Professional Documents
Culture Documents
Uittreksel Werken in Project Team Verband LOI HBO Management
Uittreksel Werken in Project Team Verband LOI HBO Management
Uittreksel Werken in Project Team Verband LOI HBO Management
Effectieve samenwerking:
Gemeenschappelijk erkend en herkend doel
Ontstaan van relaties binnen een groep
Deze relaties worden bepaald door verschillen in persoonlijkheid, kennis en kunde
Werken aan een gemeenschappelijk doel vraagt om planning en beleid
Planning en beleid leiden tot regels en normen
Voorwaarden voor samenwerking:
Mensen, middelen, kennis en informatie, spelregels
Besturen en leidinggeven; zijn elkaars complement, besturen is vooruitzien, wat is het doel, langs welke wegen,
wat is de beste weg, hoe stippelen we die weg stap voor stap uit, het begeleiden van en waar nodig de
eigenlijke uitvoering van het werk, achteraf terugblikken op de plannen en uitvoering
Klimaat binnen de groep en de persoon van de leider; stimuleren en motiveren van medewerkers
Vaardigheden bij samenwerking:
Deskundigheid
Sociale vaardigheden; ieder mens is de optelsom van zijn persoonlijkheid, milieu, werk- en leefsituatie, opleiding
en vorming
Conceptuele vaardigheden; het vermogen tot inventiviteit en creativiteit, bijv. het stellen van een doel, het
vinden van ideeën, opstellen van beleidsvragen
Samenwerken versus werken in tegenwoordigheid van anderen (experimenten):
proefpersonen werkten nauwkeuriger wanneer anderen toekeken
proefpersonen met “publiek” hadden meer tijd nodig om lijsten uit het hoofd te leren dan zonder “publiek”
Verschil getrainde en nieuwe arbeid;
- het uitvoeren van reeds geleerde taken wordt vergemakkelijkt en het leren van nieuwe taken
wordt afgeremd door tegenwoordigheid van anderen
- dominante antwoorden; d.w.z. goede antwoorden bij geleerde taken en verkeerde
antwoorden bij te leren taken, worden door aanwezigheid van anderen versterkt
Werkoverleg: het collectieve geïnstitutionaliseerde overleg over werk en werksituatie, dat met een vaste frequentie
tussen de leiding en de leden van een organisatorische eenheid gevoerd wordt, doel: het optimaliseren van de
betrokkenheid bij het werk en de werksituatie
Johari window:
Feedback: een proces waarbij aan een persoon gegevens over zijn gedrag worden verschaft zodanig dat het hem
helpt meer inzicht te krijgen in het eigen functioneren met anderen
1
8. beslecht conflicten
9. voorbeeld voor de overige groepsleden
10. fungeert, ingeval het mis gaat, als zondebok
Autoritair leiderschap:
Leider bepaalt, neemt beslissingen
Passieve medewerkers met onmacht en onvrede
Autoritair exploiterend: exploiteren=uitbuiten, leider gebruikt medewerkers voor hun doel
Autoritair patriarchaal: “vaderlijk”, leider duldt geen inspraak, overtuigd dat hij alles beter weet
Laissez faire
Passief en toegeeflijk, geen inbreng van de leider
Geen taakverdeling, geen oordeel over wat het resultaat moet zijn
Initiatieven buiten de leider om
Democratisch leiderschap: ook wel collegiale stijl van leidinggeven
Beoordeling van de resultaten is gebonden aan de groep
Leider is groepslid met eigen verantwoordelijkheid binnen de groep
Leider ondersteunt en begeleidt het tot stand komen van beslissingen van de groep
Leider geeft grote lijnen aan en mogelijkheden, alternatieven
Groep verdeelt zelf het werk en de taken
Groepsbelang staat voorop, wij-gevoel
Leiding door de groep zelf:
Voorwaarden;
- kennen van eigen sterke/zwakke kanten
- bereidheid tot samenwerking en overleg
Leiderschap en situatie:
Omstandigheden en de groep bepalen wijze van leidinggeven
