Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 97



9
TEKST IN CONTEXT 9 

SAMENGESTELD DOOR

Peter van Zonneveld

Max Havelaar
Multatuli
 A M ST E R DA M U N I V E R S I T Y P R E S S 
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:14 Pagina 1

Max Havelaar
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:14 Pagina 2

TEKST IN CONTEXT
Onder redactie van Frits van Oostrom en Hubert Slings

Deze uitgave werd voorbereid in een werkgroep van studenten Nederlands


aan de Universiteit Leiden. De deelnemers waren: Jan Barendregt, Helene
Hermans, Hermke Hommes, Jaap Korving, Christianne Lemckert, Martha
Pelkman, Maaike Soetens, Michelle Verheij, Margriet van der Wel, Allard de
Wijkerslooth.
Voor hun adviezen bedanken we verder: Willem van Duijn, Eep Francken,
Rick Honings, Klaas van der Hoek, Olf Praamstra en Gerard Termorshuizen.

De reeks Tekst in Context is ontwikkeld voor gebruik in de Tweede Fase. Met


behulp van aanpassingen in de dosering en docering is de reeks op tal van ma-
nieren inzetbaar: zowel voor havo / als voor vwo  / /, zowel voor klassi-
kale behandeling als voor zelfstudie, zowel voor integrale bestudering als voor
gedeeltelijk gebruik, zowel voor een vrijblijvende kennismaking als voor toet-
sing met behulp van vragen en opdrachten op verschillende niveaus.

Max Havelaar is het negende deel in de reeks Tekst in Context


Eerder verschenen:
 Karel en Elegast (samenstelling Hubert Slings)
 Jacob van Maerlant (samenstelling Ingrid Biesheuvel en Frits van Oostrom)
 Reinaert de vos (samenstelling Hubert Slings)
 Wilhelmus en de anderen (samenstelling Lia van Gemert e.a.)
 Verhalen over verre landen (samenstelling Karel Bostoen)
 Warenar (samenstelling Lia van Gemert en Marijke Meijer Drees)
 Walewein (samenstelling Petra Barendregt, Noor Bloem en John Verbeek)
 Faust (samenstelling Jef Jacobs, Vincent Laarhoven, Ad van der Logt en
Myra Nijhof)
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:14 Pagina 3

Max Havelaar
Multatuli
TEKST IN CONTEXT 9

Samengesteld door Peter van Zonneveld

Met medewerking van Helene Hermans


en Christianne Lemckert

Amsterdam University Press



Max Havelaar_bw 22-04-10 12:14 Pagina 4

Lay-out: Adriaan de Jonge, Amsterdam


Ontwerp omslag: Kok Korpershoek,
Amsterdam

     


e-      
 

© Peter van Zonneveld / Amsterdam


University Press 

Alle rechten voorbehouden. Niets uit


deze uitgave mag worden verveelvou-
digd, opgeslagen in een geautomatiseerd
gegevensbestand, of openbaar gemaakt,
in enige vorm of op enige wijze, hetzij
elektronisch, mechanisch, door fotoko-
pieën, opnamen of enige andere manier,
zonder voorafgaande schriftelijke toe-
stemming van de uitgever.

Voorzover het maken van kopieën uit


deze uitgave is toegestaan op grond van
artikel B Auteurswet  jº het Be-
sluit van  juni , Stb. , zoals ge-
wijzigd bij het Besluit van  augustus
, Stb.  en artikel  Auteurswet
, dient men de daarvoor wettelijk
verschuldigde vergoedingen te voldoen
aan de Stichting Reprorecht (Postbus
,  KB Hoofddorp). Voor het
overnemen van gedeelte(n) uit deze uit-
gave in bloemlezingen, readers en andere
compilatiewerken (artikel  Auteurswet
) dient men zich tot de uitgever te
wenden.

De uitgeverij heeft ernaar gestreefd alle


copyrights van in deze uitgave opgeno-
men illustraties te achterhalen. Aan hen
die desondanks menen alsnog rechten te
kunnen doen gelden, wordt verzocht
contact op te nemen met Amsterdam
University Press.
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:14 Pagina 5

Inhoudsopgave

Voor je begint... 

Context
 Eduard Douwes Dekker 

Tekst
 Eerste hoofdstuk 
 Uit het tweede hoofdstuk 
 Uit het vierde hoofdstuk 
 Uit het vijfde hoofdstuk 
 Uit het zesde hoofdstuk 
 Uit het achtste hoofdstuk 
 Uit het elfde hoofdstuk 
 Uit het zeventiende hoofdstuk 
 Uit het achttiende hoofdstuk 
 Uit het twintigste hoofdstuk 

Context
 De opbouw van de roman 
 Opdracht en motto 
 Fictie of werkelijkheid? 
 Het gelijk van Douwes Dekker 

Voor wie meer wil weten 


De Multatuli-collectie 
Vragen en opdrachten 
Verantwoording 
Woorden en begrippen 
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:14 Pagina 6

Voor je begint...

Anderhalve eeuw geleden verscheen ken we kennis met Batavus Droog-


er een roman die als het beste boek uit stoppel, makelaar in koffie. In het In-
de Nederlandse literatuur wordt be- dische deel volgen we de activiteiten
schouwd: Max Havelaar. Nu moet je van de bestuursambtenaar Max Have-
bij die naam misschien vooral denken laar, die het opneemt voor de bevol-
aan Max Havelaar-koffie. Dat is koffie king van Lebak, een arm gedeelte van
waar de boeren in de derdewereldlan- het eiland Java. Aan het eind krijgt het
den een eerlijke prijs voor krijgen. boek een algemene strekking. In te-
Het een heeft wel met het ander te genstelling tot wat veel mensen den-
maken. De ondertitel van het boek ken, richt Max Havelaar zich niet te-
luidt: of de koffieveilingen der Nederland- gen het koloniale systeem als geheel,
se Handelmaatschappij. maar tegen de uitwassen daarvan.
Douwes Dekker schreef het boek on-
Het beste boek uit de Nederlandse der armoedige omstandigheden op
literatuur een klein kamertje in een hotel in
De roman is een pamflet, gericht te- Brussel, binnen één maand, uit woe-
gen de uitbuiting van boeren op Java de om wat hem in Indië overkomen
in de negentiende eeuw. Maar tege- was.
lijk is het een poging tot eerherstel
voor de schrijver ervan, die zich Mul- Taal en spelling
tatuli noemt. Eigenlijk heet hij Edu- Max Havelaar verscheen in . In
ard Douwes Dekker. In zijn boek deze uitgave is de vijfde (eigenlijk
geeft hij zijn persoonlijke ervaringen zesde) druk van de Max Havelaar uit
weer in Indonesië, dat toen een kolo-  gevolgd, de laatste door de au-
nie van Nederland was, en Neder- teur herziene druk. Dat is van belang
lands-Indië of kortweg Indië werd omdat hij bij de eerste drukken niet
genoemd. Over de politieke lading mocht meebeslissen over hoe het
van Max Havelaar wordt nog steeds boek gepubliceerd zou worden. De
gediscussieerd. Dat het een heel bij- spelling is echter gemoderniseerd.
zonder boek is, uniek in de Neder-
landse literatuur, daarover is iedereen Opbouw van dit boek
het wel eens. Ook in het buitenland Omdat Max Havelaar een omvangrij-
heeft het aandacht gekregen; het is in ke roman is, hebben we gekozen voor
meer dan  talen uitgegeven. een uitgave die alleen de belangrijkste
Het verhaal speelt zich voor een episoden uit het boek bevat. Net als in
deel in Nederland en voor een deel in de roman zijn ook hier de parabel
Indië af. In het Nederlandse deel ma- over een Japanse steenhouwer en het

왘 6
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:14 Pagina 7

liefdesverhaal over een Javaanse jon- Verwerking van de stof


gen en zijn geliefde, Saïdjah en Adin- Achterin het boek zijn vragen en op-
da, opgenomen. Belangrijk ook is de drachten opgenomen. Ze zijn onder-
lijst van opstellen die bekend staat als verdeeld in drie categoriëen.
het Pak van Sjaalman, en de toespraak De A-vragen controleren of het
die Max Havelaar hield tot de hoof- verhaal en het commentaar goed be-
den van Lebak. Verbindend com- grepen zijn. De B-vragen geven je de
mentaar zorgt ervoor dat je het ver- gelegenheid om aspecten van het
haal toch kunt blijven volgen. Zoals boek te ontdekken die in het com-
bij de opzet van deze Tekst in Context- mentaar niet zijn aangegeven. In de
reeks gebruikelijk is, wordt de tekst C-vragen komen zaken aan de orde
afgewisseld met achtergrondinforma- die buiten dit boek vallen. Ze nodi-
tie die tot een beter begrip van de ro- gen uit tot eigen onderzoek in de
man moet leiden. Moeilijke woorden (school)bibliotheek of op internet.
en begrippen, die vaak betrekking Het kan daarvoor ook nodig zijn om
hebben op het vroegere Nederlands- de hele roman te lezen. Wie een
Indië, worden nader toegelicht en werkstuk over de Max Havelaar wil
verklaard. Achterin is een beknopte maken, kan terecht bij de achterin
literatuurlijst opgenomen, die be- opgegeven literatuur.
doeld is voor wie meer over het on-
derwerp wil weten.

7 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:14 Pagina 8

1 Eduard Douwes Dekker


H E T L E V E N VA N E D U A R D D O U W E S D E K K E R

Om het boek beter te kunnen begrij- lof. Twee jaar later werd zijn zoon
pen volgt hier eerst iets over het leven Edu geboren.
van de schrijver Op  januari  werd Douwes
Eduard Douwes Dekker werd op  Dekker benoemd tot assistent-resi-
maart  in de Korsjespoortsteeg te dent van de afdeling Lebak op West-
Amsterdam geboren. Op zijn acht- Java. De gouverneur-generaal, Duy-
tiende jaar reisde hij op het koop- maer van Twist, had hem daarheen
vaardijschip van zijn vader, die kapi- gestuurd vanwege zijn betrokkenheid
tein was, naar Indië. Hij begon in Ba- bij de inlandse bevolking. Dekker
tavia zijn ambtelijke loopbaan. In wist uit archiefstukken van zijn voor-
 werd hij benoemd tot contro- ganger dat er problemen waren. De
leur tweede klasse in Natal, aan de armoede van de bevolking was voor
westkust van Sumatra. Hier woonde een groot deel te wijten aan de re-
hij samen met de dertienjarige Si Oe- gent, Karta Nata Negara, vanwege
pih Keteh. Vanwege een kastekort onrechtmatige herendiensten (ver-
werd hij in  geschorst. Een jaar plichte levering van diensten en/of
later werd hij weer in dienst geno- goederen zonder (voldoende) be-
men. In  trouwde hij met Tine taling). Hij had gezworen de bevol-
(Everdine Huberte baronesse van king te beschermen tegen uitzuiging
Wijnbergen). Daarna volgden benoe- en knevelarij. Daarom verzocht hij
mingen te Menado op Celebes en op zijn chef, resident Brest van Kempen,
Ambon. In  ging hij met zijn ge- om maatregelen te nemen. Op  fe-
zin vanwege ziekte met Europees ver- bruari  klaagde Dekker de regent
aan vanwege misbruik van gezag.
Brest van Kempen wilde eerst bewij-
zen zien voordat de regent, die door
de bevolking als een heilige werd ver-
eerd, kon worden opgepakt. Het con-
flict werd voorgelegd aan de gouver-
neur-generaal. Deze gaf de resident
gelijk, onthief Dekker van zijn func-
tie in Lebak en bood hem een nieuwe
functie aan in Ngawi (Oost-Java).
Dekker accepteerde dit niet en vroeg
ontslag. Dat kreeg hij op  april .
Tevergeefs probeerde hij de gouver-

Geboortehuis van Multatuli, Korsjespoortsteeg


,Amsterdam
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:14 Pagina 9

neur-generaal te ontmoeten om zijn


zaak te kunnen toelichten.
Na zijn ontslag stelde Brest van
Kempen een onderzoek in waaruit
bleek dat Dekkers beschuldigingen
juist waren. De regent ontving een
berisping. Enkele lagere hoofden
werden ontslagen. Voor Dekker
kwam dit te laat. Hij zwierf in Indië
rond op zoek naar werk. In  nam
hij de boot naar Europa, zijn zwange-
re vrouw en zijn zoontje Edu in Indië
achterlatend. Omdat hij achtervolgd
werd door schuldeisers, ging hij naar
Brussel. Daar werd hij in de zomer
van  voor korte tijd met zijn ge-
zin herenigd (in  was zijn doch-
ter Nonni geboren). Tine trok met de
kinderen naar Den Haag, Dekker
bleef achter in Brussel. Tine, die hem Urn waarin de as van Multatuli werd bewaard
altijd had gesteund, wilde zich van
hem losmaken. Ze kreeg geen geld Hij ging door met schrijven en publi-
meer van haar familie, omdat die het ceerde nog vele boeken, onder meer
niet eens was met hun huwelijk op de Minnebrieven en zeven bundels
dat moment. Dekker was razend. De Ideeën, met daarin de onvoltooide ro-
kwestie Lebak zat hem hoog. Als een man Woutertje Pieterse en het toneel-
getergd man schreef hij binnen een stuk Vorstenschool. Hij leefde geschei-
maand als Multatuli (ik heb veel ge- den van zijn vrouw en vertrok in 
dragen) zijn Max Havelaar. met zijn geliefde, Mimi Hamminck
Het boek maakte hem beroemd. Schepel, naar Duitsland. Hij trouwde
met haar in , nadat Tine in 
in Venetië overleden was. Bij zijn
tijdgenoten bleef hij vanwege zijn
uitgesproken standpunten omstreden.
Ook kampte hij voortdurend met
geldgebrek. In  besloot hij met
schrijven op te houden vanwege zijn
slechte gezondheid. Hij leefde nog
tien jaar. Op  februari  stierf
hij te Nieder Ingelheim in Duitsland.
Vier dagen later werd hij in Gotha als
eerste Nederlander gecremeerd.

