Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 10

Strijd om Europa

Tijdbalk
768-814: Karel de Grote koning
1799-1814: Napoleon aan de macht
1933-1945: Hitler aan de macht

751: begin Karolingische dynastie


768: Karel de Grote koning
800: Keizerkroning Karel de Grote
814: Karel de Grote sterft
1789: Franse Revolutie
1792: Begin revolutionaire oorlogen
1799: Machtsgreep Napoleon Parijs
1804: Napoleon wordt keizer
1812: Russische veldtocht
1814-1815: Congres van Wenen/ einde macht Napoleon
1919: Vredesverdrag van Versailles
1933: Hitler komt aan de macht
1941: Operatie Barbarossa
1929: Begin economische wereldcrisis
1945: Einde WO2/ zelfmoord Hitler

H1 Karel en Europa
Karel de Grote Keizer Maximiliaan I
Beiden: groot Europees rijk, dat ze probeerden te verdedigen tegen vijanden van het christendom.

Karolingische rijk omvatte Frankrijk wel Habsburgse rijk omvatte Frankrijk niet
Maximiliaan I: gaf kunstenaars de opdracht hem af te beelden als de nieuwe Karel (propaganda)

Karel de Grote Napoleon


Beiden: groot Europees rijk dat ze onder dezelfde wetten probeerden te verenigen.
Beiden noemden zichzelf ‘beschermheer van de kerk’
Beiden zagen zichzelf als opvolger van de Romeinse keizers
Beiden vochten te paard
Macht ligt bij kerk (kerk kroont keizer) Macht ligt bij staat (Napoleon kroont zichzelf)
Meerdere volken (veelvolkerenstaat) Één volk
Feodale stelsel Centraal bestuur
Alle volken hebben een eigen burgerlijk wetboek Centraal burgerlijk wetboek en meer
eenheidsmaatregelen dan Karel
Verspreidde christendom Verspreidde verlichtingsideeën
Vocht: met geweren, in uniform, vanuit een
strijdkamp
Napoleon: zei in 1809 tegen gezanten dat hij Karel de Grote was (propaganda)

Anachronisme: als er termen worden gebruikt die niet in de tijd passen waarover het gaat (bv. Lodewijk de Duitser,
terwijl in de tijd van die Lodewijk Duitsland nog niet bestond)
1.1 De opkomst van Karel
Hoe kwam Karel aan de macht?

(Merovingische) veroveringen van Clovis (rond 500)


 Chlodovech (= Lodewijk = Clovis) Frankische koning uit de Merovingische dynastie
o Verenigt Frankische stammen onder één vorst
 Christelijke Frankenrijk (Francië) is gesticht!

Merovingische dynastie: Clovis’ nakomelingen


 Lieten na verloop van tijd de regering over aan hun hofmeier (o.a. Karel Martel en Pippijn de Korte)

Frankische Rijk tijdens Merovingers:


1. Austrasië (Noordoost FA + Oost BE + Rijnland DU) – Grote invloed koning
2. Neustrië (Midden FA) - Grote invloed koning
3. Aquitanië (Zuidwest FA) - Kleine invloed koning
4. Bretagne + Frans Baskenland - kleine invloed koning

Karolingische dynastie:
 Vernoemd naar Karel Martel
o Hofmeier onder Merovingische koning, maar bestuurt feitelijk zijn rijk
o Verslaat Moren bij Poitiers in 732
 Start Karolingische dynastie:
o 751: Oorspronkelijke hofmeier Pippijn de Korte (zoon en opvolger Karel Martel) wordt door paus tot
koning gezalfd . (hij vraagt dit zelf aan de paus, zegt dat het raar is dat hij als machtigste man geen
koning is)

Invallen in West-Europa 8e eeuw:


