Eclecticisme Paper Iben

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 6

IBEN NAESSENS

3BA

Eclecticisme

Eclecticisme is het mengen van twee of meerdere stijlen.


Hoe is dit fenomeen tot stand gekomen en welke doeleinden had het?
In de 19e eeuw ontstond de drang om bepaalde elementen uit het verleden selectief te
gaan (her)gebruiken. Ornamenten en decoraties uit vroegere stijlperiodes werden
gebruikt in de toenmalige architectuur en beeldende kunst. Men sprak toen ook van het
Historisme. Omdat men niet alles overnam of gebruikte in de nieuwe werken, sprak men
over de eclectische stijl.
In de bouwwerken van die periode grossierde men namelijk met kenmerken uit
verschillende neostijlen, die dan werden her- en verwerkt tot een nieuw geheel.
Als we een kijkje nemen in de architectuur zien we dat er in de 19e eeuw geen
dominante stijl was in de beeldende kunst. Via de wetenschap en de kunstgeschiedenis
ontstond een interesse om oude stijlen te doen herleven. Hierdoor ontwikkelden er zich
verschillende neostijlen (neogotiek, neoromantiek, …) Men heeft als betrachting
historisch zeer stijlgetrouw te werken. Vanaf de 19e eeuw wordt dit idee losgelaten. Een
bouwwerk kan en mag kenmerken dragen uit verschillende stijlen.

Los van architectuur, beeldende kunst of kunst algemeen kan men stellen dat het
Eclecticisme een conceptuele aanpak is waarbij men niet wil vasthouden aan één enkele
zienswijze of veronderstelling. Binnen deze stroming wil men rekening houden met
verschillende theorieën, stijlen, meningen om een duidelijk inzicht te creëren over een
bepaald onderwerp. Typerend hierbij is dat er geen vaste afspraken of regels zijn van
welke theorieën er met elkaar kunnen worden verbonden.

Als tegenwerping kan worden aangevoerd dat deze manier van denken, niet steeds
consistent genoeg is. Evenwel, wordt deze manier van denken genoegzaam aanvaard.
Zeker binnen de huidige tijdsgeest, waarin alle en vele informatie voor het rapen ligt via
de nieuwe media.

Het is onvermijdelijk dat deze manier van denken ook zijn ingang heeft gevonden in de
muziek en dit in alle muziekstijlen en vormen.

Mozart’s pianosonate n.11 is een prima voorbeeld van het overnemen van
stijlkenmerken uit een andere muzikale wereld. In het derde deel van deze sonate bootst
hij bijvoorbeeld het geluid na van een Mehter Marsi na.

Béla Bartók gebruikt in veel van zijn klassieke werken volksthema’s. Vele componisten
voor zijn tijd deden dit ook al : Mozart, Beethoven, Brahms, …
De thema’s die hij gebruikt in zijn werken komen uit kleine dorpen. Deze muziek had tot
doel om interactie tussen deze mensen te bevorderen. Met deze inspanningen wilde hij
deze thema’s bewaren voor het nageslacht en op die manier onsterfelijk te maken.
Andere voorbeelden van crossover vinden we onder andere terug in Broadway liederen
zoals West side story. Verder is er ook Eileen Farrell, een operazangeres met haar
crossover album: I’ve got a right to sing the Blues.

Binnen het populaire genre zijn de drie tenoren een goed voorbeeld van de vermenging
van verschillende stijlen. Luciano Pavarotti, José Carreras en Plácido Domingo brachten
een mengeling van opera, Napolitaanse volksliedjes, theatermuziek en popmuziek. Een
combinatie die door het grote publiek van niet kenners van deze genres zeer werd
gesmaakt.

Er zijn nog talrijke voorbeelden op te noemen: denk maar aan verschillende fusies in de
Jazz en Metal scene.
Binnen de Jazz is George Gerschwin een goed voorbeeld van stijlvermenging. We zien dit
namelijk duidelijk terugkomen in Rhapsody in Blue. Dit werk is beïnvloed door ragtime
muziek en Cubaanse ritmes.

