Professional Documents
Culture Documents
Rug01-001786447 2012 0001 Ac
Rug01-001786447 2012 0001 Ac
Universiteit
Gent
Faculteit
Letteren
en
Wijsbegeerte
Academiejaar
2010-‐2011
De
Indische
identiteit
van
de
Roma:
constructie
en
relevantie?
Kate Herd
Inhoud:
Dankbetuiging.
4
Inleiding.
4
i.
Wie
zijn
de
Roma.
5
ii.
Terminologie.
6
iii.
Waarom
een
studie
over
de
Roma
complex
is:
waarschuwing
tegen
veralgemening.
8
1.Theoriën
over
het
tijdstip
van
vertrek
uit
India.
10
1.1
De
hypothese.
10
1.2
De
oudste
aangehaalde
bronnen.
11
1.2.a
Hamza
Al-‐isfahani.
11
1.2.b
Al-‐Firdausi.
12
1.2.c
Al-‐Talabi.
12
1.3
Theorie
over
een
veel
later
vertrek
in
de
11de
eeuw:
de
Roma
als
militairen.
13
1.4
Andere
mogelijke
migraties.
15
1.5
De
Indische
voorouders
van
de
Rom:
de
Rajput
en
de
Jat.
16
1.6
De
3
verschillende
takken:
Dom,
Lom,
Rom.
19
1.7
De
Dom,
de
Lom
en
de
Rom
in
Turkije.
21
1.8
Romanes
als
koïne.
22
1.9
Een
kritische
noot.
24
2.
Het
onderzoek
naar
de
origine
van
de
Roma
in
India.
26
2.1
De
Istvan
Valyi
kwestie.
26
2.2
Taalkundig
onderzoek.
29
2.2.a
De
belangrijkste
taalkundigen
van
het
eerste
vergelijkende
taalkundig
onderzoek.
2.2.b
Een
uiteenzetting
van
de
vergelijking
met
Indische
talen.
34
2.2.c
De
reconstructie
van
de
migratieroute.
38
2.3
DNA-‐onderzoek.
41
2.3.a
Bloedgroepen.
42
2.3.b
Chromosomen
en
haplotypes.
42
2.3.c
Aangeboren
ziekten.
43
2.3.d
Conclusies
van
de
recente
DNA-‐studies.
44
2.4
Fysische
antropologie.
45
2.5
De
delicaatheid
van
het
onderzoek.
46
2.6
Hetzelfde
onderzoek
toegepast
op
Bulgaars.
47
3.
Culturele
gelijkenissen
tussen
de
Roma
en
de
Indische
bevolking.
49
2
Dankbetuiging.
Deze
thesis
kon
niet
tot
stand
gekomen
zijn
zonder
de
hulp
en
de
steun
van
de
volgende
mensen.
Ik
wil
hen
bij
deze
dan
ook
hartelijk
bedanken.
Met
dank
aan
Martin
Balogh
en
de
andere
medewerkers
van
vzw
Opre
Roma
om
mij
de
taal
te
leren
en
een
tipje
van
de
sluier
van
de
cultuur
van
de
Slowaakse
Roma
voor
mij
op
te
lichten.
Voornamelijk
dank
aan
Martin
Balogh
voor
zijn
enthousiasme,
kritische
kijk
en
zijn
passie
voor
de
vzw
Opre
Roma.
Met
dank
aan
Professor
Eva
De
Clercq
voor
de
vele
tips,
de
hulp
en
het
steeds
bereikbaar
zijn
voor
allerhande
vragen.
Ook
bedankt
Professor
Eva
De
Clercq
om
interesse
te
tonen
voor
mijn
onderwerp.
Met
dank
aan
Valery
Novoselsky
en
Janardhan
Pathania
die
steeds
ideeën
en
informatie
aanbrachten.
Met
dank
aan
Elodie
Sucaet
voor
het
nalezen
en
helpen
verbeteren
van
deze
masterproef.
Ook
bedankt
voor
de
vele
steun
in
een
moeizaam
proces.
Met
dank
aan
Hilde
Matthys
en
Vincent
Noël
voor
het
geduld
en
de
steun.
Ik
wil
ook
mijn
dank
betuigen
aan
Balwinder
Dhall,
Shyamala
Devi,
Helena
Sadilkova,
Michael
Benišek
en
Janos
Orsoz
voor
de
correspondentie.
Verder
wil
ik
nog
iedereen
bedanken
die
mede
deze
masterproef
heeft
mogelijk
gemaakt.
Inleiding.
Judith
Okely,
Wim
Willems,
en
anderen
met
hen
hebben
er
reeds
op
gewezen
dat
de
definitie
van
Roma
als
een
etnische
aparte
groep
met
karakteristieken
meegebracht
vanuit
India
een
gevaarlijk
Westers
construct
kan
zijn.
Het
kan
niet
alleen
de
waarheid
verdoezelen,
het
brengt
bovendien
een
kloof
met
zich
mee
tussen
de
Roma
en
andere
Europeanen
die
racisme
verder
in
de
hand
helpt.
Het
construct
is
volgens
deze
mensen
geboren
in
een
nationalistisch
tijdperk.
De
Roma
zijn
een
groep
mensen
die
steeds
interculturele
contacten
hebben
gehad
met
de
gebieden
waar
zij
doorheen
trokken.
Deze
contacten
hebben
op
elk
van
hen
een
ander
effect
gehad
omdat
zij
niet
steeds
in
één
consistente
groep
gereisd
hebben.
Zij
bevinden
zich
over
de
gehele
wereld
en
over
de
gehele
wereld
wordt
hun
levenswijze
als
fundamenteel
anders
aanzien.
Daardoor
krijgen
zij
te
kampen
met
vooroordelen
en
discriminatie.
De
tegenstanders
van
Judith
Okely
en
Wim
Willems
zeggen
dat
er
genoeg
bewijzen
zijn
die
er
op
wijzen
dat
de
Roma
wel
degelijk
een
groep
is
die
zich
in
of
juist
buiten
India
gevormd
heeft
en
bijgevolg
een
Indische
etnie
inhoudt.
Het
merendeel
van
de
wetenschappers
die
hier
taalkundige,
biologische
of
antropologische
argumenten
voor
aanhalen,
stelt
de
Roma
niet
als
een
5
aparte
enticiteit
voor
om
een
pad
uit
te
stippelen
voor
discriminatie.
Integendeel,
wetenschappers
als
Johann
Rüdiger
vertonen
sympathie
met
de
Roma
en
willen
hen
helpen
in
het
sterken
van
hun
positie
in
de
maatschappij.
Vele
Romani
wetenschappers
met
Ian
Hancock
op
kop
zijn
zelf
ook
op
zoek
naar
hun
Indische
voorouders.
In
deze
verhandeling
is
het
de
bedoeling
om
alle
onderzoeksvelden
met
hun
verschillende
argumenten
en
conclusies
te
overlopen
om
te
zien
of
de
strijd
kan
beslecht
worden
tussen
de
twee
visies.
Hoe
ziet
de
geschiedenis
van
het
onderzoek
eruit
en
kan
men
besluiten
of
de
Roma
afkomstig
zijn
uit
India
of
zijn
de
argumenten
niet
overtuigend
genoeg?
Wat
zijn
bovendien
de
gevolgen
van
dit
construct
dat
de
Roma
voorstelt
als
Indische
migranten
voor
de
situatie
van
de
Roma?
De
Roma
maar
ook
andere
groepen
zoals
de
Sinti
en
de
Manoesh,
die
zich
als
een
apart
gegeven
van
de
Roma
zien
en
daardoor
met
hun
eigen
namen
willen
benoemd
worden,
zijn
een
groep
mensen,
opgedeeld
in
allemaal
kleinere
groepen,
die
verspreid
over
de
gehele
wereld
leven
en
die
culturele
kenmerken,
normen,
gebruiken
en
gewoontes
delen.
Deze
gebruiken
zijn
niet
meer
in
alle
gebieden
identiek
dezelfde
aangezien
zij
over
de
eeuwen
heen
bijgekleurd
zijn
door
de
omgeving
waarin
zij
wonen.
De
omgeving
of
het
land
waar
een
bepaalde
groep
woont,
heeft
onoverkomelijk
mee
hun
manier
van
leven
gestuurd.
Deze
mensen
staan
in
de
meeste
gebieden
bekend
onder
de
term
zigeuners
die
in
andere
talen
enigszins
anders
klinkt
zoals
gitano,
tsingan,
cingani
maar
dezelfde
betekenis
heeft.
De
term
zigeuner
wijst
op
het
feit
dat
zij
voornamelijk
bekend
staan
om
hun
rondreizend
en
voortzwervend
bestaan
ook
al
hebben
grote
groepen
zich
reeds
lange
tijd
op
een
vaste
plaats
gevestigd.
Sommige
zigeuners
vinden
dat
de
term
zigeuner
een
negatieve
bijklank
heeft
gekregen
door
het
gebruik
ervan
in
denigrerende
contexten.
De
schrijvers
van
Roma-‐afkomst
verwerpen
deze
term
omdat
deze
term
wordt
gehanteerd
in
het
overgrote
deel
van
de
literatuur
over
de
Roma
die
geschreven
is
door
niet-‐Roma
(of
gadje).
Volgens
hen
is
veel
van
deze
literatuur
gebaseerd
op
foutieve
informatie
of
vooroordelen.
Zij
verkiezen
daarom
benoemd
te
worden
met
de
naam
Roma.
Niet
alle
zigeunergroepen
willen
met
deze
naam
aangesproken
worden.
Voor
enkelen
van
hen
betekent
het
woord
niet
meer
dan
‘een
man’
of
‘een
echtgenoot’.1
1
Ian
Hancock,
2002,
pxvii-‐xx.
6
Andere,
zoals
enkele
zigeunersamenlevingen
in
Engeland,
vinden
de
term
“gypsy”
normaal.
"Roma"
staat
niet
enkel
voor
de
zelfgekozen
naam
van
een
bepaalde
bevolking
maar
bovendien
voor
de
strijd
voor
gelijke
rechten
en
emancipatie
die
deze
groep
is
aangegaan
in
het
huidige
Europa.
Noch
alle
rondzwervende
mensen,
noch
alle
woonwagenbewoners
zijn
Roma.
Zij
kunnen
wel
gelijkaardige
kenmerken
vertonen
met
deze
mensen
aangezien
zij
een
gelijkaardige
levensstijl
hebben.
Het
is
alsnog
een
discussie
of
de
Roma
een
aparte
etniciteit
vormen
of
mensen
zijn
met
dezelfde
levensstijl
die
werden
verworpen
door
de
gevestigde
maatschappijen
en
vervolgens
systematisch
werden
uitgesloten.
Anderen
sluiten
dit
niet
uit
maar
vinden
dat
een
aparte
etniciteit
niet
de
focus
van
de
discussie
moet
zijn.
Niet
tegenstaande
vormen
deze
mensen
minderheidsgroepen
die
vaak
nog
met
enorme
discriminatie
te
maken
krijgen.
ii. Terminologie.
Rom:
een
lid
van
een
groep
mensen
gekend
om
hun
rondtrekken
die
een
geschiedenis,
een
achtergrond,
een
afkomst,
karakteristieken
en
gewoonten
delen.
Ze
zijn
gekend
onder
de
term
zigeuners.
Rom
betekent
letterlijk
een
man,
een
mens,
een
echtgenoot.
Het
meervoud
van
Rom
is
Roma.
Dit
is
de
term
die
zij
verkozen
hebben
om
zichzelf
mee
te
benoemen
op
het
eerste
Wereld
Romani
Congres
in
1971
in
Londen.
Romanes:
dit
is
de
term
die
ik
gebruik
om
de
specifieke
eigen
taal
met
al
zijn
dialectvormen
aan
te
duiden
die
door
de
Roma
gehanteerd
wordt.
Deze
taal
bevat
zeer
veel
leenwoorden
en
invloeden.
Ze
wordt
bovendien
aangevuld
met
woorden
uit
de
officiële
talen
die
gesproken
worden
in
de
landen
waar
zij
woonachtig
zijn.
In
de
Engelse
boeken
spreekt
men
van
Romani.
In
andere
talen
wisselt
men
af
tussen
Romani
en
Romanes.
Romani:
dit
is
de
term
die
ik
gebruik
om
een
adjectiefvorm
te
maken
voor
alles
dat
van
Roma-‐afkomst
is.
In
de
meeste
boeken
en
werken
gebruikt
men
dit
als
adjectief.
Het
is
door
de
Roma
officieel
erkend.
Gadjo:
Dit
is
de
benaming
die
de
Roma
geven
aan
al
wie
niet
een
Rom
is.
Er
zijn
verschillende
schrijfwijzen.
Ik
verkies
deze
schrijfwijze
aangezien
dit
het
beste
weergeeft
hoe
men
het
woord
uitspreekt.
Het
meervoud
van
gadjo
in
Romanes
is
gadje.
7
Scheduled
Castes
en
Scheduled
Tribes:
In
India
bestaat
er
een
kastensysteem.
Dit
houdt
in
dat
de
bevolking
is
ingedeeld
in
verschillende
groepen
genaamd
kasten.
Tot
welke
groep
men
behoort
is
erfelijk
bepaald.
Deze
kasten
staan
op
verschillende
trappen
van
de
sociale
ladder.
Ze
zijn
dus
niet
gelijkwaardig.
Er
zijn
kasten
die
hoger
op
de
ladder
staan
dan
anderen.
Op
de
onderste
treden
bevinden
zich
de
laagste
kasten.
De
mensen
uit
de
allerlaagste
kasten
beschouwd
men
in
India
zelfs
als
kastelozen.
Er
bestaat
zeer
veel
bevooroordeling
en
discriminatie
tegenover
deze
laagste
kasten.
Dit
maakt
dat
deze
laagste
kasten
in
erbarmelijke
omstandigheden
terecht
komen.
Ze
krijgen
vaak
geen
onderwijs.
Ze
vinden
moeilijker
werk.
Ze
zijn
armer.
Kaste
is
een
belangrijk
element
voor
de
identiteit
van
mensen
in
India.
Officieel
mag
er
niet
meer
naar
kaste
gehandeld
worden.
In
de
praktijk
komt
het
nog
steeds
voor.
Men
begon
ten
tijde
van
de
Britse
overheersing
in
India
lijsten
op
te
stellen
over
de
bevolking.
Er
kwam
ook
een
lijst
om
deze
laagste
kasten
en
armste
bevolkingsgroepen
in
op
te
nemen.
Deze
kasten
en
volkeren
op
die
lijst
zijn
de
Scheduled
Castes
en
Scheduled
Tribes
geworden.
Niet
alle
laagste
kasten
behoren
tot
deze
twee
categorieën.
Er
bestaat
nog
een
derde
groep
onder
de
naam
Other
Backward
Classes.
“Scheduled”
komt
in
de
benaming
voor
omdat
er
sinds
het
Constitution
Order
van
1950
bepaalde
maatregelen
ingesteld
zijn
om
deze
kasten
te
beschermen
en
hun
omstandigheden
te
verbeteren.
Er
zijn
plaatsen
voor
hen
gereserveerd
in
onderwijsinstellingen,
overheidsinstellingen
en
op
de
arbeidsmarkt.
Dit
is
het
meest
bekende
voorbeeld
van
maatregelen
die
getroffen
zijn.
Er
zouden
ook
middelen
beschikbaar
gesteld
moeten
worden
om
de
economische
en
sociale
positie
van
deze
kasten
en
stammen
te
verbeteren
om
op
die
manier
hun
positie
in
de
samenleving
te
verbeteren.
2
2
T.R.Naval,
2004,
p1-‐36
&
p60-‐63.
Sanjay
Paswan
&
Paramanshi
Jaideva,
2003,
p15-‐20,
p405-‐406
&
p420.
8
opsomming
van
de
namen
van
wie
al
dan
niet
met
een
of
andere
stelling
akkoord
gaat.
Indien
er
één
specifiek
of
meerdere
specifieke
personen
bedoeld
worden
zal
deze
steeds
bij
de
stelling
vermeld
worden.
Alle
personen
van
wie
de
naslagwerken
werden
gebruikt
worden
vernoemd
in
deze
masterproef.
Voor
de
anderen
kan
men
de
bronnen
nalezen
die
in
de
bibliografie
opgegeven
staan.
iii.
Waarom
een
studie
over
de
Roma
complex
is:
waarschuwing
tegen
veralgemening.
Een onderzoek dat dé Roma wil beschrijven is zeer moeilijk om de volgende redenen:
1°
Als
men
één
groep
Roma
bespreekt,
kan
men
de
observaties
die
men
maakt
niet
noodzakelijk
toepassen
op
alle
Roma.
Aangezien
zij
over
de
hele
wereld
verspreid
leven
in
verschillende
economische,
sociale
en
politieke
omstandigheden,
verschillen
zij
op
deze
vlakken
van
elkaar.
Zij
hebben
zich
moeten
aanpassen
aan
de
situatie
waarin
zij
terecht
gekomen
zijn
om
te
overleven.
Er
heeft
zich
een
culturele
kruisbestuiving
voorgedaan
tussen
de
Roma
en
de
andere
inwoners
van
het
land
waarin
zij
wonen.
Een
bepaalde
Romani
groep
verschilt
van
leefomstandigheden,
tradities,
cultuur
en
religie
van
een
andere
Romani
groep
op
een
bepaald
moment
door
de
historische
omstandigheden
waarin
deze
groep
zich
bevindt.
Er
is
wel
steeds
meer
solidariteit
tussen
verschillende
groepen
uit
Oost-‐Europa
door
de
recente
migraties
die
zij
ondernomen
hebben
naar
het
westen
van
Europa.
Zij
zitten
in
hetzelfde
schuitje
als
het
gaat
om
nieuwe
problemen
in
verband
met
migratie-‐
en
integratiewetgevingen
in
de
verschillende
West-‐Europese
landen.
Sinds
de
Wereld
Romani
Congressen,
waarvan
het
eerste
in
1971
plaatsvond,
proberen
Romani
woord-‐
en
actievoerders
de
Roma
meer
te
verenigen
als
één
groep
met
één
etniciteit,
met
een
gezamenlijke
geschiedenis,
een
gemeenschappelijk
taalgebruik
en
zowel
een
nationale
feestdag
als
een
nationaal
volkslied
voor
alle
Roma.
“Many
times
have
Gypsies
adopted
their
hosts’
culture
in
response
to
the
different
requirements
of
their
social
and
environmental
surroundings.
The
result
is
a
great
9
diversity
of
Gypsy
tribes
and
lack
of
identity
as
an
intergrated
ethnic
group.
Therefore,
Gypsy
culture
in
general
is
extremely
diverse
and
difficult
to
pinpoint.”3
2°
Er
is
geen
sprake
van
één
Rom
of
één
Romanes
dat
als
voorbeeld
kan
dienen
voor
alle
Roma
in
die
zin
dat
de
Roma,
naast
de
culturele
tradities
die
sommige
groepen
proberen
te
bewaren,
cultureel
verschillend
zijn,
maar
dat
ze
ook
fysiek
niet
allemaal
hetzelfde
zijn.
Het
stereotiep
van
de
Rom
met
zwart
haar
en
een
donkere
huid
is
uit
den
boze.
Er
zijn
eveneens
Roma
met
een
bleke
huid
en
met
blond
of
rood
haar.
Er
is
bovendien
niet
één
Romanes.
Deze
taal
komt
in
verschillende
verschijningsvormen
en
dialecten
voor.
Het
is
gevaarlijk
om
te
veralgemenen.
4°
Vele
Roma
in
Centraal-‐
en
Oost-‐Europa
maar
ook
in
andere
gebieden
in
de
wereld
willen
zich
niet
identificeren
als
Roma
omdat
zij
dan
te
maken
krijgen
met
discriminatie
en
racisme.
5°
De
niet-‐Roma
wetenschappers
zijn
steeds
onderhevig
aan
de
perspectieven
die
voortkomen
uit
de
eigen
achtergrond.
De
wetenschappers
zijn
op
hun
beurt
gebonden
aan
opvoeding,
culturele
achtergrond,
historiciteit
en
subjectiviteit.
Bovendien
bestaat
er
nog
steeds
een
achterdocht
bij
de
Roma
tegenover
gadje
onderzoekers.
Er
is
een
gezegde
dat
zegt
:”Toon
je
Romani
cultuur
niet
aan
de
gadje!”
Deze
achterdocht
is
waarschijnlijk
gedeeltelijk
veroorzaakt
door
de
manier
waarop
de
niet-‐Roma
deze
informatie
gebruikt
hebben
voor
negatieve
doeleinden.
De
Roma
zijn
vaak
niet
goed
behandeld
geweest
door
de
gadje.
De
Roma
kennen
een
geschiedenis
doorspekt
van
deportaties,
discriminatie,
gedwongen
assimilatie
en
geweld.
6°
In
sommige
gebieden
zoals
Roemenië
en
Kosovo
zijn
de
Roma
zeer
arm
en
hebben
ze
geen
toegang
tot
goed
onderwijs.
In
andere
gevallen
weigeren
zij
zelf
om
naar
school
te
gaan.
Dat
er
onderzoek
is
naar
een
mogelijke
Indische
achtergrond
zal
in
deze
gebieden
niet
geweten
zijn
door
de
gewone
mensen.
3
Jelena
Čvorovič,
2010,
p23.
10
7°
Zeer
veel
boeken
zijn
achterhaald
of
vooringenomen.
In
de
werken
uit
de
18de
eeuw
kan
men
veel
vooroordelen
ontdekken
die
meespeelden
bij
het
neerschrijven
van
het
werk.
In
het
boek
van
Heinrich
Grellmann,
één
van
de
boeken
dat
steeds
wordt
aangehaald
als
een
startmoment
voor
serieus
taalkundig
onderzoek
naar
de
Roma,
vinden
we
de
stelling
dat
de
Roma
kinderen
zouden
ontvoeren
om
op
te
eten
omdat
de
Roma
heksen
en
kannibalen
zouden
zijn.
Dit
is
een
vrij
extreem
voorbeeld.
In
andere
boeken
speelt
een
persoonlijke
mening,
zowel
sympathie
als
afkeer,
mee
in
het
onderzoek.
De
hypothese
is
vrij
simpel.
De
mens
als
soort
wil
in
wezen
alles
kunnen
begrijpen.
De
mens
voelt
zich
onwennig
tegenover
het
onbekende.
Om
alles
makkelijker
te
kunnen
begrijpen
doet
de
mens
psychologisch
aan
categoriseren.
Om
de
Roma
een
plaats
te
kunnen
geven
in
de
leefwereld
van
andere
mensen
die
met
hen
in
contact
kwamen,
wilden
deze
mensen
een
afkomst
of
verklaring
op
de
Roma
plakken.
Tussen
alle
verhalen
die
speculeren
over
de
origine
van
de
Roma,
kwam
er
één
naar
voren
over
India.
De
hypothese
luidt
dat
de
Roma
ooit
ongeveer
duizend
of
zelfs
meer
jaren
geleden
uit
India
vertrokken
zijn.
Zij
leefden
in
India,
maar
verspreidden
zich
over
de
gehele
wereld.
Deze
stelling
was
mede
ingegeven
door
het
exotische
karakter
van
de
Roma
voor
de
Europeanen.
Voor
het
grootste
deel
steunt
ze
echter
op
een
taalkundige
ingeving
van
iemand
die
bekend
is
onder
de
naam
Istvan
Valyi.
Door
intensief
taalkundige
vergelijkingen
door
te
voeren
op
Romanes,
de
taal
die
de
Roma
spreken
maar
vaak
niet
langer
hun
moedertaal
is,
en
andere
Indische
of
Indo-‐Arische
talen
is
deze
hypothese
algemeen
vrij
aanvaard.
Over
al
de
rest:
het
tijdstip
van
vertrek,
omstandigheden
van
vertrek,
hun
Indische
verwanten,
culturele
gelijkenissen
en
zelfs
of
Istvan
Valyi
wel
degelijk
heeft
bestaan
of
niet
is
er
discussie.
Of
Istvan
Valyi
als
persoon
verantwoordelijk
is
geweest
voor
de
start
van
het
onderzoek
naar
een
Indische
origine
voor
de
Roma
of
niet,
sinds
er
sprake
is
van
hem
en
zijn
bevindingen
zijn
vele
andere
mensen
gestimuleerd
geweest
verder
onderzoek
te
doen
naar
bewijzen
om
de
Roma
aan
India
te
linken.
Ook
voor
de
Roma
zelf
is
het
van
groot
belang
om
te
weten
waar
zij
ooit
vandaan
kwamen.
Het
is
belangrijk
voor
de
beleving
van
hun
identiteit
en
het
is
uiterst
11
belangrijk
aangezien
zij
als
een
“landloos”
volk
onder
vuur
staan
in
het
huidige
Europese
landschap.
Er
zijn
drie
belangrijke
historische
bronnen
die
steeds
worden
aangehaald
als
het
over
het
vertrek
van
de
Roma
uit
India
gaat.
Deze
bronnen
zijn
niet
van
Roma
zelf
aangezien
de
Roma
lange
tijd
voornamelijk
een
orale
cultuur
hadden.
Deze
orale
traditie
kan
een
cultureel
gegeven
zijn
maar
dit
kan
evenwel
een
gevolg
zijn
van
het
rondtrekken.
Het
zijn
geen
Indische
bronnen
aangezien
er
in
de
Indische
cultuur
eveneens
voor
een
lange
tijd
een
traditie
met
enkel
gebruik
van
orale
overleveringen
overheerste.
4
De
eerste
historische
bron
die
een
volk
vermeld
dat
de
voorouders
van
de
Roma
zou
kunnen
geweest
zijn,
is
de
tekst
van
Hamza
al-‐Isfahani.
Hamza
al-‐Isfahani
al-‐Hasan
ibn
Mu’addib
was
zowel
een
taalwetenschapper
als
een
geschiedenis-‐
en
literatuurliefhebber.
De
tekst
is
een
onderdeel
van
een
uitgebreid
werk
dat
Al-‐isfahani
schreef.
Het
heet
"de
Chronologieën".
Het
werk
dateert
van
961
n.Chr.
In
dit
werk
wordt
de
geschiedenis
van
de
dynastieën
van
het
Perzische
rijk
beschreven.
Wanneer
koning
Bahram
Gur(420-‐438
n.Chr.)
aan
de
beurt
is,
vernoemt
al-‐Isfahani
het
volk
al-‐Zutt.
Deze
al-‐Zutt
zijn
de
12000
Indische
muzikanten
die
door
de
Indische
koning
Shankul
zijn
geschonken
aan
Bahram
Gur.5
Eén
van
de
echtgenotes
van
Bahram
Gur
was
de
dochter
van
koning
Shankul.
Deze
muzikanten
waren
gezonden
als
een
onderdeel
van
de
bruiddschat
die
aan
Bahram
Gur
betaald
moest
worden
om
het
hof
en
zijn
onderdanen
te
entertainen.6
Bahram
Gur
zou
namelijk
beslist
hebben
dat
zijn
onderdanen
na
een
halve
dag
werken,
een
halve
dag
feest
verdienden.
Muzikanten
zouden
deze
feesten
opluisteren.
Hij
had
echter
niet
voldoende
muzikanten
om
al
zijn
onderdanen
te
dienen.
Muzikanten
waren
bijgevolg
het
geschikte
cadeau
bij
uitstek
voor
de
Indische
koning
om
Bahram
Gur
mee
te
voorzien.
7
4
Radhakumud
Mookerji,
1989,
p77-‐79
&
p497.
5
Adrian
Marsh,
2006,
p42-‐48.
6
Mumtaz
Hasan,
1968,
p99.
7
Angus
Fraser,
1995,
p33-‐41.
12
1.2.b Al-‐Firdausi.
Dit
verhaal
wordt
opnieuw
vermeld
door
de
dichter
Abu
‘l-‐Kasim
Hasan
ibn
‘Ali
Firdawsi,
gekend
als
Firdausi
(941-‐1025
n.
Chr.).
Hij
schreef
"Het
Boek
der
Koningen"
of
het
"Shah
Namah"
in
1011
n.Chr.
Het
vertelt
dat
Bahram
Gur
bezoek
kreeg
van
de
Maharaja8
Rao
Shankal
koning
van
de
Pakistaanse
provincie
Sindh.
De
koning
ziet
dat
de
audiënties
en
feesten
aan
het
hof
van
Bahram
Gur
een
beetje
opfleuring
kunnen
gebruiken.
Hij
stelt
aan
Bahram
Gur
voor
om
hem
10000
muzikanten
te
geven
uit
zijn
eigen
Indische
rijk.
Firdausi
spreekt
niet
van
de
al-‐Zutt
maar
van
de
Luri.9
Bahram
Gur
was
echter
niet
tevreden
over
de
Luri.
Hij
stuurde
hen
verder
zijn
land
in
om
de
gewone
bevolking
bezig
te
houden.
Een
legende
die
hier
vaak
aan
wordt
toegevoegd
is
dat
Bahram
Gur
de
Luri
graan
en
vee
meegaf
om
zich
nuttig
te
gaan
maken
op
het
platteland.10
Na
een
jaar
was
het
graan
en
het
vee
allemaal
verorberd.
De
Luri
verschenen
opnieuw
aan
het
hof
om
nieuwe
voorraden
te
vragen.
De
heerser
verloor
zijn
geduld.
Vervolgens
zou
hij
deze
muzikanten
verbannen
hebben.
Ze
zouden
voortaan
moeten
leven
van
hun
muziek.
Dit
is
echter
slechts
een
legende
die
niet
te
bewijzen
valt.
11
1.2.c Al-‐Talabi.
De
derde
figuur
die
wordt
aangehaald
is
Al-‐Talabi.
Hij
schreef
rond
dezelfde
periode
als
Firdausi
zijn
geschiedenis
van
de
Perzische
koningen
(1020
n.Chr.).
Het
verhaal
dat
hij
in
zijn
werk
opneemt
is
een
vertaling
van
een
Perzische
tekst
in
het
Arabisch.
De
originele
tekst
die
hij
citeert
is
niet
meer
terug
te
vinden.
Hij
schrijft
dat
Bahram
Gur
op
een
dag
op
zijn
terugkeer
van
de
jacht
een
groep
mensen
zag
zitten
die
aan
het
uitrusten
waren.
Zij
klaagden
bij
hem
dat
de
rijkere
lieden
op
hen
neerkeken
omdat
zij
hun
rust
zonder
muziek
moesten
nemen.
Zij
konden
namelijk
nergens
muzikanten
vinden.
Daarop
schreef
Bahram
Gur
een
verzoek
naar
de
vader
van
één
van
zijn
vrouwen
koning
Shankul,
om
muzikanten
te
sturen.
Deze
werden
opgedragen
te
leven
en
te
werken
tussen
zijn
onderdanen.
De
afstammelingen
van
deze
muzikanten
zouden
er
nog
steeds
8
vertaling:
grote
koning
9
Hakim
Abol-‐Qasem
Ferdowsi
Tusi,
viii.
10
Simon
Broughton,
1999,
p147-‐148.
11
Angus
Fraser,
1995,
p33-‐41.
wonen
in
de
tijd
van
al-‐Talabi.
Zij
zouden
nog
steeds
bedreven
zijn
in
het
bespelen
van
de
fluit.
Als
we
deze
drie
schrijvers
moeten
geloven
en
we
aannemen
dat
ze
het
over
de
Roma
hebben,
dan
heeft
hun
migratie
plaatsgevonden
in
de
5de
eeuw
n.
Chr.
12
Men
moet
steeds
voorzichtig
omspringen
met
dit
soort
oude
bronnen.
Over
zowel
Al-‐
Isfahani
als
Firdausi
wordt
beweerd
dat
zij
zelf
vrij
kritisch
tegenover
hun
bronnen
stonden.
Zij
haalden
beiden
hun
materiaal
van
zowel
Arabische
als
Iraanse
zijde.
Toch
moet
men
er
rekening
mee
houden
dat
niet
al
deze
bronnen
accuraat
zijn
Sommigen
ervan
werden
eerder
als
een
verhaal
overgeleverd.
Bovendien
werden
vermeldingen
geheel
overgenomen
zoals
het
reeds
in
een
ander
werk
was
verschenen.
In
die
tijd
werden
deze
werken
eerder
als
een
groot
verhaal
dan
als
een
wetenschappelijke
tekst
geschreven.
Dit
was
het
metrum
en
de
stijl
waarmee
men
geschiedenis
overbracht
en
raakt
dus
niet
aan
de
waarheid
die
het
kan
bevatten.
Hoewel
Zott,
Luri,
Luli
en
Nuri
nog
steeds
benamingen
zijn
voor
nomaden
in
Syrië,
Palestina
en
Egypte,
duiden
deze
termen
waarschijnlijk
niet
op
aanverwanten
van
de
Roma.
Het
nomadenbestaan
is
iets
dat
voor
vele
volkeren
ooit
een
normale
vorm
van
bestaan
geweest
is.
Het
is
wat
omslachtig
om
elk
volk
waarvan
gezegd
wordt
dat
zij
rondreisden
en
muziek
speelden
als
mogelijke
verwanten
van
de
Roma
aan
te
duiden.
13
1.3 Theorie over een veel later vertrek in de 11de eeuw: de Roma als militairen.
Een
andere
theorie
aangebracht
door
wetenschappers
als
Leland,
De
Goeje
en
Clarke,
gesteund
door
geleerden
van
Roma-‐afkomst
zoals
Ian
Hancock
en
Rajko
Djuric,
is
dat
veel
later,
rond
de
eerste
eeuwwisseling
n.
Chr.,
er
een
invasie
was
van
de
Arabische
moslims
in
India.
De
aanvoerder
van
het
leger
dat
India
binnenviel
was
Mahmud
al-‐
Ghazni
(971-‐1030
n.Chr.).
Hij
raakte
met
zijn
verwoestingen
nooit
verder
dan
het
noorden
van
India.
De
Roma
verlieten
India
wegens
deze
verwoestingen.14Eric
Meyer
verbond
de
volgende
tekst
aan
deze
theorie.
Het
"Kitab
al-‐Yamini"
is
geschreven
door
Abu
Nasr
Al-‐‘Utbi(961-‐1040
n.Chr.).
Hij
schreef
over
de
veldslagen
van
Mahmud
al-‐
Ghazni.
Op
een
bepaald
moment
heeft
hij
het
over
de
strijd
van
het
leger
van
Mahmud
al-‐Ghazni
in
Kannauj.
Kannauj
is
gelegen
in
Uttar
Pradesh
een
deelstaat
van
India.
Na
het
12
Helmut
Samer,
2002,
p2-‐3.
13
Donald
Kenrick,
2004,
p5-‐15.
14
Yaron
Matras,
2005,
p62
14
vernielen
van
deze
stad,
werden
de
bewoners
meegevoerd
als
politieke
gevangenen
naar
Afghanistan.15
Het
is
verder
geweten
dat
Mahmud
al-‐Ghazni
Indische
mannen
inlijfde
in
zijn
legioenen.
Ian
Hancock
staaft
de
theorie
dat
de
Roma
uit
India
verdreven
zijn
in
de
11de
eeuw
n.
Chr.
de
tijd
van
Mahmud
al-‐Ghazni
met
taalkundige
argumenten.
Het
Romanes
is
verwant
aan
het
Sanskriet
de
oude
klassieke
taal
van
India.
Het
heeft
niet
alleen
enkele
kernwoorden
gelijk
aan
het
Sanskriet
maar
het
hanteert
bovendien
een
grammaticale
structuur
die
zeer
gelijkend
is
op
het
Sanskriet.
Voor
Ian
Hancock
is
de
theorie
over
Mahmud
al-‐Ghazni
meer
plausibel
dan
die
over
Bahram
Gur
omdat
Romanes
niet
alleen
veel
weg
heeft
van
Sanskriet
maar
ook
gelijkenissen
vertoont
met
de
Nieuw-‐Indo-‐Arische
talen.
Het
heeft
enkele
woorden
die
zeer
verwant
zijn
en
dit
komt
voort
uit
het
feit
dat
beide
taalgroepen
uit
het
Sanskriet
geëvolueerd
zijn.
Een
relevant
argument
is
dat
het
Romanes
geen
onderscheid
meer
maakt
tussen
vrouwelijk,
mannelijk
en
onzijdige
woorden.
In
het
Sanskriet
bestaan
er
wel
nog
mannelijke
vrouwelijke
en
onzijdige
woorden,
in
de
Nieuw-‐Indo-‐Arische
talen
zoals
de
meest
bekende
het
Hindi
bestaat
er
zoals
in
het
Romanes
enkel
nog
het
onderscheid
tussen
mannelijke
en
vrouwelijke
vormen.
Daarom
is
voor
Ian
Hancock
een
vertrek
uit
India
voor
900
n.
Chr.
te
vroeg
omdat
deze
evolutie
van
3
vormen
naar
2
vormen
zich
dan
nog
niet
heeft
doorgezet
in
de
Indische
talen.
Een
tegenargument
is
dat
als
men
de
weg
bekijkt
die
de
Roma
hebben
afgelegd
voor
ze
naar
Europa
kwamen,
en
men
weet
dat
zij
voor
het
eerst
in
de
15de
eeuw
n.
Chr.
zijn
gespot
in
Europa,
dan
er
te
weinig
tijd
bestaat
tussen
de
11de
en
de
15de
eeuw
om
deze
tocht
te
hebben
doorgemaakt.
Te
meer
omdat
er
in
het
Romani
lexicon
ook
woorden
terug
te
vinden
zijn
afkomstig
uit
het
Perzisch,
Grieks
en
Armeens.
Romanes
lijkt
volgens
sommigen
die
zich
in
de
discussie
mengen
enkel
fonetisch
meer
op
de
Nieuw-‐Indo-‐Arische
talen
dan
op
het
klassieke
Sanskriet.
Men
wordt
bijgevolg
misleid
om
te
denken
dat
Romanes
dan
ook
dichter
aansluit
bij
de
Nieuw-‐Indo-‐Arische
talen.
Op
hun
beurt
zeggen
medestanders
van
Ian
Hancock
dan
dat
zij
onmogelijk
vroeger
kunnen
vertrokken
zijn
omdat
er
wel
degelijk
Perzische,
Griekse
en
Armeense
woorden
en
vormen
overleven
in
het
Romanes,
maar
heel
weinig
Arabische
invloeden
de
taal
zijn
binnengedrongen.
Toen
de
Roma
in
het
Perzische
Rijk
verbleven
kwamen
de
Islamieten
aan
de
macht
maar
hun
invloed
was
beperkt
tot
de
culturele
en
intellectueel
bloeiende
stadscentra.
Hun
taal
en
cultuur
was
nog
niet
doorgedrongen
tot
bij
de
gewone
bevolking.
Een
aantal
wetenschappers
weigeren
één
15
Donald
Kenrick,
2004,
p106.
15
van
beide
theoriën
voorop
te
stellen.
Vervolgens
stellen
zij
dan
dat
beide
theorieën
op
verschillende
evoluties
in
de
migraties
van
de
zigeunernomaden
kunnen
wijzen.
16
Men
moet
er
rekening
mee
houden
dat
er
waarschijnlijk
ook
andere
dan
enkel
economische
en
politieke
factoren
meegespeeld
hebben
in
de
beslissing
om
weg
te
gaan
uit
India.
Het
is
mogelijk
dat
er
een
tijd
van
grote
droogte
aanbrak
die
een
ongunstig
effect
had
op
de
kleinschalige
landbouw
waardoor
voedselvoorziening
te
schaars
kan
geweest
zijn.
Men
ging
vervolgens
op
zoek
naar
nieuwe
gebieden
met
eetbare
producten
om
te
overleven.
Er
kan
ook
een
ziekte
zijn
uitgebroken
waar
grote
groepen
mensen
voor
vluchtten.
Er
is
een
verdeelde
mening
over
de
noordelijke
populatie
van
India.
Eén
theorie
stelt
dat
er
omstreeks
1500
v.
Chr.
een
volksverhuizing
heeft
plaatsgevonden
van
Ariërs
die
India
binnentrokken.
Zij
dreven
de
oorspronkelijke
bewoners
dieper
India
binnen.
Een
andere
theorie
stelt
dat
er
zich
geen
volksverhuizing
van
vreemden
naar
het
binnenland
heeft
voorgedaan,
maar
dat
de
Indusdalbeschaving
die
in
India
gevestigd
was
zich
enkel
tijdelijk
heeft
verplaatst
naar
het
centrale
gebied
en
het
zuiden
van
India
wegens
een
klimatologische
ramp.
De
ligging
van
de
belangrijkste
rivieren
veranderde
en
de
samenlevingen
die
er
afhankelijk
van
waren
zouden
de
rivieren
gevolgd
zijn.
De
belangrijkste
rivier
uit
de
Rigveda,
een
oud
boek
vol
hymnen,
de
rivier
Sarasvati
verdween
bij
dit
proces
zelfs.
Deze
theorie
sluit
natuurlijk
niet
uit
dat
een
andere
dan
de
inheemse
Indische
bevolking
later
het
noorden
kwam
bevolken.
17
Donald
Kenrick
geeft
in
zijn
historische
termenwoordenboek
nog
meer
verschillende
migraties
aan.
Hij
zegt
dat
tussen
224
en
241
n.
Chr.
de
eerste
voorouders
van
deze
zwervende
groepen
naar
het
Perzische
rijk
verhuisden.
De
heerser
van
het
Perzische
rijk
dat
het
huidige
Iran
besloeg
was
op
dat
moment
de
Shah
Ardashir.
Deze
Indiërs
gingen
naar
Perzië
omdat
het
een
bloeiende
en
welvarende
staat
was.
Zij
waren
eerder
economische
migranten
die
op
zoek
gingen
naar
werk
in
gunstige
gebieden.
In
diezelfde
tijd
was
er
minder
werk
aanwezig
in
India
zelf.
18Yaron
Matras,
een
beroemde
filoloog,
stelt
ook
dat
de
voorouders
van
de
Roma
economische
migranten
waren.
Hij
leidt
dit
af
16
Ian
Hancock,
2010,
p56-‐90.
17
Georg
Feuerstein,
2001,
p50-‐100.
uit
de
beroepen
toegekend
aan
de
Roma
en
andere
Indische
nomaden.
Deze
beroepen
of
ambachten
maakten
dat
deze
mensen
reisden
op
zoek
naar
werkgevers.19
Vandaag
de
dag
zijn
er
nog
steeds
vele
economische
migranten
die
uit
India
vetrekken.
Vele
Indiërs
reizen
af
naar
Dubai
om
er
grote
bouwwerken
te
verwezenlijken.
Zij
raken
echter
vaak
in
handen
van
malafide
personen
die
het
hen
onmogelijk
maken
om
terug
te
keren.
Hun
paspoort
wordt
hen
ontnomen
tot
zij
hun
reiskosten
en
andere
kosten
hebben
terugverdiend.
Dit
kan
lang
duren
aangezien
zij
slechts
een
hongerloontje
worden
uitbetaald.
Op
die
manier
kunnen
zij
lange
tijd
worden
uitgebuit.
De
rest
van
het
gezin
dat
thuis
is
achtergebleven
zit
heel
die
tijd
zonder
geld.
De
economische
migranten
die
zich
permanent
in
het
buitenland
gaan
vestigen,
zijn
eerder
geschoolde
of
technologisch
vaardige
mensen.
Zij
trekken
naar
de
Verenigde
Staten
van
Amerika,
Australië
of
Canada.
20
Een
tweede
migratiegolf
die
Donald
Kenrick
aangeeft,
doet
zich
voor
van
420
tot
438
n.
Chr.
Deze
slaat
op
de
reeds
genoemde
hypothese
dat
Bahram
Gur
muzikanten
uit
India
naar
het
Perzische
hof
overbracht.
In
661
bij
de
aanvang
van
het
Arabische
imperialisme
zijn
er
volgens
hem
Indiërs
genaamd
Zott
van
India
naar
Mesopotamië
gebracht
als
gevangenen
of
als
arbeiders
tewerkgesteld
in
de
opbouw
van
het
grote
Arabische
rijk.
De
laatste
mogelijke
voorouders
van
de
Roma
zouden
in
1192
vertrokken
zijn
in
India
na
een
grote
veldslag.
Deze
datum
valt
te
laat
om
op
een
overwinning
van
Mahmud
al-‐
Ghazni
te
kunnen
slaan.
21
1.5 De Indische voorouders van de Rom: de Rajput en de Jat.
Indien
de
voorvaders
van
de
Roma
werden
verdreven
door
Mahmud
al-‐Ghazni
of
werden
meergenomen
door
de
Arabieren
als
slaven
of
gevangenen,
wie
waren
zij
dan
in
India?
Het
kunnen
de
bewoners
geweest
zijn
van
de
streken
die
werden
aangevallen
door
Ghazni.
Anderen
beweren
echter
dat
de
Roma
afkomstig
zijn
van
militairen
of
van
het
leger
aangevuld
met
allerlei
groepen
mensen
die
een
leger
begeleidden.
Deze
mensen
gingen
mee
met
het
leger
omdat
er
voor
hen
werk
te
vinden
was
aan
de
rand
van
de
legerkampen.
Mahmud
al-‐Ghazni
versloeg
het
leger.
Leden
van
de
bevolking
19
Yaron
Matras,
2002,
p13-‐15.
20
Daisy
Mohr,
2011,
p84-‐87.
21
Donald
Kenrick,
2007,
px-‐xix
17
ontvluchtten
het
gebied.
Mahmud
al-‐Ghazni
nam
gevangenen
mee
naar
zijn
eigen
geboortestreek
maar
nam
ook
Indische
soldaten
in
zijn
eigen
leger
op.
In
1040
werden
de
nieuwe
overheersers
op
hun
beurt
verslaan
door
de
Seljukken22.
De
Seljukken
namen
opnieuw
gevangenen
uit
India,
Iran
en
uit
het
leger
van
al-‐Ghazni
mee
naar
het
Byzantijnse
Rijk.
Jan
Kochanowski,
een
Rom
die
eigenlijk
Vania
De
Gila
Kochanowksi
heet
en
die
een
autoriteit
is
op
vlak
van
onderzoek
naar
de
geschiedenis
van
de
Roma,
is
één
van
de
eerste
die
deze
theorie
naar
voor
schuift
in
zijn
werken.
Jan
Kochanowski
stelt
dat
het
hier
gaat
om
een
leger
van
Rajputs.
Weer
Rajendra
Rishi,
een
voormalig
Indisch
ambtenaar
gefascineerd
door
de
Roma,
staat
hem
hier
in
bij.
Hij
vermeldt
echter
nog
een
andere
veldslag
in
1192
tegen
Mohammed
Ghori,
generaal
en
broer
van
de
Sultan
Ghor.23
In
die
tijd
stelde
Prithviraj
Chauhan,
koning
van
Delhi
in
de
12de
eeuw
n.Chr.,
een
Rajputleger
samen
om
weerstand
te
bieden
aan
Mohammed
Ghori.
Dit
leger
hield
geen
stand.24
Een
leger
samengesteld
uit
verschillende
groepen
van
Rajput
hoeft
niet
alleen
uit
Rajput
bestaan
te
hebben.
De
Rajput
waren
vrij
machtig.
Zij
kunnen
andere
takken
van
de
bevolking,
hun
onderdanen
en
hun
dienaren
ingeschakeld
hebben
in
de
strijd.
Vandaar
dat
dit
een
argument
kan
zijn
voor
een
gemengde
Indische
oorsprong
van
de
Roma.
Er
wordt
steeds
meer
gedacht
in
de
richting
van
een
gemengde
Indische
origine.
Zo
vermoedt
men
dat
de
groep
Roma
zich
pas
gevormd
heeft
buiten
de
Indische
grenzen.
Het
gaat
dan
om
Indische
migranten
die
hun
toevlucht
zochten
bij
elkaar.
Volgens
De
Goeje
gaat
het
niet
om
een
leger
van
de
Rajput
maar
om
een
leger
bestaande
uit
Jats.
25De
geneticus
Vijender
Bhalla
stelde
vast
dat
de
Roma
een
gelijkende
etnische
basis
vertonen
met
de
Rajput,
de
Jat
sikhs
en
de
Panjabi
hindoes.
26
De
Rajput
en
Jat
zijn
geen
nomaden.
Deze
volkeren
staan
beiden
gekend
als
strijders.
Zij
behoorden
in
het
verleden
beiden
tot
de
klasse
van
de
kshatriyas.
Dit
is
de
klasse
van
de
koninklijke
familieleden
en
militairen.
De
kshatriyas
zijn
één
van
de
vier
klassen
uit
de
oude
Indische
Vedische
religie.
Deze
opdeling
staat
beschreven
in
de
commentaren
op
de
Vedas.
De
Vedas
zijn
de
oudste
teksten
meegebracht
door
de
immigrerende
Arische
bevolking
in
India
in
1500
v.
Chr.
Deze
teksten
waren
oorspronkelijk
oraal.
Zij
drukten
22
De
Turks-‐Perzische
dynastie
van
de
Seljuq
waren
Sunni
moslims
die
van
de
11e
tot
de
14e
eeuw
n.
Chr.
heersten
over
het
Midden-‐Oosten
en
de
gebieden
van
Centraal-‐Azië.
23
Syad
Muhammad
Latif,
1964,
p92.
24
Ram
Gopal,
1994,
p18.
25
J.G.Huijser,
1952,
p20.
26
Ian
Hancock,
2002,
p9.
18
de
religieuze,
spirituele
en
sociale
geloofsovertuigingen
van
deze
bevolking
uit.27
Zowel
de
Rajput
als
de
Jat
worden
nog
steeds
geassocieerd
met
de
traditie
van
strijders.
Grote
aantallen
van
hen
nemen
nog
steeds
dienst
in
het
leger.
Voordat
India
een
verenigd
land
werd
verdeeld
in
deelstaten,
bestond
het
uit
allerlei
prinsdommen.
Enkele
van
deze
prinselijke
staten
stonden
onder
de
leiding
van
Rajput
en
Jat.
Zij
hebben
zich
allebei
verzet
tegen
invallen
van
andere
volkeren.
Meerdere
keren
in
de
geschiedenis
van
India
kwamen
zij
in
aanraking
met
moslimoverheersers.
De
eerste
waar
zij
de
strijd
mee
aangingen
was
Mohammed
ibn
Qasim
in
de
7de
eeuw.
Aangezien
de
Rajput
grote
legereenheden
hadden,
waren
paarden
en
wapensmeden
zeer
belangrijk.
Paardenhandelaar
en
smid
zijn
dan
ook
de
twee
beroepen
die
het
meest
geassocieerd
worden
met
de
Roma.
Zowel
Rajput
als
Jat
zijn
termen
die
een
zeer
grote
bevolkingsgroep
aanduiden
met
een
grote
diversiteit
aan
mensen,
beroepen
en
gewoonten.
Zij
belijden
niet
één
geloof.
Er
zijn
moslims,
hindoes,
sikhs
en
andere
onder
hen.
Toen
men
in
India
overging
van
een
klassensysteem
naar
een
kastensysteem,
vormden
zij
hun
eigen
kaste.
Toen
de
Rajput
meermaals
de
strijd
verloren
tegen
de
moslims,
vluchtten
de
bewoners
van
hun
nederzettingen.
Zij
vormden
in
hun
schuiloorden
nieuwe
groepen
die
na
verloop
van
tijd
als
een
eigen
kaste
werden
ingedeeld.
Zowel
de
Jat
als
de
Rajput
waren
en
zijn
nog
steeds
onderverdeeld
in
clans.28
Bij
de
Rajput
waren
er
drie
grote
groepen
namelijk
zij
die
beweerden
af
te
stammen
van
het
zonnegeslacht,
zij
die
zich
er
tegenover
stelden
en
van
het
maangeslacht
waren
en
tenslotte
het
vuurgeslacht.
De
mythische
voorvaderen
van
de
Rajput
zijn
dan
ook
de
figuren
van
het
zonnegeslacht
en
het
maangeslacht
die
de
hoofdrol
spelen
in
het
Rāmāyana
en
het
Mahābhārata,
de
twee
belangrijkste
epen
uit
India.
Deze
drie
groepen
zijn
op
hun
beurt
onderverdeeld
in
allerlei
andere
vertakkingen
en
clans.
Ook
al
hebben
zij
nog
steeds
een
voorname
positie,
toch
behoren
enkele
van
hen
heden
ten
dage
tot
achtergestelde
arme
kasten.29
Bij
de
Rajput
zijn
er
groepen
die
zich
verenigd
hebben
met
de
autochtone
donkerdere
bevolking
van
India.
De
emblemen
op
de
uitrusting
van
de
Rajput
verwezen
naar
hun
stammen.
De
zon
en
de
maan
waren
afgebeeld
op
hun
harnas
en
schild.30
Bij
de
Roma
is
er
ook
sprake
van
27
Ekta
Singh,
2005,
p101.
28
K.S.Singh,
1998,
p275-‐278,
789
29
Vidya
Prakash
Tyagi,
2009,
p67-‐79.
30
A.H.Bingley,
1986,
p25-‐27.
19
zonne-‐
en
maanverering.
Zij
plaatsen
afbeeldingen
van
de
zon
en
de
maan
bijvoorbeeld
op
huwelijksversiering.31
Over
de
afkomst
van
de
Jat
zijn
er
twee
theorieën.
Enerzijds
zeggen
Alexander
Cunningham,
Arthur
Edward
Barstow
en
Bhim
Singh
Dahiya
dat
zij
voortkomen
uit
de
contacten
van
de
Indo-‐Ariërs
in
India
met
de
Scythen.
Anderzijds
zeggen
KR
Qanungo,
Herbert
Risley
en
Thakur
Deshraj
dat
de
Jat
wel
degelijk
echte
Indo-‐Ariërs
zijn
die
niet
van
de
Scythen
afstammen.
De
Scythen
waren
een
Indo-‐Europese
bevolkingsgroep
met
een
Iraanse
afkomst.
Zij
waren
nomaden
die
meetrokken
met
hun
vee
over
de
steppes
van
Zuid-‐Rusland.
Zij
spraken
een
Oost-‐Iraanse
taal.32
Al-‐Zutt
of
Zott,
de
term
die
voorkomt
in
de
oudste
Perzische
geschriften,
is
de
naam
die
de
moslims
gaven
aan
alle
Indische
migranten
in
hun
nieuwe
uitgebreide
Arabische
rijk.
Het
is
de
Arabische
versie
van
de
naam
van
de
Indische
Jat.
De
Jat
zijn
de
eerste
Indiërs
die
zij
tegenkwamen.
Een
grote
hoeveelheid
Jat
leven
in
de
Punjab.
De
Arabieren
gebruiken
de
naam
Zott
voor
vier
verschillende
categorieën
van
Indiërs.
33
Lange
tijd
dacht
men
dat
er
één
grote
groep
vetrok
uit
India
die
later
in
Iran
uit
elkaar
splitste
in
drie
grote
groepen
namelijk
Dom,
de
Lom
en
de
Rom.
Men
dacht
dat
zij
een
onderlinge
relatie
hadden
omdat
de
namen
die
aan
deze
drie
groepen
worden
gegeven
fonetisch
wel
heel
dicht
bij
elkaar
liggen.
Zij
zijn
in
de
gebieden
waar
zij
nu
verblijven
echter
niet
altijd
onder
deze
namen
gekend.
De
Roma
hebben
hun
benaming
gekozen
om
zich
te
verzetten
tegen
de
pejoratieve
bijklank
van
de
termen
zigeuner,
tsiganoi,
cingani
en
andere.
In
Spanje
spreken
zij
zo
goed
als
geen
Romanes
meer
en
staan
zij
gekend
met
de
naam
Gitano.
Na
enige
tijd
scheurden
de
Dom
zich
af
van
de
rest.
Later
splitste
de
groep
nog
eens
in
twee:
de
Roma
en
de
Lom.
Steeds
meer
gaat
men
er
nu
van
uit
dat
het
hier
om
drie
verschillende
migratiegolven
gaat.
De
Dom
zouden
veel
eerder
vertrokken
zijn.
Men
zoekt
hiervoor
een
verklaring
gelijkende
aan
die
van
de
Roma.34
31
Ian
Hancock,
2002,
p71-‐75.
32
A.H.
Bingley,
1986,
p1-‐32.
Eén
van
deze
is
dat
de
Dom
ook
zijn
verdreven
door
een
grote
strijd
en
dan
wel
door
de
inval
van
de
Hunnen.
Een
tweede
mogelijkheid
is
dat
de
Luri
geschonken
aan
Bahram
Gur
Dom
zijn.
Deze
laatste
theorie
is
de
nieuwste
maar
heeft
daarom
niet
de
meeste
aanhangers.
Men
denkt
nog
steeds
dat
het
om
een
hoeveelheid
mensen
kan
gaan
die
door
omstandigheden
een
groep
vormde
die
samen
vertrokken
en
die
buiten
India
opnieuw
uit
elkaar
gingen.
Het
is
plausibel
dat
wanneer
de
Roma
verder
naar
het
westen
trokken
anderen
beslisten
om
achter
te
blijven
waar
zij
waren.
35
Met
de
opdeling
Dom,
Rom
en
Lom
gaat
ook
een
opdeling
in
talen
gepaard.
De
Dom
spreken
Domari,
de
Rom
Romanes
en
de
Lom
Lomavren.
De
Dom
die
in
Syrië
voorkomen
noemen
zichzelf
wel
Dom
maar
staan
gekend
als
Luri,
Luli
of
Nuri
(meervoud
Nawar).
Domari
bevat
een
onderscheid
tussen
mannelijke,
vrouwelijke
en
onzijdige
woorden.
Romanes
heeft
enkel
mannelijke
en
vrouwelijk
woorden.
Dit
zou
kunnen
wijzen
op
het
feit
dat
de
Roma
later
toekwamen
in
het
Perzische
rijk
dan
de
Dom.
Het
kan
ook
wijzen
op
onafhankelijke
verdere
evoluties
in
het
taalgebruik.
In
alle
drie
de
talen
zouden
woorden
bestaan
om
iemand
die
niet
deel
uitmaakt
van
de
groep
aan
te
duiden.
Er
zouden
dus
equivalenten
kunnen
worden
voorgelegd
voor
gadjo
in
het
Romanes.36
In
het
Romanes
gebruikt
men
echter
niet
steeds
gadjo
maar
heeft
men
ook
een
woord
raklo.
Romanes
en
Lomavren
hebben
meer
woorden
gemeenschappelijk
dan
Romanes
en
Domari.
Het
zou
kunnen
dat
deze
twee
latere
vertakkingen
zijn
van
een
groep
die
reeds
was
afgesplitst
van
de
Dom.
Yaron
Matras
heeft
een
uitgebreide
taalkundige
uiteenzetting
van
de
gelijkenissen
en
verschillen
tussen
Domari,
Romani
en
Lomavren
geschreven.
Dit
is
te
lezen
in
“Romani:
a
linguistic
introduction.”
Eén
taalkundig
onderdeel
wil
ik
hier
wel
meegeven.
Terwijl
Romanes
invloeden
heeft
van
Dardische
talen,
heeft
Lomavren
dit
niet.
Lomavren
gebruikt
voor
een
aantal
begrippen
woorden
die
beter
aansluiten
bij
de
moderne
Indische
talen
dan
Romanes.
Seb
is
Hindi
voor
appel.
In
Lomavren
is
dit
ansev.
In
Romanes
gebruikt
men
phabaj.
Kam
is
Hindi
voor
werk.
Het
vocabularium
van
Lomavren
heeft
ook
een
woord
kam
voor
werk.
Romanes
gebruikt
buci.
Hindi
vertaalt
voet
met
pair
of
paṃv.
Lomavren
gebruikt
pav.
Romanes
gebruikt
echter
pindro
voor
voet.
Pindro
kan
afkomstig
zijn
van
het
Sanskriet
piṇḍa.
Piṇḍa
heeft
echter
geen
betekenissen
die
letterlijk
staan
voor
voet.
Een
35
Angus
Fraser,
1995,
p38-‐39.
vleesklomp
of
het
been
van
een
kalf
zijn
de
interpretaties
van
piṇḍa
die
het
dichtst
bij
voet
in
de
buurt
komen.
In
een
aantal
gevallen
is
het
omgekeerd.
Dan
heeft
Romanes
een
woord
dat
meer
lijkt
op
een
Indische
versie.
Soms
is
het
zo
dat
een
woord
met
dezelfde
betekenis
is
af
te
leiden
van
twee
verschillende
synoniemen
in
het
Sanskriet
waardoor
het
lijkt
dat
één
van
deze
niet
in
de
huidige
Indische
talen
is
terug
te
vinden.
37
Ook
nu
nog
bestaan
de
Roma
uit
verschillende
takken.
Elke
tak
is
dan
nog
eens
opgedeeld
in
clans
en
familieverbanden.
Sinti
waarvan
er
veel
in
Nederland
en
Duitsland
wonen,
zien
zichzelf
liever
als
een
aparte
groep
dan
de
Roma.
Andere
groepen
die
worden
bedoeld
als
men
het
over
de
studie
van
de
Roma
heeft
zijn
onder
andere
de
Kalderash
in
de
Balkanlanden,
Kale,
Manoesh,
Lovari,
Lavutara,
Faron
Nipe,
Romanichals,
Didikais,
Gitan
enz.
Soms
is
er
nog
een
perceptie
van
verschillende
clans.
Soms
is
het
gewoon
een
benaming
geworden.
Er
kan
nu
en
dan
twist
optreden
tussen
groepen
die
van
elkaar
zeggen
dat
zij
geen
echte
Roma
zijn.
Dus
zelfs
onderling
wordt
gezegd
dat
de
ander
gadjo
is.
De
Spaanse
Gitanos
zijn
bijvoorbeeld
heel
anders
dan
de
Kalderash
in
de
Balkan.
38
1.7 De Dom, de Lom en de Rom in Turkije.
In
Turkije
bestaat
het
onderscheid
tussen
Dom,
Rom
en
Lom
zelfs
nog
binnen
hun
landsgrenzen.
Zij
heten
in
Turkije
de
Domlar,
de
Romanlar
en
de
Lomlar.
Over
de
Domlar
zijn
er
Armeense
geschriften
die
registreerden
dat
de
Domlar
in
het
Turkse
gebied
zijn
aangekomen
in
de
11de
eeuw
n.
Chr.
rond
1040.
Zij
zijn
verwant
aan
de
Dom
die
zich
in
het
Midden-‐Oosten
gevestigd
hebben.
De
Domlar
in
Turkije
spreken
Domari,
Kurmanci
en
Turks.
Ze
zijn
zeer
bedreven
in
het
spelen
van
muziek.
Ze
zijn
vooral
gespecialiseerd
in
het
bespelen
van
de
davul,
een
grote
trommel,
en
de
zurna.
De
zurna
is
een
hobo
die
twee
rietjes
bevat.
De
Dom
worden
in
Turkije
gediscrimineerd
en
soms
bejegend
met
geweld.
De
Romanlar
zijn
aanverwanten
van
de
Roma
die
in
Europa
leven.
De
namen
die
zij
gebruiken
om
hun
onderverdelingen
aan
te
duiden,
berusten
voornamelijk
op
de
uitgevoerde
beroepen
van
deze
groepen.
In
de
sociale
rangorde
staat
de
groep
van
muzikanten
op
het
hoogste
trapje.
De
Romanlar
leven
gescheiden
van
de
rest
van
de
maatschappij.
Ze
leven
vaak
samen
in
hun
eigen
stadsdelen
of
–wijken.
37
John
Vijay,
2008,
p1-‐42.
38
Rombase.
22
Het
komt
voor
dat
zij
sociaal
en
economisch
in
het
nadeel
worden
gesteld.
Deze
Turkse
Roma
worden
sterk
vertegenwoordigd
in
allerlei
comités
en
actiegroepen.
De
afkomst
van
de
Lomlar
is
niet
geweten.
De
meeste
van
hen
zijn
in
Turkije
aangekomen
nadat
zij
werden
verdreven
door
de
Russische
troepen.
De
Russen
veroverden
in
1870
het
Kaukasusgebied.
Dit
ging
gepaard
met
etnische
zuiveringen
van
het
gebied.
In
de
visie
van
het
Russische
leger
moesten
de
Lom
weg.
In
Turkije
worden
de
Lomlar
Posha
of
Bosha
genoemd.
De
jongere
generaties
hebben
niet
meer
geleerd
om
Lomavren
te
spreken.
Zij
steken
hun
afkomst
soms
weg
om
beter
te
kunnen
assimileren
met
de
Turkse
bevolking.
Ook
in
België
zijn
er
Roma
die
uit
gebieden
komen
waar
men
Turks
kent,
bijvoorbeeld
Bulgarije.
Zij
doen
zich
voor
als
Turken
omdat
zij
reeds
beter
aanvaard
zijn
in
de
Belgische
maatschappij.39
Een
veel
voorkomende
discussie
is
of
de
Roma
een
aparte
etnische
groep
vormen
of
ontstaan
zijn
binnen
of
buiten
India
uit
verschillende
bevolkingsgroepen
en
kasten.
Voor
enkele
Romawoordvoerders
maakt
het
helemaal
niet
uit
of
zij
etnisch
verbonden
zijn.
Door
hun
gezamenlijke
geschiedenis,
identiteit
en
levensomstandigheden
voelen
zij
zich
als
groep
genoeg
gesterkt.
De
theorie
die
volgt,
alweer
gebruik
makend
van
het
argument
van
de
taal,
stelt
dat
de
Roma
voortkomen
uit
militairen
en
alle
andere
volkeren
die
meetrokken
met
een
legerkamp
om
het
leger
te
voorzien
van
alles
wat
zij
nodig
hadden.
Voor
deze
bevolkingsgroepen
creëerde
het
leger
in
actie
werkgelegenheid.
Zo
zullen
waarschijnlijk
veel
smeden
zijn
meegetrokken,
een
beroep
dat
in
India
vaak
tot
nomadisme
leidt.
Deze
militairen
waren
in
strijd
met
Mahmud
al-‐
Ghazni.
Als
de
Roma
voortkomen
uit
militairen,
is
dit
positief
voor
de
identiteit
van
de
Roma
omdat
dit
betekent
dat
zij
afstammen
van
de
hoge
kshatriyaklasse.
