Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 11

Milieutechniek

Stofemissie-controle

Gemaakt door: Michel Baas, Technisch Operator

11 april 2010
Verwerkingsopdracht 2
Opdracht
In deze opdracht was het aan mij de taak om verslag te doen over hoe en waarom de
stofemissies van de ontstoffingsinstallaties bij ENCI IJmuiden worden gecontroleerd. Ik
heb zoals aan mij is gevraagd specifiek verslag gedaan over de volgende onderwerpen:

• Hoeveel filters bij ENCI IJmuiden staan geïnstalleerd;

• Welke eisen de overheid aan het gebruik van doekfilters stelt, en hoe ENCI IJmuiden
hier naar handelt;

• De regelgeving.
Inhoudsopgave

Milieuzorg ii
Controle goede werking ii
Onderhoud en inspectie ii
Controle door technisch operators ii
Vaststellen van stoflekkage iii
Regelgeving iv
NeR en ALARA iv
Controleregimes iv
Aanscherping eisen v
Stofemissie meten vi
Stofemissie-punten vi
Standaardcondities vi
Meetmethoden vi
Rapportage en opvolging vii
Rapportage en beoordeling meetresultaten vii
Opvolging bij overschrijding van de concentratie-eis vii

Michel Baas • e-mail: michelbaas@gmail.com • VaPro C i


Milieuzorg

Controle goede werking


De industrie is verplicht voor de uitstoot van vervuilende componenten in Nederland een vergunning te bezitten. Deze moet
voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in de Nederlandse Emissie Richtlijn Lucht ook wel afgekort als de NeR.

Bij ENCI IJmuiden wordt gebruik gemaakt van 43 ontstoffingsinstallaties, met als doel om de stofemissies onder de toelaat-
bare grens te houden. Deze ontstoffingsinstallaties zijn over de hele fabriek te vinden en worden dan ook overal toegepast,
zowel bij het interne transport van grondstoffen, tussenproducten en cement alsmede de verschillende malerij-processen en
het transport van cement bij de scheeps- en autoverlading.

Door goed onderhoud en controle als wel het emissie-meetprogramma wordt een optimaal functioneren van de ontstoffings-
installaties bewerkstelligd. In deze speelt het ISO 14001 gecertificeerde milieuzorgsysteem een belangrijke rol. Het emissie-
meetprogramma heeft als doel het bewaken en volgen van de voorkomende emissies van de fabriek.

Het emissie-meetprogramma van ENCI IJmuiden schrijft voor dat er planmatig metingen aan punt-emissies uitgevoerd moe-
ten worden, enerzijds om aan de NeR te voldoen, anderzijds als extra steekproefsgewijze controle in het kader van het mi-
lieuzorgsysteem.

De stofemissie-metingen worden door een gecertificeerde derde partij uitgevoerd. Deze metingen worden uitgevoerd aan de
hand van een gestandaardiseerde monstername- en analysemethodiek. De resultaten hiervan worden in een rapport ver-
werkt. Door het uitvoeren van steeksproefgewijze meting alsmede metingen in het kader van de NeR vindt er controle plaats
op het functioneren van emissiebeperkende installaties.

De afdeling Kwaliteit & Proces is verantwoordelijk voor de uitvoering en verdere rapportage van het emissiemeetprogramma.

Onderhoud en inspectie
Het controleren van de goede werking van een ontstoffingsinstallatie gebeurt door middel van periodiek onderhoud en
inspectie. Onder onderhoud wordt verstaan het op regelmatige basis uitvoeren van werkzaamheden om de goede werking
van de techniek te handhaven. Dit onderhoud wordt door de productie uitgevoerd. Naast onderhoud dient er inspectie
plaats te vinden. Onder inspectie wordt verstaan het op regelmatige basis vaststellen van de daadwerkelijke goede werking
van de ontstoffingsinstallatie. Visuele inspecties van de apparatuur en de beoordeling van relevante parameters worden door
de productie uitgevoerd.

Controle door technisch operators


De ontstoffingsinstallaties worden door de operators -in het veld- tijdens bedrijf en stilstand geïnspecteerd. De afgas van de
ontstoffingsinstallaties zijn niet van een continue stofmeting-meting voorzien. Constatering kan echter ook door iedere

Michel Baas • e-mail: michelbaas@gmail.com • VaPro C ii


willekeurige derde worden doorgegeven aan de procesoperator in het CBR en/of Team Coördinator Productie. Deze zal een
dergelijke melding direct ter plekke (laten) onderzoeken. Constatering van ongeoorloofde stofemissie geschiedt derhalve visu-
eel tijdens controlerondgangen of middels camerabewaking.

