Het Rollenspel Als Werkvorm

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 4

Het rollenspel als werkvorm

Een rollenspel heeft het grote voordeel dat de student kan experimenteren in een
veilige context. Het nadeel is dat het oefenen als kunstmatig wordt ervaren. De
rollenspelen worden geoefend per drie:
1. een maatschappelijk werkersrol (interviewer);
2. een cliëntrol (geïnterviewde);
3. een observator, die de observatie en feedback verzorgt. De observator is
ook de ‘regisseur’ van het rollenspel en heeft daarmee de gehele leiding
over de gang van zaken tijdens het rollenspel.

De coach kan de rol opnemen van geïnterviewde en observator.

Tijdens de rollenspelen probeert de student zoveel mogelijk de opdracht uit te


voeren zoals hij dat zelf in het dagelijks leven zou doen. Zo oefent de student op
nieuw gedrag, maar blijft hij ondertussen zoveel mogelijk zichzelf. Hierdoor blijven
de rollenspelen zo realistisch mogelijk.

Omdat we in deze training veelvuldig gebruik maken van het rollenspel, is het van
belang aandacht te besteden aan deze oefenvorm.
1. Per rollenspel staan verschillende vaardigheden centraal.
2. Tijdens het rollenspel gaat de aandacht naar de leerpunten van de
maatschappelijk werkersrol. De student staat eveneens stil bij de feedback
die hij kreeg van de docent of leergroepbegeleider relevant voor de
gespreksvoering.
3. Om die reden wordt er zoveel mogelijk in dezelfde trio’s geoefend, zodat de
onderlinge informatie-uitwisseling over leerpunten niet telkens opnieuw
moet gebeuren (rode draad, veiligheid).

Een rollenspel verloopt gefaseerd:

1. De voorbereiding

Een goede voorbereiding is belangrijk voor het slagen van het rollenspel.

Maatschappelijk werkersrol: Welke gespreksvaardigheden gaat de student oefenen


en aan welke leerpunten zal hij aandacht besteden?

1
Cliëntrol: Deze rol staat in dienst van het oefenen van de sociaal werkersrol.
Vandaar het belang om deze rol serieus op te vatten. Hoe beter de student zich
inleeft in zijn cliëntrol (teken van empathie), hoe makkelijker het is voor de sociaal
werkersrol. Zorg als cliënt dat je verhaal voldoende informatie bevat om het
gesprek tijdens het rollenspel gaande te houden.
Observator: Welke vaardigheden staan in het rollenspel centraal? Hoe past de
sociaal werker deze vaardigheden toe? Leg ook de leerpunten van de specifieke
sociaal werker naast jou. Welke effecten hebben de vaardigheden op de cliënt?

2. De voorbespreking

De observator spreekt af hoelang het rollenspel duurt en bewaakt de tijd. Hij is de


regisseur van het rollenspel. Hij spreekt af wat er gebeurt als het gesprek niet
goed loopt, last bijvoorbeeld een time-out in, waarbij even wordt besproken hoe
het gesprek terug op een goed spoor komt.

3. Het spelen zelf

Sociaal werkersrol: Het is belangrijk om ernstig in de rol van gespreksleider te


blijven. Indien de werker niet verder kan, mag hij stoppen. Het is best dat hij dan
al dan niet in overleg met de anderen zelf zoekt naar oplossingen voor de
moeilijkheden die hij ondervindt tijdens het gesprek. Dit verhoogt het leereffect.

Cliëntrol: Ook hier is het van belang dat de student zich goed inleeft in de rol, in
het verhaal. Dit geeft de werker de mogelijkheid goed te oefenen. Het inleven is
tevens het oefenen op empathie waardoor het de student kan helpen zich in de
praktijk in te leven in de cliënten.

Observator: De observator heeft een belangrijke taak tijdens het rollenspel. Door
zijn observaties krijgt de sociaal werkersrol een goed beeld van hoe hij in het
gesprek functioneerde en hoe zijn functioneren van invloed was op het verloop van
het gesprek. Zo kan de werkersrol zijn gedrag in volgende gesprekken proberen
bij te sturen. Hiervoor worden de observaties zo veel mogelijk in termen van
concrete gedragingen gegeven. Vage bemerkingen geven weinig houvast en zeker
weinig aanwijzingen hoe het gedrag kan veranderen. Ook de observator leert, hij
ziet anderen bezig en ziet het effect van gebruik van vaardigheden bij de

2
werkersrol. De observatie kan niet alles tegelijk omvatten vandaar het belang
telkens op specifieke, nieuwe vaardigheden te focussen. Het is best dat de
observator concrete interventies tijdens het gesprek noteert. Dit verhoogt nadien
de kwaliteit van de feedback.