Binnen de klassieke muziek rijst dan ook de vraag waarom deze manier van denken
positief of negatief zou zijn ? Dan komen ineens een aantal andere bedenkingen naar
voor zoals :
Waarom willen klassieke muzikanten zo fanatiek vasthouden aan het stijlgebonden
uitvoeren van muziek?
Waarom wordt er neergekeken op uitvoerders die klassieke werken op een
onorthodoxe manier uitvoeren?
We leven in een eeuw van globalisering waarin alle kennis slechts een muisklik van ons
verwijderd is.
Is dit dan niet het moment voor de klassieke muziek om mee te gaan op deze golf van
verandering en vernieuwing? Moet de klassieke muziek blijven vasthouden aan de
klassieke spelregels? Is dit misschien één van de redenen waarom klassieke muziek niet
meer aanslaat bij het grote publiek: Een gebrek aan vernieuwing …

Het beheersen van verschillende stijlen heeft namelijk vele voordelen.


Het zorgt voor een verbreding van je kijk op muziek. Voor mij heeft dit ertoe geleid dat
ik me ben gaan verdiepen in twee muzikale stijlen, namelijk die van de Spaanse
traditionele klassieke muziek ( Isaac Albéniz, Joaquín Rodrigo, Francisco Tárrega, …) en
die van de flamenco (Sabicas, Paco de Lucía, Paco Peña, …).
Er is nooit een strikte scheidingslijn geweest tussen beide stijlen.
Veel Spaanse tradtionele klassieke muziek is namelijk sterk gebaseerd op de Flamenco
muziek. Flamenco is namelijk een mengeling van verschillende invloeden vanuit diverse
regio’s (Spanjaarden, Moren, Zigeuners, … ). Veelal werd deze stijl ook beoefend door de
lagere sociale klasse die niet de noodzaak voelde om de muziek neer te schrijven.
Meestal hadden ze ook niet de capaciteiten en de middelen om dit te doen.
Waar zit dan de link met de Spaanse traditionele klassieke muziek ?
De traditionele componisten genoten veelal een academische opleiding. Ze merkten dat
de Flamenco, de echte volksmuziek van de Spanjaarden was. Ze wilden dan ook die
Spaanse volksmuziek gebruiken in hun werken. De ideologie van de Flamenco werd zo
gebruikt en vertaald in de klassieke werken van deze componisten.
De muziek van componist Isaac Albéniz heeft mij altijd enorm geïnteresseerd en is een
uitstekend voorbeeld van hoe de klassieke componisten Flamenco zijn gaan gebruiken.

De muziek van Albéniz is namelijk gebaseerd op Spaanse volksmuziek.

Flamenco gaat veelal gepaard met dans en zang. Er is te merken dat er in de muziek van
Albéniz steeds een dansbare ritmiek aanwezig is.

Daarnaast is er de Cante Jondo, één van de 3 zangstijlen van flamenco. Deze vorm wordt
gezien als de ernstigste, meest serieuze vorm. Albéniz luistert hoe zij deze stijl brengen
en neemt deze over in zijn eigen werk.

Vervolgens is er het gebruik maken van exotische toonladders (frygisch-mixolydisch)


die een Arabisch karakter hebben. Hier zal Albéniz terug deze toonladders importeren
in zijn eigen klassieke werken op piano.

Tenslotte gebruikt hij verschillende gitaartechnieken zowel van de Flamenco als van
andere stijlen in zijn eigen pianowerken. Zo gebruikt hij een Malagueña, een vaste vorm
van de Flamenco.
Tal van gitaristen hebben werken van Albéniz getranscribeerd voor gitaar.