Iedere visuele stofuitstoot via de afgas van een doekfilter is ongeoorloofd en derhalve een reden tot het direct stop zetten van de
desbetreffende installatie. Hierop wordt de ontstoffingsinstallatie inwendig geïnspecteerd om te bepalen waar het defect in het
filter zit.

De Teamcoördinator Productie draagt zorg voor het invoeren van een werkaanvraag prioriteit 1 voor de afdeling technisch on-
derhoud, in het SAP onderhoudsprogramma. In de praktijk houdt dit in dat de Team Coördinator Productie met zijn team direct
het defect zal verhelpen. De installatie wordt niet eerder in bedrijf genomen dan dat deze gerepareerd is. Na in bedrijf name
wordt de stofuitstoot van het doekfilter gedurende een complete reinigingscyclus gecontroleerd.

In het magazijn op site in IJmuiden zijn voor alle doekfilters ten allen tijde reserve-doeken of -deksels, zogenaamde
dummy’s, in voorraad.

Melding van dit voorval vindt direct plaats aan de Teamchef Productie of de hoofdgeconsig-
neerde. Deze zal indien nodig een melding maken van dit incident via het incidenten-
formulier.

Vaststellen van stoflekkage


Wanneer de uitstoot van stof moeilijk vast te stellen is, kan de operator simpelweg het doekfilter op stoflekkage controleren
door een stalen strip van donker vet te voorzien en deze bij de uitlaat van het afgaskanaal te plaatsen. Bij sprake van stofuit-
stoot is dat op deze manier eenvoudig vast te stellen. Bij een groot aantal ontstoffingsinstallaties is het tevens mogelijk om
de binnenkant van het deksel aan de zogenoemde schone zijde van het filter met een donker gekleurde vet in te
smeren. Bij sprake van stofuitstoot, is het vaak zelfs zo dat meteen duidelijk wordt welke filterslangen
stuk zijn en de oorzaak van de stoflekkage zijn. Is vastgesteld waardoor er sprake is van
stoflekkage dan wordt dit meteen opgepakt en weggenomen.

Bij sprake van onbalans van de ontstoffingsventilator -te vinden tussen doekfil-
ter en afgas- kan naast defecte lagering stofaanslag op de waaier de oorzaak hier-
van zijn, veroorzaakt door stoflekkage vanuit het doekfilter. Bij onbalans van de ont-
stoffingsventilator zal deze geïnspecteerd worden, en in geval van stofaanslag op de
waaier, wordt deze gereinigd. Vervolgens wordt de werking van het doekfilter gecontroleerd.

Als laatste optie om vast te stellen welke filterslangen stof doorlaten is het toepassen van fluorescerend poeder.
Hierbij wordt de filterreiniging buitenbedrijf gezet zodat er een hogere filter weerstand optreedt (hogere delta P) zodat de
filterslangen sterk vervuild zullen zijn. Nu wordt het fluorescerende poeder in het rookgaskanaal dichtbij het filter gegooid. De
te gebruiken hoeveelheid poeder is 10 gram per m² filteroppervlak. Na vijf minuten wordt de ontstoffingsventilator uitgezet.
De filterreiniging blijft uit staan. Vervolgens worden aan de schone gas zijde van de ontstoffingsinstallatie de filterslangen met
behulp van een UV-handlamp op lekkage gecontroleerd.

Nadat de defecte filterslangen vernieuwd of afgeblind zijn kan de ontstoffingsinstallatie weer in bedrijf genomen worden.
Na in bedrijf name wordt de stofuitstoot van het doekfilter gedurende een complete reinigingscyclus gecontroleerd. Aangeraden
wordt dat nadat de ontstoffingsinstallatie weer een aantal uren in bedrijf is geweest opnieuw gecontroleerd wordt met een
andere kleur fluorescerend poeder zodat het doekfilter vrij is van stoflekkage .

