Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 160

Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 

“Op een dag


zullen ze ons vinden”
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Ton Roos en Margje Eshuis

Braziliaanse editie:
Os Capixabas Holandeses
vertaald door: Ruth Stefanie Berger
 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 

Inleiding
“Wij kennen onze geschiedenis door de verhalen die de ouden ’s nachts bij
het licht van een olielampje over Holland vertelden, over de lange zeereis
die ze maakten en de eerste jaren in het oerwoud”, aldus Bram Lauret in
het stadje Santa Leopoldina.
Vanaf 1858 tot en met 1862 vertrokken ruim 700 Zeeuwen uit het
Land van Cadzand in West Zeeuws-Vlaanderen, van Schouwen-Dui-
veland en Zuid- Beveland naar Brazilië. Zij hadden de moed om uit te
wijken en tekenden een contract met de belofte eigen grond te zullen
krijgen, voldoende werk en goede toekomstmogelijkheden voor hun
kinderen. Het werden de Braziliaanse koortsen genoemd. In Antwer-
pen gingen zij aan boord en zeilden naar een voor hen onbekend land.
De realiteit bleek heel anders. Het werd een vergeten emigratie en een
vergeten volk.
Het waren enkele kleine groepen, die temidden van veel andere Euro-
pese families naar Brazilië emigreerden. De meesten kwamen terecht in
de staat Espírito Santo tussen steile heuvels bedekt met dichte bossen,
tropische planten en dieren. Onder een hete zon waartegen hun blanke
huid niet goed bestand was moesten zij een nieuw bestaan opbouwen.
Een gigantische onderneming voor mensen die uit de lage landen kwa-
men, uit de vlakke polders van Zeeuws-Vlaanderen. Smoor, Boone,
Louwers, Krijger, Heule, Theunisse, la Gasse, Schijve, Valkenier, het
zijn slechts enkele namen van de “Hollanders”, nakomelingen van
Zeeuwse landverhuizers in de staat Espírito Santo. In de kolonie Santa
Leopoldina bouwden zij een eigen gemeenschap op, de Comunidade
Holanda. Maar ook in het zuiden van Espírito Santo, in Rio Novo en
in het uiterste noorden op de grens met Bahia in het dal van de Mucuri
begonnen zij aan een nieuw leven.

Er zijn nog maar weinig olielampjes in Holanda. In de meeste huisjes


straalt ’s avonds het kille licht van de televisie. De verhalen van de
pioniers worden niet meer doorverteld en dreigen verloren te gaan.
De nakomelingen kennen hun geschiedenis maar zeer gebrekkig, zij
noemen zich Hollanders maar van Zeeland hebben zij zelden gehoord.
Met dit boek willen wij de verhalen van de Zeeuwen in Espírito Santo
levend houden want geschiedenis wordt niet alleen bepaald door de
grote momenten van staatslieden en clerus, maar vooral door mensen
die proberen hun samenleving op te bouwen. Om hen niet te vergeten
en recht te doen aan hun strijd voor een nieuw bestaan hebben wij
alle namen opgenomen. Veel over hun geschiedenis is verloren gegaan,
oude prenten, documenten, foto’s en aantekeningen zijn meegenomen
het graf in of opgevreten door insecten.
De verhalen die nog verteld worden in Holanda en onze eigen erva-
ringen opgedaan in de periode 1976 tot 1983 toen wij in de Comu-
nidade Holanda werkten vormden de basis voor verder onderzoek.
 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Zij leven temidden van nakomelingen van Indianen, Afrikanen,


Pommeranen, Duitsers, Zwitsers, Oostenrijkers en vele andere
volken. Het was zoeken in de Braziliaanse archieven omdat de
Hollandse namen vaak ondergeschoven werden bij Duitsers of
Pommeranen. De geschiedenis van de Hollanders in Espírito
Santo was nog niet beschreven. Wij hopen met dit boek een aan-
vulling gegeven te hebben en wie weet pakt één van de Hollandse
Capixabas het nog eens op om het verhaal verder uit te diepen
en aan te vullen.

Dankbaar zijn we voor het vertrouwen dat we kregen van de


‘Hollandse Capixabas’, voor hun verhalen en soms emotionele
herinneringen, voor de oude foto’s en documenten die zij ter be-
schikking stelden en de inbreng van Anivaldo Kuhn, zeer betrok-
ken bij de geschiedenis van de ‘Hollanders’.
De medewerkers van het Arquivo Público van de Staat Espirito
Santo (APEES), in het bijzonder Cilmar Franceschetto, stimu-
leerden en hielpen ons bij het verzamelen van de historische ge-
gevens.

Frans Buysse, die in 1981 in de Comunidade Holanda onderzoek


deed voor zijn studie antropologie, gaf inzage in zijn onderzoeks-
materiaal waar wij dankbaar gebruik van hebben gemaakt.

We danken onze vrienden en vriendinnen in Brazilië en Neder-


land, in het bijzonder: Ronald Mansur, journalist van A Gazeta
in Vitória, die met veel belangstelling het project volgde en spon-
taan materiaal aanbood; Gerard van de Velde uit Zuidzande,
kenner van de taal en geschiedenis van het Land van Cadzand;
Dennis van Tiel, Rob en Huub Zeeman, Joyce en Deborah Neys,
oprichters van de Stichting Holandinha em Vista, die ons op weg
hielpen en steunden bij de realisering van het boek.

Wij zijn vooral journalist en tekstschrijver Stijn Jaspers dankbaar


voor zijn waardevolle adviezen en ideeën bij het schrijven.

Heel veel dank zijn we verschuldigd aan onze vriendin Ruth Ste-
fanie Berger die “Op een dag zullen ze ons vinden” vertaalde voor
de Braziliaanse versie “Os Capixabas Holandeses”.

Ton Roos en Margje Eshuis


Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 

Inhoud
Inleiding 3 Euforie in Santa Leopoldina 69
Voorwoord 6 Contact met Nederland 72
Een nieuwe kapel 73
I Blijven of uitwijken? 7 Nieuwjaarsbidden 76
1. Zeeuwse indringers 7 Soort trouwt soort 78
In de Amazone 7 De venda, het economisch centrum 78
Bahia de Todos os Santos 8 De koffiecrisis 80
Pernambuco 8 11. Op zoek naar nieuwe grond 81
Espírito Santo 9 12. De maniokperiode 86
2. Espírito Santo 10 Beneden, boven en achter de berg 87
Kolonies aan de oevers van de rivieren 11 In de greep van de vendista 89
3. Crisis in Zeeland 14 De kerk verscheurd 90
De Braziliaanse koortsen 17 Deus sabe o que faz 91
4. Tussen wal en schip 18 São João de Garrafão, a ‘terra fria’ 95
Markante Hollanders 96
II ‘In kommervollen toestand’ 23 Basisgroepen 97
5. Kolonie Rio Novo 23 13. Uit het isolement 100
Bezoek van de keizer 26 Activiteiten 102
Bezoek Zwitsers diplomaat 26 Bouw gemeenschapshuis 104
Steun gevraagd voor een Hollandse familie 28 Bezoek Ambassadeur 106
Rio Novo do Sul 29 Pastor en landarbeider 107
6. In het dal van de Mucuri 31 14. Het vertapte gras komt toch weer op 108
Militaire kolonie Urucu 32 Holanda en Holandinha 108
Maatschappij de Mucuri 33 Santa Leopoldina 112
Noodkreet aan het Consulaat 35 São João do Garrafão 113
‘Zie de ellende van de Hollanders’ 36 Terug in het Land van Cadzand 114
Een waarschuwing 38 Naschrift 115
Nakomelingen 39 15. De Hollandse Capixabas 116
Naamlijsten en oude familiefoto’s 119
III De Comunidade Holanda 41
7. Kolonie Santa Leopoldina 41 Bijlagen
Grondproblemen 46 1. Folder Caetano Dias 142
8. Het oerwoud te lijf 48 2. Overtochtsverdrag 146
Slaven als leermeesters 50 3. Kolonies in het zuiden van Brazilië 148
De eerste huizen 52 4. Grondstrijd indianen 151
Hoog bezoek 53 5. Brief uit 1867 152
Voor Hollanders geen grond meer 56
9. Bouwen aan een eigen gemeenschap 57 Gebruikte literatuur 154
Dokters van de armen 58 Verantwoording foto’s en illustraties 156
Eerste school en kapel in Luxemburgo 60
Een eigen school en kapel in Holanda 63
10. De koffieperiode 65
‘Zoetementos’ 66
Vendas en vendistas 67
Spelen en vermaak 68
 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Voorwoord

Op zoek naar de levensgeschiedenis van een volk en met het resul-


taat van toegewijd onderzoek geven Ton Roos en Margje Eshuis met
het boek “Os Capixabas Holandeses, een Hollandse geschiedenis in
Brazilië” een geschenk aan Brazilianen en Hollanders.

Door het verhelderen van de redenen en motieven die de Hollanders


er toe brachten te emigreren en door een beeld te geven van de eerste
jaren over de komst van de emigranten hier in Brazilië laat dit boek
zien welke weg de Hollandse kolonisten gegaan zijn, die zich voor
een groot gedeelte in de gemeente Santa Leopoldina gevestigd hebben
in het bijzonder in de ‘comunidades’ Holanda en Holandinha, hoe
zij de obstakels die zij in het begin van hun leven hier tegenkwamen
met veel moed en standvastig te lijf gingen. Met dit boek heeft de
huidige generatie van Hollandse descendenten de mogelijkheid zich
bewust te worden van hun eigen levensgeschiedenis.

In de harten van deze afstammelingen, die nog steeds in de land-


bouw hun voornaamste economische bestaan vinden, ontstaan nu
door het uit de vergetelheid halen van de cultuur en de geschiedenis
nieuwe perspectieven en met de aanleg van asfalt op de weg naar
Holandinha zullen talloze toeristen en bezoekers die op zoek zijn
naar de schoonheid van de natuur in de omgeving, aangetrokken
worden.

Als vader van de kleine Ana Elisa Lahass Rocha, een van de zovele
Capixabas nakomelingen van de Hollanders, voel ik me zeer ver-
heugd dat ik getuige ben en steun kan bieden aan het naar boven
halen van de geschiedenis van de Hollanders in Espírito Santo.
Dankjewel Ton Roos en Margje Eshuis.

Santa Leopoldina, 14 juli 2008,


Fernando Castro Rocha,
Prefeito Municipal.
I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 

Blijven of uitwijken
1. Zeeuwse indringers
De Zeeuwen hebben een lange geschiedenis met Brazilië. Zij waren
betrokken bij alle invasies van de Hollanders. Al in 1560 waagden
Zeeuwen zich op Braziliaanse kusten. De reders camoufleerden
hun schepen als Portugese koopvaarders om in het door Portugal
veroverde gebied naar één of andere haven te koersen en handel te
drijven.

In de Amazone
In Holland en Zeeland worden in 1614 voorbereidingen getrof-
fen voor de oprichting van een West-Indische Compagnie. Jan de
Moor, een beroemd ondernemer is een van de initiatiefnemers.
Kooplieden reizen stad en land af om de bevolking over te halen
mee te doen in de onderneming en in Zeeland krijgen ze veel steun
voor hun plannen. In 1616 vertrekken uit de haven van Vlissingen
honderddertig mannen, waarvan veertien hun familie meenemen,
met de ‘Gouden Haan’, een klein snel varend zeilschip uit de haven
van Vlissingen. Hun bestemming is de Amazonerivier in Brazilië.
Schipper Pieter Adriaenszoon heeft de leiding over deze eerste Hol-
lands-Zeeuwse volksplanting. Ook enkele Engelsen schepen zich
in. Vlissingen was van 1585 tot 1616 aan Engeland in onderpand
gegeven en door de Engelsen bezet. De Hollandse
Ze varen de Amazonerivier zover mogelijk op en maken contact met koopvaardijschepen
de oeverbewoners. De indianen brengen met hun kano’s de voorra- Petrus en Paulus
den van de “Gouden Haan” naar
de kust en helpen bij het bouwen
van versterkingen om de neder-
zetting van deze volksplanting
te beschermen. In de eerste jaren
komen meer schepen uit Zeeland
aan. Een spion rapporteert aan de
Portugezen dat hij drie Zeeuwse
schepen stroomopwaarts heeft
zien zeilen en dat handelaren
tussen de dorpsbewoners rond-
trekken en dat er lui onder hen
zijn die de taal van de indianen al
aardig hebben leren spreken. Hij
rapporteert verder dat de Hollan-
ders twee houten versterkingen
bewonen en twee suikermolens
in bedrijf hebben. De kolonisten
worden in de gaten gehouden
 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

door de Portugezen. Na zes jaar verjagen de Portugezen de Hollan-


ders en ‘ander vreemd tuig’ zoals zij rapporteren uit het gebied van
de Amazonerivier. De nederzettingen en de suikermolens worden
verwoest.
Pieter Adriaenszoon ziet zich genoodzaakt de ‘Gouden Haan’ aan
de grond te zetten en in brand te steken. Met één van de laatste
schepen vlucht hij met enkele kolonisten naar open zee. Zeventig
kolonisten blijven achter in eenzame en erbarmelijke omstandig-
heden. Als in 1621 de West-Indische Compagnie (WIC) wordt
opgericht is Jan de Moor, bestuurder van de WIC, de kolonisten
aan de oevers van de Amazonerivier niet vergeten. Hij vraagt aan
het bestuur van de Nieuwe Compagnie om de overgebleven fami-
lies uit hun benarde positie te bevrijden. De bestuurders luisteren
naar de Moor en geven de opdracht hen op te halen. In 1623 varen
de overlevenden van dit kolonisatieavontuur aan de oevers van de
Amazonerivier behouden de haven van Vlissingen binnen.

Bahia de Todos os Santos


De Heren Negentien van de WIC besluiten een jaar later Brazilië
aan te vallen om suiker en brasilhout te kunnen importeren. Men
is van mening dat de Indiaanse bevolking open zal staan voor de
vriendschappelijke benadering van de Hollanders omdat de blanke
bevolking uit Portugal hen verschrikkelijk uitbuit. Tweemaal per
jaar worden misdadigers uit de gevangenissen van Portugal op de
kust van Bahia afgezet. De heren van de WIC zien Bahia de To-
dos os Santos, de Allerheiligenbaai, als het hart van Brazilië. Er
verschijnt in 1623 een boek van Dierick Ruiters ‘Toortsche der
zeevaert’. Het boek van deze Zeeuw bevat zeer interessante gege-
vens over Brazilië, vooral over alle belangrijke toegangswegen naar
de stad. Ruiters was in Rio de Janeiro door de Portugezen gevan-
gen genomen en op transport gesteld naar Pernambuco. Maar hij
kwam terecht in de Bahia de Todos os Santos. Na zijn vrijlating
schreef hij dit boek, dat als een goede militaire handleiding voor de
WIC dient. In zijn boek staan alle paden en toegangswegen naar
de stad vermeld. De schepen van de WIC varen naar Salvador dat
op 10 mei 1624 wordt ingenomen. De invasie duurt niet lang. Een
klein jaar later, met Pasen, doemt een vloot van 52 zeilen op aan de
kust. In eerste instantie denken de Hollanders dat het de verwachte
tweede vloot is die hen te hulp zou komen. Maar de schepen voeren
tot hun schrik de Spaanse vlag. De Spanjaarden openen het vuur
op de Hollanders en er breekt paniek en muiterij uit. Er wordt een
tamboer gestuurd naar de Spaanse opperbevelhebber om te onder-
handelen, maar het antwoord luidt: “Onmiddellijk de stadspoort
openen”. Er is geen ontkomen aan, Salvador wordt overgedragen.

Pernambuco
De zeilschepen van de WIC blijven uitvaren naar de kusten van
Zuid-Amerikaanse landen en wachten daar de komst af van rijk
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 

beladen Portugese of Spaanse schepen om ze te enteren en te plun-


deren. Het gaat hen om goud, zilver, suiker, zout en brasilhout.
In 1630 verovert de WIC Pernambuco, dat zij Nieuw Holland
noemen. Johan Maurits, graaf van Nassau-Siegen wordt de gou-
verneur, met als bestuurscentrum Mauritsstad (het huidige Recife).
Deze invasie lijkt voor de Hollandse en Zeeuwse kooplieden een
groot succes te worden. De Hollanders willen de op de Portugezen
veroverde suikermolens weer in gebruik nemen. De meeste slaven
zijn echter gevlucht en Johan Maurits van Nassau wordt bedolven
onder verzoeken om voor voldoende aanvoer van “levend ebben-
hout” te zorgen. De calvinistische Hollanders verwerpen in principe
de slavenarbeid en handel, maar de commerciële voordelen zijn wel
groot en enkele belangrijke theologen achten de slavenhandel niet
langer in strijd met het calvinisme, mits er maar wordt gehandeld
in niet-christenen. De Hollandse overheersing duurt tot 1654.

Espírito Santo
Ook voor de kust van Espírito Santo verschijnen de Hollandse en
Zeeuwse kaapvaarders. Het meest gruwelijk is de aanval van 12
maart 1625. Onder leiding van Piet Heyn varen zij de Baai van
Vitória binnen. De klok van de kerk wordt geluid en de bevolking
wordt opgeroepen zich te verzetten. Niet alleen Portugese solda-
ten, ook de burgers van Vitória, de paters Jezuïeten en een groep
indianen onder het commando van de caçiques Japi-Açu en Gato
Grande verdedigen hun land en vechten mee tegen de Hollandse
soldaten die zich terug moeten trekken.
Twee dagen later wordt door Piet Heyn met 300 man een nieuwe
poging ondernomen. De soldaten dringen de stad in en willen de
trappen op naar de bovenstad van Vitória. Aan die trappen woont
Maria Ortiz, een vrouw van 20 jaar. Zij organiseert met vrouwen
in haar buurt een verdediging. Wist zij van de komende aanval
af? Had zij misschien dit geheim ontfutseld tijdens een nachtelijk
bezoek van één van de soldaten van Piet Heyn? Als de mannen van
Piet Heyn de trappen opstormen, gooien de vrouwen vanuit de
ramen kokend water, stokken, stenen en smeulend houtskool op
de hoofden van de soldaten. Zij verhinderen zo dat de Hollanders
door kunnen dringen tot het strategische punt in de bovenstad.
Hierdoor wordt tijd gewonnen en een eskadron soldaten onder
leiding van Salvador Correia de Sá kan redding brengen. Deze ver-
slaat Piet Heyn uit de baai van Vitória.
Het straatje waar Maria Ortiz de Hollanders tegen hield heet nu
‘Escadaria Maria Ortiz’. Zij wordt sinds die tijd als heldin vereerd,
terwijl in Holland Piet Heyn nog steeds bezongen wordt als de
man met een kleine naam maar met grote daden.
Vijftien jaar later verschijnen de Hollanders opnieuw. Onder lei-
ding van kolonel Coen bestormen zij de heuvel aan de ingang van
de baai waarop het klooster Nossa Senhora da Penha ligt. Het lukte
hen niet om het klooster te bereiken. Er gaan nu verhalen rond
10 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Hollanders willen het in Brazilië dat een grote legermacht uit de wolken neerdaalde om
Convento da Penha innemen. Nossa Senhora da Penha te verdedigen tegen de barbaarse Hollan-
ders, die in paniek wegvluchtten. In het klooster hangt een schilde-
rij over deze Hollandse invasie.
In 1653 verschijnen de Hollandse kapers nog een keer voor de kust
van Espírito Santo. Nu, geholpen door een overgelopen Portugees,
veroveren zij de Convento da Penha, plunderen het klooster en
nemen heiligenbeelden, kunstwerken en slaven mee.

2. Espírito Santo
Na de bezetting van Brazilië in 1500 door Alvarez Cabral moest
de koning van Portugal iets verzinnen om dit onmetelijke land te
kunnen besturen. Hij deelt het land op in 14 gebieden die ‘Capi-
tanias’ genoemd worden en schenkt ze aan mannen van adel en
hoge militairen. Eén van hen is Vasco Fernandes Coutinho, een
rijk man die voordat hij naar Brazilië kwam al gediend had in het
leger van Portugal in Azië en Afrika. Op 1 juni 1534 ontvangt
hij de schenkingsbrief van de koning voor de Capitania Espírito
Santo, dat zo genoemd wordt omdat de Portugezen met Pinksteren
daar aankwamen. Vila de Nossa Senhora da Vitória, het latere Vila
Velha wordt het bestuurscentrum van de Capitania gedurende de
jaren 1535-1551.
Om zijn Provincie te koloniseren trekt Vasco Coutinho vanuit de
kust het onbekende bergland in dat bedekt is met dichte bossen. De
weerstand van de autochtone bewoners, de indianen, is zeer groot.
In het oerwoud liggen ziektes op de loer zoals tyfus, gele koorts en
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 11

malária en er sluipen gevaarlijke dieren rond. Vasco Coutinho heeft


onvoldoende mensen om zijn plannen uit te kunnen voeren. De
mannen die met hem mee het binnenland ingaan zijn ruwe misda-
digers uit de gevangenissen van Portugal die zo hun vrijheid gekre-
gen hadden. Pogingen om in het binnenland oerwoud in cultuur
te brengen en plantages te beginnen mislukken. Coutinho heeft
zijn handen vol om voedsel te verbouwen, zich te verweren tegen
indianen die hun leefwereld verdedigen en tegen de Hollandse ka-
pers die voor de kust kunnen verschijnen. Door onophoudelijke
aanvallen op Vila Velha van Fransen, Hollanders en indianen bes-
loot Vasco Fernandes Coutinho het bestuurscentrum te verplaatsen
naar een eiland aan de kust van Espírito Santo. De indianen noem-
den het eiland Guanaaní, Honingeiland, maar Coutinho gaf het de
naam Eiland van de Victorie, ter herinnering aan een grote veldslag
die hij geleverd had tegen de Goitacases indianen. Vanaf 1551 is
Vitória dan de hoofdstad van Espírito Santo. De Portugezen en het
bestuur van de Capitania blijven nog gedurende 200 jaar hoofdza-
kelijk aan de kust wonen. Men waagt zich niet het binnenland in.
Slechts enkele ‘avonturiers’ trekken via de rivieren de bergen in op
zoek naar goud en edelstenen of gaan op indianenjacht om hen als
slaaf te verkopen of tewerk te stellen.

Kolonies aan de oevers van de rivieren


Het eerste voorstel over de noodzaak de Provincie Espírito Santo te
kolonialiseren wordt gedaan op 3 mei 1825 door Pater Marcelino
Pinto Ribeiro Duarte. Er was een stroom van landverhuizers uit
Europa naar Brazilië op gang gekomen na de onafhankelijkheid
van Portugal op 7 september 1822. Volgens de pater/politicus biedt
de kleinste provincie van het nieuwe keizerrijk aan de oevers van
haar rivieren uitstekende condities voor het vestigen van kolonies.
De indianen zijn volgens hem van geen belang voor de handel of
de landbouw, en de slaven worden te duur omdat het vervoer van
slaven over zee aan banden is gelegd. De pater stelt voor families te
importeren en hen aan de oevers van de rivieren te installeren. De
rivieren vormen immers de wegen het binnenland in. De oevers
van de rivier ‘Rio Doce’ noemt hij zelfs het ‘paradijs van Brazilië’.
De grootgrondbezitters kunnen stukken land aan hen in deelbouw
geven, de immigranten kunnen de beboste heuvels in cultuur
brengen en een infrastructuur opbouwen. Espírito Santo telt dan
24.000 inwoners bestaande uit 12.100 Afrikanen. De helft van de
bevolking. De andere helft zijn ‘geciviliseerde’ indianen, mestiezen
en Portugezen. De zwarte bevolking domineert. Gouverneur Ru-
bim vindt het daarom noodzakelijk om de bevolking te ‘witten’.
“We moeten de blanke bevolking van dit land vergroten”, aldus de
gouverneur. Dat kan door het toelaten van blanke niet-Portugese
Europeanen, ook al zijn velen niet katholiek maar protestant. Tus-
sen 1812 en 1814 kwamen al 250 emigranten uit de Azoren naar
Espírito Santo voor de Kolonie Agostinho, het huidige Viana in
12 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Groot Vitória. Zij moesten de Rubimweg aanleggen die Espírito


Santo met Minas Gerais verbindt. De kolonisatie en het witten
van de bevolking kwam goed op gang toen in 1847 de Kolonie
Santa Isabel werd gesticht, zeven jaar later de particuliere Kolonie
aan de Rio Novo bij de rivier Itapemirim en weer zeven jaar later
in 1854 de Kolonie Santa Leopoldina aan de oevers van de rivier
Santa Maria.
Om families te werven in Europa wordt met een wet van 2 april
1855 onder minister Luiz Pereira de Couto Ferraz, de Associação
Central de Colonização (ACC) opgericht met aandeelhouders uit
binnen- en buitenland. Doel van de ACC: het importeren van
emigranten, met name landarbeiders, boeren en ambachtslieden
die spontaan of door middel van subsidies naar Brazilië willen ko-
men.

Uit de Statuten ACC:


De Associação Central de Colonização wil haar doel bereiken
door:
- het maken van propaganda en het faciliteren van emigratie
naar Brazilië, door de werving, het transport, de plaatsing
en huisvesting te regelen voor de kolonisten in opdracht en
volgens contract voor rekening van de regering, bedrijven of
particulieren;
- contacten te maken door correspondentie met buitenlandse
handelaren, agenten en emigratieagentschappen;
- tegemoet te komen aan de interesses van de emigratie-agent-
schappen en emigratiecompagnieen die in het buitenland zijn
gevestigd;
- aan de regering van het Imperium te verzoeken via hun con-
sulaten in het buitenland de nodige maatregelen te nemen ter
ondersteuning van de genoemde agentschappen;
- niet geregistreerde grond te kopen en deze in percelen van
250 mil braças (1braça = 2,2 meter) door middel van pacht of
verkoop op termijn uit te geven;
- scheepvaart in te zetten voor het transport van de kolonisten
vanaf de haven van aankomst tot aan de plaats van hun neder-
zetting;
- het hebben van een geeigende plek voor de aankomst van de
kolonisten met ruimte waar zij kunnen worden opgevangen
met verzorging van huisvesting en voeding voor een redelijke
prijs en de begeleiding van hen naar hun grond of werk;
- op verzoek de onkosten voor te schieten die de kolonisten
moeten maken;
- de kolonisatie als regel te richten op families en in het bijzon-
der boerenfamilies.
De ACC gaat propaganda maken in de havensteden van Europa en
Botocudo indianen bij de begint contacten te leggen met buitenlandse handelaren en emigra-
rivier Doce in 1909 tiekantoren. Om de grootgrondbezitters te stimuleren wordt in de
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 13

Landkaart Espírito Santo


14 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Assembléia van Espírito Santo, tijdens de zitting van 23 juni 1856


een voorstelwet besproken waarin een geldelijke tegemoetkoming
geregeld wordt voor de grootgrondbezitters (fazendeiros) die de
emigrantenfamilies uit Europa laten overkomen.

In Espírito Santo worden tussen 1813 en 1887


tien kolonies opgericht:
1813 - Kolonie Agrícola de Santo Agostinho, aan de oevers
van de rivier homônimo, nu de gemeente Viana.
Het was de eerste officiële landbouwkolonie in
Brazilië, opgericht na de komst van de koninklijke
familie.
1847 - Kolonie Santa Isabel, aan de oevers van de rivier
Jucu, staatskolonie;
1855 - Kolonie Fransilvânia, aan de oevers van de rivier
Doce, begonnen als een particulier project, maar
ging spoedig failliet;
1854 - Kolonie Rio Novo, aan de oevers van de rivier
Novo, particuliere kolonie tot 1861 waarna het door
de Staat werd overgenomen;
1856 - Kolonie Santa Leopoldina, aan de oevers van de
rivier Santa Maria da Vitória, staatskolonie;
1865 - Kolonie Piúma, aan de oevers van de rivier Iconha,
particuliere kolonie;
1867 - Kolonie Juparanã, aan de oevers van het meer
Juparanã en de rivier Doce, particuliere kolonie;
1874 - Kolonie Nova Trento, op de grond van de Italiaan
Pietro Tabacchi, nu gemeente Aracruz;
1879 - Kolonie Castello, aan de oevers van de rivier
Benevente, staatskolonie;
1887 - Kolonie Santa Leocádia, aan de oevers van de rivier
São Mateus.

3. Crisis in Zeeland
Graan, aardappelen en suikerbieten zijn de belangrijkste gewassen
in het Land van Cadzand, dat in 1845 nog bezongen wordt als de
graanschuur van Nederland. Maar dan mislukt de graanoogst en
‘valt het kwaad in de aardappels’. De paar aardappelen die er nog
zijn, worden geëxporteerd.
Dat geeft ongeregeldheden en conflicten met de landarbeiders.
Voor de landarbeiders is de aardappel het hoofdvoedsel, tarwe is
onbetaalbaar. Structurele werkloosheid en zeer lage lonen zijn het
gevolg. Ze drijven de mensen de armoede en misère in.
De kerkelijke armenbesturen zijn onvoldoende in staat de nood van
hun arme geloofsgenoten te lenigen, waartoe zij wel zijn verplicht.
De notabelen van het volk zien de verarmde mensen als paupers,
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 15

asociaal en lichamelijk onvolwaardig waar iets voor gedaan moet


worden. Door honger en armoede gedreven ontstaan bendes die
op hongertocht gaan. Ze dreigen de schuur in de brand te steken
als de boer niet over de brug komt met voedsel of geld. Door de
sociale onrust die ontstaat wordt West Zeeuws-Vlaanderen door de
overheid als probleemgebied aangewezen. Het leger komt eraan te
pas om het dreigende oproer te smoren.
Gerard van de Velde, geboren op Cadzand in 1930, kent de ge-
schiedenis van West Zeeuws-Vlaanderen goed:
“Na 1840 stortte de hele zaak hier in. Het was verschrikkelijk. Het
was overal in heel Nederland slecht. Aardappels waren het hoofdvoed-
sel en toen daar nog eens overheen de aardappelziekte kwam met twee
jaren achtereen grote misoogsten was het helemaal verschrikkelijk. Er
trokken bendes rond in onze streek op zoek naar voedsel en waar nog
een paar aardappels in de grond zaten stalen ze die eruit. In de winter
gingen ze naar de boerderijen op strooptocht. Na het oogsten lag de
oogst op de zolders. Met een spies stieten ze gaten in de zolder lieten het
graan er zo uitlopen en vingen het op in een zak. De mensen gingen
plunderen van de honger. Door de armoede werd er in Sintepier, zo
heette Nieuwvliet vroeger, een naai- en spinschool opgericht, ook in
Groede en Sluis. Als je een bedelbrief moet schrijven naar de kerk-
voogd, ben je toch wel erg afhankelijk van de kerk. Dan kan je toch
eigenlijk niet meer vrij praten, want de boeren zaten overal in. Ze za-
ten in het kerkbestuur, in de diaconie en in het schoolbestuur. De crisis
was zo groot in Cadzand waardoor vooral families met veel kinderen
en jongeren uitweken”.
Na 1850 gaat het de boeren weer goed. De landbouw leeft op,
maar de enorme ongelijkheid tussen boeren en arbeiders groeit al-
leen maar verder. Kinderen die verweesd zijn worden via het ar-
menbestuur ‘aanbesteed’ bij de boeren. De arbeiders profiteren in
niets van de groeiende welvaart, worden opstandig en beginnen te
staken. Oproer wordt met wapengekletter de kop ingedrukt.

In die crisisperiode werft Brazilië actief families voor de opgerichte


kolonies. Het werk van de Associação Central de Colonização heeft
effect. De Antwerpse emigratiekantoren ontvangen voorlichting
van het Braziliaanse consulaat. In de grote kranten van Europa ver-
schijnen advertenties. Folders van de ACC zijn in omloop gebracht
door het werfbureau en emigratieagentschap Beaucourt in Parijs.
Dit bureau heeft het emigratiekantoor Steinmann & Co in Ant-
werpen gecontracteerd om voor haar in België en Holland families
te werven. Ronselaars gaan rond met de propagandafolders.
Behalve de folder van de ACC wordt met een uitgebreide wervings-
folder in het Portugees, Frans en Duits ook reclame gemaakt voor
de particuliere kolonie Rio Novo in Espírito Santo. De folders wor-
den in Europa verspreid door de emigratiekantoren Beaucourt in
Parijs, Steinmann in Antwerpen, Paravicini in Zwitserland en de fa.
Hansa in Hamburg. In de meest kleurige omschrijvingen worden
16 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

daarin de grote voordelen uiteengezet om zich in de kolonie Rio


Novo te komen vestigen.

De drietalige wervingsfolder uit de oude dekenkist van de familie Rohr

Uit de folder van Caetano Dias:


- Het keizerrijk van Brazilië staat met open armen klaar om dui-
zenden individuen en families op te vangen die in misère moeten
leven. Zij zullen het goed hebben en genieten van de gezegende
Braziliaanse grond. Ontbreekt het u aan middelen voor de ver-
huizing? Goed dan, ikzelf of door bemiddeling van anderen, bied
u deze middelen aan die u later rustig kunt terugbetalen met de
vrucht van uw arbeid. Aan de oevers van de rivier Rio Novo in
Espírito Santo vindt men een kolonie gesticht onder beheer van de
Associação Colonial do Rio Novo.
Die kolonie is bereid om in zijn armen te ontvangen alle indivi-
duen van beide seksen die vanuit Europa deel willen worden van
de bevolking van die kolonie.
Valt het u moeilijk een besluit te nemen uw vaderland te verlaten?
Bedenk dan, dat het in uw vaderland onmogelijk is om zoveel kin-
deren te onderhouden en erken dat u de pijn door moet maken die
vele anderen al eerder hebben doorgemaakt, je te moeten scheiden
van de plek waar je geboren bent om tenslotte te komen genieten,
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 17

voor de rest van uw dagen, van de voordelen die dit zeer grote land
aan iedereen biedt. -
De gunstige condities voor de kolonisten die de Associação Colo-
nial do Rio Novo biedt zijn:
het benodigde geld voor de overtocht; een stuk ontgonnen grond
van 4500 vierkante in erfpacht braças (1 braça 2,2 meter); een
comfortabel huis; een kleine koffieplantage, maïs, maniok en bo-
nen geplant; kippen; varkens om een veehouderij te beginnen; en
alle andere producten die nodig zijn tot de eerste eigen productie
waarvan het noodzakelijke wordt afgenomen voor de betaling van
de verstrekte voorschotten.
Tenslotte volgen in de folder berekeningen waarin bewezen wordt
dat de nieuwe kolonisten van hun grond ook nog per jaar 1.500
Duits/Oostenrijkse zilveren munten contant geld over houden.
Binnen een jaar zal de landarbeider een onafhankelijk mens zijn
en kan hij met zijn familie zonder schulden en in welstand leven.
(zie bijlage 1)

Wat kan een landarbeider zonder grond meer wensen? Hij heeft
geen contant geld nodig om zijn familie in korte tijd welzijn te
verschaffen. De reis wordt voor hem betaald, aangekomen staat er
een comfortabel huis klaar en een deel van zijn nieuwe grond is bij
aankomst al beplant, hij hoeft slechts te oogsten en tot die oogst
worden voldoende hoeveelheden voedsel verstrekt door de Asso-
ciação. Er wordt gehandeld en zelfs gevochten om de contracten
van de ACC en de particuliere kolonie Rio Novo die het Bureau
Steinmann & Co in Antwerpen aanbiedt. Daniël Steinmann leerde
het vak op het emigratiekantoor van Strauss dat er zeer dubieuze
praktijken op nahield. Hij richtte in 1854 een eigen emigranten-
kantoor en agentuur op en vaart met gecharterde zeilschepen op
New York, Brazilië en Argentinië. Eén van de ronselaars van het
emigratiekantoor Steinmann & Co is de molenmaker Abraham de
Groote uit Sintepier (Nieuwvliet), in het Land van Cadzand.

De Braziliaanse koortsen
In kerk en kroeg wordt er over gesproken. Er wordt gewikt en ge-
wogen. Het worden ‘de Braziliaanse koortsen’ genoemd. Landar-
beiders zonder grond zien een schitterende mogelijkheid om einde-
lijk boer te worden en eigen grond te verkrijgen. Anderen zeggen:
“Gaat er niet naar toe, want ge zult er de wortels van de bomen
moeten eten”. Als eb en vloed worden vele families heen en weer
geslingerd tussen gaan of blijven. Ieder heeft zijn motieven om deze
kans aan te grijpen en de misère te ontvluchten. De mensen zonder
werk, afhankelijk van kerkelijke liefdadigheid en diaconie, kun-
nen een eigen bedrijf beginnen. Ouders zien een betere toekomst
voor hun kinderen. Boerenzonen wijken uit omdat er geen grond
meer te verdelen is en kunnen boer worden in Brazilië. Door de
economische recessie vertrekken ook middenstanders en ambachts-
18 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

lieden. Soms zijn familiespanningen een reden om te vertrekken.


Ongehuwde moeders die scheef aangekeken worden, besluiten een
nieuw leven te beginnen. Een enkeling ziet kans te vluchten voor
justitie. Mensen met schulden zien een mogelijkheid om schuldei-
sers te ontlopen en vrijgezellen gaan op avontuur, willen geld gaan
verdienen om daarna terug te keren, een vrouw te zoeken en te
trouwen.
Er zullen zeker grote twijfels zijn, discussies tussen man en vrouw,
tussen ouders en kinderen en in de familiekring. Valt het afscheid
zwaar, zo staat te lezen in de folder: “erken dan dat u de pijn door
moet maken die vele anderen al eerder hebben doorgemaakt, je
te scheiden van de plek waar je geboren bent”. Als het contract
eenmaal is getekend en een voorschot betaald, is er geen weg meer
terug.
In de kroeg wordt een afscheidsborrel gedronken, in de kerk laat
de dominee psalm 121:4 zingen: “De Heer zal u steeds gadeslaan,
opdat Hij in gevaar uw ziel voor ramp bewaar. En waar g’u heen
moogt spoeden, de Heer zal u behoeden.” Het is voor de bewoners
van de dorpen in het Land van Cadzand een ontroerend gebeuren
als regelmatig een groep emigranten zich op de markt verzamelt
voor vertrek. Familie, vrienden, buren en belangstellenden drom-
men om hen heen. Tussen een berg bagage wordt onder tranen
afscheid genomen voor het leven.

Er vertrokken uit Schouwen-Duiveland en Zuid-Beveland 270


personen. Uit het Land van Cadzand, 504 personen. Totaal 774
emigranten, voornamelijk jonge en kinderrijke gezinnen. Zij had-
den, met allerlei motieven, de moed hun boeltje bijeen te pakken
en de oversteek te wagen.

GOESSCHE COURANT
28 februari 1859
Binnenlandsche Berigten
De verhuizing naar Brazilië neemt in de streken van Kadzand
toe. Nadat reeds vroeger eenigen derwaards zijn vertrokken,
maken zich thans enkele huisgezinnen, meest van Zuidzande,
bestaande uit ongeveer dertig personen, daartoe gereed. Alle
behoren tot de mingegoede arbeidende klasse. Voor den over-
togt behoeve zij slechts f 5 te betalen.

4. Tussen wal en schip


Drie dagen lopen hebben de emigranten uit het Land van Cadzand
voor de boeg. Paard en wagen gaan mee voor de kleine kinderen en
de bagage. Overnachten doen ze in boerenschuren.
De mensen komen terecht in een chaotische stad. Duizenden emi-
granten uit heel Europa bevolken de binnenstad en de kaden van
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 19

Antwerpen. Een houten gebouw


op het koningin Astridplein in
Antwerpen is het eindstation.
Vandaar kan men naar de Rijn-
kaai, de inschepingplaats. De
families worden ondergebracht
in goedkope slaapgelegenheden
in afwachting van de inscheping.
Elk belangrijk emigratiekantoor
en elke rederij beschikt over een
dergelijk logement. Het zijn over
het algemeen omgebouwde hui-
zen met overbezette slaapkamers
en slechte hygiënische accommo-
Emigranten gaan aan boord datie. Toezicht ontbreekt op de logementhouders. Sommige uitba-
ters rantsoeneren het drinkwater om zo de bier- en alcoholverkoop
te bevorderen. Waar landverhuizers aankomen, struinen louche fi-
guren rond die hun diensten aanbieden. Zij willen voor de bagage
zorgen, voor de reisbenodigdheden en het inkopen van de levens-
middelen voor de zeereis. De spaarcenten van de mensen willen ze
uiteraard ook wel wisselen. De Antwerpse ‘Überseehandel’ bloeit.

In deze beginperiode van de emigratie zijn er nog geen speciaal


uitgeruste emigrantenschepen. Er is wel een toezichtcommissie die
de zeewaardigheid van de schepen en onderkomens moet contro-
leren, proviand, paspoorten en documenten nakijkt. Ze moet ook
toezien op de lichamelijke toestand van de landverhuizers. Een
gezondheidsofficier houdt ‘s morgens tussen zes en zeven uur op
de inschepingkaai een simpele medische inspectie. Om aan deze

Tussendeks
20 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

emigrantencontrole te ontsnappen komen veelvuldig misbruiken


voor. Enkele reders laten soms de landverhuizers clandestien in-
schepen in Vlissingen of boeken hen als zijnde cabinepassagiers,
waarop de inspectie niet van toepassing is. Er wordt ook nogal eens
contractbreuk gepleegd door de afvaart uit te stellen of een klei-
ner schip in te zetten. Als het de reder beter uitkomt, probeert hij
de families op het laatste moment nog een andere bestemming te
geven. Enkele welgestelden kunnen zich een hut veroorloven en
worden passagiers genoemd. De meeste landverhuizers krijgen een
plek toegewezen in het zeer oncomfortabele tussendek en worden
als vracht vervoerd.
De oversteek van Antwerpen naar Rio de Janeiro is een ware be-
proeving. De emigrantenschepen zijn zeewaardig, maar daar is dan
ook alles mee gezegd. De eerste stoomschepen verschijnen al in
de havens, maar de emigratiemaatschappijen varen nog met ge-
stroomlijnde snelle zeilschepen. In de concurrentiestrijd is snelheid
belangrijk. Schepen met dezelfde bestemming vertrekken tegelij-
kertijd en de kapiteins maken er soms een zeilrace van. De Hol-
landse brik Reinhardt van 235 ton, met gezagvoerder B. van den
Sprinkel, doet er 62 dagen over. De Engelse brik Herald van 210
ton, met gezagvoerder M. M. Galicheu, 59 dagen. Iedere verande-
ring van windrichting moet direct worden gevolgd door een veran-
dering van de zeilen om snelheid te behouden of te vermeerderen.
De kapiteins minderen bij opkomend slecht weer pas heel laat de
zeilen met alle gevaren van dien. De bovendekpassagiers, maximaal
12 personen, reizen eerste klas in luxe ingerichte hutten en met
overvloedige maaltijden. De honderden emigranten zitten dicht op
elkaar gepakt op het tussendek. Zij hadden een ‘overtogtsverdrag’
getekend waarin stond: ‘de maatschappij zorgt voor ruime slaap-
plaatsen tussendeks, zoet water en zonodig geneesmiddelen’. Maar
zij moeten zelf voor het beddengoed zorgen en proviand voor de
reis.
(Zie Bijlage 2)

Tijdens storm gaan de luiken dicht. Slechts enkele kieren zorgen


voor wat ventilatie. Zeeziekten verergeren de stank. Als de zee wild
en woest is vliegt alles wat niet vastgebonden is door de ruimte.
Kinderen klemmen zich vast aan moeder. In alle benauwdheid
wordt gebeden en gezongen. Nakomelingen herinneren zich nog:
“Heer het schip gaat op en neer, het is te hopen dat God ons mag
bewaren”.
In zes jaar tijd, tussen 1847 en 1853 vergingen in de Atlantische
Oceaan 59 schepen.

De grotere schepen hebben een arts aan boord. Hij heeft de leiding
over de emigranten en kan bij niet meewerken of overtredingen
van de scheepsregels straffen uitdelen door bijvoorbeeld een deel
van het rantsoen in te houden.
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 21

Om zes uur ’s morgens is er thee. Het vuur om thee te koken wordt


daarna snel gedoofd, vuur aan boord is zeer gevaarlijk. Daarna
moet er gelucht worden. Bij gunstig weer wordt het kooigoed bui-
ten gehangen, het tussendek geveegd en geboend en om acht uur
is er ontbijt. De arts doet zijn ronde om te zien of er zieken zijn.
Drinkwater wordt iedere dag uitgereikt. Behalve voor thee en kof-
fie, krijgt elke volwassene anderhalve liter. Een fatsoenlijk bad ne-
men is er niet bij. Eenmaal, soms tweemaal per week poedelt men
wat met een emmer water, alleen als het geregend heeft is er zoet
water. De kleren worden in zeewater gewassen en in de tuigage te
drogen opgehangen. Als de kapitein midden op de dag met de sex-
tant de positie van het schip bepaalt, drommen de mensen om hem
heen om te zien welke afstand er is afgelegd. Om acht uur ’s avonds
moeten de kinderen naar bed en alle anderen dienen om tien uur in
de kooi te liggen, lange houten bakken met strozakken. Niemand
mag aan dek slapen. De getrouwde mannen lopen bij toerbeurt
wacht op het tussendek. Zij houden een oogje in het zeil en moeten
ongeregeldheden voorkomen, zieken helpen, de lampen verzorgen,
de luiken op aanwijzing van de arts openen of sluiten en letten op
brandgevaar. Als beloning krijgen zij ’s morgens een borrel of kof-
fie. Op zondag worden alle emigranten door de arts geïnspecteerd.
Hij ziet er op toe dat ieder goed gewassen is, schone kleren aan
heeft en er verzorgd uitziet. Na de inspectie is er kerkdienst.
Er is veel tijd om na te denken en te praten over het nieuwe leven
in Brazilië. De mensen halen de contracten en wervingsfolders nog
eens tevoorschijn om na te lezen en te vergelijken met elkaar. De
wildste verhalen gaan rond over het leven in Brazilië, over indianen
en negerslaven. Op de boot leren kinderen elkaar nieuwe spelletjes
en jongeren worden verliefd. Twee maanden samenleven in een
schip, dicht op elkaar gepakt, veroorzaakt ook ruzies en problemen.
Het zeilschip drijft soms bij zware storm of windstilte van zijn rou-
te af waardoor de reis nog langer duurt en het eten gerantsoeneerd
moet worden. Als bij weinig wind de tropenzon ook nog onbarm-
hartig staat te schijnen groeien er onhygiënische toestanden aan
boord en breken op de emigrantenschepen regelmatig epidemieën
uit met diarree en buikgriep. Voor vrouwen en kinderen is de over-
tocht zeer zwaar. Mensen worden ziek en niet iedereen overleeft
de barre tocht. Er is rouw en verdriet als een kind of volwassene
overlijdt. De dode wordt in een zeildoek gewikkeld, verzwaard met
kolen en op een gladde plank gelegd. Vergezeld van een bijbeltekst
en gebed laat men het lijk in Godsnaam de zee inglijden.

De hitte is in het schip ondraaglijk geworden. De mensen zijn aan


het einde van hun geestelijke en lichamelijke krachten. Maar de
roep “Land in zicht” geeft nieuwe energie. Iedereen holt naar het
dek. Kinderen rollen over elkaar heen om ook iets te zien. Er wordt
geschreeuwd van opwinding bij het zien van een smalle streep
land aan de horizon. Een enkele pessimist twijfelt eraan of het wel
22 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Brazilië is. Hoe dichter de boot het land nadert, hoe zenuwachti-
ger men wordt. Langzaam zeilt het schip de Baai van Guanabara
binnen, omringd door dicht begroeide heuvels en witte stranden
waarop de heldere zee zich uitrolt. De drukte op de kade wordt
zichtbaar. Slaven laden en lossen met kleine bootjes de schepen die
niet aan de kade kunnen komen.
Nadat de kapitein het anker heeft uitgegooid komt er een haven-
functionaris aan boord voor controle van documenten en een eer-
ste gezondheidsinspectie. De mensen staan al klaar, spullen gepakt,
contract in de zak, blij van boord te kunnen gaan. Het schip is
te groot om aan de kade te kunnen meren. Via een touwladder
moeten de mensen niet zonder gevaar de overstap maken van het
zeeschip in de roeiboot. De bagage wordt later gelost. Moe en zat
van de reis komt de groep emigranten uit Schouwen-Duiveland
en Zuid-Beveland op 20 mei 1858 aan. Eindelijk grond onder de
voeten, maar met de schommeling van het schip nog in de benen.
De Associação Central de Colonização helpt de emigranten verder
en zorgt voor onderdak in de ‘Casa dos Imigrantes’ waar de mensen
in quarantaine blijven en medisch gekeurd worden.
De ‘Agência Central de Imigração’ registreert de landverhuizers en
wie nog geen bestemming heeft kan er een krijgen. Op de kade is
het een enorme drukte van honderden emigrantenfamilies, emigra-
tieagenten, handelaren, geldwisselaars en bedelaars. Verschillende
fazendas, bedrijven en particuliere kolonies werven in de haven nog
families. Immigranten die grond willen kopen kunnen naar het
‘Instituto de distribuição das terras de volutas ao imigrante’ (Insti-
tuut voor verstrekking van staatsgrond aan de emigranten).
De Zeeuwen die in het bezit zijn van een contract van Beaucourt/
Steinmann worden op het kantoor van de ACC maar zeer koeltjes
ontvangen met hun dubieuze ‘Beaucourt-contracten’. Ze worden
de ‘Colonos Beaucourt’ genoemd.