Directief: bepalend voorschrijvend
Non-directief: niet bepalend
4 hoofdstijlen van leiderschap:
“Tell” manager: beslist en vertelt
“Sell” manager: beslist zelf, probeert de beslissing te verklaren en te verkopen
“Consultatief” manager: raadpleegt medewerkers, beslist zelf
“Participatief” manager: raadpleegt medewerkers bij belangrijke beslissingen, probeert overeenstemming,
neemt zelf beslissingen als dat niet lukt
Participatieve stijl:
Grote betrokkenheid medewerkers, grotere inzet
Nadeel: traagheid waarmee beslissingen tot stand komen
Macht: het beïnvloeden van menselijk handelen in een gewenste richting zonder dat de ander zich aan die invloed
kan ontrekken; aantal mogelijkheden:
Beloning; positieve sanctie
Bestraffing
Functie; mate van invloed en impact op het aantal activiteiten is sterk afhankelijk van de plaats in de organisatie
Deskundigheid
Identificatie; bij natuurlijk overwicht, charismatische eigenschappen evt. vereenzelviging met de leider, in
bedrijven niet veel voorkomend
1e groep: beloning, straf en functie = gezag; vorm van macht uit hoofde van de plaats in de organisatie
2e groep: macht
Optimale situatie: macht = gezag
Sociaal leiderschap:
Deel van het totale leiderschap dat zich bezighoudt met de menselijke relaties
Geïnteresseerd in hoe mensen werken, wat mensen zelf van hun werk verwachten, hoe zij de meeste voldoening
aan hun werk kunnen beleven
Straft niet, probeert naast i.p.v. boven mensen te staan
Instrumenteel leiderschap:
Nadruk op doelstellingen, leidinggeven wordt gezien als een instrument om de doelstelling te realiseren
Technisch leiderschap:
Omvat de activiteiten van de leider die rechtstreeks te maken hebben met de werkzaamheden van de
medewerkers
Geven van werkinstructies
Vereist vakmanschap, inzicht en ervaring
Evenwichtig leiderschap:
Duidelijkheid en stabiliteit in het beleid, gericht op continuïteit van de organisatie
Vaak samen met sociaal leiderschap
Dynamisch leiderschap:
Bijdragen die de leider levert op het gebied van vernieuwingen en aanpassingen aan veranderende
omstandigheden
Leiderschapsrooster: Blake en Mouton
2
(1,1): de deserteur
Minimale zorg voor zowel medewerkers als werk
Wordt niet meer gepresteerd dan strikt noodzakelijk
(1,9): de verwenner
Minimale zorg voor het werk, maximale zorg voor de medewerker
Weinig of geen kritiek op functioneren van medewerkers
(9,1): de slavendrijver:
Maximale zorg voor het werk, minimale zorg voor de medewerker
Leider doet alles om de gestelde doelen te behalen, zelfs ten koste van de mensen
(9,9): de volmaakte:
Maximale zorg voor het werk, maximale zorg voor de medewerker
Wordt gestreefd naar zo groot mogelijke betrokkenheid bij het werk
Staat zowel bij superieuren als bij medewerkers in hoog aanzien
(5,5): de kleurloze:
Matige zorg voor zowel medewerkers als werk
Streven naar resultaat met weinig inspanning
Sluit compromissen, probeert voortdurend zijn positie veilig te stellen
Sturend gedrag: het geven van opdrachten en controle op uitvoering en voortgang van het werk
Sturende (taakgerichte) werkzaamheden: werkzaamheden van de medewerker of groep die erop gericht zijn dat het
werk de resultaten oplevert die men ervan verwacht
Ondersteunend gedrag: werkzaamheden die gericht zijn op het onderhouden en ondersteunen van de relaties tussen
de leider, de medewerkers en in de groep onderling
S1: De opdrachtstijl (instrueren); sterk taakgericht, weinig relatiegericht, veel sturing, weinig
ondersteuning, eenrichtingsverkeer, kernbegrip: leiden