Multatuli in Brussel, schrijvend aan zijn Max


Havelaar
9 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:14 Pagina 10

2 Eerste hoofdstuk

In dit hoofdstuk komt Batavus Droogstoppel aan het woord. De eerste zin is misschien
wel de bekendste uit de Nederlandse literatuur:

Ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht No . Het is mijn ge-


woonte niet, romans te schrijven, of zulke dingen, en het heeft dan ook lang
geduurd, voor ik ertoe overging een paar riem papier extra te bestellen, en het
werk aan te vangen, dat gij, lieve lezer, zo-even in de hand hebt genomen, en
dat ge lezen moet als ge makelaar in koffie zijt, of als ge wat anders zijt. Niet
alleen dat ik nooit iets schreef wat naar een roman geleek, maar ik houd er
zelfs niet van, iets dergelijks te lezen, omdat ik een man van zaken ben. Sedert
jaren vraag ik mij af, waartoe zulke dingen dienen, en ik sta verbaasd over de
onbeschaamdheid, waarmee een dichter of romanverteller u iets op de mouw
durft spelden, dat nooit gebeurd is, en meestal niet gebeuren kan. Als ik in
mijn vak – ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht No  – aan
een principaal – een principaal is iemand die koffie verkoopt – een opgave
deed, waarin maar een klein gedeelte der onwaarheden voorkwam, die in ge-
dichten en romans de hoofdzaak uitmaken, zou hij terstond Busselinck & Wa-
terman nemen. Dat zijn ook makelaars in koffie, doch hun adres behoeft ge
niet te weten. Ik pas er dus wel op, dat ik geen romans schrijf, of andere valse
opgaven doe. Ik heb dan ook altijd opgemerkt dat mensen die zich met zoiets
inlaten, gewoonlijk slecht wegkomen. Ik ben drieënveertig jaar oud, bezoek
sedert twintig jaren de beurs, en kan dus voor de dag treden, als men iemand
roept die ondervinding heeft. Ik heb al wat huizen zien vallen! En gewoonlijk,
wanneer ik de oorzaken naging, kwam het me voor, dat die moesten gezocht
worden in de verkeerde richting die aan de meesten gegeven was in hun
jeugd.

Ik zeg: waarheid en gezond verstand, en hier blijf ik bij. Voor de Schrift maak ik
natuurlijk een uitzondering. De fout begint al van Van Alphen af, en wel ter-
stond bij de eerste regel over die ‘lieve wichtjes’. Wat drommel kon die oude
heer bewegen, zich uit te geven voor een aanbidder van mijn zusje Truitje die
zere ogen had, of van mijn broer Gerrit die altijd met zijn neus speelde? En
toch, hij zegt: ‘dat hij die versjes zong, door liefde gedrongen’. Ik dacht dik-
wijls als kind: ‘Man, ik wilde u graag eens ontmoeten, en als ge mij de mar-
merknikkers weigerde, die ik u vragen zou, of mijn naam voluit in banket – ik
heet Batavus – dan houd ik u voor een leugenaar.’ Maar ik heb Van Alphen
nooit gezien. Hij was al dood, geloof ik, toen hij ons vertelde dat mijn vader
mijn beste vriend was – ik hield meer van Pauweltje Winser, die naast ons

왘 10
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:14 Pagina 11

woonde in de Batavierstraat – en dat


mijn kleine hond zo dankbaar was.
We hielden geen honden, omdat ze
zo onzindelijk zijn.

Alles leugens! Zo gaat dan de opvoe-


ding voort. Het nieuwe zusje is van
de groenvrouw gekomen in een grote
kool. Alle Hollanders zijn dapper en
edelmoedig. De Romeinen waren blij
dat de Batavieren hen lieten leven. De
Bey van Tunis kreeg een koliek als hij
het wapperen hoorde van de Neder-
landse vlag. De hertog van Alva was
een ondier. De eb, in  geloof ik,
duurde wat langer dan gewoonlijk,
expres om Nederland te beschermen.
Leugens! Nederland is Nederland ge-
bleven, omdat onze ouwelui goed op
hun zaken pasten, en omdat ze het
ware geloof hadden. Dát is de zaak!

En dan komen later weer andere leu-


gens. Een meisje is een engel. Wie dit
het eerst ontdekte, heeft nooit zusters Batavus Droogstoppel
gehad. Liefde is een zaligheid. Men
vlucht met het een of ander voorwerp naar het einde der aarde. De aarde heeft
geen einde, en die liefde is ook gekheid. Niemand kan zeggen dat ik niet goed
leef met mijn vrouw – zij is een dochter van Last & Co., makelaars in koffie –
niemand kan iets op ons huwelijk aanmerken. Ik ben lid van Artis, zij heeft een
sjaallong van tweeënnegentig gulden, en van zulk een malle liefde die volstrekt
aan het einde der aarde wil wonen, is toch tussen ons nooit sprake geweest.
Toen we getrouwd zijn, hebben wij een toertje naar Den Haag gemaakt – ze
heeft daar flanel gekocht, waarvan ik nog borstrokken draag – en verder heeft
ons de liefde nooit de wereld ingejaagd. Dus: alles gekheid en leugens!

En zou mijn huwelijk nu minder gelukkig wezen, dan van de mensen die zich
uit liefde de tering op de hals haalden, of de haren uit het hoofd? Of denkt ge
dat mijn huishouden iets minder wel geregeld is, dan het wezen zou als ik voor
zeventien jaar mijn meisje in verzen gezegd had dat ik haar trouwen wilde?
Gekheid! Ik had dit toch even goed kunnen doen als ieder ander, want verzen-
maken is een ambacht, zeker minder moeilijk dan ivoordraaien. Hoe zouden
anders de ulevellen met deviezen zo goedkoop wezen? – Frits zegt: ‘Uhlefeld-
jes’, ik weet niet, waarom. – En vraag eens naar de prijs van een stel biljartbal-
len!
11 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:14 Pagina 12

Ik heb niets tegen verzen op zichzelf. Wil men de woorden in ’t gelid zetten,
goed! Maar zeg niets wat niet waar is. ‘De lucht is guur, en ’t is vier uur.’ Dit laat ik
gelden, als het werkelijk guur en vier uur is. Maar als ’t kwartier voor drieën is,
kan ik, die mijn woorden niet in ’t gelid zet, zeggen: ‘de lucht is guur, en ’t is
kwartier voor drieën.’ De verzenmaker is door de guurheid van de eerste regel aan
een vol uur gebonden. Het moet voor hem juist een, twee uur, enz. wezen, of
de lucht mag niet guur zijn. Zeven en negen is verboden door de maat. Daar
gaat hij dan aan ’t knoeien! Of het weer moet veranderd, of de tijd. Eén van
beide is dan gelogen.

En niet alleen die verzen lokken de jeugd tot onwaarheid. Ga eens in de


schouwburg, en luister daar wat er voor leugens aan de man worden gebracht.
De held van ’t stuk wordt uit het water gehaald door iemand die op ’t punt
staat bankroet te maken. Dan geeft hij hem zijn halve vermogen. Dat kan niet
waar zijn. Toen onlangs op de Prinsengracht mijn hoed te water woei – Frits
zegt: waaide – heb ik de man die hem mij terugbracht, een dubbeltje gegeven,
en hij was tevreden. Ik weet wel dat ik iets meer had moeten geven als hij mij-
zelf eruit gehaald had, maar zeker mijn halve vermogen niet. ’t Is immers dui-
delijk dat men op die wijs maar tweemaal in ’t water hoeft te vallen om
doodarm te wezen. Wat het ergste is bij zulke vertoningen op het toneel, het
publiek gewent zich zo aan al die onwaarheden, dat het ze mooi vindt en toe-
juicht. Ik had wel eens lust zo’n hele parterre in ’t water te gooien, om te zien
wie dat toejuichen gemeend had. Ik, die van waarheid houd, waarschuw ieder
dat ik voor ’t opvissen van mijn persoon geen zo hoog bergloon betalen wil.
Wie met minder niet tevreden is, mag me laten liggen. Alleen zondags zou ik
iets meer geven, omdat ik dan mijn cantille ketting draag, en een andere rok.

Ja, dat toneel bederft velen, meer nog dan de romans. Het is zo aanschouwelijk!
Met wat klatergoud en wat kant van uitgeslagen papier, ziet er dat alles zo aan-
lokkelijk uit. Voor kinderen, meen ik, en voor mensen die niet in zaken zijn.
Zelfs als die toneelmensen armoede willen voorstellen, is hun voorstelling al-
tijd leugenachtig. Een meisje wier vader bankroet maakte, werkt om de fami-
lie te onderhouden. Heel goed. Daar zit ze dan te naaien, te breien of te bordu-
ren. Maar tel nu eens de steken die ze doet gedurende het hele bedrijf. Ze
praat, ze zucht, ze loopt naar ’t venster, maar werken doet ze niet. De familie
die van deze arbeid leven kan, heeft weinig nodig. Zo’n meisje is natuurlijk de
heldin. Ze heeft enige verleiders de trappen afgeworpen, ze roept gedurig: ‘O
mijne moeder, o, mijne moeder!’ en stelt dus de deugd voor. Wat is dat voor
een deugd, die een vol jaar nodig heeft voor een paar wollen kousen? Geeft dit
alles niet valse denkbeelden van deugd, en ‘werken voor de kost’? Alles gekheid
en leugens!

Dan komt haar eerste minnaar – die vroeger klerk was aan ’t kopieboek, maar
nu schatrijk – opeens terug, en trouwt haar. Ook weer leugens. Wie geld

왘 12
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:14 Pagina 13

Over koffie

Waar kwam de koffie die Droogstoppel ver- waren met Frankrijk, namen Indië van ons
handelde vandaan? Koffie komt oorspron- af. Ze zouden er van 1811 tot 1816 de
kelijk uit de provincie Kaffa in Oost-Afrika. macht behouden. Na de val van Napoleon
Volgens een legende zou een geitenhoeder kreeg Nederland Indië weer terug. Er werd
gemerkt hebben dat zijn kudde na het eten een bestuurssysteem opgezet, waardoor In-
van een bepaald soort bessen opgewonden dië pas echt een kolonie werd.
werd. Wanneer je die bessen kookte, kreeg Regelmatig braken er opstanden uit tegen
je een bittere, maar opwekkende drank. De het Nederlands gezag. In 1825 brak de
Arabieren ontdekten dit, en gingen koffie Java-oorlog uit, die tot 1830 zou duren.
verbouwen en verhandelen. De plaats Mok- Tweehonderdduizend Javanen verloren
ka aan de Rode Zee speelde daarbij een be- daarbij het leven. Deze strijd had veel geld
langrijke rol. Nederlandse zeevaarders gekost. Om meer profijt te hebben van Indië
smokkelden eind zeventiende eeuw Coffea als kolonie werd in 1830 het Cultuurstelsel
arabica van Mokka naar Java, waar de ingevoerd. Dit hield in dat de Javaanse boe-
plant het goed deed. Zij brachten ook koffie ren één vijfde van hun grond moesten be-
naar Sri Lanka en Zuid-Amerika. Zo ver- bouwen met producten voor de Europese
spreidde de productie zich over vele tropi- markt: geen rijst, maar koffie, suiker, thee en
sche gebieden. In de achttiende eeuw kwam tabak. Wie geen grond had, moest twee
het koffiedrinken in Europa in zwang. Am- maanden per jaar voor het Nederlandse
sterdam werd een belangrijk handelscen- gouvernement werken. In de praktijk werd
trum.
Al in 1595 waren de eerste Nederlanders Coffea arabica
naar Indië vertrokken. Kort daarna, in
1602, werd de Verenigde Oostindische
Compagnie, de VOC, opgericht, die het
monopolie kreeg over het vervoer van pro-
ducten van en naar Indië. Er werden han-
delsposten aangelegd, en de plaatselijke be-
volking werd aangezet om producten voor
de Europese markt te verbouwen. Dat ging
via de Javaanse vorsten, die veel macht over
hun onderdanen hadden. Zo ontstond op
Java een bloeiende koffiecultuur, waar de
bevolking nauwelijks van profiteerde. De
VOC was een handelsonderneming en was
er niet op uit om Indië te koloniseren. Eind
achttiende eeuw ging de VOC failliet, en
toen nam de Nederlandse staat haar bezig-
heden over. Intussen was Nederland bezet
door de Fransen. De Engelsen, die in oorlog
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:14 Pagina 14

van de bevolking vaak meer gevraagd, zo- koffie door makelaars, tussenpersonen,
dat de boeren amper tijd hadden om hun werd gekocht om verder te worden verhan-
belangrijkste voedsel, rijst, te verbouwen. deld. Batavus Droogstoppel was een van die
Koning Willem I had in 1824 de Neder- makelaars. Bij die veilingen werden enorme
landse Handelmaatschappij (NHM) opge- winsten gemaakt. De ondertitel van de ro-
richt, een instelling die het alleenrecht kreeg man verwijst dan ook naar het geld verdie-
voor de handel met de Oost. Zo kwam de nen aan koffie zonder rekening te houden
koffie uit Indië in Amsterdam terecht. Dat met de Javaanse bevolking. Ironisch genoeg
werd een centrum voor de koffiehandel. De komt de NHM in de roman nauwelijks voor,
NHM organiseerde koffieveilingen, waar de hetgeen Droogstoppel lijkt te ontgaan.

heeft, trouwt geen meisje uit een gefailleerd huis. En als ge meent, dat dit op
het toneel er door kan als uitzondering, blijft toch mijn aanmerking bestaan,
dat men de zin voor waarheid bederft bij het volk, dat de uitzondering als regel
aanneemt, en dat men de publieke zedelijkheid ondermijnt, door het te ge-
wennen iets toe te juichen op het toneel, wat door elk fatsoenlijk makelaar of
koopman voor een bespottelijke krankzinnigheid wordt gehouden in de we-
reld. Toen ik trouwde, waren wij op ’t kantoor van mijn schoonvader – Last &
Co. – met ons dertienen, en er ging wat om!