De ACC zorgt voor vervoer naar hun bestemmingen:


- De Colônia aan de oevers van de rivier Rio Novo.
- Colônia militar do Urucu, in de vallei van de rivier Mucuri.
- Colônia Santa Leopoldina, aan de oevers van de rivier Santa
Maria.

De meeste Zeeuwse families die uit Antwerpen vertrokken zijn naar


de kolonies in Espírito Santo gegaan. Maar een aantal zijn naar het
zuiden van Brazilië gevaren, naar de kolonies Santa Maria de Sole-
dade, Nova Petropolis en Santa Cruz in de staat Rio Grande do Sul
en naar de kolonie Dona Francisca in de staat Santa Catarina.
(Zie bijlage 3)
Een aantal families hebben wij nog niet terug kunnen vinden na
hun vertrek uit Zeeland. Zijn zij gaan werken op de koffieplantages
in de staat Rio of São Paulo, of misschien omgekomen tijdens de
reis?
II Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 23

‘In kommervollen toestand’

Landkaart Rio Novo 1866

5. Kolonie Rio Novo


Op 24 juni 1858 vaart de kustboot ‘Dom Afonso’ de haven bin-
nen van het kustplaatsje Itapemirim met aan boord 10 Hollandse
families en alleenstaanden en 7 Belgische families bestemd voor
de particuliere kolonie Rio Novo.

Vanuit de haven worden zij naar de fazenda Pau d’Alho, gebracht.


De reis gaat eerst nog door een vlak, rijk begroeid landschap tot
zij in de heuvels komen nog bedekt met oerbossen. Enorme rots-
partijen kenmerken het landschap, waarvan er twee bijzonder
opvallen: de Frater en de Freira, de Broeder en de Zuster, een
rotspartij die vele legendes kent. Volgens de bewoners waren er
eens een Frade en een Freira die elkaar beminden. God zag het
aan en schonk hen vergiffenis. Hij vereeuwigde de liefde van de
twee beminden in twee bergen van graniet.
De Zeeuwen en Belgen worden in Pau d'Alho ontvangen in een
barak, waar zij een beetje bij kunnen komen van de reis. Con-
tracten moeten worden getekend waarin de pacht en financiële
24 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

zaken zijn geregeld. De nieuwe


bezitters van de percelen grond
zijn verplicht jaarlijks en voor
altijd een bedrag aan erfpacht te
betalen; zij dienen de gemaakte
leningen en voorschotten in ge-
deelten terug te betalen met de
oogst; de voorschotten die van-
af het moment van aankomst
aan iedere familie of vrijgezel
verstrekt zijn, moeten betaald
worden na het verstrijken van
een half jaar met 6% rente. De
Associação zal niets in rekening
brengen voor voedsel en onder-
houd tot de tijd van de eerste
Frater en Freira oogst, maar vanaf die tijd moeten de families of individuen zich-
zelf onderhouden.
Na de bureaucratische handelingen worden ze meegenomen naar
de oevers van het riviertje São Caetano, een zijriviertje van het
riviertje Pau d’Alho. Daar zijn 10 stukken land voor de Zeeuwen
en 7 voor de Belgen uitgemeten.

In 1854, vier jaar voor aankomst van de Zeeuwse emigranten,


richt de Portugeese slavenhandelaar majoor Caetano Dias da
Silva in Rio de Janeiro, met een aantal aandeelhouders, de As-
sociação Colônial Agrícola do Rio Novo op. Hij was al een sui-
kerfazenda begonnen in Pau d’Alho waarop hij enkele slaven aan
het werk had toen hij een jaar later het voorrecht kreeg van keizer
Dom Pedro II een groot gebied langs de rivier de Itapemirim te
exploiteren en de Colônia Rio Novo te stichten. De kolonie is
zo groot dat hij duizenden families denkt te kunnen importeren.
Met de ontbossing begint hij vanuit de oude fazenda Pau d’Alho,
genoemd naar een plant die er veelvuldig groeit en in heel Bra-
zilië wordt gezien als een teken van vruchtbare grond. Tijdens
het opmeten en markeren van de gronden komen de soldaten
die de landmeters moeten beschermen in conflict met indianen
en enkele boeren die er wonen. Toch stuurt de regering in Rio
de Janeiro in 1856 honderd Chinezen naar de kolonie van Cae-
tano Dias. Hij geeft hun kleine stukken land met de verplichting
daarop te planten in ruil voor een later te bepalen deel van de
oogst. Ze worden door de opzichters als slaven gezien en ook zo
behandeld, men is immers niet anders gewend. In de statuten
van de nieuwe ‘Associação do major Caetano’ zoals het volk het
bedrijf noemt, heeft de directeur als taak, volgens Artikel 4: het
importeren van buitenlandse families; hen te laten wonen op 8
tot 12 hectare grond, waarvan zij bij gebleken geschiktheid en
onder gunstige voorwaarden eigenaar kunnen worden. En vol-
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 25

gens artikel 6: het met alle beschikbare middelen families aan te


trekken uit binnen- en buitenland; de benodigde arbeiders uit
binnen- en buitenland te contracteren om naast de slaven mee te
laten helpen bij het werk van de Associação.
Om aan deze taak te voldoen liet Caetano Dias da Silva in drie
talen de folders drukken waarmee de ronselaars in Europa de
boer op zijn gegaan. In Pau d’Alho ontmoeten de Zeeuwen de
eerder aangekomen kolonisten. Vóór hen vestigden zich al twaalf
Zwitserse families en enkele Fransen en Duitsers. Door hun ver-
halen waren zij misschien al gaan twijfelen aan de belofte van
een welvarende toekomst die Caetano Dias deed in zijn folders
in Europa. Maar wat zij nu zien moet voor hen een enorme
teleurstelling zijn. De grond waarvoor zij tekenden bestaat uit
oerwoud en is niet volgens contract ontgonnen. Zij zullen het
zelf moeten ontbossen. Er staat geen comfortabel huis op hen te
wachten, maar slechts een hut met palmbladeren als dak. Er is
geen koffieplantage aangelegd, geen maniok geplant, geen var-
ken, geen pluimvee, niets is er te zien van de schone beloften
uit de folder en het contract. De stukken land voldoen niet aan
de regels van de landwet waarin geregeld is welke afmetingen
zij moeten hebben en hoe ze moeten worden gemeten. Volgens
Caetano Dias “wegens gebrek aan deskundige grondopmeters”.
De gronden worden ook niet volgens de wet verdeeld, waarin
staat dat de aangekomen immigranten hun ‘colônia de terra’ vrij Weg naar Rio Novo 1908
26 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

moeten kunnen kiezen tegen de geldende prijs. De directie van


de Associação blijft in gebreke en doet niets tegen dit onrecht.
De mensen worden geteisterd door malaria en andere tropische
ziekten. Van de 176 gezonde mensen die in Pau d’Alho aankwa-
men uit Europa is in november 1858 al meer dan de helft gestor-
ven. Er zijn geen artsen en geen medicijnen, er is geen school,
geen kapel en geen religieuze assistentie. De landverhuizers zijn
aan de grillen van Caetano Dias en zijn zoon overgelaten.

Bezoek van de keizer


Twee jaar na aankomst van de Zeeuwen, op 7 februari 1860 be-
zoekt keizer Dom Pedro II met zijn gevolg Rio Novo op uitno-
diging van Majoor Caetano. Het is negen uur in de avond als de
keizer in Pau d’Alho aankomt. Rijke fazendeiros in de omgeving
hebben hun pompeuze huizen opgepoetst voor de ontvangst van
de vorst. Zij verwachten veel van het eervolle bezoek. De Baron
van Itapemirim bijvoorbeeld, laat door zijn 120 negerslaven over
de oprijlaan tot aan het marmeren bordes een tapijt aanleggen
van geparfumeerde bladeren versierd met bloemen. Aan weers-
kanten van de ingang wachten twee levensgrote porseleinen leeu-
wen de hoge gasten op. Zijn huis is een paleis met bibliotheek,
biljartkamer en meubels van het duurste palissanderhout en staat
klaar voor de ontvangst. Hoe groot is de frustratie als de keizer
met zijn gevolg in volle vaart voorbij rijdt. Getroffen door een
lichte beroerte kan de keizer zijn reis niet onderbreken. Dom
Pedro II noteert wel in zijn verslag:
“De colonos die ik gezien heb zagen er ziek uit en allen klaagden
over de slechte behandeling die zij kregen. Er is gebrek aan een arts,
een pater, een kapel. Ik hoorde van sommigen, maar dat kon ik niet
goed nagaan, dat de contracten die zij met Caetano Dias getekend
hadden niet werden nagekomen, zoals de belofte dat het bos gekapt
zou zijn en er een huis op hun grond zou staan.”
Behalve een gift bestemd voor de armen van Rio Novo ontvan-
gen de katholieken een klok voor hun te bouwen kapel en de
protestanten een gouden Avondmaalsbeker van de keizer.

Bezoek Zwitsers diplomaat


Baron Johann Jakob von Tschudí, natuurkundige, arts en filo-
soof, brengt op 15 november 1860 een bezoek namens de Zwit-
serse regering aan de kolonie Rio Novo. De Baron vindt de kolo-
nie zeer slecht ingericht met een eveneens slecht functionerende
directie. Majoor Caetano Dias da Silva woont bijna permanent
in Rio de Janeiro en heeft ruzie met zijn aandeelhouders. Tijdens
zijn afwezigheid fungeert zijn zoon als vice-directeur, die volgens
de baron voor van alles geschikt is maar zeker niet voor deze taak.
Gustav Broom, de boekhouder van de kolonie is de enige die de
mensen goed behandelt maar zijn bevoegdheden zijn beperkt.
De boekhouding is slecht en onduidelijk. Niemand van de ko-
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 27

lonisten weet waar hij aan toe is en hoeveel schuld hij heeft bij
de Associação. Wat zij aan middelen ontvangen wordt genoteerd
in een groot kasboek, maar zonder controle en dus gemakkelijk
te frauderen. Het is een bron voor oproer van de immigranten.
De baron beschrijft ook voorbeelden van ontucht met weeskin-
deren die verkracht worden en zwanger gemaakt. Weesjongetjes
worden naast slaven op de fazenda aan het werk gezet. De pro-
pagandafolder van Caetano Dias die in Europa circuleert, waarin
beloofd wordt en contractueel vastgelegd dat voor iedere immi-
grant en zijn familie een stuk land van 7,5 tot 15 hectare ontgon-
nen grond klaar ligt, inclusief koffieplanten en een comfortabel
huis, vindt de baron het meest gewetenloos. “De mensen zouden
moeten worden schadeloos gesteld voor deze schandalige misleidende
propaganda en voor de onrechtvaardige behandeling die zij ontvan-
gen”, aldus Baron Johan Jakob von Tschudí.
Over de Hollanders en de Belgen in de kolonie schrijft hij:
“Helaas kon ik niet de nederzettingen van de Hollanders en Belgen
bezoeken. Er is geen doorgang om hen per paard te bereiken. Maar
op mijn terugweg naar de fazenda ontmoette ik een groot aantal
van deze colonos. Zij stonden mij op te wachten om hun wensen en
klachten te vertellen. De klachten van hen zijn zoals van de andere
colonos in Rio Novo en richten zich vooral tegen Caetano Dias en
zijn gewetenloze zoon. Hun grootste klachten zijn gerelateerd aan
de brutaliteit en gewelddadigheid van deze laatste, aan de onregel-
matige, onvoldoende en bedorven levensmiddelen die zij ontvangen,
die contractueel beloofd zijn en de afwezigheid van een kerk, school
en een deskundige arts. Alle kolonisten prijzen de vruchtbare grond
en bekennen wel veel hoop te hebben voor de toekomst, op de voor-
waarde dat de kolonie overgenomen zal worden door de staat”.
Andere klachten die de baron noteert zijn het gebrek aan vervoer
en de abnormaal hoge prijzen in de winkel van de Associação. De
baron heeft de klachten van de kolonisten in zijn rapport doorge-
geven en daarmee bevorderd dat een dominee vanuit Zwitserland
naar de Colônia Rio Novo wordt gestuurd.
De aandeelhouders in Rio de Janeiro van de Associação do Ma-
joor Caetano zien niets terug van hun investeringen en betalen
niet meer. Caetano Dias komt in grote geldzorgen. De kolonie
raakt meer en meer in verval. De majoor is niet meer te vinden
op de fazenda en verblijft steeds in Rio de Janeiro op zoek naar
geld. Er zijn opstanden van slaven. Enkele slaven vluchten, maar
worden weer gepakt en door de zoon van Caetano op barbaarse
wijze afgeslacht. Het is bij wet verboden slaven te brandmerken,
maar een advertentie in de krant vermeldt: “25 milreis beloning
voor de vinder van twee gevluchte slaven van Majoor Caetano
Dias da Silva met de brandmerken C.D.S. in hun bovenarm en
rug”. Het gaat zo slecht met de kolonie, dat de majoor ten einde
raad bij de overheid aanklopt voor een lening. De enige oplossing
is om de kolonie onder beheer van de regering te brengen.
28 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Steun gevraagd voor een Hollandse familie


Na het bezoek van Dom Pedro II neemt het keizerrijk de kolonie
op 7 oktober 1861 over. De Associação “Majoor Caetano” telde
929 colonos in 1859, op het tijdstip van overdracht aan de rege-
ring is dit aantal gereduceerd tot 387 colonos.
De armoede en de ellende waarin de Zeeuwse families leven is
groot. De nieuwe directeur Carlos Kraus van de nu regeringsko-
lonie Rio Novo, vraagt in een brief uit 1862 steun aan de presi-
dent van de Provincie voor een Hollandse familie:
“Het is mijn plicht uw aandacht te vragen en die van de regering
voor een Hollandse familie. Het hoofd van deze familie is Reinier
van Gastel die al bij aankomst in de Colônia zijn vrouw verloor en
daarna al zijn kinderen die de anderen nog konden onderhouden.
Vandaag is hij oud en ziek. Noch hij, noch een van de vier kinderen
die overgebleven zijn kunnen overleven met hun werk. De jongens
zijn door ziekte verzwakt en leven van wat anderen hun geven en
van kleine karweitjes”.
Reinier van Gastel, mandenmaker, was 54 jaar toen hij met
vrouw en 7 kinderen uit Zierikzee vertrok.
Veel families leven na drie jaar nog steeds in de eerste onderko-
mens, vervallen hutten bedekt met palmbladeren op de harde, bij
regen modderige grond. Verbindingswegen zijn heel slecht. De
Een straat in Rio Novo 1910 gezinnen leven in misère en lijden honger. Er is geen katholieke
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 29

kapel, ondanks de belofte. Het geld dat door de regering voor de


bouw van de kapel was gestuurd is veel te weinig. De pater cele-
breert de mis in zijn eigen huis en ook voor de gebedsbijeenkom-
sten van de protestanten is geen ruimte. Zij komen bijeen in het
huis van de evangelische dominee Pflüger. Ook hij woont in een
huis bedekt met bladeren en in zeer slechte staat. De nieuwe di-
recteur waarschuwt de regering dat als er niets aan gedaan wordt
de dominee zal vertrekken en dat zullen de kolonisten verschrik-
kelijk vinden.
Dagelijks komen mannen bij de directie met het verzoek te mo-
gen vertrekken van hun grond om als dagloner ergens anders te
kunnen gaan werken. De directeur ziet hier echter een probleem
in, want zo dreigen de kolonisten zich los te maken van de schul-
den die zij hebben aan de kolonie. De aanhoudende klachten
in de loop van de jaren worden door de overheid beantwoord
met stapels papier, brieven en documenten zonder enig resultaat.
Na vijftien jaar misère vluchten families weg naar andere stre-
ken, met achterlating van hun schulden. In 1875 dient een groep
een klacht in bij de politie van Itapemirim over het wanbeheer
van de directie, over hoe de mensen uitgebuit worden en hoe zij
met hun kinderen midden in het oerwoud neergezet werden om
onder miserabele omstandigheden te moeten werken. Zij vertel-
len hoe velen van hen, om niet te sterven van de honger, dode
ezels, ratten en aasgieren eten. Zij klagen over gebrek aan een
arts en medicijnen en vertellen over immigranten die moeten
bedelen om te overleven, over ziektes die hele families hebben
uitgeroeid.
Enkele jaren na de overname van de kolonie door de regering
gaat de bevolking weer groeien. Op 6 maart 1880 wordt de rege-
ringskolonie Rio Novo een district van de stad Itapemirim en in
1893 een zelfstandige gemeente met de naam Rio Novo do Sul.

Rio Novo do Sul


In het jaar 2000 is Rio Novo do Sul een vriendelijk en levendig
stadje met 12.000 inwoners, nakomelingen van vooral Italianen,
Zwitsers, Duitsers, Fransen en Hollanders. Tijdens het keizerrijk
werd Rio Novo gezien als het meest dwaze stadje, door de grote
hoeveelheid inwoners van allerlei culturen en nationaliteiten.
Men noemde het stadje één van de torens van Babel van het ko-
loniale Brazilië.
Niemand van de Zeeuwse families heeft ooit de beloofde grond
kunnen kopen. Hoe hard vader, moeder en kinderen ook werk-
ten op het land, zij bleven afhankelijk van de Associação en kon-
den geen enkele economische vooruitgang bereiken. Zij zochten
een betere toekomst voor hun kinderen, maar in 1867 was er nog
geen school voor de 200 kinderen in de schoolleeftijd. Het Por-
tugees werd niet onderwezen. De kinderen van de pioniers moes-
ten meewerken op het land en bleven daardoor binnen de eigen
30 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

sociale kring zonder mogelijkheden voor verdere ontwikkeling.


In de oude bevolkingsregisters komen de namen Margarida van
Gastel, João Hollander, Pedro de Bruyn, Poortvliet en Kooyman
voor, stille getuigen van de Zeeuwse emigranten. Levende getuige
is de familie Wanguestel in Cachoeiro de Itapemirim, zij zijn na-
komelingen van de mandenmaker Reinier van Gastel en Johanna
Smit en hun zeven kinderen, waarvoor steun werd gevraagd.
Voor het gemeentehuis van Rio Novo do Sul staat op een sokkel
het borstbeeld van Caetano Dias da Silva. Is het van de stede-
lingen een eerbetoon aan de majoor Caetano om hem op een
dergelijke plek waar iedereen wel eens langs komt op een sokkel
te plaatsen, of is het een oproep om toch vooral de eerste zwarte
bladzijden uit het verhaal van de Colônia Rio Novo niet te verge-
ten? Dwars door het stadje, over de plek waar de Zeeuwse fami-
lies hebben geworsteld met de natuur en geknokt voor een nieuw
bestaan in Pau d’Alho, dendert nu het vrachtverkeer over de BR
101. De weg is een belangrijke verkeersader langs de kust van
Brazilië. Nog steeds komen er duizenden migranten langs, op
weg naar een nieuw bestaan. Families die door droogte, armoede
en misère wegtrekken van het noorden naar het zuiden en van
het zuiden naar het noorden. Bij Rio Novo do Sul wordt vaak
even gestopt om de Frater en de Freira te bekijken.

Rio Novo do Sul, BR 101 loopt dwars door het stadje


Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 31

Er kwamen in 1858, 60 Hollanders aan in Rio Novo.


De kolonie telde in
1861 54 Hollanders op een totaal 855 personen
1862 35 378
1865 19 595
1866 9 616
1867 15 709
1871 ? 958
1875 20 2062
1877 13 3092
1879 ? 5000

6. In het dal van de Mucuri


“Pas op, of ik stuur je naar de Mucuri!” waarschuwden ouders
hun kinderen als zij ongehoorzaam waren want naar de Mucuri
gestuurd worden was wel het ergste wat je kon overkomen. Het
overkwam de Zeeuwse families van Schouwen-Duiveland en
Zuid-Beveland, die in Zeeland of in Rio de Janeiro een contract
tekenden met de Associação Central de Colonização (ACC). In
juli 1858 komen met een kustboot 12 echtparen en 51 kinderen
aan in Sao José do Porto Alegre, het uiterste noorden van Espírito
Santo op de grens met de staat Bahia.
Waarom en met welke motieven deze families naar de Mucuri
zijn gegaan en de anderen naar Rio Novo is niet duidelijk.
Een lijst met namen werd door de Franciscaan Frei Olavo
Timmers (1901-1990) meegebracht toen hij in 1966 met verlof
naar Nederland kwam. Hij werkte als missionaris in de streek
en maakte als eerste de aanwezigheid van de Zeeuwen in de
Mucuri bekend. De namen had hij opgetekend uit een verslag
over de Companhia do Mucuri van 1862. Deze lijst omvatte 84
personen, waaronder 15 Belgen.
De ‘Colonos Beaucourt’, zoals de landverhuizers voor de Mucuri Landkaart Colônia
genoemd worden, moeten de bevolking van de Colônia Militar Militar Urucu en de weg
do Urucu gaan versterken. Deze militaire kolonie ligt aan de weg Santa Clara Philadelfia 1866
32 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

van Santa Clara naar Filadélfia,


het huidige Nanuque en Teófilo
Otoni.
Wat deze families moeten door-
maken is moeilijk voor te stel-
len. De Companhia do Mucuri
is verantwoordelijk voor het
transport vanaf Rio de Janeiro.
Met een rivierboot en een paar
schuiten op sleeptouw voor ba-
gage varen ze over de Mucuri het
binnenland in tot de eerste grote
waterval bij de nederzetting San-
ta Clara. Daar worden zij in een
loods ondergebracht. Het laatste
Nanuque voorheen Santa gedeelte van de reis moet lopend worden afgelegd. De bagage
Clara aan de Rio Mucuri, gaat mee op ossenkarren. De confrontatie met het Atlantische
1900 regenwoud is wreed voor de Zeeuwse emigranten. Hun lichaam,
huid, ogen en oren zijn hier niet op ingesteld. Ontzagwekkende
bomen en een dicht bladerdak, aaneengeregen door lianen, laten
geen zonlicht door. Struiken en allerlei andere obstakels versper-
ren hun weg. Muggen en vreemde insecten zwermen om hen
heen en vormen soms hele wolken die naar binnen willen drin-
gen via mond en neus. Hun lange warme Zeeuwse kleren bieden
nog wat bescherming. Vanwege de hitte en het gevaar dat india-
nen, die zich in het oerwoud schuil houden onverwacht kunnen
aanvallen, lopen zij ’s nachts door, over vers uitgehakte bospaden.
Na zo nachten voortgesukkeld te hebben komen ze eindelijk aan
in de Colônia Militar Urucu. Vanaf de haven hebben zij er zes
dagen over gedaan.

Militaire kolonie Urucu


De directeur van de ‘Colônia Militar’, kapitein Manoel Joaquim
de Barros, ligt ernstig ziek op bed als zij aankomen. Hij kan geen
aandacht geven aan de huisvesting van de immigranten. Ze wor-
den overgeleverd aan de grillen van de militairen. Net als de sol-
daten moeten ze op houten britsen slapen, vrouwen en kinderen
gescheiden van de mannen. Het eten is op rantsoen vanwege de
heersende droogte. In de militaire kolonie ontmoeten zij behalve
Braziliaanse soldaten ook enkele indianen, gecontracteerde Chi-
nezen en immigranten uit Madeira.
Na een paar dagen van rust worden enkele voormannen meege-
nomen, een eind verder de bijna ondoordringbare wildernis in,
vol kruipend, springend en vliegend ongedierte. Ze zijn werkelijk
beland in een groene hel.
De soldaten wijzen aan: “van deze boom tot die daarginder is
voor jou en van daar tot daar voor je buurman”. Spaden en bijlen
worden uitgedeeld. Met honger in hun lijf moeten de Zeeuwen
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 33

in het oerwoud een plek vrijmaken zonder verdere hulpmidde-


len, zonder paarden of ossenkracht.
Nooit eerder zagen zij zulke grote bomen zo dicht op elkaar ge-
drongen. Zo’n woudreus blijft, nadat hij met veel moeite aan
twee kanten nagenoeg is doorgekapt, staan want boven aan de
kruin zit hij dan door lianen nog verward met al de daar omheen
staande bomen. Om een open plek te krijgen moeten ze soms
eerst een half dozijn bomen kappen, waarna het mogelijk is dat
door een windvlaag of wanneer een van de bomen een zwen-
king maakt, het hele stel tegelijk donderend naar beneden komt
met een enorm lawaai dat soms wel een uur ver te horen is. Het
is zaak om wanneer je dat ziet aankomen te maken dat je weg
komt. Vogels vliegen op. Bomen en takken ploffen krakend neer
met een warreling van bladeren en stof. Het is voor de Zeeuwen
niet te doen. Van de kazerne komt geen hulp.
Uiteindelijk stelt Teófilo Otoni, de directeur van de Companhia
do Mucuri, enkele slaven en ossen beschikbaar. Deze slaven heb-
ben ervaring. Wat van het hout niet gebruikt kan worden wordt
verbrand.
Daarna moeten de wortels van de woudreuzen, die soms hon-
derden jaren oud zijn, worden verwijderd en de grond bewerkt.
Pas als dat allemaal gebeurd is kan men gaan zaaien, planten en
wachten op regen. Inmiddels kunnen de mannen van takken en
leem een huisje bouwen, en als alles meeloopt, kunnen enkele
weken later vrouw en kinderen komen en enkele maanden la-
ter de oogst van bonen en maïs worden binnengehaald. Tot die
tijd zal voedsel worden verstrekt. Maar de droogte houdt aan,
ondanks hun bidden en smeken blijft de regen uit. Gebrek aan
voedsel is het gevolg, ook is er geen melk voor de kinderen. De
mensen worden geteisterd door malaria, gele koorts en tyfus.
Velen lopen rond met wonden op armen en benen, veroorzaakt
door zandvlooien, teken en vreemde insecten.
Er komen ongecontroleerd nog meer landverhuizers uit Europa
bij, allemaal met dezelfde droom van een welvarend leven in een
tropisch paradijs. Teófilo Otoni wordt er door overvallen. Het is
voor de Zeeuwen een drama met ziekte, kindersterfte, desillusie,
alcoholisme, honger en dood. Hun energie en moed vloeien weg
de grond in. Hoe kon dit gebeuren? Wie was verantwoordelijk
voor dit drama?

Maatschappij de Mucuri
De regering van de staat Minas Gerais verleende in 1847 aan
Teófilo Benedito Otoni en zijn broer Honório Benedito Otoni
vergunning om in de vallei van de Mucurí een scheepvaart- en
handelsmaatschappij te beginnen.
Het bedrijf krijgt alle steun van de regering voor de civilisatie en
kolonisatie van het gebied: het alleenrecht voor de stoomvaart op
de Mucuri; grondrechten voor de kolonisatie; recht om wegen
34 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

aan te leggen en tol te heffen; 80 jaar vrijstelling van staatsbelas-


tingen.
Ook krijgen de Otoni’s toestemming voor het bouwen van een
kazerne voor 30 manschappen, om het bedrijf en de immigran-
ten te beschermen tegen de indianen. Teófilo Otoni zijn ideaal is
om van het gebied een germaans gebied te maken. “Aan de oevers
van de Mucuri zal een klein paradijs ontstaan”, is zijn boodschap,
zoals in 1825 pater Marcelino de oevers van de Rio Doce ook
al het “paradijs van Brazilië” noemde. Teófilo Otoni bouwt een
kleine nederzetting, het centrum voor de onderneming en als li-
beraal noemt hij deze Filadélfia, dat staat voor naastenliefde en
omzien naar elkaar. Het bedrijf gaat met grote ambitie het Atlan-
tisch oerwoud te lijf. Het wordt een confrontatie met een nieuwe
wereld en een botsing van culturen.

De onderneming krijgt niet alleen met het moeilijk doordring-


bare oerwoud te maken, maar ook met indianen van verschil-
lende stammen die “Botocudos” worden genoemd, vanwege het
gebruik van de “botoque”, een ronde schijf in lippen en oorlellen.
De wildernis is niet zo ongerept als het lijkt. Wat voor de blanken
een onbewoonde wereld is, is in werkelijkheid de leefwereld van
meerdere indianensamenlevingen. Teófilo Otoni tracht met eten
en gereedschap het vertrouwen van de Botocodus te winnen.
Maar tegen de ideeën van Teófilo Otoni in, verjagen de soldaten
de indianen op een verschrikkelijke manier. Zij zien hen als zeer
gevaarlijke dierlijke kannibalen en wrede strijders. Volgens Otoni
gedragen de soldaten zich wetteloos en bestrijden ze de indianen
met barbaars geweld. In de kazerne heerst een complete anarchie.
Uit een rapport van Teófilo Otoni:
“Tot schande van de geciviliseerde wereld geven deze gewetenloze sol-
daten kleding aan de Botocodus, besmet met mazelen en andere ziek-
ten, waartegen de indianen niet bestand zijn. Ze jagen op indianen
als waren het dieren en overvallen
hun nederzettingen in de vroege
morgen als ze nog slapen. Ze roven
hun wapens en slachten de man-
nen af. Ze misbruiken vrouwen
en kinderen en nemen hen mee als
slaven”.
Voor zijn compagnie liet Teófilo Otoni arbeiders werven in
Duitsland door het bureau Schlobach & Morgenstern in Leipzig.
Twee jaar voor de komst van de Zeeuwen kwamen de eerste im-
migranten uit Duitsland en Zwitserland aan. Zij moesten de weg
aanleggen tussen Filadélfia en Santa Clara, een weg van 170 km
dwars door het oerwoud. Pas na voltooiing van de weg konden
zij een stuk grond toebedeeld krijgen.
Als in Europa de Associação Central de Colonização (ACC) ook
landverhuizers gaat werven waarschuwen de emigratieagenten
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 35

van Otoni, dat zijn Companhia do Mucuri grotere investeringen


zal moeten doen om de beloften die door de ACC gedaan wor-
den aan de emigranten na te kunnen komen. Als de eerste zen-
ding emigranten van de ACC aankomt wordt het negatieve effect
van die beloften duidelijk. Otoni beschuldigt de ronselaars van
de ACC ervan maar lukraak mensen aan te nemen. Hij neemt
dat de ACC en de regering zeer kwalijk: “Zij sturen 162 Hol-
landers en Belgen, die bekend staan als de ‘Colonos Beaucourt’ en
gerekruteerd zijn in de bars en kroegen van Antwerpen. Het zijn lui
die uit de gevangenissen zijn gehaald, vlottend volk, kermisgasten,
gedroste matrozen, gelukzoekers, licht vrouwvolk en zo meer. En het
ergste is dat het geen landbouwers zijn”.
Gezien de lijst met familienamen van 1862 die pater Olavo Tim-
mer in 1966 tijdens zijn verlof meebracht blijkt dit voor wat
betreft de Zeeuwen niet te kloppen. Het zijn ambachtslieden
geweest, zoals schoenlappers, timmerlui en mandenmakers, boe-
renknechten en dienstmeiden. Otoni vraagt aan de Hollanders
hun contracten van de ACC te tonen en deelt hun mee dat hij en
de regering geen enkele verantwoording nemen voor de in Eu-
ropa afgesloten contracten, alleen voor die in Rio de Janeiro zijn
afgegeven. Hij was als directeur van de Companhia do Mucuri
slechts verantwoordelijk voor het transport van de Hollanders en
Belgen en niet voor de Colônia Militar do Urucu. De meeste ge-
ven hem de folders en de propaganda van de ACC, maar enkelen
scheuren voor zijn ogen hun contract aan flarden.

Teófilo Otoni vervolgt in zijn verslag van 3 december 1858 over


de Colônia Militar do Urucu: “De kolonisten zijn allemaal, zonder
twijfel, naar de Colônia Militar Urucu gestuurd door emigratie-
agenten met fantasieën van een vooruitzicht dat voor elke familie
zo’n vrolijk elegant en comfortabel huis klaar staat, zoals aan de
oevers van de Schelde. Huizen, net zo pittoresk als in de omgeving
van Den Haag en Amsterdam en gebouwd tussen prachtig glooiende
heuvels bedekt met mals groen. Bij het mooie huis rekenden zij zeker
op vee, een bevolkt kippenhok en een paard om tochtjes te maken.
Met dit visioen dat de Hollanders en Belgen voor ogen hadden, zijn
ze vertrokken uit Europa. Maar wat zij vonden was slechts een ka-
zerne met houten britsen als eerste opvang. Het werd een enorme en
onbeschrijfelijke deceptie”.

Noodkreet aan het Consulaat


De Hollanders en Belgen nemen initiatief en schrijven een brief
aan het Belgisch en Nederlands consulaat met daarin hun pro-
blemen, klachten en protesten tegen het bestuur van de Colônia
Militar do Urucu. Tegelijkertijd schrijven zij ook aan de minister
van het keizerrijk. De brieven overhandigen zij aan Teófilo Otoni
en hij brengt de brieven over aan de consulaten in Rio de Janeiro
met een begeleidend schrijven:
36 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Ilmo Senhor Eduardo Pecher,


digno cônsul da Bélgica, no Rio de Janeiro
e o Senhor cônsul da Holanda,
“Enkele Belgische en Hollandse colonos overhandigden mij deze brieven met daarin hun klachten en
protesten tegen de leiding van de Colônia Militar do Urucu en tegelijkertijd overhandigden zij mij een
brief gericht aan de Exmo senhor ministro do Império, welke beide ik vandaag aan u doe toekomen.”
Teófilo Otoni beschrijft in zijn brief de strubbelingen met de geldelijke ondersteuning die de
Belgen en Hollanders ontvingen en dat, dankzij zijn interventie de betalingen nu goed verlopen.
Het zal ook weer goed gaan met hen, want de tijd van oogsten komt er aan en die belooft goed
te worden verwacht hij.
“Ik heb een groot aantal van hen ziek aangetroffen. De sterftegevallen onder hen zijn opmerkelijk hoog.
Grootste oorzaken zijn het gebrek aan levenscomfort van deze arme mensen, de meeste brachten nog
geen kist, geen matras mee, niemand heeft enig idee van wat cultuur is. Ik vraag uw aandacht voor
de zending Hollanders en Belgen die een half jaar geleden naar de Colônia Militar do Urucu werd
gezonden. Het is duidelijk dat uw landgenoten hun ongelukkige situatie meer aan zichzelf te wijten
hebben dan aan het bestuur en de directie van de Colônia of aan de plaats.”
Waarmee hij zichzelf in deze brief vrij wil pleiten van enige schuld. Wel vindt hij het zijn plicht
hen te helpen en te herstellen wat hersteld kan worden, maar het bestuur van de Colônia Militar
blijft verantwoordelijk. Teófilo Otoni acht zich niet verantwoordelijk voor de situatie waarin de
Hollanders verkeren:
“Ik heb gedaan wat in mijn vermogen lag en heb mijn broer, dr. Ernesto Otoni, arts, naar de Colônia
gestuurd om de zieken te helpen. Ik stuurde hulp bij de ontginning van het bos zodat zij gemakkelijker
konden planten.
Wetende dat u zich voor uw landgenoten interesseert breng ik u dit onder uw aandacht.
God behoede u vele jaren.
Filadélfia, 15 januari 1859.
Getekend, Teófilo Benedito Otoni

Helaas zijn de stukken uit deze periode van het Nederlands ge-
zantschap in Rio de Janeiro, volgens het Nationaal Archief in
Den Haag, door klimatologische omstandigheden verloren ge-
gaan.

‘Zie de ellende van de Hollanders’


In Santa Clara, een dorp met 500 inwoners, breekt een epidemie
uit van tyfus die gepaard gaat met hoge koortsaanvallen. Ouders
en kinderen hebben zwaar te lijden, voelen de dreiging van een
onontkoombare dood. In massa vluchten zij die nog kunnen het
dal van de Mucuri uit.
Op 27 januari 1859, een half jaar na de aankomst van de Zeeu-
wen komt Dr. Robert Avé-Lallemant, een Duitse arts en na-
tuurkundige uit Lubeck, aan in de haven van São João de Porto
Alegre. Hij treft dertig vluchtende kolonisten aan, sommigen al
stervende. De mensen zeggen tegen Lallemant dat hij eerst naar
de Hollanders moet gaan kijken. Ook in Santa Clara verzoeken
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 37

verschillende landverhuizers hem met aandrang toch vooral de


Hollanders niet over te slaan in de Colônia Militar do Urucu en
dat hij hun ellende met eigen ogen moet aanschouwen. De broer
van Teófilo Otoni, arts Ernesto Otoni, waarschuwt hem dat hij
bij de Hollanders trieste dingen zal zien en horen. Als Lallemant
in Santa Clara komt en daar de misère ziet van de mensen die
worstelen om aan de dood te ontsnappen, wordt hij hevig geraakt
en geschokt stuurt hij brieven naar de regering in Rio de Janeiro,
naar de ACC en naar Europa over de situatie die hij in de Mucuri
aantreft. Hij schildert in zijn verslag “Viagem ao Norte do Brasil”
een diep treurig beeld van het lijden van de mensen en publiceert
daarover in april 1859 in Rio de Janeiro.
Uit het verslag van Dr. Lallemant:
“Moeder Cornelia Koole, (vrouw van Cornelis Koole) zat in zichzelf
gekeerd met drie kinderen in haar rancho. Bij mijn binnentreden in
haar huisje, als je dat ding zo noemen mag, werd er van mij en van
mijn begeleider geen enkele notitie genomen, zodat ik tot Dr. Ernesto
zei: Die vrouw schijnt geestelijk gestoord te zijn. Doch ik won spoe-
dig haar vertrouwen en ze vertelde mij in een vlaag van woede over
het verdriet dat haar was overkomen, hoe vier van haar zeven kin-
deren wegens gebrek aan voldoende eten gestorven waren, kinderen
van vier, zes, zeven en tien jaar en hoe dat ook nog bij een andere
vrouw zo gegaan was. In mindere mate was dit de meeste families
overkomen. Ze vertelde ook hoe de woedende commandant van de
Colônia Militar, toen ze om hulp smekend voor zijn huis waren ge-
komen, de moeders met bedreigingen en de gemeenste scheldwoorden
weggejaagd had. Overal lagen zieken, vooral met verzwakte benen
en diepe beenwonden. Hele families lagen te bed of wat daarvoor
door moest gaan. Geen dokter had hen bezocht, noch had ooit een
troostende ziel hen opgezocht”.
In het verslag gaat Lallemant tekeer tegen Teófilo Otoni, ‘‘die het
kostbare Duitse bloed misbruikt om het zweet van de Afrikaanse sla-
ven te vervangen.” Hij schrijft over de emigratieagentschappen als
“die criminele Duitse handelaren in Duits vlees” en over de Com-
panhia do Mucuri “dat menselijk abattoir”. Lallemant zweert het
bedrijf te zullen liquideren en hij raadt de mensen aan om deze
hel zo snel mogelijk te ontvluchten en te vertrekken uit het dal
van de Mucuri.

Als gevolg van zijn brieven stuurt de regering in Rio de Janeiro


een afgevaardigde en de ‘Tieté’, een militair stoomschip naar de
Mucuri om de kolonisten, vrouwen en kinderen die ziek zijn op
te halen en de vluchtenden mee te nemen.
Het schip komt daar op 5 maart aan. Een aantal van deze kolo-
nisten zijn na aankomst in Rio de Janeiro doorgereisd naar de
staten Santa Catarina en Rio Grande do Sul in het zuiden van
Brazilië.
(Zie bijlage 3)
38 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Zeven maanden na aankomst van de 162 Hollanders en Belgen


waren er 36 overleden. Bij aankomst in 1858 werden 79 Zeeu-
wen geregistreerd, in 1862 is hun aantal geslonken tot 60. Vier
vrouwen zijn weduwen geworden: Cathrina Krijgsman, Elisa-
beth Vermeulen, Cornelia Wagemaker en de genoemde Cornelia
Koole. Van alle gezinnen is het aantal gezinsleden ofwel gelijk
gebleven ofwel kleiner geworden. De familie Jacob Hagestein uit
Bommenede telde 7 personen toen zij vertrokken, in 1862 waren
er vijf overleden. Het verslag van dr. Lallemant heeft grote gevol-
gen voor Teófilo Otoni. In 1861 neemt de regering de Compan-
hia Vale do Mucuri over. In Europa groeit verzet tegen emigratie
naar Brazilië en naar de Mucuri in het bijzonder.

Een waarschuwing
Heeft de brief van de Hollanders aan het Consulaat in Rio de
Janeiro met begeleidend schrijven van Teófilo Otoni de regering
in Nederland bereikt?

Circulaire nr 82 van 16 julij 1860, A, no 7830, 1ste afdeeling:

Aan de heeren Burgemeesters en Wethouders


der gemeenten in de provincie Zeeland,

Naar aanleiding van een brief van den Minister van Binnen-
landsche Zaken heb ik mitsdien de eer, uwe aandacht op dit
onderwerp te vestigen en u te verzoeken, de waarschuwing te
doen in elk ter uwer kennis komend geval, dat redelijker wijze
kan geacht worden daartoe aanleiding te geven.

In juli 1860 stuurt de Commissaris des Konings in de Provincie


Zeeland in opdracht van de Minister van Buitenlandsche Zaken
Circulaire Commissaris des een Circulaire rond met een waarschuwing. Er zijn verzoeken
konings 1860 van de Zeeuwen vanuit Rio Novo en uit de Colônia Militar do
Urucu naar de Hollandse overheid gegaan om hen uit hun be-
narde positie te bevrijden. Jan de Moor pleitte in 1632 voor de
kolonisten die in erbarmelijke omstandigheden achterbleven aan
de oevers van de Amazonerivier. Zij werden door de WIC opge-
haald. Deze keer zijn de oproepen van de Zeeuwen tevergeefs.
De Nederlandse regering geeft niet thuis en trekt haar handen af
van de landverhuizers want schrijven zij, zoals ook Teófilo Otoni
schreef in zijn begeleidende brief aan het consulaat: “zij hebben
dit geheel aan zichzelve te wijten.”
Een week later verschijnt in de Goessche Courant een waarschu-
wing.
Die waarschuwing en ‘eenige onpartijdige voorlichting’ kwamen
te laat, want de eerste families waren al bezig het oerwoud te kap-
pen in Espírito Santo.
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 39

GOESSCHE COURANT
Maandag 23 Julij 1860

Binnenlandsche Berigten
Van tijd tot tijd worden aan de regering verzoeken gericht,
om aan personen uit Nederland afkomstig, doch die zich als
landverhuizers naar elders hebben begeven, bij het niet ver-
wezenlijken hunner vooruitzichten buitenslands, middelen te
verstrekken om hen in staat te stellen naar Nederland terug
te keeren. Maar bijzonder is zulks het geval met dezulken die
naar Brazilië zijn gegaan.
Daar aan die verzoeken geen gunstig gevolg kan
worden gegeven, kan daaruit voortvloeijen dat zulke personen
buiten ‘slands in ongelegenheden en in meer of min kommer-
vollen toestand geraken.
Hoewel zij dit geheel aan zich zelve hebben te wij-
ten, zou het echter welligt eenigen tot meerdere voorzigtig-
heid kunnen opwekken, wanneer zij, die zich met der woon
naar buiten ‘slands wensch te begeven, bepaaldelijk wierden
gewaarschuwd, dat hun van wege de nederlandsche regering
geene ondersteuning in den vreemde kan worden verstrekt,
indien zij daar in behoeftigen staat mogten geraken.
Het is dientengevolge dat op uitnoodiging van den
minister van binnenl. Zaken, de aandacht der gemeente-be-
sturen op dit onderwerp is gevestigd, met het verzoek de in
deze bedoelde waarschuwing te doen in elk ter hunner kennis
komend geval, dat redelijkerwijze geacht kan worden daartoe
aanleiding te geven.


Nakomelingen
De nederzetting Filadélfia, het cen-
trum van de Companhia do Mucu-
ri, kreeg in 1881 de naam van haar
grondlegger Teófilo Otoni. De stad
telt nu 250.000 inwoners en staat
bekend als de stad van de edelstenen.
De Praça Germánica herinnert aan
de droom van Teófilo Otoni om van
de Mucuri een germaans gebied te
maken. Een beeldengroep midden
op de praça straalt germaanse trots
uit. Santa Clara ligt in de gemeente
Nanuque, genoemd naar één van
de indianenstammen, de Nak-Nanucks, die leefden in
de serra dos Aimorés. Van de 170 kilometer lange weg tussen Identiteitskaart
Filadélfia en Santa Clara is een stuk van 200 meter over als een Warley wan der Maas Krettli
40 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

getuigenis van deze geschiedenis. Het was een van de eerste en


drukste wegen van het keizerrijk. De Zeeuwen die de tragedie in
de vallei van de Mucuri hebben overleefd, vermengden zich met
nakomelingen van Duitse, Italiaanse of Chinese immigranten.
Sommigen trouwden met leden van de Duits sprekende familie
Jan Krettli, een Zwitser, die door Teófilo Otoni gecontracteerd
werd om als Duits sprekende tolk en voorman dienst te doen
bij de Hollanders. De heer en mevrouw Krettli-van der Maas,
bezitten nog steeds grond in de omgeving van de Colônia Mili-
tar Urucu, het huidige dorp Carlos Chagas. De familie van der
Maas is een bekende en uitgebreide familie in Teófilo Otoni en
omgeving. Enkele namen van de Zeeuwse families leven voort in
de Vale do Rio Mucuri, met soms kleine veranderingen: Brou-
wer, Colen (Koole), Hoogestein (Hagesteyn), Jonker, Krijgsman,
Wandermaas (Van der Maas), Vanderree (Van der Ree), Vermeu-
len, Wagemaker.
De nakomelingen van de Zeeuwen weten zo goed als niets meer
van hun voorouders. Herinneringen aan Holland en Zeeland zijn
uitgewist. Mevrouw Kretli-van der Maas: “We waren heel arm,
documenten en oude foto’s zijn verloren gegaan in de loop der
jaren”. De Hollanders die men kent in de streek zijn de broeders
Franciscanen. Zij leven en werken sinds 1905 in Teófilo Otoni
en omgeving.
III Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 41

De Comunidade Holanda

Landkaart Santa Leopoldina 1866

7. Kolonie Santa Leopoldina


Op 16 juni 1859 vaart met enkele luide stoomfluiten de kust-
boot Mucury de baai van Vitória binnen met aan boord tiental-
len emigrantenfamilies voor Espírito Santo. Tussen hen twaalf
Zeeuwse families uit het Land van Cadzand, 27 volwassenen en
35 kinderen.
Aan bakboord zien zij hoog op een berg het klooster Nossa Sen-
hora da Penha liggen. Verderop aan stuurboord Vitória met in de
bovenstad het paleis van de Provincie, waar Piet Heyn met zijn
manschappen van de trappen werden verdreven. De Zeeuwen
varen tussen kerk en staat door Espírito Santo binnen. Achter de
heuvels aan de horizon, wacht hun nieuwe land.
Op de kade worden de aangekomen immigranten ingedeeld
volgens land van herkomst en naar verschillende logementen
gebracht. Voor de zoveelste keer moeten de Zeeuwen duidelijk
maken dat zij niet uit Duitsland maar uit de provincie Zeeland
in Holland komen en dat de taal die zij spreken niet Duits maar
Zeeuws-Vlaams is.
42 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Drie weken lang moeten zij


wachten voor zij naar hun be-
loofde grond verder kunnen rei-
zen. Ze brengen de dagen door
op het eiland Vitória, dat door
de indianen Honingeiland ge-
noemd werd. De indianen ver-
bouwden op het eiland maïs en
maniok en noemden hun akkers
‘capixabas’, dat geschoonde huid
van de aarde betekent. Maar de
niet-indiaanse bevolking gaf aan
de indianen die er woonden de
naam Capixaba en later aan alle
Zicht op de baai van stedelingen en weer later aan alle inwoners van Espírito Santo.
Vitória, 1860 Zo worden de Zeeuwen: ‘De Hollandse Capixabas’.

