Professional Documents
Culture Documents
Ovidius-2019 Basiswoorden Pensum
Ovidius-2019 Basiswoorden Pensum
Ovidius-2019 Basiswoorden Pensum
189
BASISWOORDEN
Blok 4 (Hfdst. 3, d)
Blok 5 (Hfdst. 3, e)
visus p.p.p. van video
cupio (cupĕre), cupivi verlangen, begeren precor (precari) smeken, bidden
spero (sperare) hopen, verwachten maneo, mansi 1. blijven wachten (op)
suus (bezitt. vnw.) zijn, haar, hun (eigen) 2. te wachten staan
fallo (fallĕre) + acc., 1. bedriegen leo, -onis leeuw
fefelli 2. ontgaan quisque, cuiusque ieder, elk
ut + ind. 1. zoals causa 1. reden, oorzaak
2. zodra als 2. zaak, rechtszaak
ut + conj. 1. (op)dat, om te sequor (sequi), volgen
2. (zo) dat secutus sum
levis licht miser, miseri ongelukkig, ellendig
fax, facis (vrl.) fakkel cado (cadĕre), cecidi vallen
ardeo, arsi branden, in brand staan dolor, -oris (mnl.) pijn, verdriet
forte 1. (bijw.) toevallig asper, asperi 1. ruw
2. onz. van fortis 2. moeilijk
vel of propero (properare) zich haasten
nimis (bijw.) te, te veel oro (orare) bidden, smeken
iam al, reeds, nu, van nu af curro (currĕre), rennen
aan cucurri, cursum
sub + abl. onder fuga vlucht, verbanning
relinquo (relinquĕre), verlaten, achterlaten, in insequor (insequi) achtervolgen
reliqui, relictus de steek laten ipse, ipsius zelf, hijzelf
sic zo placeo + dat., placui bevallen, in de smaak
pectus, -oris (onz.) borst, hart vallen
totus, totius (ge)hele tamen toch, echter, niettemin
specto (spectare) kijken naar, zien nescio niet weten
collum hals, nek ideo (bijw.) daarom
ait 1. hij zegt/beweert tellus, -uris (vrl.) aarde
2. hij zei/beweerde carmen, -inis (onz.) lied, gedicht
ignis, -is (mnl.) vuur vacuus (+ abl.) 1. vrij (van)
sidus, -eris (onz.) ster 2. leeg
similis + gen./dat. 1. gelijk aan nullus, nullius (geen) enkel
2. gelijkend op
oculus oog
190
BASISWOORDEN
191
BASISWOORDEN
192
BASISWOORDEN
193
BASISWOORDEN
licet + dat. het is toegestaan, het is haereo, haesi vast blijven zitten,
mogelijk kleven, (blijven) hangen/
minor (minari) (be)dreigen steken
spatium 1. ruimte, afstand tardus langzaam
2. duur, tijdvak exeo (exire), exii, uitgaan, weggaan
summus grootste, hoogste exitum
summus mons top van de berg retineo, retinui 1. tegen-, vasthouden
auris, -is (vrl.) oor 2. behouden
cursus, -us 1. het hardlopen ceterus overig, ander
2. (loop)baan, koers, dens, dentis (mnl.) tand
vaart etsi hoewel, ofschoon
miror (mirari) 1. bewonderen edo (edĕre), edidi, 1. voortbrengen
2. zich verwonderen editus 2. uitgeven
vero (bijw.) 1. echter cervus hert
2. werkelijk, inderdaad maestus bedroefd
fluo (fluĕre), fluxi stromen iugum 1. juk
mens, mentis (vrl.) 1. geest, verstand 2. bergrug
2. gedachte notus bekend
tantum (bijw.) 1. alleen maar, slechts rogo (rogare) vragen
2. zoveel, zozeer tacitus zwijgend
domum naar huis (bij werkw. van tamquam 1. zoals
gaan) 2. alsof
tectum 1. dak
2. huis (ook mv.)
pudor, -oris (mnl.) schaamte, eergevoel Blok 15 (Hfdst. 4, h)
impedio, impedivi, verhinderen, be-
impeditus lemmeren agmen, -inis (onz.) stoet, colonne, troep
ignarus + gen. onkundig van, on-
wetend
Blok 14 (Hfdst. 4, g) velut 1. zoals
2. alsof
libet het behaagt, (+ mihi) ik absens, -entis afwezig
wil graag absum (abesse), afui afwezig zijn
cognosco (cognoscĕre), leren kennen, vernemen queror (queri), (be)klagen
cognovi, cognitus questus sum
vester, vestri jullie spectaculum schouwspel
(bezitt. vnw.) factum 1. feit
animus geest, (ge)moed, ziel, 2. daad
hart nisi 1. als niet, tenzij
desum (deesse) 1. ontbreken, afwezig 2. behalve
zijn plurimus meest, zeer veel
2. zich aan iets ont-
trekken, in de steek
laten (+ dat.)
194
BASISWOORDEN
195
BASISWOORDEN
196
BASISWOORDEN
197
BASISWOORDEN
198
BASISWOORDEN
199