Een
koïne
is
een
taal
die
ontstaat
uit
de
sociale
omgang
van
verschillende
bevolkingsgroepen
met
verschillende
talen.
Er
ontstaat
vervolgens
een
taal
die
kan
gehanteerd
worden
om
met
deze
verschillende
bevolkingsgroepen
te
converseren.
Er
treedt
een
taalvorm
op
geconstrueerd
uit
verschillende
dialecten
van
één
taal
of
taalgroep
die
dan
onderling
kan
gebruikt
en
begrepen
worden.
Na
verloop
van
tijd
kan
deze
koïne
door
gebruik
39
Adrian
Marsh,
2010,
p27-‐38.
gestandaardiseerd
raken.
Ze
kan
voor
de
nakomelingen
van
de
eerste
gebruikers
zelfs
een
moedertaal
of
secundaire
taal
worden.
Een
koïne
is
zeer
ontvankelijk
voor
aanpassingen
en
veranderingen.
Indien
deze
koïne
de
voertaal
was
van
de
Indische
strijdmacht
die
zich
verzette
tegen
Mahmud
al-‐Ghazni,
kan
deze
na
het
verlaten
van
India
zeer
onderhevig
geweest
zijn
aan
invloeden
van
de
nieuwe
talen
die
zij
ontmoetten
op
hun
weg.
Deze
koïne
zou
in
de
nieuwe
gebieden
tot
Romanes
leiden.
In
de
gebieden
onder
Islamitische
overheersing
zoals
in
Pakistan,
zou
het
dan
kunnen
geëvolueerd
zijn
tot
Urdu.
In
Noord-‐India
door
de
invloed
van
het
Sanskriet
zou
Hindi
er
uit
voortgekomen
zijn.
Hiermee
zou
kunnen
verklaard
worden
dat
Romanes
en
dus
de
Roma
wel
degelijk
Indisch
zijn.
Romanes
als
een
Indische
koïne
aanduiden,
verklaart
dan
de
grote
gelijkenissen
en
verschillen
van
deze
taal
met
de
moderne
Indische
talen.
India
is
een
land
waar
heel
veel
talen
en
verschillende
taalfamilies
huizen.
Er
heerst
onderlinge
beïnvloeding
door
contacten
tussen
deze
talen.
Urdu
zou
een
koïne
zijn
gebruikt
door
de
militaire
moslimoverheersing
om
te
kunnen
communiceren
met
hun
nieuwe
onderdanen.
Zowel
Urdu,
Hindi
als
Romani
zouden
voortgekomen
zijn
uit
een
contacttaal
die
men
soms
aanduidt
met
de
naam
Rajputisch.
40
Romanes
is
een
koïne
met
invloeden
van
Sanskriet,
Śauraseni,
Dardische
talen,
Nuristani,
Pahari
en
Iraanse
talen.
Dardische
talen
zijn
de
talen
die
worden
gesproken
in
het
noorden
van
India
voornamelijk
in
Jammu
en
Kashmir,
Pakistan
en
het
oosten
van
Afghanistan.
Kashmiri
is
een
voorbeeld
van
een
Dardische
taal.
Nuristani
is
een
Indo-‐
Iraanse
taal
die
men
ook
in
Afghanistan
spreekt.
Śauraseni
is
een
Prakrietvorm
ontstaan
uit
het
evolueren
van
het
Sanskriet.
De
Prakriettalen
waren
de
spreektalen
in
het
oude
India,
terwijl
het
Sanskriet
van
een
spreektaal
was
overgegaan
in
een
taal
die
voornamelijk
gebruikt
werd
voor
de
literatuur.
Pahari
is
een
Indische
taalfamilie.
Er
zijn
een
aantal
argumenten
die
worden
gebruikt
om
te
bewijzen
dat
Romanes
een
koïne
is
van
Indische
talen.
Meer
dan
de
helft
van
de
Perzische
leenwoorden
die
voorkomen
in
Romanes
zijn
ook
aanwezig
in
het
huidige
Urdu
en
Hindi.
Dit
wijst
er
op
dat
de
Roma
pas
kunnen
vertrokken
zijn
na
de
invasie
van
het
leger
van
Mahmud
al-‐Ghazni
die
het
Perzisch
met
zich
meebrachten.
Romanes
heeft
bovendien
een
aantal
woorden
die
gebruikt
worden
in
militaire
context
die
van
Indische
talen
afkomstig
zijn.
40
Ian
Hancock,
200,
p1-‐13.
24
De
cijfers
in
Romanes
zijn
een
speciaal
geval.
Er
zijn
een
aantal
cijfers
zeer
gelijkend
op
Indische
cijfers.
Deze
zijn
echter
niet
gelijkend
aan
één
enkele
Indische
taal
maar
komen
in
verschillende
Indische
talen
terug.
Dit
wijst
er
op
dat
Romanes
uit
verschillende
Indische
talen
moet
samengesteld
zijn.
Andere
cijfers
zijn
onderhevig
geweest
aan
Iraanse
invloeden.
Een
aantal
cijfers
zijn
rechtstreekse
leenwoorden
uit
het
Grieks.
De
cijfers
7,
8
en
9
zijn
bijvoorbeeld
niet
geïnspireerd
op
cijfers
uit
Indische
talen
terwijl
het
hier
toch
om
basiscijfers
gaat.
Dit
is
terug
te
vinden
in
Romanes,
Domari
en
Lomavren.
Hier
is
nog
geen
verklaring
voor
gevonden.
De
cijfers
4
en
6
zijn
Dardische
cijfers.
In
Romanes
worden
zij
respectievelijk
als
shtar
en
shov
uitgesproken.
Het
cijfer
2
is
duj
in
Romanes.
Deze
klank
betekent
twee
in
Bengali,
Assamees,
Nimadi
(een
Rajasthaans
dialect),
Oriya,
enkele
Bihari
talen,
Pahari
en
in
Kashmiri.
In
het
Hindi
gebruikt
men
do
voor
twee.
Do
betekent
ook
2
in
Romanes
maar
enkel
wanneer
deze
in
de
obliquus
staat.
Obliquus
is
een
term
om
naamvallen
aan
te
duiden
die
niet
de
nominatief
zijn.
De
nominatief
is
de
naamval
voor
het
onderwerp
of
het
gezegde.
In
het
Hindi
is
er
enkel
onderscheid
tussen
de
nominatief,
de
obliquus
en
de
vocatief
voor
aansprekingen.
In
Sanskriet
en
Romanes
bestaat
er
een
systeem
dat
onderscheid
maakt
tussen
nomanitief,
accusatief,
datief,
ablatief,
genitief
en
instrumentalis.
In
het
Hindi
wordt
de
obliquus
niet
toegepast
op
cijfers.
In
Dardische
talen
bestaat
er
wel
een
obliquusvorm
van
de
cijfers.
41
Een
belangrijke
noot
die
men
in
het
achterhoofd
moet
houden
bij
de
uiteenzetting
van
dit
onderdeel
is
dat
de
interesse
voor
het
puzzelen
om
tot
een
geschiedenis
van
de
Roma
te
komen
ontstaan
is
uit
taalkundig
onderzoek.
Dit
vond
plaats
op
het
einde
van
de
18de
eeuw.
Het
eerste
onderzoek
naar
de
Roma
is
echter
niet
altijd
objectief
verlopen.
De
onderzoekers
waren
vooringenomen.
Zij
hadden
hun
persoonlijke
drijfveren
om
aan
dit
onderzoek
deel
te
nemen
of
waren
reeds
bevooroordeeld
over
deze
mensen.
Het
is
niet
uitzonderlijk
dat
de
Roma
in
een
boek
of
tekst
uit
deze
jaren
zeer
negatief
naar
voor
komen.
Het
Romanes
is
meermaals
een
dieventaal
genoemd.
Men
dacht
dat
de
Roma
deze
had
uitgevonden
enkel
en
alleen
omdat
de
mensen
rondom
hen
hun
plannen
niet
zouden
kunnen
horen.
Men
dacht
dat
het
geen
echte
taal
betrof
maar
een
verzonnen
geheime
code.
Aangezien
het
taalkundig
onderzoek
de
reden
was
waarom
men
meer
41
John
Vijay,
2008,
p1-‐40.
25
wou
te
weten
komen
over
de
Roma
aan
de
hand
van
geschiedkundig
onderzoek
en
culturele
antropologie,
heeft
dit
een
kader
gevormd
waarin
de
antwoorden
die
het
geschiedkundig
onderzoek
aanbracht,
moesten
passen.
De
taalwetenschappers
hadden
aan
de
hand
van
de
taal
de
route
geconstrueerd
die
de
Roma
vermoedelijk
hebben
afgelegd.
De
evenementen
en
tijdsbepalingen
die
geschiedkundigen
of
taalkundigen
verder
construeerden
moesten
hier
bij
passen
of
werden
als
onwaarschijnlijk
afgedaan.
Het
taalkundig
onderzoek
leert
ons
zeer
veel
en
geeft
steunpunten
aan.
Het
is
echter
onvoldoende
om
ons
enkel
te
baseren
op
taalonderzoek.
Een
bepaald
handelsvolk
kan
talen
uit
verre
gebieden
aanleren
op
de
handelsroutes
om
met
de
andere
handelaren
te
kunnen
overleggen.
Invloeden
van
verscheidene
factoren
zijn
niet
te
onderschatten.
Er
wordt
nu
zeer
veel
opnieuw
in
vraag
gesteld
met
de
opkomst
van
Romani
wetenschappers
die
zelf
hun
geschiedenis
en
identiteit
in
handen
willen
nemen.
Na
de
ontdekking
van
de
gelijkenissen
tussen
Romanes
en
de
Indische
taalfamilie
is
er
nooit
meer
iets
even
relevant
aan
het
licht
gekomen.
Vele
argumenten
die
geschiedkundige
of
etnografische
theorieën
proberen
aan
te
sluiten
op
de
taalkundige
bewijzen
zijn
speculatie.
Men
moet
hier
wel
bij
nuanceren
dat
sommige
disciplines
geen
exacte
wetenschappen
zijn
omdat
zij
onderwerpen
behandelen
waarbinnen
het
belangrijk
is
om
te
nuanceren.
Het
gaat
hier
om
de
menswetenschappen
zoals
psychologie,
antropologie,
sociologie
en
andere.
Deze
zijn
daarom
niet
minderwaardig
voor
het
onderzoek.
In
de
Charles
Universiteit
in
Praag
is
er
reeds
een
onderdeel
van
de
afdeling
Indologie
gewijd
aan
Romani
onderzoek.
De
studenten
kunnen
er
bovendien
een
opleiding
in
de
Romani
studies
volgen.
Op
die
manier
zijn
beiden
sterk
met
elkaar
verweven.
Dit
onderdeel
is
gesticht
door
Milena
Hübschmannova
die
zelf
een
professor
in
de
Indo-‐
Arische
taalkunde
was.
Zij
werd
bij
een
confrontatie
met
de
Roma
door
hen
gefascineerd.
Door
haar
inbreng
op
de
faculteit
Oosterse
Talen
en
Culturen
van
de
Charles
Universiteit
heeft
zij
de
studie
kunnen
uitbreiden.
Ze
heeft
de
Romani
studies
ondergebracht
in
de
Indologie
omdat
de
Indologie
van
belang
kan
zijn
voor
de
taalkundige
en
sociaal-‐culturele
onderzoeken
naar
de
Roma.
Aan
de
andere
kant
is
deze
afdeling
er
gekomen
op
deze
faculteit
omdat
zij
het
meest
op
deze
faculteit
invloed
kon
uitoefenen.
Voor
haar
persoonlijk
waren
de
gelijkenissen
tussen
de
Roma
en
de
Indische
26
bevolking
zeer
treffend.
Milena
Hübschmannova
heeft
vooral
gesteld
dat
de
sociale
stratificatie
die
bij
de
Roma
voorkomt,
gelijkt
op
het
kastensysteem
in
India.
2.
Het
onderzoek
naar
de
origine
van
de
Roma
in
India.
Het
meest
voorkomende
jaartal
dat
wordt
opgegeven
voor
de
ontdekking
van
de
linguïstische
link
tussen
Romanes
en
de
Indische
talen
is
1763.
Deze
ontdekking
wordt
toegeschreven
aan
een
zekere
Istvan
Valyi,
soms
ook
wel
Stephan
Vali
genoemd.
Hij
zou
drie
Indische
studenten
uit
Malabar
ontmoet
hebben
op
de
Universiteit
van
Leiden.
Hij
studeerde
in
Leiden
theologie.
In
de
conversatie
van
de
drie
Indische
studenten
herkende
hij
woorden
die
werden
gesproken
door
de
Roma
die
leefden
in
zijn
gemeenschap
of
werkten
op
het
landgoed
van
zijn
ouders.
Vervolgens
registreerde
hij
een
duizendtal
woorden
met
hun
betekenis
erbij
die
hij
later
zou
voorleggen
aan
de
Roma
uit
zijn
thuisstreek.
Deze
konden
moeiteloos
de
begrippen
vertalen
aangezien
zij
de
woorden
zelf
gebruikten.
Soms
is
er
sprake
van
een
thesis
die
Istvan
Valyi
zou
geschreven
hebben
over
de
relatie
tussen
Sanskrit
en
andere
Indo-‐Europese
Talen.
Dit
is
onwaarschijnlijk
aangezien
hij
een
student
theologie
was.
42
Dit
verhaal
is
moeilijk
na
te
trekken.
Veel
dat
er
over
is
verschenen
is
letterlijk
overgenomen
van
andere
bronnen
zonder
het
na
te
trekken.
Er
zijn
verschillende
versies
van
dit
verhaal
over
Istvan
Valyi.
Een
eerste
versie
zegt
dat
de
eerste
die
het
verhaal
van
Istvan
Valyi
publiceerde
Georg
Pray
was.
Het
verscheen
in
de
Wiener
Anzeigen,
een
krant
uit
Wenen,
in
1776
in
het
Latijn.
Het
verhaal
werd
verder
overgenomen
door
Samuel
ab
Hortis
en
Heinrich
Grellmann.
Grellmann
nam
een
vertaling
van
het
artikel
uit
de
Wiener
Anzeigen
op
in
zijn
boek
“Die
Zigeuner”
in
1783.
Al
zou
Grellmann
misschien
graag
met
de
eer
gaan
lopen
dat
hij
de
eerste
was
die
er
door
werd
aangezet
de
link
verder
te
onderzoeken,
zou
het
Samuel
ab
Hortis
zijn
die
de
eerste
was
om
een
uitgebreide
etnografische
studie
te
maken
van
de
Roma.
Sommige
beweren
dat
ook
Jacob
Bryant
en
Johann
Rüdiger
Heinrich
Grellmann
voor
waren.
Alleszins
op
datzelfde
moment
werden
ook
anderen
geïnspireerd
door
het
artikel
om
een
onderzoek
aan
te
vangen.
Georg
Pray
was
een
academicus
uit
Oostenrijk
die
het
42
Wim
Willems,
1997,
p58-‐88.
27
verhaal
te
horen
kreeg
van
een
graaf
Szekely
von
Doba.
De
graaf
hield
zich
in
zijn
vrije
tijd
bezig
met
archiveren.
Hij
zou
letterlijk
de
woorden
van
Szekely
von
Doba
hebben
weergegeven.
Deze
graaf
kreeg
het
verhaal
op
zijn
beurt
te
horen
in
1763
van
Stephen
Pap
Szathmar
Nemeth.
Deze
drukker
beweerde
dat
hij
in
het
bezit
was
van
de
lijst
die
Valyi
had
opgesteld.
Deze
lijst
is
echter
nooit
teruggevonden.43
Andere
versies
schrijven
over
het
voor
het
eerst
verschijnen
van
40
artikels
anoniem
over
het
leven
van
zigeuners
in
de
Wiener
Anzeigen
in
1775.44
Wim
Willems
identificeerde
deze
anonieme
schrijver
als
zijnde
Samuel
Augustini
ab
Hortis,
zelf
een
Lutheraanse
pastoor
die
leefde
in
Szepes
in
Hongarije
dat
nu
in
Slowakije
gelegen
is.45
Hieronder
bevinden
zich
vertalingen
van
de
aanvang
van
het
artikel
dat
van
de
hand
van
Samual
ab
Hortis
zou
zijn
en
het
artikel
dat
wordt
toegeschreven
aan
Georg
Pray
zoals
het
werd
overgenomen
door
Grellmann
uit
de
Wiener
Anzeigen.
Het
gaat
duidelijk
over
hetzelfde
artikel.
(3)
“On
november
6,
1764,
I
was
visited
by
the
erudite
printer
Stefan
Pap
Nemethi,
who
told
me
in
an
interview
what
he
had
learned
from
the
Calvinist
preacher
Stefan
Vali
who,
at
that
time,
was
working
in
Almáš
in
the
district
of
Komárno.
When
Vali
was
at
the
university
in
Leyden,
he
became
friendly
with
three
Malabar
youths.
“
Samuel
ab
Hortis;
46
(1)
“
Im
Jahre
1763
den
6ten
November,
sagt
der
lirheber
dieser
Nachticht,
besuchte
mich
ein
Buchdrucker,
Nahmens
Stephan
Pap
Szathmar
Nemethi.
Indem
wie
so
von
Allerley
plauderten,
kamen
wir
auch
auf
die
Zigeuner;
und
bey
dieser
Gelegenheit
erzählte
mir
mein
Gast,
aus
dem
Munde
eines
Reformierten
Predigers,
Stephan
Vali,
zu
Almasch
im
Komorner
Komitat,
folgende
Anecdote:
Als
er,
dieser
Vali,
auf
den
hohen
Schule
zu
Leiden
studiert
habe,
sey
er
mit
den
Malabarischen
jungen
Leuten
in
genauer
Bekanntschaft
gestanden.”
(Grellmann
1807,
p170)
47
43
Ian
Hancock
&
Dileep
Karanth,
2010,
p47-‐53.
44
Anna
G.
Piotrowska,
2009,
p205-‐214.
Van
deze
Istvan
Valyi
of
Stefan
Vali
wordt
steeds
gezegd
dat
hij
een
Hongaar
was.
Het
plaatsje
Almás
in
het
gebied
van
Komora
of
Komárno
waar
hij
zou
gewerkt
hebben
als
Calvinistisch
pastoor,
ligt
echter
heden
ten
dage
in
Slowakije.
Over
het
algemeen
wordt
wel
aangenomen
dat
hij
een
Hongaar
was.
De
Roma
die
hij
kende
woonden
in
Raab,
dit
is
de
Duitse
naam
voor
Györ,
een
stad
in
Hongarije
gelegen
tussen
Boedapest
en
Wenen.
Het
Instituut
van
Openbare
Zaken
in
Bratislava
publiceerde
in
2003
een
rapport
over
de
Roma
in
Slowakije
waarin
staat
dat
Istvan
Valyi
enkel
in
Györ
passeerde
op
zijn
weg
naar
huis
en
er
zijn
lijst
van
1000
woorden
voorlegde
aan
de
Roma
die
hij
er
tegenkwam
maar
er
zelf
niet
gewoond
heeft.
48
Harm
Beukers,
een
professor
aan
de
universiteit
van
Leiden,
ging
op
zoek
in
de
recensielijsten
en
in
de
volumina
inscriptzo
naar
de
naam
Istvan
Valyi.
Hij
is
niet
geregistreerd
in
deze
archieven
tussen
1500
en
1763.
Het
is
ook
mogelijk
dat
Istvan
Valyi
op
een
andere
school
was
ingeschreven
en
de
universiteit
van
Leiden
enkel
bezocht.
In
1753
was
er
namelijk
wel
een
Stephanus
Waali
ingeschreven
op
de
Universiteit
van
Utrecht.
In
1758
werd
verder
de
student
Daniel
Szathmari
ingeschreven
op
het
Saten
College.
In
1761
werd
er
nog
een
student
met
de
naam
Michael
Pap
Szathmari
ingeschreven.
Hij
studeerde
theologie.
In
Nederland
werden
er
in
die
tijd
jaarlijks
twee
studenten
uit
Hongarije
toegelaten
op
het
Staten
College.
Deze
school
was
oorspronkelijk
gesticht
om
ook
jongeren
uit
armere
gezinnen
de
kans
te
geven
op
hoger
onderwijs.
Het
kan
dus
zijn
dat
het
verhaal
van
Istvan
Valyi
een
constructie
is,
terwijl
de
drukker
Szathmari
zijn
informatie
eigenlijk
had
gehaald
bij
leden
van
zijn
familie.49
De
drie
studenten
van
Malabar
zullen
wel
degelijk
aanwezig
geweest
zijn
op
de
Universiteit
van
Leiden.
Er
werden
drie
plaatsen
weggegeven
aan
studenten
afkomstig
van
Nederlands-‐Indië,
de
toenmalige
kolonies
van
Nederland.
Zij
moesten
aan
de
universiteit
verblijven
tot
er
drie
nieuwe
studenten
overkwamen.
In
de
jaren
1750
kwamen
drie
studenten
aan
in
Leiden
uit
Sri
Lanka.
Zij
staan
geregistreerd
als
Johannes
Jacobus
Meyer,
Petrus
Cornelissen
en
Antonius
Moyaars.
Op
Sri
Lanka
sprak
men
toen
Tamil,
Sinhala,
Nederlands
en
een
Portugese
creoolse
taal.
Tamil
is
een
Dravidische
taal,
geen
Indo-‐Europese
dus
deze
taal
lijkt
helemaal
niet
op
Romanes.
Sinhala
heeft
meer
48
Michal
Vašečka
&
Martina
Jurásková
&
Tom
Nicholson,
2003,
p91-‐92.
49
Wim
Willems,
1997,
p57-‐59.
gelijkenis
met
Romanes
maar
is
toch
nog
veel
te
verschillend
om
er
op
het
gehoor
mee
gerelateerd
te
worden.50
Malayalam,
gekend
als
Malabari
taal,
kan
het
niet
geweest
zijn
omdat
ook
deze
taal
een
Dravidische
taal
is.
Indien
het
Sanskriet
was
dat
deze
drie
studenten
spraken
moeten
zij
dit
specifiek
gestudeerd
hebben
of
van
de
brahmanenklasse
zijn
om
kennis
gehad
te
hebben
van
het
Sanskriet.
Het
is
echter
onwaarschijnlijk
dat
deze
onder
elkaar
niet
hun
eigen
taal
zouden
gebruikt
hebben.
Sanskriet
wordt
veel
minder
gebruikt
om
te
communiceren.
Ze
zouden
het
over
Sanskriet
kunnen
gehad
hebben
maar
ook
dan
is
het
onwaarschijnlijk
dat
Istvan
Valyi
dit
zou
hebben
opgevangen.
Romanes
is
door
de
tijd
zo
geëvolueerd
dat
het
niet
eenvoudig
is
om
het
Sanskriet
erin
te
herkennen,
toch
niet
zonder
aarzelen.
Het
hedendaagse
Romanes
heeft
fonetisch
meer
overeenkomsten
met
Nieuw-‐Indo-‐Arische
talen
dan
met
het
Sanskriet.
Bovendien
hoeven
de
aangehaalde
studenten
niet
overeen
te
komen
met
de
studenten
afkomstig
uit
Sri
Lanka.
Het
christendom
zou
in
India
al
bekend
zijn
sinds
het
bezoek
van
de
heilige
Thomas
aan
India.
Het
werk
van
missionarissen
en
kolonisatoren
had
het
verder
uitgebreid.
Het
zou
plausibel
zijn
dat
er
Indische
studenten
naar
Europa
kwamen
om
er
meer
over
het
christendom
te
leren
of
om
inderdaad
theologie
te
studeren
op
een
plaats
waar
het
christendom
al
veel
langer
overheersend
was.
Het
christendom
is
vooral
doorgedrongen
in
het
zuiden
van
India
waar
geen
Indo-‐Europese
talen
gesproken
worden,
maar
het
zou
kunnen
dat
deze
studenten
toch
één
of
andere
Indo-‐Europese
taal
hanteerden.
5152
2.2.a De belangrijkste taalkundigen van het eerste vergelijkende taalkundig onderzoek.
De
taalkundige
gelijkenissen
tussen
de
Romani
dialecten
en
Indische
talen
is
steeds
aangenomen
als
hét
bewijs
dat
de
Roma
afkomstig
zijn
uit
India.
De
taalkundigen
waren
de
eersten
die
dit
idee
van
een
Indische
afkomst
uitwerkten.
Zij
vormden
het
vertrekpunt
en
de
inspiratie
voor
verder
vergelijkend
onderzoek
op
andere
vlakken.
De
eerste
vorm
van
onderzoek
naar
de
taal
van
de
Roma
is
reeds
te
vinden
in
de
16de
eeuw.
In
1542
publiceerde
Andrew
Borde
voor
het
eerst
onder
de
titel
‘Egyptische
spraak’
een
50
Ian
Hancock,
2010,
p47-‐53.
51
Milena
Hübschmannova,
2002,
p1-‐3.
52
Jean-‐Pierre
Liégeois,
1994,
p44.
30
reeks
van
13
zinnen
uit
het
Romanes
vergezeld
van
de
Engelse
vertaling
ervan.
Sindsdien
zijn
de
pogingen
om
Romanes
vast
te
leggen
steeds
complexer
geworden.
Er
werden
steeds
meer
woorden
verzameld.
Later
werden
er
woodenlijsten
opgesteld
van
verschillende
dialecten.
Veel
later
werd
pas
aandacht
besteed
aan
de
grammaticale
opbouw
van
deze
dialecten
in
de
werken
van
Paspati
(1870),
Wlislocki
(1884)
en
Finck
(1903).
De
woordenlijsten
en
grammaticale
werken
werden
de
bronnen
om
mee
te
werken
in
het
vergelijkende
taalkundige
onderzoek.
Dit
onderzoek
zou
worden
bijgestaan
door
de
Indologen
Beames,
Pischel,
Sampson,
Woolner
en
Bloch.53
In
de
19de
eeuw
kwam
er
veel
belangstelling
voor
het
onderzoek
naar
de
Roma
op.54
Dit
gebeurde
mede
door
het
romantische
stereotiep
dat
van
deze
bevolking
werd
gecreëerd
in
de
literatuur
van
deze
periode.
Er
was
veel
aandacht
voor
de
folklore
en
taal
van
de
Roma.
Sinds
de
artikels
in
de
Wiener
Anzeigen
over
het
verhaal
van
Istvan
Valyi,
die
suggereerde
dat
er
een
treffende
gelijkenis
bestond
tussen
de
Indische
talen
en
de
Romani
dialecten,
ontstond
de
fascinatie
voor
de
relatie
die
Romanes
heeft
met
bepaalde
Indische
talen.
Dit
zou
namelijk
op
een
exotische
herkomst
kunnen
wijzen
van
een
volk
waar
voorheen
zo
goed
als
niets
over
geweten
was.
55
Er
zijn
meerdere
personen
verantwoordelijk
voor
de
zogenaamde
ontdekking
van
een
taalkundige
connectie
met
India.
Deze
personen
waren
allemaal
tijdgenoten.
Waarschijnlijk
ging
dit
taalkundig
onderzoek
gepaard
met
een
wisselwerking
tussen
allerlei
mensen
en
ideeën
over
de
taal.
De
19de
eeuw
was
een
vruchtbare
periode
voor
taalkundig
onderzoek.
Historisch-‐taalkundigen
hebben
allerlei
talen
met
elkaar
vergeleken.
Ze
kwamen
tot
de
ontdekking
dat
men
kon
spreken
over
de
Indo-‐Europese
taalfamilie
waarin
allerlei
talen
huizen
die
onderling
overeenkomsten
vertonen.
De
Indo-‐Europese
taalfamilie
bestaat
uit
de
meeste
talen
die
men
in
Europa
spreekt
met
nog
een
aantal
taalgroepen
uit
het
Nabije
Oosten.
Men
vermoedt
dat
al
deze
talen
voortgekomen
zijn
uit
één
oudere
gemeenschappelijke
taal
die
men
probeert
te
herconstrueren
onder
de
naam
Proto-‐
Indo-‐Europees.
Romanes
behoort
zowel
tot
de
Indo-‐Europese
talen
als
tot
de
kleinere
groep
van
de
Indo-‐Arische
talen.
De
Indo-‐Arische
talen
zijn
de
verschillende
talen
die
men
in
India
hanteert
samen
met
verschillende
Iraanse
varianten
van
taal.
56
De
19de
eeuw
was
nog
om
een
andere
reden
de
voedingsbodem
van
veel
taalkundig
onderzoek.
53
Yaron
Matras,
1994,
p4-‐5.
54
Yaron
Matras,
2002,
p2.
55
Ian
Hancock,
2002,
p64-‐68.
56
Guy
Janssens
&
Ann
Marynissen,
2005,
p25-‐31.
31
Taal,
cultuur
en
geschiedenis
werden
gezien
als
de
belangrijkste
karakteristieken
om
identiteit
en
nationale
trots
op
te
baseren.
Over
deze
drie
dingen
was
er
echter
niet
veel
geweten
als
het
op
de
Roma
aankwam.
Aan
de
hand
van
de
taal
zou
men
twee
vliegen
in
één
klap
kunnen
slaan.
De
studie
van
de
taal
werd
onder
handen
genomen
en
aan
de
hand
van
deze
taal
zouden
deze
wetenschappers
ook
proberen
meer
te
weten
te
komen
over
de
geschiedenis
van
het
volk.
De
ontdekkers
van
de
verwantschap
tussen
Romanes
en
Indische
talen
alias
de
taalkundigen
die
er
als
eerste
echt
onderzoek
naar
gedaan
hebben
zijn
Johann
Rüdiger,
Heinrich
Grellmann,
Christian
Büttner,
William
Marsden,
Jacob
Bryant
en
Peter
Pallas.
Zij
zouden
enigszins
onafhankelijk
van
elkaar
tot
deze
bevinding
gekomen
zijn.
We
weten
niet
in
hoeverre
zij
door
elkaars
werk
beïnvloed
zijn
geweest.
Waarschijnlijk
is
er
wel
een
gemeenschappelijke
factor
voor
de
instigatie
van
het
onderzoek
geweest
of
hebben
deze
verschillende
mensen
met
elkaar
in
contact
gestaan,
aangezien
zij
ongeveer
allen
gelijktijdig
met
het
idee
van
verwantschap
op
de
proppen
kwamen.
Zij
kwamen
vervolgens
tot
de
conclusie
dat
Romanes
een
Indische
taalvariant
is
en
dat
bijgevolg
de
Roma
ooit
in
India
moeten
geleefd
hebben.
Belangrijke
doorbraken
in
het
verdere
onderzoek
werden
bereikt
door
August
Pott
en
Franz
Miklosich.
Heinrich
Grellmann
(1756-‐1804)
was
een
wetenschapper
van
Göttingen
die
het
meest
gekend
is
voor
zijn
onderzoek
naar
de
taalkundige
relatie
tussen
Romanes
en
andere
Indische
talen.
De
laatste
jaren
echter
hebben
andere
wetenschappers
zoals
Martin
Ruch
geopperd
dat
Heinrich
Grellmann
niet
kritisch
met
zijn
bronnenmateriaal
omging
en
zelfs
voor
de
samenstelling
van
zijn
boek
bevindingen
heeft
gekopiëerd
uit
artikels
van
de
Wiener
Anzeigen
en
uit
boeken
van
Rüdiger.
Grellmannn
is
wel
de
man
die
het
onderzoek
naar
deze
link
tussen
Romanes
en
Indische
talen
op
de
kaart
zette.
57
Heinrich
Grellmann
stond
negatief
ingesteld
tegenover
de
Roma.
Hij
schrijft
in
zijn
boek
dat
de
Roma
dieven,
bedriegers
en
kannibalen
zijn.
Hij
vond
echter
niet
dat
zij
daarom
moesten
gedeporteerd
worden.
Hij
geloofde
dat
de
Roma
de
capaciteiten
hadden
om
te
integreren
als
men
ze
verplichtte
om
te
assimileren.58
Hij
ging
de
mosterd
voor
zijn
boek
uit
1783
“Historischen
Versuch
über
die
Zigeuner”
halen
bij
zijn
leermeester
aan
de
57
Wim
Willems,
1997,
p23
&
p84.
universiteit
van
Göttingen
Christian
Büttner.
Christian
Büttner
had
in
1771
in
zijn
werk
“Vergleichstafel
der
schriftarten
Verschiedener
Völker”
reeds
geopperd
dat
de
Roma
een
Indisch
of
Afghaans
volk
waren.
Hij
vond
gelijkenissen
tussen
Romanes
en
Pashto,
een
taal
die
in
Afghanistan
en
Pakistan
gesproken
wordt.59
Johann
Rüdiger
publiceerde
een
jaar
vroeger
dan
Grellmann
reeds
zijn
boek
“Von
der
Sprache
und
Herkunft
der
Zigeuner
aus
Indien”.
Dit
boek
was
de
eerste
poging
om
een
beknopte
beschrijving
van
de
grammatica
van
een
Romani
dialect
te
geven.
Het
was
bovendien
de
eerste
uiteenzetting
van
de
vergelijkende
studie
van
de
taal
met
het
oog
op
het
vinden
van
de
afkomst
van
de
taal.
Hij
benadrukte
hoe
contact
met
andere
talen
de
structuur
van
Romanes
heeft
veranderd
door
de
eeuwen
heen.
Het
boek
heeft
de
basis
gelegd
voor
het
taalkundig
onderzoek
in
verband
met
de
Romani
dialecten,
ook
al
is
het
vooral
van
grote
invloed
geweest
door
de
weergave
ervan
in
het
boek
van
Grellmann.
Ook
Rüdiger
werd
aangespoord
door
zijn
professor
op
de
universiteit.
Rüdiger
was
gezeten
aan
de
universiteit
van
Halle
in
Duitsland.
Hartwig
Bacmeister
spoorde
hem
aan
om
een
standaard
onderzoekstekst
te
laten
vertalen
in
het
Romanes
om
er
vervolgens
vergelijkend
taalkundig
onderzoek
op
toe
te
passen.
Rüdiger
toonde
sympathie
voor
de
Roma.
Hij
vond
dat
de
maatschappij
hen
verkeerd
behandelde
en
hen
opzij
schoof
waardoor
ze
onoverkomelijk
op
de
rand
van
de
maatschappij
in
marginale
omstandigheden
moesten
gaan
wonen.
60
Als
het
ware
tezelfdertijd
als
de
ontdekkingen
in
Duitsland,
deed
men
in
Engeland
uitspraken
over
de
vermeende
Indische
afkomst
van
de
Roma
aan
de
hand
van
taalkundig
onderzoek.
Jacob
Bryant
(1776-‐1780)
vergeleek
woorden
uit
het
Romanes
met
verwante
woorden
uit
het
Perzisch
en
Urdu.
Hij
zou
tot
dezelfde
conclusie
gekomen
zijn
als
Johann
Rüdiger
namelijk
het
feit
dat
Romanes
een
Indo-‐Arische
taal
was
afkomstig
uit
India.
61
William
Marsden
(1785)
en
Peter
Pallas(1781)
merkten
eveneens
de
Indische
gelijkenis
op
bij
de
Romani
dialecten.
62
59
Donald
Kenrick,
2007,
p220.
Belangrijk
baanbrekend
onderzoek
werd
verder
nog
verricht
door
August
Pott
en
Franz
Miklosich.
August
Pott
bracht
in
1844
een
vergelijkende
grammatica
en
een
woordenboek
uit
van
maar
liefst
24
Romani
dialecten.
Franz
Miklosich
schreef
een
twaalfdelig
overzicht
van
de
Romani
dialecten
die
hij
onder
de
loep
had
genomen.
Beiden
vergeleken
hun
grote
aanbod
aan
gegevens
over
verschillende
Romani
dialecten
om
zo
de
migratieroute
tot
aan
het
oorspronkelijke
gebied
waar
de
Roma
vandaan
kwamen
te
reconstrueren.
Zij
waren
alletwee
pioniers
in
studies
over
contacten
tussen
talen.
Beiden
betrokken
in
hun
onderzoek
de
taal
van
de
Dom.
Ralph
Turner
die
doceerde
aan
de
school
voor
Oosterse
en
Afrikaanse
studies
in
Londen
probeerde
op
zijn
beurt
aan
te
tonen
dat
Romani
tot
de
taalgroep
uit
Centraal-‐India
behoorde.
Hij
schreef
een
heleboel
grammaticale
vergelijkingen
uit.
De
kenmerken
die
Romanes
met
de
Noord-‐Indische
talen
deelt,
waren
volgens
hem
van
een
latere
periode.
Zo
zouden
de
Roma
oorspronkelijk
van
Centraal-‐India
zijn
maar
zouden
zij
wel
in
het
noorden
van
India
geweest
zijn.
Het
was
zijn
mening
dat
deze
verschuiving
van
Centraal
naar
Noord
zich
reeds
voor
250
v.
Chr.
had
voorgedaan.
Ralph
Turner
was
een
belangrijk
geleerde
voor
het
historisch
vergelijkend
onderzoek
naar
Romanes
binnen
de
Indo-‐Arische
talen.
Hij
schreef
het
artikel
in
de
Journal
of
the
Gypsy
Lore
Society
“The
position
of
Romani
in
Indo-‐Aryan”.
63
Indologen
gingen
deze
theorieën
opgebouwd
door
August
Pott
en
Franz
Miklosich
gaan
toepassen
in
hun
eigen
filologisch
onderzoeksveld.
Alexander
Paspati
onderzocht
de
gelijkenissen
tussen
de
werkwoordswortels
van
het
Sanskriet
en
Romanes.
Richard
Pischel
concentreerde
zich
op
het
Prakriet.
De
Prakrietvormen
van
de
oude
Indische
talen
zijn
een
taalkundige
evolutie
van
het
Sanskriet
naar
de
Nieuw-‐Indo-‐
Arische
talen.
Prakriet
ligt
er
tussenin.
Op
zijn
beurt
merkte
John
Beames
gelijkenissen
op
met
Kashmiri
en
Punjabi.
Grierson
en
Jules
Bloch
schreven
een
Dardische
oorsprong
toe
aan
Romanes.
Ten
slotte
vond
Alfred
Woolner
dat
men
op
zoek
moest
gaan
naar
gelijkenissen
met
Romanes
in
het
Oosten
van
India.
Hij
vond
dat
voornamelijk
West-‐
Pahari
enorm
veel
gelijkenissen
vertoonde
met
de
Romani
dialecten.
64
In
1888
werd
de
Gypsy
Lore
Society
(GLS)
opgericht
door
David
MacRitchie
en
William
Ibbetson
in
Liverpool.
Dit
ging
gepaard
met
een
nieuw
tijdschrift
“the
Journal
of
the
Gypsy
Lore
Society”.
Zowel
de
vereniging
als
het
tijdschrift
boden
een
platform
voor
63
Donald
Kenrick,
2007,
p34.
64
Ian
Hancock,
1988,
p184-‐192.
34
discussie
over
de
Roma.
Het
tijdschrift
publiceerde
vele
artikels
over
het
onderzoek
dat
werd
verricht.
De
vereniging
was
voornamelijk
voor
sympathisanten
met
een
kritische
geest.
Er
werd
kennis
gemengd
met
een
romantische
visie
op
het
leven
van
de
Roma.
Taalkunde
en
folklore
waren
de
grote
aandachtspunten.
Zij
hielden
zich
voornamelijk
bezig
met
het
vastleggen
van
oude
Romani
verhalen.65
Dora
Yates,
lange
tijd
de
secretaris
van
de
vereniging
schreef
een
boek
over
de
Romani
folklore
van
de
Welsh
Roma.
Charles
Leland,
een
ander
van
lid
van
de
GLS,
verzamelde
Romani
liederen.
Het
woord
"Lore"
uit
Gypsy
Lore
Society
wijst
op
het
doel
om
kennis
te
vergaren
over
de
tradities
van
de
Roma.66
In
1892
viel
de
organisatie
van
de
Gypsy
Lore
Society
uiteen.
John
Sampson
(1862-‐1931)
was
verantwoordelijk
voor
het
heroprichten
van
het
platform
in
1907.
Hij
verrichtte
onderzoek
over
de
taal
van
de
Welsh
Roma
in
Engeland.
Hij
bestudeerde
daarvoor
voornamelijk
de
familie
Wood.
Hij
schreef
in
1926
het
meest
systematische
werk
tot
dan
toe
over
de
historische
gronding
van
Romanes.
Sampson
probeerde
de
woorden
die
hij
had
verzameld
bij
de
familie
Wood
naast
woorden
uit
het
Perzisch,
Sanskriet
en
Europese
talen
te
leggen
om
zo
de
afkomst
van
die
woorden
na
te
gaan.
67
Vanaf
de
heroprichting
van
het
vennootschap
verschoof
de
aandacht
van
zich
enkel
bezig
te
houden
met
het
verzamelen
van
zoveel
mogelijk
kennis
over
de
Roma
naar
meer
invloed
hebben
op
de
publieke
opinie
over
de
Roma.
De
locatie
van
het
gebeuren
verschoof
naar
Amerika.
De
Gypsy
Lore
Society
bestaat
nog
steeds.
Men
kan
nog
steeds
lid
worden
of
tijdschriften
opvragen.
Zij
hebben
echter
de
naam
veranderd
in
“Romani
Studies”.
Het
is
een
internationale
vereniging
voor
mensen
die
zich
interesseren
voor
het
lot
en
de
studie
van
de
Roma.
Zij
proberen
de
Romani
cultuur
maar
ook
de
culturen
van
andere
nomadische
bevolkingsgroepen
te
promoten.
68
Het
kan
niet
eenvoudig
zijn
om
de
Romani
dialecten
te
bestuderen.
Meestal
is
het
Romani
dialect
niet
de
moedertaal
van
de
Roma.
Ze
spreken
als
moedertaal
de
taal
van
het
land
waarin
zij
reeds
het
langst
verblijven.
Als
zij
Romanes
spreken,
staan
zij
vaak
niet
stil
bij
de
grammaticale
opbouw
van
de
taal
bij
het
gebruik
ervan.
Zij
hebben
zeker
65
Katherine
Hooper,
2005,
p23-‐29.
66
Deborah
Epstein
Nord,
2006,
p141.
67
Anthony
Samspon,
2005,
p15-‐19.
68
Brian
A.
Belton,
2005,
p187-‐189.
35
niet
allemaal
kennis
over
grammatica.
De
meeste
Romani
dialecten
worden
gecombineerd
gebruikt
met
de
talen
uit
de
landen
waarin
zij
wonen.
Zij
vullen
bijvoorbeeld
een
zin
aan
met
woorden
uit
het
Slowaaks
wanneer
er
woorden
zijn
die
zij
kwijt
zijn,
niet
meer
kennen
of
nooit
hebben
gehad.
Anderen
kennen
enkel
nog
Romani
woorden
maar
geen
grammaticale
regels.
Zij
gebruiken
dan
af
en
toe
deze
woorden
wanneer
zij
in
hun
moedertaal
spreken.
Een
deel
van
de
Roma
is
analfabeet.
Zij
kunnen
niet
lezen
of
schrijven,
maar
zij
spreken
vaak
wel
veel
verschillende
talen.69
De
eerste
onderzoekers
probeerden
zoveel
mogelijk
woorden
en
grammaticale
structuren
uit
het
Romanes
op
te
vangen
om
neer
te
schrijven.
Later
werden
deze
lijsten
vergeleken
met
oude
talen
zoals
het
Perzisch
en
het
Sanskriet.
Deze
Romani
dialecten
werden
eveneens
vergeleken
met
Nieuw-‐Indo-‐Arische
talen
zoals
Hindi,
Nepali,
Sinhali,
Noord-‐Indische
dialecten,
Dardische
talen
die
men
in
het
Noorden
van
India
in
Jammu
en
Kashmir,
in
Pakistan
en
in
het
Oosten
van
Afghanistan
hanteert,
enz.
Het
is
vooral
fonetisch
en
aan
de
hand
van
basiswoorden
dat
Romanes
enorm
lijkt
op
de
Nieuw-‐Indo-‐Arische
talen.
Basiswoorden
zijn
woorden
die
lichaamsdelen,
familierelaties,
basisbehoeften-‐
en
benodigdheden,
cijfers
enz.
beschrijven.
Basiswoorden
zoals
huis
en
water
zijn
vaak
letterlijk
hetzelfde.70
Dit
verschilt
van
dialect
tot
dialect.
Sommige
dialecten
hebben
meer
invloed
ondervonden
van
de
Europese
talen
dan
andere.
De
volgende
woorden
zijn
een
voorbeeld
van
sterk
gelijkende
basislexicon
van
een
Slowaakse
variant
van
Romanes
en
de
Indische
taal
Hindi:
pheñ
bahan
zus
bala
bāl
*
haar
berš
varś
*
jaar
jag
āg
*
vuur
kher
ghar
huis
kala
kala
zwart
pani
pāni
water
69
Yaron
Matras,
2005,
p54.
70
Peter
bakker
&
Khristo
Kiuchukov,
2000,
p24-‐26.
36
*De
ā
in
transcriptie
duidt
op
een
lange
aa.
*
Zowel
ś
als
š
wijst
op
de
klank
/sh/.
*De
termen
labiaal
,
dentaal,
cerebraal
enz.
wijzen
op
de
manier
waarop
of
plaats
waar
een
klank
of
letter
wordt
uitgesproken
in
de
mond.
Een
aantal
typische
kenmerken
van
Romanes
in
verband
met
de
Indische
talen
is
de
klankverschuiving
van
de
Oud-‐Indo-‐Arische
apiraten
bh,
dh
en
gh
naar
ph,
th
en
kh,
van
de
korte
a
naar
een
e,
van
de
kh
naar
een
x,
en
van
de
cerebrale
ṭ,
ḍ,
ḍḍ,
ṭṭ
en
ḍh
naar
een
r
of
een
ř.
71De
combinatie
in
het
Sanskriet
van
kṣ
werd
zowel
in
Romanes
als
in
de
Centraal-‐Indische
talen
kkh
of
kh.
Op
die
manier
is
het
Sanskriet
woord
voor
oog
akṣi
in
Romanes
veranderd
in
jakh.
In
andere
Indische
talen
is
deze
klank
voornamelijk
verschoven
naar
cch.
In
Romanes
is
er
en
substantiverend
suffix
–ipen.
Dit
zou
in
de
klassieke
Indische
Talen
–itvana
geweest
zijn.
In
Centraal-‐India
veranderde
–itvana
in
–
ippan.
Een
Dardische
(Noord-‐Indische)
invloed
in
Romanes
is
te
zien
in
de
vervoeging
van
werkwoorden.
In
de
verleden
tijd
is
er
namelijk
als
het
ware
een
voornaamwoord
opgeslokt
in
de
vervoeging.
Op
die
manier
kan
men
aan
de
vervoeging
zien
over
welke
persoon
het
gaat.
Het
werkwoord
te
kerel
(doen,
maken)
wordt
in
het
Romanes
in
de
verleden
tijd
1e
persoon
kerdjom
en
in
2de
persoon
kerdjas.
De
–m
en
de
–s
wijzen
op
respectievelijk
1e
en
2e
persoon.
In
het
Dardisch
zien
de
1e
persoon
en
2de
persoon
enkelvoud
van
de
verleden
tijd
er
als
volgt
uit:
kerdojome
en
kerdojose.
De
–d-‐
dat
een
tussenvoegsel
is
bij
te
kerel
is
er
in
terug
te
vinden.
–me
en
–se
duiden
de
persoonsvormen
aan
in
de
Dardische
talen.
Deze
vervoeging
vindt
men
niet
terug
in
talen
zoals
het
Centraal-‐Indische
Hindi
waar
de
verleden
tijd
wordt
uitgedrukt
door
een
participium
van
het
werkwoord
samen
met
een
verleden
tijd
van
het
werkwoord
'zijn'.72
Romanes
heeft
zeer
veel
gelijkenissen
met
allerhande
Indische
talen.
Taalkundigen
zijn
steeds
geneigd
geweest
om
een
taal
te
proberen
zoeken
die
er
het
dichtst
bij
aansluit.
Anderen
denken
dat
Romanes
moet
gezien
worden
als
een
aparte
Indische
taal
op
zich.
Zowel
in
Romanes
van
de
Roma
als
in
Lomavren
van
de
Lom
zijn
de
medialen
t,
th,
d
en
dh
uit
het
Sanskrit
veranderd
in
een
l.
In
Domari
werden
deze
medialen
een
r.
In
zo
goed
71
Keith
Brown
&Sarah
Ogilvie,
2009,
p898.
72
Nicholas
Evans,
2010,
p126-‐128.
37
als
alle
andere
Indische
talen
zijn
deze
medialen
niet
behouden.
73
In
Romanes
is
de
ṛ
uit
de
klassieke
Indische
talen
veranderd
in
een
u
of
i.
Dit
heeft
zich
ook
voorgedaan
in
de
Indische
Prakriettalen
en
de
Centraal-‐Indische
talen.
Romani
heeft
ook
een
aantal
vormen
uit
het
Sanskriet
waarbij
men
dentale
klanken
of
medeklinkers
samenvoegd
behouden.
In
Sanskriet
duidt
men
drie
aan
met
tri.
In
Romanes
is
het
woord
voor
drie
trin.
In
Hindi
heeft
men
echter
geen
twee
dentalen
meer
na
elkaar
in
het
woord
drie
en
krijgt
men
tīn.
74
Een
aantal
van
de
bovenvermelde
kenmerken
wijzen
aan
dat
Romanes
zowel
kenmerken
vertoont
met
de
Oud-‐Indo-‐Arische
talen
als
met
de
Nieuw-‐Indo-‐Arische
talen.
Grammaticaal
heeft
Romanes
meer
gelijkenissen
van
de
Nieuw-‐Indo-‐Arische
talen.
Romanes
en
Hindi
hebben
beiden
enkel
singularis
en
pluralis,
een
enkelvoud
en
een
meervoud.
Sanskriet
heeft
een
enkelvoud,
een
meervoud
en
een
dualis.
Deze
laatste
is
een
vorm
voor
paren,
dingen
in
tweevoud
aan
te
duiden.
Romanes
en
Hindi
hebben
verder
mannelijke
woorden
en
vrouwelijke
woorden.
In
het
Sanskriet
bestond
het
onderscheid
tussen
mannelijke,
vrouwelijke
en
onzijdige
woorden.
Zowel
in
het
Hindi
als
in
Romanes
maakt
men
een
onderscheid
tussen
woorden
die
bezield
zijn
en
woorden
die
onbezield
zijn.
Bezielde
dingen
zijn
voornamelijk
mensen.
In
een
accusatiefconstructie
of
constructie
van
het
lijdend
voorwerp
zien
bezielde
en
onbezielde
dingen
er
verschillend
van
elkaar
uit
in
zowel
Hindi
als
Romanes.
In
Hindi
worden
onbepaalde
onbezielde
dingen
niet
gevolgd
door
de
postpositie
ko.
De
accusatief
ziet
er
dan
hetzelfde
uit
als
de
nominatief.
In
Romanes
ziet
de
accusatief
van
de
onbezielde
zaken
er
eveneens
hetzelfde
uit
als
de
nominatief.
Op
vlak
van
de
beschrijving
van
de
grammatica
is
er
nog
iets
merkwaardigs.
In
vele
boeken
vindt
men
terug
dat
Romanes
zoals
Hindi
enkel
nog
een
onderscheid
kent
tussen
nominatief
(onderwerp
of
gezegde)
of
niet-‐nominatief.
Deze
niet-‐nominatief
heet
dan
de
obliquus-‐
vorm.
Men
beschrijft
Romanes
als
een
taal
met
nominatief
en
obliquus
waarbij
de
obliquus-‐vorm
van
een
woord
verschilt
naar
de
functie
in
de
zin
door
postposities
toe
te
voegen
aan
het
substantief.
In
het
Hindi
werkt
men
ook
met
postposities
en
kent
men
enkel
een
onderscheid
tussen
nominatief,
obliquus
en
soms
de
vocatief
(van
aanspreking).
Deze
postposities
bij
Romanes
zijn
zowel
bijvoorbeeld
in
Romungro
als
73
Ian
Hancock,
1988,
p194.
74
Keith
Brown
&Sarah
Ogilvie,
2009,
p898-‐899.
38
Kalderash
Romani
suffixen
die
aan
het
woord
toegevoegd
zijn.
Het
woord
wordt
verbogen
zoals
in
het
Sanskriet.
In
het
Kalderash
kent
men
een
onderscheid
tussen
nominatief
(onderwerp),
accusatief
(lijdend
voorwerp),
instrumentalis
(waarmee
men
iets
doet),
ablatief
(door
wie
of
wat
iets
wordt
gedaan),
datief
(aan
wie
of
wat
of
voor
wie
of
wat
iets
gedaan
wordt),
genitief
(de
van-‐bepaling),
vocatief
van
aanspreking
en
ten
slotte
een
prepositionele
verbuiging
om
een
plaats
aan
te
duiden
(bij).
75
Deze
beschrijving
van
Romanes
is
enkel
toegespitst
op
wat
wel
gelijkenissen
vertoont
met
de
Indische
talen.
Er
is
echter
veel
meer
materiaal
dat
geen
gelijkenissen
vertoont
met
de
Indische
talen
of
dat
gelijkenissen
vertoont
met
andere
talen.
Enkele
van
de
stellingen
hier
gegeven
zijn
ook
niet
exclusief
te
vinden
in
de
Indische
talen.
Een
verbuigingssysteem
voor
substantieven
of
naamwoorden
vindt
men
bijvoorbeeld
terug
in
het
Latijn
en
het
Duits.
75
Ronald
Lee,
2010,
p17.
39
niet
uit
talen
komen
die
in
het
Europese
binnenland
gesproken
worden.
De
Romani
dialecten
zijn
vermoedelijk
pas
uit
elkaar
beginnen
groeien
nadat
de
Roma
Europa
bereikt
hadden.
De
verschillende
Romani
dialecten
lijken
op
belangrijke
structurele
vlakken
enorm
op
elkaar.76
Er
zijn
een
1000-‐tal
lexicale
wortels
die
overeenkomstig
zijn
in
verschillende
Romani
dialecten.
Bovendien
zijn
650
ervan
te
vergelijken
met
Indische
equivalenten.
77
De
Romani
dialecten
verschillen
enkel
in
woordenschat
en
grammatica
die
zij
uit
de
Europese
talen
hebben
overgenomen.
Het
is
belangrijk
op
te
merken
dat
taalstudie
enkel
de
grote
lijnen
van
de
migratie
kan
weergeven.
Zij
kan
niet
bewijzen
waar
de
Roma
exact
verbleven
hebben
of
hoe
lang
zij
daar
precies
geweest
zijn.
Op
basis
van
de
taalstudie
kan
wel
een
ruwe
schatting
gemaakt
worden.
Men
gaat
vooral
te
werk
met
de
leenwoorden
met
een
Griekse,
Armeense,
Perzische
en
Indische
basis.
Andere
leenwoorden
zijn
Dardisch,
Georgisch,
Ossetisch,
Kurdisch
of
afkomstig
uit
het
Burushaski.
Romanes
heeft
bovendien
zeer
weinig
geleend
uit
het
Arabisch.
Dit
terwijl
zij
toch
langs
Arabisch
gebied
gepasseerd
zijn.78
Leenwoorden
neemt
men
niet
zomaar
aan.
Meestal
komen
zij
voort
uit
de
noodzaak
om
over
bepaalde
dingen
te
kunnen
praten
met
de
volkeren
waarmee
men
in
contact
staat.
Soms
komen
de
leenwoorden
ook
voort
uit
langdurig
verblijf
gevolgd
door
integratie
in
de
plaatselijke
cultuur.
Nog
een
reden
om
woorden
over
te
nemen
kan
zijn
omdat
deze
elementen
omschrijven
die
tot
dan
toe
niet
gekend
waren
door
het
volk
dat
de
woorden
overneemt.
Het
zijn
nieuwe
dingen
en
aldus
zijn
er
nieuwe
woorden
nodig.
79
August
Pott
merkte
bij
zijn
onderzoek
van
de
Romani
dialecten
Armeense
en
Perzische
leenwoorden
op.
Hij
suggereerde
dat
deze
waren
verworven
door
de
Roma
op
hun
reis
van
India
naar
Europa.
Franz
Miklosich
vond
een
reeks
van
Griekse
leenwoorden
terug.
Hij
stelde
dat
de
Roma
op
hun
migratieroute
lange
tijd
moeten
verbleven
hebben
in
een
gebied
waar
men
Grieks
sprak.
Hij
probeerde
aan
de
hand
van
verschillende
dialecten
de
migratieroutes
te
ontdekken
van
verschillende
Romani
groepen
door
ze
te
vergelijken
met
Europese
talen.
Hij
probeerde
te
achterhalen
waar
zij
allen
waren
geweest
eenmaal
dat
zij
in
Europa
waren
aanbeland.80Franz
Miklosich
stelde
een
route
op
van
India
door
76
Yaron
Matras,
2005,
p63-‐64.
77
Nicholas
Evans,
2010,
p126.
78
George
van
Driem,
2001,
p1102.
79
Peter
Bakker
&
Khristo
Kiuchukov,
2000,
p26.
80
Yaron
Matras,
2005,
p61.
40
het
Perzische
Rijk
naar
het
oude
Armenië,
naar
Klein-‐Azië
tot
in
het
Byzantijnse
Rijk.81.
Hij
stelde
bovendien
dat
de
dialecten
uit
de
Balkan
een
klein
aantal
indicaties
van
Roemeense
woorden
hebben.
Daaruit
maakte
hij
op
dat
de
Roma
in
Europa
binnen
kwamen
via
Roemenië
alvorens
in
grote
mate
op
te
splitsen.
82
De
conclusie
van
deze
studies
luidt
dat
de
Roma
van
India
naar
Pakistan
en
Afghanistan
afgedwaald
zijn.
Daarna
trokken
zij
door
Iran
naar
de
het
oosten
van
de
Kaspische
Zee.
Vervolgens
bewoonden
zij
het
noorden
van
Mesopotamië
of
het
Byzantijnse
Rijk.
Daarna
woonden
zij
vermoedelijk
in
het
zuiden
van
de
Kaukasus.
Van
daar
gingen
zij
naar
de
Zwarte
Zee
om
via
Roemenië
en
de
Balkanlanden
het
centrum
van
Europa
te
bereiken.
Er
wordt
nog
steeds
over
gedebatteerd
omdat
er
geen
sluitende
bewijzen
zijn.
De
geschiedenis
van
de
Roma
voor
de
14de
eeuw
blijft
een
mysterie.
Om
leenwoorden
te
vergaren
hoeft
men
niet
in
een
bepaald
gebied
verbleven
te
hebben.
Als
de
Roma
handelaars
of
reizigers
waren
kunnen
zij
met
vele
volkeren
in
contact
gekomen
zijn
op
hun
route.
Door
er
contact
mee
te
hebben,
kunnen
zij
er
dingen
van
overgenomen
hebben.
Voor
grote
veranderingen
in
taal
zoals
grammaticale
structuren
gaat
men
ervan
uit
dat
zij
wel
langdurig
in
een
bepaald
gebied
moeten
geleefd
hebben.83
De
critici
die
zich
niet
kunnen
vinden
in
de
hypothese
dat
de
Roma
van
India
kwamen
gebruiken
dit
argument.
Zij
stellen
dat
als
de
Roma
Indische
invloeden
vertonen
in
hun
taal
dit
niet
wil
zeggen
dat
zij
er
effectief
gewoond
hebben
of
dat
het
daarom
een
etnisch
Indische
volk
is.
Deze
critici
zoals
Wim
Willems,
Leo
Lucassen
en
in
mindere
mate
Judith
Okely
stellen
dat
de
zogenaamde
Indische
identiteit
van
de
Roma
een
construct
is.
Judith
Okely
zegt
dat
het
best
mogelijk
is
dat
zij
een
relatie
met
India
hebben
gehad,
maar
dat
dit
niet
wil
zeggen
dat
de
Roma
een
aparte
etnische
groep
zijn.
Deze
critici
denken
dat
het
Westen
een
label
heeft
geplakt
op
nomadische
mensen
die
een
afwijkende
levensstijl
hebben
van
het
overgrote
deel
van
de
Europese
bevolking.
Zij
zeggen
dat
er
geen
onderscheid
is
tussen
de
Roma
en
nomaden
of
zigeuners.
Wetenschappers
zoals
Ian
Hancock
en
Vania
De
Gila
Kochanowski
die
hier
dwars
tegenover
staan
zeggen
dat
het
omgekeerd
is.
Zij
81
Het
Byzantijnse
Rijk
is
het
Oostelijke
deel
van
het
Romeinse
Rijk
nadat
het
Romeinse
rijk
was
opgesplitst
geraakt
in
twee
delen.
Het
was
gelegen
in
het
Oostelijke
deel
van
het
Middelandse
Zeegebied
met
als
hoofdstad
Constantinopel.
Het
Rijk
raakte
in
verval
zodat
het
enkel
nog
West-‐Anatolië
en
Griekenland
inhield.
In
1453
kwam
er
definitief
een
einde
aan
het
Rijk.
82
Viorel
Achim,
2004,
p8-‐10.
83
Elena
Marushiakova
&
Vesselin
Popov,
2001,
p12-‐15.
41
zeggen
dat
de
Roma
geen
nomaden
of
zigeuners
zijn.
De
Roma
zijn
naar
hun
mening
een
apart
volk.
Deze
twee
personen
zijn
beiden
zelf
Roma.84
De
Roma
leven
niet
enkel
in
Europa.
Er
zijn
Roma
in
Noord-‐
en
Zuid-‐Amerika,
in
Australië
en
in
Azië.
Zij
zijn
daar
op
verschillende
manieren
terecht
gekomen.
Voor
Noord-‐Amerika
hebben
zij
de
oversteek
gemaakt
samen
met
de
andere
Europeanen
die
in
Amerika
het
geluk
gingen
zoeken.
Of
zijn
zij
pas
met
latere
migraties
naar
Amerika
overgegaan.
Zowel
de
Engelsen
als
de
Portugezen
verscheepten
hun
Roma
naar
hun
kolonies.
85
2.3 DNA-‐onderzoek.
De
bevindingen
van
het
taalkundig
onderzoek
worden
gesteund
door
recent
DNA-‐
onderzoek.
Bij
dit
onderzoek
zoekt
men
aan
de
hand
van
bloedstalen
uit
of
de
Roma
een
grotere
affiniteit
hebben
met
de
Arische
bevolking
dan
met
de
Europese
bevolking.
Dit
is
niet
zo
een
evidente
studie
aangezien
in
onze
globale
wereld
er
heel
veel
bloedbanden
hebben
gekruist
en
men
niet
meer
zomaar
mensen
in
aparte
vakjes
van
rassen
kan
indelen.
De
mens
is
zelfs
de
meest
homogene
soort
op
aarde
dus
van
verschillende
rassen
kan
men
eigenlijk
zelfs
niet
spreken.
86Men
gaat
er
bij
DNA-‐onderzoek
van
uit
dat
de
Roma
een
relatief
geïsoleerde
groep
vormen
omdat
ze
endogaam
zijn
en
omdat
ze
een
nogal
bewogen
geschiedenis
hebben.
In
bepaalde
periodes
was
het
ten
strengste
verboden
relaties
aan
te
gaan
met
Roma.
In
Roemenië
kwamen
zij
in
de
slavernij
terecht
vanaf
ongeveer
1450
tot
1864.
Later
zijn
er
wel
periodes
geweest
van
gedwongen
assimilatie
waarbij
het
de
bedoeling
was
om
de
Roma
weg
te
cijferen
door
ze
te
mengen
met
de
andere
bewoners
van
het
land.
Op
deze
assimilatiewetten
werd
er
echter
niet
altijd
streng
toegezien.
In
de
genetica
gaat
men
er
vervolgens
prat
op
dat
de
Roma
een
“founder
population”
zijn.
Dit
wil
zeggen
dat
zij
niet
alleen
een
geïsoleerde
groep
zijn,
maar
waarschijnlijk
zijn
ontstaan
uit
een
beperkt
aantal
voorouders.
Zij
zouden
kunnen
ontstaan
zijn
uit
genetisch
heterogene
groepen
die
wel
nauw
aan
elkaar
verwant
waren.
84
Peter
Vermeersch,
2007,
p10-‐17.
85
Elena
Marushiakova
&
Vesselin
Popov,
2001,
p12-‐15.
86
Carol
Chapnick
Mukhopadhyay
&
Yolanda
Moses
&
Rosemary
Henze,
2007,
p1-‐60.
42
Of
het
zou
ook
om
een
conglomeraat
van
stichtingsvolkeren
kunnen
gaan
met
slechts
een
paar
stambomen
als
basis.87
2.3.a Bloedgroepen.
Het
meeste
ondezoek
wordt
gedaan
aan
de
hand
van
genetische
ziekten
of
ziekten
die
voortkomen
uit
een
mutatie
van
een
gen,
een
genetische
afwijking
zou
men
kunnen
stellen,
aan
de
hand
van
ABO
bloedgroepen
en
haplotypes
van
het
Y-‐chromosoom.
Nieuwe
ziekten,
zeldzame
ziekten
en
mutaties
op
genen
zijn
fenomenen
die
vaak
voorkomen
in
de
zogenaamde
founder
populations.
Dit
is
zeker
niet
enkel
het
geval
bij
de
Roma.
Ook
bij
de
Joden
en
de
Franse
Canadezen
is
er
onderzoek
naar
genetische
veranderingen
binnenin
de
groep.
Het
ABO-‐bloedtype
dat
iemand
heeft,
wordt
bepaald
door
de
allelen
die
men
heeft
overgeërfd
van
beide
ouders.
Een
alleel
is
de
vorm
waarin
een
gen
voorkomt.
Er
zijn
verschillende
soorten
genen
mogelijk.
Genen,
en
bijgevolg
dus
de
allelen,
bepalen
de
samenstelling
van
een
mens.
Er
zijn
allelen
die
bepalen
welk
bloedtype
een
individu
heeft.
Er
zijn
drie
allelen
mogelijk
wanneer
men
het
over
bloed
heeft
namelijk
A,
B
en
O.
Deze
maken
de
bloedgroepen
A,
B,
AB,
en
O.