Onder leiding van een inspecteur/tolk worden de families mee-


genomen naar de kade waar enkele ‘canoas’ klaarliggen. Het
woord ‘canoa’ gebruikten de Aruak-indianen voor de houten ka-
no’s waarmee zij over de rivieren voeren. De kano’s voor het ver-
voer van de immigranten en hun bagage hebben dezelfde bouw
en vorm als die van de indianen, maar zijn groter, zestien meter
lang, één meter zeventig breed en één meter diep. Er kunnen
wel honderd zakken koffie mee vervoerd worden. De bagage van
de Hollanders wordt ingeladen, jongelui kruipen er bovenop en
de ouderen kunnen op de vier soms vijf banken plaats nemen.
Een grote ijzeren pot wordt ingeladen voor de maaltijden. Als het
getij opkomt neemt de ‘mestre’ zijn plaats in, achter in de kano.

Vermelding van aankomst


emigranten in de krant
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 43

Gespierde ‘proeiros’, mannen die met hun vaarbomen de boot


stroomopwaarts duwen, nemen hun plaatsen in links en rechts
op de plecht van de boot. De ‘mestre’ geeft een teken en één
van de mannen blaast voor het vertrek op de ‘buzo’, een zestig
tot zeventig centimeter lange hoorn van een stier. Een lage ver
dragende toon klinkt over het water, waardoor kenners kunnen
horen welke kano afvaart. De ‘proeiros’ steken hun vaarboom in
het water en duwen af voor de zestig kilometer lange tocht over
de rivier Santa Maria. Simultaan, in een gelijk ritme duwen ze
met de vaarboom tegen hun schouder de kano stroomopwaarts.
Het eerste stuk glijden ze door vlak land. Op veel plekken is de
bebossing weggebrand om plaats te maken voor grote vlakten
met suikerriet. Naarmate zij verder de rivier landinwaarts komen
worden de heuvels hoger en de begroeiing dichter. Vanuit het
oerwoud klinken voor de Hollanders vreemde geluiden van tro-
pische vogels en krijsende aapjes. Zo nu en dan zet één van de
‘proeiros’ een lied in met een refrein dat de anderen tweestemmig
meezingen. Elke kano heeft wel een voorzanger aan boord.
Het is al donker als de boot aankomt bij de fazenda van José
Claudio de Freitas waar de rivier Mangaraí uitmondt in de Santa
Maria. De ‘mestre’ laat aanleggen en neemt post, waardevolle pa-
pieren en geldzendingen uit zijn kist om te overhandigen bij de
fazenda. Hij is een man van vertrouwen. Er wordt gerust, wat
gegeten en zo mogelijk geslapen in de boot. De volgende morgen
moeten zij nog een halve dag varen tot een grote waterval, de
Cachoeiro Grande, de verdere doorvaart over de rivier verhin-
dert. Hier heeft de directeur van de Kolonie het bestuurscentrum
laten bouwen: zijn huis, magazijnen, enkele provisorische onder-
komens voor arbeiders en handelaren en een grote houten barak
voor de eerste opvang van ongeveer vijftig immigrantenfamilies.
Als de Hollanders daar op 10 juli 1859 arriveren worden zij ge- De vervallen fazenda
confronteerd met een opstootje. Boze immigranten uit Duitsland Mangaraí van José Claudio
hebben de directeur, Ir. A. Pralon omsingeld. Ze weigeren hun de Freitas
bagage te sjouwen, schreeuwen
om ossen en om geld. Ze wil-
len niet naar de hun toegewe-
zen gronden vertrekken omdat
zij het gebied veel te bergachtig
vinden en omdat ze de marke-
ringen niet kunnen vinden van
de uitgemeten stukken land.
Ook denken ze er niet aan voor
de Provincie te gaan werken. Ze
voelen zich bedrogen, in Duits-
land was hun veel meer beloofd!
De Zeeuwen houden zich kalm.
Over de aangekomen Hollan-
ders schrijft Pralon in een brief
44 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Cachoeiro de Santa van 10 juli 1859 aan de president van de Provincie Dr. Pedro
Leopoldina omstreeks 1910 Leão Velloso:
“De Hollanders houden zich echter rustig en staan klaar voor alles.
Zodra zij het geld ontvangen waarop zij nieuwsgierig wachten kopen
zij levensmiddelen in. Zij klagen wel over keukengerei en over hun
gereedschap dat gerepareerd moet worden, het meeste is gebroken.”
De nieuwe Kolonie aan de oevers van de rivier Santa Maria be-
slaat een gebied van 567 km2 en wordt verdeeld in drie kernen
met verschillende districten. Op de landkaart van het gebied
heeft men rechte lijnen getrokken om de grond te verdelen in
stukken land van 25-30 hectare zonder rekening te houden met
de steile bergen en enorme rotsen.
De ‘colônias’ zoals de percelen grond genoemd worden zijn met
smalle bospaden verbonden en genummerd. Ieder gezin en elke
ongehuwde zoon boven de twintig komt in aanmerking voor één
van de genummerde colônias. De streek waar de Hollanders ge-
pland zijn krijgt de naam Holanda. Na de opvang in de barak
ontvangen de gezinshoofden en vrijgezelle mannen een platte-
grondje van de omgeving met het nummer van de hun toegewe-
zen colônia.
Met enkele gidsen worden zij het bos ingestuurd, eindelijk op
weg naar hun zo verlangde eigen grond. Een lange stoet van man-
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 45

nen vrouwen en kinderen loopt achter de gidsen aan. Ze nemen


zoveel mogelijk bagage mee. In het begin passeren zij wat huisjes
van vrije slaven en een enkele goudzoeker. Het is een zware tocht
van vierentwintig kilometer over smalle bospaden. Waar moge-
lijk lopen ze door rivierbeddingen heen, dat geeft wat verkoe-
ling. Met de gidsen voorop sjouwen ze verder en dieper het bos
in. Maar de gidsen raken de weg kwijt ondanks de meegekregen
kaarten en plattegrondjes. De groep verdwaalt. Gedesoriënteerd
dolen ze door het oerwoud en kunnen de genummerde kolonies
niet vinden. Directeur Pralon moet hoogst persoonlijk het bos in
om hun de weg te wijzen.
In een tweede brief van 10 juli 1859 schrijft hij aan de president
van de provincie:
“Ik heb de eer u te melden dat ik gistermiddag weer op kantoor
kwam na maandag, dinsdag, woensdag en donderdag weggeweest
te zijn. Deze reis was vanwege de noodzaak onmiddellijk de Hol-
landers te hulp te komen die gekomen aan de rand van hun gebied
verdwaalden in het labyrint van weggetjes, ondanks de ervaren gid-
sen. Mijn aanwezigheid was noodzakelijk. Ik heb hen allemaal op
hun plek gebracht en ze gingen blij naar de hun toegewezen gronden.
Ze bedankten mij hartelijk, zo tevreden waren ze, dat zij nu einde-
lijk grond hadden gekregen. Er bleven 3 families hier achter wegens
ziekte.”
De landmeters hebben op de grens waar vier colônias bij elkaar
komen een stuk in cirkelvorm open gekapt en daarop dicht bij el-
kaar vier hutten neergezet. De hutten bestaan uit vier boomstam-
men met een dak van palmbladeren. In het hele district Holanda
zijn veertig colônias uitgemeten. Kadaster Holanda 1872
46 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Jacó Silva (Schijve) uit Pau


Amarelo: “Mien grôtemoeder was
Agatha Schijve-Smoor en was als
meisje van vijftien jaar op 10 fe-
bruari 1860 uit Zuidzande ver-
trokken. Zij stierf, 93 jaar oud
in 1938. Mien grôtemoeder was
dienstmeid bij een boer. Ze ver-
telde iedere zondag over Holland.
De groep van mijn oma kwam
eerst in Rio de Janeiro aan. Daar
bleven ze vijf dagen om uit te rus-
ten en werden dan naar Vitória
gebracht. Dan gingen ze met ka-
no’s de binnenlanden in tot aan de
Barra de Mangaraí. Ze wisten al
dat ze naar die plek moesten. Na
Jacó Silva (Jacob Schijve) de eerste groep werden ze vanaf de Barra de Mangaraí het bos in
Zijn naam die uitgesproken gestuurd. Toen ze bij de Barra aankwamen zijn er enkelen niet mee
wordt als ‘sjieve’ is veranderd de binnenlanden ingegaan. Ze gingen mee terug naar Vitória. Wat
in Silva. er met hen gebeurd is, valt moeilijk te zeggen. Misschien gingen ze
weer terug naar Europa met het schip waarmee ze gekomen waren,
of gingen naar Noord Amerika. De mensen hebben lang niet alles,
lopend vanaf de Barra de Mangaraí, in één keer mee kunnen nemen.
Verschillende keren moesten ze om de meegenomen spullen uit Hol-
land op te halen teruglopen.’’
Piet Heule, een timmerman en klompenmaker uit Nieuwvliet,
getrouwd met Suzanne de Reu, bracht drie kisten gereedschap
mee.

Grondproblemen
De realiteit is totaal niet wat hen voorgeschilderd was in de pro-
paganda van de Associação Central de Colonização. De genum-
merde colônias zijn zeer verschillend in afmeting waardoor som-
mige families grote stukken land kregen toegewezen, anderen veel
en veel minder door de enorme rotsen en stenen in de grond.
De hoekpunten van de colônias zijn slechts met hoekpalen
aangegeven of een hoge boom en de grenspaden er tussen zijn
moeilijk te vinden. Door de slechte landmetingen ontstaat veel
verwarring. Het is niet zo moeilijk om de grens wat te verleggen
door de hoekpalen weg te trekken of te verplaatsen. In de eerste
maanden wordt al onderling geruild van grond, nog voor het
geregistreerd kan worden in het kadaster van Santa Leopoldina.
Er zijn families die het helemaal niet zien zitten en hun grond
verkopen zonder registratie.
Verwarring, onenigheid en conflicten zijn het gevolg. De grens-
geschillen die daardoor ontstaan, zullen tot op de dag van van-
daag voortduren.
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 47

Jacó Silva: “Er woonden nog indianen in Holanda. Die zijn snel
weggetrokken toen de eerste immigranten kwamen. De laatste zijn
doodgeschoten in opdracht van de regering. Het waren Tapuien, een
wild volk.”
Door tussenkomst van de Zwitserse consul in Rio de Janeiro ko-
men de eerste immigranten in maart 1857 in de kolonie: 110
Zwitsers van de fazenda Nova Olinda in Ubatuba, São Paulo en
40 Duitsers. Het district waar zij naar toe worden verwezen krijgt
de naam Suiça, Zwitserland. In juni 1858 komen opnieuw 222
kolonisten aan uit Duitsland en Luxemburg. De indianen wor-
den verdreven en het witwassen van het volk is begonnen.

In 1750 leefden naar schatting 40.000 indianen in Espírito San-


to, honderd jaar later in 1856 worden er slechts 6000 geteld. De
nieuwe wet op de grond van 1850 is een legalisatie van grove
wreedheden tegen de indianenstammen. Daarin is geregeld dat
gronden alleen verkregen kunnen worden door koop, waardoor
de grondprijs enorm stijgt. Tussen 1822 en 1855 was het voor
kleine boeren nog mogelijk een stuk grond te ontginnen, in cul-
tuur te brengen en daarme het ook in eigendom te krijgen. Maar
met deze nieuwe wet op de grond ontwikkelt zich in Brazilië een
enorme scheefgroei. Grote grondoppervlakten worden opgekocht
door kapitaalkrachtige fazendeiros, indianen, de vrijgekomen
slaven en de verarmde blanke arbeiders uit Europa worden goed-
kope arbeidskrachten voor de fazendeiros. Tienduizenden indi-
anen zijn omgekomen en van hun ‘capixabas’ verdreven. Nog
steeds voeren de indianen in Espírito Santo een verbeten strijd
om hun ‘geschoonde aarde’ terug te krijgen. De indianenvolken
Tupikinikin en Guarani van Espírito Santo zijn al jaren in een he-
vig gevecht verwikkeld om hun grond van 18.000 hectare terug
te krijgen van de multinationale onderneming Aracruz Cellulose
die het hele gebied met Eucaliptusbos heeft beplant. Jarenlange
slepende processen over de grensbepalingen van hun grond laten
de indianen in onzekerheid. Zij zien hun grond veranderen in
een groene woestijn van eucaliptusbossen.
(Zie bijlage 4)

De grondwet van 18 september 1850 is bepalend voor de im-


migratiepolitiek. De prijs voor een colônia wordt vastgesteld op
93.750 milréis met inbegrip van alle kosten die de regering heeft
gemaakt voor het vervoer, het uitmeten van de colônias en het
bouwen van een onderkomen. De verkregen gelden moeten weer
gebruikt worden voor de import van nieuwe kolonisten.

Voor het einde van het tweede jaar moeten zij beginnen met de
afbetaling van de grond dat in drie gelijke termijnen en binnen
zes jaar afbetaald moet zijn. Wanneer de kolonisten niet kunnen
betalen neemt de overheid de grond terug. Alleen in geval van
48 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

langdurige ziekte is uitstel mogelijk. Tegenover de voorzieningen


die zij ontvangen staan ook verplichtingen: de grenspaden moe-
ten begaanbaar worden gehouden; de hut moet vervangen wor-
den door een woning; binnen zes maanden moet een stuk grond
in cultuur gebracht worden en in geval de immigranten niet op
hun grond blijven, zich inactief tonen of er slechte gewoonten
op na houden, lopen de straffen op van simpele berispingen tot
verwijdering uit de Kolonie. Als de immigranten aan de gestelde
eisen voldoen, kunnen zij, na betaling van hun grond, de eigen-
domspapieren van de overheid ontvangen.

In de maand dat de Hollanders aankomen wordt in de Assem-


bléia Legislativa, het huis van
De kustboot Mucury brengt een jaar later op 5 juni 1860 een afgevaardigden, gediscussieerd
tweede groep Zeeuwen. Zij vertrokken uit Antwerpen met de over de immigratiepolitiek.
boot ‘Race Horse’. Enkele afgevaardigden hebben
Op 22 april 1861 een derde groep die met het schip Suzanna kritiek op de binnenkomst van
uit Antwerpen vertrokken en via Rio de Janeiro met het stoom- zoveel vreemdelingen. Zij age-
schip São Mateus naar de baai van Vitória werd gebracht. ren tegen alle voordelen die de
De vierde en voor zover bekend laatste groep komt in 1862 buitenlanders krijgen terwijl
aan, zonder vermelding van data. Ze zijn waarschijnlijk in de- er zoveel werklozen in de stad
cember 1861 uit Zeeland vertrokken. rondlopen.
(Zie hoofdstuk 15) Ondanks de oppositie meldt de
krant Correio de Vitória de aan-
komst van steeds weer nieuwe
landverhuizers.

8. Het oerwoud te lijf


De Zeeuwen in Cachoeiro de Santa Maria staan net zoals hun
landgenoten in Rio Novo en in de Mucuri voor de enorme op-
gave het oerwoud te lijf te gaan. Met drie of vier mannen trekken
zij ’s morgens vroeg het bos in op zoek naar waterbronnen om
daar een open plek te maken voor het bouwen van een beter on-
derkomen dan de hut. Het ontginnen van het bos is veel te zwaar
voor één gezin. Steun van de overheid met ossen of werktuigen
is er niet. De Hollanders moeten zelf dit gigantische karwei maar
zien te klaren, bomen kappen, huizen bouwen, de eerste maniok,
rijst en bonen planten.
Dat kan alleen door samenwerking van familie, buren en vrien-
den. Met honger in hun lijf zwoegen ze dag en nacht door. Som-
migen werken zich letterlijk dood. Met tweedehands, gerepa-
reerd gereedschap, moeten eerst de struiken en slingerplanten
weggeslagen worden om daarna de zware, grote bomen op borst-
hoogte om te kunnen hakken. De kleinere bomen worden door
de grotere meegenomen in hun val. Het hout wordt gedeeltelijk
voor huizenbouw gebruikt en de rest na enkele maanden drogen
platgebrand. De as wordt verspreid om de vruchtbaarheid van de
grond te verhogen.
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 49

De gezinnen blijven dicht bij elkaar slapen om zich tegen de


gevaren te beschermen. Soms twee of drie families in één hut.
Vreemde insecten, stekende muggen en mieren veroorzaken bul-
ten en ziekten waarmee niemand nog raad weet. Jongeren moeten
bij toerbuurt wachtlopen en meehelpen het vuur aan te houden.
De eerste twee maanden wordt volgens contract gratis voedsel
verstrekt en voor het eerste jaar is geldelijke steun van 600 mil-
reis toegezegd. Voor vijf of zes families is slechts één braadpan
beschikbaar. De vrouwen gaan om beurten wekelijks het voed-
sel en leefgeld halen in Cachoeiro do Rio Santa Maria, maar de
financiële ondersteuning is veel te laag en wordt lang niet altijd
uitbetaald.
Op papier zijn de bevoegdheden van de koloniedirecteur wel
goed geregeld, maar in de praktijk komt er niets van terecht. De
directeur heeft behalve voor het toewijzen van de grond en de
handhaving van de orde ook de verantwoordelijkheid voor de
uitbetaling van de beschikbare gelden voor de families, het on-
derwijs en de medische zorg. Maar onderwijs is er niet, er is geen
dokter en het meeste leefgeld voor de immigranten komt niet op
de plaats van bestemming. Or-
debewaarders grijpen pas in bij
moord en doodslag. De kolonis-
ten moeten voor alle juridische
problemen zelf maar oplossingen
zoeken. Het bestuurscentrum
van de Kolonie in Cachoeiro de
Santa Maria wordt bevolkt door
frauduleuze, corrupte ambtena-
ren en handelaren.
Er zijn grote administratieve
problemen veroorzaakt door de
opeenvolgende Koloniedirecteu-
ren. Vlak voor de aankomst van
de Hollanders was de Pruisische
Baron Pfuhl, ex-directeur van
een jongensinternaat in Paraíba
do Sul, de koloniedirecteur.
Deze werd, volgens de kolonis-
ten, vermoord door een Duitser,
Braun genoemd, die met mede-
weten van de paters kapucijners
de lastige Baron vergiftigde. Na
deze Baron werd als voorlopig
directeur de Franse ingenieur
A. Pralon benoemd. In Vitória
gaan trieste verhalen rond over
de slechte situatie van de kolo-
nisten.
50 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

De eerste onderkomens Slaven als leermeesters


Door honger en geldgebrek gedreven verkopen sommige Hol-
landers hun grond en vertrekken. Anderen zoeken werk op de
omliggende fazendas van de Braziliaanse grondbezitters of bij de
staat voor de aanleg van wegen en bruggen. De kinderen laten
zij achter bij de ouderen op de colônias waar zij op kleine vrij-
gemaakte stukjes grond de eerste bonen en maniok beginnen te
planten. Elke centavo die verdiend kan worden is hard nodig om
niet in het oerwoud te verhongeren. Zij aan zij met de slaven,
nakomelingen van de indertijd ook door Hollanders verhandelde
Afrikanen, staan zij op de grote fazendas aan de ‘enxada’, de hak.
Tijdens het suikerriet kappen en het koffie plukken groeit er een
zekere kameraadschap. Er worden over en weer in gebarentaal
grappen gemaakt en de Zeeuwen leren van hen de eerste woor-
den Portugees. Ze waren in Cadzand, in het grensgebied met
België, gewend om te gaan met immigranten van andere talen
en culturen. Het ‘Kezands’ van West Zeeuws-Vlaanderen dat zij
spreken kent veel Franse leenwoorden.
Lang niet alle Hollanders waren boer toen zij vertrokken, maar
landsmansknecht, dienstmeid of kleine zelfstandige, met het ver-
langen om op eigen grond een nieuw bestaan op te bouwen en
wie weet boer te worden. De slaven worden de leermeesters voor
de Hollandse pioniers. Zij leren hun alles over het leven in het
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 51

oerwoud, over medicinale planten, laten hun zien hoe je maniok


moet planten en er meel van kunt malen. Hoe je bananenbomen
plant en koffiestekjes moet poten. Jacó Silva:
“De slaven werden nog in de stad verhandeld, vertelde mijn groot-
moeder. Ze werden op een rij gezet en net als ezels verkocht. De fa-
zendeiros zochten ze eruit. Op de fazenda in Mangaraí werden ook
lastige slaven geruild. De slaven stalen van alles van de fazendeiro,
drank, suiker en cacao. Vooral als hij naar de stad ging. Ook koffie
werd er gestolen. Tijdens het werk lieten ze dat op de grond vallen en
gooiden er een beetje grond over. ’s Nachts haalden ze het weer op. Zo
nu en dan vluchtte een slaaf diep het bos in. De Adao’s hier achter de
berg zijn ook afstammelingen van de slaven. Sommige slaven kregen
een stukje grond van de fazendeiro. Ze mochten alleen op zondag op
hun grond werken. Toen de slaven vrij kwamen hebben enkelen een
stukje grond gekocht.”

Er worden in die tijd nog steeds slaven te koop aangeboden en


verhandeld in Vitória. Een vrijgezelle jongen van 19 jaar is meer
dan 550 Cruzeiro’s waard.
Cecilia Braz in Holanda, zegt zwart en indianenbloed te hebben: Advertenties in de Correio de
“Soms kregen ze toestemming om een eindje te gaan kuieren, maar Vitória: Te huur gevraagd een
verder dan het terrein van de heer mochten ze niet, dus ook niet slavin of vrije persoon mits
naar Holanda. De slaven en de Hollanders konden goed met elkaar actief en met goed gedrag, voor
opschieten. Dat is eigenlijk altijd zo gebleven. Ze maakten grappen, de huishouding van een klein
feesten, dansten samen en maakten geen ruzie. Blank en zwart gin- gezin. Wie deze heeft gelieve
gen vriendschappelijk met elkaar om, maar trouwen? Nee! Bij voor- zich te wenden tot de druk-
keur trouwden de Hollanders niet met zwarten. De manier waarop kerij. Te koop aangeboden een
blank over zwart sprak was ook niet altijd even mooi. De blanken gezond meisje die kan wassen,
vonden dat zij teveel aan seks deden en het deden met wie ze maar naaien, strijken en stijven.
konden pakken. Hier in Holanda behoren de zwarten tot de laagste Voor informatie wende men
klasse. Ze hebben doorgaans geen land. De contacten tussen blank zich tot de drukkerij.
en zwart zijn ook een lange tijd
slecht geweest want rond de eeuw-
wisseling is er een zwarte gedood.
Ze hebben elkaar toen lange tijd
gemeden en weigerden elkaar te
groeten. Pas toen de school kwam
is het verbeterd. De onderwijzeres
zei: “Todos são gente” (Wij zijn al-
lemaal mensen). Hoe meer slaven
vrij kwamen hoe meer er in Ho-
landa kwamen wonen. Er waren
hier in het begin ook veel Tapuien.
Dat waren wilden. Ze misdeden
de mensen niets, maar ze liepen
naakt rond en pakten alles wat ze
konden krijgen. Ze moesten toch
ook ergens van leven.”
52 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

De eerste huizen
In de hoger gelegen gebieden is voldoende hardhout (madeira de
lei) zoals jacarandá, garaúna en ipé te vinden voor het bouwen
van een huis. Na het omhakken moeten de zware bomen naar
een open plek worden versleept met touwen en houten rollers.
Van de bomen worden staanders en planken gezaagd. De hui-
zen worden opgebouwd met vier staanders, een planken vloer tot
een meter boven de grond en een dak van schindels en wanden
van gevlochten bamboe. Als het geraamte van het huis eenmaal
staat moeten de wanden dichtgesmeerd worden met klei ‘barrear
a casa’. Naast het huis in aanbouw wordt een groot gat gegraven.
Aan de grond wordt zand en water toegevoegd om een goede
kleefbare klei te krijgen. Twee mannen springen er met blote voe-
ten in en ‘treden het leem’. Anderen sjouwen de leemmassa uit
de put op een plank naar de wanden van het huis. Eén persoon
binnen en één buiten de wand nemen een homp klei in de hand,
tellen af, om tegelijkertijd de hompen klei tussen het bamboe-
vlechtwerk te kwakken en uit te smeren. De leem met het bam-
boevlechtwerk ertussen plakt zo op elkaar. Menige klodder vliegt
door het rooster van bamboe heen en komt onder veel hilariteit
op het gezicht van de ander terecht. In één dag wordt zo het huis
gedicht. Het is een Afrikaanse bouw van huizen die de kolonisten
van de slaven leren. De ramen worden afgesloten met luiken.
De familie ontvangt felicitaties voor hun nieuwe huis en delen
borden met eten uit en een ‘zoeteling’, een borrel van cachaça
(suikerrietjenever) met suiker en anijs. Bij het in gebruik nemen
van het huis hangen sommigen achter de deur een hoefijzer op,
met zeven gaten erin, om het geluk binnen en het ongeluk buiten
te houden. Als eenmaal de leem door de zon goed is gedroogd
kan er witkalk overheen worden gesmeerd dat de leem beter con-
serveert en verbrokkeling tegengaat. Het is belangrijk voor het
Lemen huizen met houten behoud van het huisje, maar veel belangrijker is nog: het biedt
dakpannen bescherming tegen de ‘barbeiro’, een gevaarlijke tor die de ziekte
van Chagas overbrengt en zich
graag in het leem nestelt. De
ziekte van Chagas veroorzaakt
een overdreven groei van hart en
ingewanden. De barbeiro vormt
een continue bedreiging voor de
gezondheid van de mensen. Het
wordt een traditie in Holanda
om voor de kerstdagen het huis
te witten.
Timmerman Piet Heule heeft
niet voor niets zijn drie kisten
met gereedschap meegezeuld. Er
moet een tafel voor de woonka-
mer gemaakt worden, bedden,
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 53

enkele houten bankjes en een dekenkist voor het linnengoed en


de waardevolle documenten. De kleinste kinderen slapen in de
kamer van het echtpaar en de drie of vier groteren in de andere
kamer of als men die heeft op zolder. Een keuken of stookkot is
vaak aangebouwd op de aangestampte grond.
Met twee slaapkamers zijn de meeste gezinnen beter af dan in
het Land van Cadzand. Daar woonden de meeste landarbeiders
in een éénkamerwoninkje. De ouders sliepen in een ingebouwde
bedstee achter gordijntjes. De kinderen, jongens en meisjes bij-
een, sliepen op de zolder in los stro onder jute zakken als dekens.
Direct onder het dak dat niet was beschoten, zodat ´s winters de
sneeuwvlokken er doorheen dwarrelden.

Over die eerste jaren in Brazilië doen nog de wildste verhalen de


ronde. Bram Heule:
“Op een middag gingen ze het meegebrachte eten opeten en zochten
iets om op te gaan zitten. Op een plek waar nog niet gekapt was lag
een monter dikke boom. Ze vonden dat maar raar, want ze hadden
op die plaats nog niet gekapt. Zeker omver gewaaid dachten ze. Toen
ze er een tijdje opzaten begon de boom plotseling te schuiven. Ze
schrokken zich dood en zijn hard weggerend. De volgende morgen
zijn ze terug komen kijken en de ‘boomstam’ was weg. Dat moest een
slang geweest zijn.”

Hoog bezoek
De keizer van Brazilië Dom Pedro II, grote promotor van de Bra-
ziliaanse immigratiepolitiek, brengt op 28 januari 1860 met zijn
gemalin een bezoek aan de Kolonies in Espírito Santo. Uiteraard
begint zijn bezoek aan Cachoeiro de Santa Maria met het bijwo-
nen van een feestelijke mis in de kapel Nossa Senhora do Patrocí-
nio, gecelebreerd door de kapucijner Frei Adrião. Het bezoek is
een hoogtepunt voor de Kolonie. Voor de immigranten die kam-
pen met voedselgebrek, tropische ziekten en enorme problemen
om in het oerwoud te kunnen overleven was het enige voordeel
van zijn bezoek dat de bospaden waarover het gezelschap aan-
kwam verbreed werden en bruggen over de riviertjes gebouwd.
De vorst komt zelfs in Fumaça, dicht in de buurt van Holanda,
waar hij met zijn gevolg de maaltijd gebruikt. De volgende dag
reizen zij te paard naar Santa Isabel, Viana en de Kolonie Rio
Novo.
Een jaar na aankomst van de Hollanders brengt, in oktober 1860,
Baron Johann Jakob von Tschudí in opdracht van de Zwitserse
regering een bezoek aan het district Suiça in de Kolonie Santa
Maria. De eerste immigranten voor de Kolonie aan de oevers
van de rivier Santa Maria waren immers Zwitsers. Zijn verslagen
geven een beeld van de situatie waarin de families moeten leven
en de gevolgen van de door Brazilië ingezette immigratiepolitiek
in die eerste jaren.
54 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Fumaça 1860. De plek waar De Kolonie telt dan volgens de baron 232 gezinshoofden uit
de keizer dineerde. verschillende streken van Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk,
Luxemburg, België en Nederland. Totaal 1.003 kolonisten, waar-
van 126 Hollanders. De gronden vindt hij niet geschikt voor de
landbouw. Het was volgens hem een grove fout om grond uit te
meten en klaar te maken voor kolonisatie zonder een gedegen
onderzoek te doen naar de vruchtbaarheid daarvan en de moge-
lijkheden voor landbouw. De kolonisten ontvingen een stuk land
waarvan soms slechts de helft of een derde geschikt is. De grond
is van slechte kwaliteit en onproductief. Tijdens zijn bezoeken
aan families blijkt dat geen enkele familie kan leven van hun
grond. Zelfs kolonisten die al vier jaar op hun grond werkten en
woonden, kunnen zich niet goed voeden en kleden. Ze zouden
omkomen in zeer trieste omstandigheden als ze niet als arbeiders
waren gaan werken op de fazendas of bij publieke werken van
de staat.
Uit zijn rapport: “Cachoeiro do Santa Maria, het bestuurscentrum
van de Kolonie, wordt bevolkt door een grote menigte oneerlijke en
fraudulente lui die de kolonisten in de grootste wanorde brengen. De
regeringsgelden worden verdonkeremaand door de directeuren of als
een gunst doorgegeven, maar altijd in een totale chaos. Ook de gelden
die er komen voor de publieke werken verdwijnen op die manier,
terwijl misère, ziekte en honger de kolonisten teisteren. Komt het geld
een keer door dan is het onvoldoende voor een gezin. Daarvan kun-
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 55

nen slechts drie personen eten, terwijl de meeste families uit 6 of meer
personen bestaan. Waar de honger door de deur binnenkomt, daar
vlucht de schaamte uit het raam. De vrouwen en dochters van de
kolonisten geven zich in Pôrto de Cachoeiro aan de Brazilianen voor
enkele muntstukjes om daarmee nog wat levensmiddelen te kunnen
kopen, maar om later te ontdekken dat zij syfilis hebben opgelopen.
Totaal verarmde mensen hebben mij verschrikkelijke verhalen ver-
teld over het leven in de Kolonie. De hardwerkende kolonisten ont-
vangen slechts een deel van de economische regeringssteun die zij zo
hard nodig hebben, of ontvangen maandenlang helemaal niets. Al-
leen degenen die nog iets over hebben van het geld dat zij uit Europa
hadden meegenomen, kunnen nog een beetje vooruitboeren.”

Ondanks het goede klimaat is de gezondheid van de kolonisten,


vooral onder de Zwitsers en de Hollanders slecht.
Volgens de baron door de eenzijdige voeding dat hoofdzakelijk
bestaat uit maniokmeel vermengd met water waarvan een soort Uitbetaling bij het huis
pap of pannenkoek wordt gemaakt. Dit veroorzaakt een ziekte van de directeur, 1875
die in Brazilië zeer algemeen is:
hidremia, extreme vochtopho-
ping.
“Het is shockerend deze schepselen
te zien, bleek en opgeblazen, zwak
en machteloos. De Hollanders zijn
er misschien nog slechter aan toe
dan de Zwitsers. Zij hebben am-
per te eten. Men beschouwt hen als
lui en vuil. Zij voeden zich uit-
sluitend met pap van maïsmeel,
olie en gekookt water. Hun gebrek
aan hygiëne is zo groot dat zij de
pan waarin zij eten bereiden niet
eens afwassen voor zij er de vol-
gende maaltijd in klaarmaken.
Is het een wonder, dat met deze
slechte voeding de meeste van deze
Hollandse families er bar slecht
uitzagen? Ik kan het niet bevesti-
gen, maar ik ontmoette een aantal
van hen totaal gedesanimeerd en
gefrustreerd. Ik heb met veel ko-
lonisten gesproken en heb zonder
uitzonderingen heel veel klachten
gehoord. Velen worden tot wan-
hoop gedreven. Als ik vraag hoe
het met ze gaat, dan krijg ik altijd
als antwoord: slecht, heel slecht,”
aldus de Baron.
56 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Terwijl de immigranten in grote armoede en misère leven geeft de


minister van het binnenland, João de Almeida Pereira Filho, uit
het fonds bestemt voor de kolonisten, duizenden milreis uit aan
een Franse fotograaf, Sr. Victor Frond, die de Kolonie in beeld
moet brengen. De foto’s worden tentoongesteld in Rio de Janei-
ro. ‘‘Op de graag geziene foto’s is niet één mens afgebeeld. Want die
dolen moedeloos rond, halfnaakt met ontstoken zweren, koortsig en
met holle ogen. Ook niet één foto van een kolonist op bed in gevecht
met ziekte of van kinderen die schreeuwen om eten bij hun moeder.
Geen beelden van vrouwen en meisjes die in de vroege morgen het
huis van de ambtenaren uitvluchten om in de winkel wat voedsel te
kopen van het geld dat zij in de nacht hebben verdiend. De foto’s zijn
zo mooi, dat men trots kan zijn op de Kolonie. Zij zullen van mooie
teksten worden voorzien en gedrukt worden in Frankrijk, om daar
in het buitenland te kunnen tonen wat Brazilië allemaal doet voor
de immigranten,” zo schrijft baron von Tschudí.

In Vitória kent men de criminele praktijken en barre situaties


waarin de immigranten van de Kolonie zich bevinden. Ze heeft
de bijnaam “Kolonie van de mysteries.” Ondanks dat gaat de re-
gering toch door met het sturen van nieuwe landverhuizers. Een
groep immigranten die door het Departamento Geral de Terras
in Rio de Janeiro werd verwezen naar Vitória en horen dat zij
naar de Kolonie Cachoeiro de Santa Maria moeten, weigeren
pertinent te vertrekken. Zij dreigen met grote stelligheid zich
liever met vrouw en kinderen in de Baai van Vitória overboord
te gooien dan naar Cachoeiro de Santa Maria te gaan. De rege-
ring ziet zich genoodzaakt hen weer terug te sturen naar Rio de
Janeiro, vanwaar ze naar Kolonies in het zuiden van het land zijn
gebracht.

Voor Hollanders geen grond meer


Twee jaar na het bezoek van Baron von Tschudí schrijft een re-
geringsambtenaar in zijn verslag van 1862 aan de keizer over de
Hollanders:
“De Hollanders zijn indolent en onvoorzichtig. Zij hebben gebrek
aan ondernemingsgeest en dat stagneert hun vooruitgang. Ze kun-
nen als de meest ongelukkige van de hele Kolonie Santa Leopoldina
worden beschouwd.”
Zo wordt door het rapport van de Baron von Tschudí, zonder dat
hij bij de Hollanders geweest is en met een enkele pennenstreek
van een ambtenaar van de Provincie de Hollanders een slechte
naam bezorgd en worden zij achtergesteld ten opzichte van an-
dere bevolkingsgroepen. Op een gegeven moment vindt de Ko-
loniedirecteur het nutteloos om de Hollanders nog langer grond
toe te wijzen. Het is een bestraffende maatregel waardoor zij nog
meer aan hun lot worden overgelaten. Grond wordt niet meer
toegewezen, steun in de vorm van onderwijs, gezondheidszorg en
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 57

landbouwvoorlichting is er niet. De Hollanders raken geïsoleerd Voedsel verbouwen op


en zijn geheel op zichzelf aangewezen. In Zeeuws-Vlaanderen steile bergen en tussen
heeft niemand enig besef van hun erbarmelijke situatie. enorme rotsen

9. Bouwen aan een eigen gemeenschap


Door het bestuur van de Kolonie in Porto de Cachoeiro gene-
geerd en geografisch weggestopt in de heuvels achter Mangaraí,
moeten de Hollanders zich redden en een bestaan op te bouwen.
Er komen vanaf 1862 geen families uit Zeeland meer bij maar de
herinneringen aan Zeeuws-Vlaanderen zijn nog levend, getuige
een brief van Abram Lauret.
(Bijlage 6)
De mooie beloften en prachtige contracten bleken uit leugens
en bedrog te bestaan. De grond is slecht, vol stenen en moet
betaald worden. Er is geen dokter, geen school, geen kerk, geen
winkel in Holanda. Teleurgesteld en gefrustreerd zijn verschil-
lende families vertrokken. Door het isolement waarin de Hol-
landers terecht zijn gekomen blijven zij tot de eeuwwisseling
betrekkelijk onafhankelijk van andere bevolkingsgroepen leven.
Saamhorigheid en onderlinge solidariteit groeien. Er wordt hen
geen staatsburgerschap opgelegd, geen verplichte militaire dienst,
maar ook geen kiesrecht. Zo nu en dan komt in Holanda een
overheidsfunctionaris kijken hoe de stand van zaken is en of men
wel voldoet aan de voorschriften. Op zondag komen de families
bijeen op open plekken in het bos om te bidden, de bijbel te
58 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

lezen en voor het zingen van be-


rijmde psalmen, waarmee zij
zich verbonden voelen met hun
families in Cadzand. Zij stellen
Izaak Kallewaard aan als hun le-
kenvoorganger. Hij organiseert
de diensten, preekt, doopt en
begraaft. Preeklezen in de kerk
was in Nederland heel gewoon.
De dominees konden lang niet
alle kerken bedienen en bij af-
wezigheid van een predikant
had de kerkenraad altijd wel een
gedrukte preek in de kast liggen
die voorgelezen kon worden.
Staand v.l.n.r.: Wanda Boone, Misschien heeft Izaak Kallewaard er enkele meegenomen. Hun
Ton Lauret, zoon Jas Lauret, Zeeuwse identiteit en gedachtegoed kunnen zij nog lang in stand
echtpaar Piet van houden. Tot 1930 lopen zij in hun Zeeuwse klederdracht en op
Schaffel en Marie Lauret, klompen. Vrouwen dragen een jak (blouse) en een keus (rok) die
Bram Boone, echtpaar Bram zelfs over de grond sleept.
Lauret en Hanna Boone op Er wordt onderling Zeeuws gesproken. Op het werk bij de Staat
de arm Anton Lauret. Zittend en op de fazendas leren de Zeeuwen Portugees spreken. Maar
v.l.n.r. onbekende zoon, Piet als de jongeren thuis Portugees beginnen te spreken worden de
van Schaffel, Suzanne van ouderen boos: “Je moeders en je vaders tonge verstoten, dat mag
Schaffel, op de stoel Pieta van je niet” en “Hollands bloed en woord vergaat niet.”
Schaffel vrouw van Bram Alfredo Heule: “Piet Heule, de timmerman zei altijd: we moeten
Boone, vooraan: Hanna Hollands blijven praten, want: ‘Der komt ’n ké ’n dag da ze ons vin-
Valkenier, Anton Lauret en nen’’ (op een dag zullen ze ons vinden)
Joanna Fransen.
Dokters van de armen
De belofte van een goede gezondheidszorg voor de immigranten
blijkt loos te zijn. De mensen moeten vele kilometers met zieken
naar de Barra de Mangaraí of Cariaçica lopen, de kinderen op de
rug en volwassenen op een draagbaar van bamboelatten. Tyfus,
gele koorts, en malaria zijn veel voorkomende ziekten. Hoe men
ook gesmeekt heeft om het regelmatige bezoek van een arts, het
wordt hun al die jaren onthouden. Met de zieken gaan de men-
sen eerst naar ‘benzedores’ en ‘curadores’ in de streek: personen
die weten hoe je een kruidenthee moet bereiden voor een be-
paalde ziekte en die ook de gave bezitten van wat de Hollanders
‘betoveren’ en ‘bespreken’ noemen. De ‘dokters van de armen’
kunnen door gebed en hun kennis van geneeskrachtige planten
en kruiden hoofdpijn, jicht, tandpijn en allerlei andere ziektes
bestrijden.
Abrão Laurett verhuisde na zijn pensionering naar het stadje
Santa Leopoldina: “Isaac en Ton Laurett, Jan Boone, Jan Heule en
Piet Baas hadden de gave van het bespreken of betoveren. Ze leerden
het van de zwarten. De mensen hebben ontzag voor degenen die het
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 59

kunnen. Betoveren is van de duivel en het slechtste. Bespreken is het


goede, raad geven en gebed. Met bespreken kun je het kwaad afhalen
van het betoveren. Er waren mensen die konden betoveren en be-
spreken, zoals Piet Baas. Hij zei: vang in de paasnacht het water op,
want dat water bederft niet en blijft jaren drinkbaar. De dominees
zijn altijd tegen betoveren en bespreken geweest. Maar als je gelooft
krijg je kracht van God. Je hebt je gaven van God gekregen om te
gebruiken. Ook degenen die kunnen bespreken hebben die gaven van
God gekregen. Het is dom van de dominees dat ze het betoveren en
bespreken verbieden. Als je het geloof niet hebt in het bespreken, helpt
het niet.”
Tot op de dag van vandaag zoeken mensen genezing bij de ‘ben-
zedores’, ‘curadores’ en ‘macumbeiros’. Een macumbeiro is een
adept van een Afro-Braziliaanse religie, Macumba of Candomblé.
Een mengeling van indiaanse en Afrikaanse godsdiensten met ka-
tholieke elementen. Sommigen bezitten de gave om in contact te
treden met zijn of haar beschermgeest, de geest waarin zij of hij is
geïnitieerd, en kunnen van deze geest genezing afsmeken.
Maria Boone uit Pau Amarelo:
“Mijn man had heel veel pijn in het hoofd. We brachten hem naar
een curadora, een genezeres. Je doet toch alles om genezing te zoeken?
Maar zij kon niet veel voor hem doen. Ze heeft gebeden, een zegen
gegeven en raadde aan om hem naar een ‘macumbeira’ te brengen.
De macumbeira vroeg geen geld, maar slechts een pakje sigaretten
en een fles cachaça. Ze stak een sigaret op, maakte daarmee veel
rook, schonk een glas cachaça in, nam een slok, liep naar de deurope-
ning en spuugde dat naar buiten. Dat herhaalde ze enkele malen.
Daarna begon ze te dansen, sneller en sneller, tot ze helemaal op
de grond rollend contact zocht met haar Geest. Toen zij weer rustig
werd en opstond, keek zij in een grote bol op haar altaar waar nog
vele attributen en kaarsen op stonden, en zei: “Er is voor deze man
geen genezing mogelijk. Hij moet iets in zijn hoofd hebben. Na on-
derzoek in het ziekenhuis constateerde de dokter dat er een tumor in
het hoofd van mijn man zat.”
Slangen zijn het meest gevreesde gevaar. Er zijn ‘Bentinhos’ in
omloop, gebeden geschreven op papiertjes die meegedragen wor-
den in de broekzak of in de kleding zijn genaaid. Deze Bentinhos
geven bescherming tegen de gevaren in het bos zoals slangenbe-
ten. Eén van die bentinhos:
Jesus são bento Heilige goede Jezus
não permitas meu Deus sta niet toe mijn God
que esta creatura, dat dit creatuur
esta mordida da cobra deze beet van de slang
ou insetos venenosos se of van een giftig insect
destinga o veneno no corpo zijn gif afzet in het lichaam
como es tu santos palavras zoals uw heilige woorden
Eli Eli Lama Sabatani. Eli Eli Lama Sabatani.
Amem. Amen
60 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

In Zeeuws-Vlaanderen kwamen “Scapuliers” voor. Een lapje ge-


wijde stof dat door leken onder de kleding werd gedragen, ter
ere van de Zwarte Madonna en om voor ongeval en rampen als
verdrinking en onweer gevrijwaard te blijven.
Piet Lahas (oorspronkelijk La Gasse) was een van de eerste slan-
gendokters. Hij genas ook allerlei ziekten met medicinale krui-
den en had bovendien de gave van bespreken en betoveren.
Een mengsel van kruiden tegen de slangenbeten, bestaat uit wit-
te wortel, bitter kruid, vogelkop (cabeça de macuc), kakkerlak,
kruid (salsa da praia) en knoflook. Als men dat op goede vrijdag
drinkt, heeft men tegengif in het lichaam en een goede kans om
niet te overlijden na een slangenbeet.
Bram Laurett: “Er wordt verteld dat de slangen een soort
magnetisme schijnen te hebben, ze kunnen als ze naar
een mens of een dier kijken hen hypnotiseren. Dat gebeurt
ook met vrouwen die een kind borstvoeding geven. Het
gevaar is dan dat ’s nachts een slang komt, haar hypnoti-
seert en de moedermelk opdrinkt terwijl ze haar staart in
de mond van het kind stopt.”
Later wordt de ‘slangenkas’ opgericht. Eén van de
eerste coöperatieve activiteiten waar alle families aan
deelnemen. Men betaalt contributie aan de slangenkas
waarvan het vaccin tegen slangenbeten wordt gekocht.
Het zijn de benzedores die met de nodige gebeden het
vaccin toedienen.

Van elke honderd sterfgevallen tussen 1901 en 1910,


sterven in de Kolonie Santa Leopoldina: zeventien
kinderen voor hun eerste levensjaar, veertien voor het
tiende jaar, 35 jongeren en volwassenen sterven tussen
Abrão Laurett vertelt hun elfde en zestigste jaar en 34 ouder dan zestig jaar. Pas in 1943
zal de eerste gezondheidspost van de overheid worden opgericht
in Santa Leopoldina, 35 kilometer stenige zandweg verwijderd
van Holanda.
De kennis en ervaring die werd opgedaan met de medicinale
kruiden zijn in de loop der jaren bijeengebracht in een aantal
medicinale tuinen. Gecoördineerd en begeleid door wetenschap-
pers hebben deze tuinen een belangrijke functie gekregen in de
gezondheidszorg. Er zijn verschillende homeopathische volks-
apotheken opgezet in Espírito Santo.