4. De nabespreking

Eerst krijgt de sociaal werker kans om stoom af te blazen. Hoe vond hij dat het
ging? Wat waren moeilijke momenten in het gesprek?

Daarna geeft de cliënt zijn indrukken weer.

Vervolgens geeft de observator op systematische wijze feedback a.d.h.v. de


aantekeningen op het formulier. Concrete informatie over het al dan niet (goed)
toepassen van de vaardigheden vergroot het leereffect voor de sociaal werker, de
cliënt en de observator zelf. Het geven van feedback spitst zich toe op de te
oefenen vaardigheid en eventuele leerpunten van de werkersrol. Probeer de
inhoudelijke kant van de in het gesprek besproken problemen zoveel mogelijk te
vermijden omwille van de beperkte relevantie.

Bij het geven van feedback is het belangrijk onderscheid te maken tussen enerzijds
het beschrijven van bepaald gedrag en anderzijds de interpretatie ervan. De
beschrijving is letterlijk weergeven wat de werker zei en deed: Bv.: ‘Je zei toen
tegen de cliënt: ‘je voelt je een beetje teleurgesteld’. Met de interpretatie van
gedrag geeft de observator zijn mening over het beschreven gedrag: ‘Dat was een
gevoelsreflectie. Op zich is het goed dat je die teleurstelling benoemde, maar ik
denk dat deze reflectie te zwak was. Ze voelde zich volgens mij juist heel erg
ontgoocheld, en niet een beetje.’ Beide elementen zijn onmisbaar in goede
feedback. Bij enkel beschrijvingen weet de sociaal werker niet welk gedrag goed
en minder goed overkwam. Bij enkel interpretaties wordt niet duidelijk welk
concreet gedrag hiertoe aanleiding gaf, noch wat de werker volgende keer best
anders zou doen.

3
Nog enkele tips bij het geven van feedback :
 De verschillende actoren formuleren wat er goed ging
 De verschillende actoren formuleren wat beter kon
 De verschillende actoren formuleren verbetersuggesties naar elkaar toe

Hieronder volgt een uitgewerkt voorbeeld van feedback :


Observator:
‘T.a.v. de centrale vaardigheid gevoelsreflectie viel me het volgende op: je
gebruikte deze vaardigheid een aantal keren. Een goede gevoelsreflectie was toen
je zei “het lijkt wel of je je door haar een beetje verlaten voelde”. Dat sloot goed
aan bij wat de cliëntrol je vertelde en deed haar verder praten. Bovendien kreeg
ik het idee dat de cliëntrol zich door jouw opmerking begrepen en geaccepteerd
voelde, klopt dat?’
… (reactie van deze cliëntrol).

‘Een moment waarop je volgens mij een gevoelsreflectie miste, was toen de cliënt
je vertelde met haar tijd geen raad te weten. Ze maakte erbij een diepe zucht.
Sociaal werker, merkte je dat ook?’
…(korte reactie van de werker)

‘Hier had je haar gevoelens kunnen reflecteren door bijvoorbeeld te zeggen: “…


dat zit je nogal hoog?” Begrijp je wat ik bedoel? Je hebt nog een poging gedaan
gevoel te reflecteren toen je zei “je voelt je erg eenzaam”. Hierop viel de cliënt
stil, omdat het kennelijk niet aansloot bij wat zij je vertelde. Ik vond dat je het ook
te sterk deed, waardoor ze even perplex leek. Je had hier misschien beter kunnen
aansluiten door een open vraag te stellen bijvoorbeeld “Wat bedoel je daarmee?”.
Begrijp je?’

‘T.a.v. jouw leerpunt, namelijk beter aansluiten bij wat de ander vertelt, schreef
ik op dat je in het begin goed aansloot bij hetgeen de cliënt je vertelde. Zo
herhaalde je bijvoorbeeld het laatste woord van een zin: “ontgoocheld?” waardoor
de cliënt werd aangemoedigd meer te vertellen, wat ze ook deed. De
gevoelsreflectie over eenzaamheid sluit naar mijn idee niet goed aan bij het
verhaal van de cliënt.’

You might also like