Een van de bekendste transcripties is Asturias. Wanneer ik luister naar opnames van dit
werk erger ik mij aan de “klassieke” manier waarop dit vaak uitgevoerd wordt.
Het werk staat in 3/4. Als we dus met onze klassieke basisideeën dit werk beginnen
krijgen we op iedere eerste tel van de maat een accent. Naar mijn mening is dit een foute
gedachtegang. Deze muziek is duidelijk geïnspireerd op flamenco muziek. Wanneer we
ons verdiepen in deze muziek merken we op dat de accenten hier volledig anders
verdeeld worden. In Flamenco krijgen we een systeem waarin we 12 tellen krijgen. In
deze 12 tellen liggen de accenten op de 3de, 6de, 8ste, 10de en 12de tel.

Wanneer we Asturias op de Flamenco manier uitvoeren krijgen we een volledig andere


interpretatie. Deze manier van accentueren is veel interessanter voor dit werk dan onze
klassieke accentuering. Deze interpretatie ligt veel dichter bij het originele idee van dit
werk.
In veel van Albéniz zijn werken merken we op dat hij het effect van een Rasgueado wil
nabootsen op de piano. Een rasgueado is een techniek waarbij alle snaren één voor één
aangeslagen worden. Dit effect bootst Albéniz na door een snelle arpeggio te spelen.
Wanneer we zijn werken dus transcriberen lijkt het mij logisch om deze rasgueado
techniek te gebruiken. Weinig uitvoerders van de getranscribeerde muziek van Albéniz
gebruiken deze techniek. Deze techniek verdween door de uitvoerder Andres Segovia
(die één van de grondleggers was van klassieke gitaarwereld). Hij vond deze techniek
minderwaardig omdat die van de gypsies kwam. Vandaag de dag zien we dat deze
techniek zeer weinig voorkomt in ons repertoire.

Aangezien ik veel interesse heb in deze Spaanse ‘klassieke’ muziek, wil ik graag meer
van deze muziek bestuderen en deze muziek verrijken met vele aspecten uit de
Flamencowereld.

Ik heb de afwisseling tussen de genres steeds als een vanzelfsprekendheid ervaren. Mij
volledig en continu toeleggen op één afgelijnd genre beperkt me in mijn ontwikkeling. Ik
ben een persoon die me eerder voor een bepaalde periode helemaal verdiep in een werk
of een stijl. Ik wissel graag periodes van het werken met flamenco stukken af met een
klassiek werk. Zo kan ik bijvoorbeeld mijn energie tijdelijk volledig kwijt aan een
bepaalde flamenco techniek of falseta. Daarna kan ik me dan evengoed storten op een
classicistisch of romantisch werk.
Deze manier van werken biedt me diverse voordelen.
Ik kan telkens terug met een frisse blik mijn studie (her)aanvatten.
Daarnaast zorgt deze afwisseling ervoor dat er automatisch een wisselwerking is tussen
de verschillende stijlen, zowel bewust als onbewust. Na een periode van intens werken
moet ik mijn studie even laten liggen. Wanneer ik dan een andere stijl bestudeer, kan ik
terug met een helder hoofd aan de vorige verder werken. Door het feit dat ik op deze
manier werk, zullen de verschillende stijlen elkaar beïnvloeden. Deze visie wordt ook
gedeeld door mijn leerkrachten. Toen ik startte aan het conservatorium werd de nadruk
gelegd op het zoeken naar een ‘perfecte’ toon, een concept dat veel dicipline vereist.
Vaak was deze zoektocht een zware last. Alles veranderde toen ik de wereld van de
Flamenco ontdekte waar de ‘perfecte’ toon meer iets meegeeft van een machinegeweer.
Een nieuwe wereld vol fascinaties gingen voor mij open. Hoe meer ik deze muziek
bestudeerde, hoe meer ik die ook kon linken aan de traditionele Spaanse muziek (die
een zeer groot deel uitmaakt van ons gitaarrepertoire). Wat me weer tal van nieuwe
ideeën gaf om in deze muziek toe te passen.