Eerste school en kapel in Luxemburgo


Bijna alle families die uit Zeeuws-Vlaanderen naar Brazilië emi-
greerden werden uitgeschreven uit de registers van de Neder-
lands Hervormde kerk, de staatskerk van Nederland. De leden
van deze kerk zijn volgelingen van Johannes Calvijn, die zich in
1534 van het katholicisme afwendde en tot het protestantisme
overging. Calvijn en Luther waren in Europa de twee bekendste
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 61

kerkhervormers. Calvijn ijverde


voor een blijvende reformatie
en blijvend onderzoek van de
bijbel. Hij ontwierp een nieuwe
kerkorde, liturgie en catechis-
mus, waarin de bijbel centraal
staat in alle levensvraagstukken.
Elke plaatselijke kerk is volgens
hem een zelfstandige gemeente
die door haar leden zelf wordt
bestuurd. Veel emigranten zijn
afstammelingen van de Hugeno-
ten. Tijdens ontmoetingen met
Duitse emigranten wisselen de
Zeeuwen ook hun geloofsideeën
uit en dan blijken er veel over-
eenkomsten te zijn. Lutheranen
en Calvinisten verschillen niet
veel van elkaar. De hoed of pet
afnemen voor de heiligen van de
katholieke kerk deden ze niet.
In de kern van hun protest te-
gen de katholieke kerk zijn ze
gelijk. Het grote twistpunt werd
uiteindelijk het Avondmaal. Een
klein verschil van inzicht hier-
over heeft geleid tot veel haat en
twist tussen Calvinisten en de
Lutheranen. Een ander onderscheid was dat de Calvinisten alleen 1e school en kapel in
berijmde psalmen zongen en geen gezangen zoals de Lutheranen. Luxemburgo, Santa
De Hervormden uit Zeeland waren een zeer sobere liturgie ge- Leopoldina I, 1869
wend en wilden vooral geen beelden en voorwerpen in de kerk
die herinneren aan de Roomse tijd. Altaar, kruis, kaarsen en bloe-
men leiden de aandacht af van het Woord. In het midden van de
kerk stond een preekstoel met een geopende bijbel. De dominee
droeg geen toga, maar een zwart pak of jacquet.
De Lutherse en Calvinistische immigranten in Santa Leopoldina
ontberen een dominee en een kapel. De protestanten uit Europa
mogen van de Braziliaanse overheid wel bijeenkomen, maar niet
in een gebouw met de uiterlijke kenmerken van een kerk. De
Duitsers en Hollanders komen overeen samen een school te bou-
wen waarin ook kerkdiensten kunnen worden gehouden. Vier
jaar na hun aankomst helpen de Hollanders mee met de bouw
van de eerste evangelische school en kapel in het district Luxem-
burgo van de kolonie.
Op aandringen van de Baron von Tschudí arriveert in 1864 uit
Basel in Zwitserland, de bakermat van Johannes Calvijn, de eer-
ste evangelische pastor voor de kolonie Santa Leopoldina.
62 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Door het meebouwen aan de kapel krijgen de Hollanders een


plek in het kerkbestuur. Van 1871 tot 1873 zit Izaak Lampier in
de kerkenraad en wordt hij de penningmeester voor de gemeen-
schap in Holanda, want er moet contributie betaald worden aan
de dominee. Niet alleen met geld maar ook in natura, maïs voor
zijn vee en meewerken op het land van de pastor.
Antônio Laurett uit Jequitibá: “Mijn grootvader vertelde dat de
Hollanders uit Holanda op zaterdag naar Luxemburgo liepen om
mee te helpen bij de bouw van de kerk. Dat is vier uur lopen. ‘Vamos
tocar barro’, we gaan muren stampen, dikke muren bouwen van
aangestampte klei.”
Maar toen de eerste viering werd gehouden op 12 maart 1864
bleek dat er op het altaar een kruis stond en ook brandende kaar-
sen. Dat beviel enkele calvinisten niet:“Da sie me nie uleert en dâo
hâon we nie nâo toe.”
Als tussen 1872 en 1873 meer dan tweeduizend lutherse emi-
granten uit Pommeren het bergland intrekken en ook in de kapel
van Luxemburgo hun plek opeisen zijn er na 1873 geen Hollan-
ders meer in bestuursfuncties terug te vinden. Er wordt verteld,
dat tijdens een kerkdienst de Pommeranen de Hollanders uit de
kerkbanken sleurden want zij hadden vaste betaalde zitplaatsen
in de kapel en de Hollanders moesten maar blijven staan. Er ko-
men regelmatig conflicten voor.
De eerste pastores voor de Duitse immigranten komen uit Zwit-
serland van de Basel Mission en kenmerken zich door hun cal-
vinistische levenshouding: sober en eenvoudig leven, geen luxe
maar hard werken. Met deze pastores kunnen de Hollanders
goed samenwerken.
Daarna komen pastores uit Berlijn, academici die om ervaringen
op te doen voor enkele jaren naar Brazilië komen. De Hollanders
vragen van deze predikanten zich aan te passen aan de calvinisti-
sche gebruiken in de Hollandse kapel. Dat blijkt voor deze pas-
tores geen probleem te zijn, zij komen van de Evangelische Unie
in Duitsland, een unie van Calvinisten en Lutheranen.
Later komen met enige tegenzin van de Berlijnse pastores in
1903 de eerste zogenoemde “Gotteskasten” pastores, die uit de
Evangelische Unie waren gestapt. Deze ‘pastores voor het leven’
komen uit Beieren. In hun kerken in Duitsland hangen houten
collectebusjes bij de uitgang bestemd voor de Kerk in het buiten-
land. Uit de opbrengst van deze ‘Gotteskasten’ worden pastores
uitgezonden. Zij komen o.a. naar Brazilië met de volgens hen
enige ware Lutherse liturgie en catechismus, één van de twist-
punten met de Evangelische Unie. Ook hebben sommigen het
idee om het gebied van de Duitse immigranten te germaniseren.
De pastores geven veel aandacht aan het onderwijs en richten de
‘Deutsche Schule’ op in verschillende gemeenschappen en benoe-
men kolonisten die goed Duits spreken en lezen en die geschikt
zijn om met kinderen om te gaan als kolonieonderwijzer.
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 63

Antônio Laurett uit Jequitibá: “Op de Deutsche Schule leerde ik


lezen, schrijven en catechesatie. Ik ging met angst heen en weer te-
rug. Alles moest in het Duits. We kregen een schrift en moesten het
alfabet opschrijven met hoofd- en kleine letters in het antiek Gotisch
en blijven oefenen tot het goed was. Op donderdag gaf de dominee
Duits en op vrijdag godsdienstonderwijs. Wie zijn les niet geleerd
had kreeg slaag met een stok van ‘araça’. Hij sloeg er mee op je hand.
Zoals we de catechisatielessen binnenkwamen zo zijn we er ook weer
uitgekomen, niets geleerd. Het slaan hielp ook niet.”

Een eigen school en kapel in Holanda


Het verlangen naar een eigen school en kapel in Holanda is
groot. De kinderen van de pioniers moeten het doen zonder on-
derwijs. Ze leren iets van oma of opa die uit Zeeland kwamen,
maar de meeste van hen blijven analfabeet. Pas in 1878 wordt
een staatsschooltje opgericht in Mangaraí. Volgens de verslagen
van de Provincie aan de Keizer, staan er 78 leerlingen ingeschre-
ven waarvan slechts enkele Hollandse kinderen. De ‘Deutsche
Schule’ van de pastor in Luxemburgo is voor de meeste kinderen
te ver weg. Kinderen van zes tot dertien jaar kunnen daar weke-
lijks drie halve dagen onderwijs krijgen in het Duits. Ze leren
lezen, schrijven en krijgen catechisatielessen als voorbereiding op
het doen van belijdenis in de kerk. Maar de Hollanders leren lie-
ver zelf hun kinderen lezen en schrijven op een eigen school.
Een voor de hand liggende plek om een kapel en school te bou-
wen is naast de begraafplaats. De begraafplaats in Holanda werd
twaalf jaar na aankomst aangelegd. De mensen werden voordien
in het veld begraven. Maar de colônia waarop het kerkhof ligt
is inmiddels aan een katholiek verkocht en deze is niet bereid
grond aan de Hollanders te verkopen voor de bouw van een pro-
testantse school en kapel. Antônio Laurett biedt dan ruimte aan
op zijn colônia nummer 499. Met vereende krachten wordt een
schoollokaal gebouwd dat tevens dienst kan doen als kapel. De
inwijding vindt plaats op 3 februari 1903, met de lessenaar als
preekstoel voorin in het midden van het lokaal, zonder altaar en
zonder kruis. Vanaf nu vormen de Hollanders hun eigen Hollan-
diakapelgemeente, bediend door de pastor uit Luxemburgo.

Antônio Laurett uit Jequitibá: “De eerste Hollanders wilden niets we-
ten van kruizen. Niet binnen in de kerk en niet buiten de kerk op de be-
graafplaats. En nog een detail: zolang ik me herinner, ging mijn opa Anton
altijd op Goede Vrijdag naar Holanda om het avondmaal te vieren toen zij
zelf een kapel hadden. Hier in de kapel van Luxemburgo die hijzelf had
meehelpen opbouwen, ging hij niet naar het avondmaal vanwege het kruis op
het altaar. Mijn andere opa Treichel was ouderling. Mijn twee opa’s reden
samen op naar de kerk in Jequitibá, maar voor het avondmaal sloeg opa
Anton af naar Holanda. Ik herinner mij het nog als de dag van vandaag:
‘Ele arreava o cavalo branco e cavalgava para Holandinha’ (Hij zadelde
64 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

het witte paard en reed naar Holan-


dinha) Waar gaat u heen Opa, vroeg
ik. Hij ging naar Holandinha. Daar
was geen kruis.”

Zoals in andere gemeenschappen


wordt ook in de Comunidade
Holanda een ‘Deutsche Schu-
le’ opgericht en Anton Lauret
wordt benoemd als de ‘Mestre
da Colônia’ in Holanda.
Laurett geeft les in bijbelken-
nis, lezen, schrijven en rekenen.
Tegen de wens van de pastores
in onderwijst hij niet in het
Duits, maar in het Nederlands.
Het eigen onderwijs en de ka-
Geen kruis maar een hart op pel verstevigen de onderlinge band in de Comunidade Holanda.
het graf Op school en in de kerk kunnen de normen en waarden die de
mensen meenamen uit Zeeuws-Vlaanderen overgedragen wor-
den. Door huwelijken komen Pommerse kleingrondbezitters in
Holanda wonen. Zij hebben dan nog weinig invloed. De komst
van deze mensen versterkt juist het wijgevoel. Door het Zeeuws
van Zeeuws-Vlaanderen dat gesproken wordt, de kleding, en het
calvinistische geloof van de Nederlandse Hervormde kerk uit
Zeeland onderscheiden de Hollanders zich van de andere bevol-
kingsgroepen om hen heen. De woorden van de dominee zijn
voor velen bepalend in hun handel en wandel in het dagelijks
leven. De calvinisten uit Zeeland, anders dan de Lutheranen, wa-
ren echter ook gewend dat de dominee de werknemer is van de
kerkenraad.

De ontwikkelingen gaan snel. Vanaf 1867 is Pôrto de Cachoei-


ro officieel het centrum van de Kolonie, maar in 1882 krijgt ze
de naam Vila do Cachoeiro de Santa Leopoldina. Vijf jaar later
krijgt Santa Leopoldina de status van gemeente met een burge-
meester en gemeenteraad. Vanaf dat moment is Santa Leopol-
dina geen staatskolonie meer. Voor de grootgrondbezitters en
handelaren komt er actief en
De weg naar de vrijheid van de Afrikaanse Capixabas: passief kiesrecht, maar niet voor
1850, het transport over zee van slaven wordt verboden de kolonisten en immigranten
1871, wet ‘do Ventre Livre’ geeft vrijheid aan kinderen uit Europa.
geboren uit slavinnen Op 13 mei 1888 wordt in heel
1885, wet ‘Sexagenário’ biedt vrijheid voor slaven ouder het land de slavernij officieel af-
dan 60 jaar geschaft. De slaven in Cariaçica
1888, wet ‘Aurora, beëndiging van de slavernij verlaten de fazendas en vieren
feest in de straten van Santa
Leopoldina en Vitória. Ze im-
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 65

proviseren een muziekkorps, dansen, drinken en feesten vijftien


dagen lang. De fazendeiros kunnen niets doen tegen wat zij noe-
men het ‘delirium van de negers’. In Santa Leopoldina wordt een
feestelijke mis gehouden, gevolgd door ontvangsten van de elite
en een optocht ter ere van Prinses Isabel. De afschaffing van de
slavernij betekent echter voor veel Afrikanen dat zij het bos in
worden gestuurd zonder een cent op zak. Sommigen vertrekken
naar de bestaande quilombos, vrijplaatsen voor gevluchte slaven,
anderen naar de stad, waar zij moeten rondschooieren om aan
werk te komen, zoals ook immigranten uit Europa die het bin-
nenland zijn ontvlucht om in de stad betere levensomstandighe-
den te vinden.
Op 15 november 1889 wordt de Republiek Brazilië uitgeroepen.
Het land begint aan een nieuw experiment, de democratie met
een door ‘het volk’, wat betekent alleen de mensen die gealfabeti-
seerd zijn, gekozen wetgevende en uitvoerende macht. Door geen De ‘mestre da colônia’,
of slecht onderwijs worden zo de duizenden immigranten buiten Antônio Laurett en Elisabeth
de politiek gehouden. Verduin met kinderen

10. De koffieperiode
In 1830 bestond 25% van de export van Brazilië uit koffie, ge-
produceerd op de koffieplantages door 600.000 slaven uit Afrika.
In 1860 maakte de koffie de helft uit van de export. De vraag was
niet te stillen. De slaven werden geleidelijk vervangen door im-
migrantenfamilies uit Europa. Ook de directeur van de Kolonie
Santa Leopoldina begint de koffieteelt te stimuleren onder de im-
migranten. De prijs van de koffie ligt goed en er zijn voldoende
66 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

voorbeelden van kleingrondbezitters die rijke koffieoogsten ma-


ken waarmee ze een beter bestaan opbouwen.
Voor de Hollanders is het moeilijk om aan koffiestekjes te ko-
men, omdat de Braziliaanse fazendeiros deze niet aan de pro-
testantse immigranten willen verkopen. Bevriende slaven helpen
de Hollanders aan de eerste koffiestekjes. De ironie is dat de
koffieplantjes in 1727 door een officier van justitie, Palheta, van
Hollandse fazendeiros uit Hollands Guiana naar Brazilië waren
gesmokkeld.

In 1616 namen Hollandse kolonisatoren uit Jemen in Arabië een koffieplantje mee en plantten
dit in de Botanische tuin van Amsterdam. In het koude kikkerland bleek het onmogelijk koffie te
planten. De kleine koffieplantjes brachten zij toen naar hun koloniën in Ceylon en naar Java in
Indonesië. Daar gedijde de koffie goed en ze begonnen met de commerciële koffieteelt. Het werd
in Europa een ‘boom’, een rage om koffie te drinken. In 1706 voorzagen de Hollandse kolonies
heel Europa van koffie. De koffie werd in 1718 ook naar de fazendas in Suriname en Hollands
Guyana gebracht. In 1727 kregen de Fransen en de Hollanders in Guyana een grensgeschil en zij
vroegen de Portugese Braziliaan Francisco de Melo Palheta, officier van justitie, het geschil op te
lossen. Van die gelegenheid maakte Palheta gebruik en smokkelde de eerste koffieplantjes naar zijn
fazendas in Brazilië. De koffieteelt komt in 1760 vanuit het Noordoosten in Rio de Janeiro terecht
en dat moment wordt gezien als het startpunt voor het succes van de koffieteelt in Brazilië.

‘Zoetementos’
De Comunidade Holanda maakt rond de eeuwwisseling een re-
latief welvarende tijd door dankzij de koffieteelt. In deze koffie-
periode worden veel ‘ajuntamentos’ gehouden. Op afroep verzame-
len soms wel dertig tot veertig kolonisten zich, mannen, vrouwen
en jongeren, op het land van de samenroeper voor het rossen van
capoeira, het planten van een veld maniok of voor de koffiepluk.
Er komen zelfs lui ongevraagd meehelpen zonder een vergoeding te
vragen, maar zij weten ook dat ze een maaltijd krijgen. In de keu-
ken maken de vrouwen grote hoeveelheden eten klaar: rijst, zwarte
bonen en ‘farofa’, maniokmeel. Hollands eten met aardappelen is
voor de zondag. De boer die de mensen heeft opgeroepen weet dat
hij bij de deelnemers ook een dag zal meehelpen, ook al is dat zeker
geen verplichting. Als dat wel afgesproken wordt, noemt men dat
“Troca dia”, dagruil. Bij het wieden gaan twintig tot dertig mannen
op rij met de ‘foice’, zeis, de berg op. Degenen die het niet bij kun-
nen houden en achterop raken worden behoorlijk gepest. Tijdens
het werk wordt op het land en in de keuken veel plezier gemaakt.
Bram Heule: “Ze kwamen werken voor de “leut”, voor het feest en het
eten. ‘Ze war’n haeren be den oop’. Na afloop van het werk en vooral
op zaterdag werd er gedanst en een ’zoeteling’ gedronken.” Zoals in het
Land van Cadzand waar de arbeiders een bittertje dronken en de
boer na het werk een vaatje bier aansloeg. Abrão Laurett: “De Hol-
landers zeiden: ‘zoetemento’. Het werd vaak een groot feest dat uitliep
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 67

tot diep in de nacht. Zowel blank als zwart deed mee. In de koffietijd
was het de ene week hier en de andere week daar. Holanda stond in de
wijde omtrek om de feesten na de ajuntamentos bekend. Het was de
mooiste tijd in Holanda. Later is het langzaam verdwenen. Er kwa-
men teveel van buiten Holanda en steeds meer zwarten. Wegjagen kon
je ze niet. Soms werd er gevochten, ze trekken snel een mes.” Tijdens
ajuntamentos worden soms judasverhaaltjes voorgelezen. Ze wor-
den op een boom geprikt, op een hek, of onder de deur van de
winkel doorgeschoven en in de winkel opgehangen. Officieel weet
niemand wie de judasverhaaltjes geschreven heeft. Het zijn teksten
waarbij mensen op de hak worden genomen. Kritische teksten met
een scherp randje. Ze geven veel hilariteit maar roepen ook span-
ning op. Opvallend is dat vrouwen niet in de verhaaltjes voorko-
men. Als de ajuntamentos afnemen organiseert Isaac Laurett om de
veertien dagen een dansavond. Dat wordt zoveel mogelijk geheim
gehouden, want als de kleurlingen er lucht van krijgen komen ze
er op af. De ‘kootjes’ (zoals de Hollanders de zwarten noemen) die
in Holanda wonen, horen er wel bij, maar de ‘kootjes’ van buiten
komen er niet in.

Vendas en vendistas
Er komen handelaren die de producten rechtstreeks bij de kolo-
nisten opkopen en deze met ezels naar de haven bij de waterval in
Santa Leopoldina brengen. Beladen met goederen komen de ezels
weer terug waarmee de vendas (winkels) bevoorraad worden.
In de tijd van de pioniers gingen de vrouwen naar Cachoeiro of
de Barra de Mangaraí om het beloofde voedsel en geld van de
regering op te halen. Zij namen koffie en andere producten mee
in manden op hun rug om te verkopen. 22 Kilometer een reis
van drie dagen heen en terug. Vrachtvervoer per ‘tropas’
Jacó Silva: “Er ging wel altijd een
man mee ‘naar boord’ (de Barra
de Mangaraí of Santa Leopoldina)
om de spullen te sjouwen. Dat was
Jas Louwers. Hij droeg 8 arrobas
op zijn rug, dat is 120 kilos. Ze
deden de noodzakelijke inkopen,
kochten een litertje schnaps en op
de terugweg hadden ze de grootste
lol. De mannen bleven werken op
het land, maar als er een venda
wordt geopend draaien de rollen
om. Dan gaan de mannen naar
de venda om de inkopen te doen.”

De Braziliaanse kolonel José


Alves do Nascimento komt van
buitenaf Holanda binnen. Hij
68 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

koopt in 1876 een stuk grond in het aangrenzende Fumaça en in


Holanda 75 hectare grond, enkele door de Staat geconfisqueerde
colônias van Hollanders die niet willen of kunnen voldoen aan de
gestelde eisen en afbetalingen aan de overheid, of die simpelweg
vertrokken zijn en hun grond hebben verlaten. Hij bouwt met
gebruikmaking van slavenarbeid een huis en een venda. Vanaf die
tijd verkopen de mannen de producten aan de ‘kolonel’ zoals hij
genoemd wordt en doen zij de inkopen.

De kolonel vervoert met zijn ‘tropas’, een karavaan van tien tot
twintig ezels, de producten naar Santa Leopoldina of de Barra de
Mangaraí vanwaar ze met kano’s over de rivier Santa Maria naar
Vitória worden gebracht. De winkel is voor de Comunidade heel
belangrijk.
De lange voettocht naar ‘boord’ is niet meer noodzakelijk. De
producten kunnen direct worden verkocht aan de vendista (win-
kelier/handelaar) en er kunnen de noodzakelijke inkopen gedaan
worden. In de vendas speelt geld een ondergeschikte rol. Feitelij-
ke betaalmiddelen zijn bonen, maïs, maniok en koffie. Die wor-
den geruild voor zout, rijst, gedroogd vlees, suiker, zeep, sterke
drank, huishoudelijke artikelen en landbouwgereedschap. Door
de stijgende koffieproductie komen er meer handelaren en kleine
vendas in Holanda en omgeving.

Spelen en vermaak
José Brinde (Jozef de Bruyne?) heeft van 1890 tot 1920 een kleine
venda. Ook José França vestigt zich. Hij beschikt bovendien over
een tropa van 10 ezels. Bij de venda van França komen de Hol-
landers graag, want er wordt ‘joga bola’ gespeeld, meegenomen
uit Zeeuws-Vlaanderen waar het ‘krulbollen’ wordt genoemd.
De krulbol is een houten schijf in de vorm van een kaas. Er is
een baan uitgezet van 8 tot 12 meter en het gaat erom de krulbol
over de vlakke baan zo dicht mogelijk bij een opgestelde staak te
rollen.

De venda van Schijve wordt ook een belangrijke ontmoetings-


plaats. Hij organiseert jaarlijks het ringrijden of ringsteken. Het
groeit uit tot een geweldig festijn waar veel volk uit de omgeving
op af komt. In Zeeland wordt het spel gespeeld door boerenzo-
nen. De manen en staart van een paard worden gevlochten en
versierd met linten en bloemen.
Zittend op het ongezadelde paard moet de ruiter met vaart onder
de ring doorrijden en proberen met de punt van zijn speer door
een ring te steken en deze mee te nemen. De wedstrijdring heeft
een doorsnee van 38 millimeter. Zijn er meerdere deelnemers die
de ring te pakken krijgen, dan moet in een volgende ronde door
een ring van 10 mm gestoken worden. De winnaar wordt drie-
maal achter elkaar gejonast.
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 69

Op een dag loopt het ringrijden


grandioos uit de hand. Twee
Hollandse vrouwen krijgen een
fikse ruzie. Een zwarte Brazili-
aanse vrouw komt tussenbeiden
en wil de ruzie sussen. Maar in
plaats dat de ruzie gesust wordt,
ontstaat er een massale vechtpar-
tij tussen de zwarte Brazilianen
en de blanke Hollanders.
Het gaat er zo fel aan toe dat
één van de zwarten, een zekere
Rodriques, wordt doodgeslagen.
Wie de dader precies is, wordt
niet duidelijk. Wel wordt een
Laurett met zijn zoon opgepakt.
Het proces duurt wel twee jaar
en al die tijd zitten ze vast. Ver-
schillende Hollanders moeten
naar Vitória om te getuigen.
Tenslotte worden zij wegens ge-
brek aan bewijs vrijgesproken.
Vanaf die tijd wordt het ringrij-
den niet meer georganiseerd.

Euforie in Santa Leopoldina Ringrijden


De export van koffie uit de Pôrto de Cachoeiro stijgt enorm. De
voorzitter van de gemeenteraad van Santa Leopoldina geeft in
1895 de volgende schets van zijn gemeente:
“Gisteren was het nog puur oerwoud, vol met vrolijke zwermen vo-
gels, zoemende insecten en heldere beekjes. Lange echo’s van roofdie-
ren weerklonken nog door de bergen, alles was nog ongerept, daarna
ontstond een dunbevolkte nederzetting. Vervolgens gingen de mensen
de natuur beheersen en brachten de civilisatie binnen. Nu is het een
stad met een hoopvolle toekomst waar de drukte steeds meer toeneemt
en de welvaart stijgt, morgen een respectabele stad, een groot centrum
van vooruitgang, dat elke keer volmaakter wordt en kan concurreren
met de handel in de Staat.”
Het gonst van de havendrukte in het oude bestuurscentrum van
de Kolonie bij de waterval. Regelmatig klinkt in Santa Leopol-
dina de ‘buzo’. Er wordt uitgeladen en ingeladen door slaven en
vrije arbeiders. Uit de verre omgeving, Santa Tereza, Itaguaçu en
Afonso Cláudio komen in de Pôrto de Cachoeiro ‘tropas’ van
10 tot 12 ezels binnenrijden met de koffie van de fazendas om
daarna bepakt en bezakt terug te keren met geïmporteerde waar
het binnenland in. Tijdens de koffieoogst verschepen de kano-
vaarders voor één exporteur in Santa Leopoldina 110.000 zakken
koffie. Dat zijn 30 kano’s die zonder onderbreking gedurende 4
70 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

maanden heen en weer varen. Exporteurs en importeurs doen


goede zaken, vooral ook de winkeliers die de mooiste en rijkste
spullen uit Europa en Amerika laten aanvoeren. Alles komt van-
uit de Baai van Vitória over de rivier Santa Maria. De handelaren
van Santa Leopoldina ruilen koffie voor ijzerwaren, huishoude-
lijke artikelen, textiel, naaimachines, voedsel, drank, muziekin-
strumenten, concertino’s, wandklokken, zakhorloges en luxe ar-
tikelen. Voor de rijken duur kantwerk, fijn porselein, speelgoed,
Franse parfums, wijnen en geweren. Duitsland is de belangrijkste
handelspartner. De handel groeit, de koffie is de kurk waar de
economie op drijft en Santa Leopoldina viert feest. Aan de oever
van de rivier is een glijbaan gemaakt, een bica, waarlangs de ar-
beiders de zakken koffie van de kade af de kano’s in laten glijden
waar ze vakkundig worden opgestapeld. De volgeladen kano’s
kunnen acht tot tien passagiers meenemen. De eersteklaspassa-
giers hebben recht op een plaats onder zeildoek om zich tegen
zon en regen te beschermen. Wie minder te besteden heeft en
toch naar Vitória wil, moet als tweedeklaspassagier op de zak-
ken plaatsnemen. De ‘canoeiros’ varen tot Ponta de Pedra bij de
ingang van de baai van Vitória. Daar wachten ze tot het eb wordt
en drijven dan mee met het terugtrekkende water. De reis van 47
kilometer duurt een nacht en een dag. Je kunt als passagier sneller
te paard reizen, maar met de ‘canoa’ is het comfortabeler.
In Santa Leopoldina begint de Hollander Norberto van de Kamp
een limonade- en bierfabriek. Hij brouwt bier van hoge gisting,
Handel in Santa Leopoldina dubbel licht en donker bier. Zijn bier wordt zeer goed ontvan-
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 71

gen. Helaas, hij wordt getroffen


door een hartaanval en de recep-
ten voor het bier verdwijnen met
hem in het graf. Hoe zijn zoon
het ook probeert het bier weer te
brouwen, zonder de recepten van
zijn vader lukt het hem niet en
de fabriek gaat failliet. De wel-
vaart groeit in Santa Leopoldina.
Als in Rio de Janeiro de eer-
ste telefoons verschijnen, blijft
Santa Leopoldina niet achter. Er
worden grote feesten gehouden.
Het carnaval van Santa Leopol-
dina is beroemd in de provincie
en daarbuiten. Zelfs uit Rio de
Janeiro komen elk jaar feestgan-
gers om te dansen tijdens het defilé op de ritmes van de carna- Restant oude koffiegoot
valsgroepen ‘Brasil Acorda’ en ‘Rosa do Sertão’. In luxe carnavals-
kleding strijden zij om originaliteit, kleur en ritmes.
De eerste auto’s verschijnen in Vitória. De belangrijkste firma’s
van Santa Leopoldina verenigen zich in de Companhia Viação
Geral om samen met de regering de weg naar Vitória aan te gaan
leggen. In mei 1919 wordt de weg geopend en ingereden en er
wordt groots feest gevierd. Voor het eerst branden in die nacht de
straatlantaarns op elektriciteit. Er wordt voor de elite een banket
geserveerd met op het menu onder andere: Aspergios ao molho
Holandês (asperges met Hollandse saus). Groot feest, maar de
opening van de weg luidt het einde in van de haven in Santa Brouwerij v.d.Kamp
Leopoldina. De kanovaarders en
de tropas verdwijnen en worden
in de loop van de tijd vervangen
door vrachtauto’s. De haven van
Cachoeiro de Santa Leopoldina
verliest haar functie en haar be-
langrijkste bron van welvaart.
Het is opvallend dat veel Hol-
landers goede landbouwers zijn
geworden, want weinigen waren
echt boer in Zeeland en niemand
van hen beheerste de landbouw
van een land als Brazilië met
koffie, maniok en bananen. Er
zijn families die gedurende de
koffieperiode er in slagen hun
bedrijf succesvol te runnen. Zij
kunnen zich een beter en gro-
ter huis veroorloven van twee
72 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

verdiepingen en ramen van glas. De benedenverdieping functio-


neert als opslagruimte van landbouwwerktuigen en de bovenver-
dieping als woonhuis. Sommige nieuwe huizen worden gebouwd
met een eetkeuken of zelfs een aparte eetkamer, een slaapkamer,
logeerkamer en een stookkot. De grote huiskamer kan ook voor
dansavonden gebruikt worden.

Dona Sanne Heule, getrouwd


met Fritz Pagung: “In 1911, ik
was toen negen jaar, stond er nog
heel veel koffie in Holanda. Abra-
ham Laurett die met Elizabeth
Boone getrouwd was had toen 2
colônias met koffie. Zoveel, dat
hij het werk lang niet allemaal
zelf met zijn familie aankon dus
besteedde hij veel werk uit, vooral
aan de Hollanders. Na het pluk-
ken van de koffie moet ze gewassen
in een waterbassin. Grond, stof en
andere bestanddelen zakken naar
beneden en de koffie blijft boven
Sanne Heule drijven. Vervolgens moet de koffie drogen op het erf. Sommige men-
met kleindochter sen hebben een koffiewagen. Dit is een wagentje op lage wieltjes.
Hier leggen zij de koffie op. Overdag staat het wagentje buiten en ’s
nachts duwt men het onder de huisjes die op palen staan. Zo kan de
koffie ook ’s nachts niet nat worden. Zonder wagentje moet de koffie
binnengehaald worden. Als ze dan gedroogd is moet ze gestampt en
gaat ze naar de manjolo of pilladeira. Sommigen maken drie stam-
pers op één waterrad. Het gruis zit dan nog vol met koffie en restan-
ten van de koffiepel. Deze gaan in een windmolen om het kaf van de
koffie te scheiden. Als de opkoper van de koffie zelf een machine heeft
koopt hij de koffie met pel.”

Contact met Nederland


Gedurende ruim tien jaar is er van 1920 tot 1931 indirect contact
met Nederland. Uit correspondentie blijkt, dat de Nederlandse
Gustaaf Adolf Vereniging in deze jaren jaarlijks een bedrag van
50 tot 175 gulden stuurt ter ondersteuning van de ‘Hollandiaka-
pelgemeente’. Pastor Petersen, een Oost Fries van geboorte, die
ook een beetje Nederlands spreekt schrijft in 1920:
“De kleine Hollandse kolonie, gevestigt in Santa Leopoldina, Brazi-
lië, bestaande uit circa 25 families, is arm. Zij houdt zich bezig met
landbouw en vindt daarin een schamel bestaan, daar de bodem niet
vruchtbaar is. Voor het herstel van de kleine kapel wordt een bijdrage
gevraagd. Unser Hollandia gemeinde ist noch ganz holländisch und
in den Häsern spricht man noch de Modersprack.’’
Op 16 mei 1920 schrijft Willi Siegfried, als plaatsvervanger van
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 73

de pastores, een bedankbriefje naar de Nederlandse Gustaaf Adolf


Vereniging:
Hoghverehrter Verein! Neben-
stehend einige Dankeszeilen von
unserer holländischen Kapellen-
Gemeinde.
Das so freundliche zugesandte
Geld hat der Vorstand zur kirch-
lichen Unterstütsung der armen
Mitglieder verwendet. Im Namen
der Hauptgemeinde sage ich für
die fdl. Geleistete Hilfe an unse-
rer Kapelle Holland herzlichen
Dank.
Ihr ergebener
Willi Siegfried, in vertretung das
Pfarrers.

De contacten blijven beperkt tot jaarlijkse brieven tussen de


pastores en de Gustaaf Adolf Vereniging met aanvragen van on- Bedankbriefje aan Gustaaf
dersteuning, de bevestiging van en bedankjes voor de ontvan- Adolf Vereniging
gen bijdragen en terugsturen van de kwitanties voor ontvangst.
Het geld wordt volgens de brieven besteed aan de ondersteuning
van weduwen en ‘rechtschapen’ armen in de moederkerk Santa
Leopoldina I. In 1922 stelt Willi Siegfried voor om van de ont-
vangen 150.000 milreis, een eenmalige gratificatie te geven van
50.000 milreis aan de Hollandse onderwijzer die de kinderen en
catechisanten voorbereid heeft en niet in goede omstandigheden
leeft.
In 1926 vraagt pastor Wisznat iets meer voor het aanschaffen
van doopbekken en avondmaalszilver. Ook wil men een nieuwe
kapel gaan bouwen, want het oude schoollokaal van 1903, dat
dienst doet als kapel wordt te klein. De gemeente telt 180 zie-
len. “De vreemde invloeden”, zo schrijft pastor Wisznat, “doen
zich ook gelden op geestelijk terrein.” Doelend op de Braziliaanse
kleurlingen die in Holanda zijn komen wonen en de groeiende
invloed van de katholieken.

Een nieuwe kapel


De eerste steen voor de nieuwe kapel wordt gelegd op 9 decem-
ber 1927. Een jaar later is de nieuwe kapel een feit. Een brief van
pastor Wisznat van 30 augustus 1929: “Enkele dagen geleden kreeg
ik een aangetekende brief met 175 gulden voor Hollandia toege-
zonden. In mijn geliefde Kapelgemeente Hollandia waren hartelijke
dankzeggingen aan de Nederlandse Gustaaf Adolf Vereniging voor
alle goedgunstige giften. In Hollandia gaat alles zijn oude gang. De
Hollandia kapel is het afgelopen jaar klaar gekomen. Op 9 december
van het afgelopen jaar (1928) kon ik de kapel inwijden. De men-
74 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

sen hebben gedaan wat ze konden, hebben alle werk zelf gedaan.
De nieuwe kapel zal, zodra een fotograaf gevonden is, gefotografeerd
worden. Dan zal ik ook Uw vereniging een foto sturen. Hollandia
telt vandaag 31 stemgerechtigde leden. Dat zijn 31 families. In de
gemeente Santa Leopoldina wonen eveneens een heel aantal nakome-
lingen van Hollanders.
(Deze foto van de kapel is niet gevonden)

Tot vandaag wordt jaarlijks op


9 december de eerste steenleg-
ging van 1927 en de inwijding
van de kapel in 1928 gevierd
met avondmaal en het nieuwe
avondmaalszilver. Na de komst
van de pioniers in 1859 is dit
een hoogtepunt in de geschiede-
nis van de Hollandse Capixabas
en de opbouw van de Comuni-
dade Holanda.
De nieuwe kapel is gebouwd
zonder een kruis, zonder altaar
en met de preekstoel in het mid-
den met op de lessenaar een ge-
De nieuwe kapel opende bijbel. De Hollandiakapelgemeente staat onder leiding
van 1928 van een kerkenraad die gevormd wordt door de meest draag-
krachtigen, die hun ideeën van geloven en leven uitdragen aan
de gelovigen. In het Land van Cadzand was het niet anders. Daar
hadden ook de rijke boeren het voor het zeggen. Niet alleen in de
samenleving, maar ook in de kerk.

De Gustaaf Adolf Vereniging schrijft dat er meer zou moeten


gebeuren om deze ‘zo merkwaardige Kolonie’ voor ondergang te
bewaren. Men zou ook ‘gaarne haar geschiedenis kennen. Welke
Nederlanders hebben haar gesticht en vanwaar komen zij’
In Neerlandia, een tijdschrift voor de Nederlandse taal en cul-
tuur, uitgave van het Algemeen Nederlands Verbond, verschijnen
in 1927, 1928 en 1929 enkele artikelen over de Hollanders in
Santa Leopoldina. Ze worden geschreven door een bestuurslid
van de Nederlandse Gustaaf Adolf Vereniging, de heer L. Knap-
pert, kerkelijk hoogleraar in Leiden.
In januari 1929 deelt L. Knappert mee dat boeken, illustraties en
wandversiering veel vreugde zou kunnen brengen in de Kolonie.
De boekencommissie van het Algemeen Verbond zal, in overleg
met het bestuur, de afdeling Zeeuws-Vlaanderen vragen om voor
een flinke zending leesstof te zorgen.
Het Algemeen Nederlands Verbond maakt ook de minister van
Buitenlandse Zaken attent op de Hollandse Kolonie in Brazi-
lië. In het maartnummer 1929 van Neerlandia schrijft Dr. L.
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 75

Knappert: Zijne excellentie de minister van Buiten-


landse Zaken, Jhr. mr. F. Beelaerts van Blokland, heeft
de goedheid gehad door tussenkomst van de gezant
in Rio de Janeiro nadere inlichtingen te doen inwin-
nen. De gezant neemt contact op met pastor Wisznat
in Luxemburgo. Pastor Wisznat schrijft terug: “De
Hollandia-kapelgemeente telt 34 gezinnen en ande-
ren die verspreid wonen in Espírito Santo vanwege
de uitgemergelde grond waardoor de mensen telkens
weer nieuw akkerland zoeken. Er is niet veel oerbosch
meer en door de veepest heeft ook de veestapel zeer
geleden. De mensen voelen zich nog Nederlanders
en zij zouden zich hartelijk verheugen wanneer het
hun nog eens mocht gebeuren een vertegenwoordiger
van het oude stamland in hun midden te zien.” De
heer Knappert dankt de minister van Buitenlandse
zaken en beveelt deze nationale aangelegenheid ook
voor het vervolg in zijn belangstelling aan. Maar, zo
schrijft hij: “Het allermooiste ware het bezoek van een
Nederlandschen belangstellende. Pastor Wisznat wil ze-
ker tusschenpersoon zijn.”
Na de brief van de Zeeuwen in het dal van de Mu-
curi in 1859 is dit waarschijnlijk de tweede keer dat
het Nederlandse consulaat in Rio de Janeiro wordt
geattendeerd op de Zeeuwse emigranten.

De Duitse pastores onderhouden de contacten met de Gustaaf Tijdschrift Neerlandia van het
Adolf Vereniging. Slechts één enkel briefje van vier regels wordt Algemeen Nederlands Verbond
geschreven door een Hollander zonder naam en als bijlage bij de 1927. Genoemde foto is te
brief van de pastor. Om de vier weken houdt pastor Wisznat een slecht om af te drukken
dienst in de kapel van de Hollandiagemeente, filiaal van Santa
Leopoldina I. Er wordt in het Duits gepreekt en gezongen. De Boek gevonden in de kist van
Hollandse calvinistische psalmen Jacob Jansen
zijn verdwenen. Het gezag en
leiderschap van een eigen Hol-
landse dominee wordt gemist.
De gebeden om uit Holland een
dominee of bezoek te krijgen
worden niet verhoord. Tot nu
toe hebben zij nooit een ‘ver-
tegenwoordiger uit hun oude
stamland mogen ontvangen’.
Antônio Laurett uit Jequetibá:
“Wij wonen en werken hier
al jarenlang. Altijd zagen we
Duitse dominees komen, maar
nooit één Hollander. Die heb-
ben ons vergeten”.
76 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

De Hollanders komen vaak in botsing met de pastor en met


elkaar. Zo wordt het huwelijk van Frans Smoor (Simora) met
de dochter van een ex-slaaf Maria Rosa Vicente afgewezen. Hij
behoort in deze koffieperiode tot de gefortuneerde Hollanders.
Hij verwerft ongeveer 100 hectare grond en dit vermogen stelt
hem in staat om, ondanks zijn huwelijk met een zwarte vrouw,
toch in Holanda te blijven wonen, wat een grote uitzondering
is. Een gemengd huwelijk hield het vertrek uit Holanda in. De
Hollanders sluiten hem echter uit van alle gemeenschappelijke
activiteiten, waar hij vroeger als jongere zo graag aan deelnam.
Dat is voor hem moeilijk te verteren. Hij raakt aan de drank en
pleegt zelfmoord.

De mensen blijven aangewezen op de Duitse dominees. Met ge-


bogen hoofden zitten ze in de nieuwe kapel en laten de Duitse
woorden van liturgie en preek, die ze niet verstaan over zich heen
gaan. De pastores eisen van de gemeenteleden dat zij de Hol-
landiakapel inschrijven bij de parochie Santa Leopoldina I. Maar
de Hollanders willen naar goed calvinistisch gebruik zelfstandig
blijven en zich met hun nieuwe kapel niet overgeven aan de Lu-
theranen. De pastor wil de kerk laten registreren en stelt een con-
tract op voor de kerkenraad om te tekenen. Het contract is in het
Duits opgesteld en de Hollanders gaan ermee naar een notaris in
Santa Leopoldina.
Deze vertelt hun dat als zij het contract tekenen ze de kapel kwijt
zullen raken aan de Lutherse kerk. Als de dominee de eerstvol-
gende dienst in Holanda vraagt: “Hebben jullie het contract
doorgenomen?” antwoorden de mensen: “ Ja.” “En hebben jullie
het ondertekend?” vraagt de dominee. “Nee”, is het antwoord.
Zij hebben de kapel laten registreren op Hervormingsdag 31 ok-
tober 1931 op naam van de Associação Evangélica de Holanda in
het notariskantoor van Alvaro Costa do Nascimento in Santa Le-
opoldina. Opvallend is, dat vanaf dat moment er geen correspon-
dentie en geen ondersteuning meer is te vinden in het archief van
de Nederlandse Gustaaf Adolf Vereniging. De brieven stoppen
na de weigering van de Hollanders de Hollandiakapelgemeente
in te schrijven bij de parochie Santa Leopoldina I.
Uit niets blijkt dat de Hollanders zelf contact hebben opgeno-
men met Nederland, ook niet met de Nederlandse gezant in Rio
de Janeiro die om inlichtingen vroeg. De contacten zijn beperkt
gebleven tussen de Duitse pastores en de elite in Nederland.

Nieuwjaarsbidden
Op zondag gaan de mensen graag bij elkaar op bezoek, ook bij
niet-verwanten, bij zwart en blank. Ze gaan ‘kotje in en kotje
uit’, eten bij elkaar, drinken ’n zoete en doen spelletjes. Een ge-
liefd kaartspel is het kruisjassen en tussendoor worden veel mop-
pen verteld en grappen uitgehaald. Het grootste feest dat gevierd
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 77

wordt is het nieuwjaarsfeest. Zes dagen lang, vanaf oudejaarsdag


tot Driekoningen, is het dan feest in Holanda. Het begint op
oudejaarsavond met zwaar vuurwerk, dynamiet en schoten in de
lucht met jachtgeweren, startschoten voor vijf dagen feest. Tussen
nieuwjaar en Driekoningen gaan de families al generaties lang bij
elkaar nieuwjaarsbidden.

Bij een familie aangekomen wordt het volgende gebed


opgezegd:
“Ik wèns je vee zegen
in ’t nieuwe jaor,
in vee gezonde daogen!
Dà je lank mag leven
in zaolig mag stèrven;
het konekrijk in d’n emel mag èrven!”

Het Nieuwjaarsbidden eist de kennis van het Zeeuwse dialect. Nieuwjaarswens


Daardoor kunnen de Hollanders dit gebruik voor zichzelf reser- Isaack Louvers
veren en buitenstaanders uitsluiten, want als er feest gevierd werd
in Holanda ‘dan komen ze als de mieren op een hoop’.

De jongeren gaan apart. Ze trekken in kleine groepjes rond en


krijgen na het opzeggen van het lied een paar geldstukken. De
volwassenen bezoeken elkaar en drinken een borrel. Na het eer-
ste bezoek trekken beide families weer verder naar de volgende.
Tegen de avond, aangekomen bij de laatste familie van die dag
komt de ‘trekzak’ tevoorschijn en wordt er gedanst tot de eer-
ste zonnestralen de mensen weer ontnuchteren. Er wordt veel
gedronken in Holanda. Met kerst en nieuwjaar wordt ook een
nogal luguber en wreed blinddoekspel gespeeld: een haan wordt
op zijn kop in een ‘tipiti’ gehangen, een cilindervormige mand
van stro waarin maniokmeel wordt geperst zodat het vocht er-
uit loopt. Het beest hangt er met zijn kop uit. Iemand moet nu
geblinddoekt proberen met een hakmes de kop van het beest te
slaan. Een bloederig spektakel want het is niet gemakkelijk in een
keer goed raak te slaan.
In de nacht van Driekoningen, vijf op zes januari, komt een an-
dere groep in Holanda een tegenbezoek brengen. Katholieke fa-
milies, ‘os de baixo’, uit het dal waar de katholieke kapel van de
kolonel staat komen dan naar boven. Zij gaan ook van deur tot
deur en zingen een lied:
Entramos, entramos na sala de alumeia,
(Wij gaan binnen in de kamer van het licht)
Louvamos, louvamos os dias da candeia.
(en loven de dagen van het kleine lichtje)
78 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Opnieuw wordt de accordeon gepakt, gaat de zoete rond en


wordt er gedanst. Deze bezoekjes met een lied worden herhaald
op 18 januari, katholieke feestdag van Sint Sebastiaan, en met
Maria Lichtmis op 2 februari.

‘Soort trouwt soort’


In de lemen huizen in Holanda is weinig privacy. Maar gevreeën
wordt er! Op stille plekjes, in boerenschuren, verlaten hutten,
tussen de koffiestruiken en in het maïsveld. Ook veel ‘buiten de
deur’. Er wordt geroddeld en men weet van elkaar wie het met
wie doet.
De Hollanders huwen onder elkaar want dat levert de minste
moeilijkheden op en het grondbezit blijft in de familie. Maar
de Comunidade Holanda is klein. De tweede generatie jongeren
trouwt met kinderen van Duitse en Pommerse immigranten. Er
komen ook steeds meer slaven vrij na de officiële afschaffing in
1888 en er worden meer huwelijken gesloten tussen Hollanders
en kleurlingen. De weduwe Suzanne van Hee spoort haar dochter
aan te huwen met een vrije negerslaaf die grond bezat. Zo’n ge-
mengd huwelijk wordt niet algemeen geaccepteerd. Ouders zijn
er vaak tegen. Er komen spanningen als de jongeren uit vrijen
gaan met een katholieke partner of nog erger met een kleurling.
Sanne Heule: “In het begin toen de Hollanders hier pas waren wil-
den ze niet dat de jongeren met lui van andere bevolkingsgroepen
trouwden vanwege de andere gebruiken en het andere geloof. Som-
migen deden het toch. Marie Laurett luisterde niet naar haar vader
en liep weg om te trouwen. Ze kwam later wel terug in Holanda. De
moeder heeft de zaak toen bijgelegd. Mijn vader en moeder waren er
ook tegen. Ze zeiden: Die zwarten zijn ook mensen, maar dat is een
ander soort. Soort moet met soort trouwen. Op de huwelijksfeesten
kwamen alleen de kootjes, alleen degenen die zij kenden en meede-
den met de juntamentos. Er werden pannenkoeken gegeten. Duitsers
kwamen niet veel op de feesten van de Hollanders, die hadden hun
eigen feesten. De Duitsers dachten ook altijd dat ze een beetje meer
waren en het zijn een beetje stijfkoppen.”
Een brief van Abraham Lauret uit 1867 over het voorgenomen
huwelijk van zijn zoon geeft een beeld van de familieproblemen
die er waren.
(Zie bijlage 5)

De venda, het economisch centrum


José de Nascimento heeft met de winsten van de venda zijn bezit
verdubbeld naar 150 hectare en is de machtigste fazendeiro van
Holanda geworden. Hij liet in 1893 tegenover zijn huis een ka-
tholieke kapel bouwen die de naam kreeg van het klooster in Vila
Velha, Nossa Senhora da Penha. De venda van de Kolonel domi-
neerde onder verschillende eigenaars gedurende 100 jaar de Co-
munidade Holanda. José do Nascimento overlijdt in 1914. De
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 79

weduwe Anna Ribeiro Nascimento en twee kinderen verkochten


in 1923 de grond en de venda aan J. E. Krieger.
João Eduardo Krieger komt met zijn familie in Holanda wonen.
Hij is de kleinzoon van Pieter Krijger en Elisabeth Schijve die in
1860 uit Groede in Zeeland vertrokken. Pieter Krijger vestigde
zich in Gallo in de Kolonie Santa Isabel en woonde temidden
van Duitse en Pommerse kolonisten. De naam Krijger verandert
daardoor in Krüger. De Hollanders blijven echter Krieger zeg-
gen. João Eduardo Krieger maakt ook winsten met de venda en
gedurende twintig jaar kan hij zijn grondbezit uitbreiden van
150 hectare naar 240 hectare in 1944. Hij bezit een ‘tropa’ van
ongeveer dertig ezels en verbouwt hoofdzakelijk suikerriet. Vanaf
1940 heeft hij in Holanda cliënten uit alle lagen van de bevolking:
kleine vendistas, kleingrondbezitters, deelbouwers, dagloners en
contractarbeiders. Door alle bedrijvigheid blijft zijn venda het
economisch centrum van Holanda. Veel Hollanders zien hem als
de vader van de Comunidade.
In 1942, ruim tachtig jaar na de komst van de Zeeuwen in Ho-
landa komt er een staatsschooltje voor vier jaar lager onderwijs
bij de oude venda van de Kolonel.