1. Avaren (Zuid-oosten)
2. Saksen (Noord-oosten)
3. ! Moren (Moslims uit Noord-Afrika/Spanje)  verslagen 732 Poitiers

753: Paus maakt toch over Alpen want Rome


 Reden: Langobarden bedreigen vanuit Noord-Italië Rome  Paus vraag steun van Frankische vorst Pippijn
de Grote, want Byzantijnse rijk is in crisis in wil niet helpen
Gevolgen:
1. Verbond tussen de geestelijke en wereldlijke macht om heel Europa christelijk te maken
2. Breuk tussen Byzantijnse keizer en paus.  Paus krijgt geen hulp vanuit het Oost-Romeinse (Byzantijnse) Rijk
waartoe Rome behoorde

768: Pippijns rijk wordt verdeeld onder zijn zonen Karel (de Grote) en Karloman
 Rijk wordt als persoonlijk bezit van de koning gezien, NIET als staat.
o Germaans gebruik: rijk = ‘erfenis’ voor de zonen)
 Vanwege verschillende volken wordt het ook NIET als natie gezien.

Na dood Karloman moet Karel zelf zorgen dat Karlomans vazallen hem trouw zweren (feodalisme)  Karel de Grote
wordt machtigste man in Europa

Christelijke keizerstitel: keizer wordt niet vereerd als god, keizer is machtig
Romeinse keizerstitel: keizer wordt wel vereerd als god, keizer is machtig
1.2 Karels veroveringen
Welke oorlogen voerde Karel, wat waren zijn motieven en waardoor was hij succesvol?

Carolus Vagabundus (Karel de zwerver)


 Karel de Grote trok van palts (=kroondomein) naar palts rond vanwege:
1. Bestuurlijk opzicht  leenstelsel (feodalisme), vazallen controleren
2. Economisch opzicht  hofstelsel (domeinstelsel). Karel moest rondtrekken om te voorzien in zijn
voedsel, die de omgeving als belasting betaalde.

Karels oorlogen na 750:


Vanuit andere richting dan voorheen (Moren) want:
1. 750: islamitische wereldrijk viel  Moren geen gevaar meer. (in 730 ook al verslagen)
2. Directe oorzaak: Germaanse stammen drongen al eeuwen moordend en plunderend naar het westen
3. Indirect: Germaanse stammen werden zelf opgejaagd door Slavische stammen en nomadische Aziatische
volken

Succesvol Onsuccesvol
Saksen (uitputtingsoorlog vanwege opstandigheid) Kelten (Bretagne)
 Heidendom bestrijden
 Veilige grenzen
Langobarden (Noord-Italië)  op aandringen Paus Basken (Baskenland)
Beieren (volgens Karel te onafhankelijke vazalstaat)
Avaren (vielen Beieren binnen, Karel heroverde Beieren. Gebied van de
Avaren werd toegevoegd aan Karels rijk onder de naam Oostmark)

Oorzaken succes:
1. Versterkingen achterlaten in veroverde gebieden
2. Natuurlijke grenzen
3. Concessies  vrede aanbieden als de bevolking zich bekeerde (bv. Saksiche leider Widukind laat zich kerst
785 dopen)
4. Deporteren Saksiche bevolking, vervangen door Frankische en Slavische kolonisten !!!
5. Cavalerie met stijgbeugels
a. Hierdoor krijgt adel meel invloed! Karel is afhankelijk van cavalerie. Alleen edelen konden een
ruiterleger betalen
i. Edelen krijgen in ruil voor een ruiterleger en trouw, een gebied van Karel (feodalisme!)
6. Maliënkolders
7. Oorlog is eervol  mannen graag op pad
8. Feodalisme: Karel kon mannen om te vechten oproepen

Motieven oorlog:
1. Defensie: veilige grenzen
2. Missie: christendom verspreiden, heidendom bestrijden
o 722: Karel vernietigt Saksische heilige eik Irminsul, beschermde daarmee het christendom 
kruisvaarder!!
Overige redenen voor het omhakken van de boom:
1. Goud en zilver meenemen (offers van de Saksen in de boom)
2. Onzeker maken van de Saksen
3. Oorlog is eervol: agressieve moraal onder Frankische elite
4. Feodalisme: koning kan krijgers belonen met land en buit

