Professional Documents
Culture Documents
VWO2 Milieutechniek Stofemissie-Controle
VWO2 Milieutechniek Stofemissie-Controle
Stofemissie-controle
11 april 2010
Verwerkingsopdracht 2
Opdracht
In deze opdracht was het aan mij de taak om verslag te doen over hoe en waarom de
stofemissies van de ontstoffingsinstallaties bij ENCI IJmuiden worden gecontroleerd. Ik
heb zoals aan mij is gevraagd specifiek verslag gedaan over de volgende onderwerpen:
• Welke eisen de overheid aan het gebruik van doekfilters stelt, en hoe ENCI IJmuiden
hier naar handelt;
• De regelgeving.
Inhoudsopgave
Milieuzorg
ii
Controle goede werking
ii
Onderhoud en inspectie
ii
Controle door technisch operators
ii
Vaststellen van stoflekkage
iii
Regelgeving
iv
NeR en ALARA
iv
Controleregimes
iv
Aanscherping eisen
v
Stofemissie meten
vi
Stofemissie-punten
vi
Standaardcondities
vi
Meetmethoden
vi
Rapportage en opvolging
vii
Rapportage en beoordeling meetresultaten
vii
Opvolging bij overschrijding van de concentratie-eis
vii
Bij ENCI IJmuiden wordt gebruik gemaakt van 43 ontstoffingsinstallaties, met als doel om de stofemissies onder de toelaat-
bare grens te houden. Deze ontstoffingsinstallaties zijn over de hele fabriek te vinden en worden dan ook overal toegepast,
zowel bij het interne transport van grondstoffen, tussenproducten en cement alsmede de verschillende malerij-processen en
het transport van cement bij de scheeps- en autoverlading.
Door goed onderhoud en controle als wel het emissie-meetprogramma wordt een optimaal functioneren van de ontstoffings-
installaties bewerkstelligd. In deze speelt het ISO 14001 gecertificeerde milieuzorgsysteem een belangrijke rol. Het emissie-
meetprogramma heeft als doel het bewaken en volgen van de voorkomende emissies van de fabriek.
Het emissie-meetprogramma van ENCI IJmuiden schrijft voor dat er planmatig metingen aan punt-emissies uitgevoerd moe-
ten worden, enerzijds om aan de NeR te voldoen, anderzijds als extra steekproefsgewijze controle in het kader van het mi-
lieuzorgsysteem.
De stofemissie-metingen worden door een gecertificeerde derde partij uitgevoerd. Deze metingen worden uitgevoerd aan de
hand van een gestandaardiseerde monstername- en analysemethodiek. De resultaten hiervan worden in een rapport ver-
werkt. Door het uitvoeren van steeksproefgewijze meting alsmede metingen in het kader van de NeR vindt er controle plaats
op het functioneren van emissiebeperkende installaties.
De afdeling Kwaliteit & Proces is verantwoordelijk voor de uitvoering en verdere rapportage van het emissiemeetprogramma.
Onderhoud en inspectie
Het controleren van de goede werking van een ontstoffingsinstallatie gebeurt door middel van periodiek onderhoud en
inspectie. Onder onderhoud wordt verstaan het op regelmatige basis uitvoeren van werkzaamheden om de goede werking
van de techniek te handhaven. Dit onderhoud wordt door de productie uitgevoerd. Naast onderhoud dient er inspectie
plaats te vinden. Onder inspectie wordt verstaan het op regelmatige basis vaststellen van de daadwerkelijke goede werking
van de ontstoffingsinstallatie. Visuele inspecties van de apparatuur en de beoordeling van relevante parameters worden door
de productie uitgevoerd.
Iedere visuele stofuitstoot via de afgas van een doekfilter is ongeoorloofd en derhalve een reden tot het direct stop zetten van de
desbetreffende installatie. Hierop wordt de ontstoffingsinstallatie inwendig geïnspecteerd om te bepalen waar het defect in het
filter zit.
De Teamcoördinator Productie draagt zorg voor het invoeren van een werkaanvraag prioriteit 1 voor de afdeling technisch on-
derhoud, in het SAP onderhoudsprogramma. In de praktijk houdt dit in dat de Team Coördinator Productie met zijn team direct
het defect zal verhelpen. De installatie wordt niet eerder in bedrijf genomen dan dat deze gerepareerd is. Na in bedrijf name
wordt de stofuitstoot van het doekfilter gedurende een complete reinigingscyclus gecontroleerd.