Krieger begint met deelarbeiders te werken. Wie ‘a meia’ (a meia


is half ) werkt wordt ‘meeiro’ genoemd en werkt op de grond van
een ander als deelarbeider. De grondeigenaar brengt het nodige
plant- en/of zaaigoed, kunstmest en de bestrijdingsmiddelen in.
De meeiro plant, wiedt en oogst en meestal is dan de helft van
de oogst voor de meeiro en zijn gezin. Over het algemeen vindt
men het prettiger om als meeiro te werken dan als dagloner. Als
meeiro ben je een beetje eigen baas.
Onder het bewind van Getulio Vargas werd een wet uitgevaar-
digd die regelt dat de landeigenaren niet zomaar een gezin dat als
meeiro werkt van zijn grond mag afjagen. De wet regelt dat een De venda in Holanda
familie die gedurende vijf jaar op
een stuk grond woont en werkt
het recht heeft om die grond te
legaliseren als hun eigendom. In
de praktijk gebeurt dat weinig,
de grondeigenaar zorgt er vaak
voor dat de meeiro er voor die
tijd af is.
Sinds 1921 komen door hu-
welijken naast Pommeranen
ook Braziliaanse kleurlingen in
Holanda wonen. Frans Smoor
die met Maria Rosa Vicente, de
dochter van een ex-slaaf trouw-
de was de kleinzoon van Jozias
Smoor en Maria Zonville. Zij
80 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

krijgen elf kinderen, waaronder zeven zonen. Zoals eerder verteld


komt hij op een trieste manier aan zijn einde. De weduwe Maria
Rosa Vicente blijft met de kinderen op het land van hun vader
wonen. Met de productie gaat het niet goed. De gronden raken
uitgeput, de oogsten zijn mager en de alcohol vreet en knaagt
aan hun lijf en versnelt de aftakeling. Door armoede gedwongen
zoeken vier van de zeven zonen elders een bestaan als deelbouwer
of dagloner. Alleen Emile, Francisco en Pedro blijven in Holanda
wonen. Emile huwt een Braziliaanse, Cecile Soares, en erft 40
hectare. Francisco trouwt een Hollandse, Cecile Jansen, en Pedro
blijft ongehuwd. Francisco en Pedro houden samen 60 hectare
grond. Maar de drank wordt ook hun ondergang. Als Francisco
en Pedro de gemaakte schulden niet meer kunnen aflossen, weet
Jacó Reinholz rond 1965 op handige wijze aan hun bezit te ko-
men. Sinds die tijd moeten zij werken als dagloners op hun oude
familiegrond nu van Jacó Reinholz. Emile slaagt erin zijn bezit te
behouden. Hij krijgt 8 kinderen die zich naar hun moeder Soares
noemen. Vier van hen vestigen zich op de colônia van hun vader.
Het is zeer onvruchtbare grond en ook de Soaressen moeten van-
af 1940 hun inkomsten met deelbouw en dagloon aanvullen.

Een van de vier kinderen van Frans Smoor en Marie Rosa Vicen-
te die Holanda noodgedwongen verliet was Antônio. Hij huwt
tweemaal. Zijn eerste vrouw, Regina Boone, sterft in het kraam-
bed. In het tweede huwelijk, met Alivia Gomes, worden 15 kin-
deren geboren, waarvan er in de loop van de tijd zeven overlijden.
Van de overgebleven kinderen komen er twee door huwelijken
met Hollanders weer in Holanda terug: Altamiro en Christine
Simora. Altamiro huwt Christine Laurett en Christine Simora
huwt met João Jansen. Ze zijn alle vier landloos en moeten hun
brood verdienen met inkomsten uit deelbouw en dagloon. Als
João Jansen sterft en Christine Simora weduwe wordt, leeft zij
van de gunsten van anderen. Christine Laurett koopt later met
geërfd geld een stuk grond van 6 hectare.
De familieclan Simora-Soares, ontbeert goede oriëntatie en lei-
derschap. Steun van buitenaf is er niet en ze zijn een prooi van
op grond beluste opkopers. Er zijn nogal eens ruzies, maar niet
haatdragend. In het dagelijks leven heeft men elkaar hard nodig.
Het aantal Hollands/Braziliaanse gezinnen stijgt.
Na 40 jaar, in 1900 was nog maar 7,8% van de gezinnen
gemengd. In 1940, 20,8% en in 1980 was dit zelfs gestegen tot
bijna de helft: 48,7%.

De Koffiecrisis
Op het moment dat de Comunidade Holanda zich verder ont-
wikkelt met de venda van de Kriegers, de nieuwe kapel en het
schooltje, slaat de koffiecrisis toe. Op het hoogtepunt van de Bra-
ziliaanse koffie-export, meer dan 26 miljoen zakken koffie per
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 81

jaar, klapt op ‘zwarte donderdag’ 24 oktober 1929 de beurs in de


Verenigde Staten. De aandelen kelderen en banken gaan failliet.
Ook in Brazilië is grote sociale en economische chaos het gevolg.
De koffiebaronnen van Rio en São Paulo die samen met de fa-
zendeiros in Minas Gerais decennia lang de regering vormden,
moeten een stapje terug doen. Ze worden door het volk de rege-
ring van ‘koffie met melk’ genoemd: koffie uit de staten Rio de
Janeiro en São Paulo en de melk van de fazendas uit Minas Ge-
rais. Getúlio Vargas komt aan de macht en hij besluit alle koffie
op te kopen om een nog grotere crisis in het land te voorkomen
en legt de koffieproductie meteen aan banden. De opslag is ech-
ter duur en de opgekochte koffie wordt verbrand. Tussen 1931
en 1944, gaan 78 miljoen zakken koffie in rook op, zoveel als de
totale wereldconsumptie van drie jaar.
Antônio Laurett uit Jequitibá: “Het moet omstreeks 1929 geweest
zijn. De prijs van een zak koffie van dertig kilo was tien milréis.
Op een dag werd er verteld in de venda dat de koffieprijs plotseling
was gestegen naar vijftig milréis. Je kunt je voorstellen wat er toen
gebeurde. Men was buiten zichzelf van vreugde! De ouderen in Ho-
landa vierden dit tot laat in de nacht. Er haalde iemand een bank-
biljet van vijftig milreis uit zijn zak en stak het in brand! Een ander
maakte een vreugdevuur van een zak koffie waarin men overmoedig
geld smeet. Het bleek allemaal kletspraat te zijn. De koffieprijs was
juist gekelderd. Kort voor de koffiecrisis was ook al een epidemie van
veepest uitgebroken, waardoor het meeste vee verdwenen was uit Ho-
landa. De boeren hielden alleen nog wat kleinvee over.”
De koffieplantages in Holanda worden in brand gestoken en op-
geruimd. De grond is uitgeput. De koffieperiode in Holanda is
ten einde en gaat over in de maniokperiode.

11. Op zoek naar nieuwe grond


Veel kinderen en kleinkinderen van de pioniers uit Zeeland wij-
ken opnieuw uit, op zoek naar verse gronden in de streken rond-
om Holanda en beginnen weer van voren af aan: een stuk grond
vrijmaken, een hut bouwen en land ontginnen. Naar Pau Ama-
relo, vier uur lopen vanaf Holanda, naar Jequitibá, een dag lopen
en verder weg naar de ‘mata fria’ de koude grond in de bergen
van São João de Garrafão, twee dagen lopen. Voor Hollanders
geen grond meer, besloot de Koloniedirecteur, maar onontgon-
nen grond in cultuur brengen, erop wonen en produceren geeft
recht op eigendom.
De families Schijve en Boone vertrokken in 1916 al uit Holanda
en vestigden zich in Pau Amarelo. Maria Boone: “Mijn grootvader
en moeder, Pedro Boone en Maria Silva, woonden in Holanda. Toen
mijn grootouders hier kwamen wonen, hadden ze alleen kleine kin-
deren, de jongste was twee maanden oud. Zij kochten een stuk land,
maakten een hut bedekt met palmbladeren voor de nacht. Van een
laken maakten ze een hangmat en sliepen net als de indianen boven
82 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

de grond, vanwege het gevaar van dieren. Ze zijn van de


groep in Holanda weggegaan en als indianen hier begon-
nen. Het was nog allemaal oerwoud.”
De grootvader van Antônio Laurett verhuist in 1909 uit
Holanda naar Jequitibá. De grond in Jequitibá is veel
beter, maar dat blijkt niet de belangrijkste reden te zijn
voor de verhuizing.
Anton Lauret (Antônio Laurett) Jequitiba, geboren in
1916: “Dat kan ik mij nog goed herinneren! Het kwam
door zijn oudste dochter Joana die verkering kreeg en samen
ging met een Braziliaan. Het waren geen slechte mensen en
niet zo erg zwart, ze waren wat lichter. Maar mijn groot-
vader stoorde zich daar verschrikkelijk aan. Hij was er zo
verbolgen over dat hij zijn kolonie in Holanda ruilde met
die van Han Boone in Jequitibá. In Holanda had mijn
grootvader Braziliaans leren spreken en Hoogduits had hij
geleerd van de pastores uit Duitsland. In Jequitibá kwam
hij tussen Pommeraanse families en leerde ook Pommers.
Maria Boone in Pau Amarelo Toen ik een kind van 4 jaar was leerde ik met mijn broer Emilio het
Braziliaans van een neger die slaaf geweest was en op de boerderij
van mijn vader woonde en werkte. Thuis spraken we Pommers met
moeder en Hollands met vader. Mijn vader en grootvader correspon-
deerden met een vriend in Holland genaamd Piet van Hee.”

Op twee dagen lopen van Holanda in de bergen op 1000 meter


hoogte, ligt São João do Garrafão, zeer geïsoleerd, 160 kilometer
vanaf Vitória en slechts over smalle zandwegen te bereiken die bij
regen nauwelijks begaanbaar zijn.
Antônio Laurett met zijn Mevrouw Madalena Boone-Pioto vertelt: “Grootvader en groot-
kinderen en kleinkinderen moeder hebben eerst in Holanda gewoond. Daarna verhuisden zij
in Jequitiba naar Jequitibá. Daar ben ik geboren en we zijn toen later naar
Garrafão gekomen. Hier in de ‘mata fria’ was nog volop
niet geregistreerde grond die je kon kopen. Mijn grootva-
der Isaac Boone was de eerste Hollander toen hij hier in
1914 met zijn familie in de ‘mata fria’ kwam. Daarna
kwamen de Louwers, de Lauretts en de Pommeranen. In
het gebied leefden indianen. Ik heb hier nog aardewerk
pannen gevonden van de indianen. Ze begonnen opnieuw
net als in Holanda van voren af aan. Het bos kappen, de
grond afbranden, schoonmaken en ajuntamentos organise-
ren. Iedereen werkte mee op het land. De vrouwen met de
hak, de mannen met de zeis en ’s nachts werd er gedanst.
De Hollanders hielden van grappen en grollen. Op een dag
grepen ze een enorm waterrad van een maniokmolen en
sleepten het naar boven de heuvel op. Beneden werd vrolijk
gedanst en cachaça gedronken. Plotseling lieten ze het rad
van de heuvel af naar beneden rollen temidden van het
halfdronken volk. Ontnuchterd dropen ze af naar huis.”
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 83

Vanaf het begin nemen de Hollanders de leiding in


de opbouw van de Comunidade in Garrafão. Ze ne-
men pastorale taken op zich en helpen mee de eerste
kapel en klokkenstoel te bouwen. Het ontginnen van
het bos eist ook hier zijn tol. Hele gezinnen worden
het slachtoffer van gele koorts. Leonora Boone vertelt
met trots over haar overgrootmoeder, de eerste vroed-
vrouw van Garrafão:
‘‘Ze reed op het paard naar de verste hutten waar een
kindje geboren moest worden. Ze was een sterke vrouw,
een hele goede vroedvrouw en werkte gratis. Zij kwam
veel ellende tegen en zei in alle misére, als een heleboel
mensen door zoveel wanhoop het leven wilden beeindi-
gen: Wij moeten boven onze zorgen uit blijven leven. Zij
werd 77 jaar.’’

Abraham Smoor was 18 jaar toen hij met zijn moe-


der de weduwe Maria Zonneville-Smoor (Simoura)
en nog zes broertjes en zusjes in 1860 uit Zeeland vertrok. Ze Madalena Boone en haar
reisden naar Santa Leopoldina. Abraham trouwde met Elizabeth echtgenote Piotto, in Garrafão
Badke en vertrok met zijn vrouw op zoek naar nieuwe grond.
Zij trokken door de valei van de rivier Santa Maria. Aangekomen
op een laagvlakte in het uiterste oosten van Várzea Alegre, kwa-
men ze een negerjongen tegen die hen begroette en kon vertel-
len waar zij zich bevonden. Deze jongen bracht hen nog twee
kilometer verderop het bos in naar een nog onbezet stuk grond.
Elizabeth Badke, de oude weduwe van Abraão Smoor vertelde
dat zij op de dag van de aankomst een hut van takken maakten,
bedekt met palmbladeren. Bij het vallen van de avond was er nog
geen deur, waardoor die eerste nacht het moedige hondje, dat
hen begeleidde en zij voor de veiligheid hadden meegenomen
door een panter werd opgevreten.
Tussen 1910-1928 trekken de Hollanders verder met Pommerse
Capixabas naar de ‘terras quentes’, de warme gronden die een
stuk lager liggen zoals Laranja da Terra, Lagoa Serra Pelada, Cri-
ciúma, São Bento, Santa Joana en Baixo Guandu. In 1928 wordt
de brug over de Rio Doce die Espírito Santo in tweeën deelt
geopend. Vanaf Santa Joana is er dan een verbinding rechtstreeks
naar het noorden.
Bram, Eduard en Izaak Boone trokken via Garrafão en Santa Jo-
ana over de Rio Doce naar Panorama. “Grote augustus wat ben
ik blië, dâ judder gekommen ziê”, zegt Izaak Boone. Zijn vrouw
haalt een boek tevoorschijn: “Mijn vader zei altijd: dit boek moet
je goed bewaren, want er komt een tijd dat hier Hollanders ko-
men en dan moet je toch Hollands kunnen praten.”
Bram Boone en Alie Valkenier wonen met nog tien Hollandse
gezinnen in Panorama.
“Je hebt veel moed nodig om dit land te lijf te gaan. Je krijgt het niet
84 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

cadeau. We hoorden zeggen dat je in Panorama grond kon kopen.


We zijn gaan kijken. Wel achttien tot twintig uur lopen. De grond
was goed en we kochten van de regering elk vijftig hectare en zijn
begonnen met kappen.
Onze ouders waren al eerder uit Holanda weggetrokken en wij gin-
gen zo, net als de eerste pioniers opnieuw aan de slag en het oerwoud
te lijf. Regelmatig liepen we 20 uur terug naar huis, naar vrouw en
kinderen. Na de eerste oogst voegden zij zich bij ons.”
Eduard Boone haalt uit de kast een schaal met inhoud en laat
dit zien. “Weet je wat dit is?”, vraagt hij. “Postekop”! Het is een
oud gerecht dat in Zeeland ‘ôofflakke’ wordt genoemd. Noord-
Amerika komt ook weer ter sprake. Het verhaal gaat dat de eerste
Zeeuwen hebben gedacht naar Noord-Amerika op weg te zijn,
maar in Brazilië belandden. Ale Boone-Valkenier:
“Mijn grootvader wilde weg uit Holanda naar Noord-Amerika,
maar mijn grootmoeder durfde niet meer over de zee. Mijn grootva-
der liet toen grootmoeder en mijn moeder achter en vertrok toch.”
In Amerika is hij een fabriek voor strijkijzers begonnen, getuige
een oud briefje.

Verder naar het noorden in Praça Rica in de gemeente Côrrego


de Peneira woont Arnaldo Leenhouts met zijn vrouw Jordalina
Batista. Op zijn huwelijksakte is zijn naam ‘verduitst’ naar Lin-
haus. Arnaldo vertelt een verhaal dat wijd verbreid is onder de
Hollandse Capixabas en diepe indruk heeft gemaakt:
“Mijn grootvader vertelde met tranen in zijn ogen een verhaal dat
me altijd is bijgebleven. Hij vertelde over de zeereis die zijn ouders
hadden meegemaakt. Op het zeilschip was een kindje ziek gewor-
den en overleden. Ze hebben toen het lijkje in zeildoek gewikkeld en
verzwaard met kolen overboord gezet. Maar het wilde niet zinken
omdat het onvoldoende verzwaard was. Er was bijna geen wind en
Familie Boone in Panorama het schip lag zo goed als stil zodat het lijkje nog dagenlang bleef
ronddobberen. Het was heel triest en de
mensen hadden veel verdriet om dat te
moeten zien.”
Het kindje van drie jaar was het doch-
tertje van de familie Leenhouts-Mobe-
lus, die in december 1861 uit Schoon-
dijke vertrokken.
Nakomelingen van de families Lauret,
Louwers en Smoor vind je bijna over-
al. In Vila Pavão in het Noorden van
Espírito Santo is Ivan Lauer de burge-
meester. Zijn grootvader kwam van de
‘terra fria’ naar het noorden omdat er
te weinig grond was en er slecht koffie
wilde groeien.
Ook Eliza Louwers (77) woont in Vila
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 85

Pavão. Ze is blij en ontroerd als


ze weer eens Hollands kan pra-
ten:
“Mijn vader is Josias Louwers
en moeder Petronella Boone. Ze
hadden 9 kinderen. We spraken
vroeger thuis altijd Hollands. Het
was zo fijn om met de Hollandse
families samen te wonen in de
streek en veel bij elkaar te komen
om te praten. Jammer dat mijn
kleinkinderen geen Hollands
meer leren. Onze voorouders had-
den heel veel moed. Ze hebben
nooit meer contact gehad met
families in Zeeland.”
Arnaldo Lienhaus
in Praça Rica

Tussen 1910 en 1928


trekken de Hollanders
verder met Pommerse
Capixabas naar de
‘terras quentes’, de
warme gronden en na
1928 over de Rio Doce
naar het noorden
86 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

12. De maniokperiode
Holanda, 1975. Het leven van de landarbeider tussen de ber-
gen in Espírito Santo wordt gedragen door het ritme van zon en
maan, van natte en droge tijd, van planten en oogsten, van huis
naar het land, van het land naar huis.
Als de eerste zonnestralen vanachter de heuvels de hemel verlich-
ten trekken de families, na een kop koffie en een stuk maïsbrood,
met de hak, de hoed en de hond het land op. Losse landarbeiders
lopen naar de venda voor werk, waar de vendista plaats neemt
achter zijn toonbank.

Laura Mansk-Laurett: “Zo gaat het alle dagen. Het is nog donker
als ik opsta en het olielampje nog even aan doe. Ik stook het houtvuur
op in het fornuis en zet koffie. Draai het radio-tje aan en zet brood
en biscuitjes op tafel. Na een kop koffie met een stuk brood gaan we
het land op. Het hele gezin werkt mee. De kinderen krijgen aange-
paste karweitjes te doen. De baby gaat mee in een kistje en wordt
in de schaduw van een boom neergezet. We werken soms tot de zon
verdwijnt achter de heuvels. De vrouwen, meisjes en kinderen gaan
naar huis en sjouwen het brandhout mee voor het fornuis. Thuis
zorgen wij voor het kleinvee op het erf, de kippen en het varken,
soms ook een geit. Dan is het weer donker geworden en steek ik het
olielampje weer aan. Zo gaat het alle dagen. ‘Nossa vida é de casa
para roça’, ons leven is van huis het land op en van ‘t land weer naar
huis.”

Op de door de koffie uitgemergelde grond wil maniok nog wel


groeien. Veel werk, maar weinig verdienste. Na het planten van
de maniok moet gedurende de groeitijd van twee jaar zes keer
onkruid gewied. Daarna moeten de wortels getrokken en tot
meel worden vermalen. Vanaf 1950 komen de eerste meelmolens
aangedreven door waterkracht. Door middel van aandrijfriemen
zet het waterrad de verschillende onderdelen in beweging: een
cilindervormige bak waarin de wortels gewassen worden, een
rasp waarmee de wortels tot meel worden geraspt en spatels, die
ronddraaien in een grote stalen pan, waarin het meel gedroogd
wordt. Onder die pan wordt een vuur gestookt. Jan Jansen is een
bekende maniokmolenbouwer in Holanda. Ze draaien op volle
toeren.
Als de werkdag erop zit, lopen de mannen en oudere jongens
naar het barretje of de venda voor een praatje en een borrel. Als
zij thuis komen staat op het fornuis eten klaar.
De vrouwen zorgen voor het gezin, voor de opvoeding en doen
met de oudste dochters de huishouding en verzorgen het klein-
vee. Zij geven aan wat er gekocht moet worden in de venda. Al-
leen op zaterdag gaan de vrouwen niet mee het land op, maar
werken thuis, dan wordt het erf aangeveegd, brood gebakken en
kleren worden gewassen en hersteld.
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 87

Beneden, boven en achter


de berg
In de loop van de tijd heeft men
het district Holanda verdeeld in
Holanda en Holandinha. Het
gebied rondom de katholieke
kapel wordt Holanda genoemd.
Het gebied boven in de heuvels
met de kapel van de Hollandi-
agemeente is Holandinha gaan
heten (klein Holland).
Door de jaren heen groeide in
Holanda een sociaal-economi-
sche driedeling onder de bewo-
ners: bewoners van beneden,
van boven en achter de berg.
Zij van ‘beneden aan de berg’ in
Holanda staan bovenaan in de
hiërarchie. Daar wonen de families die over de meeste machts- Oscar de Freitas bezig met
middelen, grond en transport beschikken. Na de periode van drogen maniokmeel
kolonel José de Nascimento breidt gedurende 55 jaar de fami-
lieclan Krieger-Reinholz zich uit tot 25% van de bevolking van
Holanda, in 1921 woonde er één gezin, in 1975 zijn het er zeven.
Van de zeven gezinshoofden zijn er drie grootgrondbezitter met
meer dan 100 hectare grond.
Zij van boven op de berg, in Holandinha, zijn de kleine boeren.
Zij komen in de hiërarchie op de tweede plaats en vormen een
middengroep van blijvers die hun grondbezit in oorspronkelijke
vorm hebben weten te handhaven en een redelijk bestaan kunnen
opbouwen. Zij zijn echter wel afhankelijk van de vendista voor
hun in- en verkopen en van opkopers die in Holandinha komen.
Zij van achter de berg in Holandinha zijn verarmde landarbei-
ders meestal zonder grond en enkele meeiros.
Oscar de Freitas:“De mensen die hier wonen zijn allemaal familie
van elkaar. We helpen elkaar met eten, werk, raad en daad. Er komt
van ‘buiten’ niemand naar ons toe. Met de blanken in Holanda en
Holandinha hebben wij weinig contact.”
(Zie plattegrond binnenzijde achterpagina)

Na het overlijden van João Eduardo Krieger in 1944 blijft de


venda en de grond familiebezit. Zijn zoon José neemt met zijn
oom Augusto Krieger de zaken waar. Op nog jonge leeftijd over-
lijdt ook José, dan neemt zijn broer Alfredo de zaak over. Als in
1948 de weg van de Barra de Mangaraí tot aan de venda wordt
verbreed koopt Augusto Krieger als eerste in Holanda een vracht-
wagen. Pas jaren later, in 1960, gaat de familie van João Eduardo
Krieger tot erfdeling over. De vijf erfgenamen besluiten de grond
gezamenlijk te beheren. Maar over de venda wordt nog geen be-
88 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

sluit genomen. Dat is moeilijk want de venda vormt immers de


sleutel tot het vermeerderen van grond en kapitaal. Zolang er nog
geen oplossing gevonden is wordt de venda een tijd gesloten.
João Reinholz getrouwd met Guillermina Krieger, verkoopt zijn
venda in Meia Légua en koopt in de jaren zestig de venda van
Holanda. Hij weet het oorspronkelijke grondbezit van 240 hec-
tare naar 400 hectare uit te breiden en neemt het economische
leiderschap en de machtspositie in Holanda over.
De broer van João Reinholz, Jacó Reinholz, getrouwd met Haul-
da Krieger woont buiten Holanda, koopt vanaf 1965 grond op
in Holandinha en bezit in 1980 ongeveer 150 hectare grond en
wordt daarmee tot de grootgrondbezitters gerekend van Holan-
da. Zo groeit in Holanda een clan van de families Krieger en
Reinholz.

Een andere grootgrondbezitter in Holanda is Henrique Herbert.


Oorspronkelijk komen de Herberts uit Duitsland. Zijn grootva-
der reisde mee met de Zeeuwen en sprak als Duitser ook Zeeuws.
Henrique Herbert kocht in 1870 een colônia grond in Tirol, vlak
tegen Holanda gelegen. Van daaruit infiltreert hij Holanda. Als
handelaar zonder bedrijfspand weet hij op allerlei manieren zijn
grond uit te breiden. Men vertelt dat, toen João Jansen overleed,
zijn vrouw een colônia grond aan hem verkocht voor een liter
cachaça en een doos spijkers.

De kinderen uit Holandinha


moeten zes kilometer lopen naar
het schooltje, beneden in Ho-
landa. Zij van boven wilden de
school bij de Hollandse kapel
hebben, maar blijkbaar had de
vendista betere relaties met de
burgemeester. De zussen Geral-
dine Reinholz-Krieger en Hilde
Reinholdz-Krieger, twee huis-
vrouwen van ‘beneden’, zijn in
de jaren zeventig de onderwijze-
ressen. Zij hebben slechts enkele
jaren onderwijs genoten, maar
doen hun best om ongeveer 60
Schooltje in Holanda 1979 kinderen van Holanda te leren lezen en schrijven. Er is gebrek
aan schoolmateriaal en er zijn banken te weinig. De onderwijze-
ressen slepen enkele stoelen uit hun huis naar de school en doen
hun best. Ondanks de karige middelen van de overheid bezorgen
zij de kinderen ook een warme maaltijd. Toch blijven een aantal
kinderen thuis, vooral van boven en achter de berg. Het is te ver
lopen en zij kunnen niet gemist worden voor het werk op het
land.
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 89

In de greep van de vendista


De vendista is de belangrijkste man in de Comunidade, door
zijn venda, zijn grondbezit en vooral door de vervoermiddelen
waarover hij beschikt. De ezels en kano’s zijn vervangen door
vrachtauto’s. Economisch heeft hij een monopoliepositie en in
de politiek grote invloed. Bij verkiezingen weet hij op wie het
volk moet stemmen waarbij intimidatie niet wordt geschuwd.
Niet alleen op economisch en politiek terrein heeft hij het voor
het zeggen, maar ook in de kerk. Hij, zijn vrouw, broer of een
ander familielid is de ‘Vorsteher’, die de centen van de kerk be-
heert en de contributies opeist. Het is net als in Cadzand, de
landeigenaren, de boeren en handelaren maken de dienst uit in
kerk en maatschappij. Als iemand ziek is en naar het ziekenhuis
vervoerd moet worden, is hij de redder in nood, uiteraard alles
tegen betaling, en zo nodig is hij de bank van lening. De vendista
is een tussenpersoon die de zaken doorgeeft van de buitenwereld
naar de binnenwereld en omgekeerd. Alles volgens zijn ideeën.
In alle gemeenschappen van de oude Kolonie Santa Leopoldina
is dit patroon gegroeid. De kolonisten kunnen met hun produc-
ten door gebrek aan vervoermiddelen niet om de vendista heen.
Kleine boeren worden in feite ‘Meeiros’, want de vendista/hande-
laar maakt uit wat hij op wil kopen, dus wat er geplant en geoogst
moet worden, waarmee de kleine boer zijn schulden bij hem kan
afbetalen. De vendistas doen goede zaken met de producten die Antônio Laurett
zij inkopen in de stad en die zij in de venda, zonder enige concur- in Meia Legua
rentie, weer verkopen aan de kolonisten. Het
wantrouwen is groot. Wat er geschreven wordt
in het grote boek onder de toonbank moet in
vertrouwen aan hem worden overgelaten, om-
dat controleren moeilijk is, al helemaal niet
voor wie niet kan lezen en schrijven. De één
ziet de vendista als een vader, de ander als een
haai die de kleintjes opvreet. Antônio Laurett
(82) uit Meia Legua: “We maakten lange dagen,
werkten hard en oogsten goed, maar het was alle-
maal nog niet genoeg om de meest noodzakelijke
dingen te kunnen ruilen in de venda. Aan het
eind van het jaar brachten we de oogst naar de
venda, vroeger was dat koffie maniokmeel en later
bananen, maar er bleef nooit een cent van over.
Zo bleven we vast zitten in de handen van de ven-
dista. Ik weet niet beter dan dat we vroeger toen
ik jong was honger hadden. We aten slechts bonen
met wat maniokmeel. ”
Bram Seni:“Ik had altijd grote opbrengsten met de
oogst, maar nooit genoeg om de schulden te kun-
nen afbetalen. De vendista is als een kat. Als hij je
gekrauwd heeft trekt hij zijn nagels in.”
90 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

De kerk verscheurd
Als in 1940 de oorlog uitbreekt, wordt de ‘Deutsche Schule’ ver-
boden en de pastores mogen niet meer in het Duits preken en
hun werk doen. Een aantal van hen vertrekt en sommigen wor-
den zelfs vastgezet. João Eduardo Krieger ontvangt de bevoegd-
heid om gedurende de oorlogsjaren de sacramenten te bedienen.
Hij mag huwelijken inzegenen, dopen, belijdenis afnemen en
avondmaal vieren, maar niet in de toga van de pastor, dat wordt
hem uitdrukkelijk verboden. Na de oorlog komt de pastor terug
en worden de huwelijken nog eens bevestigd, maar dan in toga.
De families Krieger en Reinholz zijn in aantal zo sterk gegroeid
dat zij de leiding van de Hollandse kapel overnemen. Zij zijn nu
niet alleen de baas op het land en in de vendas, maar ook in de
kerk. De contributie voor de kerk werd altijd rechtstreeks aan de
pastor betaald in natura en met werken op het land van de pastor
en de parochie. Nu worden twee ‘vorstehers’ aangesteld. Eén om
de geldkist te beheren en één als koster van de kerk. De maniok
levert weinig op en enkele verarmde families raken achter met
de betaling van hun jaarlijkse contributie. Zij hebben nu niet
alleen schulden in de venda maar ook in de kerk. Als dwang en
strafmaatregel worden deze mensen uitgesloten van avondmaal.
Hun kerk is hun kerk niet meer. Voor sommigen is het zelfs zo
erg dat zij naar de katholieke priester gaan om te vragen of hij
hun kinderen misschien wil dopen. Niet gedoopt zijn is immers
een schande. De zondag is altijd een feestelijke dag, maar als er
viering is van het avondmaal wordt het een dag vol spanningen.
Wie wordt wel en wie niet toegelaten aan het heilig avondmaal?
Op het laatste moment wordt door sommigen nog de kerkcon-
tributie betaald om de afgang van een weigering te voorkomen.
Het is voorgekomen dat op de zondag van het avondmaal voor
de deur van de kerk nog een varken werd verkocht aan de ven-
dista/penningmeester/vorsteher om alsnog te kunnen betalen.
Bram Heule:“Onze kerk was helemaal in handen van de Duitsers
gekomen. Kaarsen, kruis en bloemen kwamen op het altaar in de
kerk die door de vendistas werd gedomineerd. Ook aan Marie en
Laura Laurett, zussen van Christine Laurett werd het avondmaal
geweigerd omdat ze achterstallige kerkcontributie hadden. De kerk
was handel en werd bestierd als de venda. Het is bij ons zo, dat als je
niet meer gelooft, je ook niets meer hebt. Als we God verliezen, heb-
ben we echt helemaal niets meer.”
Niet hebben is niet zijn geldt voor de armen in kerk en samen-
leving. De conflicten in de kerk stapelen zich op. De Hollanders
voelen zich opzij gedrukt in hun Holanda. Zo vinden de Pom-
merse vorstehers en de Duitse dominees dat de Hollanders hun
graven beter moeten verzorgen en grafzerken moeten plaatsen.
Maar dat zijn de Hollanders helemaal niet gewend. Zij plaatsen
net als hun voorouders niets op het graf van hun doden, geen
zerk, geen kruis. Een enkeling plaatst een hart op het graf. “Een
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 91

grafzerk is niet nodig en voor God zijn we allemaal gelijk. Uit stof
zijt ge geschapen en tot stof zult gij wederkeren”, is hun commen-
taar. ‘‘Wij dragen ons hele leven al een kruis.’’
Elk jaar wordt het oogstfeest gevierd. Arme families komen met
enkele eieren of maïskolven en leggen deze als geschenk neer
voor het altaar, de rijkere families komen met manden vol land-
bouwproducten. Na de dankdienst voor het gewas worden deze
verkocht en de opbrengst is voor de kerk. Een nieuwe pastor wil
het feest uitbreiden met een loterij en roulette om meer geld op
te halen voor de kerk, zoals bij de Katholieken en Pommeranen
gebruikelijk is. De oudere Hollanders zijn hier tegen: ‘‘Het huis
van God is een bedehuis en zo wordt het een rovershol. Dit soort
feesten geeft verderf en dronkenschap. Wij gaan Gods woorden niet
met drank mangelen.”
De Duitse dominee en de Pommerse vorstehers houden echter
vol en laten zelfs een document van de synode zien, waarin de
spelen worden gelegaliseerd. Tijdens de feesten gaan de moeilijk
te verkopen spullen uit de vendas van de vendistas de loterij en
roulette in. Na afloop van het feest maken de ‘vendista/vorste-
hers’ na aftrek van hun kosten de winst voor de kerk bekend.

De maat is vol. Enkelen families besluiten zich af te scheiden


van hun eigen Hollandse kapel. De pastor van Lutheranen van
de Missouri-synode wordt binnengehaald en in 1954 wordt bij
iemand thuis met zeven families de eerste kerkdienst gehouden.
De Missouri-predikant is bovendien verstaanbaar, hij preekt niet
in het Duits, maar in het Portugees. Er wordt nog voorgesteld om
bij toerbeurt de pastor van de Gotteskasten en de pastor van de
Missouri-kerk te laten voorgaan. Dit voorstel wordt radicaal af-
gewezen. De kerkleiding van de Hollandse kapel laat voor de vei-
ligheid zelfs nieuwe sloten op de kerkdeur plaatsen. Bram Heule
schenkt een stukje grond en de afgescheidenen bouwen een klein
kapelletje. Daar wordt contributie geheven naar draagkracht, in
het Portugees gepreekt en het jaarfeest gehouden zonder alcohol
en roulette. Op het kapelletje prijkt de naam ‘Igreja Evangélica
Luterana Cristo de Holanda’.

‘Deus sabe o que faz’


In Holanda treedt een algemene verarming op. Veel kolonisten
zijn door de jarenlange armoede sprakeloos geworden. Als in een
periode van grote droogte het schaarse vee vermagerd rondloopt
op de heuvels en de kleine boeren hun laatste koe moeten ver-
kopen voor de slacht en bovendien de oogst mislukt vanwege de
zengende hitte, is het lijdelijke commentaar van een van hen:
‘Deus sabe o que faz’, God weet wat hij doet. Bij de langdurige
droogte organiseren, zoals in de periode van de veepest vlak voor
de koffiecrisis, de katholieken een processie van gebed.
De tocht gaat van Holanda naar Tirol tot aan de Rio de Farinha.
92 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Hollanders bijeen bij Brazilianen, Duitsers, Pommeranen, Afrikanen en Hollanders, ze


Bram Lauret, 1976 lopen allemaal mee.
De onderlinge band verzwakt. Burenhulp loopt terug. Ajunta-
mentos worden praktisch niet meer gehouden. Hollandse fami-
lies trekken weg en niet-Hollanders vullen de opengevallen plaat-
sen in. Het grootste deel van de grond in Holanda heeft steile
hellingen waardoor mechanisatie onmogelijk is, het meeste werk
wordt gedaan met de ‘enxada’ (de hak). Door erfdelingen moe-
ten de mensen van steeds kleinere stukken grond leven, terwijl
enkele grootgrondbezitters meer dan honderdvijftig hectare land
bezitten in Holanda. Sommige grootgrondbezitters denken dat
de vrouwen van hun arbeiders ook bezit van hen zijn. Ze laten de
vrouwen soms in natura betalen voor de boodschappen.
Er zijn nog maar weinig families die een eigen bedrijf hebben.
Ze kunnen amper rondkomen. Een aantal families was al ver-
trokken uit Holanda. Anderen moeten hun grond door schulden
verkopen en als deelbouwer gaan werken op wat hun eigen grond
was. Trieste situaties doen zich voor waarin families hun grond
kwijtraken die hun voorouders met zoveel zweet en tranen heb-
ben ontgonnen.
Christina Laurett, de vrouw van Altamiro met haar dochtertje
van 5 jaar op de arm: “Mijn dochtertje heeft griep. Er is geen vee,
geen melk, alleen dure melkpoeder in de venda. Mijn dochter Valdet
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 93

ligt al weken in het ziekenhuis met een ernstige leveraandoening,


esquistossomose. Izaura, de oudste dochter is in betrekking gegaan in
de stad om wat bij te verdienen. Ze is zwanger geraakt en komt terug
naar Holanda. Dona TuTu, de vrouw van de vendista zal haar in
huis opnemen en voor haar en het kind zorgen.”

Jacob Jansen: “As vaoder en moeder me noe zag’n zitt’n, zouen ze


‘ard blèten! Wij zijn in het ‘apenland’ geboren en moeten ook als
apen leven willen we rond zien te komen. Je moet van de ene tak
naar de andere springen.”
Toen zijn vrouw Wanne Heule stierf hebben Floriano Heule en
zijn vrouw Carolina de zorg voor hem op zich genomen. Hij
woont op hun erf in een houten kot.
Er zijn nog slechts enkele Zeeuws sprekende Hollanders die bij
Jacob Jansen op bezoek gaan om even ‘Ollands te praoten’. Lies
Calot bijvoorbeeld maakte vaak een praatje met hem. Holland
is nooit uit zijn gedachten geweest. In een kist bewaart hij zijn
dierbare herinneringen aan Holland: enkele almanakjes, de oud-
ste is uit 1893 en een paar boekjes. Deze zijn waarschijnlijk uit
Nederland in 1929 opgestuurd door de lezers van Neerlandia. Jacob Jansen
Jacob heeft ook nog een pagina
uit het Advertentieblad voor
West Zeeuws-Vlaanderen van
1 mei 1935 in zijn kist. Hij
heeft zichzelf in de avonduren
leren lezen. Eén van zijn ogen is
door het walmende olielampje
zo slecht geworden dat hij er
nu niets meer mee ziet. Uit de
kist komt zijn trouwakte tevoor-
schijn met twee kunstbloemen.
“Die bloemen droeg mijn vrouw,
Wanne Heule, op onze trouwdag.
Een paar bloemen ervan zijn met
haar begraven en deze laatste
neem ik voor haar mee in mijn
graf.” Jacob Jansen overleed in
1980. Behalve de bloemen voor
Wanne, nam hij zijn bijbel, fo-
to’s en documenten mee in zijn
graf.

Veel jongeren zien voor zichzelf


geen toekomst meer in Holan-
da, waar zij alle dagen op het
land aan de ‘enxada’ staan en
gevangen zijn in de greep van de
vendistas . Zij trekken weg naar
94 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

de stad in de hoop op een beter leven. Abrão Laurett: “Voo mien


femielje, mien kinders, is ’t slecht ‘iere. Ze geevn nie meêr om deur
te leevn ‘iere. De joengstn oôk. Die èt een wuuf en een kind. Ie zei
overlestn: ‘Vaoder, ‘k gaon d’r vandeur. ’t Land is te weinig en te
minne’. En geld voo mis te koôpn èn ze nie”.
Door de slechte economische situatie en het vertrek van veel
mensen uit Holanda wordt er steeds minder Zeeuws gesproken.
Bij sommige achterblijvers in Holanda is het nog lang hun ‘thuis-
taal’ gebleven.
Elizabeth Laurett en Jan Jansen vertrekken met hun kinderen
begin jaren zeventig naar Vila Capixaba, een wijk aan de rand
van Vitória. Elizabeth Laurett: “In Holanda hadden wij een halve
colônia grond en verbouwden maniok, maïs en bonen. De inkom-
sten waren veel te laag om van te kunnen leven. Wij waren toen
genoodzaakt om als dagloner of meeiro en soms zelfs als terçeiro, voor
éénderde van de oogst bij de grotere landbezitters te gaan werken. De
hele dag werkten we met het hele gezin van ’s morgens vroeg tot ’s
avonds laat op het land. Thuisgekomen was ik vaak te moe om nog
voor eten te kunnen zorgen. Mijn man was timmerman en werkte
veel buiten Holanda. Hij kwam alleen op zaterdag en zondag naar
huis. De zondag hadden we hard nodig om uit te rusten en de ka-
potte kleren te herstellen. Voor de kinderen zagen wij geen enkel per-
spectief in Holanda. De grond was veel te weinig om met z’n vijven
te verdelen. We besloten ons stukje grond te verkopen en een ‘lotje’
(stukje grond) in de stad te kopen. De vendista had lotjes in de stad
en ruilde er één voor de halve colônia die wij bezaten. Een tweede
lotje kochten we op leenbasis. Toen we daar uiteindelijk woonden
hadden wij nog steeds schulden bij de vendista.”
Almídio Simora sorteert
zwarte boontjes met zijn In Holanda voltrekt zich wat in heel Brazilië aan de gang is. Klei-
kinderen ne boeren leven in armoede en de landlozen in misère. Hun huis
is opnieuw een hut geworden en
zij leven in zeer ellendige om-
standigheden, hun situatie be-
gint weer te lijken op die baron
von Tschudí in 1860 beschreef:
- Geen enkele familie kon leven
van hun grond.
Zelfs kolonisten die al vier jaar
op hun grond werkten en woon-
den konden zich niet goed voe-
den en kleden.
Totaal verarmde mensen hebben
mij verschrikkelijke verhalen
verteld. Men beschouwt hen als
lui en vuil.-
In 1940 zijn alle pioniers uit Zee-
land en hun kinderen overleden.
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 95

De Hollandse gemeenschap brokkelt in de loop der jaren verder


af. De meeste gezinnen integreren in de Pommerse gemeenschap-
pen of in de voorsteden van Vitória. Als slechts 25% zich nog
Hollander kan noemen, gesteld dat één van de ouders afstam-
meling is van een Zeeuw, dan kunnen we beter spreken over: de
Hollandse Capixabas en over de inwoners van Holanda.

In 1900 bezitten de Hollanders nog vijf keer zoveel grond dan


de niet-Hollanders.
In 1975 is die verhouding omgekeerd: de Kriegers-Reinholz-
groep heeft 66% van de grond in bezit en de Hollanders en
Braziliaanse kleurlingen elk 17%.
In 1900 bestond 85% van de gezinnen uit Hollandse
echtparen. In 1940 is dat aantal teruggelopen tot 54%.
In 1975 zijn er alleen nog gemengde gezinnen.
Er wonen in 1925 ongeveer 100 Hollanders in Holanda.
In 1975 nog slechts 33 directe afstammelingen van de
Zeeuwen. Zeven families spreken thuis nog Zeeuws.

São João de Garrafão ‘a terra fria’


1975. Terwijl in Holanda nog slechts 33 gezinnen wonen, is de
groep Hollandse Capixabas in São João de Garrafão gegroeid
naar 180 gezinnen, waarvan één of beide ouders afstammen van
de Zeeuwse pioniers. Van de 600 families in São João de Gar-
rafão zijn er 180 Hollands, 360 Pommers en 60 van andere af-
komsten. De Hollanders spreken Zeeuws onder elkaar, Pommers
met de Pommeranen, Braziliaans met de Brazilianen en Duits in
de kerk.

Het centrum van Garrafão wordt gevormd door de kapel met


klokkenstoel, de begraafplaats, het parochiehuis met vergader-
ruimte, een zagerij, een schooltje en enkele huizen. Er is geen
gezondheidspost, geen postkantoor en geen telefoon, daarvoor
moet men naar Santa Maria, vijfendertig kilometer verderop.
De beste verbinding die men heeft is de radio. Dominant in het
centrum van Garrafão staat de venda van Francinho Guillerme.
Hij trok als marskramer langs de boerderijen met band en garen,
trouwde met Pitronela Louwers, dochter van João en Sara Lou-
wers. Het ging de marskramer goed, zeker toen hij een ‘tropa’ van
10 ezels bezat en met dona Pita een venda begon. Daarna kon hij
een vrachtauto aanschaffen. Zoals in alle nederzettingen van de
kolonisten raken ook de kleine boeren in Garrafão in de wurg-
greep van de handelaar/vendista.
Er zijn in het binnenland schooltjes gebouwd door de staat, maar
de meeste zijn gesloten wegens gebrek aan een onderwijzer. Er is
geen arts. Zoals in Holanda moet men zich redden met de dok-
96 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

ters van de armen. Gemiddeld hebben de gezinnen vijf kinderen.


De kindersterfte is tien procent.

Markante Hollanders
Isaack Lauvers (Izaak Louwers), veelzijdig en creatief man, slan-
gendokter en meubelmaker, is een steunpilaar voor de Comu-
nidade. Hij werd geboren op 26 januari 1929 als zoon van Piet
Louwers en Augusta Zitlow, die rond de eeuwwisseling naar Gar-
rafão trokken.
Isaack Lauvers: “Ik heb heel mijn leven hard gewerkt en het is alleen
maar achteruit gegaan. De meeste kleine boeren hier zitten net als in
Holanda met handen en voeten aan de vendista vast.”
Isaack trouwde met Anna Reetz, leerde zichzelf lezen en schrijven
in Portugees, Duits, Pommers en via de bijbel ook Nederlands.
Hij is de slangendokter van de streek en heeft het serum tegen
slangenbeten in huis. Naargelang de aard van de slangenbeet zet
hij twee, vier, acht of zestien injecties en zegt daarbij gebeden en
een reeks geboden op als een ‘benzedor’.
De slangen die door de kolonisten worden gevangen stuurt hij op
naar São Paulo voor onderzoek en de bereiding van nieuw serum.
In zijn huis heeft hij een verzameling van slangen aangelegd in
glazen potten op sterk water. Pronkstuk is een ‘vliegende slang’,
een giftige nachtvlinder. Hij is in de wijde omgeving ook bekend
als meubelmaker. Maar om te kunnen overleven met vrouw en
kinderen is Isaack als alle an-
deren gedwongen op het land
bonen, maïs en koffie te produ-
ceren. Eén van de mooiste mani-
okmolens in de streek werd door
hem gebouwd. De hele machi-
nerie met alle bijbehorende ra-
deren heeft hij met de hand uit
hout gesneden. De molen is een
demonstratie, een monument
van zijn bouwkunde. De molen
maalde de maniokwortel niet al-
leen tot meel, maar stampte ook
de koffie, zette een slijpsteen in
beweging en voorzag zijn huis
Isaack Lauvers met van stroom. Een schaalmodel van de molen heeft hij verschil-
zijn slangen lende keren gebouwd. Ook maakte hij prachtige dekenkisten
met mooie motieven, en andere creatieve werkstukken. Hij was
in de kerk voorganger, ziekenbezoeker, ouderling en filosoof. Hij
overleed op 76-jarige leeftijd. Om onverklaarbare redenen heeft
men de maniokmolen na zijn dood afgebroken. Er is niets meer
van over. Zijn huis en grond deed hij via de gemeente over aan de
Escola Família Agricola. Zijn zoon Adriano heeft hem anderhalf
jaar verpleegd.
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 97

Een andere markante persoon-


lijkheid voor de Comunidade
in São João de Garrafão is Abra-
ham Lauret (Abrahão Laurett),
geboren in 1916 en getrouwd
met Alina Reinholz. Zijn over-
grootvader vestigde zich in Ho-
landa. Zijn grootvader ging in
Luxemburgo wonen maar ver-
huisde weer terug naar Holan-
da. Abraham Lauret is ‘Mestre
da Colônia’ geweest, onderwij-
zer, catecheet, opvoeder en boer
met 56 hectare land, waarvan 16
hectare onbruikbaar. Hij is trots
op zijn ‘roots’. Met veel zorg be-
waart hij een verzameling oude
prentbriefkaarten van dorpen in
Zeeuws-Vlaanderen die waar-
schijnlijk via pastor Wisznat en
de lezers van het maandblad Neerlandia in 1929 bij hem terecht Abrahão Laurett, Garrafão
zijn gekomen. Abraham Lauret: “Ik werkte 6 jaar als balconist, bij een koffiestruik
stond achter de toonbank van een venda in Jequitiba. Toen mijn
moeder overleed verkocht ik de grond en kwam hierheen. Er stond
al een oud kerkje in Garraffao en ik werkte als onderwijzer van de
Staat. Mijn moeder was met Abraham Valkenier getrouwd, maar
die ging naar Noord- Amerika en kwam nooit meer terug. Mijn
vader had ook geen vrouw meer, hij is bij haar weggegaan omdat
hij niet kon opschieten met zijn schoonvader. Hij is toen met mijn
moeder getrouwd. Het duurde een poos voordat ze officieel konden
trouwen omdat niet duidelijk was of Valkenier terug zou komen.
De burgerlijke stand heeft het in de krant gezet en als er binnen 30
dagen geen antwoord zou komen mochten ze trouwen. Toen werden
alle kinderen legitiem.”