En nog meer leugens op het toneel. Als de held met zijn stijve komediestap
weggaat om ’t verdrukte vaderland te redden, waarom gaat dan de dubbele
achterdeur altijd vanzelf open? En verder, hoe kan de persoon die in verzen
spreekt, voorzien wat de ander te antwoorden heeft, om hem ’t rijm gemakke-
lijk te maken? Als de veldheer tot de prinses zegt: ‘Mevrouw, het is te laat, de poor-
ten zijn gesloten’, hoe kan hij dan vooruit weten, dat zij zeggen wil: ‘Welaan
dan, onversaagd, men doe het zwaard ontbloten’? Want als zij nu eens, horende dat
de poort toe was, antwoordde dat ze dan wat wachten zou tot er geopend
werd, of dat zij een andermaal eens terug zou komen, waar bleef dan maat en
rijm? Is het dus niet een pure leugen, als de veldheer de prinses vragend aan-
ziet, om te weten wat ze doen wil na ’t poortsluiten? Nog eens: als ’t mens nu
eens lust had gehad te gaan slapen, in plaats van iets te ontbloten? Alles leu-
gens!

En dan die beloonde deugd! O, o, o! Ik ben sedert zeventien jaren makelaar in


koffie – Lauriergracht No  – en heb dus al zoiets bijgewoond, maar het stuit
mij altijd vreselijk, als ik de goede lieve waarheid zo zie verdraaien. Beloonde
deugd? Is ’t niet om van de deugd een handelsartikel te maken? Het is zo niet
in de wereld, en ’t is goed dat het zo niet is. Want waar bleef de verdienste, als
de deugd beloond werd? Waartoe dus die infame leugens altijd voorgewend?

Daar is bijvoorbeeld Lukas, onze pakhuisknecht, die reeds bij de vader van Last
& Co. heeft gewerkt – de firma was toen Last & Meyer, maar de Meyers zijn er

왘 14
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:14 Pagina 15

lang uit – dát was dan toch wel een deugdzaam man. Geen boon kwam er ooit
te kort, hij ging stipt naar de kerk, en drinken deed hij niet. Als mijn schoon-
vader te Driebergen was, bewaarde hij het huis, en de kas, en alles. Eens heeft
hij aan de bank zeventien gulden te veel ontvangen, en, hij bracht ze terug.
Hij is nu oud en jichtig, en kan niet meer dienen. Nu heeft hij niets, want er
gaat veel bij ons om, en we hebben jong volk nodig. Welnu, ik houd die Lukas
voor zeer deugdzaam, maar wordt hij nu beloond? Komt er een prins die hem
diamanten geeft, of een fee die hem boterhammen smeert? Waarachtig niet!
Hij is arm, en blijft arm, en dit moet ook zo wezen. Ik kan hem niet helpen –
want we hebben jong volk nodig, omdat er zoveel bij ons omgaat – maar al kon
ik, waar bleef zijn verdienste, als hij nu op zijn oude dag een gemakkelijk le-
ven leiden kon? Dan zouden alle pakhuisknechts wel deugdzaam worden, en
iedereen, hetgeen Gods bedoeling niet wezen kan, omdat er dan geen bijzon-
dere beloning voor de braven overbleef hiernamaals. Maar op een toneel ver-
draaien ze dat... alles leugens!

Ik ben ook deugdzaam, maar vraag ik hiervoor beloning? Als mijn zaken goed
gaan – en dit doen ze – als mijn vrouw en kinderen gezond zijn, zodat ik geen
gemaal heb met dokter en apotheker... als ik jaar in jaar uit een sommetje kan
terzij leggen voor de oude dag... als Frits knap opgroeit, om later in mijn plaats
te komen als ik naar Driebergen ga... zie, dan ben ik heel tevreden. Maar dit al-
les is een natuurlijk gevolg van de omstandigheden, en omdat ik op de zaken
pas. Voor mijn deugd eis ik niets.

En dat ik toch deugdzaam bén, blijkt uit mijn liefde voor de waarheid. Deze is,
na mijn gehechtheid aan het geloof, mijn hoofdneiging. En ik wenste dat ge
hiervan overtuigd waart, lezer, omdat het de verontschuldiging is voor ’t
schrijven van dit boek.

Een tweede neiging, die mij even sterk als waarheidsliefde beheerst, is de
hartstocht voor mijn vak. Ik ben namelijk makelaar in koffie, Lauriergracht
No . Welnu, lezer, aan mijn onkreukbare liefde voor de waarheid, en aan
mijn ijver voor de zaken, hebt gij te danken dat deze bladen geschreven zijn. Ik
zal u vertellen hoe dit is toegegaan. Daar ik nu voor ’t ogenblik afscheid van u
neem – ik moet naar de beurs – nodig ik u straks op een tweede hoofdstuk. Tot
weerziens dus!

Eilieve, steek het bij u... ’t is een kleine moeite... het kan te pas komen... ei zie,
daar is het: een adreskaartje! Die Co. ben ik, sedert de Meyers er uit zijn... de
oude Last is mijn schoonvader.

LAS T & Co.


MAKELA ARS IN KOFFIE
Lauriergracht No 

15 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:14 Pagina 16

3 Uit het tweede hoofdstuk

De firma Stern, een goede Duitse klant van Droogstoppel, wordt door een ander make-
laarskantoor benaderd. Om zijn concurrent te slim af te zijn, biedt hij de zoon van Stern
een stageplaats bij hem op kantoor aan. Droogstoppel vervolgt zijn verhaal:

Om nu terug te komen op mijn boek. Voor enige tijd kom ik ’s avonds door
de Kalverstraat, en bleef staan kijken naar de winkel van een kruidenier, die
zich bezighield met het sorteren van een partijtje Java, ordinair, mooi-geel, Che-
ribon-aard, iets gebroken, met veegsel, dat me interesseerde, want ik let altijd op al-
les. Daar viel mij op eenmaal een heer in ’t oog, die daarnaast voor een boek-
winkel stond en me bekend voorkwam. Hij scheen ook mij te herkennen,
want onze blikken ontmoetten elkander gedurig. Ik moet betuigen dat ik te
verdiept was in ’t veegsel, om terstond op te merken, wat ik namelijk later zag,
dat hij vrij kaal in de kleren stak. Anders had ik de zaak daarbij gelaten. Maar
opeens schoot mij de gedachte in, dat hij misschien reiziger was van een Duits
huis, die een solide makelaar zocht. Hij had dan ook wel iets van een Duitser,
en van een reiziger ook. Hij was zeer blond, had blauwe ogen, en in houding
en kleding iets dat de vreemdeling verraadde. In plaats van een behoorlijke
winterjas, hing hem een soort van sjaal over de schouder – Frits zegt ‘shawl’,
maar dit doe ik niet – alsof hij zo van de reis kwam. Ik meende een klant te
zien, en gaf hem een adreskaartje: Last & Co., makelaars in koffie, Lauriergracht
No 37. Hij hield het bij de gasvlam,
en zei: ‘Ik dank u, maar ik heb me
vergist. Ik dacht het genoegen te heb-
ben een oude schoolkameraad voor
me te zien, maar... Last? Dit is de
naam niet.’

‘Pardon,’ zei ik – want ik ben altijd


beleefd – ‘ik ben meneer Droogstop-
pel, Batavus Droogstoppel. Last &
Co. is de firma, makelaars in koffie,
Lauriergr...’
‘Wel, Droogstoppel, kent ge mij niet
meer? Zie mij eens goed aan.’

Kalverstraat in Amsterdam

왘 16
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:14 Pagina 17

Hoe meer ik hem aanzag, hoe meer ik mij herinnerde hem meer gezien te
hebben. Maar, zonderling, zijn gelaat deed mij de uitwerking alsof ik vreemde
parfumerieën rook. Lach hier niet om, lezer, straks zult ge zien hoe dit kwam.
Ik ben verzekerd dat hij geen drup reukwerk bij zich droeg, en toch rook ik
iets aangenaams, iets sterks, iets wat me herinnerde aan... daar had ik het!

‘Zijt gij het,’ riep ik, ‘die mij van de Griek hebt verlost?’
‘Welzeker,’ zei hij, ‘dat was ik. En hoe gaat het u?’
Ik vertelde dat we met ons dertienen op ’t kantoor waren, en dat er zoveel bij
ons omging. En toen vroeg ik hoe het hém ging, wat me later speet, want hij
scheen niet in goede omstandigheden te verkeren, en ik houd niet van arme
mensen, omdat er gewoonlijk eigen schuld onder loopt, daar de Heer niet ie-
mand verlaten zou, die hem trouw gediend had. Had ik eenvoudig gezegd:
‘We zijn met ons dertienen en... goeienavond verder!’ dan was ik van hem af
geweest. Maar door dat vragen en antwoorden werd het hoe langer hoe moei-
lijker – Frits zegt: ‘Hoe langs zo moeilijker’, maar dit doe ik niet – hoe moeilij-
ker dus, om van hem verlost te worden. Aan de andere kant moet ik ook weer
erkennen dat ge dan dit boek niet had te lezen gekregen, want het is een ge-
volg van die ontmoeting. Ik houd ervan, het goede op te merken, en wie dit
niet doen, zijn ontevreden mensen die ik niet lijden kan.

Ja, ja, hij was het, die mij uit de handen van de Griek had verlost! Denk nu niet
dat ik ooit door zeerovers ben genomen geweest, of dat ik twist heb gehad in
de Levant. Ik heb u reeds gezegd dat ik na mijn trouwen, met mijn vrouw naar
Den Haag ben gegaan. Daar hebben wij het Mauritshuis gezien, en flanel ge-
kocht in de Venestraat. Dit is het enige uitstapje dat de zaken mij ooit hebben
veroorloofd, omdat er zoveel bij ons
omgaat. Nee, in Amsterdam zelf had
hij om mijnentwil een Griek de neus
aan ’t bloeden geslagen. Want hij be-
moeide zich altijd met dingen die
hem niet aangingen.

Het was in drie- of vierendertig, ge-


loof ik, en in september, want er was
kermis in Amsterdam. Daar mijn ou-
welui van voornemen waren een pre-
dikant van mij te maken, leerde ik La-
tijn. Later heb ik mijzelf dikwijls af-
gevraagd, waarom men Latijn moet
verstaan, om in ’t Hollands te zeggen:

Latijnse school in Amsterdam

17 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:14 Pagina 18

‘God is goed’. Genoeg, ik was op de Latijnse School – nu zeggen ze gymnasium


– en daar was kermis... in Amsterdam, meen ik. Op de Westermarkt stonden
kramen, en als ge een Amsterdammer zijt, lezer, en nagenoeg van mijn leef-
tijd, zult ge u herinneren hoe daaronder één was, die uitmuntte door de zwarte
ogen en de lange vlechten van een meisje, dat als een Griekin gekleed was.
Ook haar vader was een Griek, of althans hij zag eruit als een Griek. Ze ver-
kochten allerlei reukgoed.
Ik was juist oud genoeg om het meisje mooi te vinden, zonder evenwel de
moed te hebben haar aan te spreken. Dit zou mij ook weinig gebaat hebben,
want meisjes van achttien jaren beschouwen een jongen van zestien als een
kind. En hierin hebben ze groot gelijk. Toch kwamen wij, jongens van quarta,
altijd ’s avonds op de Westermarkt om dat meisje te zien.