Bloedgroep
B
is
de
meest
zeldzame
bloedgroep.88
Het
grootste
aantal
mensen
met
boedgroep
B
leven
in
Centraal-‐Azië.
Nu
blijkt
dat
er
bij
de
Roma
ook
een
groot
aantal
mensen
bloedgroep
B
heeft.
Daaruit
zou
men
kunnen
concluderen
dat
het
mogelijk
is
dat
zij
uit
Centraal-‐Azië
komen,
het
gebied
met
de
hoogste
frequentie
bloedgroep
B.
In
West-‐Europa
bij
de
Roma
die
er
reeds
lang
verblijven
zoals
de
Sinti
en
Manoesh,
zijn
er
minder
mensen
met
de
bloedgroep
B
dan
bij
de
Roma
uit
Oost-‐Europa.89
Chromosomen
dragen
de
genen
op
de
ketting
van
het
DNA.
Het
DNA
dat
een
mens
meedraagt
zit
in
elke
cel.
Mitochondriaal
DNA
(mtDNA)
verschilt
van
andere
DNA-‐
gegevens
omdat
het
niet
te
vinden
is
in
de
kern
van
de
cel.
Mitochondriaal
DNA
bevindt
zich
in
de
mitochondriën.
Mitochondriën
zijn
bestanddelen
waar
er
wel
een
honderdtal
van
in
een
cel
zitten.
In
die
mitochondriën
zitten
er
dus
ook
chromosomen
die
het
87
Radu
P.
Ioviţă
&
Theodore
G.
Schurr,
p267-‐276.
88
Cecie
Starr
&
Beverly
Macmillan,
p145-‐148
&
p380-‐383.
89
Luba
Kalaydjieva,
David
Gresham
&
Fransesco
Calafell,
2001,
p1-‐13.
genmateriaal
of
DNA
bevatten.
De
chromosomen
zijn
steeds
opgebouwd
uit
dezelfde
genen,
het
specifieke
DNA
van
een
individu,
maar
ze
zijn
niet
identiek.90
Bij
een
groot
percentage
Roma
zit
er
in
deze
mitochondriën
een
haplotype
M.
Een
haplotype
is
een
combinatie
van
allelen,
een
combinatie
van
de
types
genen,
van
een
bepaald
chromosoom.
Haplotype
M
is
dus
een
bepaalde
opstelling
of
verzameling
van
specifieke
allelen
die
een
specifiek
chromosoom
uitmaken
aangeduid
met
de
naam
M.
Haplogroep
M
is
een
haplogroep
die
vaak
te
vinden
is
in
Azië.
Het
is
slechts
één
onderdeel
van
het
DNA,
maar
het
is
een
onderdeel
dat
toebehoort
aan
een
vrij
groot
aantal
Roma.
De
Roma
missen
wel
de
subhaplogroepen
M2
en
M4
die
zeer
frequent
aanwezig
zijn
bij
Indische
bevolkingsgroepen.
Door
David
Gresham
en
Bharti
Morar
is
ondervonden
dat
45%
van
het
Y-‐chromosoom
van
hun
mannelijke
Romani
proefpersonen
tot
de
haplogroep
VI-‐68
behoort.
In
mindere
mate
bestaat
dit
type
haplogroep
in
India.
Het
is
geen
bijzonder
aantal,
maar
haplotype
VI-‐68
is
tot
nu
toe
bij
geen
enkele
Europese
bevolkingsgroep
geattesteerd.
Zij
onderzochten
275
Roma
uit
14
verschillende
Romani
groeperingen.
Deze
haplogroep
VI-‐
68
is
een
onderdeel
van
de
haplogroep
M82
dat
in
andere
studies
wordt
aangehaald.
91
Niet
alle
onderzoeken
sluiten
aan
bij
de
hypothese
van
een
India-‐origine.
In
2007
werd
er
een
onderzoek
uitgevoerd
door
onder
andere
Melinda
Nagy
en
Lotte
Henke
dat
de
conclusies
trok
dat
er
geen
gelijkenissen
te
vinden
waren
aan
de
hand
van
haplotypes
tussen
de
Roma
en
de
Jat
Sikhs
en
de
Roma
en
de
Jats
uit
Haryana.
Zij
stelden
bovendien
dat
de
Roma
van
Macedonië
afweken
van
de
andere
Roma.
Zij
vonden
dat
men
misschien
verder
moest
uitkijken
naar
andere
Indische
volkeren
uit
Malabar,
een
kuststrook
in
het
Zuid-‐Westen
van
India,
of
Maleisië
om
hetzelfde
onderzoek
mee
te
verrichten.92
In
2009
ging
men
met
een
ander
onderzoek
uitgevoerd
in
Leeds
in
tegen
deze
bevindingen
van
Melinda
Nagy.
Manir
Ali
had
onderzoek
uitgevoerd
aan
de
hand
van
genetische
gegevens
over
een
aangeboren
oogziekte
(primair
aangeboren
glaucoom).
De
mutatie
in
de
genen
die
deze
oogziekte
veroorzaakte
bij
de
Roma,
had
hij
90
Cecie
Starr
&
Beverly
Macmillan,
p382-‐387.
91
David
Gresham
&
Bharti
Morar,
2001,
p1325-‐1329.
92
Melinda
Nagy,
2007,
p19-‐26.
44
teruggevonden
bij
één
op
vier
Pakistaanse
patiënten
die
dezelfde
oogziekte
hadden.
Deze
mutatie
toont
aan
dat
het
wel
degelijk
mogelijk
is
dat
de
Roma
voortkomen
uit
Indische
volkeren
uit
het
Noorden.93
Een
andere
mutatieziekte
die
zowel
bij
de
Roma
als
in
India
en
Pakistan
voortkomt
is
genetische
myasthenia
1267delG
mutatie.
Dit
is
het
hardste
bewijs
voor
een
India-‐afkomst
dat
reeds
gevonden
is
met
DNA-‐onderzoek
op
genetische
ziekten.94
Myasthenia
is
een
genetische
ziekte
die
een
neuromusculaire
stoornis
veroorzaakt.
De
ziekte
tast
de
spieren
aan
waardoor
de
motorische
functies
moeizaam
verlopen.
Men
kan
moelijk
ademen,
slecht
zien
en
er
is
een
vertraagde
ontwikkeling
hebben
door
zwakte
in
de
spieren.
Bij
aangeboren
myasthenia
is
het
gezicht
van
het
kindje
vervormd
door
de
zwakke
spieren
in
het
aangezicht.95
Het
is
bij
deze
ziekte
opnieuw
de
mutatie
op
het
gen
dat
deze
ziekte
veroorzaakt
en
dat
de
vorm
bepaald
die
dezelfde
is
bij
de
Romani,
de
Indische
en
de
Pakistaanse
proefpersonen.
96
Er
zijn
zo’n
negen
verschillende
ziektes
veroorzaakt
door
genetische
afwijking
te
vinden
bij
de
Roma
die
een
gevolg
kunnen
zijn
van
hun
geïsoleerdheid.
Deze
ziektes,
onder
andere
de
hierboven
vermelde
aangeboren
glaucoom
en
aangeboren
myasthenia,
zijn
mendeliaanse
overervingen.
Dit
wil
zeggen
dat
de
ziektes
ontstaan
zijn
door
één
enkele
mutatie
op
het
gen
die
het
DNA
overhoop
haalt.
De
genen
zijn
op
slechts
één
specifieke
plaats
aangetast
wat
een
ziektebeeld
of
abnormaliteit
teweeg
brengt.
De
meeste
van
deze
ziektes
tonen
aan
dat
de
Roma
wel
degelijk
één
genetische
groep
vormen.
Ze
wijzen
niet
steeds
op
een
relatie
met
India.
Het
zijn
ook
niet
allemaal
mendeliaanse
ziektes.
Zo
komen
er
bijvoorbeeld
ook
drie
nieuwe
neurologische
ziekten
voor
bij
de
Roma
die
men
voorheen
niet
kende.
97
Uit
recente
DNA-‐onderzoeken
van
genetici
als
Luba
Kalaydjieva,
David
Gresham,
Dora
Angelicheva,
Ivaillo
Tournev
enz.
is
gebleken
dat
de
Roma
wel
degelijk
genetisch
met
elkaar
gerelateerd
zijn
en
een
gemeenschappelijke
biologische
oorsprong
hebben.
De
Roma
vertonen
meer
overeenkomsten
met
de
Aziatische
haplotypes
dan
met
de
93
Manir
Ali,
2009,
p664-‐671.
Europese
en
zij
kennen
onderling
meer
genetische
variatie
dan
de
Europeanen.
Men
spreekt
steeds
over
de
geïsoleerdheid
van
deze
groep,
soms
door
een
endogame
levensstijl,
soms
door
uitsluiting
door
andere
bewoners
van
Europa,
maar
men
mag
er
zeker
niet
van
uitgaan
dat
het
om
pure
isolatie
zou
gaan.
Er
hebben
zich
reeds
vele
huwelijken
voorgedaan
tussen
Roma
en
niet-‐Roma.
Dit
is
ook
te
zien
aan
de
samenstelling
van
hun
DNA.
Zo
hebben
zij
de
Europese
haplotypes
H,
T
en
U5
in
hun
DNA-‐structuur.
98
In
het
verleden
heeft
men
ook
wel
fysische
antropologie
aangewend
om
te
verwijzen
naar
de
gelijkenissen
tussen
Roma
en
Indische
mensen.
Men
deed
uitspraken
over
de
huidskleur
en
de
vorm
van
het
hoofd.
Deze
fysische
antropologie
ging
verder
op
zoek
naar
de
amandelvormige
ogen
die
in
India
zo
bekend
en
gegeerd
zijn.
Dit
heeft
zich
verdergezet
in
het
onderzoek
van
Robert
Ritter
en
Eva
Justin.
Ritter
reikte
gegevens
aan
die
later
terechtkwamen
in
een
boek
over
de
genetische
voorbestemdheid
van
de
Roma
tot
criminaliteit.
Men
moest
het
meest
op
de
hoede
zijn
voor
de
onzuivere
Roma,
namelijk
zij
die
van
gemengd
bloed
waren
of
voorouders
hadden
uit
verschillende
rassen.
Ritter
zijn
onderzoek
speelde
zich
af
in
het
Duitsland
van
het
begin
van
de
20ste
eeuw.
Zijn
boek
werd
een
inspiratie
voor
Hitler.
Hitler
wilde
van
de
Joden
en
de
Roma
af
geraken.
In
het
Duitse
Rijk
van
Hitler
ontstonden
de
kiemen
voor
het
DNA-‐onderzoek
naar
rassen
en
op
die
manier
ook
voor
het
DNA-‐onderzoek
naar
de
Roma.
99Hitler
met
zijn
zuiveringspolitiek
richtte
zich
ook
tot
de
Roma.
Vele
Roma
kwamen
terecht
in
concentratiekampen.
Andere
die
gevat
werden,
werden
ter
plaatse
bij
arrestatie
vermoord.
Het
was
een
heuse
genocide
uitgevoerd
op
zowel
de
Joden
als
de
Roma.
Porajmos
is
de
term
die
de
Roma
gebruiken
om
de
holocaust
te
benoemen.
Eva
Justin,
de
assistente
van
Ritter,
benaderde
voor
het
onderzoek
de
Roma.
Zij
pretendeerde
haar
bevindingen
op
te
schrijven
ten
voordele
van
de
Roma.
Ze
zei
dat
ze
hen
wilde
helpen
vooruitgang
te
boeken
in
de
Duitse
maatschappij.
98
Radu
P.
Ioviţă
&
Theodore
G.
Schurr,
2004,
p267-‐276.
99
Donald
Kenrick
&
Grattan
Puxon,
2009,
p15-‐19.
Sommige
Roma
hebben
inderdaad
zeer
Indische
trekken.
Ze
zouden
niet
vreemd
overkomen
in
een
Indische
mensenmassa.
Andere
lijken
echter
helemaal
niet
op
Indische
mensen.
Het
overgrote
merendeel
is
dan
wel
donkerder
van
huidskleur,
er
zijn
ook
Roma
met
een
bleke
huidskleur.100
Iemand
die
iets
meer
achtergrondinformatie
wil
over
de
Roma,
of
iemand
die
zijn
vooroordelen
wil
bijschaven,
heeft
veel
kans
om
op
boeken
te
stuiten
die
niet
helemaal
de
juiste
informatie
bevatten.
Sommige
schrijvers
hebben
hun
werken
met
de
beste
bedoelingen
gemaakt,
anderen
hebben
opzettelijk
constructies
op
de
wereld
gezet.101
Ian
Hancock
schrijft
hier
een
interessant
artikel
over
“
The
Concoctors:
Creating
Fake
Romani
culture.”
Het
is
dan
ook
een
moeilijk
onderzoeksonderwerp.
Er
zijn
weinig
geschreven
Romani
bronnen.
De
Roma
zijn
niet
enkel
onderhevig
aan
de
invloeden
van
verspreiding
over
bijna
alle
landen
van
de
wereld,
maar
zij
zijn
eveneens
onderhevig
aan
de
tijd
en
de
historische
processen
die
daarmee
gepaard
gaan.
Een
heleboel
boeken
zullen
vooroordelen
bevestigen,
andere
zullen
er
nieuwe
postuleren
en
nog
andere
hebben
hun
onderzoek
beperkt
tot
enkel
een
paar
groepen
Roma,
bijvoorbeeld
enkel
de
Roma
uit
de
Balkan.
102De
Roma
hebben
in
1000
jaar
tijd
zoveel
migratiegolven
doorgemaakt
dat
zij
een
deel
van
hun
gebruiken
verliezen
door
assimilatie
in
de
moderne
globale
wereld.
Daardoor
zijn
enkele
werken
gedateerd
geworden.
Dan
is
er
nog
een
andere
stoorfactor
voor
wetenschappelijk
onderzoek
namelijk
het
romantiseren
of
idealiseren
van
deze
bevolkingsgroep.
Destijds
wanneer
de
industrialisatie
en
urbanisatie
op
gang
kwam,
ging
de
ontwikkeling
van
dit
romantiseren
heel
snel.
Aan
de
Roma
werd
een
ideaalbeeld
opgehangen.
Zij
waren
nog
echt
vrij,
de
zwervende
vagebonden.
Zij
leefden
nog
dicht
bij
de
natuur
en
waren
ermee
verbonden.
Daarom
is
het
zeer
belangrijk
om
kritisch
om
te
gaan
met
alle
bronnen.
103
100
Ian
Hancock,
2002,
p41-‐48.
101
Felicita
Vos,
2008,
p1-‐10.
102
Ian
Hancock,
2005,
p85-‐97.
103
Ian
Hancock,
2002,
p61-‐68.
Georgi
Stoikov
Rakovski
(1821-‐1867)
was
een
zeer
beroemde
verzetsstrijder.
Hij
vocht
tegen
de
Ottomaanse
opressie.
De
Ottomanen,
een
Turkse
dynastie,
namen
de
controle
over
Bulgarije,
Servië
en
andere
Oost-‐Europese
landen
in
de
14de
en
15de
eeuw.
Georgi
Rakovski
wilde
alle
Slavische
volkeren
aanmoedigen
om
voor
hun
onafhankelijkheid
op
te
komen.
Hij
was
niet
alleen
een
militair
maar
hij
was
bovendien
een
schrijver.
Hij
publiceerd
in
1857
het
gedicht
"Gorski
Patnik"
(“De
zwerver
in
het
bos”).
In
1861
schreef
hij
een
manifest:
“Het
plan
voor
de
bevrijding
van
Bulgarije”.
Hij
was
onderzoek
aan
het
verrichten
naar
de
geschiedenis
van
Bulgarije
om
een
nieuw
werk
te
schrijven
genaamd
“De
basisbronnen
voor
de
oudste
geschiedenis
van
Bulgarije”
of
“Osnovni
nachala
za
b’lgarskata
naj.stara
istoriya”.
Hij
vond
het
belangrijk
voor
de
mensheid
om
de
geschiedenis
tot
in
een
ver
verleden
te
kennen.
Kennis
over
het
verleden
zorgt
namelijk
voor
kennis
over
het
heden.
Dit
ver
verleden
van
alle
mensen
was
volgens
Rakovski
te
vinden
in
een
oud
thuisland
of
de
plek
waar
zij
origineel
vandaan
kwamen.
Dit
gaat
dan
gepaard
met
een
eeuwenoude
religie
en
taal.
Voor
de
Bulgaren
was
in
zijn
ogen
het
oorspronkelijke
land
van
herkomst
India.
Omdat
hij
gefascineerd
was
door
het
Sanskriet,
de
oude
taal
van
India,
ging
hij
op
zoek
naar
elementen
die
hem
konden
verbinden
met
India,
het
land
dat
zo’n
wonderbaarlijke
taal
had
voortgebracht.
Hij
ging
hierbij
voort
op
een
wetenschappelijke
traditie
van
mensen
die
geloven
dat
alle
Europeanen
geëmigreerd
zijn
uit
Azië
of
specifieker
uit
Iran
en
India.
De
Arische
bevolking
met
zijn
Proto-‐Indo-‐Europees
zou
vanuit
deze
gebieden
Europa
bevolken.104
In
zijn
ogen
waren
de
Bulgaren
de
oudste
afstammelingen
van
de
Ariërs.
Kennis
over
het
traditionele
Bulgarije
was
bijgevolg
te
vinden
in
de
oude
cultuur
van
India.
Om
dit
te
bewijzen
ging
Georgi
Rakovski
als
het
ware
hetzelfde
te
werk
als
de
wetenschappers
die
een
Indische
origine
proberen
aan
te
tonen
voor
de
Roma.
Hij
begon
Sanskriet
te
vergelijken
met
Bulgaars.
Daarbij
wendde
hij
zowel
de
woordenschat
als
de
grammatica
aan.
Hij
bekeek
de
oude
Indische
religies
om
er
de
verklaring
voor
waarden
en
gewoontes,
gelijkaardige
festivals
en
Bulgaarse
rituelen
in
terug
te
vinden.
Hij
vergeleek
ook
de
folklore
van
Bulgarije
met
die
in
India.
Hij
nam
vele
verhalen
en
liederen
door.
Hij
ging
op
zoek
naar
overblijfselen
van
de
Indische
traditie
in
de
Bulgaarse
cultuur.
104
Elena
Resnick,
2009,
p102-‐104.
48
Deze
oorlogsheld
analyseerde
daarbij
ook
alle
andere
theorieën
opgesteld
over
de
geschiedenis
van
de
Bulgaren.
Enkele
daarvan
zijn
de
thesen
dat
zij
Tartaren
waren
of
een
afdeling
van
de
Scythen.
De
Tartaren
en
de
Scythen
waren
beide
volkeren
die
rondtrokken
in
Rusland
met
wortels
in
Centraal-‐Azië.
105
Rakovski
doet
hier
twee
belangrijke
bedenkingen.
De
eerste
is
dat
India
een
impact
heeft
gehad
op
de
Europese
cultuurvormen.
Een
tweede
dat
men
zich
in
Europa
relateert
aan
India
onder
andere
door
vergelijkingen
binnen
de
Indo-‐Europese
taalfamilie.
Op
deze
manier
kunnen
de
Roma
hier
een
component
van
vormen
als
één
van
de
volkeren
die
een
Indo-‐Europese
taal
hanteren
en
zich
inschrijven
in
de
traditie
die
zegt
dat
alle
Europeanen
iets
met
Azië
te
maken
hebben.
Zij
kunnen
op
die
manier
hun
aanwezigheid
in
Europa
en
hun
deelname
aan
het
Europese
leven
legitimeren.
Dit
verklaart
misschien
waarom
men
zich
tot
India
richt
bij
de
zoektocht
naar
een
land
van
herkomst
voor
de
Roma.
105
G.
Mukherjee
&
Veselin
Nikolov
Traikov,
1987,
p7-‐20.
49
Dit
hoofdstuk
bestaat
uit
een
opsomming
van
de
belangrijkste
culturele
vergelijkingen
die
men
maakt
tussen
de
Roma
en
de
Indische
gebruiken.
Sommigen
noemen
het
zelfs
de
wanhopige
pogingen
om
zich
vast
te
kunnen
hechten
aan
dit
idee.
Men
heeft
na
de
resultaten
van
het
taalkundig
onderzoek
nog
veel
vragen:
waarom
de
Roma
India
verlaten
hebben,
wanneer
de
Roma
uit
India
vertrokken
zijn,
van
waar
zij
juist
kwamen
en
wie
zij
in
India
geweest
zijn.
Men
heeft
bovendien
nood
aan
andere
argumenten
die
de
resultaten
van
het
taalkundig
onderzoek
kunnen
ondersteunen.
Men
probeert
meer
antwoorden
te
vinden
door
op
zoek
te
gaan
naar
gelijkenissen
tussen
de
twee,
de
Roma
en
de
Indische
bevolking.
In
de
fysische
antropologie
en
DNA-‐studies
ging
men
reeds
op
zoek
naar
fysieke
gelijkenissen.
In
de
culturele
antropologie
gaat
men
op
zoek
naar
de
gelijkenissen
in
sociale
omgang,
sociale
stratificatie,
mogelijke
rituelen
of
festiviteiten,
gewoontes,
gebruiken,
normen
en
nog
veel
meer.
Dit
is
een
boeiende
vergelijkende
studie
omdat
men
er
uit
kan
afleiden
hoe
in
onze
wereld
zoveel
culturele
tradities
door
elkaar
heen
lopen
en
hoe
deze
bovendien
verspreid
zijn
geraakt
over
de
hele
wereld.
Elementen
die
afkomstig
zijn
uit
een
ver
Oosters
land
kunnen
deel
zijn
gaan
uitmaken
van
gemeenschappen
in
het
Westen.
Zo
weten
we
dat
heel
veel
kennis
zich
verspreid
heeft.
Het
gebruik
van
papier
en
hoe
het
te
maken
dat
is
ingeburgerd
geraakt
in
Europa,
is
een
proces
dat
oorspronkelijk
uit
China
kwam.
De
Roma
kunnen
een
belangrijke
schakel
geweest
zijn
samen
met
andere
handelaars
en
reizigers
in
het
verloop
van
de
verspreiding
van
allerlei
gebruiken.
We
weten
dat
de
wereld
niet
heeft
bestaan
uit
allemaal
geïsoleerde
gemeenschappen.
Er
is
steeds
op
één
of
andere
manier
contact
geweest
tussen
verschillende
volkeren.
In
dit
deel
wordt
bij
sommige
argumenten
de
vraag
gesteld
of
het
ooit
wel
bewijsbaar
kan
zijn
dat
het
om
Indische
elementen
gaat,
of
het
wetenschappelijk
relevant
is
om
deze
gebruiken
na
te
gaan
en
of
het
om
constructen
gaat.
Deze
vraag
wordt
allerminst
gesteld
om
de
these
van
de
India-‐origine
te
ontkrachten.
Er
wordt
meer
aangetoond
dat
het
belangrijk
is
om
te
zoeken
naar
argumenten
die
de
these
juist
krachtiger
kunnen
maken.
Het
toont
ook
aan
hoe
complex
en
moeilijk
het
is
om
onderzoek
te
doen
naar
nomaden
en
migrerende
volkeren
met
hun
eigen
manier
van
leven.
Het
is
bovendien
belangrijk
om
te
nuanceren
en
culturele
tradities
als
veranderende
fenomenen
te
zien.
De
Roma
vormen
symbolisch
één
groep,
50
maar
op
cultureel
vlak
kennen
zij
ook
onderling
allerlei
verschillen.
Sommige
groepen
kunnen
verder
een
deel
van
hun
gewoontes
hebben
omgevormd
of
verloren.
In
wat
volgt
zijn
veel
voorkomende
voorbeelden
van
gelijkenissen
tussen
de
Roma
en
Indische
volkeren
opgesomd
voorzien
van
meer
uitleg
en
voorzien
van
onderzoek
naar
nuances.
Deze
gebruiken
kunnen
typisch
Indisch
zijn,
maar
de
Roma
kunnen
ze
nog
steeds
op
een
andere
manier
dan
overerving
bekomen
hebben.
Het
argument
van
de
taal
valt
niet
te
ontkennen,
voor
eender
wie
die
noties
heeft
van
het
Sanskriet
valt
op
hoeveel
er
van
structuur
en
lexicon
op
deze
taal
terugvalt.
Fonologisch
gezien
klinkt
Romanes
heel
Indisch.
Het
Romanes
hanteert
bovendien
nog
steeds
de
grammaticale
regels
van
nominatief,
accusatief,
datief,
ablatief,
genitief
enzovoort.
Er
zijn
verschillende
grote
dialectgroepen
van
Romanes,
namelijk
Vlachikochib
of
Vlax
Romanes,
de
Noordelijke
dialecten,
de
Centrale
dialecten
en
de
dialecten
uit
de
Balkan.
Men
kan
Romanes
ook
onderverdelen
in
subgroepen.
Men
gaat
voor
een
aantal
gebruiken
ervan
uit
dat
ze
bestaan
en
dat
ze
ook
in
India
bestaan
of
bestaan
hebben
omdat
er
een
woord
of
term
voor
bestaat
afkomstig
uit
de
Indische
talen.
Dit
geldt
echter
niet
voor
alle
Romanessprekers.
In
enkele
dialecten
komen
deze
woorden
of
afgeleiden
hiervan
niet
voor
of
zijn
ze
reeds
vervangen
door
woorden
uit
de
taal
van
het
land
waar
zij
in
wonen.
Romanes
reist
mee
met
de
migrerende
Roma.
Daardoor
is
ze
onderhevig
aan
vele
invloeden.
Romanes
is
bovendien
vaak
niet
meer
de
moedertaal
van
deze
Roma.
De
termen,
als
ze
aanwezig
zijn,
komen
wel
degelijk
voort
uit
Indische
talen.
Toch
lijkt
het
er
op
dat
er
te
veel
nadruk
is
gelegd
op
het
gebruik
van
termen
en
woorden.
Terwijl
het
belangrijker
kan
zijn
om
het
gebruik
van
concepten
na
te
gaan.
Hier
wil
ik
graag
het
voorbeeld
van
het
geloof
in
karma
aanhalen.
Volgens
Shyam
Singh
Shashi
en
Chaman
Lal,
beiden
Indische
schrijvers,
geloven
Roma
die
zij
ontmoet
hebben
in
karma.
Men
kan
nu
nagaan
of
er
een
woord
bestaat
voor
karma,
of
er
een
begrip
bestaat
dat
lijkt
op
karma
of
ofdat
er
een
idee
bestaat
dat
gelijkend
is
op
het
concept
karma
en
de
theorie
die
erbij
aansluit.
In
het
Rutnungro
van
de
Roma
uit
Slowakije
bestaat
er
een
woord
karma.
Dit
refereert
naar
ziekte.
Men
kan
nagaan
of
dit
misschien
een
associatie
is
met
het
concept
van
karma
waarbij
men
door
slechte
handelingen
51
negatief
karma
verzameld
wat
een
negatief
effect
heeft
op
de
handelende
persoon
in
dit
of
het
volgende
leven.
Eén
van
de
negatieve
effecten
kan
zijn
dat
deze
persoon
ziek
wordt.
Men
zou
vervolgens
taalkundig
kunnen
nagaan
of
dit
woord
niet
ontstaan
is
uit
andere
woorden
of
andere
talen
dan
de
Indische
talen
die
een
invloed
hebben
gehad
op
het
Romanes.
In
het
Vlachio
van
de
Kalderash
bestaat
er
een
woord
kuntara
of
kintala
dat
evenwicht
betekent.
Het
staat
voor
de
natuurlijk
orde
in
het
universum.106
Dit
wordt
in
India
aangeduid
met
ṛta,
de
kosmische
orde.
Dit
heeft
als
concept
wel
degelijk
te
maken
met
het
geloof
in
karma.
Men
zou
moeten
nagaan
wat
het
concept
aangeduid
met
het
woord
kuntara
inhoudt.
Vervolgens
kan
men
met
gebruik
van
culturele
antroplogie
nagaan
of
dit
gelijkend
is
aan
een
concept
of
cultureel
gebruik
dat
in
India
voorkomt.
Dit
is
echter
dan
nog
zeer
complex
omdat
het
begrip
van
het
geloof
in
karma
en
reïncarnatie
in
India
niet
noodzakelijk
tot
alle
lagen
van
de
bevolking
is
doorgedrongen.
Een
duidelijker
voorbeeld
van
taal
gerelateerd
aan
cultuur
is
het
gebruik
van
het
woord
trišul
of
trušul(trushul).
In
een
aantal
dialecten
van
het
Romanes
onder
meer
in
Kalderash,
Pools
Romanes,
Fins
Romanes,
Gurvari
Romanes,
Ursari
Romanes,
Banatski
Gurbet
Romanes,
Lovara
Romanes,
Crimean
Romanes,
Banatiski
Gurbet
Romanes,
Hongaars
Romanes
enz.
is
het
woord
trušul
te
vinden
dat
gebruikt
wordt
om
het
kruis
uit
het
christendom
te
benoemen.107
Er
is
reeds
vaak
opgemerkt
dat
het
opmerkelijk
is
dat
in
deze
talen
er
een
woord
bestaat
dat
het
christelijke
kruis,
een
symbool
uit
het
christendom,
aanduidt,
dat
enorm
gelijkend
is
op
de
naam
voor
een
symbool
uit
het
hindoeïsme.
Men
heeft
het
hier
over
de
drietand
van
Shiva,
één
van
de
drie
belangrijkste
goddelijke
energetische
wezens
uit
de
verzameling
van
religieuze
praktijken
en
religies
dat
men
hindoeïsme
noemt.108
Het
overgrote
deel
van
de
Indische
bevolking
is
een
aanhanger
van
één
of
andere
vorm
van
dit
hindoeïsme.
Islam,
sikhisme,
boeddhisme,
jainisme
en
het
christendom
zijn
de
andere
meest
voorkomende
religieuze
stromingen
in
India.
Een
drietand
in
het
Sanskriet
is
een
triśūla.
Tri
wijst
op
alles
dat
drievoudig
is
in
het
Sanskriet.
In
Romanes
is
het
cijfer
drie
trin.
Het
wijst
dus
wel
degelijk
op
iets
dat
drievoudig
moet
zijn
of
drie
onderdelen
of
uiteinden
heeft.
In
de
meeste
Romani
dialecten
zegt
men
trušul.
Trušulo
is
een
christen.
Men
vermoedt
dat
de
Roma
deze
term
voor
een
religieus
symbool
hebben
meegenomen
uit
India
om
het
later
toe
te
passen
op
106
Ronald
Lee,
2010,
p178.
107
http://romani.uni-‐graz.at/romlex/lex.xml
108
Robert
H.
Stacy,
1985,
p65.
52
het
symbool
van
een
nieuw
verworven
religie.
De
Roma
namen
in
vele
gebieden
de
religie
over
die
er
overheerste.
Vele
Roma
in
Europa
zijn
praktiserende
christenen.
109 Men
suggereert
dat
de
overgang
van
trušul
voor
drietand
naar
trušul
voor
het
kruis
reeds
heeft
plaatsgevonden
toen
de
Roma
Armenië
bereikten.
In
Lomavren,
de
taal
van
de
Lom
waarvan
men
bediscussieerd
of
deze
een
onderdeel
uitmaken
van
de
Roma
of
niet,
betekent
het
woord
trušul
zowel
kerk
als
priester.110
Er
zijn
evenveel
dialecten
van
Romanes
die
dit
woord
niet
gebruiken.
Ofwel
wijst
dit
op
het
feit
dat
het
woord
niet
afkomstig
is
uit
de
Indische
talen,
ofwel
wijst
dit
op
het
feit
dat
deze
dialecten
het
woord
verloren
zijn
en
er
een
nieuw
woord
uit
de
Europese
talen
voor
in
de
plaats
hebben
gesteld.
In
het
Slowaaks
Romanes
gebruikt
men
crissos.
In
Sinte
Romanes,
Sremski
Romanes,
Lithouws
Romanes
en
Romungro
Romanes
zegt
men
keresto.
In
Bugurdzi
Romanes,
de
Kosovaarse
Arlivariant
van
Romanes
en
de
Macedonische
Arlivariant
van
Romanes
noemt
men
het
kruisteken
krsto.
111
Nadat
deze
opmerking
op
tafel
lag,
ging
men
nog
meer
woorden
terugzoeken
in
het
Sanskriet
die
een
religieuze
connotatie
hebben.
Del
het
woord
voor
god
in
Romanes
lijkt
op
dev,
deva
het
woord
voor
een
bovennatuurlijk
wezen
in
Sanskriet.
Rashaj
een
priester
herkende
men
in
ṛsi
dat
letterlijk
ziener
betekent
in
India
maar
dat
ook
een
man
aanduidt
die
de
Vedische
rituelen
uitvoert
en
daardoor
kennis
verkrijgt
van
de
echte
werkelijkheid
van
de
wereld
die
verscholen
zit
achter
de
universele
illusie
die
de
mens
wordt
voorgehouden.
Deze
man
kan
dan
verder
kijken
dan
een
ander
en
de
waarheid,
een
buitenrationele
werkelijkheid,
aanschouwen.
Het
gebruik
om
de
toekomst
te
voorspellen
of
raad
te
verschaffen
aangeduid
met
drabar,
en
een
vrouw
met
kennis
van
geneeskunde
aangeduid
met
drabni
relateerde
men
aan
dravya
wat
in
het
Sanskriet
een
medische
substantie,
medicijn
of
drug
kan
betekenen.112
Ian
Hancock
verbindt
er
het
Hindiwoord
darb
aan.
In
het
Hindiwoordenboek
is
deze
vorm
echter
niet
te
vinden.
113 Men
ging
ook
op
zoek
naar
andere
restanten
van
een
Indische
religie
in
de
taal
van
de
Roma.
Zo
vond
men
raadseltjes
over
de
wind
waarin
de
wind
vayu
werd
genoemd.
Vayu
is
niet
het
Romanes
woord
voor
wind.
Balvaj
is
wind.
Vayu
is
echter
wel
een
Vedische
109
Tadeusz Pobozniak, 1964, p70.
110
Bron Raymond Taylor , 2005, p1415.
111
Uit
de
woordenboeken
van
Romlex
te
vinden
op
http://romani.uni-‐graz.at/romlex/lex.xml
112
Yaron
Matras,
2002,
p27.
113
Ian
Hancock,
2002,
p88.
53
godheid.
Vayu
is
in
de
hymnes
uit
de
Vedas
een
figuur
die
de
wind
of
zelfs
de
god
van
de
wind
voorstelt.
114
3.3 Kali, Saint-‐Sara of Sati Sara Kali, één en dezelfde figuur?
De
heilige
Sara
uit
het
zuiden
van
Frankrijk
is
heilig
omdat
zij
Maria
Jacombé
en
Maria
Salomé
redde
van
hun
bootje
toen
zij
strandden
in
de
buurt
van
Arles.
Zij
waren
twee
Maria’s
die
aanwezig
waren
bij
de
kruisiging
van
Jezus.
De
eerste
is
familie
van
de
maagd
Maria.
De
tweede
zou
de
moeder
voorstellen
van
twee
apostellen.
Sara
is
dan
ofwel
een
zwarte
bediende
uit
Egypte
die
mee
in
het
bootje
zat
en
een
uitweg
bood
voor
de
twee
Maria’s,
ofwel
een
koningin
van
een
groep
nomaden
gekend
als
zigeuners
die
in
het
zuiden
van
Frankrijk
verbleven.
Zij
kan
de
vrouw
geweest
zijn
van
een
vooraanstaande
zigeuner
of
leider
van
de
groep
of
zij
kan
een
belangrijke
vertegenwoordigster
geweest
zijn
van
haar
gemeenschap.
Zij
kan
echter
ook
een
gewone
vrouw
geweest
zijn
die
bij
het
opfleuren
van
het
verhaal
werd
veranderd
in
een
koningin.
Zij
heette
volgens
de
legende
Sarah-‐le-‐Kali.
Kali
zou
dan
kunnen
wijzen
op
een
bijnaam
voor
haar
familie
of
op
de
naam
van
haar
subgroep
van
de
Roma.
In
Spanje
behoort
een
groot
deel
van
de
Gitanos,
de
Spaanse
zigeuners
tot
de
Kale.
De
heilige
Sara
is
vervolgens
de
patrones
van
deze
Roma
geworden.
De
heilige
Sara,
wanneer
men
het
niet
heeft
over
de
vrouw
van
Abraham,
staat
enkel
bekend
voor
haar
patronage
over
de
Roma.
Maar
de
legende
speelt
zich
af
lang
voordat
de
Roma
in
Europa
arriveerden.
Men
vermoedt
dat
deze
plaats
in
Frankrijk
altijd
een
symbolische
waarde
heeft
gehad.
Het
zou
kunnen
dat
voor
het
christendom
er
voet
aan
wal
zette,
reeds
andere
geloofsovertuigingen
er
zwarte
beelden
van
moedergodinnen
hadden
geplaatst.
115
Er
komen
in
de
wereld
nog
zwarte
Mariabeeltenissen
voor.
In
Frankrijk
alleen
al
zijn
er
ongeveer
200
schrijnen
gekend.
Deze
zijn
bedoeld
om
een
donkere
gelaatskleur
te
hebben
of
zij
hebben
die
bekomen
door
het
gebruikte
materiaal.116
Van
enkelen
van
hen
wordt
beweerd
dat
zij
slechts
hun
zwarte
reflectie
verkregen
hebben
door
de
114
Ian
Hancock,
2002,
p73.
115
Ronald
Lee,
2002,
p1-‐2.
verkleuring
van
het
materiaal
door
de
kaarsen
die
rond
het
beeld
staan.
Toch
is
het
specifiek
deze
uit
Saintes-‐maries-‐de-‐la-‐mer
die
vereerd
wordt
door
de
Roma.
De
zwarte
madonna’s
die
voorkomen
in
Canada
zijn
replica’s
van
deze
heilige
Sara.117
Dit
heeft
waarschijnlijk
veel
te
maken
met
haar
legende.
Toch
dringt
zich
de
vraag
op
wat
was
er
het
eerst,
het
beeld
of
het
verhaal.
Deze
heilige
Sara
wordt
gelinkt
aan
Kali,
een
Indische
godin,
voornamelijk
door
haar
naam
en
haar
zwarte
verschijning.
De
heilige
Sara
draagt
bovendien
een
kroon
in
plaats
van
een
aureool.
In
India
dragen
de
meeste
hindoe
godinnen
ook
een
kroon
op
hun
afbeeldingen.
Deze
wordt
soms
vergezeld
van
een
aureoolachtige
schijn.
Het
beeld
van
Kali
kan
men
versieren
door
er
juwelen
aan
te
hangen
en
een
kroon
op
het
hoofd
te
plaatsen.
Kali
heeft
over
het
algemeen
nochtans
niet
echt
een
mariagehalte.
Zij
ziet
er
zeer
angstwekkend
uit
met
haar
krans
van
afgehakte
hoofden.
Met
haar
bebloede
tong
heeft
zij
niets
weg
van
de
vroomheid
van
een
Maria.
Het
argument
dat
wordt
gemaakt
om
de
gelijkenis
tussen
deze
twee
figuren
te
kunnen
maken
is
dezelfde
als
hetgene
dat
gemaakt
wordt
voor
de
verklaring
van
de
trušul.
Aangezien
de
Roma
zwierven
naar
nieuwe
gebieden
waar
hun
eigen
godsdienst
noch
gekend
noch
geapprecieerd
werd,
waar
het
christendom
zeer
dominant
was
in
bekering
en
waar
pelgrims
aan
voordelen
konden
geraken
in
de
steden,
bekeerden
zij
zich
tot
het
christendom.
Hun
eigen
gewoontes
werden
omgezet
in
elementen
die
reeds
aanwezig
waren
in
de
Kerk
zodanig
dat
zij
deze
op
de
één
of
andere
manier
konden
behouden.
Zij
ondergingen
eigenlijk
het
omgekeerde
proces
als
hetgene
dat
de
Kerk
reeds
lang
toepaste.
Om
heidenen
te
kunnen
bekeren,
namen
zij
gebruiken
van
deze
mensen
over.
Zo
gaat
de
viering
van
de
geboorte
van
Jezus
Christus
gepaard
met
het
versieren
van
een
kerstboom.
Zij
gaven
een
christelijke
inhoud
aan
enkele
heidense
gebruiken.
De
Roma
kenden
hun
invulling
toe
aan
christelijke
symbolen
om
hun
tradities
en
het
nieuwe
geloof
te
kunnen
verzoenen.
118
117
Karen
Ralls,
2007,
p37.
118
Ian
Hancock
&
Dileep
Karanth,
2010,
p106-‐108.
De
symbolische
waarde
van
Kali
heeft
veel
meer
gelijkenissen
met
de
maagd
Maria.
Kali
staat
bekend
als
één
van
de
meest
verkeerd
begrepen
goden
in
de
Westerse
wereld.
Zij
is
eigenlijk
net
zoals
vele
andere
godinnen
aanbeden
in
het
shakteïsme119
een
echte
moedergodin
die
uitkijkt
over
haar
kinderen.
Zij
is
niet
alleen
de
zorgdragende
moeder
die
door
het
vuur
zou
gaan
voor
haar
kinderen
maar
evenzeer
de
moeder
die
haar
kinderen
aanleert
het
leven
voor
vol
aan
te
zien,
met
alles
wat
daar
bij
hoort.
Kali
wil
dat
haar
kinderen
de
dood
en
hun
angsten
overwinnen
om
ten
volle
van
het
leven
te
genieten
en
in
balans
met
de
kosmische
orde
te
blijven.
Het
kwade
en
de
dood
zijn
namelijk
even
grote
onderdelen
van
het
leven
als
het
goede
en
de
liefde.
Zijzelf
is
zo
angstaanjagend
om
zich
te
kunnen
verweren
tegen
het
kwade
en
de
demonen
die
in
de
wereld
aanwezig
zijn.
Zij
heeft
de
kracht
om
het
kwade
te
overwinnen
en
representeert
de
kracht
en
doortastendheid
om
het
kwade
af
te
schrikken.
Bovendien
heeft
ze
de
kracht
om
haar
aanhangers
de
verlossing
van
ziekte
en
gevaar
te
schenken.
120
Er
zijn
gelijkenissen
tussen
de
aanbidding
van
Kali
en
die
van
de
heilige
Sara
van
Saintes-‐maries-‐de-‐la-‐mer
in
de
Camarguestreek
in
Frankrijk,
maar
deze
zijn
niet
prominent.
De
naam
Kali
komt
van
het
woord
kala
dat
verwijst
naar
de
huidskleur
waar
zij
het
meest
in
wordt
afgebeeld.
Zij
heeft
een
zwarte
huidskleur
al
wordt
zij
tegenwoordig
meer
en
meer
afgebeeld
in
het
blauw.
Kala
betekent
zowel
in
hedendaagse
Indische
talen
zoals
het
Hindi
als
in
Romanes
zwart.
Haar
naam
Kali
verwijst
ook
naar
haar
kracht
over
de
tijd.
Als
men
haar
zwarte
complexie
alleen
in
overweging
neemt,
kan
Sati
Sara
echter
ook
een
andere
Indische
godin
zijn.
Zwart
is
het
kleur
dat
geassocieerd
wordt
met
de
originele
niet-‐Arische
bevolking
van
India.
Sati
Sara
kan
dan
oorspronkelijk
een
lokale
godin
zijn
die
later
zijn
vorm
kreeg
in
Kali.
Kali
wordt
vaak
geassocieerd
met
de
populaire
dorpsgodinnen
Manasa
en
Sitala.
Sitala
is
de
godin
tegen
de
pokken.121
De
Roma
hangen
kledij
van
zieke
mensen
op
om
de
Sara
uit
de
Camargue
om
genezing
voor
hen
af
te
dwingen.
De
Roma
beschouwen
Sarah-‐la-‐Kali
als
119
Drie
belangrijke
stromingen
in
het
hindoeïsme
zijn
het
shivaïsme,
de
verering
van
Shiva,
het
vishnoeïsme,
het
aanbidden
van
Vishnoe,
en
het
shakteïsme,
het
aanroepen
van
de
vrouwelijke
consorten
van
de
goden.
120
Lynn
Foultson
&
Stuart
Abbott,
2009,
p34-‐38.
een
figuur
die
ziekte
kan
genezen,
geluk
kan
brengen
en
vruchtbaarheid
kan
garanderen.122
Kali
was
mogelijk
zelf
oorspronkelijk
een
lokale
tribale
godin
aangezien
zij
kan
aanbeden
worden
met
een
bloedoffer.
Tribale
godinnen
in
India
hebben
de
kracht
ziektes
te
verspreiden
of
weg
te
nemen.
123
Kali
wordt
geassocieerd
met
andere
godinnen
zoals
Durga,
Parvati,
Sati,
Rudrani.
Dit
zijn
vrouwelijke
godinnen
zijn
die
aanbeden
worden
in
het
shakteisme.
Zij
zijn
allemaal
emanaties
van
Mahadevi,
de
oppergodin
of
vrouwelijke
gelijke
aan
Brahman.
In
het
hindoeïsme
zijn
alle
goden
eigenlijk
dezelfde.
Zij
zijn
allemaal
onderdelen
of
emanaties
van
Brahman.
Alles
is
Brahman.
Alles
heeft
Brahman
in
zich.
De
meesten
van
de
boven
vermelde
godinnen
zijn
verpersoonlijkingen
van
de
echtgenote
van
Shiva.
Anderen
zijn
dorpsgodinnen
die
wegens
populariteit
zijn
opgenomen
in
het
pantheon
van
hindoeïstische
goden.
Zij
krijgen
dan
een
echtgenoot
toegewezen
zodat
zij
allen
deel
zouden
uitmaken
van
een
dualiteit
en
een
evenwicht.
De
enige
godin
die
wel
met
Shiva
geassocieerd
wordt
maar
eigenlijk
onafhankelijk
is,
is
Durga.
Zij
werd
gecreëerd
om
een
onoverwinnelijke
demon
te
verslaan.
Zij
kreeg
hierbij
de
wapens
van
alle
mannelijke
goden
ter
hare
beschikking.
Eén
van
de
legendes
vertelt
dat
Kali
gecreëerd
is
door
Durga
om
haar
te
helpen
op
haar
strijdpad.
Zij
is
de
vleesgeworden
verpersoonlijking
van
de
woede
van
Durga
voor
haar
tegenstanders
en
ontsproten
uit
de
verwrongen
wenkbrauwen
van
Durga.
124
De
naam
Sati
Sara
die
niet
door
alle
Roma
gekend
is,
maar
wel
degelijk
in
gebruik
is,
verwijst
naar
nog
een
andere
mogelijke
godin.
Sati
is
de
allereerste
vrouw
van
Shiva.
Parvati
is
de
tweede.
Men
beschouwt
Parvati
als
de
reïncarnatie
van
Sati.
Op
die
manier
wordt
ook
Sati
geassocieerd
met
Kali
aangezien
Kali
één
van
de
latere
vrouwen
van
Shiva
is
en
bijgevolg
één
van
de
reïncarnaties
is
van
de
vrouw
van
Shiva.
Sati
is
de
godin
die
haar
eigen
leven
heeft
opgeofferd
voor
het
bestaan
van
Shiva.
Op
die
manier
heeft
ze
Shiva
meer
dan
ooit
tevoren
verbonden
met
de
schepping,
de
wereld
en
de
mensheid.
Het
gebruik
van
weduweverbranding
bij
het
overlijden
van
de
echtgenoot
dat
heeft
122
Shyam
Singh
Shashi,
1990,
p105.
123
Jeffrey
J.
Kripal
&
Rachel
Fell
McDermott,
2003,
p3-‐6.
bestaan
in
India
heet
evenwel
sati.125
Sati
wordt
niet
afgebeeld
met
een
zwarte
huid,
maar
als
Indische
vrouw
of
godin
zou
men
haar
wel
kunnen
voorstellen
met
een
donkere
huid.
De
term
Satisara
bestaat
in
India.
Het
betekent
letterlijk
het
meer
van
Sati.
Het
verwijst
naar
Kashmir
dat
volgens
de
legende
gelegen
is
op
het
uitgedroogde
meer
van
Sati.126
In
het
Sanskriet
betekent
sara
iets
vloeibaar,
meer
bepaald
iets
vloeibaar
dat
voortbeweegt
als
een
zee
of
een
rivier.
Satisara
staat
in
het
Sankrietwoordenboek
aangegeven
als
het
Satimeer
in
Kashmir.
In
geen
enkel
Romanesdialect
is
er
een
woord
sara
te
vinden
voor
een
zee,
meer
of
water.
Het
water
of
de
rivier
de
Rhône
is
zeer
belangrijk
in
de
verering
van
de
twee
Maria’s
en
de
heilige
Sara
in
Saintes-‐maries-‐de-‐la-‐
mer.
Deze
naam
betekent
letterlijk
de
heilige
Maria’s
van
de
zee.
De
Maria’s
worden
afgebeeld
in
een
boot.
Er
bestaat
een
symbool
in
dit
stadje
dat
bestaat
uit
een
mengeling
van
een
anker
en
het
christelijke
kruis.
Het
water
is
zo
belangrijk
aangezien
zij
in
Saintes-‐maries-‐de-‐la-‐mer
kwamen
aangespoeld
van
over
zee.
Als
men
de
aspecten
samenneemt
die
men
aanhaalt
om
te
stellen
dat
de
heilige
Sara
een
afkooksel
van
Durga
of
Kali
is,
kan
men
nog
meer
Indische
godinnen
aanhalen
die
zij
zou
kunnen
verpersoonlijken.
Indien
de
verafgoding
van
de
heilige
Sara
inderdaad
uit
India
komt,
kan
men
verder
kijken
dan
enkel
ervan
uit
te
gaan
dat
het
om
Kali
gaat.
Als
men
kenmerken
zoekt
bij
Indische
godinnen
die
overeen
komen
met
Sati
Sara
kan
men
bijvoorbeeld
Kanyakumari
aanhalen.127
Aangezien
er
meerdere
godinnen
zouden
kunnen
gerelateerd
worden
aan
Kali
Sara
kan
dit
het
argument
sterker
maken
want
zij
sluit
wel
degelijk
aan
bij
de
Indische
traditie.
Dit
kan
het
argument
ook
verzwakken
namelijk
in
hoeverre
heeft
men
naar
een
godin
gezocht
die
past.
In
dat
geval
gaat
het
om
een
construct.
Kali
is
de
meest
bekende
godin,
misschien
is
zij
daardoor
de
meest
voor
de
hand
liggende,
of
misschien
dat
Kali
natuurlijk
aanvoelt
voor
de
Roma
en
zij
daarom
de
voorkeur
geniet.
De
processie
van
Sara-‐La-‐Kali
wordt
het
meest
vergeleken
met
het
Durga
Puja
festival
in
India.
Offers
gebracht
aan
de
goden
komen
overal
ter
wereld
voor.
Toch
vindt
men
dat
125
David
Kinsley,
1998,
p36-‐41.
126
Jaya
Jaitly
&
Kamal
Sahai,
1990,
p14.
127
Lynn
Foulston
&
Stuart
Abbott,
2009,
p201-‐202.
58
de
offers
gemaakt
aan
de
heilige
Sara
lijken
op
de
Indische
traditie.
In
India
beschouwt
men
het
beeld
als
een
gast
die
in
de
watten
moet
gelegd
worden.
De
godin
heeft
namelijk
de
kracht
om
gunsten
te
verlenen.
De
Indische
aanhangers
plaatsen
bloemen
en
lekkernijen
bij
het
beeld.
De
zwarte
maagd
krijgt
ook
bloemen
aangeboden.
Wanneer
zij
in
het
water
staat,
worden
er
verder
bloemen
naar
haar
gegooid.
In
India
zet
men
kleine
offerbootjes
met
bloemen
in
het
water.
Kaarsen
opgericht
naar
de
godin
zijn
belangrijk
bij
beide
vereringen.128
Het
pelgrimsfeest
voor
de
heilige
Sara
vindt
plaats
op
24
en
25
mei.129
Het
feest
van
Durga
is
jaarlijks
in
oktober.
Er
bestaat
naast
een
Durga
Puja,
een
Gansesh
Charturthi
en
een
Kali
Puja
waarbij
de
beeltenissen
van
de
goden
naar
het
water
worden
gedragen
om
ze
er
in
onder
te
dompelen
of
om
ze
effectief
achter
te
laten
in
deze
rivieren.
De
heilige
Sara
wordt
ook
met
een
processie
naar
het
water
gedragen,
vervolgens
wordt
ze
wel
in
het
water
gezet
maar
zij
raakt
niet
in
het
water
ondergedompeld.
Voor
zij
te
water
gaat,
wordt
een
ereboog
gevormd
door
lokale
mannen
te
paard.
Dit
hoeven
geen
Roma
te
zijn
aangezien
de
heilige
Sara
samen
met
de
twee
andere
Maria’s
ook
worden
aanbeden
door
niet-‐Roma
christenen
uit
de
buurt.
Deze
mannen
dragen
een
stok
bij
zich
met
een
drietand
er
bovenop.130
Deze
stokken
zijn
hun
werktuig
bij
het
hoeden
van
de
wereldberoemde
stieren
die
in
deze
streek
worden
gekweekt.
Dit
dragen
naar
de
zee
van
het
beeld
is
één
van
de
voornaamste
argumenten
van
vergelijking.
Indiërs,
zoals
onder
andere
W.R.Rishi,
en
mensen
met
kennis
over
India
die
het
feest
reeds
hebben
bijgewoond,
zijn
het
er
allemaal
over
eens
dat
het
visueel
heel
gelijkend
is
met
de
Durga
Puja
in
India.
Bloemen
en
kaarsen
komen
op
andere
ceremonies
in
het
westen
ook
voor.
De
Roma
vieren
wel
uitbundiger.
Zoals
in
India
gaat
er
veel
dans
en
muziek
gepaard
met
de
religieuze
feestvreugde.
Onderzoek
van
Ronald
Lee
toont
aan
dat
het
niet
alleen
in
Frankrijk
voorkomt
dat
Roma
een
zwarte
Maagd
vereren.
In
Oost-‐Europa
in
onder
andere
Tsjechië,
Slowakije,
Polen
en
de
Balkanlanden
heeft
hij
voorbeelden
gevonden
van
gelijkaardige
rituelen.
Zelfs
Roma
die
moslim
zijn
hebben
een
ritueel
waarbij
een
vrouw
met
religieus
en
spiritueel
belang
een
gelijkaardige
behandeling
ondergaat
als
Kali
Sara.
Dit
gebruik
is
dus
niet
beperkt
tot
de
christelijke
Roma.
Zij
zouden
een
voorkeur
vertonen
tot
het
vereren
van
de
vrouwelijke
figuren
uit
het
christendom.
Dit
vinden
de
wetenschappers
op
zoek
naar
antwoorden
128
David
Kinsley,
1998,
p106-‐113.
129
Angus
Fraser,
1995,
p313.
130
Eric
Wiley,
2005,
p135-‐155.
59
dan
een
goed
argument
om
te
kunnen
verwijzen
naar
de
aanbidding
van
godinnen
of
het
shakteïsme
in
India
dat
werd
aangehangen
door
de
Rajput.
Bovendien
beweert
Ronald
Lee
dat
de
Roma
dit
voornamelijk
doen
op
plaatsen
dicht
gelegen
bij
water.
Dit
verwijst
naar
het
belang
van
water
in
het
Indische
geloof.
Bijna
alle
tempels
hebben
wel
ergens
een
waterreservoir
of
zijn
gelegen
in
de
buurt
van
een
rivier
of
poel.
131
Ten
slotte
kan
men
stellen
dat
de
heilige
Sara
zeer
relevant
is
voor
de
Roma
of
ze
nu
connotaties
heeft
met
India
of
niet.
Steeds
meer
en
meer
krijgt
zij
heden
ten
dage
er
echter
een
nieuwe
symbolische
waarde
bij
die
wel
degelijk
met
India
te
maken
heeft.
Zij
begint
de
verbondenheid
met
de
Indische
identiteit
te
symboliseren.
In
het
onderrichten
van
de
Romajongeren
in
enkele
scholen
met
aandacht
voor
Romacultuur
en
identiteit
of
in
scholen
waar
Roma
zelf
het
heft
in
handen
nemen
om
hun
kinderen
onderwijs
te
geven,
wordt
er
tegenwoordig
verteld
dat
de
verering
voor
Sara-‐la-‐kali
uit
India
afkomstig
is,
net
als
zijzelf.
Zij
vormt
op
die
manier
een
bewijs
en
een
restant
voor
de
Roma-‐oorprong
in
India.
De
Romani
vlag
had
oorspronkelijk
(sinds
1933)
een
horizontale
blauwe
streep
bovenaan
en
een
horizontale
groene
streep
onderaan.
Op
het
eerste
Wereld
Romani
Congres
in
1971
in
Londen
werd
er
echter
nog
een
element
aan
toegevoegd.
Er
prijkt
nu
een
groot
rood
wiel
in
het
midden
van
de
vlag.
Dit
wiel
symboliseert
het
rondtrekkende
leven
op
de
weg.
De
Roma
namen
hun
huizen
mee
op
wielen.
Zij
bewoonden
woonwagens.
Er
zijn
Roma
die
nog
steeds
op
deze
manier
leven.
De
moderne
caravans
zijn
nu
hun
huizen
geworden.132
Dit
wiel
heeft
nog
een
extra
connotatie.
Het
is
namelijk
niet
zomaar
een
wiel,
maar
het
wiel
van
Ashoka.
Ashoka
is
een
belangrijke
heerser
uit
de
Indische
geschiedenis
die
regeerde
tussen
273
en
232
v.
Chr.
Hij
liet
zijn
edicten
graveren
op
pilaren
en
rotswanden
verspreid
over
zijn
rijk
.
Deze
waren
versierd
met
afbeeldingen
van
dieren
en
van
het
wiel.
Het
wiel
heeft
een
speciale
plaats
in
de
Indische
spirituele
leefwereld.
Het
is
het
wiel
van
de
dharma,
een
verzameling
van
regels
en
plichten
die
men
moet
volgen
om
op
een
goede
manier
een
deugdzaam
leven
te
lijden
131
Ian
Hancock
&
Dileep
Karanth,
2010,
p107-‐115.
passend
in
de
kosmische
orde.
Dit
wiel
staat
in
India
afgebeeld
op
de
nationale
vlag
van
de
Republiek
India
sinds
1947.133
Op
de
Romani
vlag
staat
het
symbool
voor
het
herenigen
met
het
oude
thuisland
India.
Op
het
congres
in
1971
waren
afgevaardigden
aanwezig
uit
14
verschillende
landen.
Zij
aanvaardden
officieel
deze
vlag,
de
term
Rom
om
zichzelf
mee
te
benoemen
en
de
slogan
Opre
Roma
om
zich
mee
te
representeren.
Deze
elementen
werden
erkend
als
een
instrument
om
politieke
mobilisatie
en
sociale
eenheid
te
bekomen
bij
de
Roma.134
De
laatste
dag
van
dit
congres
8
april
werd
uitgeroepen
als
de
officiële
datum
voor
de
nationale
Romani
feestdag
die
sindsdien
ieder
jaar
gevierd
wordt.
Niet
toevallig
was
er
bij
dit
initiatief
om
de
vlag
aan
te
passen
een
Indische
afgevaardigde
aanwezig
W.R.
Rishi,
een
voormalige
ambtenaar
die
veel
onderzoek
heeft
gedaan
naar
de
Roma,
was
aanwezig
op
dit
congres.
135
De
Indische
cultuur
en
het
Indische
gedachtegoed
is
iets
waar
sommige
Roma
zich
enorm
aan
spiegelen.
Ze
hechten
er
veel
waarde
aan.
De
Romani
schrijver
Leksha
Manush
heeft
zelfs
het
Rāmāyana
herschreven
voor
de
Roma.
In
het
Romanes
bestaat
er
een
term
waar
men
graag
het
concept
van
rituele
reinheid
en
onreinheid
uit
India
aan
verbindt.
In
India
is
er
sprake
van
een
kastensyteem,
een
hiërarchische
opdeling
van
mensengroepen.
Men
vermoedt
dat
het
kastensysteem
berust
op
een
gebruik
dat
reeds
zeer
oud
is.
Het
zou
een
verdere
opdeling
kunnen
zijn
van
de
klassen
uit
de
Vedas,
de
rituele
teksten
van
het
oude
India,
die
de
brahmanen(de
priestersklasse)
aan
het
hoofd
stelden
waardoor
ze
macht
verkregen.
Officieel
is
het
kastensysteem
afgeschaft
omdat
het
discriminatie
van
lagere
kasten
in
de
hand
werkt,
maar
in
praktijk
wordt
er
nog
steeds
naar
geleefd.
Iedereen
weet
tot
welke
kaste
hij
behoort.
De
Indische
bevolking
die
in
grote
kosmopolitische
steden
wonen
of
mensen
met
een
hogere
opleiding
volgen
het
kastensysteem
soms
niet
meer.
Door
de
veranderende
economische
structuren
zijn
een
aantal
culturele
fenomenen
aan
verandering
onderhevig.
De
verschillende
kasten
hebben
elk
hun
eigen
zogenaamde
133
Om
Gupta,
2006,
p162.
134
Ilona
Klimova-‐Alexander,
2005,
p18.
135
Grattan
Puxon,
p110-‐113.
61
plichten
en
gedragsregels
om
simultaan
of
in
harmonie
te
leven
met
de
kosmische
orde.
Voor
een
koning
of
krijgsheer
in
het
verleden
is
het
gedrag
dat
van
hem
verwacht
wordt
anders
dan
bijvoorbeeld
dat
van
een
handelaar.
De
kasten
hebben
daarbij
traditioneel
ook
elk
hun
rituele
functies
en
plichten
die
zij
moesten
volbrengen
bij
het
uitvoeren
van
een
ritueel.
De
kasten
staan
in
hiërarchie
met
elkaar.
Sommige
kasten
worden
als
minderwaardig
of
lager
op
de
ladder
gezien
dan
andere
kasten.
Aan
enkele
kasten
kent
men
zo
weinig
waarde
toe
dat
men
hen
zelfs
bestempelt
als
kastelozen.
Zij
zijn
als
het
ware
onrein.
Zij
kunnen
bovendien
deze
onreinheid
doorgeven
aan
hogere
kasten.
Deze
onreinheid
beïnvloedt
het
huidige
leven
en
kan
zelfs
effect
hebben
op
de
volgende
levens.
136
Men
noemt
dit
rituele
onreinheid
maar
het
lijkt
voornamelijk
om
sociale
regels
te
gaan
die
het
verkrijgen
van
onreinheid
moeten
tegenhouden.
Het
zou
kunnen
dat
de
sociale
omgangsregels
werden
gesacraliseerd
om
ze
meer
kracht
bij
te
zetten
zodat
ze
rituele
omgangsregels
werden.
Er
is
nog
steeds
veel
onduidelijk
over
het
kastensysteem.
Men
vermoedt
dat
verschillende
verdelingen
ontstonden
door
de
taakverdeling
in
de
rituelen.
Aan
de
andere
kant
denkt
men
dat
het
om
de
verdeling
van
taken
en
beroepen
gaat
binnen
een
dorp
of
gemeenschap
om
werk
en
taken
te
verzekeren.
In
dit
geval
zouden
naast
beroepen
ook
rituele
taken
aan
een
bepaalde
kaste
toegewezen
worden.
Op
dorpsniveau
zorgt
het
voor
een
soort
reciprociteitwerking
tussen
de
verschillende
lagen
van
de
inwoners.
Deze
stellingen
zijn
speculaties
verworven
uit
het
Westerse
blikveld
op
India.
137
Rituele
onreinheid
zou
vooral
gerelateerd
zijn
aan
minder
welstellende
en
armere
lagen
van
de
bevolking
die
bijgevolg
de
vuilere
beroepen
uitoefenen.
Door
die
vuilere
beroepen
raakt
men
onrein.
Deze
armere
kasten
komen
in
contact
met
allerlei
dingen
die
men
in
India
als
onrein
ervaart.
Lichaamsvloeistoffen,
uitwerpselen,
bloed,
speeksel,
menstruatievocht,
alles
dat
met
de
dood
te
maken
heeft,
enz.
zijn
onreine
substanties.
Als
men
een
beroep
doet
waarbij
men
in
aanraking
komt
met
één
van
deze
substanties
dan
is
men
meer
onrein
dan
iemand
die
niet
in
aanraking
komt
met
deze
substanties.
Zo
beschouwt
men
slagers
en
leerlooiers
als
onrein
omdat
ze
werken
met
dode
dieren.
Een
136
Robert
W.
Stern,
2003,
p60-‐65.
137
Rajendra
Kumar
Sharma,
2004,
p142-‐146.
kapper
is
zelfs
onrein
omdat
haar
vanaf
het
moment
dat
het
is
afgeknipt
een
dode
substantie
is.
Hieruit
blijkt
dat
het
sociale
regels
zijn
die
niet
enkel
sociaal
gedrag
moeten
reguleren,
maar
die
ook
uit
hygiënisch
opzicht
contact
met
onhygiënische
substanties
moeten
tegenhouden.
Eén
zogenaamd
ritueel
gebruik
om
rein
te
blijven
is
bijvoorbeeld
in
de
ochtend
een
bad
nemen.
Door
te
baden
kan
men
zich
zuiveren
en
blijft
men
proper
en
hygiënisch.
Het
is
bijvoorbeeld
beter
om
steeds
proper
gewassen
kleren
te
dragen.
Het
is
bijgevolg
belangrijk
dat
het
huis
en
de
leefomgeving
steeds
proper
zijn.
Men
kuist
het
huis
zeer
grondig.
Het
is
een
heel
complex
systeem
van
levensregulerende
voorschriften
en
normen.
Voedsel
is
een
belangrijk
component,
we
zullen
zien
dat
dit
bij
de
Roma
ook
zo
is,
voor
het
verspreiden
van
onzuiverheid.
Een
kaste
die
hoger
in
rang
staat
dan
een
andere
kaste
zal
niet
samen
met
die
lagere
kaste
eten.
Ze
zal
bovendien
zelfs
geen
bereid
voedsel
van
hen
aannemen.