Basisgroepen
In het begin van de jaren 60 ontsaat hevige politieke beroering
in Brazilië. De steden zijn door de industrialisatie en de verar-
ming van het binnenland uitgegroeid tot enorme agglomeraties
van miljoenen mensen die de uitbuiting en armoede in het bin-
nenland zijn ontvlucht. De arbeiders in de steden, georganiseerd
in sterke vakbonden, vechten voor betere lonen en arbeidsom-
standigheden. Op het platteland eist het volk landhervormingen.
Op 1 april 1964 grijpt een groep militairen de macht. Het wordt
de revolutie van ‘31 maart’ genoemd, want als 1-aprilrevolutie
de geschiedenis ingaan kan niet. In de loop der jaren worden
zeer veel mensen gevangen gezet, gemarteld, het land uitgezet
en sommigen verdwijnen spoorloos. De militairen houden het
98 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

volk in een ijzeren greep. Er is geen ontkomen aan. Tot in de


kleinste hoeken en gaten reikt de arm van de geheime inlichtin-
gendienst om oproerkraaiers en gezagsondermijnende elementen
op te sporen. Voor hen zijn het allemaal communisten. De kerk
is gedurende de militaire dictatuur, die tot 1985 duurt, één van
de weinige plekken waar het volk zich nog kan groeperen. De
verdeeldheid in kerk en maatschappij is groot, niet alleen eco-
nomisch, maar ook tussen aanhangers en tegenstanders van de
militaire staatsgreep.
Gedurende meer dan honderd jaar kwamen dominees uit Duits-
land voor de Lutherse Comunidades naar Brazilië. Na de tweede
wereldoorlog wordt in São Leopoldo in de staat Rio Grande do
Sul, een academische theologieopleiding opgezet. Er komen nog
wel Duitse professoren om les te geven, maar de jongeren van de
immigranten kunnen nu in Brazilië theologie studeren. In 1954
fuseren de Lutherse synodes onder de naam: Igreja Evangélica de
Confissão Luterana no Brasil (IECLB) De Duitse kerk in Brazilië
verandert in een Braziliaanse. Liturgie, kerkboeken en theologie
komen nog uit Duitsland maar de Duitse pastores worden in
Espírito Santo langzaamaan vervangen door zonen en dochters
van de immigranten.
In tegenstelling tot Holanda groeit de kerkelijke Comunidade in
Garrafão uit van preekpunt naar een Parochie met vijf kapellen.
De nieuwe pastor Dieter Hecht en zijn vrouw Maria komen nog
wel uit Duitsland maar zij zoeken contact met de jonge Brazili-
aanse dominees in de naburige parochies: Emil Schubert in Santa
Maria en Norberto en Micaela Berger in Jatibocas. Zij onder-
houden ook contacten met de paters in de omgeving die met een
nieuwe methodiek werken, geïnspireerd door een nieuwe theo-
logie, de theologie van de bevrijding. De pastores besluiten een
team te vormen om samen te zoeken naar nieuwe wegen die het
lijdelijke ‘Deus sabe o que faz’ kunnen doorbreken. Een preek
van de dominee in de kerk is niet voldoende om recht te doen
aan het evangelie vinden zij. Zoals de paters hun parochianen
verenigen in basisgroepen, beginnen zij met de vorming van re-
flectiegroepen. Vanaf de kansel worden de mensen opgeroepen
om in kleine familiegroepen bijeen te komen, om de dagelijkse
problemen met elkaar te bespreken. Deze bijeenkomsten worden
nadrukkelijk niet in de kerk, maar bij de families thuis gehouden.
Van de kansel afkomen, naar het volk toe om te luisteren zien
de nieuwe pastores als hun opdracht. Zij spreken de taal van het
volk: Pommers. Het pastoraal team noemt zich ‘Zero Um’ (nul
één), omdat zij bij het opstellen van tien prioriteiten in hun pas-
toraat als ‘01’ plaatsten: als team omzien naar elkaar.
In de reflectiegroepen doorbreken de mensen, na enige tijd
van aarzeling het zwijgen en vertellen verhalen over de realiteit
waarin zij moeten leven. De methode van de basisbeweging be-
staat uit drie stappen: zien, beoordelen en handelen. Door deze
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 99

bijeenkomsten in kleine familiegroepen komen


praktische verbeteringen tot stand. Met geld uit
Duitsland wordt een tractor aangeschaft voor
gemeenschappelijk gebruik. Er komt een gene-
rator voor de zagerij en een modelvarkensfok-
kerij wordt opgezet. Door alle activiteiten groeit
de samenwerking. De reflexiegroepen groeien
door tot basisgroepen met eigen leiding. De fa-
milies die meedoen in de basisgroepen richten
een kleine coöperatie op met een eigen venda en
magazijn, het ‘Armazem do povo’ (Volksmaga-
zijn). Hoogtepunt is als met steun uit Duitsland
en Nederland een vrachtwagen kan worden
aangeschaft. Nu kunnen de kleine boeren en
deelarbeiders zelf naar de stad met hun produc-
ten. De vendistas en handelaren die de streek
beheersen voelen zich bedreigd in hun econo-
mische en politieke macht. Zij zien de oogst
van de boeren liever in hun magazijnen verdwijnen. De meeste Discussiemateriaal voor
van hen hangen de ideologie aan van de militaire machthebbers: de basisgroepen
‘Ordem e Progresso’ en zien de beweging van basisgroepen als
gezagsondermijnend en de pastores als communisten ‘de nieuwe Zicht op Espírito Santo,
pastores moeten in de kerk op de kansel blijven in plaats van in tussen Garrafão en
die kleine groepjes het volk op te ruien’. Lagoa Serra Pelada
100 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

De spanningen lopen hoog op in de streek van de oude Kolo-


nie Santa Leopoldina. Zowel in de samenleving als in de kerk is
de verdeeldheid groot. De machtige vendistas en grondbezitters
houden de legalisatie van het magazijn tegen. Sommige leden
van het magazijn worden onder zware druk gezet en zelfs met de
dood bedreigd om hun oogst toch aan de vendista te verkopen
en niet aan het magazijn. Zij bieden soms veel te hoge prijzen
voor de oogst om het magazijn te breken. Het is voor de kleine
boeren erg moeilijk om gemotiveerd en het volksmagazijn trouw
te blijven.

13. Uit het isolement


De uitspraak van Piet Heule: “We moeten Hollands blijven pra-
ten, want op een dag zullen ze ons vinden” wordt waar als in
1973 een Zwitserse predikant uit São Paulo
op bezoek komt in Garrafão. Hij ontmoet
Isaack Louwers die hem vertelt over de Hol-
landers in Espírito Santo. De predikant geeft
deze ervaring door aan zijn collega dominee
Henk van Halsema van de Igreja Evangélica
Reformada (IER), de Hollandse kerk in São
Paulo en spoedig daarop komt een delegatie
van de IER naar Garrafão om nader kennis
te maken. De nakomelingen van de Zeeuwse
landverhuizers worden als het ware bijna 50
jaar na het contact dat er was met de Gustaaf
Adolf Vereniging in 1928 opnieuw ontdekt in
Nederland en Zeeland. De belangstelling is
gewekt en er komen verslaggevers van krant en
radio naar de oude Kolonie Santa Leopoldina.
Op de cover van de Holland Herald, wereld-
wijd verspreid in de vliegtuigen van de KLM
staan Cristina Laurett en Altamiro Smoor uit
Holandinha met hun kinderen afgebeeld met
Piet Heule: “Der komt ‘n de tekst: “These people need money to bay agricultural equip-
ké ‘n dag da ze ons vinnen” ment and medical supplies and to build a school. If they don’t
get help soon it will be too late. The Espírito Santo Dutch will
die a forgotten people.”
Sociaal cultureel werkers Ton Roos en Margje Eshuis worden in
1975 door de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) uit-
gezonden als missionair werkers naar de Lutherse kerk (IECLB)
van Espírito Santo met de opdracht mee te gaan werken met de
pastores in het gebied van de vroegere Kolonie Santa Leopoldina
aan vorming en toerusting van leidsters en leiders van basisgroe-
pen en het jongerenwerk. Daarbij krijgen zij als taak maandelijks
een bezoek te brengen aan Holanda, om vanuit de Hollandia
kapel zich in te zetten voor de gemeenschapsopbouw.
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 101

Als Abrão Laurett in Holanda de mensen bijeen roept en het


nieuws meedeelt, worden verwachtingen gewekt. “Eindelijk een
Hollandse pastor”, begrijpen de mensen. Op het land van Jacó
Reinholz staat nog een huisje leeg dat door de bewoners snel voor
het gezin uit Holland schoon en klaargemaakt wordt.

De missionair werkers worden hartelijk ontvangen en beginnen


met het bezoeken van de families. Ze gaan als het ware ‘kotje
in kotje uit’. Vooral de mensen die zich ‘Hollanders’ noemen
zijn blij met hun komst. De kapel van Holandinha is nog steeds
slechts een preekpunt van de Lutherse kerk (IECLB). Eén keer
per maand komt er een pastor, mits het niet regent en de weg be-
gaanbaar is. In april 1970 staan nog 25 gezinnen ingeschreven.
De kringspelen met de kinderen die de werkers organiseren op
het zandplein voor de kapel en het zingen in de kapel worden
maandelijkse evenementen voor jong en oud. Van alle kanten,
van beneden, boven en achter de berg doet de jeugd mee. De
ouderen komen kijken om mee te genieten. Er is weer iets te
beleven in Holandinha. Dona Guillermina Dietrich-Krieger, de
secretaris van de Comunidade Holanda en de oudere meisjes
helpen mee. Om vijf uur ’s middags komen de jongeren bijeen.
Jongeren hebben geen tijd om jong te zijn. Zij gaan als kind mee
het land op en staan al jong aan de ‘enxada’. Op hun veertiende
jaar doen zij belijdenis in de kerk, een overgangsritueel van kind
naar volwassenheid. De meisjes worden daarna door de ouders
aan huis gebonden, de jongens hebben meer vrijheid en kunnen
meedraaien in het kringetje van de mannen in de venda waar
cachaça wordt gedronken. De jongeren in Holanda kennen geen
eigen jeugdcultuur en geen experimenteertijd in de omgang met
elkaar. Spel en volksdansen zijn voor hen nieuw en een welkome
afwisseling in hun dagelijks bestaan. In korte groepsgesprekken
wordt nagedacht over het werk en de voor- en nadelen van ver-
huizen naar de stad. Omgaan met elkaar is een weerkerend on-
derwerp. Als de avond valt zijn er altijd een aantal volwassenen
en kinderen die langs komen om wat ‘Hollands’ te praten met
de missionair werkers. Op zondagmorgen wordt een dienst ge-
houden in de kapel en laten de kinderen horen welke liederen zij
hebben geleerd. Geen Duitse liederen meer, maar nieuwe Brazili-
aanse liederen die door en voor de basisgroepen van de katholieke
kerk zijn gemaakt. De maandelijkse bijeenkomsten op zaterdag
en zondagmorgen worden steeds drukker bezocht. Het nieuw-
jaarsbidden is wel verdwenen, maar het kerstfeest, Sint Jansfeest
en de andere feesten worden weer hoogtepunten in Holanda.

Janneke Jansen, de moeder van Jacó Silva, ligt ziek op bed. Haar
grote wens is om nog een keer het avondmaal te mogen vieren.
Gedurende twintig jaar heeft zij de Hollandse kerk niet meer
kunnen bezoeken. Nooit kwam er een pastor bij haar op bezoek.
102 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Enkele leden gaan met de mis-


sionair werkers naar haar toe en
nemen het zilveren avondmaals-
stel uit de venda mee. De luiken
van haar kamertje zijn gesloten.
Bij het licht dat door de kie-
ren van de luiken naar binnen
dringt, lezen zij de uitgebreide
Lutherse teksten voor die bij het
avondmaal horen. Het is duide-
lijk dat zij er niets van begrijpt.
Op de vraag of zij niet beter het
Nederlandse formulier kunnen
voorlezen, lichten haar ogen op
Basisgroep Pau Amarelo en knikt ze bevestigend. Bij het lezen van enkele passages uit het
Hollandse psalmboekje glimlacht Janneke Jansen en herkent de
oude woorden. Ze voelt zich op haar sterfbed thuis in de Neder-
landse woorden van het Onze Vader. Janneke was getrouwd met
Pedro Schijve. Ze spraken thuis altijd Zeeuws.
De mensen uit Pau Amarelo verschijnen weer in de kapel. De
volgende jaren worden in Pau Amarelo regelmatig bijeenkomsten
gehouden met de families. De kinderen krijgen catechisatieles
van Maria Boone en een groepje jongeren doet belijdenis in de
kapel van Holanda.

Activiteiten
Gedurende de zeven jaar dat de missionair werkers hun maande-
lijkse bezoeken aan Holanda brengen worden allerlei activiteiten
ontwikkeld met Abrão Laurett als coördinator en kenner van de
streek en de families. Hij is de centrale man in alle projecten,
spreekt goed Zeeuws en heeft een sterk ‘wij-Hollanders-gevoel’.
De financiële steun hiervoor komt van de Gereformeerde Kerken
in Nederland (nu de Protestantse Kerk Nederland) en van de
Stichting ZEEBRA. In Zeeland werd, na artikelen van journalist
Rein van der Helm in dagblad De Stem, de Stichting ZEEBRA,
Zeeland-Brazilië, opgericht.
Eén van de eerste activiteiten is een dekenactie. De armste land-
loze families hebben geen dekens voor de koude nachten in de
wintermaanden. Er wordt een plan gemaakt om dekens uit te
reiken. De vraag is aan wie? Aan de armsten? De vendistas wil-
len ook een deken ontvangen. Alleen aan Hollanders en niet aan
Brazilianen? Wie is dan Hollander en wie niet? Tenslotte besluit
men aan alle families in Holanda een deken uit te reiken. Abrão
Laurett weet precies hoe de grenzen van Holanda lopen en die
worden streng getrokken. Het gevolg is dat ook de rijke grond-
bezitters en vendista een deken ontvangen.
In november 1979 brengen een aantal Hollandse Capixabas uit
Holanda en Garrafão een bezoek aan de Hollandse Kolonies in
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 103

de staat Paraná. Op de heenreis wordt in São Paulo een onverge-


telijke rit gemaakt door de miljoenenstad en overnacht bij enkele
leden van de Hollandse kerk. De Kolonies Carambeí, gesticht
in 1914, en Castrolanda, uit de jaren vijftig, worden bezocht.
De mannen slapen bij de Hollandse families en worden gecon-
fronteerd met bankierende Hollandse boeren die in het bezit zijn
van grote landerijen, moderne koeienstallen, sojavelden en een
indrukwekkend bloeiende coöperatie. In de gezinnen krijgen ze
gekookte aardappelen met jus, groente en vlees te eten.
Op zondagmorgen spreekt Isaack Louwers de mensen die uit
Drenthe en Groningen komen toe in zijn Zeeuwse spraak. Op
zijn teenslippers staat hij voorin de kerk en vertelt hoe de kleine
boeren in Espírito Santo hard moeten werken op hun kleine
stukken grond vol stenen om te kunnen overleven. Eén van de
boeren in Castrolanda stelt na afloop van de dienst voor: “Als je
bij mij komt werken krijg je een huis en een goed loon. Er is onder-
wijs voor je kinderen en goede gezondheidszorg.” Maar van binnen
knaagt al de heimwee. Een week van huis is lang. De coöperatie
van Castrolanda en Carambeí belooft twee landbouwdeskundi-
gen naar Holanda en Garrafão te zullen sturen voor onderzoek
naar nieuwe mogelijkheden voor de kleine boeren.

Een aantal families op en achter


de berg in Holandinha wonen
in huisjes die doen denken aan
de eerste hutten van de pioniers:
bouwvallen, krotten met lek-
kende daken en afbrokkelende
kleiwanden. De verarming is zo
groot dat de families geen moge-
lijkheden hebben hun huisje te
verbeteren of nieuw te bouwen.
Met steun uit Nederland wordt
een nieuw project gemaakt om
de huisjes op te knappen. Op-
nieuw is de vrachtauto van de
vendista onmisbaar om het
bouwmateriaal in te kopen en
aan te slepen. Het worden vrolijke weken in Holanda als een Huisjesproject
groep jongeren uit de Kolonies in Paraná, São Paulo en Holam-
bra komt om gedurende 14 dagen mee te helpen bij het opknap-
pen en bouwen van de huisjes.
Voor de jongeren uit de Kolonies en de stad is het schokkend te
zien hoe de verarmde families in Holanda leven. Voor de jon-
geren in Holandinha is het bezoek een feestelijk gebeuren dat
de sleur van het werken met de enxada op het land doorbreekt.
Voor beide groepen wordt het een fijne tijd met veel spel, muziek
en dans.
104 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Opening Casa Comunitária Bouw gemeenschapshuis


Er is behoefte aan een ‘Casa Comunitária’ voor alle bewoners van
Holanda, voor de mensen van beneden, boven en achter de berg.
Een huis met ruimte voor groepsbijeenkomsten, een spreekka-
mer, een slaapkamer en een woonkeukentje. Met een ouderwets
‘zoetemento’ wordt in 1978 begonnen met de bouw. De finan-
ciële steun komt uit Nederland en de vendista wordt gevraagd
het materiaal in te kopen en met zijn vrachtwagen naar boven te
brengen. De mensen zorgen voor de bedden, een fornuisje en een
bankstel. De stoelen voor de groepsruimte worden geschonken
door de Nederlandse Kolonie Holambra bij São Paulo.
In hun gedachten gaat een lang gekoesterde wens in vervulling
die pastor Wisznat in 1927 onder woorden bracht: “zij zouden
zich hartelijk verheugen wanneer het hun nog eens mocht gebeu-
ren een vertegenwoordiger van het oude stamland in hun mid-
den te zien.” En Antônio Laurett die verzuchtte: “Wij wonen en
werken hier al jarenlang. Altijd zagen we Duitse dominees ko-
men, maar nooit één Hollander. Die hebben ons vergeten.” Het
is alsof de Hollandiakapel nu eindelijk een parochiehuis krijgt
met een parttime pastor uit Holland.
Met de opening op 19 mei 1979 wordt een groot feest gevierd.
Nakomelingen uit de stad en de verre omtrek komen het feest
meevieren en om weer eens Zeeuws te kunnen praten met fami-
lie. José Laurett speelt op zijn accordeon en er wordt ouderwets
gedanst. Uiteraard is de pastor van Jequitibá en Luxemburgo
aanwezig en pastor Emil Schubert van het team Zero Um. De
burgemeester, de landbouwvoorlichter van de Staat, de voorzitter
van de landarbeiderbond, vendistas en handelaren zijn er. Twee
landbouwdeskundigen van de Kolonies in Paraná en de honorair
consul van Nederland uit Vitória. Tussen het verzamelde volk
schuifelen enkele gemeenteraadsleden rond die zich graag laten
zien. De Comunidade Holanda, opgebouwd door de Zeeuwse
pioniers, is uit de vergetelheid gekomen en uit het isolement.
Het gemeenschapshuis is een gezamenlijk project van alle be-
woners, Missouri, Gotteskasten of Rooms Katholiek. Aan de
burgemeester wordt gevraagd te zorgen voor een dokter en een
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 105

tandarts nu er de ruimte voor is


gebouwd, en een handtekenin-
genactie moet druk uitoefenen
om aansluiting te krijgen op het
elektriciteitsnet.
Nog steeds is de kapel van de Hol-
landiakapelgemeente niet gere-
gistreerd op naam van de IECLB.
De pastor regional (bisschop)
van de Lutherse kerk, Albérico
Baeske, komt op 23 september
1978 naar de Comunidade Ho-
landa en wil opnieuw een ant-
woord op de vraag die 50 jaar
geleden door de Duitse domi-
nee uit Luxemburg ook aan hen werd gesteld, of de leden hun Casa Comunitária
kapel bij de IECLB willen inschrijven. Als hij meedeelt dat er
een pastor zal komen in Santa Leopoldina die ook hun pastor zal
worden, besluiten de leden en de kerkenraad van de Associação
Evangélica da Holanda zich aan te sluiten.

Van juli 1981 tot maart 1982 verblijft in de Casa Comunitária


Frans Buysse, student antropologie. Hij doet onderzoek naar de
integratie en identiteit van de Zeeuwse gemeenschap in Holanda.
Zijn aanwezigheid en gesprekken vormen een bijdrage aan de
bewustwording van de Hollandse Capixabas, afstammelingen te
zijn van Zeeuwen uit Zeeuws-Vlaanderen. Frans is geboren in
Zeeuws-Vlaanderen en spreekt de taal van de mensen. Hij zoekt
de families op en voert gesprekken bij hen thuis. De mensen
komen ook graag bij hem langs in het gemeenschapshuis voor
een praatje. Hij maakt in die periode veel lief en leed mee in
Holanda. In het ‘Armazem do povo’

Veel families hebben hun grond


nog steeds niet geregistreerd en
op hun eigen naam gesteld. De
overheid stimuleert de registratie
van de gronden met de slagzin:
“Wie niet registreert is geen eige-
naar.” Maar registreren kost geld
en er is een advocaat nodig om
het eigendomsrecht te bewijzen.
Een kapitaalkrachtige en gelet-
terde handelaar met connecties
in de politiek heeft gemakkelijk
toegang tot de burelen en weet
zijn slag wel te slaan, wettig en
onwettig. Voor het hele gebied
106 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

van de oude Kolonie Santa Leopoldina wordt met hulp van de


Gereformeerde kerken in Nederland een fonds opgezet voor de
legalisatie van de grond.

Bezoek Ambassadeur
Twee zwarte dienstauto’s schuiven de zandweg op naar São João
de Garrafão. De ambassadeur van Nederland, de heer Th. M.
Schaapveld, en zijn vrouw brengen op woensdag 11 maart 1982
een werkbezoek aan Espírito
Santo. De ambassadeur had van
tevoren aan de autoriteiten in
Vitória te kennen gegeven, dat
hij ook de afstammelingen van
de Hollanders wilde ontmoeten.
Maar deze menen dat de ambas-
sadeur dit deel van zijn werk-
bezoek maar over moet slaan.
Kennelijk zag men op tegen een
kennismaking in het binnenland
waar zodra het asfalt ophoudt
ook de sociale voorzieningen,
onderwijs en gezondheidszorg
ontbreken. De problemen van
de verarmde boerenfamilies
worden er zichtbaar en de am-
bassadeur zou kunnen worden
Isaack Lauvers overhandigt geconfronteerd met een beweging die vanuit de kerk de men-
zijn miniatuur maniokmolen sen opzet tegen het regime. De regering in Vitória stelt voor om
aan de Ambassadeur enkele Hollanders uit te nodigen voor een ontmoeting in een
Th. M. Schaapveld restaurant aan de geasfalteerde weg. De ambassadeur houdt voet
bij stuk en maakt met zijn gevolg toch de rit het binnenland in
naar São João de Garrafão. Holanda ligt te ver uit de route voor
een bezoek.
De eerste stop is in Rio Posmoser. Daar zijn twintig Pommerse
en Hollandse boeren en boerinnen bijeen om hem te informe-
ren over de problemen die er zijn met de grondlegalisatie, een
probleem dat nog steeds niet is opgelost sinds de komst van de
immigranten in 1859. In het volksmagazijn in Garrafão hebben
de leden en de Hollandse Capixabas zich verzameld voor de ont-
moeting. Bij het uitstappen daar wordt door de leider een briefje
in de handen van de ambassadeur gedrukt: “Mijn Hollandse
vrienden, wij ontvangen uwe excellentie met veel eer en genoegen.
Maar we kunnen nu niet één onderwerp of probleem goed bespreken,
omdat de hoogste autoriteiten van onze gemeente verschenen zijn.”
Met de hoogste autoriteiten worden bedoeld de burgemeester,
loco-burgemeester en representanten van de handelaren en ven-
distas die de legalisering van hun magazijn tegenwerken en nu
vooraan staan om de ambassadeur de hand te drukken. De am-
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 107

bassadeur, de boeren en boerinnen nemen plaats op de zakken


bonen en maniokmeel. Na een kleine aarzeling komt het gesprek
op gang. Als de ambassadeur met veel belangstelling doorvraagt
naar de realiteit waarin de families leven wordt er vrijuit gespro-
ken in Portugees, Duits, Pommers en Zeeuws. Hij spreekt zijn
bewondering uit voor wat de families met zoveel strijd hebben
opgebouwd in Garrafão. De families van het volksmagazijn voe-
len zich gesterkt in hun strijd door deze onverwachte persoonlijke
en politieke steun van de Nederlandse regering. Een ontroerend
bezoek, zoals de ambassadeur na afloop zelf zei. In het volksma-
gazijn werden de ‘kleinen’ groot en de ‘groten’ klein.

In Holandinha wordt bij Abrão Laurett een bijeenkomst gehou-


den, waar alleen nakomelingen van de Zeeuwen voor uitgeno-
digd zijn, alleen zij die nog Zeeuws spreken en verstaan. Hiermee
zonderen de Hollanders zich af van de andere inwoners van Ho-
landa. De bijeenkomst gaat de geschiedenis in als ‘de geheime
vergadering van januari 1982’. Onderwerp is het verzoek aan
de kerk in Nederland te helpen bij de aanschaf van een kleine
vrachtauto. Zo kunnen zij evenals in Garrafão zelf de produc-
ten naar de markt brengen en de vendistas omzeilen. Ook kan
een kleine vrachtauto zieken naar Santa Leopoldina vervoeren.
Er wordt besloten een jongere van de groep het rijbewijs te laten
halen en een garage te bouwen. Zij zullen dan een filiaal worden
van het Volksmagazijn in Garrafão. De besluiten moeten geheim
blijven zodat de ‘groten’ er niets van te weten komen. Een jaar la-
ter, in 1983, wordt de vrachtwagen met steun vanuit Nederland
aangeschaft en gaan de eerste bananen langs de venda van de
vendista rechtstreeks naar de groenteveiling in Vitória.

Pastor en landarbeider
Voor de opvolging van de missionair werkers, die in april 1983 af- Links op de foto
scheid nemen van de Hollandse Capixabas, neemt Anivaldo Kuhn, pastor Anivaldo Kuhn
afstammeling van Duitse immi-
granten, het initiatief om als los
landarbeider te gaan werken in
Holandinha. Hij studeerde theo-
logie in São Leopoldo en maakt
deel uit van een groep theologen
die de ‘pastoral de convivência’
in praktijk brengen. Zij breken
uit de structuur van de parochie
en gaan als kleine boeren of land-
arbeiders leven en werken tussen
de verarmde families om met
hen in dezelfde realiteit het pas-
toraat te praktiseren. Anivaldo
woont enkele dagen of weken,
108 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

dan bij de een, dan bij de ander, en werkt mee met de families
op het land. Hij verdient zo kost en inwoning, deelt hun lief en
leed. Hij houdt groepsbijeenkomsten met thema’s over het geloof
in de realiteit van alle dag, bezoekt zieken en leidt begrafenissen.
Hij zorgt ervoor dat de mensen in gesprek komen en blijven met
elkaar. Een pastor die inwoont bij de families en meewerkt op
het land is wel heel bijzonder en er wordt tot in de wijde om-
trek over gepraat. Maar in de loop van de jaren begrijpen steeds
meer mensen in Holandinha de bedoelingen van de ‘pastoral de
convivência’. Gedurende enkele jaren is hij ook ‘mestre da Colô-
nia’, de onderwijzer van Holandinha in het gemeenschapshuis,
dat gebouwd is op de plek van de eerste school/kapel van 1903.
Anivaldo trouwt met Maria, de dochter van José en Frederica
Laurett, en wordt in 1995 beroepen door de parochie Melgaço.

14. Het vertrapte gras komt toch weer op.


Holanda en Holandinha
Het is nog steeds een stenige zandweg van 22 kilometer lang met
gevaarlijke bochten die vanaf de Barra de Mangaraí naar Holanda
en Holandinha leidt. In 1975 moest men een bijrijder meenemen
om dertien hekken te openen en te sluiten. Als het enkele dagen
en nachten regende veranderde de zandweg in modderpoelen,
glad en gevaarlijk en werd de Comunidade Holanda volledig ge-
ïsoleerd van de buitenwereld. De weg is nu verbreed, de scherpste
Weg van Holanda bochten zijn eruit gehaald, de houten bruggetjes zijn vervangen
naar Holandinha door beton en de hekken door veeroosters. Er is een busverbin-
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 109

ding en dagelijks rijden school-


busjes heen en weer naar Santa
Leopoldina. Wie nu aankomt
op de heuvel die uitzicht biedt
op de entree van Holanda ziet
nog steeds beneden de brug over
de rivier Holanda liggen.
Maar de eens zo machtige venda
van de Kolonel, de Kriegers en
Reinholzen, die als een waak-
hond bij de ingang van Holanda
lag, is veranderd in een ruïne.
Na het overlijden van Reinholz
werd de venda gesloten. De klei-
ne boeren uit Holandinha gaan
met hun vrachtauto rechtstreeks
naar de veiling en de families doen hun inkopen in Santa Leo- Gezondheidspost
poldina of Vitória.
Aan de voet van de heuvel staat de gezondheidspost en de school.
Izaura Smoor, dochter van Altamiro Smoor en Christina Lau-
rett, één van de weinigen die nog een beetje Zeeuws spreken,
werkt op de gezondheidspost. Zij geeft de eerste hulp, de nodige
injecties en medicijnen en rijdt op haar motorfiets rond om zie-
ken te bezoeken. Ook Sandra Reinholz, de dochter van de laatste
vendista, bezoekt als gezondheidsagent de families in Holanda.
Samen volgen zij een avondstudie, die voorbereidt op universitair
onderwijs.

Het schooltje van 1942 is afgebroken. Een nieuwe school is


gebouwd, die in de laatste tien jaar is uitgegroeid tot een grote Ruïne van de venda
streekschool. Er wordt acht jaar basisonderwijs gegeven, vier in Holanda
jaar middelbaar onderwijs en ’s
avonds vertrekt een schoolbusje
naar Santa Leopoldina voor het
voorbereidend universitair on-
derwijs. De weg naar Holan-
dinha, over de rivier Holanda,
loopt dwars door het oude eco-
nomisch centrum van Holanda,
langs de ruïne van de venda, het
oude woonhuis van de Kolonel
en de katholieke kapel daar te-
genover. Na ruim vijf kilome-
ter maakt de weg een scherpe
bocht. De afslag naar rechts gaat
naar de begraafplaats. De graven
van de pioniers uit Zeeland zijn
vergaan. Ter nagedachtenis aan
110 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

hen hebben de mensen de keien van de oude graven opgestapeld


als een monument voor de Zeeuwen.
De afslag naar links gaat naar het centrum van Holandinha dat
wordt gevormd door de Hollandiakapel, het Gemeenschapshuis,
een klein barretje en het huis van Ademar Krieger en Gení Calot
(Calot was oorspronkelijk Kallaart). Er wonen in 2000, 43 fami-
lies en totaal 172 personen in Holandinha.

Er zijn nog maar weinig olielampjes in Holanda en Holandinha.


In de avond straalt het kille licht van de televisie in de huizen,
waarvan de laatsten nog worden verbonden met het elektrici-
teitsnet. De meeste oude lemen
huizen zijn afgebroken en ver-
vangen door stenen huizen. De
samenleving bestaat nog steeds
uit kleine boeren, meeiros en
losse landarbeiders.
Na de koffieperiode en de ma-
niokperiode zijn de boeren ba-
nanenplantages aan gaan leggen
met zeer schommelende resulta-
ten. Op de veiling is de concur-
rentie groot en er worden steeds
hogere eisen aan de producten
gesteld. Zij hebben zich verenigd
in de Associação dos pequenos
Agricultores de Holandinha
José Laurett en (Stichting van kleine boeren in Holandinha). Voor de gezinnen
Frederica Gröner van kleine boeren is het nog steeds heel moeilijk om rond te ko-
men en de ‘meeiros’ en de losse landarbeiders van ‘achter de berg’
zijn nog steeds arm. De ouderen, zoals José Laurett en Frederica
Gröner die een pensioen van de overheid ontvangen, leven van
hun grond en wat kleinvee. Voor de jongeren is er in Holandinha
geen toekomst. ‘A luta continua’, de strijd gaat door.
De kapel van 1928 is afgebroken. Het hout werd door houtworm
opgevreten. Op de plek van de oude is in 1996 een nieuwe ge-
bouwd. Een getrouwe kopie van de oude, met de preekstoel in
het midden. De mooie tegelvloer is geschonken door de gemeen-
te Santa Leopoldina. De nieuwe banken, het doopfont en het al-
taar van mooi donker hardhout is een bijdrage van een kerkelijke
gemeente in Holland. De rest heeft de Comunidade zelf bijeen
gebracht door middel van feesten, giften en door het meewerken
met de bouw.
Het Gemeenschapshuis, dat aan een renovatie toe is, wordt ge-
bruikt voor feesten, bijeenkomsten van jeugd en jongeren, de
Stichting van kleine boeren, de landarbeiderbond, als verkie-
zingslokaal en voor andere activiteiten.
De mensen van ‘beneden’, ‘boven’ en van ‘achter de berg’ zijn
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 111

naar betere verhoudingen ge-


groeid. Het zandterrein tussen
de kapel en het Gemeenschaps-
huis is de plek voor feesten en
voor voetbaltoernooien die de
jongeren organiseren met teams
van Holanda, Tirol, Luxembur-
go, Suiça, California en andere
Comunidades. Als het even kan
kopen de jongens en meisjes een
lichte motorfiets, hét vervoer-
middel in het binnenland.

Holanda en Holandinha zijn


groen geworden, er groeien op
de heuvels weer bossen, die niet
gekapt mogen worden. Er stro-
men talloze beekjes door het
landschap met prachtige water- Jongeren met hun motoren voor de
vallen. De stilte, de zuivere lucht en de aangename temperatuur nieuwe kapel van 1996
lokt toeristen naar Holanda en Holandinha. Toch nog een nieu-
we toekomstmogelijkheid voor de jongeren?

Na de viering voor de kapel


112 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Holandinha in cijfers:
Inwoners:
In 2000 telt de Comunidade Holandinha 172 inwoners, 43 families. Gemiddeld 4 per gezin.
20 in de leeftijd van 0 - 10 jaar
49 11 - 20 jaar
18 21 – 30 jaar
34 31 – 40 jaar
18 41 - 50 jaar
7 51 – 60 jaar
18 61 – 70 jaar
8 71 jaar en ouder
Oppervlakte:
Ongeveer 950 x 1000ha bebouwbare grond. Gemiddels 23ha per familie.
92.200 koffiestruiken, 44.800 Bananenbomen, 1.500 citroenbomen,
25 – 30ha maniok en aipim, 15 – 20 ha zwarte bonen, 12 – 15 ha maïs
Kerken: - Katholieke kapel met 11 families
- Lutherse kapel van de IECLB met 22 families
- Lutherse kapel IELB (Missouri) met 10 families.
Casa Comunitária:
- kerkelijke activiteiten
- bijeenkomsten jeugd en jongeren
- feesten
- stemlokaal bij verkiezingen
- vergaderingen Coöperatie van kleine boeren in Holandinha,
- bijeenkomsten Landarbeidersbond van Santa Leopoldina
- INCAPER, landbouwvoorlichting van de overheid.

Santa Leopoldina
Vanaf de Barra de Mangaraí is over het gladde asfalt, dat de loop
van de rivier Santa Maria volgt, Santa Leopoldina goed te berei-
ken. Het stadje ligt geklemd tussen rijk begroeide heuvels aan de
oevers van de Rio Santa Maria. De rivier is niet meer bevaarbaar.
In de nauwe hoofdstraat staan links en rechts de kleurige oude
gevels nog overeind die herinneren aan het rijke verleden van
Pôrto de Cachoeiro. Aan het aantal deuren in de magazijnen en
winkels is te zien hoe rijk de kooplieden en handelaren waren en
hoe de handel er bloeide. Nu denderen zware vrachtauto’s door
de smalle hoofdstraat. Zij komen, beladen met groente en fruit
uit de hoger gelegen gebieden, Santa Maria de Jetibá en de ‘Mata
Fria’, São João de Garrafão. De gemeente Santa Leopoldina zet
zich in om de oude gevels te restaureren. De dichter Graça Ara-
nha gaf aan Santa Leopoldina de mooie naam: ‘Filha do Sol e das
Aquas’, dochter van zon en water. Maar achter de mooie oude
gevels gaat het zwoegen schuil van de duizenden immigranten,
waaronder de Zeeuwen uit het Land van Cadzand, die met leu-
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 113

gens en bedrog waren geronseld.


Zij hebben hun leven lang, ge-
vangen in een koloniaal systeem,
met de ‘enxada’ hun grond be-
werkt en geproduceerd, maar
nooit in de welvaart gedeeld. De
geschiedenis van deze Zeeuwse
families wordt gekenmerkt door
teleurstelling en bedrog, maar
hun verhalen laten zien hoe zij,
ondanks uitbuiting en onder-
drukking, toch steeds weer de
kracht vonden om op te staan,
om te blijven knokken voor een
menswaardig leven. “Als gras dat
wordt ver­trapt, maar na verloop
van tijd komt het toch weer op”, zei Izaack Louwers. Oude gevels in
Santa Leopoldina
São João do Garrafão
Naar Garrafão is de weg tot enkele kilometers voor het centrum
geasfalteerd. Onlogisch, maar een bewijs van de grote invloed die
vendistas hadden als het gaat om de politieke beslissingen. Hij
meende het centrum van Garrafão te zijn dus daar hield het as-
falt op. Er is elektriciteit, telefoon en een postagentschap. Helaas
bestaat het ‘Armazem do povo’ niet meer. De vrachtwagen die het
Volksmagazijn ontving is na enkele jaren gestolen en er kwam
onenigheid in het bestuur. Abrahão Laurett vertelt met verdriet
over de teloorgang van het Magazijn.
De lagere school is uitgebreid tot een school voor 8 jaar basis-
onderwijs. Isaias Hollander, wiens ouders in Pau Amarelo heb- De familie-landbouwschool
ben gewoond, is de onderwijzer. In 1990 werd de Escola Família in Garrafão
Agricola opgericht. De huidige
directeur van de Familieland-
bouwschool is Leonora Boo-
ne, geboren in 1968, dochter
van Maria Piotto en Abraham
Boone. Leonora kreeg met een
kleine beurs de gelegenheid om
na de basisschool naar de Fun-
dação Diacônica Luterana en
de middelbare school in Lagoa
Serra Pelada te gaan. Zij werkte
eerst in de parochie als diaconaal
werker en als onderwijzer op de
basisschool. Daarna werd zij
benoemd als docent en directeur
op de Familielandbouwschool.
Leonora studeerde letteren aan
114 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

de universiteit: ”De Escola Família Agrícola


begon met 20 leerlingen in het huis van Isaac
Louwers. Toen Isaac niet meer op het land
kon werken, stelde hij zijn grond, huis en
werkplaats beschikbaar voor de familieschool
en ging in het centrum van Garrafão wonen.
Wij gaven les in zijn werkplaats en zelfs in
de ruimte van zijn mooie maniokmolen.
Soms kroop een slang door het leslokaal”, al-
dus Leonora Boone.

Uit de wijde omgeving komen leerlingen


naar de familieschool, die in 2005 is uitge-
groeid tot een school met 175 leerlingen,
12 leerkrachten, waarvan 6 nakomelingen
Natanael Krieger met zijn van de Hollanders. De leerlingen verblijven een week intern op
oma Calot (Kallaart) school en gaan dan voor een week naar huis met opdrachten die
zij thuis, zo mogelijk met het gezin moeten maken. Een andere
groep leerlingen neemt hun plaats in op school. Als die na een
week weer naar huis gaan met hun opdrachten komt de eerste
ploeg weer terug. De hele familie wordt zo bereikt en maakt
kennis met nieuwe landbouwtechnieken en methoden. De fa-
milieschool blijft op deze manier nauw betrokken bij de realiteit
waarin de boerenfamilies leven. De kinderen vervreemden niet
van thuis en kunnen gedeeltelijk blijven meewerken op het land.
Er wordt computerles gegeven en muziek gemaakt. De school
heeft een volksdansgroep opgericht en danst Hollandse dansen
op klompen. De jongeren dansen zich de blaren op de voeten
en worden tot in de wijde omtrek gevraagd om op te treden.
Eén van de leerlingen van de Familielandbouwschool is Natanael
Krieger, zoon van Ademar Krieger en Gení Calot uit de Comu-
nidade Holanda. Hij is van plan om na zijn studie terug te keren
naar Holanda om zich in te gaan zetten voor de ontwikkeling
van de streek.

Terug in het Land van Cadzand


De Protestantse Kerken in Nederland zijn partners in verschillen-
de projecten van de IECLB in Espírito Santo. Vanaf 1990 bezoe-
ken regelmatig groepen uit Nederland de Comunidade Holanda
en Garrafão, waardoor vriendschapsbanden zijn ontstaan met de
Hollandse Capixabas. Er is door die bezoeken een ‘Círculo de
Amigos’ ontstaan in Nederland die contacten onderhoudt met
verschillende families in Holanda en Garrafão.
In een uitwisselingsprogramma van de Protestantse Kerken in
Nederland en de Lutherse kerk in Espírito Santo zetten in juni
2004 voor het eerst sinds 1858 enkele nakomelingen van de ge-
ëmigreerde Zeeuwen voet op de bodem van het Land van Cad-
zand. Het zijn Ademar Krieger en Gení Calot uit Holandinha en
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 115

Leonora Boone uit São João de Garrafão en Waldemiro Ratzke


uit Noord Espírito Santo. Het is een emotioneel moment als zij
door de tunnel onder de Westerschelde doorrijden, waarover de
schepen voeren die vanuit Antwerpen hun voorouders naar het
verre Brazilië brachten. De rondrit over het Land van Cadzand is
een boeiende, soms ontroerende confrontatie met het verleden.
Leonora komt op de plek te staan waar eens de familie Boone
woonde en Ademar staat voor het huisje van de Lampiers, de
naam van zijn grootmoeder en de meubelmaker die in het Land
van Cadzand de ‘Lampierstoel’ ontwierp. In het dorpshuis van
Nieuwvliet, het vroegere Sintepier ontmoeten zij bewoners met
dezelfde familienamen. In twee kranten wordt paginagroot het
bezoek van de Hollandse Capixabas vermeld.
Op zondagmorgen worden zij hartelijk verwelkomd in de oude
Hervormde kerk van Groede. Het koor heeft een Braziliaans lied
ingestudeerd. Aan het einde van de dienst spreekt Leonora in
het Zeeuws de gemeente toe. De mensen gaan rechtop zitten als
zij haar Zeeuws horen spreken.
Een daverend applaus volgt.
Men heeft alles verstaan. “Dit is
het Kezands van onze grootouders
met veel verouderde woorden zon-
der Nederlandse invloeden, vloei-
end en accentloos.” Ze zijn terug
in de kerk waar hun voorouders
hebben gebeden voor een be-
houden vaart, een voorspoedige
toekomst in Brazilië en met het
afscheid zongen: ‘‘De Heer zal u
steeds gadeslaan, opdat hij in ge-
vaar uw ziel voor ramp bewaar.
En waar g’u heen moogt spoeden, de Heer zal u behoeden.’’
Interview met Leonora Boone
Naschrift in Nieuwvliet
“Er is volop werk in Europa, daar is geld te verdienen. Als gids voor
toeristen heb ik relaties en ik kan zorgen voor werk, een paspoort en
tickets. Een klein groepje wil ik wel meenemen”, zo vertelt in 2003
een man in de kerk van Santa Tereza. Marcilene Laurett, nako-
meling van Johannes Lauret en Suzanne Jacobs die als kinderen
met hun ouders in juni 1860 vertrokken uit Retranchement, ziet
een mogelijkheid om uit de misère te komen. Zij kan haar twee
dochters van 14 en 12 jaar amper onderhouden en wil geld gaan
verdienen om de studie voor haar kinderen te kunnen betalen.
De toeristengids belooft, net als de ronselaars honderdvijftig jaar
geleden in het Land van Cadzand, gouden bergen in Europa.
Marcilene’s voorouders waren zo dapper om voor hun kinderen
uit te wijken naar Brazilië, nu neemt zij het besluit om te vertrek-
ken en tekent voor een betere toekomst van haar dochters het
116 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

‘overtogtsverdrag’ dat de man haar aanbiedt. Ze leent bij een par-


ticulier veel geld om paspoort, reis en zijn bemiddeling te beta-
len. Haar zus zal voor haar dochters zorgen. Met nog drie andere
vrouwen en een man gaat ze in zee met de ronselaar. Niet met
een zeilschip, maar met het vliegtuig. De ronselaar heeft tickets
gekocht voor Engeland met een overstap in Amsterdam. Maar in
Londen aangekomen weigert Engeland hen toe te laten en stuurt
ze terug naar Amsterdam. Daar ontvangen zij van de gids elk
300 cruzeiro’s voor de eerste dagen en hij verdwijnt. Eén vrouw
gaat met hem mee. De andere vrouwen reizen door naar Spanje.
Marcilene blijft achter op de luchthaven. Wat te doen? Zij ziet
een man staan, die met zijn mobieltje belt en Braziliaans spreekt.
Marcilene legt aan hem uit in wat voor situatie zij zich bevindt.
Ze heeft geluk, want de man kent een evangelische kerk waar
zij misschien terecht kan en belt deze op. De kerk zorgt voor
onderdak en de eerste opvang in een pension, waar ze een maand
kan blijven door te werken voor kost en inwoning. Na die maand
vindt ze via de kerk, werk in een gezin.
Marcilene Laurett: “Ze zijn blij met mijn hulp in het huishouden
en als oppas voor de twee kinderen, want ik ben ten alle tijde in-
zetbaar. Eerst moest ik het geleende geld terugverdienen. Ik heb veel
meer moeten betalen dan de werkelijke kosten! Na acht maanden
kon ik mijn schuld aflossen. Het moeilijkste was om mijn twee doch-
ters achter te laten in Brasil. Als ik belde moest ik altijd huilen. Ik
werk inmiddels al vier jaar in dat gezin”.
De ronselaar is later nog twee keer met een groepje mensen uit
Brazilië aangekomen. Hij belde Marcilene op en vroeg of zij meer
mensen kon ontvangen. Daar is zij niet op ingegaan. Ze heeft
telefonisch contact gehad met de vrouw die naar Spanje uitweek.
Die is in de prostitutie terecht gekomen. Marcilene heeft in 2006
haar twee dochters, die toen 17 en 15 jaar oud waren, over laten
komen. Zij gaan naar school en burgeren al aardig in. Allana wil
graag rechten gaan studeren en Tallyta, mode omdat ze in de
toekomst een kledingzaakje wil overnemen in Brazilië.
Marcilene Laurett: “Het gaat nu goed met mij. Vooral nu sinds vorig jaar
ook mijn dochters hier zijn. We moeten veel geld betalen voor de onderhuur
van het appartement maar kunnen ons redelijk goed redden. Wij leven in de
illegaliteit. Ik kom alleen op straat voor mijn werk en als ik naar de kerk
ga. Elk moment kan de politie mij oppakken. Ik geloof dat alles zo is
gebeurd omdat ik afstammeling ben van de Hollanders en God mij hier op
deze weg in Holland heeft geplaatst”.

15. De Hollandse Capixabas


Het was de oud-archivaris en ‘Kezander’ Dr J. de Hullu, (1864-
1940) die begon met de namen te verzamelen uit gemeentear-
chieven en kerkelijke ledenregisters van families die van Zeeuws-
Vlaanderen naar Brazilië waren vertrokken en deze optekende in
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 117

een schoolschrift. Dr J. de H. zoals hij zijn werk ondertekende


schrijft: “Met behulp van inlichtingen mij door ouden van dagen
verstrekt, en van de opgaven, voorkomende in lidmatenboeken
en bevolkingsregisters, heb ik van deze landverhuizers een naam-
lijst opgemaakt, voor wier volledigheid ik wel niet kan instaan,
maar niettemin hier laat volgen.”
In 1966 kwam de Franciscaan Olavo Timmers, missionaris in de
staat Minas Gerais, Brazilië met verlof naar Nederland. Hij bracht
een lijst met namen van Zeeuwen en Belgen mee, die hij uit een
verslag van de Companhia do Mucuri over het jaar 1862 had
opgetekend. Oud-gemeentesecretaris van Aardenburg, de heer
G.A.C. van Vooren stelt een lijst samen in een niet gepubliceerd
manuscript: “Emigranten naar Brazilië uit West Zeeuws-Vlaan-
deren 1858-1862”, met een aanvulling: “Zeeuwse emigranten
naar Brazilië, afkomstig van Schouwen-Duiveland, Zuid-Beve-
land en Oost Zeeuws-Vlaanderen”.
Zijn bronnen zijn: de namenlijst van Dr J. de Hulu, de namen die
pater Timmers meebracht en de microfilm Zeeland 487370 van
de Latter Day Saints Archives te Salt Lake City, Utah, U.S.A.
Deze lijsten omvatten totaal 760 personen en vormden de basis
voor dit onderzoek.