Michel Baas • e-mail: michelbaas@gmail.com • VaPro C iii


Regelgeving

NeR en ALARA
De Nederlandse Emissie Richtlijn Lucht (NeR) is een belangrijke richtlijn, die het bevoegd gezag gebruikt om vergunningen te
verstrekken in het kader van de Wet Milieubeheer. De NeR heeft twee belangrijke functies. Ten eerste wil de overheid er met
de NeR voor zorgen dat aan alle bedrijven dezelfde eisen worden gesteld. In de tweede plaats is de NeR belangrijk om de
totale hoeveelheid emissies te verlagen. Dit wordt gedaan door van de bedrijven te verlangen dat ze de ‘Stand der Techniek’,
in het Engels: BAT (best available technology) toepassen volgens het ALARA-principe. ALARA staat voor ‘as low as
reasonably achievable’. Oftewel wat redelijkerwijs verwacht mag worden. In de praktijk komt het er op neer dat de overheid
van de bedrijven verwacht om ontwerpen volgens de modernste techniek toe te passen. Maar omdat modern ook nog wel
eens heel erg duur kan betekenen, wordt dus naast de NeR het ALARA-principe gehanteerd.

Controleregimes
Er zijn vijf verschillende controleregimes, genummerd 0, 1, 2, 3, en 4 en oplopend in zwaarte. Voor ieder controleregime zijn
de mogelijke controlevormen aangegeven, namelijk het gebruik van emissierelevante parameters (ERP’s), afzonderlijke
metingen en continue metingen. In controleregime 4 zijn meerdere controlevormen mogelijk, waaruit, in overleg met het
bedrijf, de meest geschikte moet worden gekozen. Per controleregime is aangegeven of en hoe vaak ten minste moet
worden gemeten en/of welke ERP’s ten minste continu moeten worden bewaakt; het is toegestaan om controlevormen uit
een hoger regime toe te passen.
Controleregime Mogelijke controlevormen*
0 • Monitoren ERP’s (cat. B)
1 • Meting eenmaling + monitoren ERP’s (cat. B)
2 • Metingen 1 × per 3 jaar + monitoren ERP’s (cat. B)
3 • Metingen 1 × per jaar + monitoren ERP’s (cat. B)
• Bij sterke fluctuaties: controleregime 4
4 • Continue meting of
• Monitoren ERP’s (cat. A) of
• Metingen 2 × per jaar + monitoren ERP’s (cat. B)
*Voor de indeling van ERP’s in categorie A en B, zie de volgende paragraaf.

Voor alle ontstoffingsinstallaties wordt controleregime 0 dan wel 1 gehandhaafd. Met als uitzondering de afgas van
ontstoffingsinstallatie OI3310 van malerij & drogerij MD3600. Dit in verband met het meten en controleren van de NOx
uitstoot.

Wanneer een nieuwe ontstoffingsinstallatie in gebruik wordt genomen, dan wel een bestaande ontstoffingsinstallatie wordt
aangepast zal een controle meting worden uitgevoerd.

Michel Baas • e-mail: michelbaas@gmail.com • VaPro C iv


Aan dit verslag is een bijlage toegevoegd met daarin een overzicht van de emissiepunten met de bedrijfstijden over het des-
betreffende jaar. Uit dit overzicht wordt verder duidelijk dat voor vrijwel iedere ontstoffingsinstallatie NeR-controleregime 0 of
1 geldt. Dit betekent dat controle zal plaatsvinden middels visuele inspecties die een indruk geven van de werking van een
ontstoffingsinstallatie en daarmee een indicatie geven van de emissie. Er is één emissiepunt waarvoor NeR-controleregime 3
geldt, dit is OI3310, dit komt doordat dit emissiepunt de afgas voor het droogproces is, en er gebruik wordt gemaakt van
een Ultra low NOx brander om de hoogovenslak te drogen. Bij dit emissiepunt vindt naast de visuele inspecties jaarlijks een
emissiemeting plaats. Bij dit emissiepunt wordt zowel de stofemissie als de emissie van NOx gemeten.

Bij ENCI IJmuiden is tevens de keuze gemaakt


om naast de door de NeR opgelegde controle-
regimes, mede door het grote aantal emissie-
punten, om elk jaar over een aantal dagen
steekproefsgewijs een aantal filters aan een
emissiemeting te onderwerpen. Deze afzonder-
lijke metingen wordt uitgevoerd door een extern
gecertificeerd bureau, dat volgens een genor-
meerde meetmethodiek werkt. De benodigde
meetinstrumenten worden dor deze derde partij
naar de locatie meegebracht.
Doordat de emissie mogelijkerwijs kan variëren
bestaat de controle-meting van een emissiepunt
uit minimaal drie monsternames. Deze worden
drie maal per half uur genomen.

