Gombrich Time Line

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 7

lOMoARcPSD|1773962

Tijdlijn kunstenaars/tijd

The Story of Art (kunst van het westen voor niet-kunsthistorici) (Universiteit Utrecht)

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Isaura Kuyt (ikamousesings@gmail.com)


lOMoARcPSD|1773962

Vroegchristelijke kunst (2e eeuw tot 550)


Byzantijnse kunst (550 tot 13e eeuw)
 Romaanse kunst (1000-1200)
 Begin ontwikkeling gotische kunst

Gotische kunst (12e eeuw tot 1e helft 16e eeuw)


 Nicola Pisano (1220-1278) 
o 1 van de eerste grote Italiaanse beeldhouwers (na Romeinen)
 Giotta di Bandono (1267-1337) 
o Stromingen zoals de gotiek gaan geleidelijk, er is niet één moment dat er
opeens sprake is van een nieuwe stroming. Di Bandono heeft door de
introductie van het perspectief meegedragen aan de ontwikkeling van de
nieuwe stroming Gotiek maar ook een voorzet gegeven voor de
renaissance.
o Grote bekendheid, gezegevierde kunstenaar
o Perspectief/emotie/dramatiek
o Kerk was opdrachtgever, emoties en natuur werden belangrijker; invloed
op zijn werk
 Gebroeders Limbourg (1385-1417)
o Landschapsschildering, meteorologie seizoenen, beinvloed door Italiaanse
stijl

Italiaanse Renaissance (Begin 14e eeuw tot 16e eeuw)


 Intellectueel culturele beweging  ook weer overlap met gotische tijd. Belangrijk
aspect van de renaissance is dat beeld van de kunstenaar van handelswerkman
naar intellectueel ging.
 Brunelleschi (1377-1446)
o Beeldhouwer maar vervolgens volledige focus op bouwkunst.
Lijnperspectief en illusionistische-ruimtelijke weergave
o Samen gewerkt met Ghiberti en Donatello
 Masaccio (1401-1428)
o Vroegrenaissance  enorm belangrijk voor het introduceren van het lijn-
perspectief in schilderen
o De heilige 3-eenheid  alles in teken van perspectief, op schaal, verkort
weergegeven, 1 verdwijnpunt, chiaroscuro (licht-donker-contrast)
o Invloeden van Giotto, maar veel invloed op Boticelli en Michelangelo
 Donatello (1386-1466)
o 1 van de grootste beeldhouwers voor in Florence voor Michelangelo.
(Her)uitvinder van de dramatische stijl gebaseerd op Christelijke pathos en
klassieke Romeinse vormen.
o Leerling van Ghiberti  laatste Gotische beeldhouwers
o Introduceerde perspectief in Bas-Reliëf (plat-reliëf) (St Joris)
 Leon Battista Alberti (1404-1472)
o Humanist, leerde Brunelleschi kennen, ging naar Rome, bestudeerde daar
oude Romeinse kunst.
o Alberti onderscheidde zich door zijn literaire achtergrond van Brunelleschi
en andere voorgangers, die eerder vakmannen waren. Hij nam dan ook
vaak afstand van de constructieve aspecten van zijn ontwerpen en liet die
over aan andere architecten.
 Fra Angelico (1395-1455)
o Meester in de internationale gotiek (die nog steeds heerste), briljante felle
kleuren, op achtergrond van bladgoud. Maar ook meester in de vroeg-
renaissance-kunst ingezet door Giotto/Masaccio realistischer,
naturalisme, perspectief
 Paolo Uccello (1397-1475)
o Visuele perspectief in kunst  gebruikte perspectief om diepte te
scheppen en niet om verschillende of daaropvolgende verhalen te
vertellen zoals veel tijdgenoten.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Isaura Kuyt (ikamousesings@gmail.com)


lOMoARcPSD|1773962

o Perspectief was renaissance, maar kleurgebruik/praal etc. enorm gotisch.