In het magazijn op site in IJmuiden zijn voor alle doekfilters ten allen tijde reserve-doeken of -deksels, zogenaamde
dummy’s, in voorraad.
Melding van dit voorval vindt direct plaats aan de Teamchef Productie of de hoofdgeconsig-
neerde. Deze zal indien nodig een melding maken van dit incident via het incidenten-
formulier.
Bij sprake van onbalans van de ontstoffingsventilator -te vinden tussen doekfil-
ter en afgas- kan naast defecte lagering stofaanslag op de waaier de oorzaak hier-
van zijn, veroorzaakt door stoflekkage vanuit het doekfilter. Bij onbalans van de ont-
stoffingsventilator zal deze geïnspecteerd worden, en in geval van stofaanslag op de
waaier, wordt deze gereinigd. Vervolgens wordt de werking van het doekfilter gecontroleerd.
Als laatste optie om vast te stellen welke filterslangen stof doorlaten is het toepassen van fluorescerend poeder.
Hierbij wordt de filterreiniging buitenbedrijf gezet zodat er een hogere filter weerstand optreedt (hogere delta P) zodat de
filterslangen sterk vervuild zullen zijn. Nu wordt het fluorescerende poeder in het rookgaskanaal dichtbij het filter gegooid. De
te gebruiken hoeveelheid poeder is 10 gram per m² filteroppervlak. Na vijf minuten wordt de ontstoffingsventilator uitgezet.
De filterreiniging blijft uit staan. Vervolgens worden aan de schone gas zijde van de ontstoffingsinstallatie de filterslangen met
behulp van een UV-handlamp op lekkage gecontroleerd.
Nadat de defecte filterslangen vernieuwd of afgeblind zijn kan de ontstoffingsinstallatie weer in bedrijf genomen worden.
Na in bedrijf name wordt de stofuitstoot van het doekfilter gedurende een complete reinigingscyclus gecontroleerd. Aangeraden
wordt dat nadat de ontstoffingsinstallatie weer een aantal uren in bedrijf is geweest opnieuw gecontroleerd wordt met een
andere kleur fluorescerend poeder zodat het doekfilter vrij is van stoflekkage .
NeR en ALARA
De Nederlandse Emissie Richtlijn Lucht (NeR) is een belangrijke richtlijn, die het bevoegd gezag gebruikt om vergunningen te
verstrekken in het kader van de Wet Milieubeheer. De NeR heeft twee belangrijke functies. Ten eerste wil de overheid er met
de NeR voor zorgen dat aan alle bedrijven dezelfde eisen worden gesteld. In de tweede plaats is de NeR belangrijk om de
totale hoeveelheid emissies te verlagen. Dit wordt gedaan door van de bedrijven te verlangen dat ze de ‘Stand der Techniek’,
in het Engels: BAT (best available technology) toepassen volgens het ALARA-principe. ALARA staat voor ‘as low as
reasonably achievable’. Oftewel wat redelijkerwijs verwacht mag worden. In de praktijk komt het er op neer dat de overheid
van de bedrijven verwacht om ontwerpen volgens de modernste techniek toe te passen. Maar omdat modern ook nog wel
eens heel erg duur kan betekenen, wordt dus naast de NeR het ALARA-principe gehanteerd.
Controleregimes
Er zijn vijf verschillende controleregimes, genummerd 0, 1, 2, 3, en 4 en oplopend in zwaarte. Voor ieder controleregime zijn
de mogelijke controlevormen aangegeven, namelijk het gebruik van emissierelevante parameters (ERP’s), afzonderlijke
metingen en continue metingen. In controleregime 4 zijn meerdere controlevormen mogelijk, waaruit, in overleg met het
bedrijf, de meest geschikte moet worden gekozen. Per controleregime is aangegeven of en hoe vaak ten minste moet
worden gemeten en/of welke ERP’s ten minste continu moeten worden bewaakt; het is toegestaan om controlevormen uit
een hoger regime toe te passen.