Veel emigranten hebben wij in Brazilië terug kunnen vinden


in het Arquivo Público do Estado Espírito Santo (APEES) in Besneewde akker in het
Vitória en in de gemeentearchieven van de streken waar de Zeeu- Land van Cadzand
118 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

wen terecht zijn gekomen. Wellicht komen in Brazilië de nog


niet teruggevonden families aan het licht door publicatie van
deze lijst en verder onderzoek. Zoals de heer Delmar François uit
Rio Grande do Sul in Brazilië. Hij ging op zoek naar zijn ‘roots’
en ontdekte dat de vader van zijn overgrootvader geen Duitse
maar een Hollandse nationaliteit had. En Brigitte Brandenburg
uit Joinville in de staat Santa Catharina komt naar aanleiding
van een overlijdensregister enkele Zeeuwen op het spoor in An-
naburg (Joinville). Namen van families die in de Kolonies in Rio
Grande do Sul aankwamen vonden wij in ‘Povoadores do Rio
Grande do Sul, 1857-1863’ van het Arquivo Histórico do Rio
Grande do Sul, EST Edições, Porto Alegre 2004.

De bestemming van 519 emigranten hebben wij kunnen achter-


halen, van 241 emigranten is hun bestemming nog onbekend.

1858 Bestemming Colônia Rio Novo 60


Colônia militar Urucu 77
Santa Maria de Soledade 53
Nova Petropolis 17
Joinville 56
Onbekend 73
1859 Bestemming Colônia Santa Leopoldina 62
Santa Maria de Soledade 8
Colônia Sante Ângelo 5
Onbekend 13
1860 Bestemming Colônia Santa Leopoldina 75
Colônia Santa Cruz 7
Onbekend 49
1861 Bestemming Santa Leopoldina 70
Onbekend 73
1862 Bestemming Santa Leopoldina 36
Onbekend 26
_____
Totaal 760

Per jaar van aankomst:


De lijsten vermelden uit welke kerken de emigranten werden uit-
geschreven. Van hen was 83,7% Nederlands Hervormd (N.H.),
1.8% Evangelisch Luthers (E.L.) en 14.5% Rooms Katholiek
(R.K.).
Uit heel Nederland vertrokken in die periode ook veel geloofs-
vluchtelingen. Het waren de gereformeerden die uit de Her-
vormde kerk, de staatskerk, stapten en in groepsverbanden naar
Noord-Amerika vertrokken. De Zeeuwen van Zeeuws-Vlaande-
ren die naar Brazilië emigreerden vallen daar niet onder.
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 119

Enkele oude familiefoto’s, ter beschikking gesteld door nakomelingen.


Van sommige foto’s zijn de namen niet bekend.

Izaac Fremouw, Janna van Schaffel en grootmoeder Izaak Lempier en Aaltje van Schaffel
Pieternella van Schaffellen-Risseeuw

Hollands echtpaar

Familie Louwers

Familie Jacobs
120 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

João Boone en Pieternella


van Schaffel

Bram Boone, Pedro van Schaffel, Jacob Louwers, een neef,


Echtpaar Kallewaard João van Schaffel
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 121

Echtpaar Heule-Lauret

Joana Boone-Lauret, Bertha


en Catharina Boone

Huwelijk Abrahão Laurett


en Adalina Reinholz

Familie João Boone en


Sara van Rost (Aalst)
122 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Doopfeest familie Louwers

Abrão Smoor,
Elizabet Badke en
hun kinderenfa-
milie

Familie Lauret-van Schaffel op de varanda de oude Maria Lauret


Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 123

1858
Colônia Rio Novo
Vertrokken uit Antwerpen, datum is onbekend, vermoedelijk met het Belgische schip ‘Cesar’ en gezag-
voerder M. J. Coudere. Het Staatsarchief van Espírito Santo (APEES) vermeldt de naam van dit schip bij
de emigrant Albregts. In Rio de Janeiro zijn de emigranten overgestapt op de stoomboot Dom Affonso
naar de haven van Itapemirim. Zij kwamen daar aan op 24 juni 1858 en hebben zich gevestigd in de
Colônia Rio Novo.

AlbregtsJohan Joseph 41 jaar (niet terug te vinden in een Zeeuwse lijst)


Arends Marcelis 36 jaar N.H. Oosterland
Arends Adriana 30 jaar
Arends Trijntje 10 jaar
Arends Mien 4 jaar
Arnoudse Jeremias 39 jaar N.H. Oosterland
de Waal Peternella 35 jaar
Arnoudse Peter 5 jaar
Arnoudse Jacob 4 jaar
Arnoudse Adriana 0 jaar

Bapeveld Maria 24 jaar ongehuwd N.H. Zierikzee


Boeke Marinus Hendrik 20 jaar N.H. Zierikzee
uit Zeeuws Archief: overleden op 10-06-1870 te Rotterdam

Gastel van Reinier 54 jaar mandenmaker R.K. Zierikzee


Gastel van Johanna 41 jaar
Gastel van Anne C. 19 jaar
Gastel van Johan Peter 16 jaar
Gastel van Apoline 14 jaar
Gastel van Algonde 13 jaar
Gastel van Joseph 8 jaar
Gastel van Mariet 7 jaar
Gastel van Marienna 6 jaar
Geysen Caspar 23 jaar ongehuwd niet gevonden in een Zeeuws archief

Koopman Jan 32 jaar N.H. Ouwerkerk


Koopman Cornelia 27 jaar
Koopman Johanna 3 jaar
Koopman Johan 0 jaar
Kooyman Lambregt 48 jaar N.H. Nieuwerkerk
Hageman Lena 44 jaar baker
Kooyman Dirkie 17 jaar
Kooyman Cornelio 13 jaar
Wuyens Wilhelmine 23 jaar dochter uit vorig huwelijk van moeder?
huwelijk vader (weduwnaar) en moeder (weduwe) op 03-04-1857

Nijs Adriaan 51 jaar smid Zierikzee


Nijs Adriana 19 jaar
124 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Riemann Jacob 25 jaar ongehuwd


niet gevonden in een Zeeuws archief
Roest v.d. Matthijs 31 jaar N.H. Ouwerkerk
Roest v.d. Cornelia 40 jaar
Roest v.d. Dirk 19 jaar
Roest v.d. Nicolaas 17 jaar
Roest v.d. Mathijs 15 jaar
Roest v.d. Johan 12 jaar
Roest v.d. Pieternella 9 jaar
Roest v.d. Cornelio 6 jaar
Roest v.d. Adriana 1 jaar

Poortvliet van Adriaan 31 jaar N.H. Nieuwerkerk


van Oost Stophelina 41 jaar
Hollander Clasina 20 jaar
Hollander Maria 16 jaar
Hollander Johan 14 jaar
Van Oost Cornelio 7 jaar
Poortvliet van Mariano 7 jaar
Poortvliet van Cornelio 6 jaar
Poortvliet van Cornelia 1 jaar
huwelijk vader (weduwnaar) en moeder (weduwe) op 22-11-1855

Visser Jan 31 jaar N.H. Oosterland


Laban Neeltje 25 jaar
Visser Willem 3 jaar
Visser Adriaan 38 jaar N.H. Oosterland
Visser Pieternella 29 jaar
Visser Wilhelmina 4 jaar
Visser Johanna 3 jaar
Visser Cornelia 0 jaar

Colônia Militar do Urucu:


In juni 1858 zijn er volgens een verslag van de Companhia do Mucuri 162 Hollandse en Belgische im-
migranten gearriveerd in de haven van São José do Porto Alegre aan de monding van de rivier de Mucuri.
Van de op de Braziliaanse lijst voorkomende vijftien Hollandse gezinnen komen er twee niet voor op de
Zeeuwse emigrantenlijst namelijk: de gezinnen van Abraham Jonker en Adriaan de Jong.

Brouwer Gerhardus 41 jaar N.H. Renesse


met vrouw en 6 kinderen

Hagesteyn Jacob 39 jaar N.H. Bommenede


met vrouw en 5 kinderen

Koole Anthony 29 jaar N.H. Zonnemaire


met vrouw en 1 kind
Koole Cornelis 37 jaar N.H. Zonnemaire
met vrouw en 6 kinderen
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 125

Krijgsman Leendert 44 jaar N.H. Renesse


de Oude Kaatje en 4 kinderen

Maas van der Pieter 38 jaar N.H. Schouwen


met vrouw Joana en 2 kinderen

Ree v.d. Jan 37 jaar N.H. Zierikzee


Roks Dina en 5 kinderen

Slabbekoorn Hendrik 35 jaar N.H. Kruiningen


met vrouw en 5 kinderen

Turelure Jan 43 jaar N.H. Nieuwerkerk


Syrier Johanna en 4 kinderen

Vermeule Hubrecht 60 jaar R.K. Schore


met vrouw en 4 kinderen

Vermeulen Marinus 32 jaar N.H. Kruiningen


met vrouw en 2 kinderen

Wagemaker Andries 31 jaar, ber.: stamper meelstoof N.H.Bommenede,


Kaale Cornelia en 3 kinderen
De With Jacob 40 jaar N.H. Noordwelle
met vrouw Jacoba en 4 kinderen

Colônia Santa Maria de Solidade, in de staat Rio Grande do Sul (RS)


Volgens passagierslijsten uit de haven van Rio Grande do Sul in het zuiden van Brazilië zijn met de brik
Aurora op 4 juli 1858 uit Antwerpen onderstaande personen aangekomen, bestemd voor de kolonie Santa
Maria de Soledade R.S. Zij zijn geronseld door de maatschappij Montravel, Silveira en Cie.

van As Cornelis 41 jaar N.H. Oosterland

Dorst Cornelis 33 jaar N.H. Oosterland


met vrouw Marina
kinderen Maria, Adriana, Jacob, Jeremias

Reeleman Willem 26 jaar N.H. Oosterland

Snijders Johannes 29 jaar N.H. Oosterland


met vrouw Pietertje
kinderen Adriaantje, Lena, Thomas
Johannes van 2 jaar overleed tijdens de reis

de Valk Job 45 jaar smid N.H. Nieuwerkerk


met vrouw Maria
kinderen Maria en Janna
126 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Verhoek Johannes 37 jaar N.H. Oosterland


met vrouw Jacoba
kinderen Wouter, Jacoba, Leendert, Frederik en Adriaantje

Onderstaande personen kwamen op 05-09-1858 aan in de haven van Rio Grande (R.S.) met het schip de
Monnickendam o.l.v. kapitein Flick. Geronseld door Montravel, Silveira en Cie met bestemming Colônia
Santa Maria de Soledade.

van Dalen Pieter 43 jaar N.H. Haamstede
met vrouw Maria
kinderen Wilhelmina, Johanna, Cornelia, Adriana en Johannes

Dierings Jannis 22-04-1806 N.H. Cadzand


Neufeglese Cornelia 18-06-1806
Dierings Abraham 12-03-1836
Dierings Machiel 20-05-1840
Dierings Pieter 24-07-1844
Dierings Adriaan 26-03-1846
Dierings Izaak 15-05-1848
Dierings Suzanna 17-04-1854
Dierings Carolina 10-07-1829 dienstbode Breskens
Vermeulen Jacob 22-03-1821 slager N.H. Breskens
Françoise Maria 08-08-1821
Françoise Christiaan 08-10-1847
Vermeulen Willem Jannis 21-09-1851
Vermeulen Pieter Corn. 13-11-1855

Op 25-11-1858 kwamen met het schip Agatha uit Antwerpen in Rio Grande aan, geronseld door Montra-
vel, Silveira en Cie en bestemd voor de kolonie Santa Maria de Soledade:

Verguts Joh.Baptist 31 jaar R.K. Bosch Kapelle


met vrouw Dorothea
kinderen Frans en Joh. Baptist.

Op 26-01-1859 kwam tenslotte onderstaande familie aan in de haven van Rio Grande (R.S.) met het
schip Anneberg en geronseld door Montravel, Silveira en Cie. Bestemd voor Santa Maria de Soledade.

Françoise Cornelis 27-07-1826 smid N.H. Nieuwvliet


Boekhout Fraancina 02-03-1825
Françoise Cornelis 01-06-1854
Françoise Jannis 07-01-1857

Colônia Nova Petropolis (RS)


Op 28-11-1858 zijn met de kustboot ‘Princesa de Joinville’ in de haven van Rio Grande de volgende
personen aangekomen, bestemd voor de kolonie Nova Petrópolis.

Boone Charles Josephus 08-02-1816 R.K. Hoofdplaat


de Groote Maria 15-12-1824
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 127

Boone Levinus Petrus 13-03-1842


Boone Filomena 27-08-1848
Boone Gustavus 20-01-1852
Boone Agatha Francisca 07-11-1857

Claeijs Jacobus 02-04-1819 R.K. Hoofdplaat


Krebbeks Maria Francisca` 21-05-1821
Claeijs Petrus Augustinus 04-03-1849
Claeijs Amelia 29-07-1850
Claeijs Jacobus Bernardus 06-04-1858

Krebbekx Carolina 28-03-1813 R.K. Hoofdplaat


Krebbekx Bernardina Francisca 24-08-1838

de Poorter Pieter Johannes 1823 R.K. Hoofdplaat


Krebbekx Predantina 03-02-1828
de Poorter Leonadius 09-08-1851
de Poorter Augustinus 04-08-1853

Colônia Dona Francisca (Joinville) (SC)


In de staat Santa Catarina zijn volgens een verslag van 1864 over de Colônia Dona Francisca (Pirahys-
trasse) de volgende Zeeuwse families herkend, die in 1858 vertrokken.

Bogaard Pieter 23-01-1813 N.H. Cadzand


De Wagemaker Tannetje 14-06-1820
Bogaard Sara Magdalena 21-12-1842
Bogaard Maria 13-11-1847
Bogaard Magdalena 02-08-1849
Bogaard Tannetje 23-04-1824
Bogaard Pieter Johannes 12-09-1855
Bogaard Anthonetta 13-04-1858
van den Broecke Adriaan 10-01-1815 N.H. Cadzand
de Veij Pieternella 02-04-1815
van den Broecke Jacob 09-11-1840
van den Broecke Adriaan 02-07-1844
van den Broecke Leendert 02-09-1846
van den Broecke Cornelia 20-02-1842
van den Broecke Pieter 02-04-1850
van den Broecke Jannis 02-04-1850
van den Broecke Marinus 04-10-1851
van den Broecke Daniel 13-07-1854
van den Broecke Izaak 08-10-1857
van den Broecke Carolus 14-04-1838 R.K. IJzendijke
1 aug. 1858 met dit gezin meegegaan.
Driessen Philip 14-08-1818 R.K. Schoondijke juli 1858
Bakkeljouw Sophia Pietern. 21-01-1822
Driessen Petrus 24-12-1847
Driessen Charles Lois 15-08-1853
128 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Driessen Emelia Maria 10-12-1850


Driessen Frederika 16-10-1853
Driessen Johannes Franc. 13-08-1856

Noorthoek Cornelis 47 jaar N.H. Ouwerkerk, Schouwen-D.


met vrouw 6 kinderen

de Oude Krijn 37 jaar N.H. Haamstede, Schouwen-D.


met vrouw 3 kinderen

van Vessum Jan 36 jaar N.H. Ouwerkerk, Schouwen-D.


met vrouw 4 kinderen

Verkruijsse Pieter Johannes 08-03-1805 N.H. Nieuwvliet


Morel Francisca 28-05-1812
Verkruijsse Pieter Johannes 12-11-1841
Verkruijsse Daniel 13-10-1847
Verkruijsse Jacoba 22-09-1844
Verkruijsse Suzanna 15-07-1853

Wensch Jacob 18-01-1815 N.H. Cadzand


de Rooij Janneke Maria 30-03-1831
Wensch Abraham 06-09-1850
Wensch Maria 04-05-1857

Colônia Santo Ângelo (RS)


Aangekomen in de haven Rio Grande op 15-08-1859 met de ss Marquês de Caxias. Met ss Rio Pardense
op 26-08-1858 aangekomen in de Colônia Santo Ângelo
Valstar Dirk 36 jaar N.H. Kruiningen
met vrouw 3 kinderen

Waar zijn deze emigranten gebleven?


Backs Adrianus(metselaar) 33 jaar R.K. Kruiningen
met vrouw 9 kinderen
Boogert Jan 42 jaar N.H. Renesse
met vrouw 5 kinderen
Hardekaas Jacob 40 jaar N.H. Noordwelle
met vrouw 3 kinderen
Heerenthals Pieter 31 jaar N.H. ’s Heerenhoek
Hollenbert Joos 48 jaar N.H. Waarde
met vrouw 1 kind
van Immerseel Josephus 34 jaar R.K. Kruiningen
met vrouw 5 kinderen
van Immerseel Judocus 35 jaar R.K. Graauw
met vrouw 3 kinderen
van Kampen Pieter 37 jaar N.H. Haamstede
met vrouw 2 kinderen
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 129

Knape Jan 32 jaar N.H. Renesse


Koole Jan 70 jaar N.H. Zonnemaire
Koole Jan 21 jaar N.H.
Leydekker Johannes 26 jaar R.K. Zierikzee
Must Jacob 28 jaar N.H. Zonnemaire
Oorse Willem 36 jaar N.H. Noordwelle
Otte Marinus 28 jaar N.H. Oosterland
met vrouw 1 kind
Roudon Pieter 40 jaar R.K. Zierikzee
Schietekatte Tonis 36 jaar N.H. Bommenede
met vrouw 5 kinderen
van de Vate Marina 44 jaar N.H. Oosterland
van der Velde Leendert 25 jaar N.H. Renesse
met vrouw 2 kinderen
Versluys Adriaan 43 jaar N.H. Haamstede
met vrouw
Vis Lena 22 jaar N.H. Zonnemaire

1859
Colônia Santa Leopoldina, Espírito Santo (ES)
Vertrokken, waarschijnlijk in maart 1859, met de ‘Gemse’ uit Antwerpen naar Rio de Janeiro.
Aangekomen op 16 juni 1859 in de haven van Vitória.

Banckaert Pieter 17-03-1806 R.K. Groede 29-03-1859


Freijne * Clementia S. 21-07-1830
Banckaert * Rosalia S. 26-09-1856
Banckaert Dominicus 30-06-1858
* komen niet voor op lijst APEES.
de Bruijne Pieter Joannis 22-03-1824 R.K. Groede 26-02-1859
Stoens Maria Theresia 29-09-1823
(vader landmansknecht, moeder dienstbode)
de Bruijne Dominicus H 27-03-1856
de Bruijne Stephania 12-12-1857
Senie * Peter 01-03 1839 N.H.
*zoon uit vorig huwelijk v.d. moeder

la Gasse Pieter 30-09-1821 N.H. Zuidzande 25-02-1859


Tack Sara Francisca 31-05-1823
la Gasse Matth. Jacobus 01-05-1855
Timmerman * Janneke 30-10-1844
Tack * Jac. Mattheus 26-04-1850
la Gasse Jannis Daniel 19-03-1857
* kinderen uit vorig huwelijk v.d. moeder
la Gasse Jannis 24-12-1828 N.H. Zuidzande 25-02-1859
Crince Magdalena 12-01-1821
la Gasse Mattheus 13-09-1857
Laire * Adriana 14-10-1792
* komt niet voor op lijst APEES
130 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

v.d. Gast Jannis 21-03-1829 N.H. Nieuwvliet 26-02-1859


v.d. Gast Sara (zus) 25-09-1835
de Gillike Jannis 22-03-1828 N.H. Nieuwvliet 26-02-1859
de Kubber Magdalena 29-03-1831
de Kubber Jannis Josias 11-01-1851
zoon uit vorig huwelijk moeder
de Gillike Magdalena 02-07-1854
de Gillike Abraham 31-01-1856
de Gillike Jacob 01-03-1858
de Gillike * Abraham 28-11-1796
Dekkers * Maria 20-10-1801
* Op lijst APEES zijn de leeftijden resp. 17 en 11 jaar jonger!

van Hee Pieter 30-07-1831 N.H. Retranchement 24-03-1859


van Hee Elizabeth 13-09-1837
van Hee Maatje ?
van Hee Pieternella ?

Jacobs Jannis 26-05-1822 N.H. Cadzand 19-02-1859


la Gasse Cornelia 21-10-1824
Jacobs Adriana 09-02-1847
Jacobs Suzanna 28-10-1848
Jacobs Johannes 30-09-1853
Jacobs Izaak 18-03-1855
Jacobs Jannis 17-06-1857

Lambregtsen Arie 31-08-1820 N.H. Groede 26-02-1859


Hermenet Cornelia ? - ? -1818
Lambregtsen Cornelia ? - ? -1854
Lambregtsen Maria ? - ?- 1857

Mabelus Jacob 19-06-1813 N.H. Zuidzande


Porreij Maria Johanna 21-08-1823
Mabelus Cornelia 31-05-1849
Mabelus Pieter 10-06-1851
Mabelus Maria * 04-04-1854
Mabelus Jacob 31-05-1856
* komt niet voor op lijst APEES

Theunisse Izaak 08-06-1824 N.H. Zuidzande 25-02-1859


de Visser Janneke 15-03-1819
Theunisse Suzanne 22-02-1846
Theunisse Sara 30-12-1846
Theunisse Izaak 15-12-1848
Theunisse Janneke 07-02-1852
Theunisse Elizabeth 17-09-1857

Verduijn Jan 24-12-1824 N.H. Nieuwvliet 26-02-1859


Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 131

v. Houte Maria Cornelia 30-11-1824


Verduijn Jannis 22-08-1848
Verduijn Abraham 05-05-1853
Verduijn Jacobus 10-01-1856
Verduijn Izaak 26-01-1859

Volgens het Zeeuws Archief is Johannes Phil. Risch in de Colônia Santa Maria de Soledade overleden.
Deze familie is op 29 april 1859 uit Groede vertrokken.
Risch Johannes Phil. 02-10-1819 E.L. Groede 29-04-1859
Bril Janneke 24-12-1819 N.H.
Risch Daniel Cornelius 16-05-1848 E.L.
Risch Janneke 01-10-1843
Risch Johanna Cath. 18-10-1949
Risch Maria Sara 28-06-1853
Risch Johannes Filipus 19-11-1855
Risch Lambertus Chr. 23-08-1857

Waar zijn deze emigranten gebleven?


Goedhals Elizabeth 19-03-1832 N.H. Oostburg 24-03-1859
Goedhals Pieternella 25-01-1858
van Grol Lambertus 23-02-1833
van Grol Catharina 25-02-1836
van Grol Maria 22-07-1842
van Grol Pieter 19-08-1845
van Grol Anna 25-11-1855
Hennekeij Dina Magdalena 04-08-1808 N.H. Nieuwvliet 26-9-1859
Hennekeij Izaak 26-01-1859
Jansen Pieter 18-04-1809 N.H. Retranchement 30-3-1859
de Meij Nelia Francisca 10-11-1820
Jansen Anna Pieternella 21-09-1844
Jansen Jacob 17-04-1852
Jansen Adriana Corn. 31-03-1855
Jansen Johanna Maria 28-11-1857
van Lare Abraham 13-02-1845 N.H. Retranchement 29-03-1859
Scheerens Maria 17-01-1836 N.H. Retranchement 29-03-1859
Vinke Jacomina 02-04-1821 N.H. Retranchement 29-03-1859

1860
Colônia Santa Leopoldina (ES)
Vertrokken uit Antwerpen met het schip de ‘Race Horse’ naar Rio de Janeiro. Met de kustboot ‘Mucury’
aangekomen in de haven van Vitória op 5 juni 1860 met bestemming Colônia Santa Leopoldina

Andriessen Izaak 01-01-1816 N.H. Zuidzande 10-02-1860


van Ouwerkerk Francina Corn. 30-03-1822
Andriessen Pieternella Corn. 29-05-1847
Andriessen Cornelia 29-08-1848
Andriessen Pieter 12-06-1852
Andriessen Catharina 06-12-1853
132 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

du Bois ** Izaak 18-07-1803 N.H. Nieuwvliet 10-02-1860


du Bois Pieter 09-03-1832
du Bois Francina 21-08-1857
du Bois * Izaak 04-12-1858
* komt niet voor op lijst APEES
** volgens APEES in 1816 geboren

Boone Izaak 19-10-1832 N.H. Nieuwvliet 10-02-1860


du Bois Sara 13-10-1835
Boone Izaak 28-06-1856
Boone * Jannis 19-08-1858
Boone Abraham 13-09-1859
* komt niet voor op lijst APEES

Catseman * Jacob 25-05-1800 N.H. IJzendijke 04-02-1860


Catseman Jannis 08-06-1831
Bruijsschaut Elizabeth 11-10-1827
Catseman Catharina Jacoba 22-04-1826
Catseman Jacoba 29-04-1835
Catseman ** Janneke 30-05-1851
Catseman ** Christiaan 15-03-1854
op 22-02-1860 te Antwerpen overleden
* Leeftijd is op de kijst van APEES 10 jaar jonger
** Komen niet voor op lijst APEES.
Christiaan Catseman overleed op 6-jarige leeftijd in Antwerpen voor het vertrek

Eekhout Jannis 06-09-1826 N.H. Retranchement 10-02-1860


van Hee Elizabeth 01-11-1831
van Hee Suzanna Francina 08-10-1858

Fremouw Izaak 10-11-1837 N.H. Zuidzande 10-02-1860


Van Schaffel Janna 10-02-1838
Fremouw Jannis 03-01-1860

Hoevenaar Abraham 03-10-1818 N.H. Cadzand 10-02-1860


Baas Catharina 01-04-1821
Hoevenaar Janna Catharina 01-04-1847
Hoevenaar Adriana 27-12-1850
Hoevenaar Katholijntje 16-09-1852

Lampier * Jozias 04-03-1810 N.H. Zuidzande 10-02-1860


v. Ouwerkerk * Pieternella Sara 31-07-1812
Lampier Izaak 31-08-1844
Lampier Francina 28-11-1845
Lampier Suzanna 26-09-1838
Lampier Pieter Jacobus 31-07-1850
Lampier Pieternella Sara 17-01-1853
Lampier Kathalijntje 25-10-1854
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 133

Lampier Catharina 05-03-1857


Lampier Sara Pieternella 30-08-1837
Lampier Elizabeth 13-12-1839
Aalst van Jannis 07-02-1837 familie
Aalst van Kathalijntje 06-05-1859
* 5 jaar jonger op lijst APEES

Lauret * Abraham Jannis 03-08-1800 N.H. Retranchement 10-02-60


van de Gazelle * Elisabeth 07-06-1811
Lauret Neeltje 08-05-1841
Lauret Anthony 30-10-1842
Lauret Josias 04-05-1846
Lauret Abraham Jannis 11-02-1848
Lauret Jannis 23-08-1849
Lauret Pieter 01-04-1852
de Vleeschouwer Jozina 15-03-1846
dochter E. v.d. Gazelle uit vorig huwelijk
* op lijst APEES zijn vader 15 jaar en moeder 7 jaar jonger

Louwers * Pieter 15-02-1831 N.H. Cadzand 10-02-1860


de Bruijne Janneke Loisa 16-10-1830
Louwers Maria 22-12-1853
Louwers Pieter 04-12-1858
* Pieter Louwers is in Rio de janeiro overleden en Janneke de Bruyne is
opnieuw getrouwd met Bram Hese uit Santa Maria.

Lucieer Charles 04-04-1801 N.H. Retranchement 10-02-1860


van beroep kleermaker
van Hee Suzanne 22-02-1819
Wisse Suzanna Maria 22-09-1849,
dochter uit vorig huwelijk van Suz. van Hee

Risseeuw Pieternella 12-01-1812 N.H. Zuidzande 10-02-1860


Weduwe van Izaak van Schaffel *
van Schaffel Abraham ? - ?-1840
van Schaffel Aaltje 21-01-1844
van Schaffel Pieternella 08-10-1845
*op APEES-lijst 5 jaar jonger

Zonville Maria 08-04-1814 N.H. Zuidzande 10-02-1860


Weduwe van Jozias Marinus Smoor
Smoor Abraham Johannes 01-06-1842
Smoor Jozias Kornelis 30-11-1843
Smoor Agatha Emelia 01-01-1845
Smoor Jozina Johanna 27-07-1846
Smoor Johannes 26-09-1848
Smoor Jacobus Johannes 23-08-1854
Smoor Magdalena Maria 16-08-1852
134 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Theunisse * Maria 02-09-1830 N.H. Zuidzande 08-02-1860


Theunisse Willem 19-09-1856
Theunisse Jannis 14-09-1859
* komt alleen op lijst APEES voor.

Colônia Santa Cruz (RS)


Vertrokken uit Antwerpen met de schoener ‘Express’ via Daniel Steinmann & Co en met een contract van
de Provinciale regering. Na een reis van 91 dagen aangekomen in de haven Rio Grande en vertrokken op
zaterdag 15 juli naar de Colônia Santa Cruz.

Dattijn Pieter Jacon 25-10-1826 N.H. Groede 12-03-1860


de Visser Maria 12-11-1826
Dattijn Elizabeth 05-09-1852

la Gasse Daniel 04-11-1823 N.H. Oostburg 01-07-1860


Nortier Maria 24-05-1831
la Gasse Abraham Anth. 17-09-1853
la Gasse Anthony Joh. 29-08-1855

Waar zijn deze emigranten gebleven?


du Bois Pieter 25-06-1826 N.H. Zuidzande 18-12-60
van Hee Johanna 29-03-1819
du Bois Abraham 10-12-1850
du Bois Jannis 28-03-1852
du Bois Maria Helena 10-06-1853
du Bois Suzanna 23-01-1855
du Bois Pieter 22-07-1857
du Bois Jozina 03-11-1858
du Bois Izaak 15-03-1860

Dumez Adrian 08-10-1807 N.H. Nieuwvliet 24-02-1860


Deij Cornelia 27-07-1811
Dumez Cornelia 13-11-1846
Dumez Jacob 01-01-1851
Dumez Adriana 01-0501849
Mabelus Elizabeth 08-04-1849 N.H. Zuidzande 10-12-1860
le Mahieu Abraham 13-11-1826 N.H. Cadzand 10-02-1860
schaapherder
la Gasse Katharina 28-06-1815
le Mahieu Izaak 16-01-1854
Israel Katharina 09-08-1835
Israel Jacob 27-05-1837
le Mahieu Maria 15-10-1852
le Mahieu Abraham Louis 07-09-1854
le Mahieu Elizabeth 30-01-1856
Israel Johannes 18-03-1856

de Maker Izaak 06-04-1795 N.H. Cadzand 05-03-1860


Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 135

de Ruijsscher Magdalena Joh. 25-05-1812

Neuféglise Joseph 25-11-1833 N.H. Cadzand 10-03-1860


De Boo Magdalena 06-11-1822
Neuféglise Abraham 16-11-1856
Neuféglise Joseph 19-07-1859

Notebaart Izaak 1812 N.H. Breskens 12-03-1860


Kerwis Wilhelmina L. 05-11-1818
Notebaart Magdalena A. 25-08-1842
Notebaart Suzanna C. 19-01-1845
Notebaart Janna 04-11-1850

de Roo Jannis 06-11-1816 N.H. Nieuwvliet 09-03-1860


Hennekeij Magdalena 22-09-1825
de Roo Jannis 29-07-1848
de Roo Catharina 17-10-1850
de Roo Jacob 17-05-1856
de Roo Jozina 20-06-1853

Vonhout Franciscus 29-08-1823 N.H. IJzendijke 10-03-1860


Kroes Francina 17-04-1819
Vonhout Pieter Johannes 24-08-1852
Vonhout Sara Johanna 08-11-1858

Wattée Cornelis 03-04-1830 N.H. IJzendijke 29-03-1860


Smissaert Sophia 13-03-1834
Wattée Eduard 20-02-1856
Wattée Leonie Clementia 06-11-1858

1861
Colônia Santa Leopoldina (ES)
Vertrokken vanuit Antwerpen met het schip ‘Susanna’ naar Rio de Janeiro. Met de boot ‘São Mateus’ in
de haven van Vitória op 22 april 1861 aangekomen:

Barra Pieter 1815 R.K. Schoondijke 31-01-1861


de Die Johanna 4-04-1821 N.H.
Barra Sophia Catharina 20-08-1844 R.K.
Barra Angelina Johanna 06-08-1850 R.K.
Barra Catharina Maria 19-05-1852 R.K.
Barra Julia Sophia 31-12-1854 R.K.
Barra Pieter Johannes 20-05-1858 R.K.
Barra Louisa Cornelia 08-09-1859 R.K.

Crince Abraham 1833 N.H. Groede 01-02-1861


Valkenier Pieternella 09-09-1840

Israel Jacobus 19-03-1835 N.H. Zuidzande 18-12-1860


136 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Israel * Elizabeth 1839


* komt voor op lijst van APEES als zijn vrouw en
werden beiden in 1885 ingeschreven

de Mersseman Jozina Catharina 16-02-1838 N.H. Oostburg 01-02-1861


de Mersseman Catharina Jozina 26-12-1839
de Mersseman Jansje 08-12-1841
Chambery Pieternella 29-08-1815
moeder van zussen Mersseman
Smit Jan (ter Veen?) 1816

Valkenier Abraham 19-08-1816 N.H. Groede 01-02-1861


Smoor Johanna 08-03-1819
Valkenier Jozias Cornelis 29-09-1842
Valkenier Agatha Amelia 23-08-1838
Valkenier* Pieter 11-11-1846
Valkenier Jacob 11-11-1850
Valkenier Johanna 03-06-1856
* In 1867 getrouwd met Dina Maria den Hollander, op 24-12-1912 verdronken in New York USA.

de Wagemaker Pieter 27-01-1822 N.H. Groede 03-02-1861


Wisse Maria 29-12-1814
de Wagemaker Pieter Jacobus 06-08-1848
de Wagemaker Adriana Magd. 02-06-1844
de Wagemaker Tannetje 12-06-1850
de Wagemaker Maria 10-11-1851
de Wagemaker Abraham 30-07-1856

Vertrokken vanuit Antwerpen met het schip ‘Miranda’ naar Rio de Janeiro. Met de boot ‘Sao Mattheus’
aangekomen in de haven van Vitória op 22 april 1861, met bestemming Colônia Santa Leopoldina.

Kallaart Abraham 03-05-1822 N.H. Groede 17-01-1861


Cauwels Barbara Theresia 05-04-1830 R.K.
Kallaart Johannes 28-10-1850 R.K.
Kallaart Abraham 02-11-1854 R.K.
Kallaart Maria 11-09-1852 R.K.
Kallaart Eduardus 19-01-1858 R.K.
Kallaart Pieter Jacobus 1860
Kallaart Louise Johanna 1861
de Ruijter Jacobus 01-02-1819 R.K. Groede 24-12-1860
Colpaart Hendrika Baldina 06-05-1823 N.H.
Colpaart Pieternella 02-04-1850 N.H.
de Ruijter Maria Theresia 08-07-1854 R.K .
de Ruijter Johanna 30-04-1856 R.K
de Ruijter * Rosalia 28-02-1858 R.K.
* komt niet voor op lijst APEES

van de Velde Jan 07-08-1813 N.H. Groede 24-12-1860


Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 137

Hermenet Catharina 17-12-1821 N.H.

Aangekomen in 1861 in de haven van Vitória zonder vermelding van schepen:


Baas Pieter 29-04-1831 N.H. Retranchement 17-12-1860
van Hoorn * Pieternella 15-02-1827
van Hoorn * Pieter 07-02-1859
Baas Jacoba 06-09-1860
* alleen moeder en zoon worden vermeld op de APEES-lijst

Kallewaard Jacob 13-02-1818 N.H. Groede 17-12-1860


Scheive Johanna 16-05-1828
Kallewaard Izaak 18-05-1845
Kallewaard * Suzanna 12-09-1846
Kallewaard Abraham 28-09-1859
Scheive Catharina 22-02-1855
* komt niet voor op lijst APEES

Schijve Abraham 12-03-1807 N.H. Zuidzande 18-12-1860


Jongman Catharina 04-03-1805
Schijve Jannis 25-02-1831
Schijve Pieter 21-04-1837
Schijve Abraham 24-07-1841
Schijve Jacobus 14-07-1843
Schijve Johanna 16-05-1828

Schijve Elizabeth 11-12-1812 N.H. Groede 17-12-1860


Boone Abraham 26-12-1842
Boone Johanna 13-04-1843
Boone Johannes 31-08-1844
Schijve Elizabeth Adriana 04-01-1846
Krijger Pieter Johannes 14-06-1834

Waar zijn deze emigranten gebleven?

Alleyn Franciscus 01-04-1801 R.K. Groede ?-04-1861


Hanerlynck Sophia Hendrika 05-10-1822
Alleyn Hendrikus 15-09-1846
Alleyn Johanna Sophia 04-02-1839
Alleyn Rosalia 06-05-1849
Alleyn Casilda Coleta 08-04-1854
Alleyn Sophia Bernardina 21-02-1857
Alleyn Franciscus 16-07-1859
Alleyn Barbara There 31-10-1860

Borgo Jacob 1824 N.H. Breskens 08-05-1861


Van Est Marie 29-03-1822
Borgo Cornelia 03-06-1849
Borgo Izaak 10-01-1851
138 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Borgo Maria 21-04-1853


Borgo Johannis Carel 17-09-1854

Crince Pieter 29-11-1820 N.H. Zuidzande 15-02-1861


le Feber Pieternella 18-06-1824
Crince Pieter 28-08-1847
Crince Pieternella 17-03-1849
Crince Maatje 11-10-1851
Crince Suzanna 02-07-1854
Crince Jacob 04-11-1856
Crince Jannis 31-08-1859
Crince Pieter 31-07-1798 N.H. Groede 23-03-1861
De Meulenaar Maatje ? 1799
Crince Maria 24-06-1827
Crince Suzanna Maria 26-08-1828

Faas Leendert 05-03-1818 N.H. Oostburg 01-02-1861


Stoppels Jacoba 29-07-1824
beroep vader voerman
Faas Adriaan 23-02-1851
Faas Leendert 28-04-1853
Faas Elizabeth 21-09-1856
Faas Jacobus 03-06-1860

de Freijn Pieter 12-05-1825 N.H. Cadzand ?-04-1861


Burgel Adriana 20-08-1822
Burgel Jacob 29-11-1849
de Freijn Elizabeth Cath. 22-05-1852
de Freijn Izaak 26-07-1854
de Freijn Catharina 14-11-1856
de Freijn Maria 30-06-1860

den Hollander Jan 04-07-1819 N.H. Oostburg 15-12-1861


Steijaard Elizabeth 20-10-1824
den Hollander* Dina Maria 29-01-1850
den Hollander Elizabeth 19-10-1852
den Hollander Adriana 26-01-1858
den Hollander Sara 30-03-1861
* Getrouwd met Pieter Valkenier in 1867 en overleden op 4-07-1909 in Sodus Wayne, New York USA.

Leman (Leemans) Jan 1814 N.H. Zuidzande 1861


le Fever Pieternella 27-09-1803

Louret Abraham 26-10-1817 N.H. Cadzand 22-03-1861


Morel Sara 06-12-1823
Louret Isaac 23-08-1846
Louret Daniel 23-08-1857
Louret Jacob 30-11-1849
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 139

Louret Abraham 09-01-1853


Louret Pieter 28-05-1856
Louret Suzanna 30-04-1858
Louret Jannis 26-06-1860

van Roo Jacob 21-10-1833 N.H. Retranchement of Groede


Haak Francina 13-03-1828 17-02-1861
van Roo Jacob 27-06-1856
van Roo Francina 27-05-1853
van Roo Pieter 26-03-1840

Tas Josephus Leopoldus 21-08-1827 R.K. Groede 11-04-1861


de Lange Barbara Therasia 16-03-1827
Tas Adelaida Francisca 10-03-1852
Tas Johannes Baptista 09-06-1854
Tas Stephania 26-09-1860
van Caluwe Sophia Christina 11-10-1784
weduwe van Jan Tas
Riteco Sophia Francisca 06-01-1830

Vermeulen Pieter 05-10-1828 N.H. Zuidzande 13-04-1861


van Lare Maria 10-09-1830
Vermeulen Pieter 15-07-1853
Vermeulen Abraham 13-01-1861Jaar 1862

1862
Colônia Santa Leopoldina (ES)
Aangekomen met onbekende schepen in Vitória.

den Hollander Marinus 22-05-1814 N.H. Zuidzande


Verduyn Elizabeth 08-11-1818
den Hollander Magdalena 16-06-1841
den Hollander Marinus 03-03-1848
den Hollander Adriaan 29-02-1852
den Hollander * Elizabeth 19-05-1843
den Hollander * Jannis 27-02-1846
den Hollander * Jozina Maria 17-02-1850
den Hollander * Izaak 03-12-1859
* komen niet voor op lijst APEES

Jansen Jacob 31-08-1811 N.H. Retranchement 18-12-1861


Vinke Maria 26-10-1816
Jansen Neeltje 06-03-1842
Jansen Maria 21-04-1847
Jansen Willem 15-02-1850
Jansen Jacob 15-02-1850
Jansen Johannis 01-06-1853
Jansen Pieter 27-12-1856
140 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Jansen Abraham 27-12-1856

Vinke Maria Cornelia 26-10-1815 N.H. Retranchement


Vinke Neeltje 06-03-1841

Leenhouts Izaak Jannis 18-10-1812 N.H. Schoondijke


Mobelus Elizabeth 04-03-1823
Leenhouts Suzanna Francina 14-02-1850
Leenhouts Maria Johanna 27-02-1851
Leenhouts Abraham Jannis 15-02-1856
Leenhouts * Magdalena 23-12-1857
Leenhouts Francina Johanna 30-04-1859
Boudrie Adriaan Jacob 10-12-1847
kind moeder uit vorig huwelijk?
* komt niet voor op de lijst APEES

Vertrokken volgens een in het district Holanda gevonden ‘Overtogtsverdrag’, waarin wordt vermeld,
dat zij met het afzeilende schip 1e klasse ‘Professor Surinaar’ met kapitein Kuijper op 22 december
1861 zullen vertrekken vanuit Antwerpen naar Rio de Janeiro.
Heule Pieter 31-01-1833 N.H. Nieuwvliet
de Reu Suzanna 24-11-1829
Heule * Abraham 14-09-1859
Heule * Johannes 10-11-1860
Zij vertrokken tegelijk met de vader en moeder van
Suzanne de Reu en hun kinderen.
De Reu * Abraham 03-11-1798N.H. Cadzand 30-10-1861
Callaert * Catharina 13-01-1800
De Reu * Anna 22-06-1839
De Reu * Jacob 27-03-1842
* Komen niet voor op de lijst van APEES
Volgens bevolkingsregister Cadzand zijn Abraham de Reu en Catharina Callaert naar Noord-Ameri-
ka geemigreerd. Daar ging hun zoon Jannis de Reu heen op 24 oktober 1854. De microfilm 487370
van Latter Day Saints vermeldt dat ze in 1861 naar Brazilie zijn geemigreerd.

Waar zijn deze emigranten gebleven?