S2: De overtuigstijl; sterk taak- en relatiegericht, veel sturing en ondersteuning, medewerker bezit nog niet
de noodzakelijke bekwaamheden maar heeft wel de bereidheid de verantwoordelijkheid te dragen,
tweerichtingsverkeer, kernbegrip: coachen
S3; De overlegstijl; weinig taakgericht, sterk relatiegericht, weinig sturing, veel ondersteuning, voldoende
bekwaamheid, enig voorbehoud bij verantwoordelijkheid, open relatie, leider in rol als adviseur, kernbegrip:
geven van steun en motivatie
D4: De delegeerstijl; weinig taak- en relatiegericht, zelfredzaamheid van medewerkers, contacten hebben
voornamelijk betrekking op de doelstellingen, middelen, voortgang en werkomstandigheden, weinig
tweezijdige communicatie, kernbegrip: delegeren
Taakgericht gedrag: alle activiteiten gericht op het bereiken van het doel, effectief
Relatiegericht gedrag: activiteiten t.b.v. het streven naar een goede vorm van samenwerking en een grote
belangstelling voor de medewerkers
Taakvolwassenheid: 2 eigenschappen van de medewerker, gericht op het functioneren, evt. meetbaar middels
een invulformulier
De bereidheid om de opgedragen taak te verrichten
De bekwaamheid om de opgedragen taak te vervullen
Bekwaamheid: meeste gevallen bepaald door opleiding (kennis en kunde) en ervaring
Bereidheid: afhankelijk van de gemotiveerdheid en betrokkenheid van de medewerker
Undermanaging: iets minder taakgericht sturen dan op grond van de taakvolwassenheid zou worden vereist om
de ontwikkeling van de medewerker te stimuleren, iets “vrijer”
3
Overmanaging: “strakkere” begeleiding dan op grond van de taakvolwassenheid nodig is
Relatie stijl/taakvolwassenheid en soorten invloed
Basisstijlen van leiderschap
S4 S3 S2 S1
Delegeren Overleggen Overtuigen Opdragen
Projectmanagement: een manier om zekerheid te brengen in onzekere situaties, veel aandacht besteed aan;
Vooruitzien Plannen
Afspraken maken met allerlei betrokkenen Zaken vastleggen
Gespreksfasen:
Voorbereiding; onderwerpen verzamelen, doel van het gesprek bepalen, inzicht in huidige toestand, duidelijk
beeld van de beperkingen die van invloed kunnen zijn op het gesprek, globale verloop vastleggen
Uitvoering; gesprek zelf, evt. voorstellen, doel vaststellen van andere partners, eigen doel aangeven,
gezamenlijk doel vaststellen
- gezamenlijke beeldvorming
- gezamenlijke oordeelsvorming
- gezamenlijke besluitvorming
besluit en afspraken schriftelijk vastleggen, taakstellingen
Afwikkeling; goede inschatting gesprekspartners?, verslag en aantekeningen, starten met werkzaamheden
Beoordelingsgesprek:
Tell and Sell methode; chef wint/medewerker verliest, kernwoorden: autoritair, op de leider gerichte
besluitvorming, bevel is bevel, óf de medewerker óf de chef, dominantie, macht
Tell and Listen methode; chef verliest/medewerker wint, kernwoorden: laissez faire, op de medewerker gerichte
besluitvorming, óf de medewerker óf de chef, onderdanigheid, macht
4
Problem Solving methode; medewerker wordt niet geïnformeerd over zijn beoordeling, beoordeling wordt vaak
pas na het gesprek vastgesteld, chef speelt de rol van helper i.p.v. beoordelaar, communicatie in 2 richtingen,
kernwoorden: geen verlies, democratisch, gezamenlijke besluitvorming, overleg én medewerker én chef,
gelijkwaardigheid, geen macht, respect
Planning and Review methode; samen met de medewerker het functioneren analyseren
1. de medewerker en chef analyseren de functie
2. medewerker krijgt de opdracht om binnen een bepaalde tijd a.d.h.v. de taken een planning voor de
komende periode op te stellen
3. na het opstellen van de planning overleg met de chef