Nu was hij die daar voor me stond met zijn sjaal, eens daarbij, schoon hij een
paar jaar jonger was dan de anderen, en dus nog te kinderachtig om naar de
Griekin te kijken. Maar hij was de primus van onze klas – want knap was hij,
dit moet ik erkennen – en hij hield veel van spelen, stoeien en vechten. Dáár-
om was hij bij ons. Terwijl we dus – we waren wel met ons tienen – vrij ver
van de kraam af, naar die Griekin stonden te kijken, en beraadslaagden hoe wij
’t moesten aanleggen om kennis met haar te maken, werd er besloten geld bij-
een te leggen om iets in die kraam te kopen. Maar toen was goede raad duur,
om te weten wie de stoute schoenen zou aantrekken om het meisje aan te spre-
ken. Ieder wilde, maar niemand durfde. Er werd geloot, en het lot viel op mij.
Nu erken ik, dat ik niet gaarne gevaren trotseer. Ik ben man en vader, en houd
ieder die het gevaar zoekt, voor een gek, wat ook in de Schrift staat. Het is mij
inderdaad aangenaam op te merken hoe ik mij in mijn denkbeelden over ge-
vaar en zulke dingen, gelijk ben gebleven, daar ik thans over zoiets nog juist
dezelfde mening koester, als die avond toen ik daar bij de kraam van de Griek
stond, met de twaalf stuivers die we samengelegd hadden, in de hand. Maar
zie, uit valse schaamte durfde ik niet zeggen dat ik niet durfde, en bovendien,
ik moest wel vooruit, want mijn makkers drongen me, en weldra stond ik
voor de kraam.

Het meisje zag ik niet: ik zag niets! Alles werd me groen en geel voor de ogen.
Ik stamelde een aoristus primus van ik weet niet welk werkwoord...

‘Plaît-il?’ zei zij.

Ik herstelde mij enigszins, en ging voort:

‘Meenin aeide thea’, en... dat Egypte een geschenk van de Nijl was.

왘 18
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 19

Ik ben overtuigd dat ik in de kennis-


making zou geslaagd zijn, indien niet
op dat ogenblik een mijner makkers
uit kinderachtige baldadigheid mij
een zo harde stoot in de rug had gege-
ven, dat ik heel onzacht tegen de uit-
stalkast aanvloog, die op halvemans-
hoogte de voorzijde van de kraam af-
sloot. Ik voelde een greep in mijn
nek... een tweede greep veel lager...
ik zweefde een ogenblik... en voor ik
recht begreep hoe de zaken stonden,
was ik in de kraam van de Griek, die
in verstaanbaar Frans zei dat ik een ga-
min was, en dat hij de politie roepen
zou. Nu was ik wel dicht bij het meis- Kramen op de Westermarkt in Amsterdam
je, maar genoegen deed het me niet.
Ik schreide, en bad om genade, want ik zat vreselijk in angst. Maar het baatte
niet. De Griek hield me bij de arm, en schopte mij. Ik zocht naar mijn makkers
– we hadden juist die morgen veel over Scaevola te doen gehad, die zijn hand
in ’t vuur stak, en in hun Latijnse opstellen hadden ze dit zo heel mooi gevon-
den – jawel! Niemand was daar gebleven om voor mij een hand in ’t vuur te
steken...

Zo meende ik. Maar zie, daar vloog opeens mijn Sjaalman door de achterdeur
de kraam in. Hij was niet groot of sterk, en pas een jaar of dertien oud, maar
hij was een vlug en dapper mannetje. Nog zie ’k zijn ogen flikkeren – anders
zagen ze flauw – hij gaf de Griek een vuistslag, en ik was gered. Later heb ik
gehoord dat de Griek hem duchtig geslagen heeft, maar omdat ik een vast
principe heb, me nooit te bemoeien met dingen die me niet aangaan, ben ik
terstond weggelopen. Ik heb het dus niet gezien.

Ziedaar de reden waarom zijn trekken me zo aan reukwerk herinnerden, en


hoe men in Amsterdam twist kan krijgen met een Griek. Als op latere kermis-
sen die man weer met zijn kraam op de Westermarkt stond, ging ik mij altijd
elders vermaken.

Daar ik veel van wijsgerige opmerkingen houd, moet ik u toch even zeggen,
lezer, hoe wonderbaar de zaken dezer wereld aan elkander hangen. Als de ogen
van dat meisje minder zwart waren geweest, als ze kortere vlechten had gehad,
of als men mij niet tegen die winkelkast had aangeworpen, zoudt ge nu dit
boek niet lezen. Wees dus dankbaar dat dit zo gebeurd is. Geloof me, alles in
de wereld is goed, zo als het is, en ontevreden mensen die altijd klagen, zijn

19 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 20

mijn vrienden niet. Daar hebt ge Busselinck & Waterman... maar ik moet
voortgaan, want mijn boek moet af voor de voorjaarsveiling.

Ronduit gezegd – want ik houd van de waarheid – was mij het weerzien van
die persoon niet aangenaam. Ik bemerkte terstond dat het geen solide connec-
tie was. Hij zag zeer bleek, en toen ik hem vroeg hoe laat het was, wist hij ’t
niet. Dit zijn dingen, waar een mens op let, die zo’n twintig jaar de beurs be-
zocht heeft, en zoveel heeft bijgewoond. Ik heb al wat huizen zien vallen!

Ik meende dat hij rechts zou gaan, en zei dat ik links moest. Doch zie, hij ging
ook links, en ik kon dus niet vermijden in gesprek te treden. Maar ik bedacht
gedurig dat hij niet wist hoe laat het was, en bespeurde bovendien dat zijn jasje
tot aan de kin was dichtgeknoopt – dat een zeer slecht merk is – zodat ik de
toon van ons onderhoud wat flauw blijven liet. Hij verhaalde mij dat hij in In-
dië was geweest, dat hij getrouwd was, dat hij kinderen had. Ik had daar niets
tegen, maar vond er niets belangrijks in. Bij de Kapelsteeg – ik ga anders nooit
door die steeg, omdat het voor een fatsoenlijk man niet staat, vind ik – maar
ditmaal wilde ik bij de Kapelsteeg rechtsaf slaan. Ik wachtte tot wij dat straatje
bijna voorbij waren, om goed te doen blijken dat zijn weg rechtuit leidde, en
toen zei ik zeer beleefd... want beleefd ben ik altijd, men kan nooit weten hoe
men later iemand nodig heeft:

‘Het was me bijzonder aangenaam u weer te zien, meneer... r... r! En... én...
én... ik recommandeer me! Ik moet hierin.’

Toen keek hij me heel gek aan, en zuchtte, en vatte opeens een knoop van
mijn jas...

‘Beste Droogstoppel,’ zei hij, ‘ik heb u iets te vragen.’

Er ging mij een rilling door de leden. Hij wist niet hoe laat het was, en wilde
mij iets vragen! Natuurlijk antwoordde ik dat ik geen tijd had, en naar de
beurs moest, schoon het avond was. Maar als men zo’n twintig jaren de beurs
heeft bezocht... en iemand wil u iets vragen, zonder te weten hoe laat het is...

Ik maakte mijn knoop los, groette heel beleefd – want beleefd ben ik altijd –
en ging de Kapelsteeg in, wat ik anders nooit doe, omdat het niet fatsoenlijk is,
en fatsoen gaat mij boven alles. Ik hoop dat niemand het gezien heeft.

왘 20
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 21

4 Uit het vierde hoofdstuk

In het derde hoofdstuk wordt verteld dat, wanneer Droogstoppel de volgende dag thuis-
komt, Sjaalman langs blijkt te zijn geweest om hem te spreken. De dag daarop wordt er
een groot pak met een brief erbij bezorgd. Sjaalman biedt hem een verzameling manus-
cripten aan en vraagt Droogstoppel er een keuze uit te maken en voor de uitgave borg te
staan. Hij heeft geld nodig om in het onderhoud van vrouw en kinderen te kunnen voor-
zien. Het pakket bevat een groot aantal opstellen en verhandelingen over de meest uit-
eenlopende onderwerpen. Er zijn ook stukken over koffie bij. Dan zijn er nog verzen in
verschillende talen, brieven en aantekeningen. Om een indruk te geven van de lijst met
bijna  opstellen die in het vierde hoofdstuk is opgenomen, soms voorzien van Droog-
stoppels commentaar, volgt hier een selectie.

Over het Sanskriet, als moeder van de Over Sirius als middelpunt van een zon-
Germaanse taaltakken. nestelsel.

Over de oorsprong van de adel. Over inkomende rechten als ondoel-


treffend, onkies, onrechtvaardig en onzede-
Over de kansrekening. lijk. (Daarvan had ik nooit iets ge-
hoord.)
Over de staatkunde van Rusland.
Over verzen als oudste taal. (Dat geloof
Over cellulaire gevangenissen. ik niet.)

Over de wenselijkheid der afschaffing van Over het tegennatuurlijke van schoolin-
strafbepalingen op laster. richtingen.

Over de oorzaken van de opstand der Ne- Over de prostitutie in het huwelijk. (Dat
derlanders tegen Spanje, niet liggende in is een schandelijk stuk.)
de begeerte naar godsdienstige of staatkun-
dige vrijheid. Over het schijnbaar overwicht der westerse
beschaving
Over het perpetuum mobile, de cirkel-
kwadratuur en de wortel van wortelloze Over kadaster, registratie en zegel.
getallen.
Over kinderboekjes, fabels en sprookjes.
Over de achteruitgang der beschaving se- (Dit wil ik wel eens lezen, omdat hij
dert het ontstaan des christendoms. (Hè?) op waarheid aandringt.)

21 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 22

Over bemiddeling in de handel. (Dit be- Over de lengte op zee. (Ik denk dat op
valt me volstrekt niet. Ik geloof dat hij zee alles wel even lang zal wezen als
de makelaars wil afschaffen. Maar ik op ’t land.)
heb het toch terzijde gelegd, omdat er
een en ander in voorkomt, dat ik ge- Over Shakespeare als geschiedschrijver.
bruiken kan voor mijn boek.)
Over de slavernij in Europa. (Wat hij
Over de uitvinding der kuisheid. (Dit be- hiermee bedoelt, begrijp ik niet. Nu,
grijp ik niet.) zo is er meer!)

Over zeker soort van geest der Fransen, Over de tucht op koopvaardijschepen.
een gevolg der armoede van hun taal. (Dit
laat ik gelden. Geestigheid en armoe- Over de opiumpacht op Java.
de... hij kan het weten.)
Over het doorgraven der landengte van
Over het verband tussen de romans van Suez, en de gevolgen daarvan.
August Lafontaine en de tering. (Dit
wil ik eens lezen, omdat er van die Over de koffiecultuur te Menado. (Dit
Lafontaine boeken op zolder liggen. heb ik al genoemd.)
Maar hij zegt, dat de invloed zich
eerst openbaart in het tweede ge- Over de scheuring van het Romeinse
slacht. Mijn grootvader las niet.) Rijk.

Over piëtisterij, biologie en tafeldans. Over de Gemütlichkeit der Duitsers.

Over de kracht der vooroordelen, blijkbaar Over de plicht van Frankrijk, om in de In-
uit ziekten die door tocht veroorzaakt he- dische Archipel zich een tegenwicht tegen
ten te zijn. (Heb ik het niet gezegd, dat Engeland te verschaffen. (Dit was in ’t
de lijst curieus was?) Frans, ik weet niet waarom?)

Het Pak van Sjaalman

Het ‘Pak van Sjaalman’ is door de roman Max Havelaar een begrip geworden. Het wordt
als zegswijze gebruikt om er een verzameling uiteenlopende teksten mee aan te geven. In de
roman zelf heeft de opsomming van alle titels de functie om de veelzijdigheid van de auteur,
Sjaalman, tot uitdrukking te brengen. De opstellen gaan over geschiedenis, literatuur, tech-
niek, wiskunde, geografie, godsdienst, onderwijs en vele andere terreinen, en vaak over In-
dië. Wie na het lezen van de roman de lijst nog eens doorneemt, zal zien dat de strekking
van het boek, opkomen voor de belangen van de Javaan, al in deze opsomming verscholen
zit. Het commentaar van Droogstoppel heeft de functie om zijn onnozelheid en zelfingeno-
menheid goed uit de verf te laten komen.

왘 22
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 23

Opiumkit

Over het recht van opstand bij onderdruk- Over elektriciteit als beweegkracht, zonder
king. (Dit was in ’t Javaans. Ik ben die week ijzer.
titel eerst later te weten gekomen.)
Over eb en vloed der beschaving.
Over ministeriële verantwoordelijkheid.
Over bevoorrechte handelmaatschappijen.
Over het recht van een volk, te eisen dat de (Hierin komt een en ander voor, dat
opgebrachte belasting te zijnen behoeve ik nodig heb voor mijn boek.)
wordt aangewend (Dat was weer in ’t Ja-
vaans.) Over de plaats waar de dag aanvangt. (Dit
begrijp ik niet.)
Over de stijl.
Over persoonlijke begrippen als maatstaf
Over een constitutie voor het Rijk INSU - der verantwoordelijkheid in de zedelijke
LINDE . (Ik heb nooit van dat rijk ge- wereld. (Bespottelijk! Hij zegt dat ie-
hoord.) der zijn eigen rechter moet wezen.
Waar zou dat heen?)
Over pedanterie. (Ik geloof dat dit stuk
met veel kennis van zaken geschreven
is.)