We leven in een wereld waarin we in verbinding staan met iedereen en waarin we maar
een muisklik verwijderd staan van alle kennis. In zo een wereld lijkt het mij onmogelijk
om niet beïnvloed te worden. Dankzij deze gigantische bom van informatie ben ik
constant in de verleiding om meer informatie te verzamelen over verschillende
onderwerpen. Het onderzoeksdomein dat mij het nauwst aan het hart ligt is dat van de
muziek. Constant word ik in de verleiding gebracht om nieuwe muziek te leren kennen.
Het lijkt mij logisch dat ik deze informatie meeneem naar mijn eigen werkveld.
Omdat ikzelf voorstander ben van het mengen van verschillende stijlen en het
uitbreiden van mijn muzikale horizon, is het niet verwonderlijk dat één van mijn grote
voorbeelden Paco De Lucia is.
Hij is ook een perfect voorbeeld van het eclecticisme. Hij startte met het aanleren van de
traditionele Flamenco muziek. Daarna nam hij verschillende cd’s op in dit genre. Wat
uniek is bij Paco de Lucia is dat hij die Flamenco heeft vernieuwd. Mede door zijn
fascinatie voor jazz muziek. Deze fascinatie startte doordat hij ook op Jazz festivals
speelde en zo in aanraking kwam met deze muziek.
Waar zit de vernieuwing dan wel bij Paco De Lucia ?
Hij blijft bij het twaalf tellen systeem maar gaat de akkoorden verrijken met
bijvoorbeeld een jazz akkoord. Andere Flamenco artiesten vonden dat dit niet kon.
Daarnaast introduceert hij ook nieuwe instrumenten zoals de elektrische bas. Zijn
grootste en bekendste werk ‘Entre dos Aguas’ is een rumba waarin bongo’s en
elektrische bas worden gebruikt. Vervolgens werkt hij ook samen met jazz artiesten
zoals John McLaughlin en Larry Coryll. Samenwerken met artiesten uit een andere stijl
dan de Flamenco, was toen zeer ongewoon. Binnen de Flamenco was het niet
gebruikelijk om met improvisatie te werken. De enige improvisatie bestond erin dat
men de vrijheid had om te kiezen waar men welke falsetta men wanneer speelde. Een
Falsetta bleef wel steeds een vastgelegd stuk. Paco laat dit idee los en leert om gewoon
te improviseren zoals de jazz muzikanten.
Op bepaalde momenten leek het daarom dat hij dreigde zijn muzikale identiteit te
verliezen. Paco De Lucia zelf zegt daarover dat de basis van zijn werken steeds de
Flamenco is geweest (omdat hij zeer veel belang hecht aan traditie) maar dat hij steeds
zoekt in andere stijlen naar elementen die hij in zijn eigen werken kan gebruiken.

‘Interpreta a Manuel de Falla’ is één van de vele voorbeelden van hoe Paco De Lucia de
vernieuwing binnen de Flamenco belichaamd. In dit album transcribeerd hij
orkestwerken van Manuel de Falla naar de Flamenco muziek. De Falla is een klassiek
geschoold componist die Spaanse volksmuziek verwerkt in zijn oeuvre.

Het mag uit wat voorafging duidelijk zijn dat ik zeker wil verder gaan in deze stijl van
verruiming en vermenging van verschillende muziekstijlen en/of componenten.
Het zou mooi zijn mocht ik mijn eigen stijl kunnen creëren binnen dit spectrum van de
verschillende muziekstijlen. Ik wil me dan ook de traditionele Flamenco muziek zo veel
mogelijk eigen maken door ook samen te werken met andere artiesten binnen dit genre
(dansers, zangers, gitaristen …) Ik ben ervan overtuigd dat ik tijdens mijn zoektocht nog
zal worden beïnvloed door andere stijlen en zo mijn eigen weg zal vinden.
BRONVERMELDING :

https://en.wikipedia.org/wiki/Crossover_music

https://en.wikipedia.org/wiki/Isaac_Albéniz

https://en.wikipedia.org/wiki/Flamenco

https://en.wikipedia.org/wiki/Eclecticism

https://en.wikipedia.org/wiki/Paco_de_Luc%C3%ADa

https://en.wikipedia.org/wiki/Palo_(flamenco)

You might also like