Wat
men
eet
speelt
ook
een
rol.
Voor
elke
kaste
zijn
bepaalde
soorten
voedsel
geschikt.
De
kasten
met
het
hoogste
status
zullen
een
vegetarisch
dieet
volgen.
Lagere
kasten
eten
vlees.
Hoe
lager
de
kaste
hoe
minder
schuw
men
is
voor
verschillende
soorten
vlees.
Lagere
kasten
die
hopen
op
te
klimmen
bootsen
soms
de
gewoonten
uit
de
hogere
kasten
na
om
zelf
meer
aanzien
te
verkrijgen.
Alcohol
en
vlees
vervuilen
het
lichaam.
138Ongekookt
voedsel
reist
doorheen
de
verschillende
takken
van
de
arbeidsmarkt.
Het
vertrekt
in
de
handen
van
boeren,
later
verkoopt
de
marktkramer
deze
goederen
tot
ze
uiteindelijk
bij
diegene
komt
die
het
voedsel
zal
verorberen.
Als
dit
iemand
uit
een
hogere
kaste
is
dan
moet
een
ritueel
zuiver
persoon,
iemand
behorende
tot
de
juiste
kaste,
het
voedsel
bereiden.
Men
kan
voedsel
eten
van
hogere
kasten,
maar
niet
van
lagere
kasten.
Hoe
men
het
voedsel
bereidt
en
welke
ingrediënten
men
gebruikt,
bepaalt
de
zuiverheid
van
het
voedsel.139
Leden
van
lage
kasten
mogen
niet
van
dezelfde
bron
water
nemen
als
zij
die
hoger
in
rang
zijn.
Ook
glazen
of
drinkbekers
mogen
niet
gedeeld
worden.
In
India
zal
men
sowieso
niet
met
de
lippen
de
drinkbeker
aanraken.
In
India
houdt
men
het
glas
een
beetje
verwijderd
van
de
mond
in
de
hoogte
om
van
afstand
het
water
of
andere
dranken
in
de
mond
te
gieten.
De
regels
rond
water
tonen
aan
hoe
verstrengeld
het
138
Robert
W.
Stern,
2003,
p63.
139
Mary
Tew
Douglas, 1966, p128.
systeem
is
met
het
uitvoeren
van
beroepen.
De
kaste
van
de
waterdragers,
die
als
beroep
water
halen
en
aanbrengen
aan
iedereen
die
hen
er
voor
wil
vergoeden,
mogen
voor
iedereen
water
dragen.
Zij
kunnen
het
water
niet
vervuilen.
Zij
kunnen
eventuele
persoonlijke
onreinheid
of
rituele
onzuiverheid
niet
overdragen
door
middel
van
water.
Dit
geldt
enkel
voor
de
leden
van
deze
kaste.
De
regels
rond
water
tonen
vervolgens
aan
dat
materialen
inherent
een
meer
of
mindere
zuivere
kwaliteit
kunnen
hebben.
Water
dat
men
drinkt
uit
een
beker
uit
klei
kan
men
niet
aannemen
van
iemand
die
toebehoort
tot
een
lagere
kaste
is.
Water
uit
een
bronzen
houder
kan
men
wel
aannemen
omdat
brons
inherent
zuiverder
is,
bijgevolg
beschermt
het
beter
tegen
overdragen
van
onzuiverheden.
Goud
is
bijvoorbeeld
inherent
meer
zuiver
dan
koper.
140
De
mens
op
zichzelf
heeft
onreine
elementen
en
bevindt
zich
in
een
cyclus
van
meer
en
minder
zuiver.
Geboorte
en
dood
zijn
twee
onzuivere
gebeurtenissen.
De
vrouw
is
een
grotere
bedreiging
voor
de
zuiverheid
dan
de
man.
Zij
mag
gezeten
op
de
grond
niet
met
haar
geslachtsdelen
wijzen
in
de
richting
van
religieuze
beeltenissen.
Wanneer
de
vrouw
menstrueert,
mag
zij
niet
koken.
Ze
mag
bovendien
niet
deelnemen
aan
religieuze
diensten
of
volwassenen
aanraken.
Dit
uitsluiten
van
menstruerende
vrouwen
bij
religieuze
gelegenheden
komt
ook
voor
bij
de
islam
en
bij
de
joden.
Een
moslimvrouw
die
menstrueert
mag
de
Koran
bijvoorbeeld
niet
aanraken.
141
Het
lichaam
kent
een
hiërarchie
van
zuiver
en
onzuiver.
De
linkerhand
is
meer
vervuild
dan
de
rechterhand.
De
linkerhand
dient
om
zich
mee
te
wassen
of
om
mee
naar
het
toilet
te
gaan.
De
rechterhand
is
de
hand
waarmee
men
eet.
Het
hoofd
is
het
meest
rein.
Hoe
meer
naar
de
grond
toe
een
lichaamsdeel
zich
bevindt,
hoe
minder
rein
het
is.
De
voeten
zijn
het
meest
vervuild.
Hier
gaat
een
mythisch
verhaal
mee
gepaard
over
het
ontstaan
van
de
aarde
en
het
ontstaan
van
de
kasten.
In
de
Rigveda
vertelt
hymne
X.9
over
de
kosmische
energie
puruṣa
die
men
de
kosmische
mens
noemt.
Uit
zijn
lichaam
zou
de
wereld
ontstaan
zijn
en
vervolgens
de
verschillende
klassen
en
kasten.
De
onderste
ledematen,
namelijk
de
benen
en
de
voeten,
vormden
de
basis
voor
de
lage
klassen.
142143
140
A.P.Thakur & Sunil Pandey, 2009, p133-137.
141
A.P.Thakur
&
Sunil
Pandey,
2009,
p133-‐137.
142
Carol
Henderson
Garcia,
2002,
p31-‐33.
64
Er
zijn
gevolgen
voor
het
oplopen
van
rituele
onreinheid.
Men
kan
de
geladenheid
die
onreinheid
met
zich
meebrengt
opslaan
in
een
soort
reservoir
dat
beslist
hoe
dit
leven
en
het
volgende
leven
zal
verlopen.
Het
principe
van
overdraagbare
onreinheid
heeft
dus
te
maken
met
het
Indische
element
karma
waarbij
men
ervaringen
en
de
geladenheid
van
zowel
positieve
als
negatieve
acties
met
zich
meedraagt
in
de
verschillende
levens
door
middel
van
reïncarnatie.
Wanneer
een
geladenheid
zijn
gevolgen
heeft
gehad
op
het
leven,
is
het
uitgewerkt.
Vervolgens
verdwijnt
het
uit
het
reservoir.
Men
kan
aanzien
en
status
verliezen
door
acties
uit
te
voeren
die
men
als
vervuilend
beschouwt
of
door
in
aanraking
te
komen
met
vervuilende
substanties.
Bovendien
kan
men
verstoten
worden
door
de
eigen
kaste
waarbij
men
zijn
sociale
relaties
verliest.
De
anderen
kunnen
contact
vermijden
met
iemand
die
nu
meer
vervuild
is.
Zij
zullen
vooral
fysisch
contact
vermijden.
Zij
kunnen
zelfs
weigeren
met
dit
individu
te
spreken
of
er
samen
de
maaltijd
mee
te
nuttigen.
In
het
slechtste
geval
wanneer
men
op
een
zeer
lage
trap
in
de
hiërarchie
staat,
mijdt
men
alle
fysieke
contact.
Men
raakt
deze
leden
van
lage
kasten
niet
aan.
Zij
zijn
de
onaanraakbaren.144
Bij
de
Roma
zijn
er
regels,
waarden
en
normen
die
eveneens
de
sociale
relaties
en
de
hygiëne
waarborgen
binnen
de
samenleving.
Het
systeem
is
zeer
gelijkend
op
dat
in
India,
maar
de
achterliggende
gedachte
is
ietwat
anders.
In
het
geval
van
de
Roma
wil
men
geen
afstand
creëeren
tussen
de
Roma
onderling,
maar
wil
men
de
Roma
beschermen
van
de
buitenstaanders,
de
gadje.
Om
die
reden
is
er
weinig
over
de
precieze
werking
of
inhoud
van
de
regels
geweten.
De
meeste
gadje
ervaren
het
als
een
systeem
dat
de
moraal
van
de
Roma
hoog
moet
houden.
Deze
regels
zijn
bovendien
een
poging
om
culturele
eigenheid
te
bewaren.
Men
mag
de
regels
die
men
kent
niet
veralgemenen
voor
alle
Roma.
Men
mag
het
ook
niet
exotischer
voorstellen
dan
het
is.
Het
is
een
systeem
van
sociale
en
hygiënische
regels
die
opleggen
wat
goed
voor
je
is
en
wat
niet.
Dit
kan
men
niet
alleen
vergelijken
met
de
wisselwerking
in
India
tussen
rituele
reinheid
en
onreinheid.
Bij
de
joden
zijn
er
regels
die
bepalen
wat
kosher
is
en
143
T.R.Naval,
2004,
p4.
144
A.P.Thakur
&
Sunil
Pandey,
2009,
p133-‐137.
65
wat
niet.
In
de
moslimwereld
heeft
men
de
tegengestelden
van
halal
en
haram.
Zelfs
bij
de
rastafarai,
belijders
van
een
geloof
in
rasta
of
rastafari,
een
soort
levensstijl
afkomstig
uit
Afrika,
zegt
men
dat
men
iets
beter
wel
of
niet
doet
omdat
het
wel
of
niet
goed
voor
je
is.
Ze
gaan
zich
ook
aan
deze
regels
houden.
Zij
zullen
bijvoorbeeld
geen
zout
eten
want
zout
is
niet
goed
voor
het
bloed.
Aanhangers
van
rastafari
zijn
zo
veel
mogelijk
vegetarisch.
Rasta’s
zullen
bovendien
alles
in
verband
met
de
dood
vermijden.
De
Rasta’s
noemen
alles
wat
puur,
natuurlijk
en
rein
is
ital.145
Vele
regels
over
voedsel
zowel
bij
rastafari
als
bij
de
Roma
worden
vergeleken
met
de
voorschriften
van
Leviticus.
Leviticus
is
het
derde
boek
van
de
Hebreeuwse
bijbel
en
is
ook
opgenomen
in
de
Torah,
het
religieuze
geschrift
van
de
joden.
Hierin
staat
de
regelgeving
om
ritueel
rein
te
blijven
in
aangegeven.
146Bij
deze
voorbeelden
zijn
de
zogenaamde
reinheidsregels
verbonden
met
een
religie.
Bij
de
Roma
is
dit
niet
het
geval
aangezien
zij
wel
sociaal
en
cultureel
deze
regels
hebben,
maar
zij
verschillende
religies
aanhangen.
Deze
regels
zouden
wel
restanten
van
een
bepaalde
of
eigen
religie
kunnen
zijn.
De
meeste
Roma
hebben
dezelfde
religie
als
de
meerderheid
van
de
mensen
die
in
hetzelfde
gebied
wonen.
Vele
Roma
zijn
christen
of
moslim.
Aangezien
deze
reinheidsregels
niet
aansluiten
bij
een
bepaalde
religie,
worden
ze
door
buitenstaanders
afgedaan
als
bijgeloof.147
De
term
die
geassocieerd
wordt
met
en
vertaald
wordt
als
vuil,
niet
proper,
onrein
is
verschillend
in
een
aantal
Romani
dialecten.
De
meest
gekende
termen
zijn
marime,
mahrime,
magerdo
of
moxado.
De
regels
die
hiermee
gepaard
gaan
verdelen
het
leven
en
handelingen
in
het
leven
in
het
goede
en
het
slechte.
In
Kalderash
spreekt
men
van
mahrime
voor
onrein
of
verontreinigd.
Oost-‐Slowaaks
Romanes
heeft
bižužo
of
nažužo
voor
vuil.
Het
Lovara-‐dialect
heeft
zowel
het
woord
marhime
als
bižužo
voor
onzuiver
of
niet
puur.
Er
bestaat
ook
een
werkwoord
te
mejanel
dat
letterlijk
‘onrein
maken
door
actie
of
door
spreken’
betekent.
Uzho
is
dan
wat
wel
rein,
proper
of
puur
is.
148Het
145
Werner
Zip,
2006,
p234-‐239
&
p274-‐277.
behouden
van
reinheid
en
het
voldoen
aan
de
regels
van
mahrime
bepaalt
de
positie
van
een
individu
binnen
de
groep.
149
Het
lijkt
erop
dat
de
mahrime-‐regels
zijn
er
voornamelijk
gekomen
om
onenigheid
en
ziekte
te
vermijden
bij
een
bevolkingsgroep
die
niet
steeds
onder
de
gemakkelijkste
omstandigheden
heeft
moeten
overleven.
Het
spreekt
vanzelf
dat
de
Roma
deze
regels
enkel
volgen
in
goede
omstandigheden.
Wanneer
zij
in
ellende
en
armoede
leven,
schenden
zij
deze
regels
om
te
overleven
of
omdat
ze
er
de
middelen
niet
toe
hebben.
Niet
alle
regels
brengen
reinheid
met
zich
mee,
sommige
acties
zorgen
voor
goed
geluk.
Elwood
Trigg
verdeelt
de
verschillende
regels
van
mahrime
onder
in
vier
categorieën.
De
eerste
categorie
zijn
die
zaken
die
direct
of
indirect
verbonden
zijn
met
de
angst
voor
verontreiniging
veroorzaakt
door
vrouwen.
De
tweede
zijn
de
regels
die
voortkomen
uit
het
reguleren
van
seksuele
relaties.
Zij
leggen
seksuele
taboes
op.
De
derde
groep
zijn
de
substanties
die
men
vuil
of
onhygiënisch
vindt.
De
laatste
regels
zijn
die
regels
die
sociaal
afwijkend
gedrag
moeten
voorkomen.
150
Romni,
een
vrouw
bij
de
Roma,
mogen
kledij
niet
op
dezelfde
plaats
wassen
als
borden
en
bestek.
Alles
wat
in
aanraking
komt
met
voedsel
moet
uiterst
proper
zijn.
Zij
moeten
hun
huizen
ook
enorm
goed
onderhouden.
Roma
wassen
steeds
hun
handen
voor
zij
eten.
Zij
weten
dat
de
gadje
dit
hygiënevoorschrift
soms
verzaken.
Dit
is
één
van
de
redenen
waarom
de
gadje
onrein
zijn.
Allerlei
soorten
van
uitscheidingen,
uitwerpselen
en
vloeistoffen
afkomstig
van
het
lichaam
zijn
onrein.
Contact
hiermee
veroorzaakt
onreinheid
en
zou
medisch
gezien
ziekten
kunnen
veroorzaken.
151
Er
zijn
twee
soorten
ziekten
bij
de
Roma.
De
ene
soort
zijn
de
gewone
ziekten
romane
nasvalimata.
Dit
zijn
ziekten
zoals
hartproblemen,
overgeven,
de
hik,
uitslag
enz.
De
andere
zijn
de
ziekten
die
men
krijgt
door
onkuis
contact
met
de
niet-‐Roma.
Deze
ziekten
zijn
gazikane
nasvalimata.
Men
doelt
hier
vooral
op
seksueel
overdraagbare
ziekten.
152
Bescherming
tegen
de
niet-‐Roma
is
belangrijk
omdat
de
Roma
vinden
dat
de
149
David
J.
Philips,
2001,
p429.
150
Walter
Otto
Weyrauch,
2001,
p32.
151
Mozes
F.
Heinschink
&
Michael
Teichmann,
Rombase.
152
Ian
Hancock,
2002,
p88-‐89.
67
gadje
zich
niet
behoorlijk
gedragen.
Zij
vinden
de
niet-‐Roma
immoreel,
onhygiënisch
en
ontrouw
aan
familiale
waarden.
Iets
wat
in
India
tussen
kasten
niet
gebeurt,
gebeurt
in
dit
geval
niet
tussen
Rom
en
niet-‐Rom.
De
Rom
zal
bij
sommige
Romani
groepen
het
glas
waarvan
hij
drinkt
niet
delen
met
een
niet-‐Rom.
153
De
gadje
kennen
de
regels
van
de
Roma
niet.
Daardoor
zijn
zij
in
principe
onrein.
154Dit
wantrouwen
tegenover
de
gadje
kan
een
gevolg
zijn
van
de
eeuwen
van
vervolging
die
de
Roma
hebben
ondergaan.
Toen
zij
na
Griekenland
te
hebben
verlaten
in
de
rest
van
Europa
aankwamen,
maakten
zij
reeds
kennis
met
de
onderwerpingsdrang
en
het
superioriteitsgevoel
van
de
Europeanen.
In
Roemenië,
het
voormalige
Wallachije,
vielen
ze
ten
prooi
aan
slavernij.
De
Roma
in
Roemenië
zijn
pas
in
1864
volledig
bevrijd
van
slavernij.
In
de
rest
van
Europa
werden
ze
aanvankelijk
goed
ontvangen
omdat
men
dacht
dat
zij
reizende
pelgrims
waren.
De
Roma
speelden
hier
op
in.
Later
heeft
men
iedereen
die
Rom
was
of
Roma-‐praktijken
uitvoerde
vervolgd.
In
het
communistische
tijdperk
waren
de
Roma
onderhevig
aan
gedwongen
assimilatie.
Dit
bracht
wel
werk
en
huisvesting
voor
iedereen
mee.
Na
het
verdwijnen
van
het
communisme
echter
werd
de
frustratie
van
de
bevolking
door
de
opkomende
werkloosheid
en
armoede
uitgewerkt
op
de
Roma.
In
het
kapitalistische
stuk
van
Europa
waren
ze
opgenomen
in
de
kampen
van
Hitler
die
de
intentie
had
om
de
Roma
samen
met
de
Joden
uit
te
roeien.
De
Roma,
ook
in
Gent,
zeggen
nog
steeds
dat
men
de
eigen
cultuur
niet
aan
de
gadje
mag
tonen.
Ondanks
deze
ervaringen
met
de
gadje,
komt
de
mogelijkheid
om
met
gadje
te
huwen
steeds
meer
voor.
De
Roma
staan
open
voor
contacten
met
de
gadje.155
De
onderste
helft
van
het
lichaam
is
onrein.
Als
men
de
kleren
wast,
moet
men
broeken,
rokken
en
ondergoed
apart
wassen.
Vooral
voor
de
onderste
helft
van
het
vrouwenlichaam,
met
de
vrouwelijke
geslachtsorganen,
moet
men
op
zijn
hoede
zijn.
Een
vrouw
is
onrein
vanaf
haar
eerste
menstruatie.
Zij
blijft
dit
tot
aan
de
menopauze.
Door
de
vrouw
op
die
manier
als
onrein
te
beschouwen
en
regels
van
restrictie
op
te
leggen,
ageert
men
op
de
seksuele
potentie
van
de
vrouw.
Meisjes
mogen
nergens
alleen
naartoe
gaan.
Zij
moeten
in
groep
vertoeven.
Er
zou
geen
sprake
mogen
zijn
van
seks
153
David
J.
Philips,
2001,
p429.
154
William
R.
Charlesworth,
2005,
p369.
155
William
R.
Charlesworth,
2005,
p360-‐373.
68
voor
het
huwelijk.
Dit
kan
al
veranderd
zijn
in
sommige
gevallen
bij
de
Roma
die
reeds
lange
tijd
in
de
sterk
ontkerkelijkte
westen
van
Europa
wonen,
maar
behoud
van
de
maagdelijkheid
is
het
ideaal.
Het
is
niet
gewenst
voor
de
vrouwen
om
met
de
mannen
over
seksuele
aangelegenheden
te
spreken.
Men
heeft
vastgesteld
dat
in
sommige
rechtszaken
waar
de
Roma
aanwezig
zijn,
de
vrouwen
de
zaal
verlaten
wanneer
er
over
seksuele
overtredingen
gesproken
wordt.
Net
zoals
in
India
mag
een
vrouw
in
principe
niet
koken
wanneer
zij
menstrueert.
156
Voedsel
moet
in
zowel
de
Indische
als
de
Romani
cultuur
met
zorg
behandeld
worden.
Het
moet
op
de
juiste
wijze
klaargemaakt
worden
en
het
moet
voornamelijk
gezond
voedsel
zijn.
Bovendien
moet
alles
dat
in
aanraking
komt
met
voedsel
uiterst
proper
zijn.
Alle
verontreiniging
van
het
voedsel
komt
door
het
proces
van
het
eten
het
lichaam
binnen.
Vervolgens
heeft
het
een
uitwerking
of
invloed
op
het
lichaam.
Het
voedsel
dat
men
binnenkrijgt
heeft
een
effect
op
de
fysieke
aspecten
van
het
lichaam,
de
psychologische
aspecten
van
de
mens
en
zelfs
op
het
lot
van
de
mensen.
Zowel
in
India
als
bij
de
Roma
is
het
niet
alleen
belangrijk
wat
men
eet,
maar
het
is
bovendien
belangrijk
dat
men
met
een
positief
gemoed
kookt
,
het
eten
serveert
en
het
ook
nog
eens
met
een
positieve
instelling
verorbert.
Men
mag
men
eigenlijk
niet
koken
als
men
kwaad
is.
In
de
realiteit
is
het
echter
niet
altijd
mogelijk
om
te
wachten
met
koken
tot
men
opnieuw
goed
gezind
is.
Ook
in
India
gelooft
men
dat
men
de
slechte
energie
meegeeft
door
het
voedsel.
Vooral
in
de
verschillende
yogastromingen
ligt
deze
nadruk
op
het
belang
van
voedsel.
Yoga
gelooft
dat
een
langdurige
beoefening
van
fysieke
en
psychische
technieken
de
mens
kan
bevrijden
van
zijn
zintuigen,
gewaarwordingen
en
driften
waardoor
de
mens
kan
zien
dat
hij
misleid
is.
De
mens
ziet
in
dat
hij
in
een
illusie
leeft.
Vervolgens
kan
hij
door
de
yogatechnieken
de
verlossing
van
het
leven
bereiken.
Het
komt
er
op
neer
dat
men
rustig,
in
een
positieve
stemming,
gezond
eet.
Uiteraard
heeft
voedsel
enorm
veel
invloed
op
het
lichaam.157
156
Walter
Otto
Weyrauch,
2001,
p79&
p262-‐265.
In
India
bestaat
er,
zoals
reeds
vermeld
in
3.5,
een
zeer
oud
systeem
van
sociale
stratificatie
en
hiërarchie.
Wat
in
het
Westen
gekend
is
als
een
kaste,
heet
in
India
jati.
Het
woord
kaste
komt
van
het
Portugese
woord
voor
ras
casta.
In
de
Encyclopedia
van
Sociale
Wetenschappen
beschrijft
men
een
kaste
op
de
volgende
manier:
“Een
endogame
en
erfelijke
subdivisie
van
een
etnische
groep
die
een
bepaalde
rang
of
sociale
status
innemen
die
superieur
of
inferieur
is
in
vergelijking
met
de
andere
subdivisies.”158
In
India
uit
dit
fenomeen
zich
in
een
rigide
vorm
die
zeer
complex
in
elkaar
zit
en
die
schijnbaar
gerelateerd
is
aan
religie
en
broodwinning.
De
verdeling
van
het
kastensysteem
gaat
gepaard
met
een
ongelijkheid.
Het
suggereert
dat
de
mensen
op
een
lager
trapje
niet
gelijk
zijn
aan
zij
die
zich
hoger
op
de
sociale
ladder
bevinden.
Dit
gaat
in
tegen
een
Indische
religieuze
gedachte
die
zegt
dat
alles
en
iedereen
in
principe
hetzelfde
is.
Zij
dragen
allemaal
dezelfde
kracht
brahman
of
atman
in
zich.
Dit
manifesteert
zich
in
de
aanwezigheid
van
een
soort
ziel,
maar
niet
de
ziel
die
in
het
Westen
gekend
is.
Het
slaat
meer
op
een
energetische
kracht.
Dit
is
het
concept
van
universele
eenheid
of
samenhang.
Het
kastensysteem
gaat
hier
op
een
bepaalde
manier
tegenin.159
De
vroegste
vermelding
van
een
sociale
opdeling
is
te
vinden
in
de
Vedas.
Dit
zijn
de
oudste
religieuze
teksten
uit
India
die
de
hymnes
bevatten
die
de
Arische
goden
aanroepen
en
bovendien
sinds
ongeveer
1500
v.Chr
oraal
zijn
overgeleverd.
In
de
Rigveda
vindt
men
de
opdeling
in
vier
klassen
of
varna,
meer
bepaald
de
priesterklasse,
de
klasse
van
koningen
en
krijgers,
de
klasse
van
de
ambachtslui,
handelaaars
en
het
gewone
volk
en
ten
slotte
de
klasse
van
de
bedienden.
Aan
elke
klasse
wordt
een
waarde
toegekend
en
een
intrinsiek
pakket
aan
taken
die
zij
in
het
leven
moeten
uitvoeren.
Deze
gedachte
heeft
zich
doorgedrongen
tot
in
het
moderne
kastensysteem.
Elke
kaste
heeft
een
manier
van
leven,
rechten
en
plichten
die
tot
die
specifieke
kaste
toebehoort.
Tot
welke
kaste
men
behoort,
wordt
erfelijk
bepaald.160
De
kasten
zijn
endogaam
maar
men
hoort
niet
te
trouwen
met
iemand
die
te
nauw
verwant
is.
De
meeste
kasten
hebben
of
158
Ekta
Singh,
2009,
p11.
hadden
een
eigen
traditioneel
beroep.
Daarom
kent
men
in
de
antropologische
studies
de
kasten
een
sociaal-‐economische
functie
toe.
Vroeger
was
niet
enkel
de
sociale
status
overerfbaar,
maar
ook
het
beroep,
de
bron
van
inkomsten
en
de
activiteit
die
de
overleving
van
de
groep
moest
bestendigen.
Door
een
beroep
vast
te
hechten
aan
een
kaste,
verzekerde
men
die
kaste
ervan
dat
die
ook
een
economische
plaats
en
functie
binnen
de
gemeenschap
zou
blijven
behouden.
In
de
moderne
tijden
is
dit
veel
minder
het
geval.
In
grootsteden
voert
men
de
jobs
uit
die
voorhanden
zijn.
Mensen
van
verschillende
kasten
werken
samen
in
grote
ondernemingen.
Welgestelde
Indische
families
die
reizen
ondernemen
in
India,
kunnen
niet
meer
weten
wie
in
de
hotels
hun
eten
kookt.
Er
treden
dus
verschuivingen
op
in
het
systeem
onder
invloed
van
de
nieuwe
economische
omstandigheden.
Er
zijn
ook
sociale
redenen
voor
deze
verschuivingen
aangezien
veel
kastelozen
of
lage
groepen
meer
eigenwaarde
en
emancipatie
eisen.161
Tussen
de
verschillende
kasten
bestonden
er
vroeger
regels
die
de
houding
die
men
hoorde
te
hebben
tegenover
een
andere
kaste
in
goede
banen
leidde.
Zo
mocht
men
niet
trouwen
met
leden
uit
een
kaste
die
veel
lager
was
dan
de
eigen
kaste.
Men
mocht
zelfs
niet
samen
eten,
drinken
of
roken
met
mensen
van
een
lagere
kaste.162
Deze
voorschriften
komen
overeen
met
de
regels
die
de
reinheid
van
elke
groep
moeten
vrijwaren.
Het
was
Milena
Hübschmannova,
de
Tsjechische
indologe,
die
vond
dat
er
raakpunten
waren
tussen
de
sociale
stratificatie
binnen
de
Romani
leefgemeenschap
en
het
Indische
kastensysteem.
De
Roma
zijn
onderverdeeld
in
grote
groepen
mensen.
Deze
groepen
verschillen
van
elkaar
omdat
ze
een
ander
dialect
spreken,
een
andere
woonplaats
hebben
of
gehad
hebben,
een
andere
religie
aanhangen,
een
eigen
sociale
organisatie
hanteren,
de
traditionele
gebruiken
anders
invullen
of
beroepsmatig
gespecialiseerd
zijn.163
De
naam
van
deze
groepen
kan
verwijzen
naar
een
specifiek
beroep
waar
zij
ooit
gespecialiseerd
in
waren,
een
streek
waar
zij
geweest
zijn,
een
voorvader,
een
religie
etc.
Deze
namen
kunnen
zelfs
veranderen.
Pas
als
een
Slowaakse
groep
Roma
in
een
ander
land
terecht
komt,
heeft
het
nut
om
zich
de
Slowaakse
Roma
te
noemen.164
In
Hongarije
vinden
we
het
duidelijkst
een
systeem
zoals
het
kastensysteem.
De
Roma
zijn
opgedeeld
161
Robert
W.
Stern,
1993,
p57-‐72.
162
Ekta
Singh,
2009,
p24-‐25.
163
David
J.Philips,
2001,
p431-‐434.
164
Jean-‐Pierre
Liégeois,
2007,
p51-‐53.
71
in
verschillende
lagen
op
een
sociale
ladder
en
de
meeste
van
deze
lagen
komen
overeen
met
een
beroep.
De
groep
met
het
meeste
aanzien
in
Hongarije
zijn
de
muzikanten.
Zij
leven
zelfs
vaak
in
aparte
wijken,
waar
de
andere
Roma
die
geen
muziek
spelen
niet
mogen
wonen.
Het
kastensysteem
in
India
gaat
gepaard
met
een
systeem
van
sociale
uitsluiting.
Het
kan
gebeuren
dat
één
of
andere
Romagroep
over
een
andere
groep
zegt
dat
zij
geen
echte
Roma
zijn
en
op
die
manier
uitsluiten
omdat
zij
vinden
dat
zij
zich
niet
meer
als
echte
Roma
gedragen
omdat
ze
alle
vormen
van
traditie
verloren
zijn.
165In
Servië
zijn
er
een
vijftigtal
Romani
groepen
die
op
één
of
andere
manier
van
elkaar
verschillen.
Daardoor
vormen
zij
een
aparte
groep
die
op
zichzelf
leeft.
Deze
50
groepen
staan
in
speciale
verhoudingen
ten
opzichte
van
elkaar.
Er
is
een
soort
sociale
stratificatie
tussen
de
groepen.
Dit
vergelijkt
men
dan
eveneens
met
het
Indische
kastensysteem.166
In
India
verschilt
de
opdeling
in
kasten
en
de
onderlinge
sociale
relaties
van
dorp
tot
dorp.
Het
heeft
een
lokaal
belang.
Het
zorgt
voor
wederzijdse
afhankelijkheid
van
elkaar
binnen
de
leefgemeenschap.
Dit
lokaal
systeem
is
onderdeel
van
het
veel
grotere
systeem
dat
over
het
gehele
land
een
netwerk
vormt.
De
namen
van
kasten
en
het
kastensysteem
komen
in
geheel
India
voor.
De
mensen
die
tot
een
zelfde
kaste
behoren
hoeven
elkaar
niet
allemaal
persoonlijk
te
kennen.
De
Indische
stammen
zijn
in
het
kastensysteem
opgenomen.
Men
kent
hen
een
rang
toe.
Men
maakt
van
een
stam
een
kaste.167
Bij
de
Roma
komt
een
groep
overeen
met
een
samenleving.
De
groep
heeft
sociale
banden
met
elkaar
omdat
ze
samenleven.
Als
er
verschillende
groepen
voorkomen
in
een
regio
kan
er
soms
gesproken
worden
van
groepen
die
een
hoger
aanzien
hebben
dan
andere.
De
groepen
onderling
hadden
vroeger
de
gewoonte
om
niet
met
elkaar
om
te
gaan.
Ze
zochten
geen
contact.
Ze
trouwden
bijgevolg
liever
met
iemand
van
de
eigen
groep.
168Een
bepaalde
groep
kan
zich
hoger
in
rang
plaatsen
omdat
zij
zogezegd
puurder
of
meer
uzho
zijn.
Dit
heeft
te
maken
met
de
mahrime-‐
regels.
Zij
plaatsen
zichzelf
soms
hoger
in
aanzien
omdat
zij
de
regels
strikter
zouden
volgen
dan
een
andere
groep.
In
Amerika
bijvoorbeeld
leven
er
vier
grote
erkende
groepen.
Dit
zijn
de
Machwaya,
de
Kalderash,
de
Lovara
en
de
Churara.
De
drie
laatste
zijn
elk
naar
een
specifiek
beroep
genoemd.
Dit
zijn
respectievelijk
de
kopersmeden,
de
165
Persoonlijke
communicatie
met
Martin
Balogh.
166
Jelena
Čvorovič,
2006,
p130-‐131.
167
A.P.
Thakur
&
Sunil
Pandey,
2009,
p153-‐157.
168
Jelena
Čvorovič,
2010,
p23.
72
paardenhandelaars
en
de
zeefvervaardigers.169
De
Machwaya
zijn
genoemd
naar
Macva
een
vruchtbaar
landbouwgebied
in
Servië.170
De
Machwaya
staan
op
het
hoogste
trapje
van
de
sociale
ladder.
Zij
hebben
het
meeste
aanzien
omdat
zij
het
rijkst,
het
bleekst
en
het
meest
puur
of
rein
zijn.
Om
hun
hoge
status
te
behouden,
vermijden
zij
contact
met
de
andere
“mindere”
groepen.
Zij
vormen
een
aparte
groep
omdat
zij
in
een
aantal
kenmerken
of
gewoontes
verschillen
van
de
andere
groepen.
Zo
spreken
zij
nog
steeds
een
Romani
dialect.
Zij
proberen
ook
zo
veel
mogelijk
vast
te
houden
aan
de
traditionele
uitvoering
van
culturele
gebruiken.
Zij
zijn
bovendien
orthodoxe
christenen.
Ten
slotte
hebben
de
vrouwen
een
monopolie
op
het
vak
van
het
voorspellen
van
de
toekomst
en
houden
de
mannen
van
het
spelen
van
muziek.
171
Van
de
Roma
heeft
men
vaak
gedacht
dat
zij
een
kastensysteem
hebben
omdat
de
namen
van
de
groep
heel
vaak
beroepen
aanduiden.
De
naam
Kalderash
komt
bijvoorbeeld
van
caldera
wat
ketel
betekent
in
het
Roemeens.
De
Kalderash
zijn
kopersmeden
en
ze
maken
ketels.
De
Lovara
zouden
ooit
vooral
paarden
verhandelt
hebben.
Lovas
is
een
paard
in
het
Hongaars.
De
Bugurdži
hanteerden
oorspronkelijk
de
boren
die
ze
zelf
gemaakt
of
herstelt
hadden.
Hun
naamt
komt
van
het
Turkse
bugurcu
dat
boormaker
betekent.
Wanneer
verschillende
groepen
hun
naam
naar
hetzelfde
beroep
verwijst
wil
dit
niet
zeggen
dat
zij
enige
relaties
met
elkaar
hebben.
172
De
meeste
van
deze
beroepen
zoals
entertainen,
smeden,
juwelen
maken,
toekomstvoorspellen,
manden
maken,
houten
gebruiksvoorwerpen
maken
en
borstels
herstellen
zijn
beroepen
die
in
India
behoren
tot
de
lage
kasten.
Daardoor
is
de
theorie
ontstaan
dat
men
voor
een
Indische
afkomst
van
de
Roma
bij
de
lagere
kasten
moet
gaan
zoeken.
Deze
beroepen
zijn
echter
over
geheel
de
wereld
te
vinden.
Er
is
over
geheel
de
wereld
vraag
naar
mensen
die
deze
beroepen
uitvoeren.
Bij
Roma
die
nog
steeds
rondreizen,
net
zoals
toen
de
Roma
nog
rondtrokken
met
wagens,
moesten
zij
waar
zij
aankwamen
beroepen
kunnen
doen
waar
vraag
naar
was
en
die
niet
beletten
dat
zij
konden
voortreizen.
Daarom
voerden
zij
veel
van
de
beroepen
uit
die
bij
de
nomaden
in
andere
werelddelen
ook
te
zien
zijn.
De
nomaden
in
India
behoren
tot
de
laagste
kasten.
169
Walter
Otto
Weyrauch,
2001,
p197.
170
Jelena
Čvorovič,
2006,
p131.
171
Ankica
Petrovic,
2009,
p2-‐5.
172
Peter
bakker
&
Khristo
Kiuchukov,
2000,
p60-‐61.
73
De
meeste
Romani
groepen
zijn
zoveel
mogelijk
endogaam
net
zoals
de
kasten
in
India
endogaam
zijn.
De
groepen
zijn
opgedeeld
in
clans
of
vitsa
,
dit
is
het
geheel
van
mensen
die
bloedverwantschap
en
familiebanden
delen.
In
India
heet
een
clan
een
gotra.
De
clans
zijn
meestal
exogaam.
Het
kan
voorkomen
dat
een
clan
toch
endogaam
is
waarbij
men
de
kinderen
koppelt
aan
verre
neven
of
nichten.
De
gotra
kent
nog
eens
een
vertakking
in
gezinnen
en
families.
De
vitsi
is
opgedeeld
in
tsera,
de
Romani
families.
De
tsera
kunnen
op
hun
beurt
kumpania
vormen.
Dit
zijn
gezinnen
die
in
een
zelfde
samenleving
wonen
of
werken
die
niet
noodzakelijk
aan
elkaar
gerelateerd
zijn
door
verwantschap.173
In
de
strikte
zin
van
het
woord
kunnen
we
bij
de
Roma
niet
over
kasten
spreken.
De
groepen
zijn
wel
endogaam
en
de
naam
van
de
groep
verwijst
in
de
meeste
gevallen
naar
een
gespecialiseerd
beroep
maar
men
zou
in
het
geval
van
de
Roma
eeder
kunnen
spreken
van
de
neiging
van
de
mens
om
de
eigen
groep
een
waarde
en
identiteit
toe
te
kennen
hoger
dan
die
van
de
andere
groepen.
De
organisatie
van
de
samenleving
gebeurt
binnen
de
groep.
In
deze
gemeenschappen
zelf
is
er
niet
echt
een
soort
onderverdeling
in
kasten.
Er
staat
niet
erfelijk
vast
tot
welke
groep
men
zal
horen
of
welk
beroep
men
later
zal
uitoefenen.
Wat
wel
enige
gelijkenis
vertoont
is
het
feit
dat
aan
een
sociale
invulling
van
een
groep
een
kenmerkend
beroep
wordt
toegekend
in
functie
van
de
overleving
van
die
groep.
Men
specialiseerd
in
functie
van
het
voorhanden
hebben
van
een
broodwinning.
Bij
de
Roma
kan
men
dit
beroep
gebruiken
om
zich
mee
te
benoemen
en
zich
zo
te
differentiëren
van
andere
Romani
groepen.
De
meeste
Romani
groepen
hebben
eveneens
een
eigen
verhaal
dat
vertelt
over
een
belangrijke
voorouder
en
over
het
ontstaan
van
de
groep.
174Verder
is
het
belangrijk
om
op
te
merken
dat
zelfs
als
er
sprake
zou
zijn
van
een
kastensyteem
bij
de
Roma,
zij
dit
niet
noodzakelijk
uit
India
hoeven
meegebracht
te
hebben
Het
kastensysteem
bestaat
op
nog
andere
plaatsen
in
de
wereld.
Het
bestaat
in
Afrika
onder
andere
bij
de
Igbobevolking.
In
India
is
het
enkel
uniek
omdat
het
een
speciale
invulling
heeft
en
het
diep
geworeld
is
in
de
geschiedenis
en
cultuur
van
het
land.
175
173
David
J.
Philips,
2001,
p430-‐435.
174
Jelena
Čvorovič,
2006,
p132.
175
John
L.
Macionis
é
Ken
Plummer,
2008,
p236-‐237.
74
De
kris
is
een
zeer
gekend
kenmerk
van
de
Roma.
De
kris
is
een
soort
juridische
raad
die
bij
misdrijven
binnen
de
Romani
gemeenschap
beslissingen
moet
maken
over
rechtvaardigheid
in
teken
van
het
bewaren
van
de
harmonie
binnen
de
groep.
Deze
kris
was
vroeger
(het
is
niet
geweten
of
het
huidig
dezelfde
vorm
heeft
behouden)
een
tribunaal
dat
werd
voorgezeten
door
een
raad
bestaande
uit
ouderen
en
een
aantal
mensen
met
aanzien,
hoofdzakelijk
mannen,
aangesteld
als
juryleden.
Het
is
de
bedoeling
dat
in
een
grote
groep
de
verschillende
clans
gerepresenteerd
worden
in
de
jury.
Van
elke
clan
zou
ideaal
gezien
iemand
moeten
zetelen
in
de
raad.
176De
raad
wordt
opgeroepen
en
samengesteld
op
het
moment
dat
er
zich
een
conflict
voordoet.
De
kris
zoals
die
op
dat
moment
eruitziet,
bestaat
slechts
op
dat
moment
en
wel
speciaal
voor
dat
conflict.
Deze
raad
speelt
de
rechter
voor
de
zaak
waarover
er
een
dispuut
is
of
het
misdrijf
dat
gepleegd
werd
door
een
Rom
tegenover
een
andere
Rom.
Het
dispuut
gaat
meestal
over
eigendom,
ruzies
waarbij
de
eer
van
één
van
beide
partijen
geschonden
is,
morele
of
religieuze
zaken.
De
kris
komt
tussenbeiden
om
de
sociale
cohesie
in
de
groep
te
waarborgen.
Zij
heeft
enkel
macht
binnen
de
groep.
Ze
probeert
zoveel
mogelijk
problemen
binnen
de
groep
op
te
lossen
zodat
er
niet
steeds
hogere
authoriteiten
van
de
staat
moeten
bij
betrokken
worden.
Voor
de
echte
strafbare
feiten
vallen
de
leden
van
gemeenschap
onder
de
wetten
van
het
land
waarin
zij
vertoeven.
De
kris
kan
een
steun
zijn
maar
heeft
op
dat
moment
geen
inspraak.
Wanneer
de
kris
tussenbeiden
komt
in
een
conflict,
moet
deze
een
straf
uitspreken.
Het
gaat
hier
meestal
om
geldboetes.
In
extreme
gevallen
spreekt
de
kris
de
zwaarste
straf
uit.
De
zwaarste
straf
die
een
Rom
kan
treffen
is
verbanning
uit
de
groep.
Op
dat
moment
is
deze
persoon
mahrime
of
onrein.
Dit
individu
wordt
van
dan
af
aan
gemeden
door
de
andere
leden
van
de
samenleving.177
Het
is
op
deze
manier
dat
de
kris
inspraak
en
macht
kan
uitoefenen
in
geschillen.
Door
sociale
druk
zorgt
de
gehele
gemeenschap
voor
het
uitvoeren
of
naleven
van
de
straf.
Met
dit
systeem
probeert
de
gemeenschap
om
te
gaan
met
conflicten
zodat
de
sociale
onderlinge
cohesie
sterk
blijft.
Deze
cohesie
kan
zo
niet
vernietigd
worden
door
het
dispuut.
Samen
staan
ze
sterk.
Het
zorgt
ervoor
dat
de
regels
die
een
goedlopende
samenleving
waarborgen
worden
nageleefd.
Gedrag
dat
de
176
Jean-‐Pierre
Liégeois,
1994,
p74-‐75.
177
Walter
Otto
Weyrauch,
2001,
p42-‐58.
75
gang
van
zaken
kan
verstoren
wordt
afgestraft.
Aangezien
de
kris
een
representatie
is
van
de
leden
van
de
groep,
is
de
straf
als
het
ware
in
samenspraak
met
de
gehele
groep
opgelegd.
178De
Roma
komen
nog
steeds
samen
om
te
overleggen
over
bepaalde
kwesties
die
zich
in
de
gemeenschap
of
groep
afspelen.
Zij
spreken
samen
over
de
nieuwe
problemen
en
situaties
die
zich
voordoen.
In
India
bestaat
er
reeds
zeer
lang
een
soortgelijk
systeem
dat
nu
ook
in
een
geconstitutionaliseerde
vorm
voorkomt.
De
panch
of
panchayat,
de
raad
die
genoemd
werd
naar
het
originele
aantal
van
vijf
juryleden,
komt
en
kwam
tussen
beide
op
verschillende
niveaus.
Er
kan
binnen
de
eigen
kaste
een
panchayat
gehouden
worden,
binnen
het
dorp
of
op
regionaal
niveau.
De
rechtsmacht
is
beperkt
tot
dit
gebied.
De
panch
moet
onpartijdig
beslissen
na
het
uithoren
van
beide
partijen
in
een
geschil.
179
De
panch
spreekt
zich
uit
over
sociale
twisten
en
eigendomsrechten.
Sirpanch,
mukhaddam,
patel,
mukhia
,
mahato,
gauon
zijn
allemaal
namen
waarmee
men
de
voorzitter
van
de
raad
aanduidt.
De
voorzitter
voert
het
woord.
Hij
maakt
de
uiteindelijke
beslissing.
De
panchayat
is
een
belangrijke
sociale
instelling.
Ze
moet
de
sociale
relaties
in
het
dorp
in
goede
banen
leiden
zodat
het
voor
iedereen
aangenaam
blijft
om
er
te
leven.
Als
er
iets
gebeurt
in
de
samenleving,
gaat
dit
het
gehele
dorp
aan.
180
In
een
klein
dorp
zetelen
5
tot
8
mensen
in
deze
raad.
In
grotere
gemeenschappen
kunnen
het
er
nog
meer
zijn.
De
jury
bestaat
uit
de
oudsten
van
het
dorp,
de
hoofden
van
verschillende
families,
mensen
die
veel
kennis
hebben
van
de
gebruiken
van
het
dorp,
mensen
met
aanzien
of
mensen
die
een
hogere
opleiding
hebben
genoten.
Zij
die
afwijkend
gedrag
hebben
vertoond
of
ontrouw
geweest
zijn
aan
de
gewoontes
van
het
dorp
kunnen
een
straf
verwachten.
181
Deze
straf
kan
bestaan
uit
een
geldboete
of
alweer
bij
zware
misdaden
verbanning
uit
de
gemeenschap.182
We
kunnen
besluiten
dat
het
systeem
van
panchayat
en
dat
van
kris
heel
veel
gelijkenissen
vertonen.
Het
zijn
beide
systemen
waarbij
de
sociale
relaties
en
orde
binnen
de
samenleving
moeten
in
hand
gehouden
worden.
Het
is
geen
star
officieel
instituut.
De
raad
is
niet
een
geheel
dat
steeds
in
die
vorm
onder
die
erkenning
aanwezig
is.
Ze
wordt
pas
samengesteld
op
de
moment
dat
het
nodig
is
en
moet
de
gehele
178
Jean-‐Pierre
Liégeois,
1994,
p74-‐78.
179
Vasant
Moon,
2001,
p154.
180
K.S.Singh,
1998,
p215.
181
L.P.Vidyarthi
&
Binay
Kumar
Rai,
1985,
p215-‐216.
182
Shiva
Tosh
Das,
1989,
p99.
76
gemeenschap
representeren.
Het
proces
moet
hierbij
zo
eerlijk
mogelijk
verlopen
en
steunt
op
kennis
van
de
gebruiken
van
de
mensen
die
deel
uitmaken
van
de
gemeenschap.
Het
is
waarschijnlijk
op
een
natuurlijke
manier
ontstaan
uit
een
overlevingsmechanisme
voor
de
groep.
Een
belangrijke
gelijkenis
is
dat
verstoten
worden
uit
de
groep
ervaren
wordt
als
de
zwaarst
mogelijke
straf.
De
vriendinnen
van
de
bruid
versieren
de
Romani
bruid
met
henna.
Henna
is
veel
te
zien
in
India,
daarom
heeft
men
ook
dit
kenmerk
gerelateerd
aan
Indische
gebruiken.
Dit
is
zeker
niet
iets
dat
overal
waar
de
Roma
wonen
gedaan
wordt.
In
het
reisverhaal
van
Isabel
Fonseca
staat
het
volgende
geraporteerd:
“henna
used
to
“clean”
the
bride
during
the
week
long
ritual
of
dances
and
naps
and
switches
of
clothes.”
183
Vooral
de
Bulgaarse
Roma
zouden
dit
gebruik
in
stand
houden.
Ze
maken
de
bruid
als
het
ware
ritueel
zuiver
en
schoon
tijdens
de
week
van
de
festiviteiten.
Henna
symboliseert
hier
het
bewijs
van
maagdelijkheid.
Henna
zou
staan
voor
de
het
bloed
dat
achterblijft
op
het
bed
na
de
consummatie
van
het
huwelijk.
Hoe
langer
de
henna
bovendien
te
zien
is
op
het
lichaam
van
de
bruid,
hoe
langer
haar
kersverse
echtgenoot
haar
zal
liefhebben.
Henna
is
dus
een
teken
van
geluk
en
voorspoed.
184India
heeft
geen
alleenrecht
op
henna.
Het
versieren
met
henna
is
een
gebruik
dat
ook
in
de
meeste
moslimlanden
voorkomt.
De
manier
waarop
de
Roma
het
gebruiken
is
bovendien
te
vinden
bij
de
Tataren
in
Crimea.185Zelfs
de
Joden
kennen
een
hennaceremonie.
186
De
Islamitische
families
in
India
versieren
de
handen,
armen
en
de
hals
van
de
bruid
met
verschillende
patronen.
Ook
hier
drukt
het
de
hoop
uit
op
geluk
in
het
verdere
leven.
In
India
is
deze
gewoonte
niet
beperkt
tot
de
moslims.
Het
is
bovendien
een
rage
geworden
183
Isabel
Fonseca,
1996,
p131.
184
George
Monger,
2004,
p144,
p151
&
p209.
185
Cathy
Newman,
2011,
p78.
186
Philippa
Faulks,
2010,
p41-‐42.
77
mede
door
het
toerisme
om
hennapatronen
aan
te
brengen
op
meisjes
van
alle
leeftijden.
187
Henna
is
afkomstig
van
de
Egyptische
liguster
of
Lawsonia
alba
inermis.
Deze
plant
groeit
in
de
tropische
zones
van
Afrika,
Zuid-‐Azië
en
Australië.
Rajasthan,
een
deelstaat
in
het
noord-‐westen
van
India,
kent
de
grootste
productieoplage
van
henna
in
India.
Het
donkere
goedje
bekend
als
mehndi
werd
geïntroduceerd
in
Europa
in
de
19de
eeuw.
188
Over
het
bestaan
van
henna
in
India
is
er
discussie.
Men
beweert
dat
henna
altijd
in
India
bestaan
heeft
als
een
schoonheidsproduct
en
natuurlijk
geneeskundig
product.
Anderen
zeggen
echter
dat
henna
zoals
het
nu
gekend
is
pas
in
de
12de
eeuw
India
bereikte.
Het
werd
meegebracht
door
de
Arabische
krijgsheren
vanuit
Mesopotamië.
Voorheen
zouden
de
Indische
vrouwen
hun
ledematen
gekleurd
hebben
met
kurkuma.
De
Indische
vrouwen
voegen
deze
plant
toe
aan
hun
eten
om
het
een
gele
kleur
te
bezorgen.
189
In
Engeland
houden
de
Roma,
maar
ook
andere
bewoners
van
Engeland,
een
“hen
night”
of
henna
nacht.
Hierbij
doelen
ze
op
een
uitgebreide
versie
van
de
oude
gewoonte
om
een
feest
te
houden
samen
met
de
vrienden
en
familie
waarbij
gevierd,
gedanst,
gegeten
en
gedronken
wordt
ter
ere
en
soms
ter
afscheid
van
de
bruid.
Het
is
een
equivalent
van
de
vrijgezellenavond
voor
mannen.
Aan
dit
feest
komt
henna
te
pas.
De
vriendinnen
van
de
bruid
leggen
haar
in
de
watten.
Daarna
maken
ze
haar
mooi
gebruik
makend
van
henna.
In
Engeland
zouden
deze
feestjes
in
gebruik
geraakt
zijn
in
de
20ste
eeuw.
190
In
India
bij
de
hindoes
en
moslims
heet
dit
de
mehndi
rāt.
Mehndi
betekent
henna,
rāt
betekent
nacht.
Niet
enkel
de
moslimvrouwen
van
India
vieren
dit
hennafeest.
Ook
in
Turkije
en
Marokko
is
het
bekend.
191
187
Joe
Bindloss,
2009,
p42.
188
J.G.Vaughan
&
P.A.Judd,
2003,
p88.
189
Oppi
Untracht,
1997,
p26-‐27.
190
George
Monger,
2004,
p150-‐151.
191
Philippa
Faulks,
2010,
p41-‐42.
78
De
levende
dode
is
iets
dat
in
bijna
alle
culturen
voorkomt.
Men
weet
niet
wat
er
met
de
mens
gebeurd
na
de
dood.
Dit
laat
ruimte
over
voor
speculatie
over
wat
er
allemaal
kan
gebeuren.
Bovendien
heeft
de
mens
de
reflex
om
angst
te
hebben
voor
het
onbekende.
Op
die
manier
ontstaat
er
een
speciale
relatie
van
angst
en
respect
voor
de
overledenen.
Het
volgende
culturele
fenomeen
om
te
vergelijken
is
dit
fenomeen
van
de
dode.
Hoe
moet
men
met
de
dode
omgaan,
wat
is
de
functie
van
de
dode
en
hoe
kan
die
een
impact
hebben
op
het
leven.
In
Europa
kent
men
de
vampier
en
de
zombie.
Beiden
zijn
levende
doden
met
de
eigenschap
dat
zij
zelf
leven
nodig
hebben
om
te
kunnen
overleven.
Op
die
manier
creëren
zij
nog
meer
dood
en
verderf.
Een
ander
figuur
is
de
geest
die
blijft
rondhangen.
Deze
kan
in
sommige
gevallen
eveneens
slechte
eigenschappen
toegeschreven
krijgen.
Voor
de
Roma
bespreken
we
hier
de
mulo.
In
India
bekijken
we
een
aantal
verschillende
soorten
geesten.
Zo
is
meestal
de
Romani
mulo
vergeleken
met
de
Indische
mātṛkā.
Het
gemeenschappelijke
element
bij
de
Roma
en
de
Indische
bevolking
is
dat
men
gelooft
dat
wanneer
deze
geesten
respectloos
worden
behandeld,
zij
kunnen
veranderen
in
wraakzuchtige
wezens
die
het
leven
verstoren.
Dit
is
alweer
zeker
niet
het
geval
voor
alle
Roma
of
Indiërs.
In
enkele
gebieden
is
het
een
zeer
levendig
geloof,
in
andere
kan
het
een
ouderwets
gebruik
zijn
of
zelfs
helemaal
onbestaande
zijn.
De
Roma
begraven
hun
doden.
In
India
cremeert
men
hoofdzakelijk
de
doden.
Enkel
wanneer
zich
een
onnatuurlijke
dood
heeft
voorgedaan
kan
men
het
lichaam
begraven
of
volledig
in
de
heilige
rivier
de
Ganges
laten
zinken.
De
Roma
houden
drie
dagen
de
wacht
bij
het
lichaam
van
de
overledene.
Tijdens
de
rouwperiode
is
het
verboden
om
zich
te
scheren
of
te
wassen.
De
bezittingen
van
de
overledene
worden
van
de
hand
gedaan
of
verbrand.
Enkele
objecten
kan
men
bijhouden
maar
deze
kan
men
het
best
niet
meer
functioneel
gebruiken.
Het
kan
voorkomen
dat
men
het
favoriete
voedsel
of
de
favoriete
bezigheid
van
de
overledene
tot
een
jaar
lang
niet
meer
eet
of
uitvoert.
Het
is
de
bedoeling
de
geest
van
de
overledene
zo
gunstig
mogelijk
te
stemmen.
De
dode
kan
79
zelfs
enkele
jaren
later
nog
herdacht
en
gevierd
worden
met
een
pomana.
192
De
eerste
pomana
vindt
plaats
drie
dagen
na
het
overlijden
en
bestaat
uit
een
maaltijd
met
de
dichte
familie.
Deze
eerste
maaltijd
moet
niet
uitgebreid
zijn.
Na
6
weken
en
opnieuw
na
een
jaar
vindt
er
een
zeer
uitgebreide
pomana
plaats
waar
iedereen
op
zijn
best
gekleed
naartoe
komt.
Er
worden
5
verschillende
gerechten
voorgeschoteld
waarbij
het
gebruik
van
kruiden
verboden
is.
Gevogelte
is
bij
sommige
groepen
ongepast
om
te
bereiden.
Fruit
en
eieren
worden
in
overvloed
opgestapeld.
Deze
symboliseren
het
eeuwige
leven
na
het
overlijden.
193Iemand
met
dezelfde
leeftijd
en
status
van
de
overledene
moet
deze
dode
vertegenwoordigen.
Deze
persoon
nuttigt
de
maaltijd
in
de
plaats
van
de
dode
als
was
hij
zelf
deze
overleden
persoon.
Voordat
men
begint
te
eten,
lopen
een
aantal
mensen
men
kaarsen
rond
de
tafel
terwijl
ze
de
naam
van
de
overledene
uitspreken.
Men
schenkt
voor
een
laatste
maal
geschenken
aan
de
overledene.
194
Ook
in
India
blijft
men
de
overleden
voorouders
vereren
met
een
śraddha
of
dodenceremonie.
Men
kan
een
ritueel
uitvoeren
dat
gekend
is
als
sapiņḍakarana.
Bij
deze
ceremonie
offeren
de
familieleden
rijstballetjes
aan
de
dode.
De
geest
of
pret
van
de
overledene
in
India
vormt
enkel
een
bedreiging
totdat
de
geschikte
uitvaartrituelen
zijn
uitgevoerd.
In
de
periode
voor
deze
rituelen
dwaalt
de
pret
rusteloos
rond.
Op
dit
moment
kan
de
pret
,
wanneer
uitgedaagd,
kwaadwillig
zijn
maar
op
zich
is
het
geen
boosaardige
entiteit.
Na
het
voltooien
van
de
sapiņḍakarana
veranderd
de
pret
in
pitri.
Dit
zijn
de
voorouders
die
men
blijft
vereren
en
gedenken.
195Wanneer
een
geest
heel
plots
of
tragisch
gestorven
is
en
bovendien
geen
ritueel
afscheid
heeft
gekregen,
is
deze
wel
heel
gevaarlijk.
De
geest
zit
dan
vast
tussen
het
leven
en
het
hiernamaals.
Bovendien
verlangen
de
geesten
ernaar
opnieuw
een
menselijke
vorm
aan
te
nemen.196
Een
mulo
kan
een
positieve
en
negatieve
aanwezigheid
zijn.
Er
zijn
goede
en
slechte
geesten.
Er
zijn
er
die
beschermen
en
er
zijn
er
die
verwoesten.
Dit
manifesteert
zich
192
Judith
Okely,
1983,
p215-‐230.
193
Carol
Miller,
2010,
p123-‐128.
194
Yves
Bonnefroy,
1992,
p230.
195
W.Crooke,
2004,
p
196
Shubha
Tiwari,
2003,
p58.
80
voornamelijk
naargelang
de
levenden
respectvol
of
respectloos
met
de
mule
omgaan.197
Er
zijn
een
heleboel
aanleidingen
die
de
mulo
kwaad
kunnen
maken.
Zij
zijn
namelijk
wispelturig
en
onvoorspelbaar.
Bij
de
mulo
kan
men
de
woede
doen
ontvlammen
door
zijn
graf
te
schenden,
door
delen
van
het
begraven
lichaam
te
verplaatssen
of
zelfs
het
gehele
lichaam
te
beroeren.
De
mulo
kan
zich
aangesproken
voelen
wanneer
men
de
naam
van
de
overledene
uitspreekt
of
indien
men
geen
zorg
draagt
voor
zijn
nagelaten
bezittingen.
Een
mulo
zal
dan
over
het
algemeen
de
mensen
lastig
vallen
die
het
dichtst
bij
hem
of
haar
stonden
in
het
leven.
Dit
kan
gaan
van
een
onrustige
aanwezigheid
en
het
verstoren
van
de
normale
gang
van
zaken
tot
het
veroorzaken
van
ziekte
of
zelfs
sterfte.198
De
mulo
kan
in
verschillende
gedaanten
deze
gebeurtenissen
teweeg
brengen.
Zo
kan
die
zich
zelfs
verschuilen
in
het
menselijke
lichaam
van
een
gadjo.
De
mulo
keert
niet
alleen
terug
wanneer
deze
zich
beledigt
voelt.
Ze
heeft
ook
veel
kans
om
terug
te
keren
in
het
leven
van
de
Roma
als
deze
een
onvoorziene
of
gewelddadige
doodsoorzaak
gekend
heeft.
De
mulo
kan
dan
de
dood
moeilijk
aanvaarden.
199Om
de
mulo
tot
rust
te
brengen
kan
men
het
favoriete
voedsel
van
de
dode
voorschotelen.
Men
kan
bloemenkransen
aanbieden
of
aandacht
aan
de
geest
in
kwestie
besteden.
200
De
beste
tactiek
om
zich
te
beschermen
tegen
geesten
is
om
niets
te
doen
dat
hen
tegen
de
borst
kan
stuiten.
Men
moet
het
gedachtegoed
van
de
overledenen
steeds
respecteren.
Zowel
bij
de
Roma
als
in
India
kan
men
om
de
overledenen
gunstig
te
stemmen,
hen
voedsel
aanbieden.
201
Voedsel
wordt
in
het
algemeen
zeer
vaak
gebruikt
bij
offers
aan
de
goden.
Men
plaatst
het
voedsel
op
de
drempel
van
het
huis
of
op
de
vensterbank.
In
India
plaatst
men
het
voedsel
in
de
buurt
van
heilzame
bomen
of
stenen
of
aan
een
klein
altaartje.
Bij
beiden
zijn
het
niet
de
geesten
maar
allerlei
klein
gedierte
zoals
honden
en
vogels
die
het
voedsel
consumeren.
Voor
de
Roma
maakt
dit
niet
uit
omdat
dit
de
mulo
zelf
kan
zijn
die
de
gedaante
heeft
aangenomen
van
een
dier.
Indien
het
voedsel
niet
weg
raakt
is
het
de
gewoonte
bij
de
Roma
om
het
alsnog
te
verbranden.
197
Patrick
Williams,
1993,
p19-‐20.
198
Judith
Okely,
1983,
p215-‐230.
199
Patrick
Williams,
1993,
p19-‐20.
200
Judith
Okely,
1983,
p215-‐230.
201
Milena
Hübschmannova,
2000,
p166.
Zij
doen
dit
omdat
vuur
alles
reinigt.
202
Dit
is
een
zeer
belangrijke
opmerking.
Vuur
reinigt
in
veel
culturen,
alleen
al
door
het
feit
dat
ziektekiemen
kunnen
onschadelijk
gemaakt
worden
door
middel
van
het
water
of
het
voedsel
te
koken.
Het
reinigt
ook
omdat
het
alles
vernietigd.
Vuur
is
een
zeer
destructieve
kracht.
In
India
beschouwt
men
vuur
als
zeer
reinigend.
De
zieners
verrichtten
rituelen
uit
die
voorgeschreven
stonden
in
de
Vedas
aan
de
hand
van
vuur.
Een
belangrijk
element
was
het
vuur
bij
een
plengoffer.
Door
substanties
zoals
het
sap
van
de
somaplant
in
het
vuur
te
plengen
konden
ze
soma
offeren
aan
de
goddelijke
wezens.
Als
men
iets
in
het
vuur
gooide
bereikte
het
volgens
deze
oude
Indiërs
de
goden.
De
geesten
zijn
gevaarlijk
voor
pasgeboren
kindjes
die
nog
geen
bescherming
genieten
door
allerlei
rituele
handelingen
zoals
het
dopen
van
een
kind.
Bij
de
Roma
hangt
men
ter
bescherming
een
rood
rouwtje
rond
de
enkel
of
de
pols
van
de
baby.
Dit
beschermt
niet
enkel
tegen
boze
geesten.
Het
beschermt
bovendien
tegen
het
boze
oog
en
het
kwade
in
het
algemeen.203
In
India
zijn
het
de
mātṛkā
die
een
bedreiging
kunnen
vormen
voor
de
toekomst
van
het
kindje.
Meestal
probeert
men
zich
te
beschermen
tegen
deze
lokale
vrouwelijke
godinnen
door
een
bandje
of
touwtje
rond
de
pols
te
binden.
Dit
kan
een
rood
touwtje
zijn.
In
het
zuiden
van
India
zal
het
veeleer
een
geel
zijn.204
De
rode
draden
vind
men
terug
in
huwelijksceremonies,
bij
pujas(het
offeren
aan
de
goden)
of
bij
het
beschermen
tegen
ziekten.
De
symbolische
geladenheid
van
de
rode
kleur
of
een
rood
touwtje
is
in
verschillende
culturen
terug
te
vinden.
In
Estland
brengen
de
moeders
een
rood
touwtje
of
lintje
aan
bij
het
wiegje
van
de
baby
om
ze
van
gevaar
te
vrijwaren.
In
China
hangt
men
een
lint,
een
armband
of
iets
anders
in
een
rode
kleur
rond
de
pols
van
een
jong
kindje
tegen
de
boze
geesten.
205
In
de
rurale
gebieden
van
India
heeft
men
plaatselijke
vrouwelijke
godinnen
grāmadevatā.
Elk
dorp
heeft
wel
één
of
meerdere
van
deze
godinnen.
Zij
zijn
eigenlijk
de
overgebleven
zielen
of
geesten
van
overleden
vrouwen
die
energetische
krachten
hebben
ontwikkeld.
Deze
vrouwen
zijn
meestal
op
een
gewelddadige
manier
gestorven.
202
Milena
Hübschmannova,
2000,
p155-‐170.
203
Ian
Hancock,
2010,
p108.
204
Lynn
Foulston,
2002,
p160-‐164.
205 T.F.
Thiselton
Dyer,
2008,
p28.
82
Ze
zijn
de
slachtoffers
van
onrechtvaardigheid.
Deze
godinnen
kunnen
de
inwoners
van
een
dorp
beschermen.
Ze
kunnen
echter
evengoed
uit
woede
of
wraak
chaos
veroorzaken
in
het
dorp.
Zij
kunnen
ziekte,
natuurrampen
en
dood
op
gang
brengen.