23 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 24

Koppensneller Maleiers

Over de niet-etende bevolking van het ei- Over de puntwortel van de koffieboom.
land Roti bij Timor. (Het moet daar (Dit heb ik terzijde gelegd voor mijn
goedkoop leven zijn.) boek.)

Over het menseneten der Bataks, en het Over de toekomst van de Nederlandse
koppensnellen der Alfoeren. handel. (Dit is eigenlijk ’t stuk dat me
bewogen heeft, mijn boek te schrij-
Over het wantrouwen op de publieke ze- ven. Hij zegt dat er niet altijd zulke
delijkheid. (Hij wil, geloof ik, de slo- grote koffieveilingen zullen gehou-
tenmakers afschaffen. Ik ben er te- den worden, en ik leef voor mijn
gen.) vak.)

Over de afkeer der Maleiers van de Ja- Over Genesis. (Een infaam stuk!)
vaan.
Over de geheime genootschappen der Chi-
Over de onwaarde van het onderwijs op de nezen.
zogenaamde hogescholen.
Over het tekenen als natuurlijk schrift.
Over de samenhang der zintuigen. (’t Is (Hij zegt dat een pasgeboren kind te-
waar, toen ik hem zag, rook ik rozen - kenen kan!)
olie.)

왘 24
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 25

Over waarheid in poëzie. (Welzeker!)

Over de prijs van de Java-koffie. (Dit heb ik


terzijde gelegd.)

Over het standhouden van Aziatische ge-


woonten. (Hij beweert dat Jezus een tul-
band droeg.)

Over de verhouding der Europese ambtena-


ren tot de regenten op Java. (Hiervan komt
een en ander in mijn boek.)

Over het wonen in kelders, te Amsterdam.

Over de Spreuken, de Prediker, het Hoog-


lied, en de pantoens der Javanen.

Over de onzedelijkheid van het hengelen.


(Wie heeft ooit daarvan gehoord?)
Chinezen
Over de misdaden der Europeeërs buiten
Europa.

Stern is vanuit Duitsland gearriveerd en gaat aan het werk. Droogstoppel wil sommige
onderdelen van het ‘Pak van Sjaalman’ wel uitgeven – er staan verhandelingen in die
hem bijzonder interesseren omdat ze over koffie gaan – maar hij heeft geen schrijftalent.
Hij vraagt Stern het werk op zich te nemen. Deze wil echter een stem hebben in de uit-
voering van het plan en ze komen tot de volgende overeenkomst (in de woorden van
Droogstoppel):

. Dat hij alle weken een paar hoofdstukken zou leveren voor mijn boek.
. Dat ik in zijn geschrijf niets zou veranderen.
. Dat Frits de taalfouten verbeteren zou.
. Dat ik nu en dan een hoofdstuk schrijven zou, om aan ’t boek een solide
voorkomen te geven.
. Dat de titel zou wezen: De koffieveilingen der Nederlandse Handelmaatschappij.
. Dat Marie het nette afschrift zou maken voor de druk, maar dat men geduld
met haar hebben zou, als de was kwam.
. Dat de afgewerkte hoofdstukken elke week op de krans zouden worden
voorgelezen.

25 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 26

. Dat alle onzedelijkheid zou worden vermeden.


. Dat mijn naam niet op de titel zou staan, omdat ik makelaar ben.
. Dat Stern een Duitse, een Franse, en een Engelse vertaling van mijn boek
zou mogen uitgeven, omdat – zo beweerde hij – zulke werken beter in ’t bui-
tenland worden begrepen dan bij ons.
. (Hierop drong Stern zeer sterk aan.) Dat ik Sjaalman een riem papier, een gros
pennen, en een kruikje inkt zenden zou.

Ik nam met alles genoegen, want er was grote haast bij mijn boek. Stern had
de volgende dag zijn eerste hoofdstuk gereed, en ziedaar, lezer, de vraag beant-
woord, hoe ’t komt dat een makelaar in koffie – Last & Co., Lauriergracht No 37
– een boek schrijft, dat op een roman gelijkt.

Nauwelijks echter was Stern aan zijn werk begonnen, of hij stuitte op moei-
lijkheden. Buiten de zwarigheid om uit zoveel bouwstoffen het nodige uit te
zoeken en te rangschikken, kwamen er gedurig in de handschriften woorden
en uitdrukkingen voor, die hij niet begreep, en die ook mij vreemd waren.
Het was meestal Javaans of Maleis. Ook waren hier en daar verkortingen aan-
gebracht, die moeilijk te ontcijferen waren. Ik zag in, dat we Sjaalman nodig
hadden, en daar ik het voor een jong mens niet goed vind, dat hij verkeerde
connecties aanknoopt, wilde ik noch Stern noch Frits daarheen zenden. Ik
nam suikergoed mee, dat overgebleven was van de laatste kransavond – want
ik denk altijd aan alles – en ik zocht hem op. Schitterend was zijn verblijf niet,
maar de gelijkheid voor alle mensen, dus ook wat hun woningen aangaat, is
een hersenschim. Hijzelf had dit gezegd in zijn verhandeling over de aanspra-
ken op geluk. Bovendien, ik houd niet van mensen die altijd ontevreden zijn.

Het was in de Lange Leidsedwarsstraat, op een achterkamer. In ’t onderhuis


woonde een uitdrager die allerlei dingen verkocht, kopjes, schotels, meubels,
oude boeken, glaswerk, portretten van Van Speyk, en zoal meer. Ik was zeer
bang iets te breken, want in zo’n geval vorderen de mensen altijd meer geld
voor de zaken, dan ze waard zijn. Een klein meisje zat op de stoep, en kleedde
haar pop aan. Ik vroeg of meneer Sjaalman daar woonde. Ze liep weg, en de
moeder kwam.

‘Ja, die woont hier, meneer. Gaat uwee maar de trap op, na ’t eerste pertaal, en
dan de trap na ’t tweede pertaal, en dan nog ’n trap, en dan is uwee-d’r, want
uwee komt er vanzelf. Mijntje, ga ’s eefe segge datter ’n heer is. Wie kanse seg-
ge, dat er is, meneer?’

Ik zei dat ik meneer Droogstoppel was, makelaar in koffie, van de Laurier-


gracht, maar dat ik me zelf wel zou aandienen. Ik klom zo hoog als gezegd
was, en hoorde in het derde portaal een kinderstem zingen: strakjes komt vader,

왘 26
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 27

Droogstoppel bij juffrouw Sjaalman

die zoete papa. Ik klopte, en de deur


werd geopend door een vrouw of
dame – ik weet zelf niet recht wat ik
van haar maken moest. Ze zag zeer
bleek. Haar trekken droegen sporen
van vermoeidheid, en deden me den-
ken aan mijn vrouw als de was bered-
derd is. Ze was gekleed in een wit
lang hemd, of jak zonder schoot, dat
haar tot de knieën hing, en aan de
voorzijde met een zwart speldje was
vastgemaakt. In plaats van een be-
hoorlijke japon of rok, droeg ze daar-
onder een stuk donker gebloemd lijn-
waad, dat enige malen om het lijf ge-
wikkeld scheen, en haar heupen en
knieën vrij nauw omsloot. Er was
geen spoor van plooien, wijdte of
omvang, zoals dit bij een vrouw toch
behoort. Ik was blij dat ik Frits niet
gezonden had, want haar kleding
kwam me zeer onkies voor, en het
vreemde daarvan werd nog verhoogd door de losheid waarmee ze zich be-
woog, als vond ze zich heel goed zo. Het mens scheen volstrekt niet te weten
dat ze er niet uitzag als andere vrouwen. Ook kwam het me voor, dat ze vol-
strekt niet verlegen was over mijn komst. Ze verborg niets onder de tafel, ver-
schoof de stoelen niet, en deed niets van wat toch het gebruik is, als er een
vreemdeling komt van een deftig voorkomen.

Ze had, als een Chinese, de haren achterover gekamd, en die achter het hoofd
in een soort strik of knoop samengebonden. Later heb ik vernomen dat haar
kleding een soort van Indische dracht is, die ze daar te lande sarong en kabaai noe-
men, maar ik vond het heel lelijk.

‘Is u juffrouw Sjaalman?’ vroeg ik.


‘Wie heb ik de eer te spreken?’ zei zij, en wel op een toon waarin iets lag, alsof
ook ik wat eer had moeten brengen in mijn vraag.

Nu, van complimenten houd ik niet. Met een principaal is dit wat anders, en
ik ben te lang bij de zaken, om mijn wereld niet te kennen. Maar om daar veel
omslag te verkopen op een derde verdieping, vond ik niet nodig. Ik zei dus

27 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 28

kortaf, dat ik meneer Droogstoppel was, makelaar in koffie, Lauriergracht No


, en dat ik haar man spreken wilde. Welja, waarom zou ik omslag maken?

Ze wees mij een matten stoeltje aan, en nam een klein meisje op de schoot, dat
op de grond zat te spelen. De kleine jongen die ik had horen zingen, zag me
strak aan, en bekeek me van ’t hoofd tot de voeten. Die scheen ook volstrekt
niet verlegen! Het was een knaapje van een jaar of zes, ook al vreemd gekleed.
Zijn wijd broekje reikte ternauwernood tot de helft van de dij, en de beentjes
waren bloot van daar tot aan de enkel. Heel indecent, vind ik. ‘Kom je om
papa te spreken?’, vroeg hij opeens, en ik begreep terstond dat de opvoeding
van dat knaapje veel te wensen overliet, anders had hij: ‘Komt u’ gezegd. Maar
omdat ik met mijn houding verlegen was, en wel wat praten wilde, antwoord-
de ik:

‘Ja, kereltje, ik kom om je papa te spreken. Zou hij spoedig komen, denk je?’
‘Dat weet ik niet. Hij is uit, en zoekt geld om een verfdoos voor me te kopen.’
(Frits zegt: verwdoos, maar dit doe ik niet. Verf is verf, en geen verw.)
‘Stil, mijn jongen’, zei de vrouw. ‘Speel wat met je prenten, of met de Chinese
speeldoos.’
‘Je weet immers dat die meneer gister alles heeft meegenomen.’

Ook zijn moeder noemde hij: je, en er scheen een ‘heer’ geweest te zijn, die al-
les ‘meegenomen had’... een vrolijk bezoek! De vrouw scheen ook niet opge-
ruimd, want tersluiks wiste zij haar oog af, terwijl zij ’t kleine meisje bij haar
broertje bracht. ‘Dáár,’ zei zij, ‘speel wat met Nonni.’ Een rare naam. En dit
deed hij.

‘Wel juffrouw’, vroeg ik, ‘verwacht u spoedig uw man?’


‘Ik kan ’t niet bepalen’, antwoordde zij.

Daar liet opeens de kleine jongen, die met zijn zusje schuitjevaren gespeeld
had, deze in de steek, en vroeg mij:

‘Meneer, waarom zeg je tegen mama: juffrouw?’


‘Hoe dan, kereltje’, zei ik, ‘wat moet ik dan zeggen?’
‘Wel... zoals andere mensen. De juffrouw is beneden. Ze verkoopt schotels en
priktollen.’

Nu ben ik makelaar in koffie – Last & Co., Lauriergracht No  – we zijn met ons
dertienen op ’t kantoor, en als ik Stern meereken, die geen salaris ontvangt,
zijn er veertien. Welnu, mijn vrouw is: juffrouw, en moest ik nu tegen dát mens:
mevrouw zeggen? Dit ging toch niet! Ieder moet in zijn stand blijven, en wat
meer is, gister hadden de deurwaarders de boel weggehaald. Ik vond mijn: juf-
frouw dus wél, en bleef erbij.

왘 28
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 29

Ik vroeg waarom Sjaalman zich niet


bij mij had aangemeld om zijn pak te-
rug te halen? Ze scheen er van te we-
ten, en zei, dat zij op reis waren ge-
weest, en wel naar Brussel. Dat hij
daar voor de Indépendance gewerkt
had, maar dat hij er niet had kunnen
blijven, omdat zijn artikels oorzaak
waren dat het blad aan de Franse
grenzen zo dikwijls werd afgewezen.
Dat ze sedert enige dagen in Amster-
dam teruggekeerd waren, omdat
Sjaalman hier een betrekking zou
krijgen...

‘Zeker bij Gaafzuiger?’ vroeg ik.

Ja, dat was het! Maar dat was tegenge-


lopen, zei zij. Nu, hiervan wist ik
meer dan zijzelf. Hij had de Aglaia la-
ten vallen, en was lui, pedant en zie-
kelijk... precies, daarom was hij weg-
gejaagd.
‘En’, ging ze voort, ‘dat hij zeker de-
zer dagen bij mij komen zou, en mis-
schien wel juist naar mij toe was, om
antwoord te vragen op ’t verzoek dat Standbeeld Multatuli op de Torensluis te Amsterdam
hij mij gedaan had.’