o Gekunsteld en erg gericht bezig met perspectief en verkort weergeven.
Alles stond in teken daarvan (hij was ook wiskundige)
 Benozzo Gozzoli (1420-1497)
o Samen gewerkt met Fra Angelico en Ghiberti. Gotiek/realisme van
landschap/details
 Mantegna (1431-1506)
o Getrouwd met dochter van Bellini. Beinvloed door Donatello. Veel oog voor
klassieke oudheid en anatomie. Erg bewuste kunstenaar van zijn eigen
kunnen.
 Pierro della Fransesca (1412-1492)
o Opgeleid wiskundige, kenmerken in zijn werk. Perspectief en diepte op
wiskundig niveau. Bramante was zijn leerling. Ook gebruik van licht.
 Pollauilo (1431-1498)
o Door Ghiberti opgeleid, eerste die vervolmaking van Anatomie ambieerde
door het ontleden van menselijke lichamen. Ook verbetering van
weergeven van landschappen.
 Boticelli (1445-1510)
o In de leer bij Verrochio, mede-leerling van Da Vinci.
o Zowel kenmerken van internationale gotiek als renaissance.
o Sensuele werken, later ook (licht) manieristisch/reactionair.
 Bramante (1444-1514)
o Met Michelangelo en Alberti gezien als grootmeesters van zuivere
verhoudingen en gulden snede.
o Bestudeerde schilderkunst van Mantegna en della Fransesca (was ook zijn
leerling) (vooral geinteresseerd in perspectief) Tempietto is perfect punt
symmetrisch ontworpen.
 Verrochio (1435-1488)
o Veel invloeden van Donatello maar ook samen met Boticello
samengewerkt.
o Veel beroemde leerlingen gehad zoals: Da Vinci en Perugino (toekomstige
leraar van Rafael)
o Maar ook Ghirlandaio, meester van Michelangelo, heeft invloed geput uit
werk van Verrochio.
o Hij was de kunstenaar van Medici familie (na Donatello) en enorme
invloed.
o Vooral beeldhouwwerken bekendheid: veel invloed op vrijstaande
sculptuur. Dynamiek, perfecte balans allemaal ontwikkeling in
beeldhouwkunst. Perfecte compositie, emotie, realisme.
 Leonardo da Vinci (1452-1519)
o Schoolvoorbeeld van renaissance-ideaal als homo universalis en genie.
o Verrochio als meester. Leonardo controversieel persoon  anatomisch
onderzoek was niet toegestaan.
o Veel empirisch onderzoek als wetenschapper, dit sloeg ook weer terug op
zijn kunstwerken.
o Nieuwe technieken in schilderkunst zoals het frontaal afbeelden en
sfumato-techniek (omtrekken worden niet afgelijnd maar wazig en
onscherp gemaakt.
 Ghirlandaio (1449-1494)
o Vroege renaissance
o Leermeester van Michelangelo
o Beinvloed door Verrochio, veel portretten geschilderd met landschappen
op achtergrond
o Zijn werk ademt een zuivere sfeer, waarmee hij zowel grootsheid als gratie
wist te verlenen aan de strenge stijl van de vroege renaissance. In zijn zeer
uitvoerig gedetailleerde altaarstukken is het realisme in hoge mate
ontleend aan dat van de Vlaamse Primitieven, toentertijd uiterst geliefd
onder de gefortuneerde Italiaanse adel en burgerij

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Isaura Kuyt (ikamousesings@gmail.com)