4. Review gesprek; bespreken over wat er van de planning is terechtgekomen
5. medewerker stelt een nieuwe planning op
Disciplinegesprek:
de chef vindt dat de medewerker een fout heeft gemaakt, taak niet goed uitgevoerd, regels overtreedt
naar aanleiding van een feit of gebeurtenis
de juridische methode; duidelijk sprake van overtreding van een regel, bij voorkeur schriftelijke regel, veelal
staan “straffen” in arbeidsovereenkomst, nadeel: vindt in het openbaar plaats
de sociale methode; doel is erachter komen waarom iemand zich zo gedragen heeft, beide partijen denken
na over het waarom van hun gedrag, werkt motiverend, nadeel: kost veel tijd
Twee-kolommengesprek:
verschil van mening, streven naar een “gemeenschappelijke” oplossing, partijen gaat uit van een referentiekader
Slechtnieuwsgesprek:
brenger doet een onaangename mededeling aan de ontvanger
reacties kunnen zijn: agressie, regressie, ontkenning
Techniek van het gesprek:
startvraag; moet tenminste het onderwerp van het gesprek bevatten
waardering; geven van positieve of negatieve waarde aan wat gezegd wordt
versterking; “reinforcement”, spreker aanmoedigen, versterken, verbaal of non-verbaal
ordening; vragen of het juist weergegeven is en of dat hetgeen is wat hij heeft bedoeld, parafrasering
(omschrijven)
herhaling; wordt vaak als versterking opgevat
veronderstelling; iets aannemen zonder dat op juistheid te onderzoeken, voorbarige conclusies
onderzoek binnen het referentiekader van de ander; belangrijkheid van de informatie wordt door de manier van
vragen verhoogd, door onderzoekend vragen wordt het de ander moeilijker gemaakt te antwoorden
onderzoek buiten het referentiekader van de ander; gericht op verkrijgen van informatie, vergeet daarbij de
omstandigheden
Vergadering:
groepsgesprek met een taak of doelstelling die voortvloeit uit de positie van de leden van de groep in de
organisatie
hiërarchische structuur met voorzitter, secretaris, notulist
gericht op gezamenlijk tot een besluit komen of een probleem oplossen
De gespreksgroep:
gemeenschappelijke benadering ontbreekt, doel ligt bij de groepsleden zelf
bewustwording van de eigen mening, evt. aanpassing
De discussie:
de gedachtewisseling en de meningsvorming die in vergaderingen en gespreksgroepen plaatsvindt
5
Proces; geeft de mate, de aard en de wijze van deelname door de deelnemers aan het gesprek weer, gedrag en
interactie
Procedure: 4 fasen;
1. de probleemstelling
2. de beeldvorming; achtergronden
3. de oordeelsvorming; start met uitwisseling van meningen over het probleem, afsluiting d.m.v. samenvatting
4. de besluitvorming; welk alternatief is het beste, daarna volgt actieplan of plan van aanpak
Trechter- of fuikmodel:
Probleemstelling
Inventarisatie
Herformulering van het probleem
Peilen van meningen
Alternatieve oplossingen
De keuze
Vergaderprocedures:
Open agendapunt Brainstormen
PBOB/fuikmodel
Halfopen agendapunt PBOB/fuikmodel
Gesloten agendapunt Presenteren van slecht nieuws
PBOB/fuikmodel:
P Probleemstelling Fase 1
B Beeldvorming Fase 2
O Oordeelsvorming Fase 3
B Besluitvorming Fase 4
Titelblad
Samenvatting
Inhoudsopgave
Voorwoord
HOOFDTEKST
Inleidend
gedeelte Inleidende informatie over de inhoud van het rapport
Behandeling van
Centraal het onderwerp
gedeelte Onderdelen, afhankelijk van het soort rapport volgens indelingsprincipes
Afsluitend
Eventueel: conclusie, discussie of advies
gedeelte
Bijlagen
Aanhangsels
Literatuurlijst
Woordenlijst
Synoniemenlijst
Rapportschema naar aanleiding van een onderzoek:
8
Onderdelen
Titelblad
Samenvatting
Inhoudsopgave
Voorwoord
HOOFDTEKST