Ik zei dat Sjaalman maar eens komen zou, maar dat hij niet moest schellen,
want dit is zo lastig voor de meid. Als hij wat wachtte, zei ik, zou de deur wel
eens opengaan, als er iemand uit moest. En toen ging ik heen, en nam mijn
bruidsuikers weer mee, want, ronduit gezegd, het beviel me daar niet. Ik voel-
de me niet op mijn gemak. Een makelaar is toch geen kruier, dunkt me, en ik
beweer dat ik er fatsoenlijk uitzie. Ik had mijn jas met bont aan, en toch zat ze
daar zo eenvoudig, en praatte zo kalm met haar kinderen, alsof ze alleen was.
Bovendien, ze scheen geschreid te hebben, en ontevreden mensen kan ik niet
verdragen. Ook was ’t er koud en ongezellig – zeker omdat de boel wegge-
haald was – en ik houd veel van gezelligheid in een kamer. Onder het naar huis
gaan besloot ik het met Bastiaans nog eens aan te zien, omdat ik niet gaarne ie-
mand op straat zet.

29 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 30

Bastiaans is een oude bediende op het kantoor van Droogstoppel die zijn werk niet meer
zo goed kan doen. Droogstoppel had overwogen hem te ontslaan.

Nu volgt de eerste week van Stern. Het spreekt vanzelf dat er veel in voor-
komt, dat mij niet bevalt. Maar ik moet me houden aan artikel twee, en de Ro-
semeyers hebben ’t goed gevonden. Ik geloof, dat ze Stern in de hoogte ste-
ken, omdat hij een oom heeft te Hamburg, die in suiker doet.

De Rosemeyers, die in suiker doen, vormen een familie waarmee de familie Droogstoppel
bevriend is. Ze houden regelmatig kransavondjes, waarbij wordt voorgedragen en voorge-
lezen, ook uit de roman in wording.

Sjaalman was er inderdaad geweest. Hij had Stern gesproken, en aan deze eni-
ge woorden en zaken uitgelegd, die hij niet begreep. Die Stern niet begreep,
meen ik. Ik verzoek nu de lezer de volgende hoofdstukken door te bijten, dan
beloof ik naderhand weer iets van meer solide aard, van mij, Batavus Droog-
stoppel, makelaar in koffie: Last & Co., Lauriergracht No .

왘 30
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 31

Het bestuur in Nederlands-Indië

Nu het verhaal zich naar Nederlands-Indië lagere inheemse ambtenaren. De inheemse


gaat verplaatsen, is het goed om te weten bevolking stond onder Javaans bestuur, dat
hoe het bestuur daar georganiseerd was. verantwoording schuldig was aan het Ne-
Aan het hoofd stond de Nederlandse gou- derlandse gezag.
verneur-generaal, een soort onderkoning De Nederlandse ambtenaren werden ge-
die alleen verantwoording schuldig was aan acht halus (beleefd), adil (rechtvaardig) en
de regering in Nederland, en in het bijzon- sabar (geduldig) te zijn. De bevolking was
der aan de minister van koloniën. Hij werd van oudsher gewend haar eigen vorsten te
geadviseerd door de Raad van Indië. Java gehoorzamen en herendiensten te verrich-
was verdeeld in een aantal residenties. In ten. Dit waren werkzaamheden in opdracht
elke residentie functioneerden twee be- van de vorst, waarvoor men geen vergoe-
stuurscorpsen: een Nederlands en een in- ding kreeg. Dat behoorde tot de adat, het
heems. Aan het hoofd van een residentie inheems gewoonterecht. Nu kwamen daar
stond een (Nederlandse) resident. Elke resi- de herendiensten voor het Nederlandse
dentie bestond weer uit een aantal regent- gouvernement nog eens bij, zoals het onder-
schappen, bestuurd door een (Javaanse of houd van de wegen en het verbouwen van
Soendanese) regent en een (Nederlandse) exportgewassen. Het Nederlandse bestuur
assistent-resident. De regent werd terzijde moest niet alleen toezien op de uitvoering
gestaan door een patih, een plaatsvervan- van het Cultuurstelsel, het had ook de taak
ger die ook secretaris was. Onder de assis- de bevolking tegen haar eigen hoofden te
tent-resident stond de controleur. Ieder re- beschermen. Die complexe situatie leidde tot
gentschap telde een aantal onderafdelin- de nodige conflicten.
gen, de districten, bestuurd door een in-
heems districtshoofd, die wedana of de- Het paleis van de gouverneur-generaal in
mang werd genoemd. Daaronder volgden Buitenzorg op Java
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 32

5 Uit het vijfde hoofdstuk

Hier begint het door Stern vertelde verhaal dat zich in Indië afspeelt. Op de grens tussen
Lebak en Pandeglang, afdelingen op West-Java, staan diverse Nederlandse en inheemse
hoogwaardigheidsbekleders klaar voor de ontvangst van de nieuwe assistent-resident van
Lebak, Max Havelaar. Ook controleur Verbrugge, de directe ondergeschikte van Have-
laar, en eerste luitenant Duclari, commandant van een klein garnizoen, wachten hem op.

Er was des morgens te tien uur een ongewone beweging op de grote weg die
de afdeling Pandeglang verbindt met Lebak . ‘Grote weg’ is misschien wat veel
gezegd voor ’t brede voetpad dat men, uit beleefdheid en bij gebrek aan beter,
de ‘weg’ noemde. Maar als men met een vierspannig rijtuig vertrok van Se-
rang, de hoofdplaats der residentie Bantam, met het voornemen zich te begeven
naar Rangkas-Betoeng, de nieuwe hoofdplaats van ’t Lebakse, kon men nage-
noeg zeker zijn, te eniger tijd daar aan te komen. ’t Was dus een weg. Wel bleef
men gedurig steken in de modder, die in de Bantamse laaglanden zwaar, kleie-
rig en klevend is, wel was men telkens genoodzaakt de hulp in te roepen van
de bewoners der naastbijgelegen dorpen – ook al waren ze niet zéér nabij,
want de dorpen zijn niet menigvuldig in die streken – maar als men er dan ein-
delijk in geslaagd was, een twintigtal landbouwers uit de omtrek bijeen te krij-
gen, duurde het gewoonlijk niet zeer lang, voor men paarden en wagen weer
op vaste grond had gebracht. De koetsier klapte met de zweep, de lopers – in
Europa zou men, geloof ik, zeggen ‘palfreniers’, of liever, er bestaat in Europa
niets wat met deze lopers overeenkomt – die onvergelijkbare lopers dan, met
hun korte dikke zweepjes, huppelden weer aan de zijde van het vierspan, krijs-
ten onbeschrijflijke geluiden, en sloegen de paarden ter aanmoediging onder
de buik. Zo hoste men dan enige tijd voort, tot het verdrietig ogenblik weer
daar was, dat men tot over de assen wegzonk in de modder. Dan begon het ge-
roep om hulp opnieuw. Men wachtte geduldig tot die hulp kwam, en... suk-
kelde verder.

Dikwijls, als ik die weg langsging, was ’t mij als zou ik hier of daar een wagen
vinden met reizigers uit de vorige eeuw, die in de modder gezakt, en vergeten
waren. Maar dit is me nooit voorgekomen.
[...]
Op de grens tussen Lebak en Pandeglang dan, was op zekere morgen een onge-
wone beweging. Honderden gezadelde paarden bedekten de weg, en duizend
mensen voor ’t minst – wat veel was voor die plek – liepen in bedrijvig wach-

왘 32
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 33

Kaart van Bantam (West-Java)

ten heen en weer. Hier zag men de hoofden der dorpen, en de districtshoofden
uit het Lebakse, allen met hun gevolg, en te oordelen naar de schone bastaard-
arabier die in zijn rijk tuig op de zilveren watertrens knabbelde, was ook een
hoofd van hogere rang op deze plaats aanwezig. Dit was dan ook het geval. De
regent van Lebak, Raden Adhipatti Karta Nata Negara, had met groot gevolg
Rangkas-Betoeng verlaten, en ondanks zijn hoge ouderdom de twaalf of veer-
tien palen afgelegd, die zijn woonplaats scheiden van de grenzen der naburige
afdeling Pandeglang.

Er werd een nieuwe assistent-resident verwacht, en het gebruik, dat in Indië


meer dan ergens kracht van wet heeft, wil dat de beambte die met het bestuur
ener afdeling belast is, feestelijk wordt ingehaald bij zijn aankomst. Ook de
controleur, een man van middelbare leeftijd, die sedert enige maanden na de
dood van de vorige assistent-resident, als eerstopvolgende in rang het bestuur
had waargenomen, was daar tegenwoordig.

Zodra het tijdstip der komst van de nieuwe assistent-resident bekend was, had
men in allerijl een pendoppo doen oprichten, een tafel en enige stoelen daar-
heen gebracht, en enige verversingen gereed gezet. In deze pendoppo wachtte
de regent met de controleur de aankomst van de nieuwe chef af.

33 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 34

Na een hoed met brede rand, een re-


genscherm, of een holle boom, is een
pendoppo zeker de eenvoudigste uit-
drukking van het denkbeeld: dak.
Verbeeld u vier of zes bamboepalen in
de grond geslagen, die aan de boven-
einden met elkander verbonden zijn
door andere bamboes, waarop een
deksel is vastgehecht van de lange bla-
den van de waterpalm die in deze
streken atap heet, en ge zult u dusda-
nige pendoppo kunnen voorstellen.
Het is, zoals ge ziet, zo eenvoudig
mogelijk, en het moest hier dan ook
slechts dienen als pied-à-terre voor de
Europese en inlandse beambten die
daar hun nieuw opperhoofd kwamen
verwelkomen aan de grenzen.

Ik heb me niet volkomen juist uitge- De controleur en de regent in de pendoppo,


drukt, toen ik de assistent-resident het wachtend op de nieuwe assistent-resident
opperhoofd, ook van de regent, noem-
de. Een uitweiding over ’t mechanismus van het bestuur in deze landstreken is
hier, tot juist begrip van hetgeen volgen zal, noodzakelijk.

Hier wordt verteld hoe het bestuur van Nederlands-Indië in elkaar zit. Dan komt er kri-
tiek op de manier waarop Nederland Indië exploiteert:

Doch daar kwamen vreemdelingen uit het Westen, die zich heer maakten van
het land. Ze wensten voordeel te doen met de vruchtbaarheid van de bodem,
en gelastten de bewoner een gedeelte van zijn arbeid en van zijn tijd toe te wij-
den aan het voortbrengen van andere zaken, die meer winst zouden afwerpen
op de markten van Europa. Om de geringe man hiertoe te bewegen, was niet
meer dan een zeer eenvoudige staatkunde nodig. Hij gehoorzaamt zijn hoof-
den, men had dus slechts deze hoofden te winnen door hun een gedeelte van
de winst toe te zeggen, en... het gelukte volkomen.

Als men let op de ontzettende massa Javaanse producten die in Nederland wor-
den te koop geveild, kan men zich overtuigen van het doeltreffende dezer
staatkunde, al vindt men ze niet edel. Want, mocht iemand vragen of de land-
bouwer zelf een met deze uitkomst evenredige beloning geniet, dan moet ik
hierop een ontkennend antwoord geven. De regering verplicht hem op zijn
grond aan te kweken wat haar behaagt, ze straft hem wanneer hij het aldus

왘 34
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 35

voortgebrachte verkoopt aan wie het ook zij buiten háár, en zijzelf bepaalt de
prijs die ze hem daarvoor uitbetaalt. De kosten op de overvoer naar Europa,
door bemiddeling van een bevoorrecht handelslichaam, zijn hoog. De aan de
hoofden toegelegde aanmoedigingsgelden bezwaren daarentegen de inkoop-
prijs, en... daar toch ten slotte de gehele zaak winst afwerpen moet, kan deze
winst niet anders worden gevonden dan door juist zoveel aan de Javaan uit te
betalen, dat hij niet sterft van honger, hetgeen de voortbrengende kracht der
natie verminderen zou.

Ook aan de Europese beambten wordt een beloning uitbetaald in evenredig-


heid met de opbrengst.

Wel wordt dus de arme Javaan voortgezweept door dubbel gezag, wel wordt
hij dikwijls afgetrokken van zijn rijstvelden, wel is hongersnood vaak ’t gevolg
van deze maatregelen, doch... vrolijk wapperen te Batavia, te Semarang, te
Soerabaja, te Pasaroean, te Bezoeki, te Probolingo, te Patjitan, te Tjilatjap, de
vlaggen aan boord der schepen, die beladen worden met de oogsten die Ne-
derland rijk maken.

Hongersnood? Op het rijke vruchtbare gezegende Java, hongersnood? Ja, lezer.


Voor weinige jaren zijn gehele districten uitgestorven van honger. Moeders
boden hun kinderen te koop voor spijs. Moeders hebben hun kinderen gege-
ten...

Maar toen heeft zich ’t moederland met die zaak bemoeid. In de raadzalen der
volksvertegenwoordiging is men daarover ontevreden geweest, en de toenma-
lige landvoogd heeft bevelen moeten geven, dat men de uitbreiding der dusge-
naamde Europese marktproducten voortaan niet weer zou voortzetten tot hon-
gersnood toe...