lOMoARcPSD|1773962

 Michelangelo (1475-1564)
o Ook homo universalis
o Liefde was zeer belangrijk in het oeuvre en leven van de kunstenaar. Zijn
werken belichamen de liefde voor de goddelijke schepping, zowel in het
marmer, de schilderkunst als in de mannelijke schoonheid.
o Vooral beeldhouwen, latere werk kenmerken van manierisme.
o Zeer correctie anatomie van het menselijk lichaam
 Perugino (1450-1525)
o Perugino was een typisch vertegenwoordiger van de Umbrische school,
speciaal wat betreft de dromerige stemming in zijn werk, de vrede en
harmonie. Meesterlijk zijn zijn landschappen met bomen waarin het
zonlicht speelt. In zijn compositie bereidde hij door zijn evenwichtige
groepering de hoge renaissance voor.
o Beinvloed door Verrochio maar ook della Fransesca.
 Rafael (1483-1520)
o Hoogrenaissance en leerling van Perugino.
o Zijn techniek (bij aankomst in Florence) bleek achterhaald en leerde snel
van Da Vinci en in mindere mate Michelangelo.
o Briljant portretschilder  zijn portretten leefden echt, waren bijna foto’s, zo
echt leken ze.
o Hij werd niet beschouwd als grote vernieuwer zoals Giotto maar meer als
iemand die de schilderkunst volmaakte. Het was zo realistisch en zo goed.

 Sansovino (1486-1572)
o Heel belangrijk voor het aanzicht in Venetië.
o Sansovino bleef de terughoudendheid en evenwichtigheid van de Hoog
renaissance verdedigen na de opkomst van het Maniërisme. Meer dan
andere architecten in de Renaissance was Sansovino in staat om
architectuur en beeldhouwkunst te versmelten.
 Giovanni Bellini (1430-1516)
o Vroeg-renaissance maar markering voor deinitieve breuk met gotische
stijl.
o In contact met Mantegna (relatie met zijn zus)
o De landschappelijke achtergronden in de werken na 1475 zijn van een
zodanige kwaliteit dat Bellini wel de belangrijkste landschapsschilder van
de vroege renaissance wordt genoemd. Zijn kunde om een iguur met een
uitdrukking van rustige overdenking weer te geven terwijl hij volledig
beweeglijk is, wordt niet door zijn tijdgenoten geëvenaard
o Leermeester van Giorgione (en Titaan)
 Giorgione (1478-1510)
o Hoge renaissance  enorme poëtische kwaliteit van zijn werk. Oprichter
Venetiaanse School samen met Titiaan  veel meer efect bereiken door
kleur en humeur/stemming dan klassieke Florentijnse school zoals eerder
waarbij lineaire stijl en realisme juist meer naar voren kwamen.
o Goede relatie met Titiaan (maar ook beïnvloed door Da Vinci)
o Leerling van Bellini (en medeleerling of leer meester van Titiaan)
o Eerste echt landschapsschildering  the Tempest.
o Romantiek, lyrisch, emoties, kleuren, melancholie.
o Een van de eerste schilders die meer richting het Maniërisme gaat.
 Titiaan (1478-1576)
o Leerling van Bellini en oicieus van Giorgione.
o Ook weer renaissance maar voorloper van Westerse kunst toekomst.
Gebruik van kleur en technieken, emoties weer enorm belangrijk. Subtiel,
losse penseelstrepen.
o Kleur het allerbelangrijkste; enorm veel pigmenten gebruiken,
verschillende soorten etc.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Isaura Kuyt (ikamousesings@gmail.com)


lOMoARcPSD|1773962

Maniërisme van de Renaissance (1525-1580)


 Correggio (1489-1534)
o Echt op het randje voorloper van maniërisme.
o Corregio’s mythologische en vaak sensuele schilderijen en
plafonddecoraties hebben veel invloed uitgeoefend op de werken van
kunstenaars uit barokperiode. Zijn schilderijen worden gekenmerkt door
het spel van kleur en licht, door kenners als zacht geduid.
o Chiaroscuro  midden tonen contrast tussen licht en donker om
driedimensionale vormen te laten zien. Een het dramatiseren van het
efect.
o Illusionist met afbeelden, schaduw, melancholie, introvert  allemaal
termen die ook belangrijk worden in het maniërisme en de barok.
 Veronese (1522-1588)
o Opgeleid in het Maniërisme maar juist er tegen afgezet en reëel eigen stijl
gekregen.
o Sublieme kleurgebruiker, vaak verhalen vertellen van gebeurtenissen met
dramatisch kleurgebruik
o He has always been appreciated for "the chromatic brilliance of his palette,
the splendor and sensibility of his brushwork, the aristocratic elegance of
his igures, and the magniicence of his spectacle", but his work has been
felt "not to permit expression of the profound, the human, or the sublime",
and of the "great trio" he has often been the least appreciated by modern
criticism
 Albrecht Altdorfer (1480-1538)
o Altdorfer schilderde vooral landschappen en mythologische voorstellingen;
het meest beroemd zijn de landschappen, die hij schilderde om hun
schoonheid en niet als illustratie bij een verhaal. Altdorfer kan zo gezien
worden als de eerste landschapsschilder uit de Noordelijke renaissance.
Zelfs in de meeste van zijn religieuze schilderijen speelt het landschap een
grote rol.
o Behoorde tot de Donau-school  manieristische stroming die zich uitte in
landschapsschilderingen.
 Mabuse/Jan Gossaert (1478-1532)
o Begon als Antwerpse Manierist, was belangrijk in deze school. Maar na een
reis naar Italië begon zich in te zetten voor het overbrengen van Italiaanse
Renaissance naar het noorden.
o Mythologische schilderijen met klassiek naakt. Naakt was belangrijk in zijn
werk.