Deze
vrouwelijke
geesten
zijn
nauw
verbonden
met
het
dorp.
De
grāmadevī
is
de
moeder
of
behoedster
van
het
dorp.
Zij
symboliseert
de
orde
van
het
gecultiveerde
land
en
het
gevoel
van
veiligheid
dat
een
kind
bij
zijn
moeder
vindt.
Elke
moedergodin
heeft
haar
eigen
functie.
Zo
zijn
er
godinnen
die
gerelateerd
zijn
aan
een
specifieke
ziekte.
Men
beschouwt
haar
dan
als
een
middel
ter
bescherming
tegen
deze
ziekte,
want
het
is
ook
zij
die
deze
ziekte
kan
veroorzaken.
Men
moet
de
godin
zoveel
mogelijk
vereren,
respecteren
en
behagen.
Als
men
aan
haar
goede
kant
staat
is
ze
een
zegen
voor
het
dorp.
Keert
zij
zich
tegen
het
dorp
dan
is
zij
een
vloek.
206De
godinnencultus
leeft
zeer
sterk
in
India.
De
drie
belangrijkste
stromingen
in
het
hindoeïsme
zijn
het
shivaïsme,
het
aanhangen
van
Shiva,
het
vishnoeïsme,
het
aanroepen
van
Vishnoe,
en
het
shakteïsme.
In
het
shakteïsme
doet
men
een
beroep
op
de
energetische
krachten
van
de
vrouwelijke
consorten
van
de
mannelijke
goden.
Men
kan
eender
welke
van
deze
godinnen
vereren.
Meestal
verkiest
men
de
hoofdgodinnen
Laksmi,
Sarasvati,
Parvati,
Durga
of
Kali,
maar
de
lokale
dorpsgodinnen
dienen
hetzelfde
doel.
Deze
godinnen
zijn
moedergodinnen.
De
meeste
Indische
godinnen
hebben
een
mannelijke
tegenhanger.
Bij
de
rurale
godinnen
zijn
die
niet
prominent
aanwezig.
Zij
is
de
dominante
figuur.
Deze
grāmadevatā
waren
oorspronkelijk
niet
noodzakelijk
hindoeïstische
wezens.
Velen
van
hen
en
hun
verschijningsvormen
zijn
wel
later
opgenomen
in
het
hindoeïstische
godendom.207
Al
worden
de
meeste
vrouwelijke
goddelijke
wezens
ervaren
als
moedergodinnen.
De
term
mātṛkā
dat
echt
letterlijk
op
een
moedergodin
wijst,
slaat
eigenlijk
op
een
specifieke
groep
godinnen.
Deze
groep
kan
variërend
uit
7,
8
of
zelfs
16
personen
bestaan.
Het
verhaal
over
hun
afkomst
vertelt
dat
Indra,
een
mannelijke
god
van
oorlog
en
storm,
deze
godinnen
naar
Kārtikeya
zond
om
hem
te
doden.
Kārtikeya
of
Skandha
is
eveneens
een
god
van
oorlog
en
strijd.
Hij
is
de
zoon
van
Shiva,
één
van
de
belangrijkste
goden
in
het
hindoeïsme.
Zij
konden
hem
echter
niet
doden.
Zij
vroegen
aan
Skandha
om
hen
te
adopteren
als
zijn
moeders
zodat
zij
als
zodanig
zouden
kunnen
vereerd
worden.
208209
206
David
Kinsley,
1987,
p197-‐206
&p151-‐163.
207
Manju
Gupta,
2004,
p24.
3.10 Het ritme van de tablas weerklinkt in de Romani muziek.
De
Roma
hebben
overal
waar
zij
hebben
geleefd
een
invloed
gehad
op
de
muziek.
Zeer
veel
Roma
zijn
muzikaal.
Hun
muziek
is
iets
dat
wel
wordt
gesmaakt
in
de
meeste
Europese
landen.
Men
zegt
vaak
dat
zij
vooral
een
Oosterse
klankkleur
hebben
aangebracht
in
de
traditionele
muziekstijlen
van
de
landen
waarin
zij
verblijven.
Men
gaat
ervan
uit
dat
een
muzikale
traditie
van
generaties
op
generaties
blijft
bestaan
omdat
men
de
muzikale
traditie
van
een
volk
niet
zomaar
kan
uitroeien.
Men
kan
nooit
tegenhouden
dat
mensen
in
de
beschutting
van
hun
eigen
huis
zingen
of
muziek
maken.
Romani
muziek
zou
bijgevolg
periodes
van
gedwongen
assimilatie
kunnen
doorstaan.
De
meeste
bekende
Roma
zijn
muzikanten.
Django
Reinhardt
die
de
grondlegger
is
van
Gypsy
Jazz
is
een
zeer
gekend
figuur.
Net
zoals
er
zoveel
verschillende
Roma
zijn,
zijn
er
evenveel
verschillende
muzieksoorten
die
zij
hebben
geproduceerd
of
beïnvloed.
Er
zijn
verschillende
mengvormen
ontstaan
in
de
genres
van
muziek
in
Europa.
Hun
stijl
klinkt
door
in
verschillende
muzieksoorten
in
de
Balkan.
In
de
moslimlanden
bestond
er
een
vooringenomenheid
tegenover
muziek
en
de
muziekspeler.
Het
was
geen
hoogstaand
beroep.
Daardoor
konden
de
Roma
die
in
deze
landen
aankwamen
deze
leegte
vullen.
Zij
namen
het
beroep
van
muzikant
voor
hun
rekening.
Zij
speelden
op
huwelijken
en
andere
festiviteiten.
Om
er
van
te
kunnen
leven
leerden
zij
de
muziekstijlen
aan
die
populair
waren
in
de
nieuwe
gebieden.
Zij
drukten
er
bijgevolg
hun
eigen
stempel
op.
Op
die
manier
ontstond
er
een
wederzijdse
beïnvloeding.
De
muzikanten
leerden
technieken
waarvan
zij
er
konden
toepassen
op
de
eigen
muziek.
Aan
de
andere
kant
hadden
ze
een
grote
impact
op
bestaande
muzikale
tradities.
Dit
proces
heeft
zich
op
vele
plaatsen
voorgedaan.
Dit
is
bijvoorbeeld
wat
zich
heeft
voorgedaan
bij
het
ontstaan
van
flamenco
in
Andalusië,
een
intercultureel
gebied
in
Spanje
met
een
rijk
verleden.
De
meeste
aandacht
voor
de
vergelijking
van
Romani
muziek
en
Indische
muziek
gaat
naar
flamenco.
In
Hongarije
construeerden
de
Roma
de
verbunkos
en
csardas.
De
csardas
heeft
een
oosterse
structuur
met
een
traag
begin
en
een
zeer
hevig
einde.
Je
zou
de
taalkundige
uitgestippelde
route
van
de
reconstructie
van
de
migratie
van
de
Roma
kunnen
overlopen
om
de
muzikale
invloeden
te
vergelijken.
De
Roma
zijn
bovendien
belangrijk
geweest
voor
de
verspreiding
van
de
variëteit
aan
muziekinstrumenten
die
zij
vaardig
zijn.
Zij
introduceerden
de
Perzische
santur
nu
gekend
als
een
cymbalom
en
de
209
Shivaji
K.
Panikkar,
1997,
p55-‐70.
84
Perzische
luit
in
landen
als
Servië
en
Hongarije.
210
Muziek
vergelijken
is
zeer
moeilijk.
A.T.
Sinclair
gefascineerd
door
de
Romani
muziek
poogde
er
een
studie
over
te
maken:
“The
ear
alone
is
not
always
a
safe
guide,
particularly
in
Music
so
different
from
ours
as
Gypsy
and
Oriental
Music.”
211
De
beroemde
componist
Liszt
was
wel
overtuigd
dat
de
Romani
muziek
enorm
Oosters
aandeed.
Hij
was
opgegroeid
tussen
de
Roma.
Volgens
hem
zou
een
grondige
studie
van
Indische
en
Arabische
muziek
dit
kunnen
bewijzen.
212
Sinds
een
decennium
beginnen
deze
Romani
muziekstijlen
opnieuw
op
zoek
te
gaan
naar
hun
wortels
in
India.
De
Roma
zijn
grote
fans
van
de
Indische
liedjes
uit
Bollywoodfilms,
maar
ook
van
de
klassieke
muziekstijlen
in
India.
Er
zijn
talloze
projecten
die
Indische
muzikanten
en
Europese
Roma
samenbrengen
op
het
podium.
Indische
dans
wordt
hier
zelfs
in
betrokken.
Het
leeuwendeel
van
deze
projecten
zijn
een
wisselwerking
tussen
flamenco
en
Rajasthaanse
zigeunermuziek,
kathak
of
bharata
natyam.
Bharata
natyam
en
kathak
zijn
twee
klassieke
Indische
dansstijlen.
Rajasthaan
is
een
deelstaat
van
India
waar
nog
veel
nomaden
leven.
Dit
is
zeer
goed
te
zien
in
de
film
“
A
Gypsy
Caravan:
When
the
road
bends.”
Deze
film
is
een
documentaire
die
een
beeld
schetst
van
een
groep
muzikanten
die
samen
op
tour
zijn.
Het
is
een
samenstelling
van
de
muziek
van
Esma
Redzepova,
de
zingende
koningin
van
de
Roma
die
onder
andere
als
eerste
officieel
het
nationale
lied
van
de
Roma
zong,
de
Roemeense
muziekgroep
Fanfare
Ciocarlia,
de
Roemeense
Taraf
De
Haidouks,
de
muziek
van
het
Antonio
el
Pipa
Flamenco
Ensemble
en
traditionele
Indische
muziek
verzorgd
door
de
groep
Maharaja.
Jasmine
Dellal,
een
Indische
die
in
Engeland
opgroeide,
regisseerde
de
film.
Deze
tour
gaat
doorheen
Amerika.
213Andere
projecten
vinden
plaats
in
India
zelf.
Augustin
Carbonell
en
Karen
Lugo,
zelf
flamencobeoefenaars,
traden
op
in
het
Mehrangarh
Fort
in
de
Indische
stad
Jodhpur
in
2010
samen
met
Indische
Langa-‐
muzikanten
en
Kalbelia
danseressen214.
De
Spaanse
overheid
wil
Jodhpur
omtoveren
in
het
flamencocentrum
van
India.
Ze
wil
er
zelfs
een
flamencoschool
oprichten.
Het
210
Bernard
Leblon,
1994,
p1-‐8.
211
A.T.Sinclair,
1907,
p23.
212
A.T.Sinclair,
1907,
p20.
213
www.gypsycaravanmovie.com
214
Voor
Kalbelia
zie
5.2.
85
Rajasthan
Internationaal
Folk
Festival
van
2010
stond
volledig
in
het
teken
van
flamenco
en
de
Roma
die
hun
weg
terugvonden
naar
India.
In
2009
kwam
flamenco
reeds
langs
op
het
festival
met
Ferdinando
Casas
Granadino,
de
gitarist
Antonio
Rey,
zangeres
en
danseres
Mara
Rey
en
percussionist
Isidro
Suarez.
Het
is
de
ambitie
van
Ferdinando
Casa
Granadino
om
opnieuw
culturele
festivals
te
organiseren
in
India
die
de
Indische
bevolking
kennis
kan
laten
maken
met
de
Roma.
Hij
zou
hiermee
in
de
voetstappen
treden
van
W.R.
Rishi215,
de
overleden
Indische
ambtenaar
en
sympathisant
van
de
Roma,
die
reeds
culturele
festivals
heeft
tot
gang
gebracht
in
Chandigarh.
216
Over
het
ontstaan
van
flamenco
bestaat
er
veel
discussie
in
Spanje.
Het
is
een
samenwerking
tussen
de
Spaanse
muziek
en
de
muziek
van
de
Roma.
De
ontwikkeling
ervan
wordt
in
het
algemeen
aan
de
Roma
toegeschreven.
Eén
van
de
argumenten
is
dat
flamenco
zijn
naam
heeft
gekregen
van
de
Roma.
In
de
17de
eeuw
kwamen
de
Romaveteranen
die
jaren
aan
het
front
in
Vlaanderen
hadden
gevochten
onder
het
Spaanse
bewind
terug
naar
Spanje.
Zij
stonden
sinds
die
strijd
bekend
als
Flamencos,
letterlijk
betekent
het
“de
Vlamingen”.
Zij
hadden
in
een
tijd
dat
men
vijandig
stond
tegenover
de
Roma
de
privileges
verdient
om
te
mogen
wonen
waar
ze
wilden.
Ze
mochten
eveneens
het
beroep
naar
keuze
uitoefenen.
In
de
18de
eeuw
vestigden
de
Flamencos
zich
in
grote
getale
in
Andalusië.
De
andere
Roma
die
in
Spanje
de
Gitano
heetten,
konden
zich
dit
allemaal
niet
veroorloven.
Sinds
het
koningsschap
van
Philip
IV
in
de
17de
eeuw
moesten
de
Gitano
gaan
wonen
in
afgebakende
gebieden
die
onder
controle
stonden
van
afgevaardigden
van
het
hof.
Deze
Spaanse
koning
gaf
het
bevel
de
Romani
mannen
en
vrouwen
uit
elkaar
te
houden
door
ze
naar
aparte
werkplaatsen
te
sturen.
Hun
kinderen
werden
hen
zelfs
soms
afgenomen
om
ze
onder
te
brengen
in
Spaanse
weeshuizen.
217Gitano
komt
van
het
Spaans
voor
zigeuner.
Men
noemt
hen
ook
soms
de
Kalé,
de
zwarten
van
kala
dat
zwart
betekent
zowel
in
Romanes
als
in
Hindi.
De
Kalé
zijn
een
specifieke
groep
Roma
die
in
Spanje
wonen.
Enkele
Gitano
probeerden
zich
voor
te
doen
als
Flamencos.218
Toen
deze
Flamencos
gesterkt
door
hun
privileges
in
het
openbaar
hun
muziek
en
cultuur
begonnen
te
beleven,
werd
deze
stijl
bekend
onder
de
naam
flamenco.
Andere
Gitano
vielen
niet
onder
de
strenge
regels
van
Philip
IV
omdat
215
Voor
W.
R.
Rishi
zie
8.1.
216
Sohini
Chattopadhyay,
2009.
217
Anna
G.
Piotrowska,
2009,
p209-‐211.
218
Emma
Martinez,,
2003,
p21-‐26.
86
zij
muzikanten
waren.
In
enkele
dorpen
moesten
de
Roma
verdreven
worden
door
maatregelen
opgelegd
door
de
staat.
Deze
dorpen
zagen
hun
muzikanten,
hun
bron
van
vermaak
echter
niet
graag
vertrekken.
Het
leger
had
eveneens
problemen
met
deze
maatregelen
aangezien
de
Roma
gratis
muziek
verschaften
ten
dienste
van
het
leger.
In
1695
werd
de
wet
aangepast
zodanig
dat
de
muzikanten
een
uitzondering
waren
op
de
Spaanse
voorschriften.
219
Tegenstanders
van
de
stelling
dat
flamenco
uit
de
Gitanocultuur
is
gegroeid
beargumenteren
dat
er
ook
niet-‐Roma
flamenco
op
de
juiste
manier
kunnen
uitvoeren.
Verder
stellen
de
Spanjaarden
dat
de
stijl
van
flamenco
enkel
in
Spanje
voorkomt.
Nergens
anders
dansen
en
zingen
de
Roma
op
de
flamenco
wijze.
Daarom
moet
de
Spaanse
cultuur
een
aandeel
hebben
gehad
in
de
ontwikkeling
van
deze
stijl.
Spanje
is
alvast
de
voedingsbodem
geweest
voor
de
ontwikkeling
ervan.
Andalusië
is
een
interculturele
streek
die
een
mengeling
vertoont
van
de
Spaanse
christenen,
de
Moren
(een
moslimbevolking
die
in
de
middeleeuwen
Spanje
bezetten
vanuit
Afrika
voornamelijk
vanuit
Marokko)
en
de
Roma.220
De
voorstanders
van
een
Roma-‐afkomst
van
flamenco
zeggen
dat
er
twee
verschillende
stijlen
van
flamenco
bestaan.
De
flamenco
van
de
Gitano
en
de
flamenco-‐Andaluzische
stijl
van
de
gadje.
De
Roma
zeggen
dat
de
liederen
uit
flamenco
reeds
lange
tijd
werden
gezongen
in
de
huiskamers
van
de
Gitanofamilies
voordat
zij
publiek
werden
opgevoerd.
De
teksten
van
de
traditionele
liederen
zijn
dan
zeer
oude
teksten
uit
de
Romani
traditie.
Flamenco
hanteert
in
zijn
teksten
een
eigen
dialect
of
jargon.
Bij
flamenco
hoort
een
typische
zang-‐
en
dansstijl.
221 Men
beschrijft
de
zang
vaak
als
een
hartsverscheurende
emotionele
zang.
Die
hartszeer
die
in
de
liederen
wordt
uitgedrukt,
zou
voortkomen
uit
het
verdriet
van
de
Roma
om
het
verliezen
van
een
thuisland.
Zij
zien
af
omdat
zij
verdreven
werden
uit
hun
eigen
land.
222De
dans
die
bij
flamenco
hoort
probeert
men
aan
allerlei
Indische
dansstijlen
te
linken.
Dit
is
echter
vaaks
tevergeefs.
Men
kan
soms
wel
gelijkenissen
detecteren
maar
bij
enkele
van
deze
pogingen
is
niet
te
verklaren
hoe
die
dansvormen
dan
wel
in
Spanje
zijn
terecht
gekomen.
De
beoefenaars
van
deze
dansen
vinden
ook
vaak
dat
zij
geen
gelijkenissen
vinden
tussen
de
Indische
en
Spaanse
dansstijlen.
Andere
219
Bernard
Leblon,
1994,
p33-‐60.
220
Michelle
Heffner
Hayes,
2009,
p29-‐31.
221
Emma
Martinez,
2003,
p10-‐16.
222
Peter
Manuel,
1989,
p47-‐65.
87
choreografen
geven
voorstellingen
waarin
de
beide
stijlen
vermengd
worden.
De
Indische
dans
die
enige
overeenkomsten
vertoont
met
de
flamencodans
is
kathak.
Het
ritmische
voetenwerk
komt
in
beide
dansen
voor.
In
flamenco
wordt
er
hevig
met
de
voeten
gestampt
op
een
vluchtige
manier.
In
kathak
maakt
men
door
snelle
tapdansachtige
bewegingen
ingewikkelde
ritmische
patronen.
De
armen
zijn
in
beide
dansen
zeer
elegant
en
expressief.
In
kathak
vertellen
arm-‐
en
handbewegingen
het
verhaal
of
de
emotie
die
de
dans
wil
uitdrukken.
223
Niet
iedereen
kan
zich
vinden
in
de
theorie
dat
flamenco
gegroeid
is
uit
de
culturele
kennismaking
van
de
Roma
en
de
Spanjaarden.
Men
heeft
meermaals
flamenco
proberen
koppelen
aan
de
Arabische
cultuur
of
aan
de
Sefardische
joden.
Het
is
eerder
onwaarschijnlijk
dat
één
van
deze
groepen
mensen
de
aanleiding
heeft
gegeven
voor
flamenco
aangezien
geen
van
beiden
deze
stijl
als
traditioneel
uitvoert.
224
Bol
is
een
typisch
Indische
muziektechniek
geproduceerd
door
de
mond.
De
mond
vormt
klanken
die
de
percussie
van
de
tablas
imiteren.
De
tablas
zijn
een
zeer
typisch
Indisch
muziekinstrument
bestaande
uit
twee
handtrommels.
In
Romani
noemt
dit
nabootsen
van
de
percussie
bega.
In
Hongarije
vindt
men
het
terug
als
szaj
bögö.
Szaj
bögö
is
het
gebruiken
van
de
stem
om
zonder
woorden
een
ritmische
structuur
te
creëren
die
danspartijen
kan
begeleiden.
In
India
gebruikt
kathak
het
opsommend
zingen
van
syllaben
om
het
ritmische
voetenwerk
van
de
dans
te
ondersteunen.
225 Ook
het
gebruik
van
bhairavi
wordt
gezien
als
een
herkenbaar
muzikaal
kenmerk
dat
zowel
in
de
Indische
muziek
als
bij
de
Roma
te
vinden
is.
Bhairavi
is
een
Zuid-‐Indische
toonladder
met
zeven
noten.
226
Toen
de
Roma
in
Europa
aankwamen,
trokken
ze
met
woonwagens
van
stad
naar
stad.
Om
te
overleven
moesten
zij
zich
aanpassen
aan
de
omgeving.
Het
nomadisme
legt
beperkingen
op
aan
werkmogelijkheden.
De
meeste
nomaden
zijn
herders,
handelaars
of
ambachtslui.
Zo
specialiseerden
de
Roma
zich
in
het
slijpen
van
messen.
Eén
van
de
activiteiten
waar
zij
geld
of
voedsel
mee
konden
verdienen
was
het
voorspellen
van
de
223
Emma
Martinez,
2003,
p10.
224
Michelle
Heffner
Hayes,
2009,
p31-‐37.
225
Bernard
Leblon,
1994,
p59-‐60.
226
Ian
Hancock,
2002,
p71.
88
toekomst.
Dit
ging
van
tarotkaarten
tot
handlezen.
Het
droeg
bij
tot
het
mystificeren
van
hun
reputatie.227
Op
die
manier
kregen
zij
een
bepaalde
aantrekkingskracht
maar
schrikten
zij
ook
af.
Men
begon
te
denken
dat
de
Romani
vrouwen
magische
krachten
hadden
of
misschien
zelfs
heksen
waren.
Het
heeft
bijgedragen
tot
de
vorming
van
één
van
de
twee
voornaamste
stereotiepen
rond
Romani
vrouwen.
Het
eerste
is
dat
van
de
Romani
vrouw
als
heks.
Het
tweede
is
dat
van
de
mooie
promiscue
syrene
die
de
mannen
lokt
met
haar
exotische
uiterlijk.
De
femme
fatale
als
het
ware.228
De
Roma
werden
bekend
voor
hun
toekomstvoorspellers.
De
toekomst
voorspellen
deden
zij
vooral
voor
de
gadje.
Het
was
een
handige
manier
om
op
weg
een
centje
bij
te
verdienen.
Binnen
de
groep
werd
het
meer
gezien
als
een
soort
raad
geven.
Al
kunnen
de
Roma
wel
zeer
bijgelovig
zijn.
Zij
geloofden
dat
zij
konden
vervloekt
raken
door
het
boze
oog
van
een
ander
over
zich
heen
te
krijgen.
De
meeste
vrouwen
lezen
de
toekomst
in
de
resten
van
koffie
of
thee.
229
In
India
kent
men
ook
een
hele
boel
toekomstvoorspellers
en
waarzeggers.
T.B.
Pandian
schrijft
in
zijn
werk
over
de
Indische
folklore
zelfs
het
volgende:
“If
there
is
a
land
under
the
sun
where
man
believe
thoroughly
in
astrology
and
fortune-‐telling,
that
land
is
India.”230
Wanneer
men
in
India
een
huwelijk
probeert
te
arrangeren,
moeten
de
ouders
van
beide
partijen
beroep
doen
op
een
waarzegger
die
de
geboortedatum
en
het
sterrenbeeld
van
het
toekomstige
bruidspaar
vergelijkt.
Uit
deze
vergelijking
kan
men
afleiden
of
het
bruidspaar
kans
maakt
op
een
goed
huwelijk.
Als
de
waarzegger
een
ongunstig
resultaat
mededeelt,
kan
het
zijn
dat
het
gearrangeerd
huwelijk
wordt
afgeblazen.
De
ouders
moeten
vervolgens
op
zoek
naar
een
nieuwe
kandidaat.231
Op
het
platteland
kan
een
dorp
zijn
eigen
genealoog
hebben
die
de
stambomen
van
de
families
in
het
dorp
bijhoudt.
In
India
zorgen
de
waarzeggers
voor
de
horoscopen.
Men
heeft
zelfs
verschillende
soorten
waarzeggers.
In
India
heeft
men
de
handlezers.
Verder
kan
men
er
de
waarzeggers
vinden
die
hun
voorspellingen
vergezellen
met
percussie.
Tot
slot
zijn
er
bepaalde
vrouwen
herkenbaar
aan
hun
typische
wandelstok
die
de
toekomst
227
Angus
Fraser,
1995,
p306-‐308.
228
Ian
Hancock,
2002,
p101-‐103.
229
Walter
Otto
Weyrauch,
2001,
p51.
230
T.B.Pandian,
2005,
p143.
231
T.B;Pandian,
2005,
p143-‐144.
89
voorspellen.
Deze
bezigheid
behoort
voornamelijk
tot
de
lagere
kasten.
Zo
zijn
de
Vagri
en
Narikuravar232
waarmee
de
Roma
vaak
worden
vergeleken,
zeer
bedreven
in
het
lezen
van
de
toekomst.
233
De
orale
tradities
van
de
Roma
zijn
van
groot
belang.
Het
is
een
belangrijk
onderdeel
en
kenmerk
van
hun
cultuur.
Men
vermoedt
dat
zij
oorspronkelijk
steeds
een
orale
cultuur
gehad
hebben.
Sinds
de
20ste
eeuw
zijn
er
steeds
meer
Romani
schrijvers.
Zij
begeven
zich
niet
alleen
in
de
wereld
van
fictie
en
gedichten
maar
schrijven
een
groot
aantal
belangrijke
wetenschappelijke
teksten
over
de
eigen
identiteit
en
geschiedenis.
Bij
het
bekijken
van
orale
overleveringen
moet
men
zeer
voorzichtig
zijn.
Men
moet
voorzichtig
zijn
omdat
na
een
lang
verloop
van
het
doorgeven
van
ouder
op
kind
van
legendes
de
verhalen
kunnen
veranderen.
Aan
de
andere
kant
moet
men
voorzichtig
zijn
omdat
er
in
het
geval
van
de
Roma
veel
beïnvloeding
is
door
migratie
en
het
in
contact
komen
met
culturen
van
verschillende
landen
door
de
eeuwen
heen.
Nog
een
andere
reden
waarom
men
voorzichtig
moet
omspringen
met
orale
bronnen
als
mythes
en
legendes
is
dat
het
voor
de
Roma
wordt
gezien
als
een
medium
om
de
waarheid
van
sommige
stellingen
te
bewijzen.
Het
is
waar
want
het
werd
al
zo
verteld
in
de
verhalen
van
hun
grootouders
De
verhalen
uit
de
folklore
dragen
een
waarheid
met
zich
mee
die
indien
men
ze
vergelijkt
met
de
realiteit
en
zij
bij
deze
realiteit
aansluit
zij
kan
worden
gezien
als
een
bewijs
dat
dit
wel
moet
kloppen.
Er
gaat
een
grote
waarde
gepaard
aan
de
folkloristische
overleveringen.
Bij
de
Roma
is
het
echter
zo
dat
indien
er
nieuwe
kennis
opduikt
en
zij
algemeen
aanvaardt
begint
te
raken,
zij
deze
daarom
zullen
integreren
in
hun
verhalen.
Zij
zullen
bijvoorbeeld
verhalen
willen
gebruiken
om
aan
te
tonen
dat
zij
wel
degelijk
ooit
een
eigen
thuisland
hadden
en
welke
dit
dan
wel
zou
zijn.
Op
die
manier
legitimeren
zij
zichzelf.
Zij
zijn
een
volk
met
een
identiteit
en
een
natie.
Wanneer
het
wetenschappelijk
onderzoek
over
de
oorsprong
van
de
Roma
in
India
de
Roma
bereikt,
zullen
zij
dit
in
een
verhaal
gieten
om
het
draagkracht
te
geven.
In
Bulgarije
bestaat
er
een
verhaal
over
Bahram
Gur.
Dit
verhaal
is
er
echter
nog
maar
sinds
Donald
Kenrick
232
Voor
deze
twee
nomadische
volkeren
zie
hoofdstuk
5.
233
Indira
Viswanathan
Peterson,
2008,
p78.
90
een
boek
uitbracht
in
Bulgarije
die
dit
feit
vermeld.
Toch
wordt
volgehouden
dat
het
verhaal
al
generaties
meegegeven
wordt.
Niet
alle
mythes
hebben
een
waarheidsduidende
functie.
Zij
hebben
een
groot
aandeel
fabels
en
sprookjes
met
een
eerder
moraliserende
functie.
Deze
vallen
onder
de
catergorie
van
de
paramiča-‐
verhalen.
Volgens
Rena
M.
Cotten
zijn
er
vier
categoriën
verhalen
om
de
verschillende
mythes
in
onder
te
brengen.
Deze
categoriën
zijn
de
paramiča,
de
svata,
de
hira
en
de
kris.
De
Svata-‐categorie
bevat
de
verhalen
die
de
kinderen
iets
moet
bijbrengen.
Zij
dragen
een
soort
volkswaarheden
over.
Deze
verhalen
worden
educatief
opgevat.
Ze
leren
de
kinderen
meer
over
de
cultuur
van
de
Roma.
Aan
de
volwassenen
moeten
zij
iets
bijbrengen
over
vreemde
landen
waar
zij
zelf
nog
niet
geweest
zijn.
Bij
het
vertellen
van
svata-‐verhalen
wordt
er
verwacht
dat
de
spreker
de
authenticiteit
van
het
verhaal
duidt
door
er
aan
toe
te
voegen
waar
het
verhaal
vandaan
komt
en
wie
het
aan
de
spreker
heeft
verteld.
Men
kan
het
vergelijken
met
de
isnad
of
ketting
van
overleveraars
in
de
islam
die
bepaald
hoeveel
van
het
verhaal
men
voor
waar
kan
aannemen.
Het
zijn
deze
verhalen
die
worden
gebruikt
om
de
origine
van
deze
bevolking
te
duiden.
De
herkomst
van
de
Roma
is
een
populair
en
veel
voorkomend
onderwerp
in
de
orale
traditie.
Deze
mythes
en
legenden
worden
beschouwd
als
een
belangrijk
medium
om
iets
meer
te
weten
te
komen
over
de
Roma.
Thomas
Acton
gebruikt
bijvoorbeeld
in
zijn
boeken
de
volksverhalen
van
Engelse
en
Schotse
Roma
om
er
hun
identiteitsbeleving
aan
te
ontlenen.
234
4.1 Frances Hindes Groome: Roma en de verspreiding van verhalen.
In
de
Gypsy
Lore
Society
werden
vele
volksvertellingen
gebruikt
en
gepubliceerd.
De
bekendste
aanvoerder
van
verhalen
bij
de
Gypsy
Lore
Society
was
Francis
Hindes
Groome
die
voor
een
deel
mede
hielp
de
Gypsy
Lore
Society
op
te
richten.
Voor
Francis
Hindes
Groome
is
het
gebruik
van
het
vertellen
van
overleveringen
niet
alleen
belangrijk
voor
de
cultuur
van
de
Roma,
maar
zijn
de
Roma
zelf
een
belangrijke
factor
geweest
voor
het
verspreiden
van
verhalen.
De
Roma
zouden
vertellingen
kunnen
meegedragen
hebben
uit
landen
waar
zij
enige
tijd
verbleven
hebben
naar
nieuwe
landen.
Op
die
manier
zou
er
een
een
globale
uitwisseling
van
verhaalstof
kunnen
opgetreden
hebben
die
verklaart
waarom
sommige
verhaalaspecten
lijken
terug
te
keren
in
verschillende
234
Rena
M.Cotten,
1954,
p261-‐266.
91
landen.
Met
enige
terughoudendheid
neemt
Groome
de
stelling
aan
van
Benfey
die
het
Panchatantra
vertaalde.
Aan
de
hand
van
dit
Indische
epos
stelde
Benfey
dat
India
als
voorbeeld
gold
voor
de
Europese
volksverhalen.
Groome
denkt
dat
als
dit
werkelijk
zo
is
dat
India
geldt
als
de
bron
voor
een
deel
van
de
Europese
vertelsels,
dat
de
Roma
de
link
moeten
zijn
tussen
deze
twee
tradities.
Groome
denkt
verder
dat
de
Roma
meer
dan
enkel
Indische
gebruiken
verspreid
hebben.
Hij
denkt
dat
de
Roma
overal
waar
zij
kwamen
gebruiken
van
henzelf
of
gebruiken
die
zij
hadden
opgepikt
in
andere
landen
achterlieten
en
nieuwe
opnamen.
Er
was
een
wederzijdse
beïnvloeding
tussen
hen
en
andere
bevolkingen.
Eigenlijk
zou
men
kunnen
stellen
dat
de
Roma
dus
al
eeuwen
aan
assimilatie
en
globalisatie
doen.
235
Ali
Chaushev
,
een
Rom
uit
Shumen
in
Bulgarije,
vertelt
een
verhaal
over
de
origine
van
de
Roma
in
India.
Chaushev
was
zeer
geïnteresseerd
in
de
geschiedenis
van
de
Roma
en
bijgevolg
werd
hij
aangetrokken
tot
de
these
van
India
als
een
eeuwenoud
thuisfront.
Hij
zocht
Indische
studenten
die
in
Bulgarije
studeerden
op
en
ging
zelfs
zo
ver
de
Indische
ambassade
te
contacteren
over
deze
kwestie.
Chaman
Lal,
een
Indische
schrijver236 ,
vernoemd
hem
in
zijn
werk.
Chaman
Lal
ontmoette
deze
man
op
één
van
zijn
reizen
naar
Bulgarije.
Het
verhaal
werd
ook
gepubliceerd
in
het
werk
van
W.R.Rishi.
Rishi
vermeldt
hierbij
dat
Ali
Chaushev
het
verhaal
zelf
heeft
meegekregen
van
zijn
grootvader.
De
versie
die
deze
Indische
ambtenaar
heeft
opgenomen
in
zijn
boek,
is
de
versie
die
Ali
Chaushev
heeft
verteld
aan
Donald
Kenrick
en
Grattan
Puxon.
Donald
Kenrick
en
Grattan
Puxon
zijn
twee
onderzoekers
die
zich
gespecialiseerd
hebben
in
onderzoek
naar
de
achtergrond
en
cultuur
van
de
Roma.
Zij
hebben
beiden
belangrijke
werken
gepubliceerd.
Het
verhaal
gaat
als
volgt:
“We
used
to
have
a
great
king,
a
Rom.
He
was
our
prince.
He
was
our
king.
The
Gypsies
used
to
live
all
together
at
that
time
in
one
place,
in
one
beautiful
country.
The
name
of
that
country
was
Sind.
There
was
much
happiness,
much
joy
there.
The
name
of
our
chief
was
Mar
Amengo
Dep.
He
had
two
brothers.
The
name
of
one
was
Romano,
the
name
of
the
other
was
Singan.
That
was
good,
but
then
there
was
a
big
235
Michael
Owen
Jones,
1967,
p71-‐80.
236
Voor
Chaman
Lal
zie
8.4.
92
war
there.
The
Moslems
caused
the
war.
They
made
ashes
and
dust
of
the
Gypsy
country.
All
the
Gypsies
fled
together
from
their
own
land.
They
began
to
wander
as
poor
men
in
other
countries,
in
other
lands.
At
that
time
the
three
brothers
took
their
followers
and
moved
off,
they
marched
along
many
roads.
Some
went
to
Arabia,
some
went
to
Byzantium,
some
went
to
Armenia.”
(overgenomen
zoals
het
staat
in
“Myth
as
Process”
van
Elena
Marushiakova
en
Vesselin
Popov)237
W.R.Rishi
beschrijft
dit
verhaal
in
zijn
verhandeling
over
de
etymologische
herkomst
van
het
woord
gadjo.
Hij
geeft
aanvullend
nog
een
ander
volksverhaal
uit
Hongarije.
Hij
heeft
het
bekomen
van
Lakatos
Menyhart
uit
Budapest.
Dit
verhaal
verkreeg
hij
van
de
heer
Lakatos
Menyhart
aan
de
hand
van
persoonlijke
correspondentie.
In
dit
verhaal
rukken
tussen
1100
en
1200
de
moslimtroepen
op
in
Noord-‐India
om
het
gebied
onder
leiding
van
een
zekere
Pasha
Machmut
te
bekeren.
Het
legerkamp
van
deze
Pasha
Machmut
was
gelegen
in
een
stad
genaamd
Gadzso.
De
moslims
brachten
enorme
vernielingen
aan.
Dit
bracht
veel
haat
voort
voor
de
stad
Gadszo
en
de
krijgsheer
waarmee
deze
werd
geassocieerd.
Naar
de
mening
van
W.R.Rishi
is
Pasha
Machmut
een
andere
naam
voor
Mahmud
Al-‐Ghazni.
De
term
gadjo
wordt
vervolgens
ook
met
hem
geassocieerd.
Daarom
slaat
de
term
gadjo
niet
alleen
op
de
ander,
maar
houdt
deze
ook
een
waarschuwing
en
argwaan
in
voor
die
ander
die
zoveel
kwaad
kan
berokkenen.
Volgens
andere
wetenschappers
zoals
Kenrick,
Hancock
en
Lee
slaat
de
term
gadjo
echter
op
het
onderscheid
tussen
de
voorouders
van
de
Roma
die
militairen
waren
en
de
gewone
bevolking,
de
dorpsbewoners
die
leefden
van
landbouw
en
die
bescherming
nodig
hadden.
Gadjo
zou
van
een
Indisch
woord
afkomstig
zijn
dat
dorp
of
gewone
mens
betekent.
238
Paul
Polansky
heeft
zo
zijn
eigen
theorie
over
de
afkomst
van
de
Roma.
Hij
vernoemt
zelfs
specifiek
één
plaats
namelijk
Multan.
Deze
stad
was
de
hoofdstad
van
de
Punjab
tot
in
de
11de
eeuw
na
Chr.
toen
het
veroverd
werd
door
Alexander
De
Grote.
Paul
Polansky
is
een
Amerikaanse
schrijver
die
zich
onder
meer
ook
inzet
voor
de
rechten
van
de
Roma.
Hij
is
het
hoofd
van
de
KRRF
of
de
Kosovo
Roma
Refugee
Foundation.
Om
tot
zijn
237
Elena
Marushiakova
&
Vesselin
Popov,
238
W
R
Rishi,
1976,
p45-‐56.
93
theorie
van
herkomst
te
komen
heeft
hij
een
genealogische
lijn
gevolgd
van
orale
tradities
die
hem
brachten
tot
in
Multan.
Zijn
onderzoek
ving
aan
in
Praag
waar
hij
aan
een
aantal
Roma
vroeg
of
zij
via
overleveringen
nog
wisten
waar
hun
voorouders
vandaan
kwamen.
Wanneer
zij
vervolgens
hierop
antwoordden
dat
hun
voorouders
uit
een
bepaald
dorpje
uit
Hongarije
kwamen,
ging
hij
daarheen
en
stelde
de
vraag
opnieuw.
Op
die
manier
werd
een
lange
ketting
gevormd
die
hem
bracht
bij
de
Roma
in
Kosovo.
Daar
vertelde
een
groepje
Ashkali
Roma
hem
dat
zij
zichzelf
zo
noemden
omdat
hun
voorouders
zo
door
de
Turken
werden
genoemd
naar
een
stadje
in
Egypte
waar
zij
op
hun
beurt
vandaan
zouden
gekomen
zijn.
Er
bestaat
inderdaad
een
stadje
Ashkali
genaamd
maar
dat
bevindt
zich
heden
ten
dage
in
Turkije
en
het
behoorde
voordien
tot
Armenië.
Paul
Polansky
beweert
verder
dat
70
procent
van
de
bevolking
van
dit
stadje
Rom
is
en
dat
zij
geloven
dat
hun
voorouders
uit
het
Perzische
rijk
(nu
Iran)
kwamen.
Polansky
heeft
voorlopig
Ashkali
nog
niet
zelf
bezocht,
maar
in
Iran
zou
hij
gelezen
hebben
dat
vele
Roma
er
het
verhaal
vertellen
dat
hun
voorouders
van
Kabul
waren.
In
Kabul
worden
deze
Roma
op
hun
beurt
Multani
genoemd
naar
hun
voorouders.
Op
die
wijze
komt
Polansky
in
Multan
terecht.
Multan
ligt
in
het
zuiden
van
de
provincie
Punjab
in
het
huidige
Pakistan
dat
toen
in
het
provincie
Sindh
gelegen
was
waar
voornamelijk
de
Jats
van
India
de
plak
zwaaiden.239
Verder
heeft
hij
een
aantal
argumenten
klaar
om
deze
stelling
verder
uit
te
diepen
die
een
aantal
andere
bestaande
redeneringen
lijken
samen
te
brengen
onder
deze
ene
stad.
Volgens
Polansky
was
Multan
een
multiculturele
en
zelfs
multi-‐etnische
stad.
Nadat
Alexander
De
Grote
er
Griekse
troepen
had
geïntroduceerd
werd
de
stad
overgenomen
door
Indische
dynastiën
die
aan
de
macht
kwamen
en
vervolgens
door
de
Hepthalieten
of
Witte
Hunnen,
een
nomadisch
krijgersvolk.
Multan
is
steeds
onderdeel
geweest
van
verschillende
Indische
dynastiën.
Het
behoorde
tot
het
rijk
van
de
Mauryas
(ongeveer
320-‐100
v.
Chr.),
dat
van
de
Kushan(150v.Chr.-‐200
n.Chr.)
en
het
rijk
van
de
Guptas(ongeveer
320-‐500
n;
Chr.).240
De
Hunnen
onder
leiding
van
Toraman
namen
Sindh
in
het
midden
van
de
5de
eeuw
n.
Chr.
over
van
de
Guptas.
241 Ook
de
Arabische
239
Paul
Polansky,
2006,
p59-‐68.
240
William
J.
Duiker
&
Jackson
J.
Spielvogel,
2007,
p246-‐249.
241
Hara
Prashad
Shastri,
1907,
p26.
94
troepen
hebben
de
gehele
regio
van
Sindh
overgenomen
om
hun
Moslimrijk
uit
te
breiden.
242Niet
alleen
de
fysieke
verscheidenheid
van
de
Roma
maar
ook
de
verschillende
Aziatische
types
aanwezig
in
hun
DNA
zouden
hieruit
voortkomen.
Paul
Polansky
zegt
dat
150
jaar
geleden
de
geleerden
reeds
de
link
hadden
gelegd
tussen
de
Roma
en
Multan.
Deze
theorie
werd
destijds
echter
afgedaan
door
een
taalkundige
genaamd
O’Brien.
Hij
stelde
dat
de
taal
van
de
Jat
in
Multan
in
de
19de
eeuw
heel
weinig
gelijkenissen
vertoonde
met
het
Romanes.
Polansky
vindt
deze
stelling
echter
niet
genoeg
om
deze
theorie
mee
te
verwerpen.
Hij
vermeldt
dat
niet
enkel
de
taal
van
de
Jat
werd
gehanteerd
in
Multan.
In
de
10de
eeuw
arriveerden
Qarmatische
afvalligen
in
de
gebieden
rond
de
Indusvallei
nadat
ze
waren
verjaagd
uit
Egypte.
In
Multan
waren
zij
ontsteld
dat
er
pelgrims
kwamen
vanuit
heel
India
om
de
zonnetempel
te
bezoeken.
Zij
vernielden
in
985
na
Chr.
deze
tempel
en
verjoegen
diegene
die
de
zon
durfden
vereren.
De
Qarmaten
konden
zelfs
bewerkstelligen
dat
zij
zelf
vele
aanhangers
kregen.
In
1175
werden
zij
op
hun
beurt
verjaagd
door
de
aanrukkende
Moghuls.
Paul
Polansky
denkt
dat
het
mogelijk
is
dat
de
Qarmaten
zich
aansloten
bij
de
wegtrekkende
nomadische
stammen
die
tot
de
lage
kasten
behoorden.
Op
die
manier
ontstond
de
taal
Romanes
die
daardoor
afwijkt
van
de
taal
van
de
Jat.
De
term
Rom
zou
dan
afkomstig
zijn
van
de
naam
die
zij
toegekend
kregen
als
nieuwe
groep
in
het
kastensysteem.
Dat
Multan
een
zonnetempel
had
en
bijgevolg
een
pelgrimscentrum
was
is
zeer
belangrijk
voor
deze
Amerikaan.
Hij
beschouwd
de
Roma
namelijk
ook
als
zonnevereerders
omdat
hij
in
een
vluchtelingenkamp
in
Kosovo
ooit
de
zon
vervloekte
waarop
de
Roma
hem
vertelden
dat
hij
dat
niet
mocht
doen
omdat
het
heel
schadelijke
gevolgen
zou
kunnen
hebben
als
men
de
zon
vervloekt.
Een
link
met
Egypte,
dat
vaak
genoemd
wordt
als
het
land
van
herkomst
van
de
Roma
wegens
de
naam
gypsy
dat
vermoedelijk
van
egyptian
komt,
werd
voor
Polansky
reeds
gelegd
in
de
tijd
van
de
Arabische
overheersing.
Muhammed
ibn
Kasim
had
in
712
n.
Chr.
de
stad
ingenomen
om
het
Arabische
moslimrijk
onder
de
hoede
van
de
Kaliefs
van
Bagdad
te
vergroten.
Ze
konden
hun
bezetting
gedurende
3
eeuwen
standhouden.
In
915
n.
Chr.
schreef
de
geograaf
en
historicus
al-‐Masudi,
die
bekend
stond
als
de
Herodotus
van
de
Arabische
landen,
over
Multan.
Hij
schreef
onder
andere
dat
door
de
242
Salma
Ahmed
Farooqui,
2011,
p44.
95
irrigatie
van
het
gebied
aan
de
hand
van
verschillende
rivieren,
de
regio
leek
op
die
van
de
Nijldelta.
Bovendien
schreef
hij
dat
Multan
even
dichtbevolkt
was
als
Egypte.
Polansky
zegt
dat
hij
hiermee
impliceerde
dat
Multan
eigenlijk
een
soort
klein
Egypte
was.
Hetzelfde
kleine
Egypte
waardoor
de
meeste
Roma
als
zij
in
Europa
aankwamen,
vertelden
dat
zij
uit
Egypte
gekomen
waren
en
die
aan
de
oorsprong
ligt
van
de
term
gypsy.
Klein
Egypte
zou
echter
eveneens
een
regio
in
Griekenland
kunnen
zijn.
Daarover
later
meer.
Een
laatste
argument
dat
de
Roma
volgens
hem
linken
hebben
met
Multan
is
de
aanwezigheid
van
een
Dom-‐kaste
en
3
andere
zwervende
kasten
in
Multan.
Bij
de
Dom
werden
verschillende
groepen
onderscheiden.
Eén
van
de
groepen
waren
de
Kutanas
die
de
straten
en
huizen
van
de
stad
moesten
proper
houden.
De
Mirasis
waren
muzikanten
en
genealogen
in
dienst
bij
de
Jats.
De
Domkaste
is
zo
een
lage
kaste
dat
zij
de
jobs
moesten
uitvoeren
die
niemand
anders
wilde
doen
omdat
ze
als
onrein
beschouwd
werden.
De
term
Ashkali
die
de
Amerikaanse
schrijver
te
horen
kreeg
in
Kosovo,
is
een
Perzisch
woord
voor
vuilnis
en
bijgevolg
voor
mensen
die
in
aanraking
komen
met
vuilnis.
Toen
Polansky
in
1999
de
mensen
behorende
tot
de
Dom
in
Bikaner
bezocht,
werd
hij
verrast
door
de
fysieke
gelijkenissen
en
gelijkenissen
in
gebruiken
en
muziek
die
zij
vertoonden
met
de
Gitanos
die
hij
in
Spanje
had
ontmoet.
Volgens
hem
hebben
de
Dom
van
Bikaner
zelf
geen
verhalen
over
hun
voorouders.
De
brahmanen
die
er
leven
vertellen
echter
wel
dat
zij
1000
jaar
geleden
werden
verjaagd
uit
Multan
door
moslimsoldaten.
Hierbij
namen
zij
hun
hulpjes,
bedienden,
en
muzikanten
mee
die
allen
behoorden
tot
de
lagere
kasten.
Ten
slotte
ondervindt
hij
nog
gelijkenissen
tussen
de
Roma
in
Kosovo
en
de
volksstammen
die
heden
ten
dage
rondzwerven
rond
Multan.
In
Kosovo
is
het
net
zoals
bij
deze
stammen
de
gewoonte
om
hoge
bruidsschatten
te
betalen.
Bovendien
bedekken
zij
ook
het
hoofd
van
de
bruid
met
een
roodkleurige
doek
wanneer
zij
haar
naar
het
huis
van
de
bruidegom
dragen.
243
243
Paul
Polansky,
2006,
p59-‐68.
96
Nina
en
Jiří
Pavelčík
vinden
dat
de
traditie
van
folkloristische
verhalen
nog
te
veel
wordt
onderschat.
Sinds
kort
wordt
er
pas
wetenschappelijk
belang
toegekend
aan
de
inhoud
van
de
verhalen.
Zij
vinden
dat
men
veel
te
weten
kan
komen
door
deze
verhalen
te
bestuderen.
Ook
door
ze
vergelijken
met
verhalen
die
voorkomen
in
de
landen
die
de
Roma
op
hun
route
door
de
eeuwen
heen
hebben
doorkruist.
Aan
de
hand
van
de
verhalen
of
elementen
die
zij
hebben
overgenomen
zou
men
kunnen
nagaan
of
deze
aansluiten
bij
de
landen
die
andere
wetenschappen
aangeven
in
de
geschiedenis
van
de
Roma.
Ze
zijn
ervan
overtuigd
dat
als
enkele
specialisten
in
Oosterse
literatuur
de
legendes
zouden
bekijken
zij
veel
raakpunten
zouden
vinden
met
de
Roma.
Zij
staan
niet
enkel
een
vergelijking
van
socio-‐culturele
elementen
voor,
maar
vinden
het
ook
de
moeite
een
vergelijking
te
maken
tussen
de
oude
literaturen
van
de
Roma
en
die
van
de
Indische
bevolkingen.
Zo
zouden
vele
namen
uit
de
verhalen
etymologische
connecties
vertonen
met
de
Indische
talen
en
culturele
verschijnselen.244
Rudolf
Daniel,
een
Rom
en
geleerde
uit
Tsjechië,
liet
een
vrij
onbekend
manuscript
na
waarin
hij
allerlei
legendes
van
de
Roma
had
geattesteerd.
Hij
schreef
dit
boek
genaamd
“de
viool
en
het
paard”
(Housle
a
kůň)
om
specifieke
gebruiken
van
de
Roma
te
bewaren
voor
komende
generaties
aangezien
de
specifieke
cultuur
van
de
Roma
dreigde
verloren
te
gaan
in
de
industrialisatie
en
gedwongen
assimilatie
van
het
communistische
tijdperk
van
Oost-‐Europa.
Eén
van
de
legendes
uit
het
boek
gaat
over
het
ontstaan
van
de
aarde
zoals
wij
die
nu
kennen.
Moeder
aarde
en
vader
Hemel
hadden
5
kinderen
namelijk
de
zon,
het
vuur,
de
maan,
de
wind
en
de
regen.
Deze
zonen
deden
echter
niets
anders
dan
ruzie
maken.
Daarom
plaatsten
de
aarde
en
de
hemel
zich
tegen
elkaar
om
hun
kinderen
tussen
hen
in
te
kunnen
insluiten.
Nadat
ze
dit
gedaan
hadden
beraadslaagden
de
zonen
samen
een
plan
om
hun
ouders
aan
te
vallen
en
ze
uit
elkaar
te
drijven
zodat
zij
elk
voor
zichzelf
een
stuk
ruimte
zouden
kunnen
bemachtigen
om
voor
zichzelf
een
koninkrijk
te
stichten.
Ze
deden
elk
een
poging,
maar
faalden.
Tot
de
wind
er
aan
te
pas
kwam.
Hij
dreef
zijn
ouders
uiteen.
De
zonen
besloten
uiteindelijk
dat
ze
niet
langer
een
plaats
voor
zichzelf
wilden
opzoeken.
Ze
overlegden
wie
bij
moeder
zou
gaan
wonen
en
wie
bij
vader.
244
Nina
pavelcik
&
Jiri
Pavelcik,
2001,
p21-‐30.
97
Enkel
de
regen
en
het
vuur
mochten
bij
moeder
blijven
omdat
zij
zich
niet
tegen
haar
hadden
gericht
om
vrij
te
breken.
De
Roma
in
Servië
zouden
dit
verhaal
ook
bewaard
hebben
met
de
afwijking
dat
de
hemel
wordt
gerepresenteerd
door
een
grote
kosmische
os.
Tussen
zijn
hoorns
bevindt
zich
de
aarde
waarop
hij
aardbevingen
veroorzaakt
wanneer
hij
met
zijn
kop
schudt.
Jan
Filipsy,
een
indoloog
aan
het
Orientalni
institut
AV
ČR
in
Praag,
beweert
dat
hij
dit
zelfde
verhaal
heeft
teruggevonden
bij
de
Gond,
Bhil
en
Kandzar,
Indische
bevolkingsgroepen
in
India.
Hij
schreef
een
boek
over
Indische
mythologie
en
is
geïntrigeerd
door
de
grote
interesse
van
het
Tsjechische
volk
voor
India.
245
245
Nina
pavelcik
&
Jiri
Pavelcik,
2001,
p25-‐30.
98
van
winterweides
naar
zomerweides.
Nog
anderen
drijven
handel.
Zij
gaan
gegeerde
producten
halen
om
ze
vervolgens
te
verkopen
aan
verschillende
dorpen.
In
deze
gevallen
gaat
hun
nomadische
bestaan
gepaard
met
het
werk
dat
zij
uitvoeren.
Zij
proberen
zichzelf
te
voorzien
van
levensbehoeften.
Of
de
Roma
te
linken
zijn
aan
Indische
nomaden
op
zich
is
al
een
twistpunt
omdat
verschillende
theorieën
aangeven
dat
zij
oorspronkelijk
niet
rondzwierven.
Zij
waren
sedentair
tot
zij
door
één
of
andere
oorzaak
werden
verdreven.
Hun
manier
van
leven
werd
verstoord.
Donald
Kenrick
gaat
ervan
uit
dat
de
groep
nu
bekend
als
Roma
bestaat
uit
verschillende
van
deze
stammen
en
andere
Indische
immigranten
die
buiten
de
grenzen
van
India
pas
een
groep
vormden.
In
Iran
(het
voormalige
Perzische
rijk)
zouden
zij
bij
elkaar
gekomen
zijn
als
mensen
in
hetzelfde
schuitje.
Vervolgens
na
verloop
van
tijd
trouwden
zij
onder
elkaar.
Later
vormden
zich
opnieuw
groepen
die
uit
elkaar
groeiden
toen
zij
verder
trokken
doorheen
Europa.246
In
India
bestaan
er
ten
slotte
volkeren
waarvoor
men
de
term
adivasi
gebruikt.
Dit
betekent
letterlijk
de
oude,
originele
bewoners
van
India
verwijzend
naar
de
volksverhuizingen
van
de
Ariërs
die
vermoedelijk
India
binnentrokken
1500
jaar
v.
Chr.
De
adivasis
zouden
volgens
deze
invasietheorie
de
oorspronkelijke
donkerdere
bevolking
geweest
zijn.
Er
bestaan
nu
nog
kleine
adivasi-‐
dorpjes
in
India.
Zij
worden
door
de
Indische
overheid
geklasseerd
onder
de
Scheduled
Tribes.
Veel
onderzoek
naar
deze
stammen
en
naar
de
connectie
met
de
Roma
heeft
nog
niet
plaatsgevonden
omdat
de
meeste
groepen
politiek
geen
stemkracht
hebben.
Zij
worden
nog
te
weinig
gerepresenteerd
of
zijn
nog
te
weinig
georganiseerd.
5.1 Banjara.
Derek
Tipler
is
de
eerste
die
suggereerde
dat
er
een
connectie
bestond
tussen
de
Roma
en
de
Banjara.
Hij
schreef
er
een
atikel
over
in
1964
“Banjara:
notes
on
some
cousins
of
the
Gypsies.”
dat
verscheen
in
de
Journal
of
the
Gypsy
Lore
Society.
Derek
Tipler
hield
zich
voornamelijk
bezig
met
het
bestuderen
van
de
Welsh
en
Angelsaksische
Roma.
Andere
namen
voor
de
Banjara
zijn
Lambadi
en
Gor.
Zij
zijn
in
India
een
lange
tijd
zeer
achtergesteld
geweest.
Ze
behoorden
tot
de
Scheduled
Tribes.
Een
indeling
die
de
overheid
gaf
aan
de
laagste
kasten
die
hulp
nodig
hadden
met
een
vorm
van
positieve
discriminatie
in
bepaalde
overheidsfuncties
en
het
onderwijs.
Enkele
246
S.S.Shashi,
1990,
p6-‐10.
99
Banjaragemeenschappen
leven
nog
steeds
in
dorre
gebieden
op
een
vrij
traditionele
manier.
Andere
zijn
beïnvloed
,
of
aangetast
zo
men
wil,
door
de
moderne
globale
fenomenen
zoals
industrie
en
toerisme.
247Omdat
zij
vaak
in
aparte
gemeenschappen
wonen
ver
weg
van
scholen
zijn
er
nog
steeds
vele
analfabete
Banjara.
Toch
klimmen
zij
steeds
meer
op.
In
Maharashtra
hebben
zij
enkele
politieke
figuren
met
inspraak
in
de
deelstaat.
Zij
zijn
goed
georganiseerd
en
proberen
op
te
klimmen
op
de
sociale
ladder.
De
Gor
staan
vooral
bekend
door
hun
kleurrijke
verschijning.
De
traditionele
klederdracht
van
de
vrouwen
bestaat
uit
een
lange
rok
die
de
enkels
bedekt.
Daarbovenop
dragen
zij
een
topje
of
bloes
dat
reikt
tot
boven
de
navel
met
een
dupatta,
een
multifunctionele
sjaal,
er
overheen.
De
sluier
die
zij
op
het
hoofd
dragen
is
versierd
met
geldstukken.
Deze
stijl
van
klederdracht
heet
ghagra
choli
of
lehenga
choli.
Ze
is
traditioneel
in
de
streken
Gujarat
en
Rajastan.248
Deze
elegante
vrouwen
zijn
over
het
gehele
lichaam
versierd
met
juwelen
en
ornamenten.
Zij
borduren
stukjes
glas
of
zilver
op
hun
bloes.
De
armen
en
benen
zijn
versierd
met
allerlei
banden.
Zij
dragen
eigenlijk
de
rijkdom
van
de
familie
op
hun
lichaam.
249Zilver
is
het
overheersende
materiaal
gebruikt
om
zich
met
te
tooien,
maar
goud
komt
ook
voor.
Van
de
Roma
zegt
men
ook
wel
eens
dat
zij
traditioneel
hun
rijkdom
bij
zich
droegen.
Bij
hen
is
het
echter
goud
dat
overheerst.
Zij
hingen
gouden
munten
aan
hun
rokken
of
hoofddoeken.
Dit
fenomeen
kan
ontstaan
zijn
door
hun
rondtrekkende
aard.
De
Lambadi
mannen
dragen
een
dhoti,
een
broek
gemaakt
uit
een
grote
doek
gewikkeld
om
de
middel.
Op
het
hoofd
dragen
zij
een
tulband.
Deze
dragen
de
mannen
in
allerlei
kleuren.
Traditioneel
moeten
de
tulbanden
afgewerkt
zijn
met
zilverdraad.
250
Over
de
Banjara
wordt
vanalles
gezegd.
Zij
zijn
een
subkaste
van
de
Rajput.
Zij
zeggen
bovendien
zelf
dat
zij
afstammen
van
de
Rajputs.
Hun
verhaal
vertelt
dat
zij
begonnen
te
migreren
vanuit
Rajasthan
naar
de
rest
van
India
wegens
de
vele
gevechten
en
de
droogte
in
Rajasthan.
Hun
vertegenwoordigers
vertellen
dat
zij
zijn
vertrokken
tijdens
de
oorlog
van
Prithviraj
Chauhan
tegen
Mohammed
Ghori.251
CR.
Crooke
gaat
hier
tegenin
door
te
stellen
dat
zij
tot
de
kasten
van
Charan
en
Bhat
behoorden.
De
Banjara
247
Derek
Tipler,
1968,
p140-‐143.
248
S.G.
Deogaonkar
&
Shailaja
S.
Deogaonkar,
1992,
p9-‐50.
249
J.J.Roy
Burman,
2010,
p50-‐51.
250
S.G.
Deogaonkar
&
Shailaja
S.
Deogaonkar,
1992,
p9-‐50.
251
J.J.Roy
Burman,
2010,
p17-‐18.
100
zijn
verhandelende
nomaden.
Ze
trokken
rond
om
hun
goederen
aan
de
man
te
brengen.
Zij
verkochten
voornamelijk
zout
en
allerlei
graansoorten.
Volgens
CR.
Crooke
zijn
zij
zo
in
contact
gekomen
met
de
Rajputs,
moslims
en
andere
volkeren
in
strijd
bij
de
bevoorrading
van
hun
legertroepen.
Iravati
Karve
is
hier
niet
mee
akkoord.
Zij
zegt
dat
de
Banjara
niet
tot
de
oudste
inheemse
bevolking
van
India
behoren
gekend
als
de
adivasis.
Uit
haar
antropologisch
onderzoek
naar
onder
andere
de
huwelijksrituelen
bij
Banjara
en
Rajputs
blijkt
dat
de
Banjara
gelijkenissen
vertonen
met
de
Rajput.
Volgens
haar
zijn
de
Lambadi
bijgevolg
mee
India
binnengekomen
met
de
Rajput,
Gujars
en
andere
Indo-‐Arische
groeperingen.
De
Banjara
zijn
over
het
algemeen
lichter
van
complexie
dan
de
zwarte
adivasis.
252
De
Banjara
hebben
een
panchayat-‐systeem,
een
raad
die
misdaden
of
onenigheden
moet
beslechten
op
dorpsniveau,
voorgezeten
door
een
ouder
voornaam
lid
van
de
gemeenschap
die
wordt
verkozen
door
de
andere
leden
van
de
gemeenschap
om
de
raad
voor
te
zitten.
Deze
raad
spreekt
zich
uit
over
een
gepaste
straf
voor
de
misdadiger
van
het
misdrijf.
Dit
kan
een
geldboete
zijn
of
zelfs
verbanning
uit
de
gemeenschap.
De
Banjara
zouden
oorspronkelijk
niet
met
bruidsschatten
gewerkt
hebben,
maar
dit
later
opgenomen
hebben
van
andere
Indiërs.
De
Banjara
zijn
onderverdeeld
in
allerlei
groepen,
onderverdeeld
in
clans
of
gotras.
De
groepen
zijn
endogaam.
De
clans
zijn
exogaam.
Zij
begraven
hun
doden
indien
deze
ongehuwd
waren.
Ze
verbranden
de
lijken
van
gehuwde
overledenen.
Zij
hebben
een
grote
folklore.
Zij
hebben
een
eeuwenoude
traditie
van
specifieke
muziek,
liederen
en
dans.
De
Banjara
zijn
zeer
bekend
voor
hun
dansuitvoeringen
begeleid
door
Rajasthani
muziek.253
Aan
de
kant
van
de
Banjara
worden
er
veel
initiatieven
genomen
om
deze
stelling
te
ondersteunen
van
Derek
Tipler
dat
zij
familiebanden
hebben
met
de
Roma.
Door
zich
te
verenigen
met
de
Roma
willen
zij
strijden
voor
erkenning
in
de
wereld
voor
henzelf
en
voor
de
Roma.
In
1978
nam
een
delegatie
van
Banjara
deel
aan
het
Wereld
Romani
Congres
in
Genève.
Leden
van
de
Banjara
namen
ook
geregeld
deel
aan
literatuurfestivals
die
werden
georganiseerd
om
Indische
en
Romani
schrijvers
te
verenigen.
Shyamala
Devi,
zelf
een
geschoolde
Banjara,
maakte
een
documentaire
over
252
S.G.
Deogaonkar
&
Shailaja
S.
Deogaonkar,
1992,
p9-‐50.
253
Kumar
Suresh
Singh,
1989,
p95-‐120.
de
connectie
tussen
de
Banjara
en
de
Roma
“We
are
Everywhere”.
De
originele
titel
van
deze
film
is
“
Har
nas
nasema
roma-‐haar
malkuma
ghor”
en
deze
werd
gemaakt
in
1998.
Zij
ondernam
verschillende
reizen
naar
Europa
om
de
Roma
te
ontmoeten.
Zij
schreef
“The
Search
for
Identity
of
Gypsies
of
the
World
and
the
Impact
of
Different
Economic
Systems”.
Shyamala
Devi
is
op
dit
moment
professor
economische
wetenschappen
aan
de
Kakatiya
universiteit
in
India.
Haar
onderzoek
loopt
nog
steeds
voort.
Zij
richt
zich
naar
eigen
zeggen
op
onderzoek
dat
iets
moet
teweegbrengen
op
sociaal
vlak
zowel
voor
de
Roma-‐
als
Banjaragemeenschap.
Ze
wil
geen
onderzoek
doen
puur
om
het
ergens
neer
te
schrijven.
Iemand
anders
die
zeer
veel
onderzoek
heeft
verricht
in
deze
strekking
is
Ranjit
P.Naik.
Deze
persoon
zal
besproken
worden
in
het
laatste
hoofdstuk.
Zijn
vrouw
Chandrakala
Ranjit
Naik
heeft
een
de
Roma
Banjara
Trade
Co-‐op
Hsg.
Society
opgericht,
een
organisatie
die
instaat
voor
de
huisvesting
van
Banjara
en
andere
mensen
behorende
tot
lagere
kasten.
Zij
was
in
1983
aanwezig
op
het
intercultureel
festival
ter
ere
van
de
Roma
in
Chandigarh.
254
5.2 Sapera.
Deze
naam
komt
van
sap
dat
slang
betekent.
Ze
staan
bekend
als
slangenvangers
en
–
bezweerders.
Onder
deze
term
bevinden
zich
nog
allerlei
subgroepen
zoals
de
Jhinwar
Sapera,
Bihal
Sapera
en
de
Nakphula
Sapera.