800 Kerst: Karel tot keizer door paus gekroond. Redenen :


1. Vrouwelijke machthebber in het Oost-Romeinse Rijk  kon geen keizer worden
2. Om Karel in de gunst te houden, i.v.m. verovering Noord-Italie van Lombarden
3. Karel is christelijke keizer  verspreiding christendom!
Verbond Karel en paus heeft gezorgd voor:
 Christelijk Europa  Karel ‘bekeerde’ eigen bevolking. Missionarissen (beschermd door Karel) bekeerden
bevolking in gebieden rondom Karels rijk
 Één Europa  Karel kon makkelijker heersen als iedereen in zijn rijk dezelfde religie (christendom) had

‘Karolingische renaissance’ (tijdens Karel de Grote)


 Politiek:
o Rust en orde (ondanks oorlogen  oorlogen waren aan de rand van het rijk, niet middenin)
o Rijkswetten (capitularia, soort centralisatie) met gezanten die naleving wetten controleerden.
↓ leidt tot
 Economisch:
o Herleven van de handel
o Eenheidsmaten (ponden, in zowel geld als gewicht)
 Cultureel:
o Stimuleren wetenschap d.m.v. bouwscholen en verblijf wetenschappers (Alquin) aan Karels hof
o Herleving van Romeinse bouw- en beeldhouwkunst

Onderscheid maken tussen verschillende Karels d.m.v.


1. Bijnamen (‘de Grote’ omdat Karel erg lang was)
2. Nummerering
3. Vernoeming naar het gebied waar ze vandaan komen

1.3 Karels erfenis


Wat waren de gevolgen van de veroveringen van Karel en welke erfenis liet hij na

Karel de Grote ‘vader van Europa’  hij heerste over een gebied dat tegenwoordig Europa bevat.
o Zijn zonen heersden over het huidige DU en FA

Door feodalisme onstond na Karels dood een machtsstrijd  vele invallen:


1. Noormannen (Vikingen) vanuit noorden
2. Saracenen (moslims uit M-O) vanuit Middel. Zee
3. Hongaren vanuit zuidoosten

Overeenkomsten en verschillen
Romeinse Rijk & Karolingische Rijk overeenkomsten:
1. Natuurlijke grenzen
2. Overlappend gebied (IT, FA, BE, NL, DU) (niet overlappend: PO, OOSTR, ZW)

Romeinse Rijk & Karolingische Rijk verschillen:


1. Karolingische rijk omvatte ook PO, OOS, ZW, Rom. Rijk niet
2. Karolingische rijk niet één burgerrecht zoals in het Rom. Rijk

EU & Karolingische Rijk overeenkomsten


1. Gebied heeft eigen wetten (feodalisme bij Karel), maar een paar universele wetten (Rijkswetten bij Karel)
2. Vele volken
Karolingische rijk lijkt meer op de EU dan op het Romeinse Rijk

Informatie of Karel
 Weinig over veldslagen  Karel kon niet schrijven, dus schreef z’n daden niet op
 Belangrijk! Weinig personen waar we zoveel over weten uit de vroege middeleeuwen
H2 Napoleon en Europa
2.1 De opkomst van Napoleon
Hoe kwam Napoleon aan de macht en hoe raakte hij in oorlog?

Frankrijk eind 18e eeuw:


 Standenmaatschappij
o Bv. officiersschool: alleen als je van adel was. Alleen hoge functie als je van hoge adel was 
Napoleon nam hier deel aan

1789-1791: Franse Revolutie leidt tot:


1. Verstoring machtsevenwicht  revolutionaire oorlogen (1792)

1792-1794: sfeer van paranoia (overdreven achterdocht) in FA door:


 Opstanden tegen de revolutie
 Gevolg: Robespierre begint met de Grote Terreur

Revolutionaire oorlogen
Niet altijd ‘bevrijdingen’ zoals de Fransen het noemden  Franse belangen stonden voorop, veroverde landen
werden ‘vazalstaten’):
 FA verklaart OOST en PRUI de oorlog omdat die FA zouden hebben willen binnenvallen om de oude orde te
herstellen
o Oostenrijkse Nederlanden (België) veroverd
o (Oostenrijks) Italië veroverd  door Napoleon als commandant!
 FA verklaart GB en NL de oorlog
o Egypte word veroverd om de Britse handel te overtreffen door Napoleon. Bezorgt hem reputatie
van ‘onoverwinnelijkheid’ omdat hij een exotisch land veroverde