Noordelijke Renaissance (14e tot 16e eeuw)


 Jan van Eyck (1390-1441)
o Beroemdste schilder van Europa (behoorde tot de Vlaamse primitieven),
uitvinder/ontwikkelaar van olieverf.
o Introduceerde nog nooit eerder gezien realisme in schilder/ miniatuur-kunst
(boekverluchting), op waarneming gebaseerde weergave van zichtbare
werkelijkheid.
o Licht/spiegel etc.
o Innovaties lopen gelijk met Italiaanse renaissance (Masaccio)
o Verpersoonlijkt de overgang van de schilder als een naamloos en
bescheiden ambachtsman naar een zelfbewust, geleerd en beroemd
individu. Deze elementen wijzen op Jan van Eycks trotse en zelfbewuste
houding, een attitude die in de toekomst typerend zal worden voor de
kunstenaars van de renaissance.
 Stefan Lochner (1400-1451)
o Internationale gotiek (soft style)  combinatie tussen aan de ene kant de
felle kleuren en lijnen en aan de andere kant het realisme.
o Landschappen op achtergrond met veel details weergeven. Maar geen
perspectief. Invloed van Gotiek.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Isaura Kuyt (ikamousesings@gmail.com)


lOMoARcPSD|1773962

o Beinvloed door van Eyck maar meer tendency naar gotiek en niet naar
realisme.
 Jean Fouquet (1420-1481)
o Vlaams + Toscaans + Franse stijl combinatie.
o Hij was gevestigd in de Franse traditie maar kende de nieuwe trends van
zijn tijd. Van Jan van Eyck neemt hij het realisme, het luchtperspectief, de
behandeling van de atmosferische condities en de gedetailleerde
weergave van texturen over, van de Italianen onder meer Paolo Uccello en
Piero della Francesca de pure vormen en het perspectief.
o Uitvinder miniatuur portretschilderen  realistische levensechte
portretten, identiteit te vatten in portret, maar ook de houding niet
ondergeschikt laten, zelfs soms ten koste van individuele trekken.
 Rogier van der Weyden (1400-1464)
o Ook deel van de Vlaamse Primitieven.
o Samen met Van Eyck bekendste schilder van Europa. Hij had dezelfde stijl
als van Eyck alleen dan met meer emotie erin. Hij oversteeg van Eyck door
in plaats van alleen details neer te zetten ook mensen van echt vlees en
bloed af te beelden, en te laten zien hoeveel emotie erbij kan zitten
(Kruisafname)
 Hugo van der Goes (1430-1482)
o Ook deel van de Vlaamse Primitieven
o Middeleeuwse (gotische) aspecten  symboliek van kleiner afbeelden van
mensen lager in rang bv. ook renaissance-aspecten  realisme door
emotie in handen gezichten af te beelden  feilloos gevoel voor
compositie, expressie en kleur  minder op de details maar juist op
beweging, spanning en ruimte tussen iguren.
 Martin Schongauer (1435-1491)
o Bekend om het maken van prenten, inspiratiebron voor de latere Albrecht
Durer.
o Zelf lijkt hij beïnvloed te zijn door Rogier van der Weijden.
 Albrecht Durer (1471-1528)
o Invloedrijkste kunstenaar door opkomst van prentdrukkunst en
boekdrukkunst. Durer was erg goed in het maken/drukken van prenten.
Zijn atelier specialiseerde zich in drukkunsten (kopergravuren
bijvoorbeeld).
o Dürer is vooral bekend om zijn veelzijdigheid. Hij is de bezeten reiziger