Zij
zijn
ook
bekend
onder
de
naam
Kalbelia.
Nog
andere
namen
voor
hen
zijn
Poongiwala
en
Jogira.
Zij
zijn
voornamelijk
te
vinden
in
Rajasthan
dat
gelegen
is
in
het
noord-‐westen
van
India.255
Zij
leven
semi-‐nomadisch.
Ze
worden
voornamelijk
gelinkt
aan
de
Roma
omdat
zij
een
aantal
beroepen
uitoefenen
die
volgens
sommigen
eigen
zijn
aan
de
Roma.
De
Roma
zelf
zeggen
dat
zij
de
fluitjes
herkennen
die
de
Kalbelia
hanteren
om
de
honden
te
roepen.256
De
Kalbelia
zijn
zeer
bekend
voor
hun
dans
en
zilveren
juwelen.
Zij
komen
aan
hun
inkomsten
door
op
te
treden
met
dans,
muziek,
slangenbezweren
en
tovenarij.
Door
deze
beroepen
beschouwd
de
maatschappij
hen
als
minderwaardig.
Ze
worden
tegelijkertijd
geassocieerd
met
diefstal.
Ze
zijn
zeer
arm
en
leven
daardoor
vrij
primitief.
Deze
254
Banjaratimes.com
255
Kumar
Suresh
Singh,
1998,
p478.
256
Donald
Kenrick,
2004,
p75-‐87.
102
bevolkingsgroep
is
geclasseerd
onder
de
Scheduled
Castes.
De
Sapera
vermoeden
dat
zij
de
oorspronkelijke
bewoners
van
Delhi
waren
en
dat
zij
afstammen
van
de
Rajputs.
Deze
stam
spreekt
een
Rajasthaans
dialect.
De
Kalbelia
zijn
onderverdeeld
in
clans
of
gotras.
Ze
leven
endogaam
binnen
de
Kalbelia.
Leden
van
verschillende
clans
trouwen
gewoonlijk
wel
met
elkaar.
Bij
een
bruiloft
hoort
een
geldprijs.
Zij
begraven
hun
doden.
De
Kalbelia
hebben
een
gelijkaardig
soort
rechtssysteem
als
de
Roma.
Aan
het
hoofd
van
elk
van
hun
gemeenschappen
hebben
zij
een
panch.
Dit
wijst
op
de
panchayat,
een
raad
die
wordt
voorgezeten
door
vijf
voorname
leden
van
de
gemeenschap.257
Tony
Gatliff
is
een
bekende
regisseur
die
veel
films
maakt
waarin
de
Roma
een
hoofdrol
spelen.
In
één
van
zijn
films
“Latcho
Drom”
maakt
hij
een
overzicht
van
de
muziek
en
muziekgeschiedenis
van
de
Roma.
De
film
begint
met
een
fragment
die
de
Kalbelia
toont
die
door
de
woestijn
trekken.
Hij
toont
hun
specifieke
dansstijl
en
een
feest
begeleid
door
een
bard
die
een
verhaal
zingt
op
Indische
muziek.
5.3 Narikuravar.
Een
andere
benaming
voor
de
Narikuravar
is
Vagri.
Zij
spreken
een
Noord-‐Indische
taal.
Zij
waren
oorspronkelijk
jagers
maar
houden
zich
tegenwoordig
vooral
bezig
met
het
maken
van
ornamenten
en
het
vangen
van
vogels.
Vroeger
maakten
zij
gebruik
van
toekomst
voorspellen
en
het
verhandelen
van
medicijnen
om
te
overleven.
Door
de
hedendaagse
economische
omstandigheden
is
het
voor
hen
niet
langer
mogelijk
om
rond
te
trekken.
Aan
de
hand
van
hun
taal
denkt
men
dat
zij
uit
Gujarat
kwamen
en
migreerden
naar
het
zuidelijke
Tamil
Nadu.
De
stelling
is
dat
terwijl
een
deel
van
hen
naar
het
noorden
en
het
westen
trokken
en
later
de
Roma
werden,
het
andere
deel
naar
het
zuiden
trok.258
Er
wonen
ook
nog
Narikuravar
in
Rajasthan,
Gujarat
en
Sindh.
Zoals
de
Roma
zijn
de
Vagri
endogaam
en
moeten
zij
een
bruidsschat
voorleggen.
De
twee
belangrijkste
godinnen
bij
de
Vagri
zijn
Kali
en
Meenakshi.
Een
ander
kenmerk
dat
zij
delen
met
de
Roma
is
dat
zij
het
onderste
deel
van
het
vrouwelijke
lichaam
als
onrein
beschouwen.
Vrouwelijke
seksualiteit,
menstruatie
en
vrouwelijke
geslachtdelen
zijn
schadelijk
tegenover
de
godin
en
haar
speciale
relatie
met
het
mannelijke
gezinshoofd.
Er
mag
niets
dat
in
aanraking
is
geweest
of
geassocieerd
wordt
met
de
vrouwelijke
257
Kumar
Suresh
Singh,
1993,
p1160-‐1161.
258
Donald
Kenrick,
2004,
p75-‐87.
103
geslachtsdelen
in
de
buurt
komen
van
de
godin.259
Verder
hebben
zij
ook
per
gemeenschap
een
panchayat.
Hun
muziek
zou
invloeden
uit
het
Midden-‐Oosten
bevatten.
De
Narikuravar
werden
tijdens
de
koloniale
periode
geplaatst
onder
de
Criminal
Tribes
Act
omdat
men
dacht
dat
ze
zich
voortdurend
bezighielden
met
diefstal.
Ze
werden
bijgevolg
bij
alle
diefstallen
beschuldigd.
Zij
behoren
nu
tot
de
Scheduled
Tribes.
De
meeste
van
hen
wonen
in
erbarmelijke
omstandigheden.
Ze
hebben
een
lage
status.
Zij
geloven
zelf
dat
zij
zijn
ontstaan
uit
huwelijken
of
relaties
die
Jats,
Rajputs
en
Gujars
zijn
aangegaan
met
shudras.
Shudra
staat
voor
de
laagste
klasse,
de
klasse
van
de
bedienden,
vaak
gerelateerd
aan
de
arme
donkere
oorspronkelijke
bevolking
die
bij
de
volksverhuizingen
werd
bestempeld
als
de
laagste
klassen
en
de
andere
klassen
moesten
dienen.
Door
met
deze
lage
klassen
te
huwen
verloren
zij
aanzien
waardoor
zij
niet
langer
als
Jats
of
Rajputs
beschouwd
werden.
Zij
hanteren
onderling
een
clansysteem
met
verschillende
gotras,
maar
deze
zijn
gelijkwaardig
ten
opzichte
van
elkaar.260
De
Dom
worden
beschouwd
als
een
lage
kaste.
Ze
zijn
geklasseerd
onder
de
Scheduled
Castes
en
hebben
zich
bij
de
Dalitbeweging
gevoegd.
De
Dalits
zijn
leden
van
lage
kasten
of
zijn
kastelozen
die
samen
strijden
voor
meer
rechten
en
een
betere
sociale
aanvaarding.
De
term
Dalit
hebben
zij
zelf
gekozen
om
zich
mee
te
benoemen.
Het
betekent
eigenlijk
gebroken,
uitgesloten.
Het
is
een
groepering
van
de
onaanraakbaren.
Het
is
een
beetje
als
de
Roma
die
zelf
voor
de
naam
Roma
hebben
gekozen
om
zich
samen
achter
te
scharen.
Omdat
de
Dalits
zich
verenigen
achter
één
naam,
krijgen
ze
meer
zeggingskracht
en
erkenning.
De
Dom
zijn
echter
niet
enkel
een
kaste.
Dit
Indische
volk
zou
een
eigen
etnische
entiteit
vormen.
De
Dom
verdienen
hun
brood
voornamelijk
als
loonarbeider
en
met
het
vegen
van
de
straten.
Voor
de
rest
zijn
er
smeden,
lederbewerkers,
stoffenbewerkers,
wevers,
mandenmakers
en
muziekanten
onder
hen.
Meer
en
meer
moeten
zij
in
de
geïndustrialiseerde
steden
werk
zoeken
als
loonarbeider.
De
traditionele
functie
van
hun
voorouders
was
dat
ze
toezicht
hielden
over
de
crematievuren.
Ze
brachten
het
hout
aan
en
waakten
over
het
vuur.261
De
Dom
staan
259
Peter
Berger,
2010,
p318-‐325.
260
Kumar
Suresh
Singh,
1998,
p975.
261
Lucy
Bregman,
2010,
p137-‐139.
104
bekend
als
de
kaste
die
zingt
en
muziek
brengt.
Enkele
academici
vermoeden
dat
andere
migrerende
muzikanten
zoals
de
Kanjar,
Kolhati
en
Mirasi
ontstaan
zijn
uit
afscheidingen
of
vertakkingen
van
de
Dom.
262
Omdat
er
in
het
Gorakhpur
district
vele
plaatsen
voorkomen
die
het
woord
Dom
in
de
naam
hebben,
bestaat
er
het
verhaal
dat
de
Dom
oorspronkelijk
heer
en
meester
waren
over
een
groot
deel
van
die
regio.
Indien
zij
regeerden
over
de
plaatsen
met
de
namen
Domangarh,
Domar
Dar,
Dom
Kaichar,
Domra
Hata
en
Domath
dan
moeten
zij
tot
de
kshatriya-‐klasse
behoord
hebben.
Of
dan
moeten
zij
ooit
Rajputs
geweest
zijn.
Het
is
natuurlijk
een
veelvoorkomend
fenomeen
dat
een
lage
kaste
zich
probeert
te
profileren
met
een
verhaal
over
hun
hoge
afkomst,
dus
moet
men
het
zoveel
mogelijk
met
een
korrel
zout
benaderen.
Omdat
er
over
het
fort
dat
in
Domangarh
staat
gezegd
wordt
dat
het
de
eigendom
was
van
de
Domkara,
vermoedt
men
dat
de
Domkara
een
rijke
familie
was
of
edelen
waren
die
aan
het
hoofd
stonden
van
de
Dom.
De
verschillende
onderverdelingen
binnen
de
Dom
zijn
endogaam.
Ze
hebben
een
panchayat
rechtssysteem
dat
wordt
voorgezeten
door
7
mensen.
Ze
leven
vooral
in
het
noorden
van
India
en
spreken
Hindi
of
lokale
dialecten.
De
bruidsschat
die
zij
moeten
voorleggen
bij
een
huwelijk
bestaat
voor
het
grootste
deel
uit
rijst
en
kurkuma
aangevuld
met
een
beetje
geld.
Het
zijn
hindoes
die
Ganesh
Chaturthi
en
het
festival
van
Durga
vieren.
Dit
volk
staat
reeds
vernoemd
in
de
shastras.
De
shastras
zijn
oude
teksten
die
regels
voorschrijven
over
hoe
beelden
en
tempels
er
zouden
moeten
uitzien,
hoe
men
de
religie
hoort
te
beleven
en
zij
beschrijven
ook
allerlei
kunstvormen
en
filosofie.
Deze
zijn
eigenlijk
eeuwenoude
wetenschapsteksten.
Naast
de
gewone
hindoegoeden
hebben
zij
een
uitgebreid
arsenaal
aan
goden
en
demonen
die
specifiek
tot
hun
leefgroepen
behoren.
De
zon
en
de
maan
worden
bijvoorbeeld
van
tijd
tot
tijd
aanbeden.
De
Dom
worden
aan
de
Roma
gerelateerd
omdat
het
woord
Dom
en
de
naam
Rom
zo
sterk
gelijkend
zijn.
263
Het
woord
Dom
wordt
soms
als
Ḍom
geschreven
om
de
klank
weer
te
geven
zoals
die
in
de
Indische
talen
wordt
gebruikt.
Op
dezelfde
manier
wordt
Rom
soms
als
Rrom
262
Robert
Vane
Russel,
1916,
p160-‐167.
263
K.C.Das,
2008,
p98-‐102.
105
geschreven
met
een
rollende
R.
De
meeste
Roma
uit
Oost-‐Europa
gebruiken
echter
wel
een
harde
R
bij
het
uitspreken
van
Roma.
Dit
kan
door
beïnvloeding
zijn
van
de
moedertaal
van
het
land.
In
1841
zei
Hermann
Brockhaus
al
dat
het
woord
Rom
van
het
woord
ḍom
kwam.
Volgens
hem
worden
in
het
Hindi
de
woorden
ḍoma
en
ḍomni
gebruikt
voor
mensen
van
een
lage
kaste.
Kenrick
is
niet
akkoord
met
deze
betekenis.
Hij
zegt
dat
het
gewoon
een
woord
is
om
een
man
of
een
mens
aan
te
duiden.264
In
het
Romanes
betekent
romni
echtgenote
van
een
Rom
of
een
vrouw
van
Romani
afkomst.
In
1882
schreef
Charles
Godfrey
Leland
dat
domni
het
woord
is
voor
de
echtgenotes
van
de
Dom.
Hij
schrijft
vervolgens
dat
er
een
term
domnipana
bestaat
voor
het
Dom-‐zijn
die
een
grote
gelijkenis
treft
met
de
term
romanipen
of
romanipe.
Romanipen
wordt
gebruikt
om
de
Romani
cultuur,
de
Romani
gebruiken
en
het
Roma-‐zijn
aan
te
duiden.
Leland
schrijft
verder
in
zijn
boek
“The
Gypsies”
dat
ḍom
of
rom
in
India
in
gebruik
is
geraakt
en
dat
het
verder
bestendigd
is
omdat
de
Copten
in
Egypte
voor
een
man
het
woord
romi
gebruikten.265
Een
tweede
theorie
stelt
dat
rom
afkomstig
is
van
een
woord
in
het
Sanskriet
dat
letterlijk
drum
of
drummer
betekende
en
dat
werd
gebruikt
om
de
Dom
die
muziek
bespeelden
aan
te
duiden.
Briggs
beweerde
zelfs
in
1953
dat
de
Dom
hun
onreine
aanwezigheid
moesten
aankondigen
voor
het
betreden
van
de
stad
Benares.
Hiervoor
gebruikten
zij
trommels.
W.R.
Rishi
heeft
zijn
eigen
theorie.
Hij
maakt
met
rom
het
Sanskrietwoord
rama
dat
echtgenoot
betekent.
Deze
theorie
is
verworpen
omdat
rama
wel
degelijk
echtgenoot
betekent
maar
enkel
gebruikt
wordt
in
de
dichtkunst.
DNA-‐testen
steunen
de
theorie
van
de
Dom
niet.
Testen
uitgevoerd
door
Kalaydijeva
en
Bhalla
tonen
aan
dat
het
DNA
van
verschillende
groepen
Roma
dichter
aansluit
bij
dat
van
de
Jats,
de
Punjabi
Hindoes
en
de
Rajputs
dan
bij
de
Dom.
Ookal
dragen
de
Dom
eveneens
overwegend
meer
het
B
gen
dan
het
A
gen.
266
Gade,
Gadia
of
Gaduliya
betekent
dat
deze
mensen
zich
voortbewegen
op
ossenwagens.
Lohar
slaat
op
het
beroep
van
smid
dat
zij
voornamelijk
uitvoeren
of
uitvoerden.
Zij
264
Ian
Hancock
&
Dileep
Karanth,
2010,
p323.
265
Charles
Godfrey
Leland,
1882,
p19-‐25
&
p333-‐335.
266
Ian
Hancock
&
Dileep
Karanth,
2010,
p323-‐325.
106
geloven
op
hun
beurt
dat
zij
afstammen
van
de
Rajput.
Zij
stonden
het
leger
van
de
Rajput
bij
met
het
smeden
van
de
wapens.
Zij
geloven
dat
hun
voorouders
nochtans
slechts
het
beroep
van
smid
aannamen
uit
noodzaak.
Zij
hadden
moeten
vluchten
uit
het
fort
van
Chittorgarh
in
Rajasthan
na
een
aanval
van
de
moslims.
Om
te
overleven
en
belangrijk
te
blijven
voor
de
Rajput
begonnen
zij
te
smeden.
Het
voorval
van
een
aanval
op
Chittorgarh
zoals
de
Gadia
Lohar
het
verhalen,
is
slechts
in
één
historisch
relaas
neergeschreven.
Kaviraj
Shyamal
Dass
schreef
dit
op
in
1886
in
zijn
boek
“Veer
Vinod”
Hij
was
de
geschiedkundige
aan
het
hof
van
Mewar.
Onder
wiens
leiding
deze
aanval
werd
uitgevoerd,
daarover
bestaat
onenigheid.
Enkele
spreken
van
het
gevecht
tussen
Prithviraj
Chauhan
tegen
Mohammed
Ghori.
Anderen
zeggen
dat
het
fort
pas
werd
vernietigd
door
koning
Akbar
in
1568.
De
Gadia
zouden
niet
meer
tot
de
Rajput
behoren
aangezien
zij
trouwden
met
vrouwen
van
lagere
kasten.
Zij
huwden
met
deze
vrouwen
omdat
zij
niet
genoeg
vrouwen
hadden
kunnen
meenemen
toen
zij
het
fort
ontvluchtten.
Door
hun
constante
rondzwerven
was
hun
keuze
in
vrouwen
eerder
beperkt.
Zij
beschouwen
zichzelf
nog
steeds
hoger
als
de
andere
Lohars.
De
Gaduliya
Lohar
spreken
een
dialect
gelijkende
op
Gujarati.
De
Gadia
Lohars
zijn
onderverdeeld
in
verschillende
afdelingen
genaamd
koms
of
nakhs.
Die
zijn
op
hun
beurt
opgedeeld
in
subgroepen
of
gotras
en
zelfs
in
nog
kleinere
vertakkingen
gekend
als
tads.
Op
het
niveau
van
de
nakh
kunnen
deze
groepen
zowel
exogaam
als
endogaam
zijn.
De
gotras
zijn
endogaam
binnen
de
groepen
van
eenzelfde
nakh,
maar
het
is
niet
toegestaan
om
met
iemand
te
trouwen
uit
dezelfde
gotra.
De
mensen
die
tot
eenzelfde
gotra
behoren
zijn
te
nauw
verwant.
De
meisjes
gaan
na
het
huwelijk
bij
de
familie
van
de
man
wonen.
Dit
is
een
gebruik
dat
ook
bij
de
Roma
gangbaar
is.
Maar
dit
gebruik
is
zeker
niet
uitsluitend
bij
de
Roma
te
vinden.
De
Gadia
Lohar
werken
opnieuw
met
een
panchayat-‐
systeem
om
de
berechtiging
van
misdaden
binnen
de
groep
te
regelen.
Een
vrouw
bij
de
Gadia
Lohar
wordt
een
bindni
genoemd.
Dit
woord
heeft
dezelfde
uitgang
als
bij
de
Roma.
Bij
de
Roma
is
een
man
een
rom,
een
vrouw
wordt
benoemd
met
romni.
267
Pakistan
is
nog
maar
sinds
1947
afgesplitst
van
India.
In
de
periode
dat
de
Roma
zouden
vertrokken
zijn
uit
India
was
er
bovendien
nog
geen
sprake
van
één
land
met
de
naam
267
Pramoda
Kumāra
Miśra,
1977,
p1-‐27
&
p94-‐105.
107
India.
Het
gebied
bestond
uit
allerlei
machtscentra
met
verschillende
heersers
en
prinsdommen
vooraleer
deze
samen
één
land
vormden.
Pakistan
is
belangrijk
in
een
onderzoek
naar
de
oorspong
van
de
Roma
omdat
de
provincie
Sindh
die
vaak
vernoemd
wordt
als
de
oorspronkelijke
geboorteplaats
van
de
Roma
een
provincie
van
Pakistan
is.
De
Jogi,
Kanjar,
Mirasi,
Qalandar,
Chungar,
Chriga,
Kowli
en
Lohars
zijn
allemaal
verschillende
nomadische
groepen
die
al
helemaal
geen
boodschap
hebben
aan
de
grenzen
van
nu.
Zij
zijn
zowel
in
Pakistan
als
in
de
noordelijke
regios
van
India
te
vinden.
Deze
groeperingen
zijn
nomadisch
vanwege
hun
beroepen.
Aangezien
ze
nomadisch
zijn,
leven
ze
in
tenten
die
gemakkelijk
op
te
stellen
zijn.
De
Jogi,
Kanjar,
Mirasi
en
Qalandar
zijn
allen
bekend
voor
het
aanbrengen
van
amusement
door
dans,
zang
en
muziek.
Zij
trekken
van
dorp
tot
dorp
om
de
gemeenschappen
te
vermaken.
Daarvoor
hopen
zij
dan
in
ruil
voedsel
en
geld
aangeboden
te
krijgen.
De
Qalandar
staan
bekend
als
echte
acrobaten
en
circusartiesten.
Zij
brengen
soms
ook
afgerichte
dieren
met
zich
mee.
De
Kanjar
verkopen
naast
hun
entertainment
ook
nog
zelfgemaakt
speelgoed.
De
andere
vier
zijn
rondtrekkende
ambachtslui.
De
Chungar
maken
manden
en
bezems.
De
Chriga
verkopen
juwelen.
De
Kowli
zijn
ketellappers
en
marktkramers.
De
Lohar
ten
slotte
voorzien
de
dorpen
met
hun
smederij.
Het
zijn
smeden.
Zij
reizen
op
karren
voortgetrokken
door
ossen.
In
Europa
zijn
er
Romagroepen
Lovar
en
Kovari
genaamd.
Van
de
Lovar
is
geweten
dat
zij
bekend
waren
voor
hun
handel
in
paarden.
De
Kovari
zijn
de
kaste
van
de
smeden.
268
In
Afghanistan
zijn
er
enkele
volksgroepen
die
een
dialect
spreken
uit
het
noorden
van
India.
Deze
taal
wordt
Inku
genoemd.
Het
zijn
alweer
nomaden
vanwege
economische
redenen.
De
Afghaanse
bevolking
noemt
hen
Jat.
De
naam
komt
misschien
overeen
met
de
Jats
in
India,
maar
in
dit
geval
heeft
het
een
negatieve
bijklank.
De
Jalali
en
Shadibaz,
twee
van
de
daar
verblijvende
clans,
richten
apen
af
om
kleine
shows
op
te
voeren.
Deze
acts
worden
vergezeld
van
muziek.
Zij
treden
daarnaast
ook
op
met
hun
instrumenten.269
268
Donald
Kenrick,
2004,
p80-‐90.
269
Donald
Kenrick,
2004,
p80-‐87.
108
De
Luli
zijn
van
een
andere
migratiegolf
dan
de
Roma.
Zij
verlieten
India
waarschijnlijk
veel
later
dan
de
Roma.
De
Luli
wonen
in
Oezbekistan
en
Tadjikistan.
Zij
worden
naast
Luli
en
Djogi
vaak
Multani
genoemd.
Men
verondersteld
dat
ze
zo
genoemd
worden
omdat
ze
van
de
stad
Multan
in
Pakistan
afkomstig
zijn.
270
De
meerderheid
van
de
Roma
begint
te
vernemen
dat
zij
afkomstig
zijn
uit
India.
Een
groot
aantal
van
hen
aanvaardt
dit
en
is
er
zelfs
trots
op.
Op
de
Romani
vlag
is
het
symbool
van
de
Ashoka
chakra
of
het
wiel
van
Ashoka
opgenomen.
Het
staat
symbool
voor
hun
geschiedenis
van
migratie
maar
representeerd
bovendien
een
connectie
met
het
Indische
thuisfront.
De
notie
van
een
vaderland
is
belangrijk
en
ambigue
voor
de
Roma.
Een
thuisland
is
voor
alle
mensen
belangrijk
voor
de
identiteitsbeleving.
Toch
is
het
soms
moeilijk
om
voor
hen
over
een
thuis
te
spreken.
Als
zij
uit
India
komen,
dan
zijn
zij
daar
ondertussen
al
meer
dan
1000
jaar
weg.
Voor
vele
Roma
is
hun
vaderland
het
land
waarin
zij
huidig
verblijven.
Meestal
zijn
de
Roma
in
deze
landen
al
meer
dan
500
jaar
aanwezig.
Ze
vormen
er
grote
gemeenschappen.
271Nu
treden
er
nieuwe
migratiegolven
op
van
de
zogenaamde
nieuwe
EU-‐burgers.
De
Roma
zijn
al
aanwezig
in
Europa
sinds
de
15de
eeuw
en
in
België
sinds
1421.
In
het
Westen
van
Europa
zijn
velen
van
hen
gesneuveld
tijdens
de
holocaust
die
zij
porajmos
noemen.
In
het
Oosten
van
Europa
zijn
zij
eerst
onderhevig
geweest
aan
slavernij
en
daarna
aan
gedwongen
assimilatie
in
het
communistische
tijdperk.
De
gedwongen
assimilatie
van
de
Roma
werd
voor
het
eerst
ingevoerd
door
Maria
Theresa
van
Oostenrijk
in
1758.
Het
woord
zigeuner,
hun
namen
en
hun
taal
werden
verboden.
Zij
wilde
van
hen
namelijk
“nieuwe
Hongaren”
maken
.
Voor
een
Rom
uit
Slowakije
is
zijn
moedertaal
Slowaaks.
Er
wordt
wel
Romanes
aangeleerd
maar
dit
komt
eigenlijk
op
de
tweede
plaats.
Wanneer
Romanes
gesproken
270
Donald
Kenrick,
2004,
p85-‐87.
271
Persoonlijke
communicatie
met
Valery
Novoselsky.
109
wordt,
wordt
deze
vermengd
met
inheemse
woorden.
Een
Rom
uit
Hongarije
zal
er
een
Hongaarse
woordenschat
aan
toevoegen,
een
Rom
uit
Roemenië
zal
zijn
Romanes
aanvullen
met
Roemeens.
Ookal
spreekt
een
Rom
de
taal
van
het
land
waarin
hij
al
generaties
verblijft
en
heeft
hij
de
nationaliteit
van
dat
land,
toch
zijn
zij
er
vaak
niet
welkom.
272Er
is
nog
heel
veel
discriminatie
tegenover
de
Roma.
In
sommige
landen
leven
zij
afgezonderd
van
de
rest
in
ghettos.
In
Sliven
was
er
in
de
jaren
60
een
mini-‐
ghetto
met
de
naam
Bangladesh.
Zij
hebben
er
een
zeer
slechte
toevoer
van
voedsel
en
geneeskundige
hulp.
Zij
vinden
er
ook
moeilijk
werk.
273
Daarom
is
het
ironisch
dat
Frankrijk
zijn
Romaburgers
terugstuurt
naar
een
land
dat
ze
ook
niet
wil
hebben.
Even
ironisch
is
de
techniek
die
wordt
voorgesteld
bij
migratie
om
met
het
land
van
herkomst
te
onderhandelen
om
ze
terug
te
nemen
en
dat
land
van
herkomst
er
zelfs
geld
voor
aan
te
bieden.
Dat
India
erkend
wordt
als
het
land
van
oorsprong
is
belangrijk
omdat
de
Roma
vaak
beschreven
worden
als
een
volk
zonder
land
of
natie.
Dit
element
kan
de
Roma
ook
verenigen
in
activistische
bewegingen
die
strijden
voor
de
rechten
van
de
Romabevolking.
Aan
de
andere
kant
staan
enkele
Roma
er
soms
sceptisch
tegenover
omdat
zij
vrezen
dat
men
dit
zal
gebruiken
om
Roma
terug
te
kunnen
sturen.
Er
hebben
zich
een
aantal
incidenten
voorgedaan
waardoor
deze
Roma
zich
sceptisch
zijn
gaan
opstellen.
In
Tsjechië
is
er
een
rechtse
Tsjechische
Nationalistische
Partij
(Národní
Strana)
die
in
2008
met
een
studie
opkwam
genaamd
“The
final
solution
to
the
Gypsy
Question”.
Zij
wilden
een
stuk
land
kopen
in
India
om
hun
Roma
te
kunnen
repatriëren.
Dit
stootte
een
groot
aantal
mensen
tegen
te
borst
omdat
dit
toch
wel
veel
wegheeft
van
het
deporteren
van
mensen
ten
tijde
van
de
Nazi’s
die
zelf
een
‘final
solution
for
the
jewish
issue’
hadden
en
die
bovendien
ook
vele
Roma
hebben
vermoord
zowel
binnen
als
buiten
de
concentratiekampen.
Bovendien
werd
het
boek
voorgesteld
in
Lety
waar
tijdens
de
Tweede
Wereldoorlog
een
werkkamp
stond
voor
Roma.
Vele
Roma
zijn
er
gesneuveld.
De
partij
is
nu
ontbonden
en
Jìři
Gaudin,
de
politicus
die
het
boek
schreef,
werd
door
de
rechtbank
veroordeeld.
Hij
kreeg
een
straf
van
14
maanden
voorwaardelijk.274
In
1995
deed
er
zich
een
incident
voor
in
Oberwart
in
Oostenrijk
waarbij
4
Roma
om
het
leven
kwamen.
Zij
probeerden
een
bord
waar
op
stond
272
Persoonlijke
communicatie
met
Martin
Balogh.
273
Isabel
Fonseca,
1996,
p118.
274
Bill
Lehane,
2010.
110
geschreven
“Gypsies
go
back
to
India”of
“Zigeuners,
ga
terug
naar
India”
te
verwijderen
van
het
straatbeeld.
Aan
het
bord
hing
echter
een
springlading.
Deze
ontplofte
en
ontnam
de
Roma
het
leven.
275De
radicale
hindoe-‐aanhangers
zien
de
Roma
dan
weer
als
een
kans
om
het
hindoeïsme
massaal
te
verspreiden
in
Europa.
Onder
andere
de
Hindu
Heritage
Pratishthan
promoot
hindutvā
bij
Roma.
Hindutvā
is
een
overkoepelende
term
gebruikt
voor
bewegingen
die
bezig
zijn
met
hindoe-‐nationalisme.276
Chronicon
fratris
Hieronymi
de
Forlivio
ab
anno
1397
usque
add
annum
1433
:De
“Chronicon
fratris
Hieronymi
de
Forlivio”
is
een
manuscript
geschreven
door
Hieronymus
Foroliviensis.
Hier
in
staat
een
vermelding
van
de
aankomst
van
een
zwervend
volk
in
Forli
in
Italië
in
1422.
Zij
waren
op
weg
naar
de
Paus
in
Rome
op
zoek
naar
het
geloof.
Ze
kwamen
met
een
groep
van
200
mensen
en
Hieronymus
Foroliviensis
schrijft
er
bij
dat
hij
heeft
horen
vertellen
dat
ze
van
India
kwamen.
In
een
document
van
Bologna,
een
stad
ongeveer
80
kilometer
verwijderd
van
Forli,
genaamd
het
”
Cornice
di
Bologna”
staat
dat
er
op
18
juli
van
het
jaar
1422
een
hertog
van
Egypte
door
Bologna
had
getrokken.
Hij
zou
de
naam
Andrew
gehad
hebben
en
in
aanwezigheid
geweest
zijn
van
100
van
zijn
onderdanen.
Hij
was
op
weg
naar
Rome
om
een
boetedoening
te
ondergaan.
Hij
was
namelijk
afvallig
geweest
van
het
christelijke
geloof.
Vervolgens
had
de
koning
van
Hongarije
hem
verbannen.
Om
te
kunnen
terugkeren
wilde
de
hertog
zich
opnieuw
aansluiten
bij
het
christendom.
Hij
werd
samen
met
zijn
onderdanen
herdoopt
en
op
weg
gestuurd
naar
de
Paus.
Deze
reis
zou
zeven
jaar
duren.
Daarna
zouden
ze
mogen
terugkeren
naar
hun
land.
Het
is
echter
niet
geweten
wie
dit
heeft
geschreven.
277
De
Ier
Simon
Fitzsimons
bezocht
tussen
1322
en
1324
het
gebied
gelegen
ten
oosten
van
de
Middelandse
Zee.
Hij
kwam
er
in
aanraking
met
mensen
met
een
zwarte
huidskleur.
Hij
schreef
bijgevolg
dat
er
aan
de
Middelandse
Zee
Indiërs
woonden.
Hij
schreef
ook
over
hun
militaire
activiteiten.
De
Ier
beweerde
dat
deze
mensen
steeds
in
conflict
waren
met
de
Danubiërs.
Dit
was
een
agrarische
gemeenschap
die
leefde
aan
de
Donau.
Sebastian
Münster
op
zijn
beurt,
die
in
Duitsland
woonde,
schreef
dat
bij
een
conversatie
275
Isabel
Fonseca,
1996,
p145.
276
Aamir
Mughal,
2008.
277
Damian
Le
Bas
&
Thomas
Acton,
2010,
p7-‐9.
111
met
enkele
Roma
in
1544
zij
hem
hadden
verteld
dat
zij
oorspronkelijk
uit
Azië
kwamen
uit
een
gebied
gelegen
aan
de
Ganges
of
aan
de
Indus.278
Ten
slotte
staat
er
geschreven
in
de
“Chronieken
van
de
Wereld”
dat
in
1602
koning
Philip
de
zwarte
bevolkingsgroep
uit
Spanje
heeft
verbannen.
Ze
worden
in
het
document
kushim
genoemd
terwijl
er
heden
ten
dage
onder
de
Gitanos
van
Spanje
een
Romagroep
bestaat
die
de
Kale
wordt
genoemd.
Het
is
moeilijk
om
te
weten
of
er
bij
deze
documenten
effectief
gedoeld
werd
op
India.
India
was
wel
gekend
als
een
land
waar
rijkdommen
en
specerijen
vandaan
kwamen,
maar
het
kan
best
zijn
dat
India
hier
bedoeld
werd
als
symbool
voor
een
ver
en
onbekend
land
met
een
donkere
bevolking
die
zich
helemaal
anders
gedroeg
dan
de
eigen
gekende
maatschappij.
Bij
de
Roma
is
er
veel
losgekomen
door
de
Bollywoodfilms.
Zowel
Chaman
Lal
als
Shyam
Singh
Shashi,
twee
Indische
schrijvers,
zochten
de
Roma
op
om
ze
te
kunnen
beschrijven
in
hun
werken.
Zij
schrijven
beiden
hoe
opmerkelijk
het
is
dat
zij
Roma
tegenkomen
die
liedjes
van
buiten
kennen
uit
de
Bollywoodfilms.
279In
Šutka
Macedonië
hebben
de
vrouwen
er
zelfs
hun
klederdracht
op
geïnspireed.
Ze
dragen
saris,
een
lang
Indisch
kleed
bestaande
uit
een
kleurrijke
lap
stof
van
5
meter
gedrapeerd
om
het
lichaam,
in
plaats
van
de
Turkse
broeken
die
ze
er
gewoonlijk
dragen.
Kennelijk
hebben
ze
zich
geïdentifiiceerd
met
of
laten
betoveren
door
de
Indische
actrices
van
het
grote
scherm.
280 Elena
Resnick
schreef
aan
de
Universiteit
van
Michigan
een
paper
“Transnational
Affiliations,
Local
Articulations:
Consumption
and
Romani
Publics
in
Bulgaria”
over
consumptie
en
identificatie
in
een
milieu
van
intolerantie
tegenover
de
Roma
in
Bulgarije.
Aan
een
Romani
activiste
waarmee
zij
converseert
stelt
zij
de
vraag
waarom
zij
zo
gefascineerd
is
met
alles
wat
Indisch
is.
Zij
antwoordde
dat
tijdens
het
socialistische
regime
westerse
films
verboden
waren.
Op
de
televisie
waren
Indische
films
te
zien,
omdat
die
gematigder
waren
volgens
de
regering.
Door
de
populariteit
van
die
films
hebben
veel
Romani
kinderen
een
naam
gekregen
van
één
van
de
personages
uit
de
films.
De
activiste,
die
niet
nader
bij
naam
wordt
genoemd,
zegt
dat
ze
het
278
Damian
Le
Bas
&
Thomas
Acton,
2010,
p7-‐9.
279
S.S.Shashi,
1990,
p114-‐115.
aangenaam
vond
om
de
films
te
bekijken
omdat
de
taal
veel
klanken
gelijkend
had
met
het
Romanes,
maar
ook
omdat
de
filosfie
over
het
leven
en
over
het
huwelijk
die
er
in
voor
kwamen
gelijk
waren
aan
de
waarden
van
de
Roma.
De
verspreiding
van
Bollywoodfilms
heeft
de
Roma
ontvankelijker
gemaakt
voor
de
verspreiding
van
het
feit
dat
hun
origine
in
India
ligt.
Zoals
men
de
Roma
soms
exotisch
benaderd,
zo
romantiseren
de
Roma
soms
India.
Zij
zeggen
dat
het
een
land
is
met
een
zeer
hoogstaande
cultuur
diep
verworteld
in
het
land
zodat
de
normen
en
waarden
van
India
zich
nog
steeds
in
het
bloed
van
de
Roma
bevinden.
De
schoonheid
van
het
land,
de
vrouwen
en
de
dans
worden
benadrukt
door
de
aanhangers
van
de
India-‐these.
Op
vlak
van
consumptie
om
te
dwepen
met
dit
romantiseren
zijn
er
allerlei
kleine
beeldjes
of
popjes
uit
plastiek
te
koop
in
de
vorm
van
Kali
of
andere
hindoe
godinnen.
281
Isabel
Fonseca
schreef
een
reisverhaal
over
de
Roma
die
ze
ontmoette
op
haar
tocht.
Zij
vermeld
in
dit
verhaal
“Bury
me
Standing”
haar
bezoek
aan
het
huis
van
Shaip
Jusuf.
Zij
beschrijft
dat
hij
een
soort
schrijn
heeft
gemaakt
ter
ere
aan
India.
Hij
haalde
zelfs
een
collectie
beeldjes
van
de
olifantengod
Ganesh
in
huis.
Voor
Shaip
was
het
belangrijk
om
historisch
een
achtergrond
te
hebben,
maar
het
was
niet
zijn
bedoeling
om
een
nieuw
thuisland
te
hebben
om
naar
terug
te
keren.
282Jusuf
Shaip
(1932-‐2010)
was
een
voorname
schrijver
die
woonde
in
Skopje
in
Macedonië.
De
belangrijkste
werken
die
hij
schreef
zijn
een
Romanes
grammatica
en
een
biografie
over
Tito.
In
het
communistische
regime
van
Tito
was
het
niet
toegestaan
om
je
eigen
etnische
identiteit
uit
te
drukken.
Het
was
verboden
om
enige
culturele
identiteit
die
afweek
van
het
regime
te
beleven.
Dit
zette
Jusuf
Shaip
ertoe
aan
om
zoveel
mogelijk
Roma
aan
te
sporen
om
juist
wel
met
hun
identiteit
naar
buiten
te
komen.
Sinds
hij
wist
dat
de
Roma
konden
afstammen
van
de
Indische
bevolking,
vond
hij
dat
er
een
positieve
bijklank
aan
hun
reputatie
werd
toegevoegd.
Hij
promootte
het
Rom-‐zijn
en
het
in
de
kijker
zetten
van
dat
extra
positieve
kantje.
Hij
was
aanwezig
op
het
Eerste
Wereld
Romani
Congres
dat
bijeenkwam
om
op
te
komen
voor
de
Roma
rechten,
participatie
en
identiteit
in
de
wereld.
Hij
reisde
vervolgens
naar
India
om
het
eerste
Chandigarh
Festival
te
bezoeken
dat
was
georganiseerd
door
W.R.
Rishi
om
Roma
en
Indiërs
in
contact
te
brengen
met
elkaars
281
Elena
Resnick,
2009,
p102-‐105.
282
Isabel
Fonseca,
1996,
p107-‐109.
113
cultuur.
283
Een
andere
man
die
Isabel
Fonseca
tegenkwam
is
Ramche
Mustapha.
Hij
heeft
op
zijn
paspoort
onder
zijn
officiële
nationaliteit
hindoe
laten
bijplaatsen.
284
Ten
eerste
heeft
het
lang
geduurd
voor
de
informatie
van
de
India-‐these
om
de
Roma
te
bereiken.
In
de
meeste
landen
is
het
niet
mogelijk
voor
de
Roma
om
iets
over
zichzelf
te
leren
op
school.
Gedurende
een
lange
tijd
is
deze
informatie
enkel
beschikbaar
geweest
voor
hooggeschoolde
Roma
en
activisten.
Toen
de
eerste
taalkundige
studies
werden
uitgevoerd
over
de
vergelijking
van
Romanes
en
de
Indische
talen,
waren
het
geleerden
die
zelf
geen
Roma
waren
die
hier
aan
meewerkten.
Ten
tweede
stelt
Milena
Hübschmannova
dat
wij
ons
steeds
afvragen
waarom
zij
zelf
niet
weten
waar
zij
vandaan
komen,
maar
als
wij
individueel
naar
onszelf
zouden
kijken,
wij
toch
ook
niet
onze
gehele
stamboom
kennen.
Wij
weten
vaak
ook
niet
waar
onze
over-‐over-‐
grootouders
woonden.
Laat
staan
dat
de
Roma
het
zouden
moeten
weten
na
zovele
eeuwen.
Indien
we
het
niet
individueel
benaderen
maar
kijken
naar
de
geschiedenis
van
ons
land
kennen
we
die
vaak
wel
juist
omdat
we
die
aangeleerd
krijgen
op
school.
Indien
de
Roma
inderdaad
Indisch
zijn,
dan
is
het
een
zeer
typisch
Indisch
kenmerk
om
geen
aantekeningen
bijgehouden
te
hebben
van
hun
verleden.
De
Indische
maatschappij
had
vroeger
geen
traditie
van
het
exact
bijhouden
van
de
data
van
gebeurtenissen.
Er
was
wel
een
orale
traditie
maar
die
hield
zich
bijvoorbeeld
niet
bezig
met
exacte
datums
en
cijfers.
Veel
van
wat
er
is
geweten
over
de
Indische
geschiedenis
heeft
men
gehaald
uit
geschriften
van
de
Grieken
die
India
belegerden
of
uit
geschriften
van
Chinese
reizigers.
De
Roma
zullen
hoogstwaarschijnlijk
ook
nooit
kunnen
verteld
hebben
over
“India”
aan
de
mensen
die
zij
ontmoetten
omdat
in
India
zelf
in
de
eerste
duizend
jaar
n.
Chr.
de
term
‘India’
niet
werd
gebruikt.
Zij
noemden
hun
land
zelf
niet
zo.
In
het
Hindi
bijvoorbeeld
heet
India
Bhārat.
Het
is
pas
sinds
de
Engelse
overheersing
dat
de
term
India
in
India
in
gebruik
raakte.
De
Indische
bevolking
beschreef
zichzelf
aan
de
hand
van
hun
kaste,
dorp
of
regio,
specifieke
etniciteit,
of
prinsdom.
283
Donald
Kenrick,
2007,
p136.
Voor
het
overige
is
het
soms
nadelig
voor
de
Roma
om
met
hun
Roma-‐zijn
naar
buiten
te
komen.
Zij
doen
zich
dan
eerder
voor
als
leden
van
een
andere
minderheidsgroep
die
een
hogere
status
heeft
dan
hen.
Om
niet
gediscrimineerd
te
worden
zeggen
zij
dat
zij
geen
Roma
zijn
of
zeggen
zij
niet
dat
zij
Roma
zijn.
In
het
verleden,
de
14d
,
15de
en
16de
eeuw,
hebben
zij
er
profijt
aan
gehad
om
te
beweren
dat
zij
van
Egypte
waren
of
dat
zij
pelgrims
waren.
In
die
tijden
kregen
zij
dan
giften
of
werden
zij
positiever
ontvangen.
285
6.5 Egypte.
Bij
de
andere
Roma
die
niet
geloven
in
een
Indische
afkomst
of
hier
gewoon
geen
weet
van
hebben,
bestaan
er
andere
theorieën
waar
zij
dan
wel
vandaan
komen.
De
twee
meest
voorkomende
zijn
de
theorie
dat
zij
afstammen
van
de
Egyptenaren
of
Copten
en
de
theorie
dat
zij
één
van
de
verloren
stammen
van
Israël
zijn.
Door
de
naam
Gypsy,
Gitano,
Tsingan,
Cingani
enz
etymologisch
te
interpreteren
heeft
men
lange
tijd
gedacht
dat
zij
van
Egypte
kwamen.
Het
Engelse
Gypsy
is
dan
afkomstig
van
Egyptian.
Zigeuner
in
het
Nederlands
is
de
vertaling
met
klanknabootsing
van
woorden
als
Tsingan
en
Cingani.
286Dit
woord
komt
in
zekere
zin
wel
van
Egyptenaar.
Toen
de
Roma
voor
het
eerst
in
Europa
arriveerden,
was
de
laatste
plaats
waar
zij
lange
tijd
hadden
verbleven
een
plaats
die
Klein
Egypte
werd
genoemd.
Zij
werden
bijgevolg
gelinkt
aan
Egypte
dat
later
fonologisch
evolueerde
naar
zigeuner.
Klein
Egypte
slaat
echter
niet
op
Egypte
maar
is
een
gebied
gelegen
in
Griekenland.
Het
is
zeker
dat
de
Roma
lange
tijd
in
Griekenland
verbleven.
De
dialecten
van
Romanes
zijn
sterk
beïnvloed
door
het
Grieks.
287
Naargelang
in
welk
land
zij
wonen,
in
welke
groep
of
clan
zij
zijn
ingedeeld
of
welke
beroepen
zij
uitoefenen
worden
Romagroepen
benoemd
met
verschillende
namen
zoals
Kale,
Gitano,
Sinti,
Manoesh
etc.
Er
is
een
groep
waarvan
de
naam
Farao
Nerek,
Faron
285
Milena
Hübschmannova,
2002,
p1-‐5.
286
Susan
G
Drummond,
2006,
p103-‐104.
287
Donald
Kenrick,
2004,
p117.
Nipe
of
Faranepek
luidt.
Dit
zou
letterlijk
betekenen
de
mensen
of
onderdanen
van
de
Faraoh.
In
Hongarije
woont
er
zo’n
groep
Roma.
288
In
Servië
en
Macedonië
leeft
er
een
groepering
die
eist
om
erkend
te
worden
als
aparte
minderheidsgroep
gekenmerkt
door
hun
banden
met
Egypte.
Nadat
zij
dit
bekend
hadden
gemaakt
aan
de
ambassadeur
van
Egypte
in
Belgrado,
begon
Egypte
hen
in
hun
eis
te
steunen.
289Er
werd
zelfs
een
documentaire
getoond
op
de
Egyptische
televisie
over
deze
Egyptenaren
in
Oost-‐Europa.
Deze
minderheidsgroep
begon
hun
cultuur
te
cultiveren.
Ze
schreven
hun
gebruiken
en
legendes
op
in
een
boek.
Zij
gebruiken
ook
het
argument
van
Klein
Egypte.
Zij
zeggen
dat
zij
in
de
4e
eeuw
v.
Chr.
een
nederzetting
stichtten
in
Griekenland
genoemd
naar
hun
thuisland.
De
Roma
zouden
pas
in
Klein
Egypte
zijn
aangekomen,
wanneer
zij
reeds
waren
verhuisd
naar
de
Balkanstaten.
Het
gaat
hier
om
een
groep
die
volgens
de
volkstelling
van
2002
in
Servië
uit
814
inwoners
bestaat.
In
Servië
en
Macedonië
noemt
men
hen
de
zigeuners.
Zij
vinden
zelf
dat
dit
niet
klopt.
Zij
zeggen
dat
zij
niet
aansluiten
bij
de
Roma.
Zij
zijn
slechts
zigeuners
in
de
betekenis
van
de
migrerende,
nomadische
volkeren
aangezien
zij
gemigreerd
zijn
uit
Egypte.
Naar
hun
mening
vallen
zij
echter
niet
onder
de
term
zigeuner
als
naam.
Zij
vinden
van
zichzelf
dat
zij
zelf
sociaal
en
economisch
veel
stabieler
zijn
dan
de
Roma.
Deze
Egyptenaren
beweren
dit
omdat
zij
hun
capaciteiten
willen
tonen
van
integratie
en
participatie
in
de
maatschappij.
Zij
hebben
schrik
om
als
minderheidsgroep,
gerelateerd
aan
de
Roma
of
niet,
gesegregeerd
te
raken
van
de
rest
van
de
gemeenschap.
Toch
leeft
het
grootste
deel
van
hen
onder
de
armoedegrens.
In
Servië
zijn
er
zelfs
dokters
bereid
om
aan
te
tonen
met
bloedstalen
dat
deze
mensen
niet
dezelfde
etniciteit
hebben
als
de
Roma.
In
Macedonië
beweren
archeologen
en
antropologen
vondsten
te
hebben
gedaan
die
op
gelijkenissen
wijzen
tussen
de
Macedonische
Egyptenaren
en
de
Copten
en
christelijke
Egyptenaren.
Om
hun
identiteit
weg
te
steken
en
te
kunnen
aansluiten
bij
een
grotere
groep
deden
deze
zelfde
mensen
zich
voorheen
voor
als
Albanezen.
Zij
konden
dit
gemakkelijk
doen
omdat
zij
Albanees
kennen
en
er
een
aantal
dezelfde
gewoontes
op
na
houden.
Bij
de
Albanezen
stonden
ze
bekend
als
de
Albanese
zigeuners.
De
Albanezen
waren
de
sterkst
vertegenwoordigde
minderheid.
Zo
konden
de
Egyptische
zigeuners
mee
genieten
van
de
voordelen
die
aan
hen
werden
verleend.
288
Sait
Balic,
1989,
p37.
289
Jelena
Čvorovič,
2010,
p23-‐24.
116
De
Albanezen
verloren
echter
hun
macht.
Sindsdien
is
het
niet
meer
voordelig
om
tot
hen
te
behoren.
Nu
doen
de
Egyptenaren
beroep
op
een
andere
identiteit
en
nationaliteit
om
erkenning
te
verkrijgen.
290
De
Roma
zijn
reeds
vaak
vergeleken
met
de
Joden.
Beiden
zijn
lange
tijd
vreemden
geweest
in
landen
die
niet
voor
hen
openstonden.
Zij
leerden
in
deze
omstandigheden
te
overleven.
Later
werden
beiden
geviseerd
door
de
Nazis
in
Duitsland
tijdens
de
Tweede
Wereldoorlog.
De
Assyriërs
leefden
van
2000
tot
612
v.
Chr.
in
een
rijk
dat
ontstond
in
de
stad
Assur
en
zich
uitbreidde
over
geheel
Mesopotamië.
In
722
v.
Chr.
vielen
de
Assyriërs
Israël
binnen.
Ze
namen
een
groot
deel
van
Israël
in
waarop
de
10
stammen
tot
wie
Israël
toebehoorde
vluchtten.
Deze
tien
stammen
zijn
de
nakomelingen
van
de
zonen
van
Jacob,
de
kleinzoon
van
Abraham.
Jacob
had
twaalf
zonen.
Uit
elke
zoon
kwam
een
verschillende
stam
voort.
Hun
nakomelingen
werden
door
Mozes
weggeleid
uit
Egypte
om
het
beloofde
land
Kanaän
te
gaan
bevolken.
Dit
beloofde
land
valt
voor
een
groot
deel
samen
met
Israël.
Men
spreekt
over
de
10
verloren
gegane
stammen
van
Israël
omdat
twee
van
de
12
stammen
niet
resideerden
in
Israël.
Deze
twee,
de
stam
van
Judah
en
de
stam
van
Benjamin,
hadden
hun
eigen
koninkrijk
dat
vlak
naast
Israël
lag.
Deze
twee
hadden
zich
van
de
andere
stammen
afgescheiden.
Vandaag
de
dag
ligt
het
land
dat
het
koninkrijk
van
Judah
heette
binnen
de
grenzen
van
Israël.
Toen
de
Assyriërs
de
streek
onveilig
maakten,
troffen
de
stammen
van
het
koninkrijk
van
Judah
een
regeling
met
hen.
Hun
gebied
werd
een
vazalstaat
van
het
Assyrische
rijk.
Over
de
bestemming
van
de
10
verloren
stammen
is
weinig
geweten.
Joodse
groepen
van
over
de
hele
wereld
beweren
afstammelingen
te
zijn
van
deze
10
stammen.
Zelfs
in
Japan
is
er
een
groep
Joden
die
hun
bestaan
aan
deze
geschiedenis
wijten.
Aangezien
er
zo
weing
geweten
is
over
het
verdere
verloop
van
de
reis
van
deze
stammen,
is
er
veel
ruimte
voor
speculatie.291
Bijgevolg
zijn
er
Roma
die
zich
identificeren
met
één
van
deze
stammen.
Er
leven
ook
Roma
in
Israël.
Als
de
Joden
en
de
Roma
zich
met
elkaar
gaan
meten,
gaan
zij
eveneens
als
bij
de
Indiërs
en
de
Roma
op
zoek
naar
culturele
gelijkenissen.
Zo
is
het
principe
van
kosher
voedsel
of
kasjroet,
de
wetten
die
bepalen
290
Wim
Willems,
1997,
p1-‐5.
291
Norman
Gelb,
2008,
p89-‐92.
welk
voedsel
kosher
is,
vaak
vergeleken
met
mahrime
of
magerdo
bij
de
Roma.
Kasjroet
zijn
de
regels
die
bepalen
welk
voedsel
wel
of
niet
goed
is
voor
de
Joden
en
bijgevolg
wel
of
niet
mag
verorbert
worden
door
de
Joden.
Mahrime
of
magerdo
zegt
men
over
regels
die
bepalen
wat
wel
of
niet
goed
is
voor
de
Roma
om
te
doen.
De
regels
zijn
er
om
over
hun
welzijn
te
waken.
Onder
de
regels
van
mahrime
zijn
er
voorschriften
die
slaan
op
voedsel.
Deze
zijn
echter
niet
uitsluitend.
Tijdens
een
zwangerschap
mag
de
moeder
bijvoorbeeld
geen
groene
groenten
eten.
Bij
de
Joden
zijn
de
spijswetten
echt
een
verbod.
292
De
Roma
benoemen
de
niet-‐Roma
met
gadjo
of
raklo.
Bij
de
Joden
noemt
men
de
ander,
een
heiden
in
hun
ogen,
een
goy.
Shiksa
en
Shegetz
zijn
joodse
termen
die
verwijzen
naar
respectievelijk
een
aantrekkelijke
vrouw
of
man
die
een
bedreiging
kan
vormen
voor
het
vrome
huwelijk
van
de
joden.
Zij
kunnen
een
verleiding
zijn
voor
de
jongeren
die
horen
te
trouwen
met
mensen
van
hetzelfde
geloof.293
De
Roma
hebben
over
de
loop
van
hun
geschiedenis
allerlei
godsdiensten
aangenomen.
Er
zijn
dus
Roma
die
de
joodse
religie
aanhangen.
Of
er
echter
sprake
is
van
het
onderdeel
uitmaken
van
een
Joodse
etniciteit,
dat
is
een
andere
discussie.
Er
zijn
alleszins
Roma
die
vinden
van
wel.
In
het
geval
van
de
Roma
is
het
niet
geweten
tot
welke
zoon
van
Jacob
zij
zich
dan
moeten
richten
om
als
voorouder
te
beschouwen.294
In
India
bestaat
de
overtuiging
dat
één
of
meerdere
van
deze
10
joodse
stammen
nu
in
India
huizen.
Deze
overtuiging
is
vooral
te
vinden
bij
de
joodse
Indiërs.
Zo
zijn
er
de
Bene
Ephraim
die
in
het
zuiden
van
India
wonen.
Zij
geloven
verbonden
te
zijn
met
de
stam
van
Ephraim,
één
van
de
zonen
van
Jacob.295
Zij
spreken
Telugu.
Telugu
is
een
Dravidische
taal,
geen
Indo-‐Arische
taal,
die
invloeden
heeft
uit
het
Sanskriet.
Een
tweede
groep
heet
de
Bnei
Menashe
wat
letterlijk
de
zonen
van
Mannaseh
betekent.
Enkele
joden
vinden
dat
Manaseh
verdacht
veel
lijkt
op
Manoesh,
de
naam
van
een
Romagroepering.
De
Bnei
Menashe
leven
in
het
Noord-‐Oosten
van
India.
De
Nasrani
of
Syrische
Christenen
die
in
Kerala,
het
voormalige
Malabar,
wonen
hebben
oude
historische
banden
met
de
Joden.
Zij
zouden
ook
één
van
de
verloren
stammen
van
Israël
kunnen
zijn.
Zij
belijden
tegenwoordig
een
oude
Syrische
variant
van
het
292
Albert
Guigui,
2004,
p38-‐41.
293
Theodore
S.
Hamerow,
2001,
p136.
294
Persoonlijke
communicatie
met
Valery
Novoselsky.
295
Yulia
Egorova,
2006,
p124.
118
christendom.296
Nog
een
andere
verloren
stam
zijn
de
Bene
Israël.
Zij
leven
voornamelijk
in
Maharashtra.
Hun
traditionele
beroep
was
het
persen
van
sesamzaad
om
er
olie
uit
te
halen.
De
Bene
Israël
vermoeden
dat
ze
afstammen
van
de
zonen
Asher
of
Zebulan.
297
De
Bene
Israël,
de
Joden
van
Cochin
en
de
Baghdadi
Joden
zijn
de
oudste
joodse
inwoners
van
India.
De
anderen
wonen
in
India
door
relatief
recentere
migraties
of
bekeringen.
De
Baghdadi
Joden
zijn
joden
die
gevulcht
zijn
uit
Irak
uit
vrees
voor
religieuze
vervolgingen
van
de
moslims.
Zij
namen
hun
intrek
in
India
tijdens
de
Britse
koloniale
periode
in
India
(1858-‐
1947
bestuur
door
Britse
regering
van
India).298
De
meeste
Joden
in
India
leven
in
Cochin
en
in
Kashmir.
In
Kashmir
zijn
vele
Joden
moslim.
De
Joden
van
Kashmir
zeggen
dat
hun
voorouders
de
zonen
Manasseh,
Gad,
Naphtali
en
Zebulan
waren.
299
Er
zijn
verschillende
verhalen
en
versies
van
mythen
die
de
Roma
relateren
met
figuren
uit
de
Bijbel.
Van
de
Bijbel
is
niet
geweten
hoeveel
van
de
verhalen
gebaseerd
zijn
op
waargebeurde
verhalen.
Voor
de
christenen
is
het
Nieuwe
Testament
het
verhaal
zoals
het
beleefd
is
door
Jezus
de
profeet
en
zoon
van
God.
Het
Oude
Testament
vertelt
de
geschiedenis
van
de
christenen
en
is
doorspekt
met
moraliserende
verhalen.
Deze
verhalen
worden
aangehaald
door
christenen
om
de
oorsprong
van
de
Roma
te
verklaren.
Ze
worden
door
de
Roma
aangehaald
om
hun
bestaan
te
legitimeren
in
een
grotendeels
christelijk,
katholiek
of
protestants
Europa.
Een
eerste
mythe
is
dat
de
Roma
zouden
afstammen
van
mensen
die
meetrokken
met
de
groep
die
Mozes
uit
Egypte
probeerde
te
bevrijden
zoals
het
beschreven
staat
in
Genesis
in
de
Bijbel.
Mozes
was
een
vondeling
voorbestemd
voor
grootse
dingen.
Hij
zou
het
volk
van
de
christelijke
god
wegleiden
uit
de
slavernij
in
Egypte.
Deze
opdracht
was
hem
gegeven
door
God
zelf
die
Mozes
toesprak
in
de
gedaante
van
een
brandende
struik.
De
Farao
van
Egypte
wilde
hen
echter
niet
laten
vertrekken.
De
toorn
van
God
volgde
en
296
Om
Gupta,
2006,
p52-‐53.
297
Shirley
Berry
Isenberg,
1995,
p17-‐26.
298
Joan
G.
Roland,
1995,
p37-‐46.
299
Pekka
Sartola,
2008,
p133-‐142.
119
zeven
plagen
teisterden
Egypte.
Het
land
kreeg
te
maken
met
enorme
chaos
en
verdriet.
Toen
riep
Mozes
zijn
volgelingen
bijeen
en
vertrok
achternagezeten
door
de
Egyptische
garde.
De
Roma
zouden
afstammen
van
een
volk
dat
zijn
kans
zag
om
samen
met
hen
te
ontsnappen
uit
Egypte.
Een
andere
versie
zegt
dat
zij
wel
degelijk
behoorden
tot
de
doelgroep
van
Mozes
om
te
bevrijden
aangezien
zij
zouden
voortkomen
uit
de
kinderen
van
Abraham
met
zijn
tweede
vrouw
Keturah.300
Een
andere
mythe
vertelt
dat
de
voorvader
van
de
Roma
de
zoon
was
van
Adam
en
Eva.
Deze
zou
echter
slechts
verwekt
zijn
door
Eva
na
het
overlijden
van
Adam.
Het
verhaal
over
Eva’s
zoon
wordt
gecontesteerd
in
christelijke
kringen
omdat
deze
zoon
niet
vermeld
wordt
in
het
verhaal
van
de
vloedgolf
die
God
over
de
aarde
stuurde.
God
gaf
Noah
de
opdracht
van
alle
diersoorten
een
mannelijk
en
een
vrouwelijk
exemplaar
mee
te
nemen
op
een
groot
schip
om
de
soorten
te
redden.
Zo
zou
de
wereld
later
opnieuw
kunnen
heropgebouwd
worden.
Voor
het
overleven
van
de
mens
gingen
de
kinderen
van
Noah
aan
boord.
Deze
zogenaamde
zoon
van
Adam
en
Eva
of
zijn
nakomelingen
zouden
dus
de
voedgolf
niet
overleefd
kunnen
hebben.
301De
Roma
zijn
dan
de
afstammelingen
van
Chus,
zoon
van
Ham,
de
zoon
van
Noah.
Girish
Chandra
Diwedi
schrijft
dat
Majmal
ut-‐Tawarikh
heeft
geschreven
dat
de
Jat
uit
India
die
leven
in
Sindh
eveneens
de
nazaten
zijn
van
Ham.302
In
een
derde
versie
zijn
de
Roma
de
nakomelingen
van
andere
christelijke
figuren
uit
Genesis
4:22.
Het
gaat
hier
om
een
afstammeling
van
Cain
namelijk
Lamech.
Lamech
huwde
twee
vrouwen
Adah
en
Zillah.
Adah
schonk
hem
een
zoon
Jubal
die
wonderbaarlijk
getalenteerd
was
in
het
maken
van
muziek.
Hij
wordt
geassocieerd
met
muziekanten
die
de
harp,
het
orgel,
de
lier
en
de
fluit
hanteren.303
Zillah
kreeg
een
zoon
Tubal
Cain
die
in
de
Bijbel
de
uitvinder
was
van
de
metaalbewerking.
Hij
staat
voor
alle
Roma
die
bekend
staan
voor
hun
smederij.
Dit
verklaart
dan
mede
dat
de
beroepen
van
muziekant
en
smid
zoveel
voorkwamen
bij
de
Roma.
304
300
Donald
Kenrick,
2000,
p38-‐40.
301
Donald
Kenrick,
2000,
p38-‐39.
302
Vijay
Prakash
Tyagi,
2009,
p68.
303
Donald
Kenrick,
2000,
p38-‐39.
304
Susan
G
Drummond,
2006,
p104-‐105.
120
Er
is
ook
een
christelijk
verhaal
dat
verklaart
waarom
de
Roma
steeds
rondtrekken.
Eén
van
hun
voorouders
was
een
smid
die
de
nagels
voor
de
kruisiging
van
Jezus
smeedde.
Eén
van
de
nagels
bleef
na
de
dood
van
Jezus
de
smid
en
zijn
familie
teisteren.
Hij
verscheen
rood
gloeiend
voor
de
smid.
Hij
vluchtte
maar
de
nagel
bleef
opduiken.
Sindsdien
trekken
de
nakomelingen
van
zijn
kroost
steeds
verder
weg
op
de
vlucht
voor
de
vloek
van
hun
medeplichtigheid
in
de
moord
op
Jezus,
de
profeet
van
het
christelijke
geloof.
305
In
andere
versies
stal
een
zigeuner
één
van
de
nagels
die
bedoeld
waren
voor
de
kruisiging
van
Jezus.
Er
waren
oorspronkelijk
vier
nagels
voorzien.
Ook
in
deze
versie
bleef
de
nagel
als
een
vloek
de
Roma
achtervolgen.306
In
Turkije
bestaat
de
vereniging
cingeneyiz.
Dit
is
een
organisatie
die
instaat
voor
het
verspreiden
van
kennis
over
de
Roma
en
voor
het
promoten
van
de
Roma
in
Turkije.
De
oprichters
van
deze
groep
vinden
dat
de
Roma
geen
etnisch
aparte
bevolkingsgroep
zijn.
Voor
hen
gaat
het
om
mensen
behorende
tot
verschillende
etniën
van
verschillende
landen
die
een
soort
cultuur
gemeen
hebben
die
voortkomt
uit
hun
manier
van
leven
met
nomadisme.
Aangezien
deze
nomaden
zich
gehecht
hebben
aan
de
landen
waarin
zij
wonen,
zien
zij
zich
als
burgers
van
dit
land.
Zij
willen
dan
ook
als
gelijkwaardig
aanzien
worden
aan
de
andere
inwoners
van
Turkije.
Het
gaan
hen
om
integratie
en
aanvaarding.
Zij
vinden
dat
de
constitutie
van
een
land,
in
het
bijzonder
van
Turkije,
niet
geschreven
is
voor
één
of
ander
ras
maar
voor
alle
burgers
van
het
land.
Zij
vinden
dat
omdat
zij
burgerschap
hebben
in
dat
land,
zij
er
dan
ook
ten
volle
deel
van
moeten
uitmaken.
Dit
kan
pas
als
zij
aanvaard
worden
en
de
discriminatie
stopt.
In
vele
landen
willen
de
Roma
geen
voorkeursbehandeling.
Zij
willen
geen
aparte
regeling
voor
hun
situatie
maar
algemeen
regels
voor
migranten
die
deel
zijn
gaan
uitmaken
van
de
gemeenschap
van
een
land.
In
Europa
zeggen
zij
vaak
dat
het
er
niet
toe
doet
van
welke
etnie
zij
zijn,
zij
zijn
Europees.