1799: Napoleon komt aan de macht (machtsgreep Parijs)


1800: Fransen verlangen naar een redder vanwege:
1. Zeven jaar oorlog
2. Onrustige interne situatie (opstanden, bendes vrij spel)
Napoleon neemt macht over speelde hier op in door:
1. Bendes en opstanden aan te pakken

Napoleon verbeterde zijn positie door:


1. Verzoening met kerk  krijgt het gelovige volk weer achter zich
2. Uitnodigen gevluchte edelen  krijgt de adel weer achter zich
 gevolg verbeterde positie: 1804 Napoleon kroont zichzelf tot keizer

Franse revolutie ondermijnt de kerk door:


1. Voorrechten geestelijkheid af te nemen
2. Kerkelijke bezittingen te nationaliseren
3. Atheïstische propaganda  door Napoleon gestopt (kerk mag ook weer zelf bisschoppen benoemen)
Conclusie: Napoleon geeft net genoeg terug om zich bij het volk geliefd te houden, maar houdt zo veel mogelijk
macht zelf in handen.

Verband tussen verlichting, rationalisme en atheïsme


Verlichting wil alles verklaren d.m.v. het rationalisme (= alles wetenschappelijk, met het verstand verklaren)
Het bestaan van God kan niet bewezen worden  verlicht denken d.m.v. rationalisme leidt tot atheïsme.
2.2 De Napoleontische oorlogen
Welke gebieden veroverde Napoleon, waarom voerde hij steeds oorlog en wat waren zijn sterke en zwakke
kanten?

Nationalisme
 Voorliefde voor het eigen volk en het streven naar een onafhankelijke natiestaat
o Bv. Catalonië/ Vlaanderen
 Aangewakkerd door Franse revolutie:
o Iedereen is vrij en gelijk. Voor vele volken aanleiding om als volk een eigen natiestaat te stichten
Napoleon
 Idealist: iemand die ideeën wil verspreiden tot ideale samenleving  verlichte ideeën bij Napoleon
 Nationalist: Europese volkeren verenigd onder één Frankrijk
 Ziet zichzelf als opvolger van Karel de Grote en Caesar want hij wil het volgende verwezenlijken:
o Parijs moet nieuwe hoofdstad van Europa worden (i.p.v. Aken / Rome)
o Franse republiek moet een keizerrijk worden
 1810: toppunt van macht (NL, BE, KROA, delen IT & DU. Rest IT & DU vazalstaten. Bondgenoten: SP + OOST)

Europese eenheid (o.l.v. Frankrijk )d.m.v.


 Code Napoleon = burgerlijk wetboek (Europees rechtsstelsel)
 Gemeenschappelijke munt
 Gemeenschappelijke maten & gewichten
 Europees Hof van Beroep
 Nationaal archief
 Koninklijke bibliotheek
 Rijksmuseum
 laatste drie versterken nationaal besef en culturele eenheid

Oorzaken militaire succes Napoleon:


1. Grootste leger  dienstplicht (levée en masse)
a. Ook nog huurlingen, beroepssoldaten en vrijwilligers Leiden tot massale opkomst: miljoen man.
2. FA meeste inwoners
3. Discipline leger
4. Snelheid leger (Napoleons leger was altijd als eerste en koos terrein)
5. Nationalisme (eensgezindheid leger)
6. FA sterkste economie
7. Artillerie (kanonnen) worden mobiele eenheid  beter gebruik
8. FA als bevrijders gezien (doordat ze verlichtingsmaatregelen invoerden)
9. Andere grootmachten zwak (Habsburgse rijk uiteengevallen, DU door Dertigjarige Oorlog geruïneerd)

Strijd GB en FA
GB: grote vloot en relatief klein landleger. Redenen:
1. Geografisch: GB is een eiland, ze hebben geen buurlanden  klein landleger
2. Economisch: GB heeft voor de industriële revolutie grondstoffen en afzetgebieden nodig  die vinden ze
overzee

1799: GB en RU vallen NL aan omdat NL Frans bondgenoot is.