door Europa en Italië, niet alleen op zoek naar beelden van de renaissance,
maar ook naar natuurlijke fenomenen, die hij met veel aandacht vast weet
te leggen. Naast een meesterlijk schilder is hij ook een geniaal graveur en
schepper van houtsneden. Ook daar blijkt de invloed van de Gotiek. Dürer
was ook meetkundige.
o Samen met Grunewald en Holbein de Jongere belangrijk in de Duitse
renaissance schilderkunst  humanistisch.
o Door reizen beinvloed door Mantegna en Pollauiolo maar later ook Bellini
o Niet alleen door de toepassing van het centraal perspectief,
schildertechniek maar ook ilosoisch-cultureel is Dürer voor de Noord-
Europese kunst een doorbraak. Voor het eerst heeft een Noorderling,
doordrenkt door het Italiaanse humanisme van Michelangelo en Dante, de
moed zichzelf in een frontale zelfverzekerde pose op een doek te plaatsen.
 Grunewald (1470-1528)
o Kunstenaar die nog enorm veel bezig hield met laatgotische/middeleeuwse
invloeden ten tijde van de Renaissance. Alleen maar religieuzer
afbeeldingen.
 Hieronymus Bosch (1450-1516)
o Ging de geschiedenis in als den duvelmaker  hij maakte namelijk heel
veel schilderijen over de hel en duivels. Satirische voorstellingen.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Isaura Kuyt (ikamousesings@gmail.com)


lOMoARcPSD|1773962

o Hij is vooral van betekenis als vernieuwer van de beeldtraditie. Hij gaf op
vindingrijke wijze invulling aan gangbare motieven en bedacht een reeks
van nieuwe composities.
 Hans Holbein de Jonge (1498-1543)
o Leefde ten tijde can de reformatie, kunstenaars beroep was erg lastig om
zichzelf te onderhouden  weinig afname van schilderijen want geen
afbeeldingen van heiligen. Hij reisde daarom veel.
o Hij focuste zich uiteindelijk op portretten  maakte hele fraaie tekeningen
van gezichten zodat hij dit later kan natekenen en afmaken.
o Portretten waren vaak levensecht (zonder aleidende achtergronden)
sfumato-techniek maar ook realisitsch geschilderd, met alle details van
gelaat en rimpels etc.
o Stofuitdrukking was ook erg goed, vaak gebruikte hij echt goud of zilver
o Grootste kracht was dat Holbein met groot psychologisch inzicht de
essentie van de persoon wist weer te geven.

Barok (begin 17e eeuw)


 Caravaggio (1571-1610)
o Begon carrière met schilderen stillevens  in de leer bij school in stijl van
manierisme.
o Barok domineerde toen hij schilderde maar hij week af  veel
naturalistischer weergeven dan barokke kunst waarbij idealisering
domineerde. Heiligen afbeelden met rimpels, gescheurde kleren etc.
Modellen van straat hiervoor gebruiken. Volkomen uniek. Doel echter
hetzelfde: ongelovigen te laten geloven maar dan op realistischere manier.
Door geloof menselijk te maken
o Veel gebruik van clair-obscur  dramatisch licht-donker contrast, theatrale
lichtbundels. Hij is enorm goed hierin.
o Rembrandt van Rijn bijvoorbeeld nam hierna enorm veel over van techniek
van Caravaggio en werd een van de weinigen die hem kon evenaren.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door Isaura Kuyt (ikamousesings@gmail.com)

You might also like