Casteleijn Pieter 20-08-1833 N.H. Schoondijke 12-4-1862
Lambrechts Maria 09-04-1832
Casteleijn Jannis 27-01-1857
Casteleijn Maria 08-01-1859
Casteleijn Cornelia 21-10-1861

van den Driessche Fernandius 08-10-1820 N.H. Hoofdplaat 20-12-1862


de Smet Coleta 02-03-1831
de Smet Constantia 11-04-1860

Elias Jannis 06-11-1819 N.H. Zuidzande 12-04-1862


de Smidt Janneke 02-05-1827
Elias Jannis 27-06-1852
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 141

Elias Jacob 22-08-1854


Elias Pieter 14-08-1856
Elias Martinus 22-10-1858
Elias Abraham 13-06-1860

Ghijsels Magdalena 08-03-1819 N.H. Zuidzande 12-04-1862


Haars Jacobus 31-12-1811 N.H. Schoondijke 11-1862
de Meester Jannis 01-09-1828 N.H. Groede 1862
v.d. Luijster Levina 25-09-1833
de Meester Albrecht 21-09-1859
de Meester Pieternella Wilh. 11-12-1860

Miens Catharina 24-10-1795 N.H. Retranchement 12-04-1862


Miens Jannis 23-11-1820
v.d. Veere Pieternella 18-10-1830
Miens Catharina 17-02-1858
Miens Pieternella Klara 02-01-1861
142 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Bijlage 1 voor hun werk, uithoudings- waar je geboren bent om


vermogen en goede zorg tenslotte te komen genieten
Folder van Caetano Dias voor zichzelf zullen zij het voor de rest van jullie dagen
In Rio Novo do Sul is de goed hebben en een voor- van de voordelen die dit
familie Rohr, nakomelingen spoedige toekomst. Zullen zeer grote land aan iedereen
van een Zwitserse emigran- met de genoemde condities biedt en waar jullie en jullie
tenfamilie, in het bezit van al deze arbeidzame indivi- families een goede toekomst
een oude dekenkist. Deze duen niet veel voldoening in zullen binnentreden. Na
mocht echter pas 100 jaar na hun huishoudens ervaren? deze beschouwingen ben ik
het overlijden van de eige- En zal door de aanwezigheid er zeker van dat jullie ak-
naar, Daniël Rohr, worden van zulke gunstige omstan- koord gaan met vertrek.
geopend. In 2006 besloten digheden de welvaart in hun
de nakomelingen van de im- huizen en hun geluk niet da- - Ontbreekt het jullie aan
migranten uit Zwitserland te gelijks groeien? Zullen jullie, middelen om een bedrijf te
herdenken dat hun voor- inwoners van diverse dorpen regelen voor jullie verhui-
ouders 150 jaar geleden in en steden van Europa, die zing? Goed dan, ikzelf of
Rio Novo aankwamen. De zo hard moeten werken en door bemiddeling van ande-
familie vond dit een goede leven zonder de minste hoop ren, biedt jullie deze midde-
gelegenheid de dekenkist op verbetering van jullie ge- len aan, die jullie in termij-
te openen. Daaruit kwam luk en dat van jullie families, nen terug kunnen betalen
de folder van Caetano Dias die leven zonder een heden met de vrucht van jullie ar-
tevoorschijn. Met dank aan en zonder een toekomst, beid. Dat is slechts het enige
de familie Rohr mogen wij niet komen genieten van de wat jullie nu nodig hebben
dit unieke document dat be- gezegende Braziliaanse grond en als jullie dan bij mij
wijst hoe de families werden die jullie zoveel voordelen komen zullen jullie de mid-
overgehaald om naar Rio biedt? delen ontvangen die nodig
Novo in Brazilië te komen, zijn om jullie nederzettingen
vertalen en publiceren. - Ontbreekt het jullie aan te beginnen. Jullie zullen
Enkele citaten uit de folder moed om te besluiten het zeker grotere inkomsten
van Caetano Dias, van de vaderland te verlaten? Goed hebben dan nodig is voor
Associação Colonial do Rio dan, beschouw het vaderland jullie regelmatige uitgaven.
Novo: als onmogelijk om zoveel Jullie zullen over hebben
kinderen te onderhouden om aan jullie verplichtingen
- Om de bestaande misère en dat jullie nooit zullen te voldoen en jullie zullen
te verzachten van duizenden kunnen leven met de meest steeds meer toe kunnen
individuen, die zoveel te noodzakelijke middelen voegen aan jullie groeiende
lijden hebben in verschil- voor een vreugdevol bestaan. kapitaal. Aan de oevers van
lende delen van Europa, en Erken dat jullie nooit de de rivieren Itapemirim, Rio
evenzo om de welstand te nodige middelen ter beschik- Novo, Itapuama, Iconha en
verbeteren van degenen die king zullen hebben om de zijn zijriviertjes en beekjes
al wat kapitaal bezitten staat moeilijkheden van het leven vindt men een kolonie,
het Keizerrijk van Brazilië te overwinnen die jullie op gesticht onder het beheer
met open armen klaar om duizenden manieren overko- van de Associação colonial
deze individuen en families men en hinderen. Erken dat do Rio Novo en die kolonie
met hun gezinshoofden te jullie de pijn door moeten is bereid in haar armen te
ontvangen. Zij zullen van de maken die vele anderen al ontvangen alle individuen
Brazilianen de beste opvang hebben doorgemaakt, je te van beide seksen die vanuit
ondervinden. Met liefde moeten scheiden van de plek Europa, de eilanden van
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 143

Madeira en de Canarische wonen; van hun nederzettingen


eilanden deel willen worden 3e de benodigde gebruiks- naar de exporthaven te
van haar bevolking. voorwerpen; vervoeren;
4e geplante koffiestruiken, 5e, de machine om
De gunstige condities die cassave, maïs, bonen enz. planken te zagen hoeft
de Associação biedt zijn: 4. Er wordt de benodigde niet gekocht te worden
1. Men geeft vooraf, maïs, bonen en rijst men kan de zaagmachine
door bemiddeling van verstrekt om te planten van de fabriek gebruiken
handelshuizen in de en in te zaaien totdat en profiteren van het vele
zeesteden van Europa, het geoogst kan worden hout dat beschikbaar is
benodigde geld voor de hetgeen zal moeten op de hen toegewezen
inscheping van families gebeuren in de eerste ge- grond;
en andere individuen, die ëigende periode nadat de 6e, de machine om olie
deel willen uitmaken van familie aangekomen is; te persen van de ‘baga’
de kolonie Rio Novo in in het geval dat men de en ‘mamono’ (zaad
het geval dat een contract ingeplante gronden klaar en vrucht van de
wordt gemaakt of men heeft wordt het gewas wonderboom) zodat men
zich door bemiddeling verstrekt tot ze geoogst kan profiteren van dit
van de Associação Co- kan worden; ook wordt belangrijke product dat
lonial do Rio Novo ver- maniokmeel verstrekt in overvloedig aanwezig is;
plicht heeft. Mocht men de eerste 4 maanden. 7e, de maniokmolen voor
in een haven van Brazilië, 5. Andere benodigde pro- het maken van meel;
door middel van een daar ducten worden geleverd 8e, het gebruik van elke
aanwezige importeur, totdat de eigen eerste andere machine van de
een verband aangegaan producten verschijnen Associação, die men
zijn dan worden zowel de waarvan het noodzake- nodig heeft.
daarvoor gemaakte kosten lijke wordt ingehouden 7. Zodra de eerste families
als ook de reis van die voor de betaling van de in voldoende aantallen
havens naar de kolonie voorschotten. zich gevestigd hebben,
vergoed. 6. Behalve de genoemde zal men alle middelen
2. Men overhandigt aan voordelen zal aan de aanwenden om een
iedere familie die in de families beschikbaar katholieke pastoor te
kolonie aankomt meteen worden gesteld: krijgen om alle zondagen
of binnen de kortst mo- 1e, de benodigde grond en heilige dagen de mis
gelijke tijd een stuk grond en de machines van en de sacramenten te
die uit 4500 vierkante de Associação om het bedienen.
‘braças’ bestaat (1 braça, suikerruit te planten 8. Er wordt een religieuze
2,2m) in erfpacht (‘por waaruit men suiker en dienst gegarandeerd die
titulo de foro perpetuo’) aguardente verkrijgt; door de kolonisten
3. Op dit stuk grond zal de 2e, de molen of molens die niet katholiek zijn
familie vinden: die er zijn om de maïs gevolgd kan worden en
1e. 10 tot 20 duizend vier- tot meel te malen; men zorgt er voor dat zij
kante braças omgehakt 3e, de machines die de worden begeleid door
oerwoud, omdat het een koffie klaar maken voor hun dominees;
moeilijk werk is voor de transport, of om te ver- 9. Aan alle families die zich
beginnende kolonist; kopen in de kolonie; op de kolonie zullen
2e een comfortabel huis 4e, de benodigde con- vestigen worden kip-
voor de familie om in te dities om de producten pen en varkens geleverd
144 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

om te beginnen met het per maand en op losse na het verstrijken van een
houden van kleinvee. werkdagen dat gedeelte; half jaar met 6% rente.
10. De ongehuwden die in en de minderjarigen die 2. De bezitters van stukken
de kolonie trouwen en kunnen werken zullen 4 grond die ze bewerken
een familie gaan vormen tot 8 milreis ontvangen zijn verplicht jaarlijks en
genieten van al diezelfde per werkmaand en de voor altijd een bedrag
voordelen. losse dagen dat gedeelte, aan erfpacht te betalen.
11. Aan alle in de kolonie de een of ander zal een 3. De bezitters van de
gevestigde families derde van hetgeen hij genoemde gronden zijn
rondom de koloniale verdient afstaan om zijn verplicht de gemaakte
centra is het toegestaan schulden af te betalen en leningen en voorschot-
in deeltijd te werken zulke personen zullen dit ten, in gedeelten terug te
met de Associação op de als een voordeel beschou- betalen met de oogst.
koffieplantages, waar zij wen zodat ze spoedig in 4. De Associação zal niets
de zorg voor dragen en een eigen huis kunnen ontvangen tot de tijd
voor de oogst van haar wonen. van de eerste oogst van
vruchten; en zo ook voor 13. Alle individuen in de voedsel, maar vanaf die
de suikerrietplantages en kolonie die tot de geves- tijd en verder zullen de
het fabriceren van suiker tigde families behoren en families of individuen in
en aguardente, zolang de die werken voor de As- het krijt staan en moeten
gronden die ze gepacht sociação krijgen hetzelfde ze zichzelf onderhouden.
hebben hen onvoldoende loon of daggeld zoals 5. Alle extra kosten vanaf
producten oplevert om hiervoor genoemd. het begin gemaakt zullen
aan hun behoeften te 14. De vrijgezellen die zich schulden zijn.
voorzien en hun schul- waardig gedragen en 6. Ten gunste van de Associ-
den te betalen. In dat aandacht hebben voor ação valt:
geval zal de helft van de goede gewoontes, die 1e. Een derde van de suiker
koffie die zij oogsten van arbeidzame en economi- en de aguardente die
de koffiestruiken waar ze sche arbeiders zijn, dezen gemaakt wordt in de
voor zorgen aan hen toe- kunnen zich animeren fabriek van de Associ-
behoren; en de helft van en verbindingen aan ação als er geen andere
de suiker welke ze uit de gaan om voor zichzelf conditie is.
geplante en behandelde te werken op een stuk 2e. Een tiende van het meel
suikerriet verkrijgen. grond gelijk aan dat dat gemaakt wordt van
Voor wat men schuldig is wat men voor families maïs of andere granen
voor de verwerking van bestemt, waarvoor de in de molens van de As-
het suikerriet neemt men condities beschreven sociação
het reglement van de worden in het 1e en 3e 3e. De prijs die men over het
kolonie in acht. punt, geldende voor hen algemeen betaalt in het
12. Personen die geen deel dezelfde voordelen en land voor de bereiding
uit maken van families lasten als waar families van iedere aroba koffie
zullen geschikt werk aan onderworpen zijn. in de fabrieken van de
vinden bij de Associação Voorwaarden: Associação.
om hun onderhoud te 1. De voorschotten die vanaf 4e. Het vervoer dat nodig is
verdienen dat heden neer het moment van aan- om uw producten naar
komt op, voor volwas- komst aan iedere familie de haven van Piuma te
senen die in staat zijn tot of vrijgezel verstrekt zijn brengen zal berekend
elk werk, 8 tot 12 milreis moeten betaald worden worden in overeenstem-
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 145

ming met de vracht. de kolonie Rio Novo een boek zijn waarin van
5e. De helft van alle planken wat dat betreft niets zal elke familie en de meeste
die gezaagd worden in de ontbreken. bewoners de last staat,
fabriek van de Associação. 8. Er wordt niets geëist waarin alle debets en cre-
6e. Een tiende van de olie i.v.m. godsdienst omdat dits van deze families en
van de ‘mamono’ die ge- de Associação dezelfde individuen voorkomen;
perst wordt in de fabriek principes hanteert als die en in dit boek (iedere
7e. De prijzen die men over van de Braziliaanse over- familie krijgt er een) wor-
het algemeen in het land heid omtrent het geloof den steeds de rekeningen
betaalt voor alle andere van de kolonisten die vereffend. Iedere familie
dingen waarvoor men de naar Brazilië komen. of haar gezinshoofd en
werkplaatsen van de As- 9. Men eist ook niets van de elk individu met een
sociação nodig heeft. families en de ongehuw- gescheiden inkomen zal
7. Er worden geen onkosten den die in gescheiden zijn schuld in de kortst
i.v.m. godsdienst geëist economie leven mogelijke tijd vereffenen
omdat de Associação er 10. Wat alle andere voor- en met iedere betaling
zeker van is dat de Brazi- waarden betreft, alle ge- zullen documenten
liaanse overheid als eerste maakte afspraken worden ondertekend worden op
belangstellende in het vastgelegd; en om geen zo’n manier kan iedereen
bewaren van de heilige twijfels over rekenin- overtuigd worden van de
religie van Jezus Christus gen en betalingen van gelden die ze nog moeten
er voor zal zorgen dat objecten te krijgen, zal er betalen.
146 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Bijlage 2 Paragraaf 2. schotels enzovoort en wasch-


De kosten van overvaart benoodigdheden voorzien.
Overtochtsverdrag, gevon- bedraagt als boven gezegd Zij die zulks verlangen, kun-
den in de kist van Jacob Jan- ………(is niet ingevuld) nen dergelijke voorwerpen
sen ten huize van Floriano Onder dit bedrag zijn de in tegen zeer billijken prijs door
Heule en Carolina Kuster in Amerika te betalen Hoofd- het kantoor bekomen.
Holandinha. en hospitaa……(iets weg- Paragraaf 8.
gevallen) begrepen. Kinderen Voor de zeereis naar ZUID-
GEREGELDE beneden 1 jaar zijn vrij. AMERIKA (Rio de Janeiro,
SCHEEPVAART Paragraaf 3. Rio Grande en overige
NOORD- EN ZUID Ieder volwassene heeft twee havens in Brazilië)heeft de
AMERIKA honderd, ieder kind hon- Koninklijke Belgische rege-
STEINMANN & CO derd pond bagage vrij; ook ring de volgende proviand
TE ANTWERPEN behoeft voor desselfs vervoer voorgeschreven.
geene betaling te geschieden. De hoeveelheid wordt, als
Tusschen de ondergeteek- Paragraaf 4. volgt, onder toezigt en con-
enden STEINMANN & De reizigers moeten zich trole der geëmploijeerden,
Co of hunne gevolmachtig- voor de afvaart stiptelijk op behoorlijk in orde aan den
den Abraham de Groote te den bepaalden tijd ter aan- kapitein ter hand gesteld.
Nieuwvliet en Pieter Heule gegevener plaatse bevinden De uitdeeling geschiedt in
te Nieuwvliet wordt op en ook op de reis steeds dier voege, dat wekelijks een
heden het volgende verdrag vóór den tijd der afreis van tiende van het geheel den
gesloten: het SCHIP of des SPOOR- passagier gegeven wordt.
TREINS op de plaats der a. Toereikende proviand voor
Paragraaf 1. afvaart aanwezig zijn, op een volwassen persoon op
De ondergetekenden ver- verbeurte van hetgeen door eene reis van 84 dagen naar
binden zich hierbij, na te hen betaald is. Zuid-Amerika:
noemen personen, onder de Paragraaf 5. 36 Pond beschuit
navolgende voorwaarden, De reizigers moeten zich op 18 Pond rijst
met het op den 22 decem- den …… (niet ingevuld) 18 Pond gerst
ber 1861 van Antwerpen te Antwerpen bevinden en 12 Pond meel
afzeilende schip 1ste Klasse zich vervolgens ten kantore 16 Pond boonen en erwten
Professor Surinaar, Kapitein der Heeren STEINMANN Naar omstandigheden kun-
Kuijper van Antwerpen naar & CO aanmelden ten einde nen eenige dezer posten door
Rio de Janeiro te vervoeren daar de noodige inlichtingen andere vervangen worden:
namelijk te bekomen. evenwel moet er immer 64
Heule, Pieter 29 jaar Nieuw- Paragraaf 6. Pond te zamen zijn.
vliet Er wordt den reizigers aan 12 Pond spek
De Reu, Susanne 31 jaar boord verschaft: 12 Pond gezouten vleesch
Nieuwvliet a. Ruime slaapplaatsen tus- 60 Pond aardappelen
Heule, Abraham 2 jaar schendeks, of ook anderen I 2½ Pond koffij
Nieuwvliet of II kajuit desverkiezend. 2 Pond zout
Heule, Jannis 1 jaar Nieuw- b. Zoet water, licht, zoo 2½ Kan Azijn
vliet noodig ook geneesmiddelen. b. Drinkwater wordt
Vrachtprijs tot de bestem- Paragraaf 7. dagelijks in genoegzame
ming: (niet ingevuld) Daarentegen moeten zij hoeveelheid verstrekt en
Aanmerkingen: (niets inge- zichzelven van beddegoed, door tusschenkomst en in
vuld) dekens, kleine eet- en drink- verstandhouding met den
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 147

kapitein erlangen de reizigers zoo als die der Vereenigde specie uitbetaald worden.
des morgens warm water of Staaten betrekkelijk land- Paragraaf 16.
koffij en des avonds soep. verhuizing, te eerbiedigen Voor de reispassen heeft
c. Kinderen 1 tot 8 jaren en van de noodige papieren iedere passagier zelve te
ontvangen half, van 8 tot 14 voorzien te zijn. zorgen en die behoorlijk te
jaren drie-kwart rantsoen. Paragraaf 11. bewaren. Het kantoor neemt
d. Naar gelang des seizoens Bagage en overige papie- den vrijen overtogt op zich,
staat het de havendirectie ren moeten met den naam maar kan voor dezelver
vrij te gelasten dat de Peul- van den eigenaar voorzien goederen die verloren raken
vruchten door Aardappelen zijn. Op verlangen kan de niet verantwoordelijk gesteld
vervangen worden en wel in eigendom der reizigers tegen worden.
die verhouding dat voor 1 brand- en zeegevaar gewaar- Paragraaf 17.
pond Peulvruchten 5 pond borgd worden. Bovenstaand verdrag kan
Aardappelen gegeven worde. Paragraaf 12. ter eener zijde niet verbro-
e. Alle levensmiddelen Mogten de omstandigheden ken, noch op andere dan
worden den kapitein in kilo’s zulks vorderen, dan is het daarin vermelde personen
geleverd waarbij 1 kilo 2 den reizigers vergund in overgebragt worden. Wordt
pond uitmaakt. plaats van met het in het hetzelve veranderd of een
Paragraaf 9. verdrag aangegevene, met nieuw verdrag met een derde
Volgens de wetten van den een ander goed schip den gesloten worden, zoo is de
Staat New York worden overtogt te doen, zonder in verbreker gehouden de helft
geene landverhuizers boven eenige nakosten te vervallen. der overeengekomene som
de 60 jaren, noch gebrek- Paragraaf 13. als schadevergoeding te vol-
kigen, verminkten, krankzin- Ingeval het schip op de reis doen en blijft voor verdere
nigen, dooven, stommen, een ongeluk mogt overko- schade aansprakelijk.
blinden, weduwen met men, waardoor het onge- Paragraaf 18.
onvolwassene kinderen, ou- schikt wordt zee te houwen, Nadat dit contract duidelijk
derloozen kinderen beneden zullen de landverhuizers voorgelezen, goedgekeurd
13 jaren, meisjes zonder door andere transportmid- in duplo opgemaakt en
echtgenoten met kinderen, delen ter bestemmingsplaats door de daarin betrokkenen
toegelaten. Insgelijks iemand gebragt worden. eigenhandig onderteekend
die geene middelen beschikt Paragraaf 14. is, worde beide partijen een
om, zoo hij het burgerrecht Indien het schip niet op den afschrift ter hand gesteld,
in New York verlangt, het bepaalden tijd kan vertrek- onder aanbeveling, bo-
binnenland in te reizen. Alle ken, erlangen de passagiers venstaande voorwaarden
gevolgen van verkeerde op- daags daarna naar verkiezing zorgvuldig na te komen.
gaven, van geheimhouding Fr.1,50 voor ieder volwasse- ……… den ……… 185…
ten dezen, insgelijks ook ten ne en 75 Cmes voor elk kind (niet ingevuld)
opzichte van den ouderdom per dag schadevergoeding of HET HOOFDKANTOOR:
der kinderen, komen ten vrije kost en inwoning. STEINMANN & CO.
laste der reizigers. Paragraaf 15. de Gevolmachtigde in deze,
Als stortgeld wordt bij (was getekend) pp. Abm. de
Paragraaf 10. sluiting van het contract Groote JC
De reizigers zijn gehou- Fr.20,00 betaald, waarom- Ondertekening der land-
den gedurende de vaart de trent kwitering I. verhuizers: ……… (niets
verordeningen des kapiteins Vóór de afreis moet het ingevuld)
na te komen, de wetten der resterende aan de Heeren
landen, welke zij doorreizen, STEINMANN & CO in
148 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Bijlage 3 met een andere nationaliteit bij aankomst genoteerd wie


zijn gekomen. Weer anderen ze had gecontracteerd. De-
Kolonies in het zuiden hebben misschien hun naam genen die voor rekening van
van Brazilië verkeerd geschreven. Zo ben de regering gekomen waren
ik geinteresseerd geraakt. kregen een kwijtschelding
Kolonie Santa Cruz in de De haven waar de emigran- van de onkosten.
staat Rio Grande do Sul (RS) ten aankwamen is de grote Het lijkt er op dat Montra-
In 1849 kwamen de eerste zeehaven van Rio Grande vel, Silveira en Cie. niet erg
kolonisten uit Duitsland aan do Sul en ligt bij de stad Rio eerlijk te werk is gegaan. Ze
in Santa Cruz. Het was het Grande. Het is altijd een hadden de opdracht boeren,
landgoed van João Antônio belangrijke zeehaven geweest speciaal Duitsers te werven.
Farias da Rosa. De Kolonie en er kwamen schepen aan Mijn overgrootvader was
onderscheidde zich door de rechtstreeks uit Europa. De geen Duitser en ook geen
tabakplantages, waarvoor emigranten gingen in de ha- boer. Op het register van
de eerste zaadjes in 1851 uit ven van boord en in kleinere binnenkomst staat dat hij
Cuba kwamen. Al in 1864 boten naar de hoofdstad Duitser is. In de tweede helft
had de Kolonie een post- Porto Alegre, door Lagoa van 1859 is het agentschap
kantoor. De correspondentie dos Patos. Santa Maria de het contract om te werven
werd één keer per maand Soledade was een streek die kwijt geraakt.
bezorgd via een estafette ongeveer 100 km van Porto Op 6 februari 1855 verkocht
systeem. De Kolonie groeide Alegre lag. Vandaag bestaan de regering een groot stuk
uit tot de stad Santa Cruz do er verschillende kleine stadjes grond aan de vice-consul van
Sul en is bekend geworden op die plek. Frankrijk, graaf de Montra-
als de stad van de tabak. In de periode 1857-1863 vel, die op zijn beurt zich
bereidde Brasil zich voor op aan de regering verplichtte
Kolonie Santa Maria een oorlog tegen de Argentij- dit land te koloniseren in
de Soledade, RS nen, speciaal tegen Generaal een periode van vijf jaar.
Op zoek naar zijn voorou- Rosas. Daarom besloot de Door financiele problemen
ders ontdekt de heer Delmar regering kolonisten te halen, genoodzaakt stichtte hij een
François dat de vader van speciaal Duitsers, om de kolonisatiebedrijf Montravel
zijn overgrootvader geen linker kant van de rivier Silveiro Cie. Het land van
Duitse maar een Hollandse Jacui te bevolken zodat ze 16 léguas (1 légua, 6000
nationaliteit heeft volgens de kon dienen als verdedi- meter) aan de oevers van
overlijdensakte. ging tegen een Argentijnse de rivier Cai dat Montravel
Het verhaal van Delmar aanval en bovendien voedsel kreeg toegewezen kreeg de
François: Het gaat om produceren voor de keizer- naam Kolonie Santa Maria
Cornelis Françoise met lijke troepen. De kolonisten de Soledade, tegenwoordig
zijn vrouw en 2 zonen. De kregen grond en hun reis gemeente São Vendelino. In
jongste Jannis Françoise die betaald door de regering. 1859 telde de kolonie 1240
in Brasil João heet, is mijn Om kolonisten te recruteren personen. 904 Duitsers, 201
overgrootvader. Ik ben uit werden bedrijven gecontrac- Hollanders, 81 Brazilianen,
gaan zoeken welke Hollan- teerd waaronder Montravel, 40 Zwitsers, 13 Belgen en 1
ders er tussen 1858 en 1859 Silveira en Cie., die een kan- Fransman. Het waren 622
in Rio Grande do Sul aan- toor in Antwerpen opende. katholieken en 618 protes-
gekomen zijn en verklaard Omdat de agentschappen tanten. Het is Montravel
hebben dat ze Hollander een commissie ontvingen niet gelukt om de kolonie
zijn Sommigen echter zoals voor de kolonisten die ze met uitsluitend Zwitsers te
mijn overgrootvader zouden gecontracteerd hadden werd bevolken, zoals hij aanvanke-
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 149

lijk van plan was. De kolonie door Hermann Liebich, Brigitte Brandenburg: “Wat
werd een mozaiek van etni- verkreeg in Rio de Janeiro op mijn aandacht trok was het
sche groepen. 15 mei 1850 het recht om grote aantal sterfgevallen van
Boven de rivier de Cai werd het landgoed van de Princesa de immigrantenkinderen
in 1858 nog een kolonie dona Francisca te koloniali- uit 1858. Van een familie
gesticht door Sellin en Bar- seren. Er werd een contract Noordhoek overleden in
tholomeu, Nova Petropolis. getekend tussen de Socieda- 1858, vijf kinderen in de
de Colonizadora de Ham- leeftijden van 9, 8, 7, 4 en 3
Kolonie Nova burgo en de prins en prinses jaar”. Bewogen door dit dra-
Petropolis, RS van Joinville (hij, zoon van ma ging zij op zoek naar de
Nieuwe projecten wer- de koning van Frankrijk en herkomst van deze families.
den van de grond getild. zij, zus van keizer Dom Pe- Met onderzoekers van de
Daaronder de kolonie Nova dro II) waarin deze 8 léguas emigratie naar Joinville zocht
Petropolis op 7 september grond overhandigde aan de zij naar de reden waarom er
1858. De rivieren Cai en Sociedade voor kolonisatie. geen lijsten zijn van binnen-
Cadeia dienden voor de De Sociedade Colonizadora komst van deze groep im-
transporten en de verdere de Hamburgo werd gevormd migranten voor de kolonie
ontwikkeling van het gebied. door bankiers en zakenlui Dona Francisca. Maar zij
De kolonie Nova Petropo- die grote winsten verwacht- ontkenden dat er een bron
lis werd zeer nauwkeurig ten door ladingen mensen te is waar hun afkomst zou
gepland. Het land werd exporteren naar de “Duitse” kunnen worden ontsluierd.
verdeeld in percelen grond kolonie die hun Duitse Totdat de heer Delmar Fran-
van ongeveer 50 ha, langs commerciele belangen moest çois uit Rio Grande do Sul
uitgezette lijnen, waarlangs dienen. Toen de eerste lading contact met ons opnam. “Ik
paden werden gehakt die immigranten uit Europa ben blij dat ik nu meer weet
namen kregen. Er was ook aankwam woonden er indi- over dit ‘misterie’”, schrijft
een Picada Holanda. Om de anen in het gebied en enkele Brigitte Brandenburg.
tien kilometer werden kleine rijke portugese families op Er wonen bij Joinville nog
nederzettingen gebouwd die hun fazendas, bevolkt met afstammelingen van de
als ondersteuning dienden slaven uit Afrika. Het waren families Verkruysse, van
voor het achterland. In het in eerste instantie Duitse Vossen, Mehret, Friedrichsen
centrum van de kolonie immigranten die de kolonie (gehuwd met Zeeuwse vrou-
werd een ‘stadtplatz’ het bevolkten. Later kwamen de wen) De kolonisten kregen
bestuurscentrum neergezet. landverhuizers uit alle delen naast elkaar een stuk land
Vandaag is dat de stad Nova van Europa waaronder ook in een gebied dat omringd
Petropolis. De landver- een aantal Zeeuwen. In 1877 wordt door hoge bergen
huizers die hier naar toe telde de kolonie 12.000 waartussen een smalle vallei.
gezonden werden waren inwoners. Kolonie Dona Een prachtige streek maar
hoofdzakelijk Duitsers. Maar Francisca is nu de grootste voor landbouw niet geschikt.
ook enkele Hollanders. stad van de staat Santa Cata-
rina, Joinville. De meeste afstammelingen
Kolonie Dona Op het Cemitério Annaburg van de immigranten zijn
Francisca in de staat in Joinville waar de pioniers tegen het einde van de 19e
Santa Catarina (SC) liggen begraven van de ko- eeuw weer van deze grond
De consul-generaal van lonie Dona Francisca, kwam weggetrokken. Sommige
Hamburg, Arthur Guiger, enkele jaren geleden Brigitte families verhuisden naar Iratí
procuradeur van de Socieda- Brandenburg op het spoor in de staat Paraná. Het is een
de Colonizadora, geassisteerd van Hollanders. natuurgebied geworden en
150 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

wordt intensief beschermd, 1855 de Kolonie Santo Kolonie besloeg in 1875 een
omdat er een bron is die Ângelo met de naam van de oppervlakte van 55 duizend
de stad Joinville van water president. Op 1 november hectare met een bevolking
voorziet. 1857 kwamen de eerste van 4000 personen.
immigranten aan, voor het Het centrum van de Kolonie
Kolonie Santo Ângelo, RS merendeel Pommeranen. ligt nu in de gemeente
De Provinciale regering van Elke familie en vrijgezel Agudo, in het hart van de
Rio Grande do Sul met als vanaf achttien jaar kreeg een staat Rio Grande do Sul.
president Ângelo Muniz stuk grond van ongeveer 48 De gemeente telt 16.000
da Silva Ferraz stichtte in hectare om te bewerken. De inwoners.
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 151

Bijlage 4 ddadige ontruiming door roept de federale regering op


de federale politie van door het proces om de rechten van
Grondstrijd duurt voort de indianen bezette grond. de grond zo spoedig mogelijk
In januari 2006 werden 13 De ontruiming werd onder- af te handelen en de rechtma-
indianen gewond en twee steund door helicopters, hon- tige grenzen af te bakenen van
nederzettingen in brand ges- den, rubberkogels en traan- de grond voor de indianen.
token gedurende een gewel- gas. Amnesty Internacional

A Gazeta, 29 september 2005


Landarbeiders zonder grond bezetten twee areas in Espírito Santo
Als onderdeel van de nationale acties die de Beweging van de Landlozen in alle staten van Bra-
sil heeft ingezet voor de landhervormingen hebben maandagmorgen vroeg landarbeiders twee
grondgebieden bezet in ES. Het was één van de meest snelle bezettingen ooit gezien in ES. 120
Families bezetten in 20 minuten tijd de fazenda Agril Agropecuaria in Aracruz. Om 01.30 uur
kraakten zij een gebied van 8000 ha grond, waarvan 3000 niet geregistreerd. Uit verschillende
plaatsen in de omgeving hebben bewoners, landlozen zonder grond, hun barakken van palen met
zwarte zeilen in recordtempo opgebouwd op de fazenda.

A Gazeta, 7 oktober 2005


Op voet van oorlog!
Een groep van 250 indianen van de stammen Guarani en Tupiniquim waaronder veel jongeren
in typische kleding, met oorlogsbeschilderingen op hun lichaam en met hun traditionele wapens,
drongen gisteren het hoofdkantoor van Aracruz Celulose binnen. Zij eisen hernieuwde landme-
tingen van 11.000 ha grond van de fabriek omdat zij beweren dat deze aan hen behoort. Ook
vrouwen en kinderen behoren tot de bezetters van de kantoren. De politie kijkt op afstand toe.
De directie en functionarissen waren verrast en stonden perplex.
50 Sympathisanten van de Beweging van landloze boeren (Sem Terra) en studenten demonstreer-
den voor de ingang van het gebouw. Onder hen ook enkele Europeanen uit Zweden en Noorwe-
gen. Zij schreeuwden leuzen tegen de fabriek die van het hele gebied een ‘groene woestijn’ maakt
door de aanplant van Eucalyptusbomen.

Rádiobras – Agência Brasil - 3 december 2007


Akkoord tussen Indianan en Aracruz Celulose maakt einde aan jarenlange strijd om grond
in Espírito Santo
Marco Antônio Soalheiro - Repórter da Agência Brasil

Veertig jaren hebben de Tupinikim e Guarani-indianen moeten strijden om het recht op hun
oorspronkelijke indiaanse grond, in totaal 18.027 hectare, terug te krijgen dat door de multina-
tionale onderneming Aracruz Celulose was bezet.
Gedurende al deze jaren vochten zij om 11.009 hectare grond, welke al in 1997 erkend werd als
indiaans grondgebied, maar genegeerd door de toenmailige minister van Justitie Íris Resende, en
door Aracruz Celulose werd geexploiteerd. De grond keert nu terug naar de indianen in Noord
Espírito Santo.
152 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Bijlage 5
Brief uit 1867
Leopoldiena den 19 augustus 1867
Zeer geliefde broeders en zusters.
Daar het nu weer een ruimen tijd geleden is dat wij van malkander niet gehoord
hebben zoo neem ik dan de pen op om u eenigen letteren toe te zenden. Wij zijn voor tegen-
woordig nog allen fris en gezond en wij hopen dat gij deze letteren ook in gezondheid moogt
ontvangen want daar is niets dat de gezondheid te boven gaat.
Ik moet U ook melden dat ik den brief of die weinige letteren van mijn zwager
Abraham van de Gazelle ontvangen hebt op den 26 desember die gedagtekent was op den 2
september 1866. Hen daar uit gezien als dat ook gij allen nog fris en gezond waart, het welk mij
zeer lief was dat te mogen zien dat gij allen in zoo een welstand verkeerden en nu wil ik u ook
het een en ander melden van hetgeen hier in dien tijd weer voorgevallen is.
Ten eersten moet ik u melden alsdat mijn zoon Abraham Louret ook getrouwd is met
Ké Andriesen, een dochter van Izak Andriesen en van Frans Houwerkerk. Dat zijn zulke brave
menschen en zoo goed dat zij van goedheid niet deugen. Wij noemen het een kot en een heider
is daar wel gekomen. De jonkmans moeten er niet veel naar toeloopen want zij gaan er zelf naar
toe. Zijn houdste dochter dei houdt met een Portugese man aan dei een vrouw en grote kinders
heeft dus moet gij niet vragen wat voor een lekkertje dat het is en de andere daar Abraham
mede getrouwt is die is al zoo goed, want hij heeft haar niet opgevreden maar zij heeft hem
zelf opgevreden en zo lank achter zijn gat geloopen totdat zij bij hem een kintje mogt koopen
en dan hebben zij het mooi gemaakt. Abraham was hier bij een heer om op zijn huis te passen.
Dat is een koopman in houdt en die ging dan weeder naar zijn vrouw die woonden in Zinte
Kruis en daar verdien hij 12 Milenrijs in den maand en dan ging de schone Ké alle Zondagen
daar naar toe en somtijts ‘s maandags wederom. Zoo moet gij ook niet vragen wat voor een lek-
kertje dat het ook is. Zoo heeft hij daar 9 weken geweest, dan komt zijn heer weder. Abraham
die krijgt zijn gelt en neemt zijn gelt aan en neemt zijne klederen en gaat met dat alles naar
Andriesens maar den anderen dag komt hij naar mijn. Dag vader, dag moeder, hoe gaat het? Al
goed en me joe ook goed? Jongen waar hebt ge uw kleederen gelaten? Die heb ik tuis gelaten.
Zo waar is dan u tuis? Wel bij Andriesen. Zoo is u tuis bij Andriesen? Ja, zoo jongen dan zijt gij
juist op de schoonste plaats die gij maar vinden kunt, in een hoerekot. Daar brengt gij u gelt
en u klederen en u karate smijt gij op straat. Ja maar van Ké is er toch niet te zeggen? Neen er
valt niet veel van te zeggen of weet gij niet dat het ene hoere is en een dief? Het spreekwoord is
niet tevergeefs. Men zegt dat twe aaren van een hoere meer trekt als twee paarden.Mijn zoon gij
smijt u karate op straat en gij wort bij hoeren en boven gerekent. Ja maar hij zijde ik wil er toch
niet vandaan blijven. Ik wil her maar me gaan trouwen en ik zou gaarne mijn kleederen heb-
ben. Maar dat was juist niet geraden. Gij hebt mij en mijn huis geloogent anders was gij naar
mij geloopen en gij kunt u klederen niet krijgen. Hen weet ook dat gij nog niet getrouwt zijt.
Ja maar hij meende dat hij niemand noodig hadde. Ja dat wil ik dan maar zien of gij niemand
noodig hebt. Hij is dan naar de domeni gegaan en ondertrouw gedan. Ja maar hoe houd zijt gij?
Ja negetien jaar. Zoo hebt gij dan een bewijs van u vader? Neen dat heb ik niet. Zoo, als er dan
geen tegenstand gedaan wort dan zal ik u trouwen. Maar juist als de twedemaal zijn gebooiyen
afgeropen wierden in de kerk kwam ik smorgens bij den domeni. Hij zijde: Zoo Louret, gij
komt zekerlijk spreken over het trouw van u zoon. Ja ik heb gehoord dat hij al onder geboojen
is. Ja dat is ook waar Louret, maar als gij daar heits tegenin te brengen hebt dan hebt gij het
maar te zeggen.
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 153

Ja hij heef gezegd dat hij niemand nodig hat om te trouwen, maar hij heeft zijn kinderlijke pligt
aan mij niet gedaan en dat zou ik willen. Zoo dat is goed, dan zal ik hem niet trouwen voor dat
hij dat gedaan heeft en dan moet hij bewijs van u inbrengen. U schrijft deze woorden omdat hij
met geen vals bewijs zoude kunnen koomen en gij kunt hem nog twee jaar doen wagten en als
ik dan als domeni wil dan moet hij nog vijf jaar naar mijn ook wagten, maar dat zullen wij niet
doen omdat het noodig is. En dan heb ik em drie maal doen bij mijn komen om het jawoort en
de derde maal dan heb ik het em gegeven en den vijfden maarte is hij getrouwt 1867.
Anthoni en Cermijas zijn getuigen geweest en Jannis en Pieter hebben ook op de feest geweest
maar ik en mijn vrouw niet. Ik moet hiermede uitschijden anders heb ik geen plaats meer voor
wat anders.
Anthoni en zijn vrouw een zijn twee kinderen zijn ook nog gezond en Cemijas is nog
niet getrouwd en die heeft zijn tuis bij Anthoni en is ook nog gezond. De reden dat zij nog niet
getrouw zijn dat is omdat de vader van die meid dat kind heeft doen rooms doopen en zij hat
hem belooft dat zij zouden allen protestand gedoop worden. Het gaat al aardig in Brazilje.
De houders mogen tegen de kinders niets zeggen of zij zeggen maar: ja ik zal maar zien dat ik
trouwen, of: ik gaan naar de Brazilejanen en komen niet meer weder zooals Marinus den Hol-
lander zijn zoon en zijn dochter. Die zijn al twee jaar weg en zij zien naar unne houders niet
meer om. Marinus is in de stat hen Joziena is bij een Braziliaansen boer maar zij weten toch niet
regt waar dat zij is en har vader heeft Marinus al en dag of acht in het kot laten zetten en dan
heeft hem den groote hoenger naar zijn vaders huis gejaagt. Dan mogt hij nog om zijn kleede-
ren en hij is weer weggebleven, dus kunt gij wel zien dat de kinders om har houders geven. Hen
zoo zijn zij meest allen en als zij dan getrouwt zijn dan koomen zij weer van harremoede naar
vader en moeder einde.
Wij hebben deze afgeloopene zomer veel regen gehat. Vijf maanden lang. Wij hebben
nog weken geweest dat wij gen dag mooije weer hadden. De boonen zijn al bijna geschoten
geweest en noch zulken zwaren regen dat her stukken van de bergen gezakt zijn. Dat heeft plats
gehad op den eersten februarij en daar zijn ook veel bruggen weg gespoelt zijn en wij hebben
bijna geen land kunnen klaarmaken om weer in te planten. Tegenwoodig hebben wij gunstig
weder om onze kaffi te trekken. Ik wenschte wel dat gij mij eens kwam bezoeken, dan zout gij
wat moois zien. Het zijn net als de keezeboomen maar de sterten zijn zo lank niet en van 12 tot
16 aan een tros. Het is een mooije vrugt maar het gelt dat er van komt is ook mooi. Toch is zij
niet duur. Zij is mar vier Milerijs de rober. Gij moet mij ook eens schrijven hoe duur zij bij u
is. De mannefakturen zijn hier in Brezije duur. Het wit kattoen is eens zoo duur als bij u en alle
andere soorten dat is het zelfde.
Ik moej hier mede heindiegen. Ik moej u dat nog zeggen dat ik een paart gekogt hebt, een
blauw merrie van vier jaar teinde.
Wees duizend maal van ons gegroet die hier zig noemen Abram Louret en Elizabeth
van de Gazelle.

“Een brief uit Brazilië 1867”, Heemkundige Kring West Zeeuws Vlaanderen,
december 1981, 14e jaargang nr 3,4,volgnr 5.
154 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

Gebruikte literatuur

- Aalbregtse, M.A., Lief en Leed in het Land van Cadzand, volksgebruiken bij geboorte, huwelijk en overlijden,
Europa Bibliotheek, Zaltbommel, 1976
- Aguiar, Arnalda Christina de, e outros, Rio Novo do Sul, nosso povo, sua historia, Prefeitura Municipal Rio Novo do
Sul.
- Alunos e professores do Ensino Fundamental da Rede Municipal de Santa Leopoldina, Meu Município, 2000.
- Arndt, Atilio, 120 anos Comunidade Evangélica de Confissão Luterana, Rio Pardido, Santa Teresa, ES, 2004.
- Avé-Lallemant , Dr Robert, Reise durch Nord-Brasilien im jahre 1859, Leipzig, 1860
- Broecke-de Man, E.J. van den, Dialect in West Zeeuwsch-Vlaanderen, Pieters, Groede.
- Buysse, Frans, De Zeeuwse Gemeenschap van Holanda, Brazilië 1858-1982, een antropologische studie over integratie
en identiteit; Bijdragen tot de Geschiedenis van West Zeeuws-Vlaanderen, nr 13 – Heemkundige Kring West
Zeeuws-Vlaanderen, 1984.
- Cabral de Mello, Evaldo, Hoe duur was de suiker, De Groene Amsterdammer 20-05-2000.
- Conselho Sinodal de Comunicação, Na rota da migração, O Semeador, junho 2004.
- Costa, João Ribas da, Canoeiros do Rio Santa Maria, Prefeitura de Santa Leopoldina, Fundação Ceciliano
Abel de Almeida, UFES, 1982.
- Doel, H.W. van den, tradução Rosa M. Andrade Borges, História dos Países Baixos, Ministério de Negócios
Estrangeiros, Den Haag, 1998.
- Driest, Frans van den, Rino Visser, Zeeuws Platenboek, R&B Lisse, 1999.
- Everaert, John, Landverhuizers op doortocht, Antwerpen en de transatlantische migratie 1843-1914, Pandora, 2002.
- Fonseca, Ivan Claret Marques, Nanuque, seu povo, sua história, Nanuque – Minas Gerais, 1986.
- Franssen, G.W.T.M. en Schuurman, A.J., De ontwikkeling van de scheldeloop, Michiel Mispelon, Gedenkboek,
Emigranten uit West Zeeuws Vlaanderen
- Fundação João Pinheiro, A colonozação Alemã no Vale do Mucuri, São Paulo, 2002.
- Fundação João Pinheiro, A colonização Alemã no Vale do Mucuri, Conselho editorial sob supervisão de Bernardo
Novais da Mata Machado, Belo Horizonte, Junho 1993.
- Gaede, Valdemar, Quando soarem os sinos, Romance, um testemunho de fé e luta sobre o povo Pomerano, Publicação
da Pastoral Popular Luterana – PPL – IECLB
- Heijer, H.J. den, De geschiedenis van de WIC , Zutphen, 1994, 2002.
- Horta Duarte, Regina, Olhares Estrangeiros, Viajantes no vale do rio Mucuri, Revista Brasileira de História,
Universidade Federal de Minas Gerais. ISSN 0102-0188
- Hullu, dr J. de, naamlijst van enige personen, Zeeuws Archief
- Hutson, Tony, Vierkant getuigde schepen, Hollandia bv, Baarn, 1979.
- Instituto Brasileiro de Geografia e Estatística, Conselho Nacional de Estatística: Sinopse Estatística do Município de
Santa Leopoldina, ES, Rio de Janeiro, 1948.
- Kill, Miguel A., Geografia e história do Espírito Santo, Estudos sociais, Vitória, Livraria Ancora, 1974
- Kuhn, Anivaldo, Pastoral de Convivência, Posicionamento Teológico, Bacharel em Teologia, Vila Velha, 1994.
- Kuhn, Anivaldo, Dat kan ik mij noch denga, Disso ainda me lembro, Entrevista com Antônio Laurett (89)
em Jequitiba ES, 2003.
- Land, Ton, De schoonheid van Zeeland,
- Medeiros, Rogério, Espírito Santo, Encontro das Raças, suplementos de “A Tribuna” no Vitória ES. 1994; Reproarte
Gráfica e editora Rio de Janeiro, 1997.
- Osório Costa, Luciana, A Colônia Rio Novo (1854-1880) Dissertação, Prof. Orientador Dr Emanuel Soares da Veiga
Garcia, São Paulo, 1981
- Otoni Teófilo, Notícias sobre os selvagens do Mucuri, Organização Regina Horta Duarte, Universidade Federal de
Minas Gerais, 2002.
- Otoni, Teófilo, Retalhos de uma história, setembro de 1998 – 145 anos.
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 155

- Pacheco, Renato José Costa, Assimilação de Alemaes no Esp. Santo, blz. 185
- Pacheco, Renato, Os primeiros Anos, conflito nas colônias agricolas espírito-santenses 1827-1882.
- Pacheco, Renato, Fuga de Canaã, decadência de uma família alemã no Brasil, Fundação Ceciliano Abel de Almeida,
Universidade Federal do Espírito Santo, 1981.
- Penha Smarzaro Siqueira, Maria da, O desenvolvimento do Porto de Vitória, 1870-1940, Codesa, Vitória, 1995.
- Poissonnier, I.H.J., Sociale initiatieven in West Zeeuws Vlaanderen in het begin van de negentiende eeuw, Mededelin-
genblad Heemkundige Kring, jaargang 34, nr 125, 2001,
- Ratelband, K, De Westafrikaanse reis van Piet Heyn 1624-1625, Walburg Pers, Zutphen, 2006.
- Risseeuw, P.J., landverhuizers naar Noord Amerika, de afgescheidenen en van Raalte
- Rocha, Levy, Viajantes Estrangeiros no Espírito Santo, Editora de Brasilia SA, 1971.
- Rölke, Helmar Reinhard, Descobrindo Raízes, aspectos Geográficos, Históricos e culturais da Pomerânia, Projeto
resgate da História e da Cultura Alemã, UFES, 1996.
- Rothe, Max, en anderen, Breve Histórico 100 Anos de Colonização Alemã em Teófilo Otoni Minas Gerais, 1856-1956.
- Saint-Hilaire, Auguste De, Viagem ao Espírito Santo e Rio Doce, Universidade de São Paulo, 1974
- Schwartz, Francisco, Famílias de Santa Leopoldina, Vitória Artgraf 1994
- Seide, Frederico Hardmann, consul de Alemanha, Alemãos no Espírito Santo, proeve voor definitieve versie, 1982.
- Silva Lopez, Almerinda da, Albert Richard Dietze um artista fotógrafo Alemão no Brasil do século XIX,
- Slager, Kees, Landarbeiders, verhalen om te onthouden, Uitgeverij Link.
- Stella de Novaes, Maria, História do Espírito Santo, Fundo Editorial do Espírito Santo, Vitória – ES,
- Stella de Novaes, Maria, Os Holandeses no Espírito Santo, história e folclore, Vitória, 1957
- Stichting Behoud Dorpskerk Cadzand, Historie van de Mariakerk en het eiland Cadzand,
- Straaten, Harald S. van der, Hollandse pioniers in Brazilië, Franeker, van Wijnen, 1988
- Sweers, Erik, De Nederlandse slavenhandel in de 17e en 18e eeuw, Histocasa, 15-10-2004
- Timmers O.F.M., Frei Olavo, Theophilo Benedicto Ottoni - Pioneiro do nordeste, mineiro e fundador da cidade de
Teófilo Otoni, Lembrança do 100e aniversário de sua morte, Teofílo Otoni 1969.
- Timmers, Frei Olavo, O Mucuri e o Nordeste Mineiro no passado e seu desenvolvimento1, Amsterdam.
- Timmers, Frei Olavo, Publicaties in Varia Zelandiae, 7e jaargang, 1967.
- Von Tschudí, Johann Jakob, Viagem á província do Espírito Santo, Imigração e Colonização Suiça 1860; Coleção
Canaã, Volume 5, Arquivo Publico do Estado do Espírito Santo,
- Volbrecht, Edgar e Maria en Dario e Roswita Schaeffer, Igreja de Jequitibá, Um século de existência, Vitória, 1982.
- Vooren, G.A.C. Van, Zeeuwse emigranten naar Brazilië,
- Vooren, G.A.C. Van , De bevolking, Mededelingenblad Heemkundige Kring West Zeeuws Vlaanderen
jaargang 19, nr 70 en 71, 1986.
- Wernicke, Hugo, Viagem pelas Colônias Alemãs do Espírito Santo, Coleção Canaã, Arquivo Publico do Estado do
Espírito Santo.
156 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 157

Verantwoording foto’s en illustraties


Omslag en binnenkant omslag:
Topografische kaart van de kolonie Santa Leopoldina opgemaakt door de directeur van de kolonie
ingenieur Coelho Cintra. 1872. Collectie: Arquivo Publico do Estado do Espírito Santo (APEES).
Familiefoto: Pieternella van Schaffel-Risseeuw, haar dochter Janna, schoonzoon Isaac Fremouw en
kinderen. Ze vertrokken in 1860 uit Zuidzande met zoontje Jannis van 1 jaar.
Foto afslag naar Holanda aan de weg Vitória - Santa Leopoldina.
Kaart Santa Leopoldina, IBGE, 1978.

Blz.
07 Schilderij van A. Storck, Maritiem museum te Amsterdam.
10 Ria Steinhauzer, schilderij van Benedito Calixto,
collectie Convento da Penha.
13, 23, 31, 41 Landkaarten. Collectie Arquivo Publico do Estado do
Espírito Santo (APEES)
25 Collectie APEES.
42, 54 Victor Frond. Bibliotheca Nacional, collectie APEES.
12, 34 Walter Garber, collectie APEES.
55, 61 Albert Richard Dietze. Bibliotheca Nacional,
collectie Thereza Christina Maria, 1875.
28, 44, 70, 71 Uit: Dr Jeronimo de Souza Monteiro, presidente do Estado,
ao Congresso do ES, 1910.
19 Boven: Tekening uit verzameling Robert Vervoort.
Bron Vrienden Red Star Line.
Onder: Basil W. Bathe, Seven centuries of sea travel.
Bron: Maritiem Museum Rotterdam.
32 Walter Schieber
52, 75, 88, 96, 108, Ben Kool
57 Debora Neys
69 Tekening: Rino Visser
82, 83, 97 Marc Faasse
84 Rein v.d.Helm
85 Illustratie: O Semeador, IECLB
99 Illustratie: Arquidiosese Vitória
111 Junior Wanguestel
Overige foto’s: Margje Eshuis en Ton Roos
158 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië
Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië I 159

Colofon
Uitgave ter gelegenheid van honderdvijftig jaar Hollandse
emigranten in de staat Espírito Santo, Brazilië. September 2008
ISBN: 978-90-8788-048-4
Braziliaanse uitgave Os Capixabas Holandeses,
vertaald door Ruth Stefanie Berger
Braziliaanse uitgave: ISBN: 978-90-8788-055-2
Uitgave: Koninklijke BDU Uitgevers, Barneveld
www.bduboeken.nl
Vormgeving en opmaak: Joop Brons

Dit kwam tot stand dankzij de steun van:

Kerk in Actie

Publiciteitsfonds Provincie Zeeland en


Prins Bernhard Cultuurfonds Zeeland

Consulaat-Generaal van het Koninkrijk der Nederlanden

Prefeitura Municipal Santa Leopoldina, Espírito Santo, Brasil

Arquivo Público do Estado do Espírito Santo (APEES)

Frans P. M. Buysse, Buysse Immigration, www.emigratie.nl



Stichting Holandinha em Vista,
e-mail: holandinhaemvista@gmail.com

Gezamelijke uitgave van Koninklijke BDU Uitgevers en


Coleção Canaã do Arquivo Público do Estado do Espírito Santo

Volume 9

Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit boek mag verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige
wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, in druk, opnamen, of op
enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

All rights reserved. No part of this book may be reproduced, stored in a retrieval
system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical,
photocopying, by print, recording, or otherwise, without the prior written permission
from the editor.
160 I Een Zeeuwse geschiedenis in Brazilië

You might also like