Bijgevolg
hebben
zij
evenveel
recht
om
in
Europese
landen
te
zijn.
Dat
de
Roma
in
Turkije
denken
dat
zij
geen
aparte
etniciteit
hebben,
kan
waar
zijn.
Het
kan
best
gaan
om
een
samenstelling
van
mensen
die
samen
geraakt
zijn
door
hun
stijl
van
leven
ofdat
zij
zo
zijn
moeten
gaan
leven
door
omstandigheden
in
305
Konrad
Bercovici,
2003
p45-‐46.
India.
Zij
zijn
dan
later
opnieuw
opgedeeld
en
verspreid
geraakt.
Een
andere
reden
om
te
beweren
dat
de
Roma
geen
aparte
etnie
zijn,
kan
zijn
om
gemakkelijker
toegang
te
vinden
tot
hun
maatschappij
door
hun
Romaheid
een
beetje
te
bagatelliseren.
In
Turkije
leven
er
veel
Lomanlar
die
wegsteken
dat
zij
tot
de
Lom
behoren
om
beter
te
worden
opgenomen
in
de
Turkse
maatschappij.
307
Uit
Turkije
kwam
het
verhaal
dat
past
bij
hun
benaming
voor
de
Roma
Cingene.
De
Roma
zijn
vervloekt
rond
te
zwerven
omdat
zij
ontstaan
zijn
uit
een
onnatuurlijk
huwelijk
tussen
broer
en
zus.
Eigenlijk
gaat
het
slechts
om
een
stiefbroer
en
stiefzus.
De
broer
heette
volgens
het
verhaal
Chen.
Zij
was
Guin.
De
samenstelling
van
hun
twee
namen
geeft
Chenguin
dat
fonetisch
lijkt
op
Cingen
het
woord
voor
zigeuner.308
In
de
15de
eeuw
toen
de
populariteit
van
pelgrims
begon
te
verzwakken
waren
er
twee
theorieën
over
de
Roma
gangbaar.
Aan
de
ene
kant
trokken
zij
belangstelling
omdat
zij
voor
die
tijd
zo’n
exotisch
voorkomen
hadden.
Aan
de
andere
kant
werd
men
achterdochtig.
Men
dacht
dat
de
Roma
eigenlijk
vermomde
landgenoten
waren.
Men
dacht
dat
zij
doorheen
Europa
zwierven
met
slechte
bedoelingen.
Zij
vermomden
zich
enkel
om
te
kunnen
bedelen,
stelen
of
oplichten.
Om
hun
lichamen
een
donkere
kleur
te
geven
zouden
zij
zich
insmeren
met
walnootolie.
Bijgevolg
dacht
men
dat
zij
helemaal
geen
eigen
taal
hadden
maar
slechts
een
jargon
hadden
uitgevonden
om
niet
begrepen
te
kunnen
worden
door
de
anderen.
Op
die
manier
zouden
zij
hun
plannetjes
kunnen
smeden
zonder
gehoord
te
worden.
Romanes
was
een
dieventaaltje.
Het
idee
dat
de
Roma
inderdaad
gewoon
Europeanen
zijn
komt
zelfs
in
de
20ste
en
21ste
eeuw
nog
steeds
voor.
In
1973
bleef
Werner
Cohn
volhouden
dat
de
Roma
Europeanen
waren,
waarschijnlijk
de
afstammelingen
van
een
oud
Europees
ras.
309
Lucassen,
een
professor
uit
Nederland,
denkt
dat
de
Roma
sociaal
verstoten
Europeanen
zijn.
Zij
verschillen
volgens
hem
enkel
van
de
rest
van
de
maatschappij
omdat
zij
door
de
maatschappij
als
apart
worden
beschouwd.
De
maatschappij
plaatst
hen
apart
aan
de
rand
van
de
gemeenschap.
Paul
Wexler,
een
taalkundige,
is
ervan
overtuigd
dat
Romanes
een
307
http://www.cingeneyiz.org/balkans.html
308
Charles
Godfrey
Leland,
2003,
p341.
309
Donald
Kenrick,
2004,
p90.
122
Europese
taal
is.
Zij
vertoont
enkel
gelijkenissen
met
het
Sanskriet
omdat
beide
talen
tot
de
Indo-‐Europese
taalfamilie
behoren.
Het
gaat
volgens
hem
om
een
Europese
grammatica
waar
een
Indo-‐Iraans
lexicon
op
geënt
is.
310
In
Montenegro
is
er
lange
tijd
ongeloof
geweest
dat
de
Roma
een
aparte
etnische
groep
vormden.
De
bevolking
van
Montenegro
dacht
dat
de
Roma
afstammelingen
waren
van
Vuk
Brankovic
de
Servische
heerser
van
Kosovo.311
Hij
was
een
aanvoerder
in
de
slag
om
Kosovo
in
de
1389.
Hij
vocht
samen
met
zijn
schoonvader
Lazar
tegen
de
Emir
Murad,
een
Ottomaan
die
het
gebied
bezette.
De
Ottomanen
zijn
een
Turkse
dynastie
die
in
de
14e
eeuw
een
deel
van
Europa
bezetten.
312De
familie
van
Vuk
Brankovic
dragen
allemaal
de
vervloeking
met
zich
mee
van
de
moeders,
echtgenotes
en
zussen
van
de
slachtoffers
van
de
strijd
in
Kosovo.
De
legende
vertelt
dat
Vuk
Brankovic
de
Servische
coalitie
verried.
Hij
deserteerde
en
verliet
vervolgens
het
slagveld
samen
met
zijn
gehele
legereenheid.
De
Ottomanen
verkregen
de
bovenhand
in
het
gevecht.
Het
woord
legende
is
hier
van
belang.
In
de
geschiedenis
over
deze
strijd
is
het
moeilijk
de
feiten
van
andere
aanvullingen
te
onderscheiden.
313
Het
lijkt
erop
dat
alle
mogelijke
mysterieuze
legendes
op
de
Roma
worden
toegepast.
Er
is
zelfs
al
gewag
gemaakt
van
het
idee
dat
de
Roma
de
overlevenden
zijn
van
de
gezonken
stad
Atlantis.
314Uit
verschillende
legendes
blijkt
dat
de
Roma
zwerven
wegens
een
vervloeking.
Ze
dragen
de
gevolgen
van
de
slechte
daden
van
hun
voorouders.
Zwerven,
het
onconventionele
bestaan
bleek
blijkbaar
ongunstig
in
de
ogen
van
de
Europeanen
die
hen
ontmoetten
vanaf
de
14de
eeuw.
310
Paul
Wexler,
2002,
p68.
311
Donald
Kenrick,
2000,
p39.
312
Marko
Živković,
2011,
p186-‐187.
313
Laurence
Mitchell,
2010,
p12-‐13.
“She
took
me
around
the
‘Gypsy
settlements.
I
later
saw
such
material
poverty
only
in
the
slums
of
the
Indian
poor
on
the
outskirts
of
Bombay
or
Calcutta.
The
leadership
of
contemporary
majority
society
has
branded
Roma
citizins
of
gypsy
origin
as
a
social
group
with
dying
ethnic
identity
and
a
backward
culture.”
Milena Hübschmannova in het voorwoord van het boek van Ilona Lackova. 315
“These Romani gypsies are treated as harijans of Europeans” Dr. Tanaj Rathod.316
Milena
Hübschmannova
vergelijkt
de
woonplaats
van
Ilona
Lackova
met
de
Indische
sloppenwijken.
Als
men
deze
gemeenschappen
ziet
in
documentaires
zou
men
inderdaad
kunnen
zeggen
dat
het
hier
om
sloppenwijken
gaat.
Zelfs
in
Gent
zijn
er
vele
Roma,
waaronder
velen
uit
Roemenië,
die
uit
gebrek
aan
ander
en
beter
een
soort
hutten
of
barakken
improviseren
met
dingen
die
ze
vinden
langs
de
kant
van
de
weg.
Op
die
manier
heeft
Gent
zijn
eigen
sloppenwijken
gekregen.
Deze
hutten
kunnen
niet
verward
worden
met
tenten
van
nomaden.
Er
zijn
woonwagenbewoners
onder
de
Roma,
maar
het
overgrote
deel
is
sedentair.
Of
was
toch
sedentair
in
de
voormalig
communistische
Oost-‐Europese
landen.
In
deze
Oost-‐Europese
landen
zijn
de
Roma
vaak
afgezonderd
in
gemeenschappen
die
ghettos
worden
genoemd.
Er
is
geen
stromend
water,
straatverlichting,
noch
riolering
voorzien.
De
huizen
zijn
er
niet
volledig
naar
behoren
uitgerust,
ze
missen
ramen
of
deuren,
en
de
wegen
zijn
er
meestal
niet
geasfalteerd.
Soms
is
er
bovendien
geen
elektriciteit
aanwezig.
Er
heerst
grote
armoede.
Milena
Hübschmannova
is
zelf
een
indologe
uit
Tsjechië.
Zij
kent
de
sloppenwijken
uit
India.
Daarom
associeert
zij
deze
armoede
die
zij
ziet
bij
de
Roma
onmiddelijk
met
dezelfde
armoedige
behuizing
in
India.317
De
mensen
in
India
die
de
minste
kansen
krijgen
en
er
het
slechts
vanaf
zijn,
zijn
de
onaanraakbaren.
Zij
wonen
vaak
op
sloppenwijken
dicht
bij
de
stad
omdat
ze
op
zoek
zijn
naar
werk
of
omdat
hun
eigen
woonsten
vernield
zijn
door
de
veranderingen
in
de
industrie.
De
landerijen
van
315
Ilona
Lackova,
2000,
p2.
316
Tanaji
Rathod,
2008.
317
Ilona
Lackova,
2000,
p1-‐3.
124
groepen
tribale
kastelozen
worden
bijvoorbeeld
verwoest
door
de
bouw
van
dammen
of
hun
landerijen
zijn
onderhevig
aan
erosie
omdat
de
bossen
in
de
buurt
gekapt
worden.
De
ambachtelijke
vissers
kunnen
niet
meer
op
tegen
de
grote
industrieel
gerunde
visserijen.
Fet
visbestand
is
bovendien
te
veel
geslonken
door
de
lozingen
van
industrieel
afval
in
het
water.
Deze
mensen
moeten
vervolgens
vertrekken
op
zoek
naar
andere
mogelijkheden
en
belanden
in
sloppenwijken.
Daar
vervaardigen
zij
een
klein
hutje
uit
golfplaten,
ander
plastiek
en
doeken.
318
Harijan
is
de
naam
die
Gandhi
gaf
aan
de
onaanraakbaren.
Het
betekent
letterlijk
de
mensen
van
god.
De
onaanraakbaren
staan
op
de
laagste
drempels
van
het
sociale
systeem
in
India
dat
afkomstig
is
van
de
opdeling
in
vier
varnas
of
klassen
in
de
Vedas.
Deze
vier
klassen
zijn
echter
niet
meer
op
die
manier
in
gebruik.
Men
spreekt
van
de
opdeling
in
veel
meer
jatis
of
kasten.
Er
zijn
ontelbaar
veel
opdelingen
in
verschillende
kasten.
Hoe
lager
in
rang
de
jati
waar
men
toe
behoort,
hoe
minder
rituele
zuiverheid
men
bezit.
Dit
komt
waarschijnlijk
voort
uit
de
karma-‐gedachte
waarbij
de
handelingen
uit
het
vorige
leven
bepalen
welke
plaats
men
krijgt
in
het
leven
dat
daarop
volgt.
De
Harijan
zijn
de
laagste
kasten
die
behoren
tot
de
noemer
kastelozen.
Het
woord
onaanraakbare
is
vrij
letterlijk
te
nemen.
Het
is
namelijk
zo
dat
zij
onreinheid
met
zich
mee
brengen.
Het
gaat
hierbij
om
spirituele
onreinheid
of
beter
gezegd
onzuiverheid
maar
aangezien
zij
vaak
in
zeer
arme
omstandigheden
wonen
en
de
slechtste
en
vuilste
jobs
uitvoeren
zijn
zij
ook
fysiek
onrein.
Zij
worden
geassocieerd
met
die
zaken
die
spiritueel
en
fysiek
vervuilend
zijn
omdat
hun
beroepen
inhouden
dat
zij
in
aanraking
komen
met
dode
dieren,
leer,
dierlijke
en
menselijke
uitwerpselen.
Zij
wassen
vuile
kleren
en
zijn
aanwezig
op
crematieplatforms.
Onaanraakbaarheid
heeft
niet
enkel
te
maken
met
de
vervuilende
beroepen
van
deze
mensen.
Zelfs
als
zij
deze
beroepen
niet
langer
uitvoeren
zijn
zij
permanent
vervuild.
Zij
kunnen
vervolgens
andere
leden
van
hogere
kasten
vervuilen
bijvoorbeeld
door
met
hen
te
eten
of
hun
eten
aan
te
raken.
Er
bestaat
een
omvangrijk
systeem
van
regels
die
bepalen
in
welke
mate
en
hoe
men
contact
moet
mijden
met
deze
kastelozen.
Zij
zijn
de
verworpenen
en
uitgebuiten.
Toch
maken
de
kastelozen
deel
uit
van
de
maatschappij.
Zij
hebben
hun
eigen
plaats
en
318
Mary
Evelyn
Tucker
&
Christopher
Key
Chapple,
2000,
p34-‐150
&p348-‐383.
125
functie.
Mahatma
Gandhi
zette
zich
in
om
de
onaanraakbaren
een
betere
sociale
status
te
geven.
Hij
wilde
dat
de
maatschappij
hen
zou
aanvaarden.
Hij
richtte
hiervoor
de
Harijan
Sevak
Sangh
op.
Gandhi
vond
het
belangrijk
dat
de
onaanraakbaren
zouden
toegelaten
worden
in
de
tempels.
Voor
de
onaanraakbaren
zelf
is
Babasaheb
Ambedkar
echter
van
veel
groter
belang.319
Ambedkar(1891-‐1956)
is
de
grote
woordvoerder
geweest
van
de
Dalits.
De
term
Dalit
hebben
de
kastelozen
zelf
gekozen
om
zich
mee
te
benoemen.
Het
betekent
eigenlijk
gebroken,
uitgesloten,
vertrapt.
Het
woord
is
afkomstig
uit
de
Marathi
literatuur.
Omdat
de
Dalits
zich
verenigen
achter
één
naam,
krijgen
ze
meer
zeggingskracht
en
erkenning.
Het
was
moeilijk
om
een
zo
grote
groep
van
uiteenlopende
mensen
en
ideeën
te
verenigen
onder
de
noemer
Dalit.
De
Dalits
bestaan
niet
uit
één
etnische
entiteit
of
culturele
groep,
maar
uit
verschillende
mensen,
stammen,
volkeren
en
culturen.
Zo
is
het
voor
de
Roma
moeilijk
om
zich
samen
te
organiseren
omdat
ook
zij
uit
verschillende
groeperingen
bestaan
die
geografisch
op
grote
afstanden
van
elkaar
wonen.
De
onaanraakbaren
maken
heden
meer
dan
160
miljoen
van
de
Indische
bevoling
uit.
De
Dom
en
Gadi
Lohars
maken
onder
andere
deel
uit
van
deze
groep.
De
onaanraakbaren
worden
niet
enkel
gediscrimineerd.
Zij
zijn
vaak
het
slachtoffer
van
geweld.
Zij
worden
dagelijks
aangevallen,
aangerand,
verkracht
en
vermoord.
Net
zoals
bij
de
Roma
worden
vele
van
hun
huizen
in
brand
gestoken.
Het
geweld
bestond
al,
maar
sinds
de
Dalits
voor
zichzelf
opkomen
komt
het
geweld
vaak
voort
uit
wraak
van
leden
van
hogere
kasten.
Als
zij
land
proberen
kopen
waar
zij
recht
op
hebben,
maar
het
staat
enkele
anderen
niet
aan,
dan
zullen
deze
anderen
soms
hun
goederen
vernielen.
Bij
de
politie
vinden
zij
echter
geen
gehoor.
Hun
klachten
worden
vaak
verworpen.
Het
is
de
onaanraakbaren
nog
steeds
niet
toegestaan
om
van
dezelfde
waterput
als
andere
kasten
water
te
halen.
Ze
mogen
niet
uit
dezelfde
pot
eten.
In
kleine
wegrestaurantjes
is
er
vaak
apart
bestek
aanwezig
voor
de
laagste
kasten.
Vroeger
was
het
zelfs
zo
erg
gesteld
dat
het
als
vervuilend
werd
geacht
om
in
de
schaduw
van
een
dalit
te
gaan
staan.
Zij
mochten
de
hindoetempels
niet
betreden.
Dit
is
één
van
de
aanleidingen
geweest
voor
319
Oliver
Mendelsohn
&
Marika
Vicziany,
1998,
p1-‐30.
126
groot
protest.
320De
kastelozen
zijn
zo
arm
dat
zij
vaak
hun
kinderen
niet
voldoende
te
eten
kunnen
geven.
Ze
kunnen
hun
kinderen
ook
niet
naar
school
laten
gaan.
Deze
mensen
leven
in
sloppenwijken
of
in
hutten
zonder
elektriciteit.
Op
het
platteland
leven
zij
verwijderd
van
de
rest
van
de
samenleving.
Er
is
geen
toegang
tot
medische
verzorging.
Op
het
platteland
worden
zij
gedwongen
om
de
meest
vervuilende
werkjes
uit
te
voeren
zoals
het
verwijderen
van
dode
dieren.
Het
kastensysteem
is
een
ingevoerde
sociale
orde
die
ervoor
zorgt
dat
diegenen
met
veel
macht
gemakkelijk
diegenen
zonder
macht
kunnen
onderdrukken.
Het
kastensysteem
is
bovendien
een
instrument
om
de
onaanraakbaren
economisch
te
kunnen
uitbuiten.
Zij
worden
slecht
betaald
en
moeten
de
hogere
kasten
ten
dienste
zijn.
321De
overheid
reserveerde
plaatsen
voor
kastelozen
in
het
onderwijs
en
in
overheidsorganen
omdat
ze
gediscrimineerd
werden.
Slechts
enkele
van
hen
konden
hierdoor
hogerop
raken.
Deze
maatregel
zorgde
bovendien
opnieuw
voor
wrevel.
De
plaatsen
werden
soms
ingevuld
door
onvoldoende
geschoolde
kastelozen.
Men
verweet
hen
dat
zij
de
plaatsen
afpakten
van
de
competentere
Indiërs.
In
1989
stelde
de
overheid
een
Scheduled
Castes
and
Scheduled
Tribes
Act
op
die
moest
voorkomen
dat
de
kastelozen
verder
werden
mishandeld.
7.4 Babasaheb Ambedkar en zijn strijd voor sociale waardigheid voor de Dalits.
Omdat
het
kastensysteem
voortkomt
uit
en
in
stand
gehouden
wordt
door
wat
men
overkoepelend
hindoeïsme
noemt,
wilde
Ambedkar
afstand
doen
van
deze
religie.322
Hij
was
tegen
het
kastensysteem.
Hij
bestudeerde
allerlei
religies
die
voorkomen
in
onze
wereld.
Daarna
besliste
hij
dat
voor
zijn
doel
boeddhisme
de
meest
heilzame
religie
zou
zijn.
Hij
besliste
zich
openbaar
te
bekeren.
Hij
riep
de
dalits
die
er
voor
open
stonden
op
om
hem
te
vergezellen.
Samen
met
nog
duizenden
anderen
liet
hij
zich
in
oktober
1956
in
Nagpur
officieel
bekeren
tot
het
boeddhisme.
Bekering
is
echter
niet
altijd
een
oplossing
voor
de
kastelozen
aangezien
zij
dan
hun
statuut
en
voordelen
van
de
Scheduled
Castes
kunnen
verliezen.
Bovendien
vergeten
hun
omstaanders
niet
dat
zij
Dalits
zijn.323
In
het
christendom
blijft
de
discriminatie
in
sommige
gevallen
zelfs
320
Rajeshkar
V.T.
Shetty,
1987,
p10-‐30.
321
Smita
Narula,
1999,
p23-‐40.
322
Dhananjay
Keer,
1990,
p1-‐4.
323
Christophe
Jaffrelot,
2005,
p2-‐7
&
p119-‐130.
127
bestaan.
Een
aantal
kerken
hebben
aparte
zitplaatsen
en
een
aparte
ingang
voor
de
Dalits.
Babasaheb
Ambedkar
legde
veel
nadruk
op
het
belang
van
zelfhulp,
zelfrespect
en
kennis.
Onderwijs
was
een
belangrijk
hulpmiddel
voor
het
opklimmen
van
Dalits.
Hij
vond
het
belangrijk
om
de
Dalits
een
grotere
sociale
status
te
geven.
Dit
deed
hij
door
hen
een
groter
waardegevoel
te
geven.
Hij
wilde
hen
een
nieuwe
identiteit
of
het
besef
van
hun
eigen
identiteit
geven.
Ambedkar
stelde
dat
de
kennis
over
hun
geschiedenis
verkeerd
was.
Hij
zei
dat
de
kastelozen
ooit
tot
de
shudraklasse
behoorden.
Bovendien
had
deze
klasse
niet
bestaan
uit
bedienden
en
ambachtslui
maar
uit
krijgers
en
krijgsheren.
Hij
gaf
hen
ook
politieke
kracht.
Door
verenigd
te
stemmen
konden
zij
een
belangrijk
verschil
maken
in
verkiezingen.
In
1932
verkreeg
hij
dat
het
Poona
Pakt
werd
ondertekend
als
overeenkomst
tussen
de
hogere
en
lagere
kasten.
Dat
Poona
Pakt
stelde
dat
zij
vanaf
dan
148
zetels
kregen
in
het
bestuur
van
de
deelstaten.
Voorheen
hadden
zij
allen
samen
slechts
recht
op
71
zetels.
Ze
kregen
18
procent
van
de
zetels
in
het
overkoepelende
bestuur.
Op
die
manier
werden
ze
betrokken
bij
de
wetgeving.
324
Bij
Ambedkar
hebben
Janos
Orsoz
en
Derdak
Tibor
hun
inspiratie
gevonden
om
ook
op
te
komen
voor
hun
eigen
volk,
de
Roma.
Tibor
Derdak
leerde
de
hervormingsstrategie
van
Ambedkar
kennen
door
een
boek
dat
hij
vond
in
Parijs.
Janos
Orsoz
en
Derdak
Tibor
zijn
beiden
afkomstig
uit
Hongarije.
In
Hongarije
leven
vele
Roma
in
erbarmelijke
omstandigheden.
De
Roma
vinden
er
zeer
moeilijk
werk
en
een
goede
opleiding.
Ze
zijn
onderhevig
aan
zeer
veel
vooroordelen.
Ze
worden
in
Hongarije
algemeen
bestempeld
als
dommeriken,
dieven,
leugenaars,
oplichters
en
onhygiënische
figuren.
In
de
scholen
worden
ze
apart
gehouden
van
de
Hongaarse
leerlingen
door
ze
in
eigen
klassen
te
plaatsen
met
andere
uren
en
andere
lokalen.
25
procent
van
de
Romakinderen
wordt
in
speciale
klassen
voor
kinderen
met
zogenaamde
leerproblemen
of
zelfs
mentale
handicappen
ondergebracht.
Volgens
Janos
Orsoz
worden
de
meeste
van
hen
er
onterecht
geplaatst
om
subsidies
voor
de
grote
aantallen
mentaal
gehandicapte
kinderen
te
kunnen
opstrijken.
Deze
worden
vervolgens
nooit
aan
de
Romakinderen
besteed.
Deze
kinderen
krijgen
ook
zelden
de
kans
om
verder
te
studeren.
Voor
vele
minderheidsgroepen
in
Oost-‐Europa
was
de
situatie
voor
de
val
van
het
communisme
324
Howard
G.
Coward,
2003,
p52.
veel
beter.
Er
was
werk
en
huisvesting
voor
iedereen.
Na
de
val
van
het
communisme
waren
het
de
Roma
die
als
eerste
met
werkloosheid
te
kampen
kregen.
Zo
verging
het
ook
Janos
Orsoz.
De
leerkrachten
op
school
weigerden
hem
goede
punten
te
geven.
Hij
stopte
dan
maar
met
naar
school
te
gaan.
Toen
het
communisme
verdween
was
hij
slechts
18
jaar
oud.
Hij
verloor
zijn
werk
en
zijn
toekomstperspectieven.
De
geestelijke
uit
zijn
dorp
regelde
voor
hem
een
cursus
om
sociaal
werker
te
worden
in
opdracht
van
de
katholieke
Kerk.
Dit
zette
hem
aan
om
ook
zijn
gewone
onderwijsdiploma
toch
nog
te
halen.
Daarna
ging
hij
verder
studeren
aan
de
Boeddhistische
hogeschool
in
Boedapest.
Hier
kwam
hij
voor
het
eerst
in
contact
met
boeddhisme,
maar
werd
hij
zelf
nog
niet
overtuigd
van
het
geloof
in
de
boeddhistische
doctrine.
Janos
Orsoz
zag
het
belang
van
onderwijs
al
gauw
in.
Hij
begon
zoveel
mogelijk
Romakinderen
te
stimuleren
en
bij
te
staan.
Aan
de
hand
van
schenkingen
van
George
Soros
kon
hij
inschrijvingsgeld
en
beurzen
uitbetalen
aan
studerende
Roma.
Op
dit
moment
richtte
hij
zijn
eerste
organisatie
op
met
een
hoofdkwartier
in
Pecs
namelijk
het
Amrita
Gemeenschapstehuis.
Hij
werd
gesteund
door
de
boeddhistische
gemeenschap
in
Hongarije
die
zijn
organisatie
in
contact
brachten
met
de
Westerse
Boeddhistische
Orde.
Toen
deze
orde
Janos
kwam
bezoeken
in
Hongarije
brachten
zij
een
documentaire
mee
over
het
liefdadigheidswerk
dat
zij
deden
in
India
in
samenwerking
met
de
Dalits.
Janos
en
Tibor
zagen
onmiddellijk
de
parallellen
van
het
werk
van
de
Dalits
met
het
werk
dat
zij
zelf
deden
in
Hongarije.
In
2005
en
2007
bezochten
deze
twee
Romaleiders
samen
Maharashtra
wat
een
zeer
belangrijke
streek
is
voor
de
Dalits.
Zowel
de
Dalitliteratuur
als
de
Dalit
Panters
zijn
er
ontstaan.
Daar
werd
hen
nogmaals
bevestigd
hoe
gelijkend
de
situatie
van
de
Roma
en
de
Dalits
wel
was.
“I
saw
the
situation
of
the
‘untouchables’
in
India
and
i
can
say
that
our
social
position
in
East
Europe
is
exactly
the
same
–
not
better,not
worse.”
Janos
Orsoz.
Janos
Orsoz
heeft
een
donkere
huidskleur.
In
Oost-‐Europa
ziet
iedereen
dat
hij
een
Rom
is.
In
West-‐Europa
en
India
denken
de
mensen
dat
hij
een
Indiër
is.
In
India
werd
hij
dan
ook
steeds
aangesproken
in
Marathi
of
Hindi.
De
twee
Hongaarse
Roma
werden
vooral
aangesproken
door
het
feit
dat
de
Dalits
om
op
te
klimmen
hun
initiatieven
en
129
organisaties
zelf
in
handen
hebben.
Ze
regelden
het
bestuur
van
hun
school
zelf.
Zij
moesten
daarbij
op
niemand
rekenen
of
van
niemand
anders
afhankelijk
zijn.
Ze
leerden
er
de
kracht
kennen
die
de
Dalits
putten
uit
het
boeddhisme
dat
zij
in
India
belijden.
De
Dalits
werden
door
hun
vorm
van
boeddhisme
aangespoord
om
hun
lot
en
het
leven
in
eigen
handen
te
nemen.
De
twee
Roma
wilden
dat
ook
in
Hongarije
de
Roma
zelf
het
initiatief
zouden
nemen
om
hun
eigen
toekomst
te
verbeteren.
In
Hongarije
had
de
organisatie
van
Janos
Orsoz
reeds
een
middelbare
school
opgericht
met
het
Amrita
Gemeenschapscentrum
genoemd
naar
Gandhi.
Nu
richtte
Janos
Orsoz
samen
met
Tibor
Derdak
nog
drie
scholen
op
in
Sajokaza,
Ozd
en
Hegymeg
voor
Romakinderen
maar
deze
keer
werden
ze
genoemd
naar
Ambedkar.
Voor
Janos
Orsoz
is
het
belangrijk
dat
zowel
zijn
organisatie
als
zijn
scholen
namen
dragen
die
de
relatie
met
India
in
de
verf
zetten.
Hij
voelt
zich
uitgesloten
door
de
Hongaren.
Door
zich
te
relateren
aan
het
Oosten,
wil
hij
tonen
dat
de
Roma
zelf
een
hoogstaande
cultuur
hebben.
Hij
acht
het
belangrijk
voor
zijn
identiteit
en
voor
de
identiteitsbeleving
van
alle
Roma.
Janos
voelt
zich
persoonlijk
gesterkt
door
de
Roma
hun
connectie
met
India.
Deze
Roma-‐activist
gaf
zijn
organisatie
de
naam
Jai
Bhim
verwijzend
naar
Ambedkar
en
het
boeddhisme
waar
Ambedkar
voorstander
van
was.
Tibor
Derdak
en
Janos
Orsoz
zijn
er
van
overtuigd
dat
wat
Ambedkar
heeft
verkondigd,
toepasbaar
is
op
de
situatie
van
de
Roma.
Jai
Bhim
heeft
Ambedkar
als
grote
voorbeeld
gekozen
omdat
zij
willen
bereiken
wat
Ambedkar
heeft
bereikt.
Ambedkar
heeft
een
vooruitgangsbeweging
opgestart
bij
de
Dalits
die
de
Roma
in
de
gemeenschap
van
Janos
Orsoz
en
Tibor
Derdak
willen
voortzetten.
Er
is
voor
Janos
Orsoz
nog
een
reden
waarom
Ambedkar
hem
symbolisch
zo
aanspreekt.
In
het
Westen
kent
iedereen
Gandhi,
terwijl
voor
de
kastelozen
Ambedkar
eigenlijk
veel
meer
gedaan
heeft
en
veel
meer
bereikt
heeft.
Janos
Orsoz
vindt
dat
als
hij
met
zijn
organisatie
iets
bereikt,
het
enkel
de
blanke
boeddhisten
zijn
die
samenwerken
met
zijn
organisatie
die
voor
deze
inspanningen
erkend
en
bekend
worden.
Ambedkar
is
onbekend,
Janos
Orsoz
blijft
onzichtbaar.
Janos
Orsoz
nodigt
regelmatig
Dalitactivisten
uit
om
naar
Hongarije
te
komen
om
hun
situatie
te
komen
bekijken
en
om
voor
hun
organisatie
te
komen
spreken.
Op
die
manier
legt
hij
banden
tussen
de
Roma
en
India
en
nog
veel
belangrijker
voor
hem
tussen
de
Roma
en
de
Dalits
die
zich
gesteund
voelen
door
elkaars
strijd.
Het
is
voor
Jai
Bhim
belangrijk
dat
de
Romakinderen
opnieuw
zelfvertrouwen
krijgen.
Dat
ze
hun
capaciteiten
leren
kennen.
Jai
Bhim
blijft
een
religieus
platform
en
zo
kunnen
de
Roma
bovendien
het
boeddhisme
leren
kennen
en
wat
het
voor
hen
kan
betekenen.
130
Janos
Orsoz
en
de
leden
van
Jai
Bhim
waren
reeds
zovele
jaren
en
generaties
onderhevig
aan
discriminatie
dat
zij
nood
hadden
aan
een
positieve
identiteit.
Zij
hebben
het
gat
dat
de
vooroordelen
hebben
geslagen
gevuld
met
de
these
dat
de
Roma
van
India
kwamen.
Zij
haalden
sterkte
en
aanmoediging
uit
deze
stelling.
Zij
weten
dat
er
wordt
beweerd
dat
zij
oorspronkelijk
uit
India
komen.
Of
er
wetenschappelijk
kan
bewezen
worden
dat
zij
deel
uitmaakten
van
de
Dalits
maakt
voor
hen
niet
uit.
Door
de
overeenkomsten
in
de
slechte
behandeling
en
miserie
die
beide
groepen
mensen
ondervinden,
hebben
zij
elkaar
gevonden.
Jai
Bhim
heeft
nu
een
identiteit,
een
waardebesef
en
een
geschiedenis
aan
zich
kunnen
binden.
Nu
kunnen
zij
Romakinderen
zelfvertrouwen
geven
en
hen
aanleren
om
voor
zichzelf
in
te
staan.
Aan
de
hand
van
de
gelijkenissen
tussen
de
armoede
en
strijd
van
de
Dalits
en
die
van
de
Roma
beschouwt
Janos
Orsoz
de
Dalits
als
Roma.
Hij
zegt
dat
de
Dalits
Roma
zijn
en
de
Roma
Dalits
zijn.
325
Janos
Orsoz
is
niet
de
enige
Hongaar
die
de
gelijkenissen
tussen
de
situatie
van
de
Roma
en
die
van
de
Dalits
treffend
vindt.
De
Hongaarse
bevolking
staat
nochtans
bekend
voor
zijn
onverdraagzaamheid
naar
de
Roma
toe.
Een
Hongaarse
delegatie
bezocht
India
om
te
bekijken
welke
initiatieven
er
daar
werden
genomen
om
de
situatie
van
de
Dalits
in
de
maatschappij
te
verbeteren.
Aan
het
hoofd
van
deze
delegatie
stond
Timea
Borovzsky
die
de
pers
te
woord
stond.
Timea
Borovzsky
is
hoofd
van
het
Directoraat
voor
Gelijke
Kansen,
een
afdeling
van
het
Ministerie
van
Onderwijs
en
Cultuur
in
Hongarije.
Hij
werd
vergezeld
door
Gabor
Sarkozi
en
Suri
Szilivia.
Ze
kozen
ervoor
de
behandeling
van
deze
minderheidsgroep
in
India
te
bekijken
juist
omdat
deze
zo
gelijkend
is
aan
de
discriminatie
van
de
Roma
in
Hongarije.
De
Roma
in
Hongarije
worden
niet
gelijkwaardig
behandeld.
Het
komt
zelfs
voor
dat
bepaalde
restaurants
of
hotels
hen
niet
willen
van
dienst
zijn.
Er
zijn
weinig
jobs
voor
hen
voorhanden
en
zij
worden
voortdurend
bejegend
met
vooroordelen
en
stereotiepen.
Deze
delegatie
heeft
voorgesteld
om
meer
kennis
te
verspreiden
over
de
Roma
bij
de
Hongaarse
bevolking
om
discriminatie
tegen
te
gaan.
326Zo
zou
de
bevolking
begrip
kunnen
opbrengen
voor
de
andere
levensstijl
van
de
Roma.
In
onze
geglobaliseerde
wereld
is
het
belangrijk
om
325
Persoonlijke
communicatie
met
Janos
Orsoz.
de
verschillen
opzij
te
zetten
en
ze
te
aanvaarden.
Het
is
belangrijk
om
verdraagzaam
samen
te
leven
volgens
een
afsprakensysteem.
Zolang
afspraken
omtrent
vrijheid,
gelijkheid,
solidariteit
en
erkenning
van
diversiteit
gerespecteerd
worden,
kunnen
eigenheid
en
cultuur
zonder
conflict
beleefd
worden.
Daarom
kan
een
opvoeding
met
oog
op
het
aanleren
van
interculturele
vaardigheden
nuttig
zijn
voor
alle
inwoners
van
éénzelfde
staat.
De
Roma
op
zich
zijn
een
groot
voorbeeld
van
cultuurhybridisering.
Dit
is
het
fenomeen
dat
optreedt
wanneer
verschillende
mensen
en
culturen
met
elkaar
in
contact
komen.
Aangezien
cultuur
niet
onveranderlijk
en
tijdloos
is,
zullen
de
verschillende
culturen
hoogstwaarschijnlijk
langzaamaan
kleine
veranderingen
ondergaan
en
zelfs
elementen
van
de
andere
cultuur
gaan
overnemen
zonder
de
eigen
cultuur
geheel
te
gaan
verliezen.
Er
ontstaat
een
pluraliteit
in
het
aanbod
van
levenswijzen,
voedsel
en
culturen
eerder
dan
een
volledige
samensmelting.
Men
moet
op
deze
manier
eerder
streven
naar
een
echte
samenleving
met
hybridisering
van
culturen
dan
naar
een
samenleving
waarin
iedereen
in
zijn
eigen
culturele
eilanden
en
groeperingen
leeft
zonder
kennis
noch
verdraagzaamheid
van
de
andere
medebewoners
van
het
land.
327
In
Finland
zijn
de
Roma
die
er
reeds
lang
verblijven
gelijkwaardige
burgers
die
rechten
en
plichten
hebben.
Er
zijn
nog
steeds
moeilijkheden
maar
de
Roma
werken
mee
aan
de
opbouw
van
de
Finse
gemeenschap.
Ze
hebben
de
doelstelling
actief
deel
te
nemen
aan
de
gemeenschap
in
samenwerking
met
de
andere
bewoners
van
Finland.
De
regering
is
er
de
strijd
tegen
discriminatie
aangegaan
met
aanzienlijke
successen
als
gevolg.
De
Roma
en
overheidsinstanties
werkten
samen
om
kennis
over
de
Romacultuur
bereikbaar
en
toegankelijk
te
maken.
Er
zijn
verschillende
informatieve
forums
en
infosessie
voorhanden.
328
327
Rik
Pinxten
&
Koen
De
Munter,
2010,
p77-‐84.
328
Ministry
of
Social
Affairs
and
Health,
2004,
P3-‐5.
132
8.
De
Indische
visie.
8.1
W.R.
Rishi
Een
belangrijk
persoon
voor
het
promoten
van
de
idee
dat
de
Roma
oorspronkelijk
uit
India
kwamen
is
W.
R.
Rishi
(1917-‐2002).
Hij
werd
geboren
als
Waliati
Ram
Rishi
op
23
september
1917,
maar
zijn
officiële
geboortedatum
is
4
januari
1917.
In
1948
liet
hij
zij
voornaam
veranderen
in
Weer
Rajendra.
W.R.
Rishi
groeide
op
in
een
armoedig
gezin.
Hij
probeerde
verwoed
om
toch
een
goede
opleiding
te
genieten.
In
1938
kreeg
hij
een
job
te
pakken
bij
het
Ministerie
van
Binnenlandse
Zaken,
maar
al
snel
stapte
hij
over
naar
het
Ministerie
van
Sociale
Voorzieningen.
In
1945
werden
de
ambtenaars
van
India
aangespoord
om
Russisch
te
gaan
studeren.
W.R.
Rishi
was
één
van
de
13
ambtenaren
die
afstudeerden.
Laten
behaalde
deze
ambtenaar
zelfs
een
masterdiploma
in
Russische
taal
en
literatuur.
Op
die
wijze
kwam
hij
terecht
bij
het
Ministerie
van
Buitenlandse
Zaken
als
vertaler-‐tolk
voor
de
toenmalige
minister-‐president
van
India
Jawaharlal
Nehru.
Hij
vertoefde
er
vaak
in
het
gezelschap
van
Indira
Gandhi,
die
hij
later
bewust
zou
maken
van
de
situatie
van
de
Roma.
Toen
deze
tolk
in
1973
op
pensioen
ging,
begon
hij
zich
ten
volle
toe
te
spitsen
op
zijn
onderzoek
naar
de
Roma.
Hij
bezocht
onder
andere
Roma
in
Engeland
en
in
Macedonië.
Hij
was
aanwezig
op
het
eerste
Wereld
Romani
Congres
in
1971
waar
hij
het
idee
aanrijkte
om
de
Romani
vlag
uit
te
breiden
met
het
wiel
van
Aśoka.
Volgens
W.R.
Rishi
noemen
de
Roma
naar
Rama
de
held
uit
het
Rāmāyana,
een
groot
Indische
epos.
Rama
is
een
incarnatie
van
de
god
Vishnoe,
één
van
de
drie
belangrijkste
goden
van
het
hindoeïsme.329
Hij
organiseerde
Internationale
Romani
festivals
in
Chandigarh
om
de
Roma
en
Indiërs
met
elkaar
in
contact
te
brengen.
Het
werd
een
plek
om
cultuur
uit
te
wisselen.
Op
de
eerste
editie
van
het
festival
in
1976
waren
enkele
zeer
bekende
Roma
aanwezig
zoals
onder
andere
Rajko
Djuric,
een
bekende
Roma-‐activist,
Esma
Redzepova,
een
beroemde
Romani
zangeres
die
ooit
genomineerd
werd
voor
de
nobelprijs
voor
de
vrede,
Shaip
Jusuf,
de
eerste
Rom
die
een
grammatica
van
het
Romanes
schreef,
Menyhert
Lakatos
en
Juan
de
Dios
Ramirez
Heredia.
W.R.
Rishi
zat
nooit
stil.
Zijn
grote
droom
was
om
een
329
Shyam
Singh
Shashi,
1990,
p104.
museum
ter
ere
van
de
Roma
in
te
richten.
Hij
begon
met
uitstallen
van
alles
dat
hij
in
zijn
bezit
had
over
de
Roma
in
een
schooltje
in
Chandigarh
dat
hij
omdoopte
als
het
Nehru
Romano
Kher.
330W.R.
Rishi
richtte
ook
nog
een
tijdschrift
op
genaamd
naar
het
belangrijkste
onderwerp
van
het
blad
“Roma”.
Hij
publiceerde
er
de
bevindingen
van
zijn
onderzoeken
samen
met
allerlei
andere
artikels
over
de
Roma.
Hij
financierde
zijn
tijdschrift
volledig
zelf.
Toen
W.R.
Rishi
stierf
viel
het
tijdschrift
stil.
Het
werd
niet
langer
uitgebracht.
Zijn
boeken,
tijdschrift
en
zijn
levenswerk
werden
overgedragen
aan
zijn
zoon
die
de
leiding
over
het
Centrum
voor
Romani
Studies
moest
overnemen.
Zijn
huidige
woonplaats
is
London,
maar
hij
komt
geregeld
nog
in
India.
Er
is
echter
nog
weinig
informatie
te
vinden
over
de
inspanningen
van
W.R.
Rishi.
Balwinder
Dhall,
vroeger
een
redacteur
geweest
van
het
tijdschrift
van
Rishi,
zegt
dat
de
boodschap
samen
verzonken
is
met
zijn
belangrijkste
vertegenwoordiger.
Na
de
dood
van
W.R.
Rishi
en
Indira
Gandhi,
verdween
de
belangstelling
voor
de
Roma
grotendeels.
331
Indira
Gandhi(1917-‐1984)
is
lange
tijd
de
eerste
minster
geweest
van
India.
Het
was
W.R.
Rishi
die
haar
interesse
voor
de
Roma
aanwakkerde.
Hij
vertelde
haar
zijn
bevindingen
over
de
origine
van
de
Rom
in
India.
Ze
bezocht
de
Internationale
Romani
festivals
die
hij
organiseerde
ter
ere
van
de
Roma.
In
1976
vertelde
ze
daar
aan
de
Roma
dat
zij
hen
steunde.
Voor
haar
waren
zij
een
Indische
minderheidsgroep.332
Indira
Gandhi
bracht
haar
belangstellng
voor
de
Roma
over
bij
haar
vader,
de
allereerste
eerste
minister
van
een
onafhankelijk
India
Jawaharlal
Nehru.
Na
haar
dood
verzwakte
de
interesse
van
de
Indische
regering
voor
de
Roma.
W.R.
Rishi
publiceerde
in
het
tijdschrift
Roma
telegrammen
verstuurt
door
Romani
organisaties
van
over
de
hele
wereld
om
hun
verdriet
te
getuigen
en
om
hun
condoleances
aan
te
bieden
aan
Rajiv
Gandhi,
de
zoon
van
Indira
Gandhi.
In
datzelfde
tijdschrift
werd
ook
haar
redevoering
opgedrukt
die
ze
gaf
op
het
tweede
Internationale
Romani
festival
dat
ze
bezocht
in
Chandigarh
op
29
oktober
1983:333
330
Shyam
Singh
Shashi,
2006,
p196-‐198..
331
Persoonlijke
comunicatie
met
Balwinder
Dhall.
332
Donald
Kenrick,
2002,
p90-‐91.
333
W.R.Rishi,
1984,
p2-‐4.
134
“Mr. Governor, Mr. Sait Balic, Mr. Rishi, distinguished guests and my Roma friends:
Welcome
to
the
Roma
people
to
Baro
Than.
Some
of
us
have
met
before
and
some
are
new
faces
but
all
are
here
in
the
spirit
of
friendship.
Why
am
I
here?
Because
I
feel
a
kinship
with
the
Roma
People.
I
have
always
admired
their
love
of
adventure,
their
closeness
to
nature
and
above
all,
their
fortitude
and
resilience.
Eminent
Roma
from
different
countries
are
with
us
today
and
through
this
the
festival
will
contribute
to
the
strengthening
of
the
already
deep-‐rooted
ties
between
Roma
and
their
Indian
fellow
humans.
There
are
15
million
Roma
spread
the
world
over.
Their
history
is
one
of
sorrow
and
suffering.
But
it
is
also
the
story
of
the
triumph
of
the
human
spirit
over
adversity.
the
persecution
which
the
Roma
have
faced
so
gallantly
for
nearly
a
thousand
years,
marked
in
our
own
days
by
Hitler's
genocidal
frenzy,
makes
them
an
example
of
courage
and
endurance.
These
qualities
are
associated
with
India,
which
they
regard
as
their
original
home.
The
Roma
of
today
retain
their
identity
and
indeed
have
revived
it.
But
they
have
also
integrated
themselves
into
the
societies
where
they
now
live
and
are
assets
to
the
countries
to
which
they
now
belong,
adding
color,
spontaneity
and
zest
for
life.
In
different
countries
they
are
called
by
different
names.
They
are
an
international
community
in
the
truest
sense,
and
are
thus
ideally
suited
to
help
to
bring
about
international
understanding
and
world
peace.
After
the
First
World
Romani
Congress
in
London
in
1971,
the
Roma
have
become
increasingly
aware
of
their
special
identity
and
special
role.
Music
is
very
much
a
part
of
their
being
and
they
have
contributed
to
the
development
of
musical
traditions
of
East
and
West.
But
Roma
talents
are
varied.
They
permeate
every
facet
of
life.
For
long
ears,
prejudice
and
persecution
veiled
their
culture
and
it
could
not
get
the
recognition
and
respect
which
was
its
due.
Its
quality
is
now
being
acclaimed.
The
world
is
the
gainer.
With
the
yearning
for
new
ideas
and
old
cultures,
the
special
aspects
of
Roma
culture
will
reach
out
to
touch
the
hearts
of
wider
audiences.
The
Multilingual
Romani
Dictionary
has
enabled
their
language
to
be
codified.
The
half-‐yearly
journal
Roma
has
also
been
helpful
in
awakening
awareness
of
this
culture
in
other
communities.
It
is
apt
that
the
Congress
is
being
held
here,
for
the
Roma
people
have
an
affinity
with
the
Punjab.
Roma
culture
has
imbibed
and
absorbed
features
of
many
lands
and
peoples
and
it
retains
memories
of
elements
of
Indian
civilization.
This
internationalism
has
a
particular
value
in
our
times.
India
has
also
suffered
the
ignominy
of
servitude
and
the
myriad
ills
which
attend
it
but
is
now
independent
and
resurgent.
Its
vast
treasure
of
ancient
wisdom
is
open
to
the
world,
a
part
of
the
common
heritage
of
humankind.
The
roma
represent
some
of
this
treasure.
They
are
a
living
example
of
humankind's
ability
to
overcome
travail.
We
in
India
have
always
been
proud
of
our
great
and
unbroken
cultural
tradition.
Can
it
now
withstand
the
tremendous
onslaught?
135
The
Indian
people
support
the
effort
of
the
Roma
in
enriching
human
culture.
Theirs
is
an
example
of
nationalism
within
internationalism,
beyond
prejudice
where
large
heartedless
thinks
of
all
people
as
one
big
family,
living
in
harmony,
trust
and
peace.
My good wishes to your festival and for your stay in India.
Shyam
Singh
Shashi
is
een
Indische
wetenschapper
en
schijver.
Hij
heeft
enorm
veel
onderzoek
verricht
naar
allerlei
Indische
stammen
en
volkeren
voornamelijk
deze
die
leven
in
het
Himalayagebergte.
Hij
heeft
een
enorm
palmares
aan
boeken
over
de
socio-‐
culturele
studie
van
stammen
en
volkeren.
Hij
werkte
bovendien
mee
aan
een
tijdschrift
toegewijd
aan
de
Roma
“Roma
World”.
De
Roma
komen
ter
sprake
in
drie
van
zijn
boeken.
Zij
zijn
een
onderdeel
van
“The
World
of
Nomads”
en
kregen
hun
eigen
onverdeelde
aandacht
van
hem
in
“Roma:
Culture
and
Heritage”
en
“Roma,
The
Gypsy
World”.
In
deze
laatste
geeft
hij
een
overzicht
van
de
geschiedenis
en
culturele
verschijnselen
van
de
Roma.
Hij
beschouwt
de
Roma
als
aloude
emigranten
van
India.
India
zou
drie
grote
migraties
kennen
sinds
het
begin
van
de
christelijke
tijdsrekening.
1000
tot
800
jaar
geleden
vertrokken
de
Roma
richting
het
Westen.
Een
tweede
migratie
deed
zich
voor
toen
een
grote
groep
Indische
mensen
zich
verspreidden
over
de
gehele
wereld
en
zich
vestigden
in
Mauritius,
Suriname,
Fiji
en
Trinidad.
Er
zijn
grote
demografische
percentages
mensen
van
Indische
afkomst
aanwezig
in
deze
landen.
Hindi
is
zelfs
één
van
de
landstalen
van
Suriname.
De
derde
migratiegolf
is
de
recente
golf
van
economische
migranten.
Zij
verhuizen
op
zoek
naar
betere
werkmogelijkheden
of
een
beter
loon.
Het
is
Shyam
Singh
Shashi
zijn
mening
dat
de
Roma
moeten
erkend
worden
als
oude
Indische
emigranten
en
dat
zij
moeten
erkend
worden
als
een
natie
in
de
gehele
wereld
zodat
zij
vertegenwoordiging
zouden
kunnen
hebben
in
de
U.N.O.335
In
“The
World
of
Nomads”
maakt
hij
gewag
van
een
aantal
congressen
en
seminaries
die
de
laatste
jaren
hebben
plaatsgevonden
in
India.
Enkele
van
deze
zijn
toch
significant
omdat
ze
niet
alleen
georganiseerd
worden
om
een
beter
historisch
en
cultureel
begrip
334
www.romani.org
335
Shyam
Singh
Shashi,
2006,
p189-‐204.
136
van
de
Roma
te
bewerkstelligen.
Op
deze
seminaries
heeft
men
het
over
het
verbeteren
van
onderzoek
naar
de
Roma
en
het
verbeteren
van
de
contacten
van
de
Roma
met
de
Indische
overheid.
Hij
vermeldt
onder
andere
dat
het
eerste
Wereld
Romani
Congres
in
1971
in
Londen
voor
een
deel
gefinancierd
werd
door
de
Indische
overheid.
Ook
veel
later
in
2001
zijn
overheidsinstanties
aan
het
werk
voor
de
bevordering
van
Romaprojecten.
In
2001
werd
het
Internationaal
Seminarie
over
Roma
Erfgoed
en
Cultuur
georganiseerd
door
de
Stichting
voor
Onderzoek
(Research
Foundation),
het
Hindoe
Erfgoed
Pratisthan
en
de
Modi
Stichting
in
samenwerking
met
het
Indische
ministerie
van
Toerisme
en
Cultuur.
Het
Indische
Research
Foundation
zou
meerdere
van
deze
seminaries
houden.
Hij
spreekt
ook
over
congressen
in
1995
en
2002.
In
2002
waren
er
500
genodigden
aanwezig
waaronder
wetenschappers,
schrijvers,
antropologen,
maatschappelijke
werkers
en
professoren
van
verschillende
Indische
universiteiten.
Het
Internationaal
Seminarie
van
2001
vond
plaats
in
het
Nationale
Museum
in
New
Delhi
op
8
april,
de
nationale
dag
van
de
Roma.
Professor
Lokesh
Chandra
presenteerde
er
zijn
werk
over
het
erfgoed
en
de
cultuur
van
de
Roma.
Professor
Som
Dixit
had
het
over
de
cultuur
van
de
Roma
in
verband
met
hindoeïsme.
Hristo
Kyuchukov
en
Nicolae
Georghe
werden
er
geëerd
en
in
de
bloemetjes
gezet.
De
Research
Foundation
schreef
de
resoluties
van
de
conferentie
neer
waar
in
stond
dat
de
Roma
officieel
zouden
moeten
erkend
worden
door
de
Indische
regering
als
oude
Indische
emigranten.336
De
Roma
moeten
volgens
de
resoluties
een
PIO
statuut
krijgen.
PIO
staat
voor
Person
of
Indian
Origin.
Individuen
met
zo’n
statuut
krijgen
enkele
voordelen
tegenover
gewone
reizigers
die
India
bezoeken.
Zo
kunnen
personen
in
het
bezit
van
een
PIO-‐kaart
zonder
een
visum
vrij
op
en
af
naar
India
reizen.
Zij
behoeven
ook
geen
speciaal
visum
als
zij
er
willen
studeren
of
werken.
Zij
moeten
zich
zelfs
niet
registeren
zolang
ze
niet
langer
dan
180
dagen
in
één
keer
verblijven
in
India.337
Een
PIO-‐kaart
wordt
normaalgezien
toegewezen
als
de
persoon
in
kwestie
Indische
familie
heeft
gehad
tot
vier
generaties
terug
dus
ouders,
grootouders
of
overgrootouders
in
of
uit
India.
338
Hristo
Kyuchukov
en
Nicolae
Gheorghe,
twee
activisten,
ondertekenden
dit
document.
Nicolae
Gheorghe
stelde
er
onder
andere
voor
om
aan
de
regering
336
Valeriu
Nicolae
&
Hannah
Slavik,
2007,
p39.
337
Shyam
Singh
Shashi,
2006,
p194-‐203.
338
Alyssa
Ayres
&
Philip
Oldenburg,
2002,
p112-‐115.
137
studiebeurzen
te
vragen
voor
Romastudenten
die
in
India
willen
komen
studeren.
Hij
vroeg
er
politieke
steun
aan
India.
Chaman
Lal
schreef
“Gypsies,
the
forgotten
children
of
India”.
Hij
ondernam
reizen
naar
Europa
om
de
Roma
met
zijn
eigen
ogen
te
zien.
Hij
schrijft
er
vooral
gedichten
over
die
hij
dan
publiceert
samen
met
gedichten
van
Romani
schrijvers.
Hij
publiceerde
het
boek
“Deep
Song”
dat
een
verzameling
is
van
liederen
die
volgens
hem
exact
te
plaatsen
zijn
binnen
de
Gujarati
traditie
van
gezangen.
Hij
hoorde
de
Zaucharis,
een
Romagroepering
in
de
Verenigde
Staten
van
Amerika,
zingen
en
herkende
er
Gujarati
liedjes
in.
Chaman
Lal
is
helemaal
in
de
ban
van
de
Roma.
Hij
is
er
zeer
van
overtuigd
dat
de
Roma
ooit
uit
India
vertrokken
zijn.
Hij
schrijft
in
zijn
werk
dat
hij
kinderen
ontmoet
met
Indische
namen.
De
volwassenen
zijn
allemaal
trots
op
hun
vaderland
en
afkomst.
Hij
schrijft
neer
dat
ze
zelfs
in
karma
geloven.
Hij
werd
zeer
hartelijk
ontvangen
door
de
Roma.
Zelfs
deze
hartelijke
gastvrijheid
is
volgens
hem
een
overblijfsel
van
de
Indische
cultuur.
Hij
is
eigenlijk
iemand
die
schrijft
over
de
invloed
van
Indische
cultuur
over
geheel
de
wereld.
Op
die
manier
leunen
de
Roma
aan
bij
zijn
geloof
over
de
verspreiding
van
Indische
gedachtegoed
over
de
hele
wereld.
Chaman
Lal
probeert
onder
andere
bewijzen
te
verzamelen
die
wijzen
op
contact
die
de
Indische
beschaving
moet
hebben
gehad
met
Mexicaanse,
Peruaanse,
Japanse
en
andere
Zuid-‐Oost
Aziatische
oude
nederzettingen.
Hij
gaat
hiervoor
op
zoek
in
de
kunst,
wetenschappen
en
religies
van
onder
andere
de
Azteken
en
Incas.
Hij
heeft
reeds
een
boek
geschreven
dat
stelt
dat
de
grote
steden
van
de
Incas
en
de
Azteken
met
hun
enorme
tempels
en
speciale
kunst
zijn
ontworpen
door
Indische
emigranten
die
in
Latijns-‐Amerika
terecht
waren
gekomen.
Hij
beschreef
zowel
de
taalkundige
als
biologische
gelijkenissen
tussen
de
historische
Indiërs
en
de
Incas.
Gelijkenissen
die
hij
opmerkt
tussen
de
Indische
bevolking
en
de
Roma
in
Europa
zijn
huwelijks-‐en
geboorterituelen
die
hij
verder
niet
uiteenzet
in
zijn
boek.
Ook
in
het
geloof
in
goede
en
slechte
geesten
herkend
hij
een
Indische
traditie.
Vervolgens
stelt
hij
dat
het
gebruik
om
rijst
op
de
hoofden
van
bruid
en
bruidegom
te
138
gooien
bij
het
verlaten
van
de
kerk
door
de
Roma
is
binnengebracht
in
Europa
vanuit
India.
339
Pathania
houdt
zich
vooral
bezig
met
het
bestuderen
van
de
taalkundige
connectie.
Hij
heeft
als
filoloog
reeds
400
Indische
dialecten
bestudeerd.
Hij
wil
graag
dat
de
Indische
bevolking
toegang
krijgt
tot
een
opleiding
Romanes.
Hij
zegt
dat
de
Roma
een
belangrijk
onderdeel
zijn
van
de
Indische
cultuur
en
geschiedenis.
Door
het
verleden
van
de
Roma
te
kennen,
komt
de
Indische
bevolking
meer
te
weten
over
de
eigen
geschiedenis.
Op
die
manier
komen
ze
meer
te
weten
over
wat
er
gebeurt
is
tijdens
de
eerste
tien
eeuwen
n.
Chr.
Hoe
het
er
in
de
oorlog
tegen
Mahmud
al-‐Ghazni
of
Mohammed
Ghori
aan
toe
ging
en
hoe
het
verging
met
de
slachtoffers
van
deze
oorlogen,
de
Roma.
Janardhan
Pathania
staat
bekend
als
een
Indo-‐Romani
activist.
Hij
bezocht
reeds
alle
Roma
festivals
die
werden
gehouden
in
India.
Op
het
Internationale
Seminarie
over
de
Roma
in
New
Delhi
in
2001
sprak
hij
de
gegadigden
toe
in
het
Romanes.
Het
was
zijn
vader
die
nog
gevochten
had
in
Frankrijk
in
1927
die
hem
voor
het
eerst
vertelde
over
de
Roma.
Hij
ontwikkelde
een
passie
en
fascinatie
voor
de
Roma
en
hun
taal.
Hij
vertelt
dat
er
tegenwoordig
zeer
weinig
te
doen
is
om
deze
mensen
in
India.
Zowel
de
het
Centrum
voor
Romani
Studies
als
het
Nehru
Romano
Kher
bestaan
niet
meer.
Er
blijft
enkel
nog
een
naambordje
van
over.
Voor
recente
studies
over
de
Roma
of
samenwerkingen
met
de
Roma
moet
men
zich
richten
tot
Dev
Bhardwaj
en
Suresh
Kumar
Pillai.
Dev
Bhardwaj
is
de
voorzitter
van
een
schrijversvereniging.
De
schrijversvereniging
organiseert
nog
platforms
waar
er
een
uitwisseling
gebeurt
tussen
schrijvers
van
over
de
gehele
wereld,
voornamelijk
tussen
Indische
schrijvers,
Indische
Banjara
schrijvers
en
Romani
schrijvers.340
Suresh
Kumar
Pillai
maakt
volgens
Janardhan
Pathania
documentaires
over
de
Roma.
Hij
schreef
een
paper
genaamd
“Gypsy
journal:
Story
of
Romas
in
Serbia
and
Kosovo.”dat
nog
niet
gepubliceerd
is
geraakt.
Het
zou
een
onderdeel
moeten
vormen
van
een
reisverhaal.
Hij
startte
zijn
documentaires
en
onderzoek
op
zoek
naar
hoe
Indische
migranten
leven
in
andere
werelddelen.
341
339
Chaman
Lal,
1962,
p10-‐200.
340
Persoonlijke
communicatie
met
Janardhan
Pathania.
341
Suresh
Kumar
Pillai,
2007.
139
Ranjit
Naik
was
eigenlijk
een
architect
maar
aangezien
hij
zelf
tot
de
Banjara
behoort,
heeft
hij
zich
steeds
intensief
ingezet
voor
deze
minderheidsgroep.
Soms
probeerde
hij
daar
zijn
kennis
van
architectuur
op
toe
te
passen
bijvoorbeeld
met
een
project
in
de
sloppenwijken
van
Mumbai.
Hij
was
een
sociaal
werker
voor
de
Banjara.
Deze
Banjara
zijn
enorm
bezig
met
zich
te
ontwikkelen
en
vooral
om
kansen
tot
ontwikkeling
te
eisen.
Jawaharlal
Nehru
was
een
eerste
minister
die
de
volksstammen
van
India
enorm
aanmoedigde
om
op
de
klimmen.
Hij
vertelde
hen
dat
het
nomadisme
hen
niet
langer
van
dienst
kon
zijn
in
een
moderne
maatschappij
waar
er
grote
industrie
en
transport
is.
Hij
wilde
dat
ze
studeerden.342
Ranjit
Naik
vond
onderwijs
ook
zeer
belangrijk.
Hij
werd
een
vertegenwoordiger
van
de
All
India
Banjara
Seva
Singh
een
organisatie
die
opkomt
voor
de
Banjara.
Samen
staan
ze
sterk
moeten
ze
gedacht
hebben
en
daarbij
bleef
het
niet
bij
de
Banjara
alleen.
Ze
sloegen
de
handen
in
elkaar
met
de
Roma.
Enkele
Banjara
vernamen
dat
ook
de
Roma
mogelijk
een
afstammeling
van
de
Rajputs
zijn.343
De
Banjara
zelf
zeggen
dat
dit
bij
de
Banjara
alleszins
zeker
het
geval
is.
Zij
werken
samen
met
de
Roma
om
internationale
erkenning
te
vergaren.
Ze
zoeken
steun
en
begrip
bij
de
Roma.
Ranjit
Naik
was
een
sleutelfiguur
in
de
eerste
ontmoeting
tussen
Banjara
en
Roma.
Deze
architect
kwam
met
een
delegatie
van
de
All
India
Banjara
Seva
Sangh
naar
het
tweede
Wereld
Romani
Congres
in
Genève.
Daar
vertelde
hij
aan
de
Roma
over
de
Banjara.
Hij
leverde
er
een
rapport
af
genaamd
“The
Banjara
from
Barothan”
Baro
Than
betekent
letterlijk
groot
land
in
het
Romanes.
Het
is
een
benaming
die
vaak
wordt
gebruikt
om
naar
India
te
verwijzen.
W.R.
Rishi
maakte
van
Ranjit
Naik
een
eregast
op
het
eerste
Internationale
Romani
festival
in
Chandigarh.
Deze
Banjara
was
lid
van
het
Wereld
Romano
Ekipe
of
de
Wereld
Romani
Unie.
344
Ranjit
Naik
schreef
vele
artikels
over
de
Roma
en
de
Banjara
die
doorheen
India
verschenen.
Hij
zegt
dat
hij
gelijkenissen
herkend
tussen
de
Roma
en
de
Banjara.
Enkele
van
zijn
standpunten
zijn
de
volgende.
Volgens
hem
zijn
veel
woorden
uit
het
Romanes
gelijkend
aan
woorden
uit
het
Banjara
dialect
Lambani.
Beide
groepen
mensen
leven
nomadisch
in
wagens
of
tenten.
Wanneer
zij
ergens
aankomen
blijven
zij
apart
van
de
342
L.N.Bhapat,
1989,
p17-‐19.
343
Ian
Hancock,
2002,
p171.
344
Shyam
Singh
Shashi,
2006,
p143-‐156.
140
rest
van
de
omgeving
leven.
De
Banjara
bouwen
tijdelijke
tandas.
Dit
zijn
groepen
kleine
tijdelijke
huisjes
opgetrokken
uit
bamboe
en
mest.
Hij
vond
dit
woord
tanda
terug
in
een
stadje
in
Kosovo
Gnjilane.
Deze
Banjaraleider
vergeleek
verder
de
dansvormen
van
de
Roma
en
de
Banjara.
Beiden
dragen
daarbij
lange
kleurrijke
rokken.
De
dans
zelf
bestaat
uit
zeer
veel
draaiende
bewegingen.
Hij
is
het
eens
met
W.R.
Rishi
die
stelt
dat
de
Roma
Rajput
zijn
uit
Rajasthan.
Mr
Naik
stelt
dat
de
Banjara
en
de
Roma
ooit
samen
één
groep
vormden
maar
dat
zij
door
onbekende
omstandigheden
zijn
gesplitst.
Eén
deel
trok
naar
het
westen
in
de
richting
van
Europa.
Het
andere
deel
bleef
in
India
en
trok
verder
richting
het
Oosten
en
het
Zuiden.
Door
het
feit
dat
ze
één
groep
waren
hebben
de
Roma
restanten
van
gewoontes
en
gebruiken
overgehouden.
Bijvoorbeeld
dat
ze
wel
assimileren
met
de
grote
godsdiensten
in
de
landen
waar
zij
terecht
komen
maar
toch
nog
steeds
in
hun
eigen
goden
en
geesten
geloven.