Ik ben daar bitter geworden. Wat zoudt ge denken van iemand die zulke zaken
kon neerschrijven zonder bitterheid?

Mij blijft over te spreken van de laatste en voornaamste soort der inkomsten
van inlandse hoofden: het willekeurig beschikken over personen en eigen-
dommen hunner onderhorigen.

Dan volgt een passage over de herendiensten die de inheemse hoofden van hun bevolking
vragen.

Indien de aloen-aloen voor de woning van de regent in verwilderde staat lag,


zou de nabijwonende bevolking hierover beschaamd wezen, en er ware veel
gezags nodig om haar te beletten dat plein van onkruid te reinigen, en het te

35 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 36

brengen in een staat die met de rang des regents overeenstemt. Hiervoor enige
betaling te geven, zou algemeen als een belediging worden aangemerkt. Maar
naast die aloen-aloen, of elders, liggen sawahs die op de ploeg wachten, of op
een leiding die het water daarheen moet voeren, dikwijls van mijlen ver... deze
sawahs behoren de regent. Hij roept, om zijn velden te bewerken of te be-
sproeien, de bevolking van ganse dorpen op, wier eigen sawahs evenzeer be-
hoefte hebben aan bearbeiding... ziedaar het misbruik.

Dit is aan de regering bekend, en wie de staatsbladen leest, waarin de wetten,


instructies en handleidingen voor de ambtenaren bevat zijn, juicht de menslie-
vendheid toe, die bij het ontwerpen daarvan schijnt te hebben voorgezeten.
Alom wordt de Europeaan, met gezag in de binnenlanden bekleed, als een zij-
ner duurste verplichtingen op ’t hart gedrukt, de bevolking te beschermen te-
gen haar eigen onderworpenheid en de hebzucht der hoofden. En, als ware het
niet genoeg, deze verplichting voor te schrijven in ’t algemeen, er wordt nog
van de assistent-residenten, bij de aanvaarding van ’t bestuur ener afdeling, een
afzonderlijke eed gevorderd, dat zij deze vaderlijke zorg voor de bevolking zul-
len beschouwen als een eerste plicht.

Dit is voorzeker een schone roeping. Rechtvaardigheid voor te staan, de ge-


ringe te beschermen tegen de machtige, de zwakke te beschutten tegen de
overmacht van de sterke, het ooilam van de arme terug te vorderen uit de stal-

왘 36
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 37

len des vorstelijken rovers... zie, ’t is om ’t hart te doen gloeien van genot, bij ’t
denkbeeld dat men geroepen is tot iets zó schoons! En wie in de Javaanse bin-
nenlanden soms ontevreden moge zijn met standplaats of beloning, hij sla het
oog op de verheven plicht die op hem rust, op ’t heerlijk genoegen dat de ver-
vulling van zulk een plicht met zich brengt, en hij zal geen andere beloning
begeren.

Maar... gemakkelijk is deze plicht niet. Vooreerst heeft men juist te beoorde-
len, waar het gebruik heeft opgehouden om voor misbruik plaats te maken. En...
waar het misbruik bestaat, waar inderdaad roof of willekeur gepleegd is, zijn
veelal de slachtoffers zelf hieraan medeplichtig, hetzij uit te ver gedreven on-
derwerping, hetzij uit vrees, hetzij uit wantrouwen op de wil of de macht der
persoon die hen beschermen moet. Ieder weet dat de Europese beambte elk
ogenblik kan geroepen worden tot een andere betrekking, en dat de regent, de
machtige regent, dáár blijft. Voorts zijn er zo véél manieren om zich het eigen-
dom van een arm onnozel mens toe te eigenen! Als een mantri hem zegt dat de
regent zijn paard begeert, met dit gevolg dat het begeerde dier weldra plaats
heeft gekregen in de stallen van de regent, bewijst zulks nog volstrekt niet dat
deze niet van voornemen was – o, zeker! – daarvoor een hoge prijs te betalen...
te eniger tijd. Als honderden arbeiden op de velden van een hoofd, zonder
daarvoor betaling te ontvangen, volgt hieruit geenszins dat hij dit liet geschie-
den te zijnen behoeve. Had niet zijn bedoeling kunnen zijn, hun de oogst over
te laten uit de menslievende berekening dat zijn grond beter gelegen was,
vruchtbaarder dan de hunne, en dus hun arbeid milder belonen zou?

Bovendien, vanwaar haalt de Europese beambte de getuigen die de moed heb-


ben een verklaring te doen tegen hun heer, de gevreesde regent? En, waagde
hij een beschuldiging, zonder die te kunnen bewijzen, waar blijft dan de verhou-
ding van oudere broeder, die in zulk geval zijn jongere broeder zonder grond zou
hebben gekrenkt in zijn eer? Waar blijft de gunst van de regering, die hem
brood geeft voor dienst, maar hem dat brood opzegt, hem ontslaan zou als on-
bekwaam, wanneer hij een zo hooggeplaatst persoon als een Tommongong, Ad-
hipatti of Pangerang, had verdacht of aangeklaagd met lichtvaardigheid?

Nee, nee, gemakkelijk is die plicht niet! Dit blijkt reeds hieruit, dat de neiging
der inlandse hoofden om de grens van ’t geoorloofd beschikken over arbeid en
eigendom hunner onderhorigen te overschrijden, overal volmondig erkend
wordt... dat alle assistent-residenten de eed doen die misdadige hebbelijkheid
te keer te gaan, en... dat toch slechts zeer zelden een regent wordt aangeklaagd
wegens willekeur of misbruik van gezag.

Er schijnt dus wel een bijna onoverkomelijke moeilijkheid te bestaan, om ge-


volg te geven aan de eed: ‘De inlandse bevolking te beschermen tegen uitzuiging en
knevelarij’.

37 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 38

6 Uit het zesde hoofdstuk

Nu arriveert de verwachte reiswagen:

Ik heb van Max Havelaar en zijn vrouw – want dit waren de beide personen
die na de resident met hun kind en de baboe uit de wagen gekomen waren –
nog niets gezegd, en misschien ware het voldoende, de kenschetsing van hun
voorkomen en karakter aan de loop der gebeurtenissen en des lezers eigen ver-
beelding over te laten. Daar ik evenwel nu eenmaal aan ’t beschrijven ben, wil
ik u zeggen dat mevrouw Havelaar niet schoon was, dat zij echter in blik en
spraak iets zeer lieftalligs bezat, en door de gemakkelijke ongedwongenheid
van haar manieren het onmiskenbaar teken gaf, dat zij in de wereld was ge-
weest, en in de hogere klassen der maatschappij thuisbehoorde. Zij had niet dat
stijve en onbehaaglijke van ’t burgerlijk fatsoen dat, om voor ‘gedistingeerd’
door te gaan, zich en anderen meent te moeten plagen met gêne, en ze hechtte
dan ook niet aan veel uiterlijks wat voor sommige andere vrouwen waarde
schijnt te hebben. Ook in haar kleding was zij een voorbeeld van eenvoudig-
heid. Een wit baadjoe van mousseline, met blauwe cordelière – ik geloof dat men
in Europa zulk een kledingstuk peignoir noemen zou – was haar reiskleed. Om
de hals had zij een dun zijden koordje,
waaraan twee kleine medaillons, die
ge echter niet te zien kreegt, daar ze
verscholen waren in de plooien voor
haar borst. Overigens, de haren à la
chinoise, en een kransje melati in de
kondeh... ziedaar al haar toilet.

Ik zei dat ze niet schoon was, en toch


wilde ik niet gaarne dat ge haar voor
het tegendeel hield. Ik hoop dat ge
haar schoon vinden zult, zodra ik ge-
legenheid zal hebben haar voor te
stellen, gloeiend van verontwaardi-
ging over wat zij de ‘miskenning van
’t genie’ noemde, als haar aangebeden
Max in ’t spel was, of wanneer haar
een denkbeeld bezielde, dat in ver-

Tine van Wijnbergen, eerste vrouw van Douwes


Dekker
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 39

band stond met het welzijn van haar kind. Te dikwijls reeds is er gezegd dat het
gelaat de spiegel der ziel is, om nog prijs te stellen op de portretwaarde van een
onbeweeglijk gezicht, dat niets heeft af te spiegelen omdat er geen ziel in
weerschijnt. Welnu, zij had een schone ziel, en wel moest men blind zijn, om
niet ook haar gelaat voor schoon te houden als die ziel daarop te lezen stond.

Havelaar was een man van vijfendertig jaren. Hij was slank, en vlug in zijn be-
wegingen. Buiten zijn korte en beweeglijke bovenlip, en zijn grote flauw-
blauwe ogen die, als hij in kalme stemming was, iets dromerigs hadden, maar
vuur schoten als een groot denkbeeld hem beheerste, viel er in zijn voorkomen
niets bijzonders op te merken. Zijn blonde haren hingen sluik langs de slapen,
en ik begrijp zeer goed dat weinigen, hem voor ’t eerst ziende, op het denk-
beeld komen zouden iemand voor zich te hebben, die wat hoofd en hart beide
aangaat tot de zeldzaamheden behoorde. Hij was een ‘vat vol tegenstrijdig-
heids’. Scherp als een vlijm, en zacht als een meisje, voelde hijzelf altijd het
eerst de wonde die zijn bittere woorden geslagen hadden, en hij leed daaron-
der meer dan de gekwetste. Hij was vlug van begrip, vatte terstond het hoog-
ste, het ingewikkeldste, speelde gaarne met de oplossing van moeilijke vragen,
had daarvoor alle moeite, alle studie, alle inspanning veil... en dikwijls toch
begreep hij de eenvoudigste zaak niet, die een kind hem had kunnen uitleg-
gen. Vol liefde voor waarheid en recht, verwaarloosde hij menigmaal zijn een-
voudigste naastbijliggende verplichtingen, om een onrecht te herstellen dat
hoger of verder of dieper lag, en dat door de vermoedelijk grotere inspanning
van de strijd hem meer aanlokte. Hij was ridderlijk en moedig, maar verspilde,
als die andere Don Quichot, zijn dapperheid dikwijls op een windmolen. Hij
gloeide van onverzadelijke eerzucht die hem alle gewone onderscheiding in ’t
maatschappelijk leven, als nietig deed voorkomen, en toch stelde hij zijn
grootst geluk in een kalm huiselijk vergeten leven. Dichter in de hoogste zin
van ’t woord, droomde hij zich zonnestelsels bij een vonk, bevolkte die met
schepsels van zijn maaksel, voelde zich heer van een wereld die hijzelf had in ’t
leven geroepen... en kon toch zeer goed terstond daarop zonder de minste dro-
merij een gesprek voeren over de prijs van de rijst, de regels der taal, of de eco-
nomische voordelen ener Egyptische hoenderbroeierij. Geen wetenschap was
hem geheel vreemd. Hem ahnde wat hij niet wist, en hij bezat in hoge mate de
gaaf om ’t weinige dat hij wist – ieder weet weinig, en hij, misschien meer we-
tende dan sommige anderen, maakte op deze regel geen uitzondering – om dat
weinige aan te wenden op een wijs die de maat zijner kennis vermenigvuldig-
de. Hij was stipt en ordelijk, en daarbij buitengewoon geduldig, doch juist
omdat stiptheid, orde en geduld hem moeilijk vielen, daar zijn geest iets wilds
had. Hij was langzaam en omzichtig in ’t beoordelen van zaken, hoewel dit
niet zo scheen aan wie hem zo haastig zijn slotsommen hoorden uiten. Zijn
indrukken waren te levendig, dan dat men ze voor duurzaam houden durfde,
en toch bewees hij dikwijls dat ze duurzaam waren. Al wat groot en verheven
was, lokte hem aan, en tegelijkertijd was hij onnozel en naïef als een kind. Hij

39 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 40

De situatie in Lebak

De afdeling Lebak, waar Max Havelaar de ta Nata Negara – de eerste twee woorden
nieuwe assistent-resident wordt, behoort tot van zijn naam geven aan dat hij tot de aris-
de residentie Bantam (of Banten). Lebak tocratie behoort. De hoofdplaats van Lebak
wordt ook wel Zuid-Bantam of Banten- is Rangkas-Betoeng. Max Havelaar heeft
Kidoel genoemd. Aan het hoofd van Bantam controleur Verbrugge onder zich. Dan is ook
staat de resident, die in het boek Slijmering het leger nog vertegenwoordigd in Lebak in
heet. Hij zetelt in de hoofdplaats, Serang. De de persoon van Duclari, de commandant
regent van Lebak heet Raden Adhipatti Kar- van het garnizoen. Max Havelaar is be-
noemd omdat zijn voorganger, assistent-re-
sident Slotering, onverwacht is gestorven.
Later zal op de relatie tussen het boek en de
werkelijkheid worden ingegaan. Dan krij-
gen we de namen te horen van de mensen
die voor deze personages model hebben
gestaan. Alleen Karta Nata Negara draagt
in het boek zijn eigen naam; de anderen
krijgen een neutrale of een sprekende naam,
zoals Slijmering.