Controle door gebruik van emissierelevante parameters (ERP’s)

ERP’s zijn meetbare of berekenbare grootheden die in directe of indirecte relatie staan met de te beoordelen emissies. In de
NeR worden twee typen ERP’s onderscheiden; ERP’s (categorie-A) die een kwantitatief beeld geven van de emissie en
ERP’s (categorie-B) die een indruk geven van de werking van een techniek/proces en daarmee een indicatie geven van de
emissie.

Aanscherping eisen
Voor elke ontstoffingsinstallatie geldt tot november 2010 een maximale bovengrens van 10 mg/Nm³. Na oktober 2010 gaat
deze maximale bovengrens niet langer op voor iedere ontstoffingsinstallatie. Dan gaat voor de ontstoffingsinstallaties met
een ventilator-capaciteit van 25.000 m³/h of hoger de maximaal toelaatbare stofemissie naar 5 mg/Nm³.

Michel Baas • e-mail: michelbaas@gmail.com • VaPro C v


Stofemissie meten

Stofemissie-punten
Alle ontstoffingsinstallaties bij ENCI IJmuiden bestaan uit zogenoemde doekfilters. Alle ontstoffingsinstallaties waarbij het
afgaskanaal van de ontstoffingsventilator op de buitenlucht uitkomt is een zogenaamde puntbron waar sprake is van
stofemissie. Dit zijn dan ook de locaties welke zijn opgenomen in het emissie-meetprogramma.

Standaardcondities
De emissies per puntbron kunnen worden bepaald door genormeerde metingen te verrichten op de plaats waar de emissies
plaatsvinden. De emissie-eisen op basis van de NeR zijn concentratie-eisen (in mg/Nm³), uitgedrukt bij standaardcondities.
Dat laatste wil zeggen bij 273 K, 101,3 kPa en betrokken op droog afgas. Door de definitie van de emissie-eisen bij stan-
daardcondities zijn zij generiek en onafhankelijk van de specifieke afgascondities. Soms worden de eisen daarnaast nog
gegeven bij een referentie zuurstofconcentratie.

Meetmethoden
Voor de uitvoering van de metingen dient het bedrijf (of de meetinstantie) gebruik te maken van genormaliseerde
meetmethoden. Genormaliseerde meetmethoden zijn vastgelegd in meetnormen. Het bevoegd gezag moet de verplichting
tot het gebruik van een bepaalde meetnorm vastleggen in de vergunning. Dit is de meetnorm zoals die geldt ten tijde van de
aanvraag. Bij het verschijnen van een nieuwe norm kan het bedrijf, in overleg met het bevoegd gezag en een meetinstantie,
besluiten om deze nieuwe norm te hanteren.

Schematische weergave van een extractieve bemonstering van stof

Michel Baas • e-mail: michelbaas@gmail.com • VaPro C vi


Rapportage en opvolging

Rapportage en beoordeling meetresultaten


De resultaten van de uitgevoerde emissiemetingen en de inspecties op goede staat en functioneren worden geregistreerd en
verwerkt in een digitaal bestand. Deze gegevens worden gebruikt voor verdere rapportage.

Aan dit verslag is een bijlage toegevoegd met een overzicht van de emissie-meetresultaten over de periode: 2003 t/m 2009.

Onder het controleren van de emissies wordt verstaan het vaststellen van de emissies en het beoordelen van de resultaten.
Het vaststellen van de emissies gebeurt door het uitvoeren van metingen en door het gebruik van emissierelevante
parameters (ERP’s). Het vaststellen van de emissies is een taak voor het bedrijf. Uitzonderingen hierop zijn
handhavingsmetingen die onder de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag plaatsvinden. Het beoordelen van de
vastgestelde emissies gebeurt door het bevoegd gezag.

Opvolging bij overschrijding van de concentratie-eis


Als bij controle van de meetrapportage blijkt dat sprake is van een overschrijding van de maximale bovengrens van 10 mg/
m³ zal de KAM-functionaris middels een SAP-melding met werkorder een onderzoek aanvragen, uit te voerden door
productie/onderhoud. Er zal een grondige inspectie plaats vinden welke zal resulteren in het vaststellen van de oorzaak,
vervolgens zal het probleem verholpen moeten worden. Is dit eenvoudig te verhelpen, dan zal dit meteen uitgevoerd worden,
is het probleem van een complexere aard en niet direct op te lossen dan zal een SAP-melding met werkorder worden
gemaakt waaraan de hoogste prioriteit zal worden toegekend.

