisten het eerder hebben voor de
stellingen die de depolitisering tegenwerken.
5) 6 exploratieve stellingen.
Stelling 6: Het effect van deze manipulatie via assocative engineering s echter
onvoorspelbaar wegens de ambivalentie vh menselijk subject.
Life politics: Als resultaten van emancipatorische politiek naar boven komen. Hoe
zullen individuen concreet omgaan met de resultaten om tot zelfverwezenlijking te
komen? Hoe maken mensen van de verruimde mogelijkheden gebruik om hun sociale
identiteit te ontwikkelen?
2) Leg uit. De reconceptualisering van de publieke sfeer?
Habermans was hier nogal eenzijdig en negatief gericht, waaruit hij dan het verval
van de publieke sfeer kon afleiden. Een terugkeer naar feodale sfeer omdat er geen
plek voor rationele discussie meer is in de publieke sfeer. Maar het is niet omdat
onder meer tengevolge van de commercialisering van de media de rationele discussie
geen kansen krijgt men daarom onmiddellijk naar de feodale situatie zal terugkeren.
De time space distanciation slaat vooral op het proces van ruimtelijke herschikking
waarbij mensen waardoor mensen er in hun sociaal leven voor kunnen zorgen om de
beperkingen van dwangmatigheden van tijd en ruimte te overwinnen. De ambivalentie
staat op het feit dat we via de media bvb een symbolische nabijheid hebben tot andere
bevolkingsgroepen ed. Dit zou ertoe kunnen leiden dat we hier dichter bij staan of een
duidelijker beeld op de cultuur hebben, maar ook tot stigmatisering vd ander leiden.
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
‘Resonance’ is het omgekeerde proces. Televisie zorgt ervoor dat bij bepaalde groepen
kijkers grote verschillen teweeg gebracht worden. Bijvoorbeeld zware kijkers die
wonen in een buurt met hoge criminaliteit en programma’s zien die hun ervaringen
hierover bevestigen gaan hier een grotere invloed van ondervinden dan zware kijkers
die in een buurt met lage criminaliteit wonen. Er moet hier wel sprake zijn van een
bijzonder en rechtstreeks belang bij die ene groep! Dus er moet rekening worden
gehouden met de eigen ervaringen die men heeft. (Niet voldoende uitgewerkt
moeilijk om aan te tonen wanneer er werkelijk een specifiek belang is voor iemand)
De betekenis van een object kan bijvoorbeeld gaan om de kleur van een console of het
type van een gsm. Dit gaat om differentiatie: ze gebruiken deze objecten om zich te
onderscheiden van peers. Er is ook het verschil tussen privaat en gedeeld: objecten die
ze willen delen met andere of die niemand mag aanraken.
Context en object hoeven niet noodzakelijk aan mekaar vast te hangen (mobile
telefoons, ipads)