 Fransgezinden (patriotten, verlichte ideeën)  niet blij met GB/RU inval
 Prinsgezinden (oud-regenten en aanhangers)  willen stadhouder volgen, blij met GB/RU inval

1802: GB en FA willen beiden de pas gesloten vrede niet behouden want:


1. FA: wil idealen verspreiden over he continent  gaan expanderen
2. GB: machtsevenwicht op het continent, zodat zij over de zeeën kunnen heersen

1803 Trafalgar: Napoleons plan mislukt, Franse vloot wordt door Britse vloot vernietigd bij Trafalgar (Spaanse kust)
1805: Napoleon verslaat Russich-Oostenrijks leger bij Austerlichtz (Ru wilde invloed uitbreiden in Europa, en
‘goddeloze’ Frankrijk bestrijden)
1808-1814: Franse bezetting van Spanje  leidt tot Spaanse onafhankelijkheidsoorlog
 Progressieven (Fransgezinden, socialisten, liberalen) vs. Conservatieven (katholieken, adel)

Continentale stelsel
= handelsblokkade tegen GB: continentale schepen ogen niet naar GB, Britse schepen mogen geen continentale
havens aan doen
 Russische tsaar wil niet meewerken
Gevolg: 25 juni 1812 Napoleon valt Rusland binnen

Invasie Rusland fatale fout want:


1. Invasie was in St. Petersburg, terwijl de regering in Moskou zat
2. RU uitgestrekt  Fransen vermoeid
3. RU dunbevolkt  Fransen geen voedsel (ze leefden van het land)
4. RU ongevoelig voor Franse bevrijdingsideologie
5. RU zetten achtervolging in

1813: Napoleon verslagen door geallieerden bij slag bij Leipzig  Napoleon verbannen naar Elba
1815: Napoleon keert terug uit Elba, maar wordt in Waterloo definitief verslagen  Napoleon verbannen naar Sint
Helena

Fasen Frankrijk
Tot 1792: Absolute monarchie o.l.v. Lodewijk XVI (kleine periode constitutionele monarchie)
o Tot 1789: Staten-Generaal
o 1789-1792: Constituante (grondwetgevende vergadering, volksvertegenwoordiging)
1792-1804: Republiek
o 1792-1795: Terreur (Robespierre)
o 1795-1799: Directoire (bestuur van vijf personen)
o 1799-1804: Consulaat (met Napoleon als leider)
1804-1814: Keizerrijk (Napoleon alleenheerser)
1814-1815: Congres van Wenen, ‘restauratie’
1814: Monarchie (Lodewijk XVIII)
1815: Keizerrijk (Napoleon komt voor 100 dagen terug uit Elba voor de slag bij Waterloo)
Vanaf 1815: Monarchie (Lodewijk XVIII)

Fasen Nederland
1. Republiek der 7 Verenigde Nederlanden
2. Bataafse republiek (patriotten)
3. Lodewijk-Napoleon (jonge broer van Napoleon)  tegenstrijdig, is niet democratisch. Doet denken aan
erfopvolging.
4. Napoleon (door conflict met Lodewijk-Napoleon)
5. Willem I
Zoon Lodewijk Napoleon: Napoleon III

2.3 De erfenis van Napoleon


Wat waren de gevolgen van de revolutionaire en Napoleontische oorlogen voor soldaten e burgers en
welke erfenis liet Napoleon na?