De
Banjara
hebben
wel
elementen
van
het
hindoeïsme
opgenomen,
maar
hebben
nog
steeds
eigen
goden.
345
8.7 Chandigarh.
Chandigarh
blijkt
het
centrum
voor
de
Indische
interesse
voor
de
Roma.
Ook
dit
jaar,
in
2011,
zijn
mensen
samengekomen
in
Chandigarh
om
er
de
internationale
dag
van
de
Roma
te
vieren.
Wetenschappers,
professoren,
schrijvers,
dichters,
kunstenaars
en
andere
geïnteresseerden
kwamen
samen
om
een
conferentie
te
houden
over
de
Roma.
Er
werd
niet
alleen
hulde
gebracht
aan
de
Roma,
er
werden
ook
voorstellen
aangevoerd
en
discussies
gehouden.
De
geschiedenis,
oorsprong,
taal,
tradities,
rituelen,
muziek,
dans
en
andere
culturele
praktijken
van
de
Roma
werden
besproken.
Men
poogde
deze
ook
te
vergelijken
met
Indische
tendenzen.
Het
hele
gebeuren
werd
georganiseerd
door
Dev
Bhardwaj
in
naam
van
de
schrijversvereniging
in
Chandigarh.
Bij
de
aanvang
gaf
hij
te
kennen
dat
hij
dit
soort
initiatieven
belangrijk
vond
voor
een
verdere
uitbreiding
van
de
contacten
tussen
de
Indische
bevolking
en
de
Roma.
Met
dit
soort
initiatieven
wordt
echter
slechts
een
relatief
deel
van
de
Indische
bevolking
bereikt.
Het
zijn
vooral
intellectuelen
en
hoger
opgeleiden
die
zich
aangesproken
voelen
door
het
hele
gebeuren
rond
de
Roma.
Enkele
voorname
sprekers
aanwezig
waren
Dr.
D.S.Gupt,
Janardhan
Pathania,
N.S.Rattan,
Suresh
Kumar
Pillai.
Deze
laatste
is
het
hoofd
van
de
afdeling
van
345
www.banjaratimes.com
141
de
Mahatma
Gandhi
Hindi
universiteit
in
Wardha
in
Maharashtra
die
zich
bezig
houdt
met
het
opslaan
van
informatie
en
bronnen
over
de
verspreiding
van
Indische
volkeren
over
andere
werelddelen.
Hij
promoot
onderzoek
naar
de
Roma
als
onderdeel
van
het
onderzoek
naar
de
Indische
culturele
diaspora.
N.
S.
Rattan
uitte
zijn
sterk
geloof
in
de
Indische
origine
van
de
Roma.
Hij
vindt
het
verder
zeer
belangrijk
dat
er
banden
tussen
de
Roma
en
Indische
mensen
worden
gesmeed.
Hij
is
een
voormalige
diplomaat
die
zijn
ongenoegen
uitsprak
over
de
levensomstandigheden
van
de
Roma
in
Europa.
De
zoon
van
W.R.Rishi
kwam
van
Londen
over
naar
Chandigarh
voor
deze
gelegenheid.
Hij
kwam
met
het
voorstel
om
tentoonstellingen
te
houden
over
verschillende
aspecten
van
de
geschiedenis
en
cultuur
van
de
Roma
in
India
om
zo
een
grotere
groep
mensen
bewust
te
kunnen
maken
van
deze
Indische
migranten.
Hij
vindt
het
vooral
belangrijk
om
aandacht
te
vestigen
op
de
Romani
Porajmos.
Dit
is
de
benaming
die
de
Roma
gebruiken
voor
hun
aandeel
in
het
lijden
tijdens
de
holocaust.
De
meeste
activiteiten
rond
Roma
zijn
de
laatste
jaren
gehouden
in
Chandigarh.
De
rest
van
India
is
nog
niet
echt
met
dit
fenomeen
bekend.
Toch
zijn
er
steeds
meer
en
meer
Indische
bloggers
die
het
op
internetfora
voor
de
Roma
opnemen.
346
9. Besluit.
Deze
thesis
is
aangevangen
met
de
ambitie
het
nu
eens
allemaal
uit
te
pluizen,
om
tot
het
besluit
te
komen
na
alles
op
een
rijtje
gezet
te
hebben
of
de
Roma
nu
uit
India
komen
of
niet.
De
hypothese
van
een
Indische
afkomst
voor
de
Roma
zal
echter
een
hypothese
blijven
in
het
geval
van
deze
paper.
Er
is
geen
sluitend
bewijs.
Er
zijn
Indische
eigenschappen
herkenbaar
bij
de
Roma
maar
de
Roma
hebben
ook
elementen
overgenomen
uit
andere
culture.
Door
de
volksverhuizing
van
deze
groep
mensen
hebben
zij
vele
landen
doorkruist,
vele
culturen
ontmoet
en
bijgevolg
kenmerken
uit
die
andere
culturen
meegenomen.
Andere
elementen
die
de
leefwereld
van
de
Roma
uitmaken
komen
voort
uit
dit
rondtrekken.
Zij
moesten
zich
aanpassen
aan
deze
levensomstandigheden.
Of
zij
altijd
nomaden
geweest
zijn
of
tot
het
nomadisme
gedwongen
werden
laat
ik
hier
open.
Het
taalkundige
argument
is
overweldigend.
Zowel
grammaticaal
als
lexicaal
is
enorm
veel
terug
te
vinden
uit
het
Sanskriet
en
andere
Indische
talen.
De
verschillende
dialecten
van
Romanes
hebben
echter
ook
Iraanse,
346
Persoonlijke
communicatie
met
Balwinder
Dhall
en
Valery
Novoselsky.
142
Griekse,
Armeense
en
Europese
invloeden.
De
dialecten
onderling
kunnen
bovendien
enorm
verschillen.
Men
beweert
meestal
dat
ze
toch
uit
India
komen
omdat
belangrijke
kernwoorden
afkomstig
zijn
van
Indische
taalstammen.
Hier
tegenin
zegt
men
dan
weer
dat
het
niet
is
omdat
men
een
Indische
taal
hanteert,
men
effectief
van
India
afkomstig
is.
Men
weet
dat
er
zelfs
in
de
eerste
eeuwen
n.
Chr.
veel
contact
was
tussen
verschillende
volkeren.
Romanes
kan
dan
een
contacttaal
zijn
zoals
Swahili
om
te
communiceren
met
of
als
handelaars,
een
op
zich
nomadisch
beroep.
Men
mag
niet
vergeten
dat
het
India
zoals
we
het
nu
kennen
helemaal
nog
niet
zo
lang
bestaat.
Het
is
een
abstract
begrip
om
terug
te
projecteren
in
de
tijd.
De
Roma
kunnen
afkomstig
zijn
uit
een
gebied
dat
nu
gelegen
zou
zijn
in
het
huidige
India,
maar
de
landsgrenzen
zoals
India
ze
nu
heeft
bestonden
toen
zeker
nog
niet.
De
culturele
argumenten
die
veel
moeilijker
zijn
te
ontleden,
aangezien
dat
cultuur
een
steeds
veranderende
vorm
van
levenswijzen
is
die
zeker
onderhevig
is
aan
verandering
als
zij
vaak
in
contact
komt
met
andere
culturen,
doen
eerder
afbreuk
aan
de
taalkundige
argumenten.
Al
is
cultuur
een
moeilijk
te
hanteren
en
te
nuanceren
begrip.
Als
men
enkel
naar
India
kijkt,
zijn
er
enorm
veel
gelijkenissen
tussen
de
Roma
en
de
Indische
bevolking.
Als
men
de
hele
wereld
betrekt
op
deze
argumenten
die
in
het
verleden
reeds
zijn
aangehaald
en
hier
opnieuw
worden
bekeken,
dan
vertonen
zij
echter
evenveel
kenmerken
met
andere
landen.
De
culturele
argumenten
aangereikt
zijn
gelimiteerd,
moeilijk
te
bewijzen
en
sluiten
soms
aan
bij
een
wishful
thinking
om
de
stelling
vanuit
de
taalkunde
te
kunnen
blijven
vasthouden.
De
zaak
van
de
Roma
is
enorm
interessant
om
globale
gelijkenissen
te
bekijken.
Zij
zijn
een
groot
voorbeeld
van
een
hybridiserende
cultuur.
Bovendien
tonen
zij
de
processen
aan
die
steeds
weerkeren
wanneer
het
zogenaamde
Westen
in
aanraking
komt
met
de
vreemde,
de
ander,
die
strookt
met
het
superieure
zelfbeeld
dat
de
Westerse
wereld
van
zichzelf
heeft.
Zo
leven
de
Roma
geïsoleerd
in
gesegregeerde
woongebieden.
Dit
was
ook
het
lot
van
de
Ieren
toen
zij
in
Amerika
aankwamen.
De
Ieren
werden
er
niet
aanvaard,
werden
verstoten
en
gedoemd
om
hun
eigen
wijken
op
te
stellen
tot
zij
konden
opklimmen
op
de
sociale
ladder
en
een
belangrijke
politieke
rol
begonnen
te
spelen
in
de
Verenigde
Staten.
De
Roma
zijn
meermaals
slachtoffer
geworden
van
gedwongen
sterilisatie
zowel
in
de
Oost-‐Europese
gebieden,
het
Duitse
rijk
van
Hitler,
als
in
Engeland
waar
kinderen
soms
ook
werden
weggenomen
uit
de
Romani
gezinnen
om
ze
143
te
plaatsen
bij
“echte”
Engelse
gezinnen.
347Dit
vinden
we
terug
in
Amerika.
De
samengestelde
groep
van
nationaliteiten
die
later
de
Amerikaanse
bevolking
zou
vormen
probeerde
de
Indiaanse
Navajovrouwen
documenten
te
laten
ondertekenen
die
zij
niet
begrepen,
maar
die
ervoor
zorgden
dat
zij
toestemming
gaven
voor
sterilisatie.
De
Amerikanen
die
zich
bezighielden
met
deze
praktijken
wilden
tegengaan
dat
de
Indiaanse
bevolkingsgroepen
nog
zouden
kunnen
uitbreiden.
348Met
de
behandeling
van
de
Joden
in
Europa
en
Noord-‐Amerika
vertonen
de
Roma
nog
het
meest
gelijkenissen.
Ze
hebben
beiden
een
protectiemechanisme
opgesteld
ter
bescherming
van
de
eigenheid.
Beiden
belanden
als
uiterste
vorm
van
discriminatie
in
de
concentratiekampen
van
de
Nazis
van
Hitler.
Hitler
probeerde
al
deze
mensen
uit
te
roeien
gesteund
door
een
rassenbegrip
waarvan
nu
geweten
is
dat
het
achterhaald
is.
Het
valt
tot
nu
toe
dus
niet
te
bewijzen
of
de
Roma
Indiërs
zijn.
Dat
ze
ooit
in
India
geweest
zijn
en
daar
vertrokken
zijn
is
wel
zeer
waarschijnlijk.
De
vraag
dringt
zich
dan
op
of
het
wel
relevant
is
om
de
aandacht
op
deze
hypothese
te
richten.
Aan
de
ene
kant
is
het
relevant
voor
een
gevoel
van
waardigheid
voor
een
volk
om
een
geschiedenis
te
hebben.
Voor
de
Roma
in
het
bijzonder
is
het
relevant
om
een
afkomst
te
hebben
aangezien
zij
steeds
worden
afgeschilderd
als
een
volk
zonder
natie
of
staat.
Zij
zouden
nergens
thuishoren.
Critici
stellen
zelfs
dat
het
geen
apart
volk
is,
dat
zij
gewoon
een
groep
marginalen
uitmaken
met
een
andere
levensstijl
door
omstandigheden
die
hen
samen
met
racisme
en
discriminatie
naar
de
rand
van
de
maatschappij
heeft
geduwd.
Met
een
afkomst
zouden
zij
zich
misschien
meer
mens
kunnen
voelen.
Zij
zouden
rechten
kunnen
opeisen
in
de
Westerse
maatschappijen.
Het
kan
meer
zelfvertrouwen,
eigenwaarde
en
trots
geven
aan
die
Roma
die
soms
in
moeilijke
situaties
moeten
trachten
te
overleven.
Aan
de
andere
kant
kan
een
land
van
herkomst
zelfs
gevaarlijk
zijn.
De
Westerse
wereld
heeft
een
geschiedenis
van
deportatiedrang
waar
de
Roma
reeds
ettelijke
malen
mee
te
maken
hebben
gekregen.
De
Portugezen
en
Engelsen
verscheepten
hen
naar
hun
kolonies,
de
Duitsers
deporteerden
hen
naar
kampen
afgesloten
van
de
rest
van
de
wereld
en
tot
slot
is
Frankrijk
nu
bezig
met
een
project
om
de
Roma
te
verdrijven
uit
Frankrijk.
In
Finland
heeft
men
door
de
geschiedenis
van
de
Roma
aan
te
tonen
aan
de
rest
van
de
Finse
bevolking
een
betere
aanvaarding
van
de
347
Isabel
Fonseca,
2006,
p240.
348
Rik
Pinxten
&
Koen
De
Munter,
2010,
p29-‐30.
144
Roma
kunnen
teweegbrengen.
Er
is
ook
onderzoek
naar
de
Finse
versie
van
het
Romanes.
Het
is
echter
minder
relevant
om
aandacht
en
onderzoek
op
dit
aspect
van
een
Indisch
verleden
te
richten
omdat
er
veel
dringendere
problemen
zijn
waar
de
nieuwe
Romani
migranten
in
West-‐Europa
mee
te
maken
krijgen.
Men
zou
dezelfde
energie
naar
het
heden
kunnen
richten
en
op
zoek
gaan
naar
een
betere
participatie
tussen
West-‐Europa
en
de
Roma.
De
Roma
staan
bekend
als
de
meest
gediscrimineerde
minderheid
van
Europa.
Men
zou
de
vernieuwde
kritische
stromingen
binnen
de
antropologie
kunnen
aanwenden
om
nieuwe
conclusies
en
nieuwe
onderzoeken
uit
te
voeren.
In
elk
geval
is
het
goed
voor
de
Roma
om
zich
gesteund
te
voelen
door
India
of
eerder
door
Indische
sympathisanten.
Het
gaat
hier
om
beperkte
steun.
Deze
sympathisanten
verwijten
de
Indische
regering
dat
zij
hun
verantwoordelijkheid
niet
opnemen
door
stil
te
blijven
in
de
gebeurtenissen
in
Frankrijk.
Deze
steun
verloopt
grotendeels
via
de
nieuwe
kanalen
van
de
informationele
revolutie.
Via
forums
op
het
internet
wordt
er
geduchtig
gediscussieerd
en
steun
betuigd.
Dat
deze
virtuele
contacten
krachtig
kunnen
zijn
bewees
de
impact
van
sociale
netwerksites
reeds
in
de
Jasmijnrevolutie
en
ander
verzet
in
de
Arabische
wereld.
Toch
zal
deze
virtuele
steun
slechts
een
deel
van
de
Roma
bereiken.
Ik
zou
graag
eindigen
met
een
Indische
anekdote
die
op
een
mooie
naïeve
manier
een
metafoor
geeft
voor
de
multiculturele
samenleving:
Toen
de
Parsis
naar
India
migreerden
stuurde
de
Indische
koning
hen
een
vol
glas
melk
om
hen
te
zeggen
dat
zijn
rijk
reeds
vol
was.
De
leider
van
de
Parsi
voegde
suiker
toe
aan
het
glas
melk.
Daarmee
wilde
hij
aantonen
dat
de
Parsi
het
rijk
niet
zouden
doen
overlopen,
maar
dat
zij
er
in
zouden
opgaan
en
het
bovendien
zouden
helpen
zoeter
te
maken.
145
Bibliografie
Boeken
:
ADRIAN
MARSH:
“…the
strumming
of
their
silken
bows”
The
Firdausi
Legend
of
Bahram
Gür
in
the
Context
of
the
Narratives
of
Origin
in
Romani
Histories:
ADRIAN
MARSH
&
ELIN
STRAND
(ED.),
Gypsies
and
the
problem
of
identities:
contextual,
constructed
and
contested:
papers
presented
at
the
First
International
Romani
Studies
Conference
in
Istanbul,
at
the
Swedish
Research
Institute
in
Istanbul,
April
2003.,
Swedish
Reasearch
Institute,
Istanbul,
2006,
p39-‐58.
ADRIAN
MARSH,
The
Gypsies
in
Turkey:
history,
ethnicity
and
identity.
An
action
research
strategy
in
practice
:
DAMIAN
LE
BAS
&
THOMAS
ACTON,
All
Change!:
Romani
studies
through
Romani
eyes,
University
of
Hertfordshire
Press,
Hertfordshire,
2010,
p27-‐38.
A.H.BINGLEY,
Handbook
on
Rajputs,
Gautam
Jetly
for
Asian
educational
Services,
New
Delhi,
1986,
iii
p181.
ALBERT
GUIGUI,
Oude
bron,
levend
water
:
spiritualiteit
van
de
joodse
geloofstraditie,
Uitgeverij
Lannoo
nv,
Tielt,
2004,
p239.
ALYSSA
AYRES
&
PHILIP
OLDENBURG,
India
Briefing:
quickening
the
pace
of
change,
M.E.
Sharpe
Inc.,
New
York,
2002,
xii
p299
ANGUS
BANCROFT,
Roma
and
Gypsy-‐Travellers
in
Europe:
modernity,
race,
space,
and
exclusion,
Ashgate
Publishing
Ltd,
Aldershot,
2005,
p
198.
ANGUS
FRASER,
The
Gypsies,
Wiley-‐Blackwell,
Oxford,
1992,x
p362.
ANKICA
PETROVIC,
Music
practices
of
Machwaya
Gypsies
in
America:
ZUZANA
JURKOVÁ
&
LEE
BIDGOOD
(ED.),
Voices
of
the
Weak:
Music
and
minorities,
Slovo21,
Praha,
2009,
p250.
ANTHONY
SAMPSON:
John
Sampson
and
Romani
Studies
in
Liverpool:
NICHOLAS
SAUL
&
SUSAN
TEBBUTT
(ED.),
The
role
of
the
Romanies:
images
and
counter-‐images
of
Gysies/Romanies
in
European
Cultures,
Liverpool
University
Press,
Liverpool,
2005,
p15-‐20.
A.P.THAKUR
&
SUNIL
PANDEY,
21st
Century
India:
View
and
Vision,
Global
Publishing
House,
New
Delhi,
2009,
x
p510.
A.R.N.
SRIVASTAVA,
Essentials
of
Cultural
Anthropology,
Prentice-‐Hall
of
India
Private
Limited,
New
Delhi,
2005,
xiii
p229.
BERNARD
LEBLON,
Gypsies
and
Flamenco,
University
of
Hertfordshire,
Hatfield
Hertfordshire,
1994,
xiv
p133.
BRIAN
A.
BELTON,
Questioning
Gypsy
Identity:
ethnic
narratives
in
Britain
and
America,
AltaMira
Press,
Walnutcreek,
2005,
p203.
146
BRIAN
SEYMOUR
VESEY-‐FITZGERALD,
Gypsies
of
Britain:
an
introduction
to
their
history,
David
&
Charles
(Holdings)
Ltd,
Newton
Abbott
Devon,
1973,
xvi
p258.
BRON
RAYMOND
TAYLOR
(ED.),
The
encyclopeadia
of
religion
and
nature
k-‐z,
Thoemmes
Continuum,
London,
2005,
p1877.
CALUM
M.
CARMICHAEL,
Illuminating
Leviticus:
a
study
of
its
laws
and
institutions
in
the
light
of
biblical
narratives,
JHU
Press,
Baltimore,
2006,
x
p212.
CAROL
CHAPNICK
MUKHOPADHYAY
&
YOLANDA
MOSES
&
ROSEMARY
HENZE,
How
real
is
race?:
a
sourcebook
on
race,
culture,
and
biology,
Rowman
&
Littlefield
Education,
Lanham,
2007,
p316.
CAROL
HENDERSON
GARCIA,
Culture
and
Customs
of
India,
Greenwood
Press,
Westport,
2002,
xxiv
p210.
CAROL
MILLER,
The
Church
of
Cheese:
Gypsy
ritual
in
the
American
Heyday,
GemmaMedia,
Boston,
2010,
xix
p240.
CECIE
STARR
&
BEVERLY
MACMILLAN,
Human
Biology
Eight
Edition,
Cengage
Learning,
Belmont,
2008,
xxiv
p493.
CHAMAN
LAL,
Gypsies
forgotten
children
of
India,
Publications
division
ministry
of
information
and
broadcasting,
Delhi,
1962,
xv
p214.
CHARLES
GODFREY
LELAND,
The
Gypsies,
University
of
California,
1882,
p
384.
CHARLES
GODFREY
LELAND,
Gyspies,
Kessinger
Publishing,
Cambridge
Massachusetts,
2003,
p384.
CHRISTOPHE
JAFFRELOT,
Dr.
Ambedkar
and
untouchability:
analysing
and
fighting
caste,
C.Hurst
&
Co,
London,
2005,
xiii,
p205.
DAMIAN
LE
BAS
&
THOMAS
ACTON,
All
Change!
Romani
studies
through
Romani
eyes,
University
of
Hertfoprdshire,
Hertfordshre(Hatfield),
2010,
p96.
DAVID
J
PHILIPS,
Peoples
on
the
move:
introducing
the
nomads
of
the
world,
Piguant,
Carlisle,
2001,
xviii
p488
.
DAVID
KINSLEY,
Hindu
Goddesses:
visions
of
the
divine
feminine
in
the
Hindu
religious
tradition,
Motilal
Banarsidass,
Delhi,
1987
new
edition
1998,
p281.
D.B.
NAIK,
The
art
and
literature
of
Banjara
Lambanis:
a
socio-‐cultural
study,
Abhinav
Publications,
New
Delhi,
2000,
lvi
p160.
DEBORAH
EPSTEIN
NORD,
Gypsies
and
the
British
Imagination
1807-‐1930,
Columbia
University
Press,
Chisester
West
Sussex,
2006,
xiii
p221.
DHANANJAY
KEER,
Dr.
Ambedkar:
life
and
mission,
popular
prakashan
PVT.
LTD.,
Mumbai,
1990,
xii
p532.
147
DONALD
KENRICK,
Historical
dictionaryof
the
Gypsies
(Romanies),
Scarecrow
Press,
Lanham,
2007,
xl
p345.
DONALD
KENRICK,
Gypsies
from
the
Ganges
to
the
Thames,
University
of
Hertfordshire
Press,
Hertfordshire,
2004,
xii
p126.
DONALD
KENRICK
&
GRATTAN
PUXON,
Gypsies
under
the
Swastika,
University
of
Hertfordshire
Press,
Hertfordshire,
2009,
xv
p168.
DORIAN
YATES,
Green
Earth
Guide;
Travelling
Naturally
in
France,
North
Atlantic
Books,
Berkeley,
2009,
xvii
p176.
DONALD
MACGILLIVRAY
NICOL,
The
last
centuries
of
Byzantium
1261-‐1453,
University
of
Cambridge
Press,
Cambridge,
1993,
xviii
p463.
EKTA
SINGH,
Caste
system
in
India:
A
Historical
Perspective,
Kalpaz
Publivations,
Delhi,
2009,
p304.
ELENA
MARUSHIAKOVA
&
VESSELIN
POPOV,
Myths
as
Processes:
DONALD
KENRICK
&
THOMAS
ACTON
(ED.),
scholarship
and
the
gypsy
struggle
:
commitment
in
Romani
studies:
a
collection
of
papers
and
poems
to
celebrate
Donald
Kenrick's
seventieth
year,
University
of
Hertfordshire,
hertfordshire,
2000,
p81-‐93.
ELENA
MARUSHIAKOVA
&
VESSELIN
POPOV,
Gypsies
in
the
Ottoman
Empire:
a
contribution
to
the
history
of
the
Balkans,
University
of
Hertfordshire
Press,
Hatfield
Hertfordshire,
2001,
p108.
ELIN
STRAND,
Romanlar
&
ethno-‐Religieus
identity
in
Turkey:
a
comparative
perspective
:
ADRIAN
MARSH
&
ELIN
STRAND
(ED.),
Gypsies
and
the
problem
of
identities:
contextual,
constructed
and
contested:
papers
presented
at
the
First
International
Romani
Studies
Conference
in
Istanbul,
at
the
Swedish
Research
Institute
in
Istanbul,
April
2003,
Swedish
Resaerch
Institute,
Istanbul,
2006,
p97-‐104.
EMMA
MARTINEZ,
Flamenco:
all
you
wanted
to
know,
Mel
Bay
Publications,
Pacific,
2003,
p188.
FELICITA
VOS,
Blauwe
haren,
zwarte
ogen:
De
Roma-‐cultuur
van
binnenuit,
Meulenhoff
,
Amsterdam,
2008,
p255.
FRANCIS
HINDES
GROOME,
Gypsy
folk
tales,
Forgotten
Books,
1963,
p302.
GEORG
FEUERSTEIN,
The
Yoga
Tradition:
Its
History,
Literature,
Philosophy
and
Practice,
Hohm
Press
,
2001,
p550.
GEORGE
MONGER,
Marriage
customs
of
the
world:
from
henna
to
honeymoons,
ABC-‐CLIO,
Santa
Barbara
2004,
p327
148
GEORGE
VAN
DRIEM,
Languages
of
the
Himalayas:
an
ethnolinguistic
handbook
of
the
greater
Himalayan
region:
containing
an
introduction
to
the
symbiotic
theory
of
languages,
Volume
2;
Volume
10,
Part2,
Brill,
2001,
p1375.
G.
MUKHERJEE
&
VESELIN
NIKOLOV
TRAIKOV,
Georgi
Stoikov
Rakovski,
a
great
son
of
Bulgaria
and
a
great
friend
of
India,
Northern
Book
Centre,
New
Delhi,
1987,
p166.
GRATTAN
PUXON,
The
Romani
movement:
Rebirth
and
the
First
World
Romani
Congress
in
retrospect:
DONALD
KENRICK
&
THOMAS
ACTON
(ED.),
Scholarship
and
the
gypsy
struggle
:
commitment
in
Romano
studies:
a
collection
of
papers
and
poems
to
celebrate
Donald
Kenrick’s
seventieth
year,
University
of
Hertfordshire
Press,
Hertfordshire,
2000,
p94-‐
113.
GUY
JANSSENS
&
ANN
MARYNISSEN,
Het
nederlands
Vroeger
en
nu,
Acco,
Leuven,
2005,
p276.
HAKIM
ABOL-‐QASEM
FERDOWSI
TUSI,
The
Shah
Namah:
the
Epic
of
Kings,
Forgotten
books,
2008,
xii
p214.
HARA
PRASAD
SHASTRI,
A
short
History
of
India,
Blackie
&
Son,
London,
1907,
p128.
HOWARD
G.
COWARD,
Indian
critiques
of
Gandhi,
State
University
of
New
York
Press,
Albany,
2003,vii
p287.
HENRI
FRIEDLANDER,
The
Origins
of
Nazi
Genocide:
From
Euthanasia
to
the
Final
Solution,
UNC
Press
Books,
Chapel
Hill
North
Carolina,
1995,
iv
p448.
IAN
HANCOCK,
The
emergence
of
Romani
as
a
koïne
outside
of
India:
DONALD
KENRICK
&
THOMAS
ACTON
(ED.),
Scholarship
and
the
gypsy
struggle
:
commitment
in
Romano
studies:
a
collection
of
papers
and
poems
to
celebrate
Donald
Kenrick’s
seventieth
year,
University
of
Hertfordshire
Press,
Hertfordshire,
2000,p1-‐13.
IAN
HANCOCK,
We
are
the
Romani
people,
University
of
Hertfordshire
Press,
Hertfordshire,
2002,
xxii
p180.
IAN
HANCOCK,
The
Concoctors:
Creating
Fake
Romani
Culture:
NICHOLAS
SAUL,
SUSAN
TEBBUTT,
The
Role
of
the
Romanies
:
Images
and
Counter-‐Images
of
‘Gypsies’/Romanies
in
European
Cultures,
Liverpool
University
Press,
Liverpool,
2005,
xp258
p85
-‐97
IAN
HANCOCK,
Mind
the
Doors!
The
contribution
of
linguistics:
DAMIAN
LE
BAS
&
THOMAS
ACTON
(ED),
All
Change!
Romani
studies
through
romani
eyes,
University
of
Hertfordshire,
Hertfordshire,
2010,
p5-‐26.
IAN
HANCOCK,
The
development
of
Romani
linguistics.
:
MOHAMMAD
ALI
JAZAYERY
&
WERNER
WINTER
(ED.),
Languages
and
cultures:
Studies
in
honor
of
Edgar
C.
Polomé,
Walter
de
Gruyter
&
Co.,
Berlin,
1988,
p183-‐224.
IAN
HANCOCK
&
DILEEP
KARANTH,
Danger!
Educated
Gypsy:
Selected
essays,
University
of
Hertfordshire,
Hertfordshire,
2010,
xxii
p323.
149
INDIRA
VISWANATHAN
PETERSON,
The
drama
of
the
Kuŗvaņci
fortune-‐teller:
Land,
Landscapeand
Social
relations
in
an
Eighteenth
century
Tamil
genre:
MARTHA
ANN
SELBY
&
INDIRA
VISWANATHAN
PETERSON
(ED.),
Tamil
geographies:
cultural
constructions
of
space
and
place
in
South
India,
State
University
of
New
York,
Albany,
2008,
p59-‐86.
ILONA
KLIMOVA-‐ALEXANDER,
The
Romani
voice
in
world
politics:
the
United
Nations
and
non-‐
state
actors,
Ashgate
Publishing
Limited,
Aldershot,
2005,
xv
p195.
ISABEL
FONSECA,
Bury
me
standing:
The
gypsies
and
their
journey,
Vintage,
New
York,
1996,
p321.
JAMES
S.
OLSON,
An
ethnohistorical
dictionary
of
the
Russian
and
Soviet
Empires,
Greenwood
Press,
Westport,
1994,
viii
p840.
JAYA
JAITLY
&
KAMAL
SAHAI,
Crafts
of
Kashmir,
Jammu
&
Ladakh,
Abbeville
Press,
1990,
p227.
JEAN-‐PIERRE
LIÉGEOIS,
Roma,
tsiganes,
voyageurs,
Conseil
de
l’Europe,
1994,
p323.
JEAN-‐PIERRE
LIÉGEOIS,
Roma
in
Europe,
Council
of
Europe
Publishing,
Strasbourg,
2007,
p307.
JEFFREY
J.
KRIPAL
&
RACHEL
FELL
MCDERMOTT,
Introducing
Kālī
studies:
JEFFREY
J.
KRIPAL
&
RACHEL
FELL
MCDERMOTT
(ED.),
Encountering
Kālī:
in
the
margins,
at
the
center,
in
the
West,
University
of
California
Press,
Berkeley,
2003,
p1-‐20.
JELENA
ČVOROVIČ,
Roast
Chicken
and
Other
Gypsy
Stories:
Oral
narratives
among
Serbian
Gypsies,
Peter
Lang,
Frankfurt
am
Main,
2010,
p131.
J.G.HUIJSER,
ONZE
ZIGEUNERS:
Hun
taal,
afkomst
en
lijdensweg,
H.De
Bot,
Rotterdam,
1952,
p60.
J.G.VAUGHAN
&
P.A.JUDD,
The
Oxford
book
of
health
foods,
Oxford
University
Press,
Oxford,
2003,
xiii
p
188.
J.J.ROY
BURMAN,
Ethnography
of
a
denotified
tribe:
the
Laman
Banjara,
Mittal
Publications,
New
Delhi,
2010,
xxii
p190.
JOAN
G.
ROLAND,
THE
BAGHDADI
JEWS:
ORPA
SLAPAK,
The
Jews
of
India:
a
story
of
three
communities,
University
Press
of
New
England,
Lebanon,
1995,
p37-‐46.
JOE
BINDLOSS,
Northeast
India,
Lonely
Planet,
London,
2009,
p384
JOHN
J.
MACIONIS
&
KEN
PLUMMER,
Sociology:
A
Global
Introduction,
Pearson
Education
Limited,
Harlow
Essex,
2008,
xl
p
953.
JUDITH
OKELY,
Traveller-‐Gypsies,
University
of
Cambridge
Press,
Cambridge,
1983,
v
p254.
150
KAREN
RALLS,
Knights
Templar
Encyclopedia:
the
essential
guide
to
the
people,
places,
events,
and
symbols
of
the
order
of
the
temple,
Career
Press,
Franklin
Lakes,
2007,
p301.
KATHERINE
HOOPER,
The
Gypsy
Collections
at
Liverpool:
NICHOLAS
SAUL
&
SUSAN
TEBBUTT
(ED.),
The
role
of
the
Romanies:
images
and
counter-‐images
of
Gysies/Romanies
in
European
Cultures,
Liverpool
University
Press,
Liverpool,
2005,
p21-‐30.
KATRIN
REEMTSMA,
Sinti
und
Roma:
Geschichte,
Kultur,
Gegenwart,
C.H.Beck,
München,
1996,
p198.
K.C.DAS,
Global
Encyclopeadia
of
the
West
Indian
Dalit’s
Ethnography,
Global
Vision
Publishing
Ho,
New
Delhi,
2008,
p392.
KEITH
BROWN
&
SARAH
OGILVIE,
Concise
encyclopedia
of
languages
of
the
world,
Elsevier
Ltd.,
Kidlington
Oxford,
2009,
p1283.
KONRAD
BERCOVICI,
Story
of
the
Gypsies,
Kessinger
Publishing,
Whitefish,
2003,
p304.
KUMAR
SURESH
SINGH,
People
of
India:
Rajasthan
Part
One,
Popular
Prakashan
Pvt.
Ltd.,
Mumbai,
1998,
xlii
p1056.
KUMAR
SURESH
SINGH,
The
Scheduled
Castes
Volume
2
People
of
India,
Anthropological
Survey
of
India,
Kolkata,
1993,
p1367.
LAURENCE
MITCHELL,
Serbia,
The
Globe
Pequot
Press
Inc,
Guilford
Connecticut,
2010,
viii
p384.
LAURIE
L.
PATTON,
Introduction:
EDWIN
F.
BRYANT
&
LAURIE
L.
PATTON
(ED),
The
Indo-‐Aryan
Controversy:
Evidence
and
inference
in
Indian
history,
Routledge,
Abingdon,
2005,
p1-‐18.
L.N.BHAPAT,
Supply
Response
in
Backward
agriculture:
An
economic
Study
of
Chotanagpur
Region,
Concept
Publishinh
Company,
1989,
p98.
L.P.VIDYARTHI
&
BINAY
KUMAR
RAI,
The
tribal
culture
of
India,
Ashok
Kumar
Mittal
Concept
Publishing
Company,
New
Delhi,1985,
xii,
p491.
LUCY
BREGMAN,
Religion,
death,
and
dying:
Volume
3:
Bereavement
&
Death
Rituals,
Greenwood
Publishing
Group,
Santa
Barbara,
2010,
xvi
p275.
LYNN
FOULSTON,
At
the
feet
of
the
goddess:
the
divine
feminine
in
local
Hindu
religion,
Susses
Academic
Press,
Brighton,
2002,
xvi
p242.
LYNN
FOULSTON
&
STUART
ABBOTT,
Hindu
goddesses:
beliefs
and
practices,
Sussex
Academic
press,
Eastbourne,
2009,
xii
p292.
MANJU
GUPTA,
Let’s
know
Gods
and
Goddesses
of
India,
Star
Publications,
New
Delhi,
2004,
p31
.
151
MARKO
ŽIVKOVIĆ,
Serbian
Dreambook:
National
Imaginary
in
the
Time
of
Milosevic,
Indiana
University
Press,
Bloomigton,
2011,ix
p280.
MARY
EVELYN
TUCKER
&
CHRISTOPHER
KEY
CHAPPLE,
Hinduism
and
ecology:
the
intersection
of
earth,
sky
and
water,
Harvard
University,
Cambridge
Mass.,
2000,
xlix,
p600.
MARY
TEW
DOUGLAS,
Purity
and
Danger:
an
analysis
of
concepts
of
pollution
and
taboo,
Routledge,
New
York,
1966,
vii
p188.
MICHAEL
C.BRODSKY,
Pediatric
Neuro-‐Ophthalmology,
Springer,
New
York,
2010,
p550.
MICHAEL
DREGNI,
Django
Reinhardt
and
the
Illustrated
History
of
Gypsy
Jazz,
speck
press,
Golden,
2006,
p208.
MICHAEL
J.
CASIMIR,
“One
upon
a
Time”:
Reconciling
the
Stranger:
JOSEPH
C.
BERLAND
&
APARNA
RAO
(ED),
Customary
strangers:
New
perspectives
on
Peripatetic
Peoples
in
the
Middle
East,
Africa,
and
Asia,
Praeger
Publishers,
Westport,
2004,
p31-‐54.
MICHELLE
HEFFNER
HAYES,
Flamenco:
conflicting
histories
of
the
dance,
McFarland
&
Company
Jefferson,
2009,
viii
p197.
MILENA
HÜBSCHMANNOVA,
Foreword;
ILONA
LACKOVA,
A
false
dawn:
my
life
as
a
gypsy
woman
in
Slovakia,
University
of
Hertfordshire
Press,
Hertfordshire,
2000,
p224.
MILENA
HÜBSCHMANNOVA,
To
eat
is
to
honour
God:
THOMAS
ACTON
&
DONALD
KENRICK
(ED.
),
Scholarship
and
the
Gypsy
struggle:
commitment
in
Romani
studies,
University
of
Hertfordshire,
Hatfield
Hertfordshire,
2000,
p155-‐170.
MUMTAZ
HASAN,
In
Quest
of
Daibul
and
other
speeches,
Writers'
Guild,
Karachi,
1968,
xi
p162.
MUSTAFA
ÖZUNAL,
Makuş
Ma!
Me
de
Rom
Sinom!
Images
of
Gypsies
in
the
Turkish
lands
1
:
ADRIAN
MARSH
&
ELIN
STRAND
(ED.),
Gypsies
and
the
problem
of
identities:
contextual,
constructed
and
contested:
papers
presented
at
the
First
International
Romani
Studies
Conference
in
Istanbul,
at
the
Swedish
Research
Institute
in
Istanbul,
April
2003,
Swedish
Resaerch
Institute,
Istanbul,
2006,
p105-‐114.
NICHOLAS
EVANS,
Dying
words:
endangered
languages
and
what
they
have
to
tell
us,
Wiley-‐
Blackwell,
Chichester
West
Sussex,
2010,
xx
p287.
NORMAN
GELB,
Kings
of
the
Jews:
the
origins
of
the
Jewish
nation,
The
Jewish
Publication
Society,
Philadelphia,
2008,
xx
p246.
OLIVER
MENDELSOHN
&
MARIKA
VICZIANY,
The
untouchables:
subordination,
poverty,
and
the
state
in
modern
India,
Cambridge
University
Press,
Cambridge,
1998,
xvii
p
289.
OM
GUPTA,
Encyclopaedia
of
India,
Pakistan
and
Bangladesh,
Isha
Books,
New
Delhi,
2006,
xii
p2666.
152
OPPI
UNTRACHT,
Traditional
jewelry
of
India,
Harry
N.
Ambramc
Inc,
1997,
p430.
PAMELA
GOYAN
KITTLER
&
KATHRYN
SUCHER,
FOOD
AND
CULTURE,
THOMSON
WADSWORTH,
BELMONT,
2004,
V
P558.
PATRICK
WILLIAMS,
Nous,
on
n’en
parle
pas:
les
vivants
et
les
morts
chez
les
Manouches,
Editions
de
la
Maison
des
Sciences
de
l’homme,
,
Paris,
1993,
xi
p108.
PAUL
POLANSKY:
Using
Oral
Histories
and
Customs
of
the
Kosovo
Roma
as
a
Guide
to
their
Origins:
ADRIAN
MARSH
&
ELIN
STRAND
(ED.),
Gypsies
and
the
problem
of
identities:
contextual,
constructed
and
contested:
papers
presented
at
the
First
International
Romani
Studies
Conference
in
Istanbul,
at
the
Swedish
Research
Institute
in
Istanbul,
April
2003,
Swedish
Reasearch
Institute,
Istanbul,
2006,
p59-‐68.
PAUL
WEXLER,
Two-‐tiered
relexification
in
Yiddish:
Jews,
Sorbs,
Khazars
and
the
Kiev-‐
Polessian
dialect,
Walter
de
Gruyter,
Berlin,
2002,
xi
p713.
PEKKA
SARTOLA,
Millenium
1000
years
of
peace,
Xulon
Press,
Longwood,
2008,
xv
p420
PETER
BAKKER
&
KHRISTO
KIUCHUKOV,
What
is
the
Romani
language?
,
University
of
Hertfordshire
Press,
Hatfield
Hertfordshire,
2000,
p140.
PETER
BERGER,
The
Anthropology
of
Values,
Pearson
Longman,
Delhi,
2010,
p560.
PETER
LAVEZZOLI,
The
dawn
of
Indian
Music
in
the
West:
Bhairavi,
Continuum
International
Publishing
Group,
xiii
p443.
PETER
VERMEERSCH,
The
Romani
movement:
minority
politics
and
ethnic
mobilization
in
contemporary
central
Europe,
Berghahn
Books,
New
York,
2006,
xiv
p261.
PHILIPPA
FAULKS,
Henna
magic:
Crafting
Charms
&
Rituals
with
sacred
body
art,
Llewellyn
Publications,
Woodbury,2010
xx
p262.
PRAMODA
KUMĀRA
MIŚRA,
The
nomadic
Gadulia
Lohar
of
Eastern
Rajasthan,
Anthropological
Survey
of
India,
Calcutta,
1977,
vii,
p218.
RADHAKUMUD
MOOKERJI,
Ancient
Indian
Education:
Brahmanical
and
Buddhist,
Motilal
Banarsidass,
Delhi,
1989,
xxxvi
p
655.
RAJENDRA
KUMAR
SHARMA,
Rural
Sociology,
Atlantic
Publishers
and
Distributors,
New
Delhi,
2004,
vi
p305.
RAJSHEKAR
V.T.
SHETTY,
Dalit:
The
black
untouchables
of
India,
Clarity
Press,
Roswell,
1987,
p89.
RAM
GOPAL,
Hindu
Culture
during
and
after
Muslim
rule:
survival
and
subsequent
challenges,
Motilal
Banarsidass,
Delhi,
1994,
ix
p199.
153
R.
CLAYTON
BROUGH,
The
lost
tribes:
history,
doctrine,
prophecies,
and
theories
about
Israel’s
lost
ten
tribes,
Horizon
Publishers,
Springville,
1979,
p118.
RIK
PINXTEN
&
KOEN
DE
MUNTER,
De
culturele
eeuw,
Uigeverij
Acco,
Leuven,
2010,
p245.
ROBERT H. STACY, India in Russian literature, Motilal Banarsidass, Delhi, 1985, p139.
ROBERT
VANE
RUSSEL,
Tribes
and
castes
of
the
Central
provinces
of
India
Volume
1,
Fili-‐
Quarian
Classics,
2010,
p520.
ROBERT
W.
STERN,
Changing India: bourgeois revolution on the subcontinent, Cambridge
University Press, Cambridge, 2003, xv p272.
RONALD
LEE,
Romani
Dictionary
Kalderash-‐English.
Magoria
Books,
Toronto,
2010,
viii
p327.
SAIT
BALIC,
Medunarodni
naucni
skup
Jezik
i
kultura
Roma:
Sarajevo,
9-‐11,
VI
1989,
Institut
za
proucavanje
nacionalnih
odnosa-‐Sarajevo,
1989,
p534.
SALMA
AHMED
FAROOQUI,
A
comprehensive
history
of
medieval
India:
from
the
Twelfth
to
the
Mid-‐Eighteenth
Century,
Dorling
Kindersley
for
Pearson
Education,
Noida,
xxii
p406.
SANJAY
PASWAN
&
PARAMANSHI
JAIDEVA,
Encyclopaedia
of
Dalits
in
India,
Kalpaz
Publications,
Delhi,
2003,
p456.
SANJUKTA
GUPTA,
the
domestication
of
a
goddess:
caraṇa-‐tīrtha
kālīghāṭ,
the
Mahāpīṭha
of
Kālī:
JEFFREY
J.
KRIPAL
&
RACHEL
FELL
MCDERMOTT
(ED.),
Encountering
Kālī:
in
the
margins,
at
the
center,
in
the
West,
University
of
California
press,
Berkeley,
2003,
p60-‐79.
S.G.
DEOGAONKAR
&
SHAILAJA
S.
DEOGAONKAR,
The
Banjara,
Ashok
Kumar
Mittal
Concept
Publishing
Company,
New
Delhi,
1992,
p115.
SHIVA
TOSH
DAS,
Life
style,
Indian
tribes:
locational
practice
vol
2,
Gian
Publishing
House,
New
Delhi,
1989,
p269.
SHIRLEY
BERRY
ISENBERG,
The
Bene
Israel:
Orpa
Slapak,
The
Jews
of
India:
a
story
of
three
communities,
University
Press
of
New
England,
Lebanon,
1995,
p17-‐26.
SHIVAJI
K.
PANIKKAR,
Sapta
matrka
worship
and
sculptures,
D.
K.
Printworld
Ltd,
1997,
xv,
301.
SHUBHA
TIWARI,
Amita
Ghosh:
a
critical
study,
Atlantic
Publishers
and
Distributors,
New
Delhi,
2003,
v
p108.
SHYAM
SINGH
SHASHI,
The
world
of
nomads,
Lotus
Press,
New
Delhi,
2006,
p297.
SHYAM
SINGH
SHASHI,
Roma:
The
Gypsy
World,
Sundeep
Prakashan,
Delhi,
1990,
p230.
154
SIMON
BROUGHTON,
Gypsy
Music:
kings
and
queens
of
the
road:
SIMON
BROUGHTON,
MARK
ELLINGHAM
&
RICHARD
TRILLO
(ED.),
World
Music:
the
Rough
Guide:
Africa,
Europe
and
the
Middle
east,
Volume
1,
Rough
Guides
Ltd.,
London,
1999,
p146-‐158.
SMITA
NARULA,
Broken
people:
caste
violence
against
India’s
Untouchables,
Human
rights
watch,1999,
xii
p291.
SUSAN
G.
DRUMMOND,
Mapping
Marriage
Law
in
Spanish
Gitano
Communities,UBC
Press,
Vancouver,
2006,
x
p271.
SYAD MUHAMMAD LATIF, History of the Panjab from the remotest antiquity to the present
time, Eurasia Publishing House, New Delhi, 1964, p652.
VIOREL
ACHIM,
The
Roma
in
Romanian
History,
Central
European
University
Press,
Budapest,
2004,
p233.
WALTER
OTTO
WEYRAUCH,
Gypsy
law:
Romani
legal
traditions
and
culture,
University
of
California
Press,
Berkeley,
2001,
xiv,
p284.
W.CROOKE,
The
popular
religion
and
folkore
of
Northern
India
Vol
1,
Kessinger
Publishings,
Cambridge
Massachusetts,
2004,
p388.
WILLIAM
J.
DUIKER
&
JACKSON
J.
SPIELVOGEL,
World
History,
Volume
1,
Wadsworth
Cengage
Learning,
Boston
Massachusetts,
2007,
xxxi
p592.
WILLIAM
R.
CHARLESWORTH,
Amish
and
Gypsy
children:
Socialization
within
cohesive,
strategizing
groups
:
KEVIN
B
MACDONALD
&
ROBERT
L.
BURGESS(ed.),
Evolutionary
perspectives
on
human
development,
Sage
publications,
Thousans
oaks,
2005,
p359-‐380.
WIM
WILLEMS,
In
Search
of
the
True
Gypsy:
From
Enlightenment
to
Final
Solution,
frank
cass
publishers,
london,
1997,
viii,
p368.
WERNER
ZIP,
Rastafari:
a
universal
philosophy
in
the
third
millennium,
Ian
Randle,
2006,
p313.
W
R
RISHI
(ed.),
Roma:
The
panjabi
Emigrants
in
Europe,
Central
and
Middle
Asia,
the
USSR,
and
the
Americas,
Panjabi
University,
Patalia,
1976,
p119.
W.R.RISHI,
Roma
:volumes
21-‐25,
Roma
Publications,
Chandigarh,
1984,
p94.
YARON
MATRAS,
Romani:
a
linguistic
introduction,
Cambridge
University
Press,
Cambridge,
2002,
xiv
p291.
YARON
MATRAS,
The
Role
of
language
in
mystifying
and
demystifying
Gypsy
Identity.
:
NICHOLAS
SAUL
&
SUSAN
TEBBUTT
(ED.),
The
role
of
the
Romanies:
images
and
counter-‐images
of
Gysies/Romanies
in
European
Cultures,
Liverpool
University
Press,
Liverpool,
2005,
p53-‐78.
YARON
MATRAS,
Untersuchungen
zu
Grammatik
und
Diskurs
des
Romanes:
Dialekt
der
Kelderaša/lovara,
Harrassowitz
Verlag,
Wiesbaden,
1994,
xii
p256.
YULIA
EGOROVA,
Jews
and
India:
perceptions
and
image,
Routledge,
New
York,
2006,
p150.
YVES
BONNEFROY,
Roman
and
European
Mythologies,
University
of
Chicago
Press,
Chicago,
1992,
xxi
p342
.
156
PRABHAT
SARAN,
European
gypsies
face
bias
like
Dalits,
The
Hindustan
Times,
19
juni
2008.
Geconsulteerd
via
http://jangamashwin.wordpress.com/2008/06/22/european-‐
gypsies-‐face-‐bias-‐like-‐dalits/
op
04/04/2011.
RADU
P.
IOVIŢĂ
&
THEODORE
G.
SCHURR,
Reconstructing
the
origins
and
migrations
of
diasporic
populations:
the
Case
of
the
European
Gypsies,
uit
American
Anthropologist
Vol.
106
No
2,
June
2004,
p267-‐276.
RENA
M.COTTEN,
Gypsy
Folktales,
The
Journal
of
American
Folklore
Vol.
67
No
265,
Juli/September
1954
p261-‐266.
Geconsulteerd
op
Jstor
via
http://www.jstor.org/pss/536780
op
15/02/2011.
SOHINI
CHATTOPADHYAY,
Flamenco
comes
home
to
India,
Openmagazine,
24
oktober
2009.
Geconsulteerd
via
www.
Openmagazine.com/article/arts/flamenco-‐comes-‐home-‐to-‐
india
op
05/05/2011.
SURESH
KUMAR
PILLAI,
Gypsy
Journal:
Story
of
Romas
in
Serbia
and
Kosovo,
2007.
Geconsuleerd
via
http://hindivishwa.academia.edu/SureshPillai/Papers/393174/GYPSY_ROMA_JOURNA
L
op
03/05/2011.
YARON
MATRAS,
Johann
Rüdiger
and
the
study
of
Romani
in
18th
century
Germany,
Journal
of
the
Gypsy
Lore
Society,
fifth
series,
Vol.9,
1999,
p89-‐116.
Internetbronnen:
AAMIR
MUGHAL,
The
hindu
swayamsevak
sangh
uk
&
its
allied
organizations:
Links
with
VHP
India,
uit
de
blog
van
Chagatai
khan
gepost
op
1
december
2008.
Geconsulteerd
via
http://chagataikhan.blogspot.com/2008/12/british-‐charity-‐hindu-‐extremism-‐
4_01.html
op
5/01/2011.
GRATTAN
PUXON:
Saip
Yusuf:
Some
Memories
of
a
Rom
Who
Inspired
All.
Geconsulteerd
via
http://groups.yahoo.com/group/Roma_India/message/1114
op
14/03/2011.
JANOS
ORSOZ,
Following
in
Babasaheb’s
footsetps,
commentaren
uit
persoonlijke
communicatie
zijn
ook
na
te
lezen
op
http://www.jaibhim.hu/janos-‐orsos-‐following-‐in-‐
babasahebs-‐footsteps/
MOZES
F.
HEINSCHINK
&
MICHAEL
TEICHMANN,
Mahrime,
http://romani.uni-‐
graz.at/rombase/cgi-‐bin/art.cgi?src=data/ethn/belief/unclean.en.xml
RONALD
LEE,
The
Romani
Goddess
Kali
Sara,
2002.
geconsuleerd
via
http://kopachi.com/articles/the-‐romani-‐goddess-‐kali-‐sara-‐by-‐ronald-‐lee/#more-‐154
op
02/05/2011.
159
TANAJI
RATHOD,
Socio-‐economic
issues
of
Banjara
community:
Redefined
Strategy
For
Development,
Bangalore,
Karnataka.
Geconsulteerd
via
http://www.banjaratimes.com/218422.html
op
25/03/2011.
W.R.RISHI,
Journal
Roma.
Geconsulteerd
op
www.romani.org
op
14/01/2011.
Deze
staat
bestaat
niet
meer,
delen
ervan
zijn
terug
te
vinden
op
de
nieuwe
site
www.condak.net/gratis/romstina/en/
www.banjaratimes.com
http://www.cingeneyiz.org/balkans.html
http://romani.uni-‐graz.at/romlex/lex.xml
Persoonlijke
Communicatie:
Persoonlijke
communicatie
met
en
met
dank
aan:
Ballwinder
Dhall:
voormalig
ere-‐redacteur
van
het
tijdschrift
Roma
en
voormalig
post-‐
doctoraal
onderzoeker
van
het
Centrum
voor
Geopolitieke
Studies
aan
de
Punjab
universiteit
in
Chandigarh,
India.
B.R.
Shyamala
Devi:
Professor
Economische
Wetenschappen
aan
de
Kakatiya
universiteit
in
Warangal,
India.
Zij
schreef
schreef
“The
Search
for
Identity
of
Gypsies
of
the
World
and
the
Impact
of
Different
Economic
Systems”.
Helena
Sadilkova:
Professor
aan
het
Instituut
voor
Zuid-‐
en
Centraal-‐Azië,
onderdeel
van
de
Faculteit
Letteren
aan
de
Charles
Universiteit
in
Praag.
Zij
geeft
Geschiedenis
en
cultuur
van
Azië
en
Afrika.
Een
onderdeel
van
de
Oosterse
Talen
en
Culturen
aan
deze
faculteit
zijn
de
Romani
Studies.
Janardhan
Pathania:
voormalig
ingenieur
en
huidig
Indo-‐Romani
activist.
Janos
Orsoz:
hoofd
van
Jai
Bhim
een
organisatie
in
Hongarije
voor
en
door
Roma.
Martin
Balogh:
voorzitter
van
de
vzw
Opre
Roma
in
Gent
een
vereniging
die
zich
inzet
voor
de
Roma.
Michael
Benišek:
Filoloog
aan
het
Instituut
voor
Zuid-‐
en
Centraal-‐Azië,
onderdeel
van
de
Faculteit
Letteren
aan
de
Charles
Universiteit
in
Praag.
Hij
geeft
Algemene
taalwetenschap
en
doet
onderzoek
naar
taalkundige
fenomenen
van
Indische
talen
en
Romani
dialecten.
Valery
Novoselsky:
redacteur
van
het
Roma
Virtual
Network
en
medewerker
van
het
European
Roma
Information
Office,
het
European
Roma
Rights
Center
en
de
International
Debate
Education
Association.
160
A.T.
Sinclair,
81
Byzantijnse
Rijk,
14,
37
adivasis,
95,
97
Centrum
voor
Romani
Studies,
130,
135
Afghanistan,
11,
20,
29,
32,
37,
104
Chaman
Lal,
47,
88,
108,
134,
135
Alexander
Cunningham,
16
Chandigarh,
82,
98,
109,
129,
131,
136,
Alexander
De
Grote,
89,
90
137
Al-‐isfahani,
8,
10
Chaushev,
88
All
India
Banjara
Seva
Singh,
136
Chittorgarh,
103
al-‐Masudi,
92
christendom,
26,
48,
50,
51,
55,
107,
al-‐Talabi,
9
115,
123
al-‐Zutt,
8,
9
christenen,
49,
55,
69,
83,
115
Ambedkar,
122,
123,
124,
126
cijfers,
21,
32,
110
Amrita,
125,
126
clan,
15,
18,
70,
71,
94,
97,
99,
100,
104,
Andrew
Borde,
27
111
Arabisch,
10,
13,
16,
74,
81,
84,
91,
141
Clarke,
10
Ariërs,
12,
16,
45,
95
communisme,
64,
124,
125
Armenië,
37,
49,
90
communistische,
64,
93,
105,
109,
120
Arthur
Edward
Barstow,
16
construct,
1,
2,
25,
34,
38,
43,
46,
54,
94
Ashoka,
56,
105
Copten,
102,
111,
112
assimilatie,
6,
19,
29,
39,
44,
64,
80,
88,
CR.
Crooke,
96,
97
93,
105,
137
culturele
antropologie,
22,
46,
48
Bacmeister
Hartwig,
29
cultuur,
1,
5,
6,
8,
11,
28,
32,
36,
45,
48,
Baghdadi
Joden,
115
57,
64,
65,
71,
81,
83,
86,
87,
88,
93,
Bahram
Gur,
8,
9,
11,
13,
17,
87
94,
102,
109,
110,
112,
117,
126,
128,
Balkan,
18,
37,
43,
47,
55,
80
129,
133,
134,
135,
138,
139
Balwinder
Dhall,
129,
130,
138
cultuurhybridisering,
128,
129,
139
Banjara,
95,
96,
97,
98,
135,
136,
137
Dalit,
100,
122,
123,125,
127
Beames
John,
27,
30
dans,
55,
81,
83,
84,
97,
98,
104,
109,
Bene
Ephraim,
114
137
Bene
Israël,
115
Dardische,
17,
20,
21,
30,
32,
33
Benfey,
88
De
Goeje,
10,
14
Beukers
Harm,
25
deportatie,
6,
28,
106,
140
bhairavi,
84
Derek
Tipler,
95,
96,
97
Bhalla
Vijender,
14,
102
Dev
Bhardwaj,
135,
137
Bharata
natyam,
81
dialect,
6,
20,
21,
26,
29,
30,
32,
36,
37,
Bharti
Morar,
40,
41
47,
48,
62,
67,
83,
99,
101,
103,
104,
Bhim
Singh
Dahiya,
16
111,
135,
137,
139
Bloch
Jules,
27,
30
discriminatie,
1,
3,
4,
6,
18,
57,
95,
101,
bloedgroep,
39
106,
117,
122,
123,
126,
127,
128,
140
Bnei
Menashe,
114
Dixit
Som,
133
boeddhisme,
48,
123,
125
DNA,
38,
40,
41,
42,
43,
46,
91,
102
Bol,
84
DNA-‐onderzoek,
28,
39,
41,
42,
43
Bollywoodfilms,
81,
108
Dom,
16,
17,
18,
30,
92,
100,
101,
102,
Brahmanen,
26,
57,
92
122
Briggs,
102
Domari,
17,
18,
21,
34
bruidsschat,
92,
97,
99,
101
Donald
Kenrick,
10,
11,
12,
13,
29,
30,
Bryant
Jacob,
23,
28,
29
43,
87,
88,
89,
95,
98,
99,
102,
104,
Bulgarije,
19,
44,
45,
87,
88,
108
105,
110,
111,
116,
118,
119,
130
Büttner
Christian,
28,
29
Dora
Angelicheva,
42
161
Indische,
1,
6,
7,
8,
9,
11,
12,
13,
14,
16,
kastensysteem,
4,
15,
23,
57,
66,
67,
69,
17,
20,
21,
22,
23,
26,
28,
29,
30,
32,
70,
91,
121,
123
33,
34,
35,
36,
38,
40,
41,
42,
43,
45,
kathak,
81,
84
46,
47,
48,
49,
51,
52,
53,
54,
56,
57,
Kaviraj
Shyamal
Dass,
103
61,
65,
66,
67,
69,
73,
74,
75,
79,
80,
klassen,
14,
57,
60,
66,
100,
121,
124
81,
83,
84,
85,
88,
90,
93,
94,
97,
99,
Klein
Egypte,
92,
111,
112
100,
101,
105,
108,
109,
110,
111,
Kochanowski
Jan,
14,
38
120,
122,
129,
130,
132,
133,
134,
koïne,
19,
20
135,
137,
138,
141
kolonies,
25,
38,
140
Indische
talen,
11,
18,
20,
21,
27,
28,
30,
kosher,
61,
113
33,
34,
36,
47,
49,
93,
139
Kosovo,
6,
90,
91,
92,
119,
135,
137
Indo-‐Arische,
7,
11,
22,
26,
27,
29,
30,
kris,
71,
72,
87
32,
33,
34,
97,
114
kshatriyaklasse,
14,
19,
101
Indo-‐Europese,
16,
23,
26,
27,
45,
119
kurkuma,
74,
101
Indo-‐Iraans,
119
Kushan,
90
Internationale
Romani
festival,
131,
136
Latcho
Drom,
99
Iravati
Karve,
97
leenwoorden,
3,
20,
21,
36,
37
Israël,
111,
113,
114
Leiden,
23,
24,
25
Istvan
Valyi,
7,
23,
25,
26,
27
Leland
Charles,
10,
31,
102,
118
ital,
62
lexicon,
11,
47,
119
Ivaillo
Tournev,
42
Liszt,
81
Jai
Bhim,
126
Lom,
16,
17,
18,
34,
49,
118
Jan
Filipsy,
94
Lomavren,
17,
19,
21,
34,
49
Janardhan
Pathania,
1,
135,
138
Lotte
Henke,
41
Janos
Orsoz,
1,
124,
125,
126,
127
Lucassen,
38,
118
Jat,
13,
14,
15,
16,
41,
90,
91,
92,
100,
Luli,
10,
17,
105
102,
104,
116
Luri,
9,
10,
17
jati,
66,
94,
121
Macedonië,
41,
108,
109,
112,
129
Jawaharlal
Nehru,
129,
130,
136
Machwaya,
69
Joden,
39,
43,
60,
61,
62,
64,
73,
84,
113,
MacRitchie
David,
31
114,
115,
140
Maharashtra,
96,
115,
125,
138
Jodhpur,
81
Mahmud
al-‐Ghazni,
10,
13,
19,
21,
89,
Kalaydijeva,
102
135
Kalbelia,
82,
98
mahrime,
62,
63,
68,
71,
114
Kalderash,
18,
35,
48,
62,
69
Malabar,
23,
24,
25,
41,
114
Kale,
18,
50,
108,
111
Manir
Ali,
41
Kali,
50,
51,
52,
53,
54,
79,
99,
101,
109
Manoesh,
2,
40,
111,
114
Kannauj,
10
Marsden
William,
28,
30
karma,
47,
61,
121,
134
Matras
Yaron,
10,
12,
13,
17,
27,
28,
29,
Kārtikeya,
79
30,
32,
36,
37,
49
Kashmir,
20,
32,
54,
115
mātṛkā,
75,
78,
79
kasjroet,
113,
114
Mauryas,
90
kaste,
4,
15,
19,
57,
58,
59,
61,
64,
66,
67,
Melinda
Nagy,
41
68,
69,
70,
72,
86,
91,
92,
94,
95,
96,
mendeliaanse
overervingen,
41
98,
100,
102,
103,
104,
111,
121,
122,
menstruatie,
58,
64,
99
124
Menyhart
Lakatos,
89
kastelozen,
4,
58,
67,
121,
122,
123,
124,
migranten,
2,
12,
14,
16,
117,
132,
136,
126
138,
141
Miklosich
Franz,
28,
30,
37
163
Servië,
44,
68,
81,
94,
112
voedsel,
58,
59,
62,
63,
65,
75,
77,
85,
Shaip
Jusuf,
109,
129
104,
106,
113,
128
Shakteïsme,
52,
55,
79
volksverhuizingen,
12,
95,
100,
138
Shankul,
8,
9
voorouders,
2,
8,
12,
13,
39,
42,
76,
89,
Shiva,
48,
52,
53,
72,
79
90,
92,
100,
103,
115,
117,
119
shudras,
100,
124
Vuk
Brankovic,
119
Shyam
Singh
Shashi,
47,
51,
53,
108,
W.R.
Rishi,
55,
57,
82,
88,
102,
110,
129,
129,
130,
132,
133,
134,
136
130,
131,
136,
137,
138
Shyamala
Devi,
1,
97
Wereld
Romani
Congres,
3,
5,
56,
97,
Sindh,
9,
90,
91,
99,
104,
116
109,
129,
133,
136
Sinti,
2,
18,
40,
111
Werner
Cohn,
118
Spanje,
16,
50,
80,
82,
83,
92,
108
wiel,
56,
105,
129
status,
59,
61,
66,
67,
69,
76,
100,
111,
Wiener
Anzeigen,
23,
24,
27,
28
122,
124
Willems
Wim,
1,
23,
24,
25,
28,
38,
44,
Stephen
Pap
Szathmar
Nemeth,
24
113
substanties,
58,
59,
61,
63,
78
William
Ibbetson,
31
Suri
Szilivia,
127
WO
II,
106,
113
Szekely
von
Doba,
24
Woolner
Alfred,
27,
30
T.B.
Pandian,
85
Y-‐chromosoom,
39,
40
taalkundige,
1,
7,
11,
17,
22,
26,
28,
30,
Yoga,
65
80,
91,
94,
110,
118,
135,
139
zigeuner,
2,
16,
50,
82,
111,
112,
117,
tablas,
80,
84
118
Tanaj
Rathod,
120
zon,
15,
91,
93,
101
Thomas
Acton,
65,
87,
107,
108
Zott,
10,
13,
16
Tibor
Derdak,
124,
126
Timea
Borovzsky,
127
toekomst
voorspellen,
84,
85,
86,
99
Tony
Gatliff,
99
trušul,
48,
51
Tsjechië,
55,
93,
106,
120
Tsjechische
Nationalistische
Partij,
106
Tubal
Cain,
116
Turkije,
18,
74,
90,
117,
118
Turner
Ralph,
30
Urdu,
20,
29
Vagri,
86,
99
varnas,
121
Vedas,
14,
50,
57,
66,
78,
121
verbunkos,
80
verhalen,
7,
31,
45,
86,
87,
92,
93,
103,
115