Is de oorzaak van het probleem weggenomen, dan zal opnieuw een controle meting op de stofemissie worden uitgevoerd.

Michel Baas • e-mail: michelbaas@gmail.com • VaPro C vii


Overzicht stofemissie-punten

Installatiecode Bedrijfstijd NeR-emissieplafond Ventilator-capaciteit NeR-regime


OI2310 3942 h 10 mg/Nm³ 20.000 m³/h 1
OI2320 3942 h 10 mg/Nm³ 6.000 m³/h 0
OI2330 3942 h 10 mg/Nm³ 20.000 m³/h 1
OI2340 3942 h 10 mg/Nm³ 10.000 m³/h 1
OI2710 100 h 10 mg/Nm³ 2.800 m³/h 0
OI3220 6369 h 10 mg/Nm³ 10.000 m³/h 1
OI3230 6369 h 10 mg/Nm³ 3.600 m³/h 0
OI3270 6369 h 10 mg/Nm³ 6.000 m³/h 0
OI3290 6369 h 10 mg/Nm³ 1.800 m³/h 0
OI3310 4220 h 5 mg/Nm³ 220.000 m³/h 3
OI3320 4220 h 10 mg/Nm³ 16.800 m³/h 1
OI3360 6369 h 10 mg/Nm³ 9.600 m³/h 0
OI3370 6369 h 10 mg/Nm³ 6.000 m³/h 0
OI3610 4029 h 5 mg/Nm³ 30.000 m³/h 1
OI4040 8400 h 10 mg/Nm³ 3.000 m³/h 0
OI4050 8400 h 10 mg/Nm³ 3.000 m³/h 0
OI4060 8400 h 10 mg/Nm³ 5.800 m³/h 0
OI4070 8400 h 10 mg/Nm³ 5.800 m³/h 0
OI4080 8400 h 10 mg/Nm³ 5.800 m³/h 0
OI4090 8400 h 10 mg/Nm³ 5.800 m³/h 0
OI4720 6472 h 10 mg/Nm³ 6.600 m³/h 0
OI4730 6472 h 10 mg/Nm³ 3.600 m³/h 0
OI4740 6472 h 10 mg/Nm³ 2.646 m³/h 0
OI4750 6472 h 10 mg/Nm³ 16.800 m³/h 1
OI4840 7051 h 10 mg/Nm³ 10.000 m³/h 1
OI4850 7051 h 10 mg/Nm³ 16.800 m³/h 1
OI4920 3406 h 5 mg/Nm³ 60.000 m³/h 1
OI4940 6812 h 5 mg/Nm³ 25.000 m³/h 1
OI4950 6812 h 5 mg/Nm³ 25.000 m³/h 1
OI4960 6812 h 5 mg/Nm³ 25.000 m³/h 1
OI4970 6812 h 10 mg/Nm³ 13.200 m³/h 1
OI4980 3926 h 10 mg/Nm³ 10.000 m³/h 1
OI5210 4041 h 10 mg/Nm³ 6.500 m³/h 0
OI5220 3600 h 10 mg/Nm³ 18.000 m³/h 1
OI5310 3926 h 10 mg/Nm³ 11.000 m³/h 1
OI5330 3926 h 10 mg/Nm³ 12.000 m³/h 1
OI5340 3926 h 10 mg/Nm³ 6.600 m³/h 0
OI5350 3926 h 10 mg/Nm³ 6.600 m³/h 0
OI5360 3926 h 10 mg/Nm³ 6.600 m³/h 0
OI6210 3600 h 10 mg/Nm³ 10.200 m³/h 1
OI6220 3600 h 10 mg/Nm³ 10.200 m³/h 1
OI6310 1125 h 10 mg/Nm³ 10.200 m³/h 1
OI6320 1125 h 10 mg/Nm³ 10.200 m³/h 1

Michel Baas • e-mail: michelbaas@gmail.com • VaPro C viii


Overzicht van de emissie-meetresultaten over de periode: 2003 t/m 2009

Michel Baas • e-mail: michelbaas@gmail.com • VaPro C ix

You might also like