Meeste slachtoffers in Spanje en Rusland vanwege verzet

Totale oorlog ontstaat in moderne tijd (oorlogsvoering ingrijpender voor burgerbevolking) vanwege:
1. Dienstplicht (ze merken de oorlog)
a. Harder werken om arbeidsverliezen op te vullen
2. Belastingen omhoog voor financiering oorlog
3. Gebieden leden onder plundering  Fransen eten van het land
a. Gevolg op lange termijn: steun voor Napoleon daalt
4. Handelsblokkade GB  verarming
Ingevoerde maten Napoleon:
1. Liter
2. Kilogram
3. Meter
4. Tientallig stelsel (munt, bv. cent = 1/100)

Congres van Wenen (1814-1815)


Herstel Verandering op korte termijn Verandering op lange termijn
Oude vorstenhuizen aan de Boeren vrij van verplichting aan Democratisering
macht vroegere heer
Priviliges adel, geestelijkheid, Grondwet Revolutionaire ideeën herleven in het
gilden, steden gedeeltelijk liberalisme (grondwet) en socialisme (gelijkheid)
hersteld Gekozen parlement Duits nationalisme ontwaakt

H3 Hitler en Europa
Kernideeën Hitler:
1. Lebensraum voor het arische ras ten kosten van de Slavische volken
2. Joden vervolgen  ‘strijd op leven en dood tussen het arische ras en de Joden’
Volgens Hitler hadden Joden de communistische revolutie in 1917 RU veroorzaakt. Zo waren ze aan de macht
gekomen. Rusland was verzwakt, waardoor het gemakkelijk door Duitsland veroverd kon worden (Lebensraum
vergroten én Joden vervolging)

3.1 Hitler en het ontstaan van de Tweede Wereldoorlog


Hoe kwam Hitler aan de macht en hoe raakte hij in oorlog?

Overeenkomsten en verschillen Hitler en Napoleon


Napoleon Hitler
Positief:
1. Van bescheiden afkomst
2. Overtuigingskracht
3. Propaganda
4. Leger:
o Groot, georganiseerd, gedisciplineerd
o Snel
Negatief:
1. Overmoed (onderschatten RU
2. Verlies sympathie
3. Tweefrontenoorlog
4. Russische tactiek is een val (verschroeide aarde)

Kwam aan de macht door belangrijke legerprestaties Kwam uit het niets aan de macht  had niks in zijn
leven bereikt. (bereikte droom (kunstschilder/architect
niet)
Tactisch sterk Tactisch zwak

1918: propaganda van keizerlijke overheid doet Duitse volk denken dat Duitsland WO1 aan het winnen is
 Oosten: vrede van Bresk-Litovsk: vrede DU met RU  gunstig
 Westen: DU breekt door geallieerde loopgraven  gunstig
MAAR: voorjaarsoffensief loopt vast.
 Geallieerden hebben tanks, DU niet
 Geallieerden hebben meer soldaten (frisse soldaten), DU in de minderheid (zwakke soldaten)
 Gevolg: muiterij (niet-opvolgen van bevelen) bij de marine, chaos in Duitsland, Republiek uitgeroepen,
wapenstistand getekend
1918/1919: Vrede van Versailles  DU als enige schuldige van oorlog
 Grondgebied verloren
 Klein beroepsleger, geen tanks en vliegtuigen, niet in Rijnland
 Herstelbetalingen
‘Dictaat van Versailles’: Duitsland mocht niet bij de vredesonderhandelingen aanwezig zijn, werd gedwongen tot het
tekenen.

Dolkstootlegende: Duitsland verraden: in de rug gestoken door linkse muiters en democraten die de ‘schandvrede’
hadden getekend

Teruggekeerde soldaten WO1 sluiten zich aan bij vrijkorpsen want:


1. Geen werk, soldaten hadden nooit iets anders geleerd dan vechten
2. Zoeken naar een doel: politiek
Linkse arbeiders doelwit want:
1. Wapenstilstand was getekend door linkse (sociaaldemocratische) regering

1923: FA en BE groepen bezetten Ruhrgebied, want DU loopt achter met herstelbetalingen


 Gevolg: DU regering roept op tot staking
→ DU regering drukt geld bij om de staking te betalen
→ Er ontstaat hyperflatie
→ DU economie valt stil, nauwelijks voedsel te verkrijgen

1932: NSDAP heeft geen meerderheid, dus Hitler is afhankelijk van coalitiepartners en president von Hindenburg
 Conservatieven vormen regering met Hitler als rijkskanselier want:
o Ze geloofden dat ze hem konden dumpen als het niet meer nodig was