Controleregime Mogelijke controlevormen*
0 • Monitoren ERP’s (cat. B)
1 • Meting eenmaling + monitoren ERP’s (cat. B)
2 • Metingen 1 × per 3 jaar + monitoren ERP’s (cat. B)
3 • Metingen 1 × per jaar + monitoren ERP’s (cat. B)
• Bij sterke fluctuaties: controleregime 4
4 • Continue meting of
• Monitoren ERP’s (cat. A) of
• Metingen 2 × per jaar + monitoren ERP’s (cat. B)
*Voor de indeling van ERP’s in categorie A en B, zie de volgende paragraaf.
Voor alle ontstoffingsinstallaties wordt controleregime 0 dan wel 1 gehandhaafd. Met als uitzondering de afgas van
ontstoffingsinstallatie OI3310 van malerij & drogerij MD3600. Dit in verband met het meten en controleren van de NOx
uitstoot.
Wanneer een nieuwe ontstoffingsinstallatie in gebruik wordt genomen, dan wel een bestaande ontstoffingsinstallatie wordt
aangepast zal een controle meting worden uitgevoerd.
ERP’s zijn meetbare of berekenbare grootheden die in directe of indirecte relatie staan met de te beoordelen emissies. In de
NeR worden twee typen ERP’s onderscheiden; ERP’s (categorie-A) die een kwantitatief beeld geven van de emissie en
ERP’s (categorie-B) die een indruk geven van de werking van een techniek/proces en daarmee een indicatie geven van de
emissie.
Aanscherping eisen
Voor elke ontstoffingsinstallatie geldt tot november 2010 een maximale bovengrens van 10 mg/Nm³. Na oktober 2010 gaat
deze maximale bovengrens niet langer op voor iedere ontstoffingsinstallatie. Dan gaat voor de ontstoffingsinstallaties met
een ventilator-capaciteit van 25.000 m³/h of hoger de maximaal toelaatbare stofemissie naar 5 mg/Nm³.
Stofemissie-punten
Alle ontstoffingsinstallaties bij ENCI IJmuiden bestaan uit zogenoemde doekfilters. Alle ontstoffingsinstallaties waarbij het
afgaskanaal van de ontstoffingsventilator op de buitenlucht uitkomt is een zogenaamde puntbron waar sprake is van
stofemissie. Dit zijn dan ook de locaties welke zijn opgenomen in het emissie-meetprogramma.
Standaardcondities
De emissies per puntbron kunnen worden bepaald door genormeerde metingen te verrichten op de plaats waar de emissies
plaatsvinden. De emissie-eisen op basis van de NeR zijn concentratie-eisen (in mg/Nm³), uitgedrukt bij standaardcondities.
Dat laatste wil zeggen bij 273 K, 101,3 kPa en betrokken op droog afgas. Door de definitie van de emissie-eisen bij stan-
daardcondities zijn zij generiek en onafhankelijk van de specifieke afgascondities. Soms worden de eisen daarnaast nog
gegeven bij een referentie zuurstofconcentratie.
Meetmethoden
Voor de uitvoering van de metingen dient het bedrijf (of de meetinstantie) gebruik te maken van genormaliseerde
meetmethoden. Genormaliseerde meetmethoden zijn vastgelegd in meetnormen. Het bevoegd gezag moet de verplichting
tot het gebruik van een bepaalde meetnorm vastleggen in de vergunning. Dit is de meetnorm zoals die geldt ten tijde van de
aanvraag. Bij het verschijnen van een nieuwe norm kan het bedrijf, in overleg met het bevoegd gezag en een meetinstantie,
besluiten om deze nieuwe norm te hanteren.
Aan dit verslag is een bijlage toegevoegd met een overzicht van de emissie-meetresultaten over de periode: 2003 t/m 2009.
Onder het controleren van de emissies wordt verstaan het vaststellen van de emissies en het beoordelen van de resultaten.
Het vaststellen van de emissies gebeurt door het uitvoeren van metingen en door het gebruik van emissierelevante
parameters (ERP’s). Het vaststellen van de emissies is een taak voor het bedrijf. Uitzonderingen hierop zijn
handhavingsmetingen die onder de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag plaatsvinden. Het beoordelen van de
vastgestelde emissies gebeurt door het bevoegd gezag.
Is de oorzaak van het probleem weggenomen, dan zal opnieuw een controle meting op de stofemissie worden uitgevoerd.