Drie varianten totalitaire staat:


1. Communistische staat
2. Fascistische staat
3. Nationaalsocialistische staat

Steun Hitler neemt toe want:


 Hitler geeft DU macht en aanzien
 Hitler brengt rust en welvaart (en werk)

Hitler maakt bepalingen van Versailles ongedaan (wanneer)


1. Duitsland heeft weer luchtmacht (1935)
2. Dienstplicht heringevoerd (1935)
3. Wehrmacht trekt het Rijnland binnen (1936)
4. Anschluss Oostenrijk (1938)
5. Inlijven Tsjechoslowakije/Sudetenland (1938)
6. Inlijven Tsjechië en bedreigen Polen (1939)

23 augustus 1939: Non-agressiepact DU en RU (=monsterverbond)


 Beiden vallen mekaar niet aan
 Geheim : verdeling van Polen en Oost-Europa

V.a. 1938 Hitler haast voor veroveringen


1. Voorkomen tweefrontenoorlog
2. Lange periode van spanningen zou leiden tot wapenledloop die DU alleen maar kon verliezen
3. Nu toeslaan voordat vijanden te sterk zijn

Indirecte oorzaak WO2:


1. Verdrag van Versailles
2. Crisis van het wereldkapitalisme
3. Dolkstootlegende: linkse revolutionairen hebben ervoor gezorgd dat Du de Eerste Wereldoorlog had
verloren (verraad)
Directe oorzaak WO2
1. Agressieve Duitse buitenlandse politek
2. Appeasementpolitek Chamberlain

Aanleiding: 1 sept 1940. Duitse inval Polen


 3 sept: oorlogsverklaring GB aan Duitsland

Schuldige WO2: Hitler

3.2 De Tweede Wereldoorlog


Welke gebieden veroverde Hitler en wat waren zijn kracht en zwakte?

SWOT analyse Napoleon


Sterkten Zwakten
1. Overtuigingskracht (charisma Napoleon) 1. Overmoed
2. Leger: a. Rusland onderschat
a. Groot, georganiseerd, gedisciplineerd 2. Verlies sympathie:
b. Snel (Napoleon koos als eerste terrein) a. Sociaal-economisch: leger leeft van het
3. Propaganda land
4. Tactiek 3. Geen bondgenoten
5. Staatsgreep Parijs 1799 4. Groot gebied
6. Artillerie (kanonnen) 5. Constant in oorlog
Gunstige omstandigheden Bedreigende omstandigheden
1. Franse revolutie 1. Tweefrontenoorlog (coalitieoorlogen met RU,
2. Onrust (bendes PRUI, OOST, GB)
3. Dienstplicht (levée en masse) 2. Tactiek Rusland (verschroeide aarde)
4. Andere mogendheden verdeeld a. Franse leger ‘leven van het land’
5. Armoede 3. Spaanse guerrilla
6. Sociaal-cultureel: verplichtingsideeën waren 4. Verlies manschappen
verspreid over Europa

SWOT analyse Hitler


Sterkten Zwakten
1. Overtuigingskracht 1. Overmoed
2. Leger: a. Rusland onderschat
a. Groot, georganiseerd, gedisciplineerd 2. Verlies sympathie
b. Snel (Blitzkrieg) a. Meedogenloos optreden tegen Slavische
3. Propaganda volken, die de Duitsers eerst als
4. Verrassende strategie (bv. Slag bij Marne, door bevrijders zagen
Ardennen) 3. Zwakke tactiek
4. Expansiezucht
5. Antisemitisme: jodentransport gaat vóór
oorlogstransport
Gunstige omstandigheden Bedreigende omstandigheden
1. Economische crisis 1. Tweefrontenoorlog
2. Afwezigheid Rusland conferentie van München 2. Tactiek Rusland (verschroeide aarde)
( monsterverbond) 3. Deelname VS
3. Appeasementpolitiek 4. GB bleef overeind
4. ‘Diktaat van Versailles’ 5. Zwakke bondgenoten  DU moest bijspringen
bij IT

You might also like