Raden Adhipatti Karta Nata Negara, regent


van Lebak

was eerlijk, vooral waar eerlijkheid in ’t grootmoedige overging, en zou hon-


derden die hij schuldig was, onbetaald laten omdat hij duizenden had wegge-
schonken. Hij was geestig en onderhoudend wanneer hij gevoelde dat zijn
geest begrepen werd, maar anders stug en teruggetrokken. Hartelijk voor zijn
vrienden, maakte hij – wat te snel soms – zijn vriend van al wat leed. Hij was
gevoelig voor liefde en aanhankelijkheid... trouw aan zijn gegeven woord...
zwak in kleinigheden, maar standvastig tot hoofdigheid toe, waar ’t hem de
moeite waard scheen karakter te tonen... nederig en welwillend voor wie zijn
geestelijk overwicht erkenden, doch lastig wanneer men poogde zich daarte-
gen te verzetten... rondborstig uit trots, en bij vlagen achterhoudend, waar hij
vreesde dat men zijn oprechtheid zou aanzien voor onverstand... evenzeer vat-
baar voor zinnelijk als voor geestelijk genot... beschroomd en slecht bespraakt
waar hij meende niet begrepen te worden, maar welsprekend als hij gevoelde
dat zijn woorden op willige bodem vielen... traag als hij niet werd aange-
spoord door enige prikkel die voortkwam uit zijn eigen ziel, maar ijverig, vu-
rig, en doortastend waar dit wel het geval was... voorts vriendelijk, beschaafd
in zijn manieren, en onberispelijk van gedrag: ziedaar nagenoeg Havelaar!

왘 40
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 41

7 Uit het achtste hoofdstuk

In het zevende hoofdstuk wordt verteld over de kennismaking tussen de nieuwe assis-
tent-resident en de plaatselijke bestuursambtenaren. Na een korte theepauze begeeft het
hele gezelschap zich op weg naar de woning van de Javaanse regent waar de inhuldiging
van Havelaar nog diezelfde dag zal plaatsvinden.Tijdens het afleggen van de eed belooft
hij dat hij ‘de inlandse bevolking beschermen zou tegen onderdrukking, mishandeling en
knevelarij’.
De auteur gunt de lezer nu een kijkje in de financiële situatie van de familie Havelaar.
Ondanks het feit dat Havelaars vrouw Tine niet geheel onbemiddeld is, verkeert het ge-
zin voortdurend in geldnood. De oorzaak daarvan is niet het royale uitgavenpatroon van
de familie, maar Havelaars vrijgevigheid aan een ieder die het beter kan gebruiken dan
hijzelf.
Hij vraagt alle inlandse districtshoofden die bij zijn inhuldiging aanwezig waren te
blijven voor de eerste maandelijkse vergadering. Havelaar houdt de dag na zijn inhuldi-
ging in het kantoor bij zijn ambtswoning zijn ‘toespraak tot de hoofden van Lebak’.

Havelaar moet nagenoeg aldus gesproken hebben:

‘Mijnheer de Raden Adhipatti, regent Toespraak tot de hoofden van Lebak


van Banten-Kidoel, en gij, Radens de-
mang die hoofden zijt der districten in
deze afdeling, en gij, Raden djaksa die
de justitie tot uw ambt hebt, en ook
gij, Raden kliwon die gezag voert op
de hoofdplaats, en gij Radens, mantri’s,
en allen die hoofden zijt in de afdeling
Banten-Kidoel, ik groet u!
En ik zeg u dat ik vreugde voel in
mijn hart, nu ik hier u allen vergaderd
zie, luisterende naar de woorden van
mijn mond.
Ik weet dat er onder ulieden zijn,
die uitsteken in kennis en in braafheid
van hart: ik hoop mijn kennis door de
uwe te vermeerderen, want zij is niet
zo groot als ik wenste. En ik heb wel
de braafheid lief, maar dikwijls be-
speur ik dat er in mijn gemoed fouten

41 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 42

zijn, die de braafheid overschaduwen, en daaraan de groei benemen... gij allen


weet hoe de grote boom de kleine verdringt en doodt. Daarom zal ik letten op
degenen onder u, die uitstekend zijn in deugd, om te trachten beter te worden
dan ik ben.
Ik groet u allen zeer.
Toen de gouverneur-generaal mij gelastte tot u te gaan om assistent-resident
te zijn in deze afdeling, was mijn hart verheugd. Het kan u bekend zijn dat ik
nooit Banten-Kidoel had betreden. Ik liet mij dus geschriften geven, die over
uw afdeling handelen, en heb gezien dat er veel goeds is in Banten-Kidoel. Uw
volk bezit rijstvelden in de dalen, en er zijn rijstvelden op de bergen. En ge
wenst in vrede te leven, en ge begeert niet te wonen in de landstreken die be-
woond worden door anderen. Ja, ik weet dat er veel goeds is in Banten-Kidoel!
Maar niet hierom alleen was mijn hart verheugd. Want ook in andere streken
zou ik veel goeds gevonden hebben.
Doch ik ontwaarde dat uw bevolking arm is, en hierover was ik blijde in het
binnenste mijner ziel.
Want ik weet dat Allah de arme liefheeft, en dat Hij rijkdom geeft aan wie
Hij beproeven wil. Maar tot de armen zendt Hij wie zijn woord spreekt, op-
dat zij zich oprichten in hun ellende.
Geeft Hij niet regen waar de halm verdort, en een dauwdrup in de bloem-
kelk die dorst heeft?
En is het niet schoon, te worden uitgezonden om de vermoeiden te zoeken,
die achterbleven na de arbeid en neerzonken langs de weg, daar hun knieën
niet sterk meer waren om op te gaan naar de plaats van het loon? Zou ik niet
verheugd wezen de hand te mogen reiken aan wie in de groeve viel, en een staf
te geven aan wie de bergen beklimt? Zou niet mijn hart opspringen als het ziet
gekozen te zijn onder velen, om van klagen een gebed te maken en dankzeg-
ging van geween?
Ja, ik ben zeer blijde geroepen te zijn in Banten-Kidoel!
Ik heb gezegd tot de vrouw die mijne zorgen deelt en mijn geluk groter
maakt: “Verheug u, want ik zie dat Allah zegen geeft op het hoofd van ons
kind! Hij heeft mij gezonden naar een oord waar niet alle arbeid is afgelopen,
en Hij keurde mij waardig daar te zijn voor de tijd van de oogst.” Want niet in
het snijden der padi is de vreugde: de vreugde is in het snijden der padi die men
geplant heeft. En de ziel des mensen groeit niet van het loon, maar van de ar-
beid die het loon verdient. En ik zei tot haar: “Allah heeft ons een kind gege-
ven, dat eenmaal zeggen zal: ‘Weet ge dat ik zijn zoon ben?’ En dan zullen er
wezen in het land, die hem groeten met liefde, en die de hand zullen leggen op
zijn hoofd, en zeggen zullen: ‘Zet u neder aan ons maal, en bewoon ons huis,
en neem uw deel aan wat wij hebben, want ik heb uw vader gekend’.”
Hoofden van Lebak, er is veel te arbeiden in uwe landstreek!
Zegt mij, is niet de landman arm? Rijpt niet uw padi dikwerf ter voeding van
wie niet geplant hebben? Zijn er niet vele verkeerdheden in uw land? Is niet
het aantal uwer kinderen gering?

왘 42
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 43

Sawah-landschap

Is er niet schaamte in uwe zielen, als de bewoner van Bandoeng dat daar ten
oosten ligt, uwe streken bezoekt, en vraagt: “Waar zijn de dorpen, en waar de
landbouwers? En waarom hoor ik de gamelan niet, die blijdschap spreekt met
koperen mond, noch het gestamp der padi uwer dochters?”
Is het u niet bitter, te reizen van hier tot de zuidkust, en de bergen te zien die
geen water dragen op hunne zijden, of de vlakten waar nooit een buffel de
ploeg trok?
Ja, ja, ik zeg u dat uw en mijn ziel daarover bedroefd is! En daarom juist zijn
wij Allah dankbaar dat Hij ons macht heeft gegeven om hier te arbeiden.
Want wij hebben in dit land akkers voor velen, schoon de bewoners weinig
zijn. En het is niet de regen die ontbreekt, want de toppen der bergen zuigen
de wolken des hemels ter aarde. En niet overal zijn rotsen die plaats weigeren
aan de wortel, want op veel plaatsen is de grond week en vruchtbaar, en roept
om de graankorrel die hij ons wil weergeven in gebogen halm. En er is geen
oorlog in het land die de padi vertreedt als ze nog groen is, noch ziekte die de
patjol nutteloos maakt. Noch zijn er zonnestralen, heter dan nodig is om het
graan te doen rijpen dat u en uw kinderen voeden moet, noch bandjirs die u
doen jammeren: “Wijs mij de plaats waar ik gezaaid heb!”

43 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 44

Waar Allah waterstromen uitgiet, die de akkers wegnemen... waar Hij de


grond hard maakt als dorre steen... waar Hij zijn zon doet gloeien ter ver-
schroeiing... waar Hij oorlog zendt, die de velden omkeert... waar Hij slaat
met ziekten die de handen slap maken, of met droogte die de aren doodt...
daar, hoofden van Lebak, buigen wij deemoedig het hoofd, en zeggen: “Hij
wil het zo!”
Maar niet aldus in Banten-Kidoel!
Ik ben hier gezonden om uw vriend te zijn, uw oudere broeder. Zoudt gij
uw jongere broeder niet waarschuwen als ge een tijger zaagt op zijn weg?
Hoofden van Lebak, we hebben dikwijls misslagen begaan, en ons land is
arm omdat we zoveel misslagen begingen.
Want in Tjikandi en Bolang, en in het Krawangse, en in de ommelanden van
Batavia, zijn velen die geboren zijn in ons land, en die ons land verlaten heb-
ben.
Waarom zoeken zij arbeid, ver van de plaats waar ze hun ouders begroeven?
Waarom vlieden zij de dessa waar zij de besnijdenis ontvingen? Waarom ver-
kiezen zij de koelte van de boom die dáár groeit, boven de schaduw onzer bos-
sen?
En ginds in ’t noordwesten over de zee, zijn velen die onze kinderen moes-
ten zijn, maar die Lebak hebben verlaten om rond te dolen in vreemde streken
met kris en klewang en schietgeweer. En ze komen ellendig om, want er is
macht van de regering daar, die de opstandelingen verslaat.
Ik vraag u, hoofden van Banten-Kidoel, waarom zijn er zovelen die weg gin-
gen, om niet begraven te worden waar ze geboren zijn? Waarom vraagt de
boom, waar de man is die hij als kind zag spelen aan zijn voet?’

Havelaar houdt een korte pauze. Dan vervolgt hij:

‘Hoofden van Lebak! Wij allen staan in dienst des Konings van Nederland.
Maar hij, die rechtvaardig is, en wil dat wij onze plicht doen, is vér van hier.
Dertigmaal duizendmaal duizend zielen, ja, meer dan zoveel, zijn gehouden
zijn bevelen te gehoorzamen, maar hij kan niet wezen nabij allen die afhangen
van zijn wil.
De Grote Heer te Buitenzorg is rechtvaardig, en wil dat ieder zijn plicht
doet. Maar ook deze, machtig als hij is, en gebiedende over al wat gezag heeft
in de steden en over allen die in de dorpen de oudsten zijn, en beschikkende
over de macht des legers en over de schepen die op zee varen, ook hij kan niet
zien waar onrecht gepleegd is, want het onrecht blijft verre van hem.
En de resident te Serang, die heer is over de landstreek Bantam, waar vijfmaal
honderdduizend mensen wonen, wil dat er recht geschiede in zijn gebied, en
dat er rechtvaardigheid heerse in de landschappen die hem gehoorzamen.
Doch waar onrecht is, woont hij verre. En wie boosheid doet, verschuilt zich
voor zijn aangezicht omdat hij straffe vreest.

왘 44
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 45

Indië en de islam

In zijn toespraak tot de hoofden van Lebak een vorst tot de islam overging, volgden ook
roept Max Havelaar meermalen de hulp van zijn onderdanen. De bevolking verwachtte
Allah in. Dat doet hij omdat Indië vooral een respect voor haar religieuze overtuiging.
islamitisch land was. Ook het huidige Indo- Vandaar dat de Nederlandse bestuursamb-
nesië is overwegend islamitisch. Van ouds- tenaren hier ook rekening mee hielden. De
her vereerde men op Java natuurgoden. islam was van oudsher in Indië minder poli-
Daarna kwamen hindoeïsme en boeddhis- tiek gekleurd dan in het Midden-Oosten;
me naar de Indische Archipel. Hindoeïsme daar is pas de laatste jaren verandering in
vind je nu bijna alleen nog op het eiland gekomen. Toch stond ook in de negentiende
Bali. Van het boeddhisme getuigt nog het eeuw de islam al aan de basis van de op-
imposante tempelcomplex van de Boro- standen tegen de Nederlandse overheer-
boedoer. Omstreeks  brachten Arabi- sing. Dat zou in de twintigste eeuw nog ster-
sche handelaren de islam naar Indië. Als ker worden.

En de heer Adhipatti, die regent is van Zuid-Bantam, wil dat ieder leve die het
goede betracht, en dat er geen schande zij over de landstreek die zijn regent-
schap is.
En ik, die gisteren de almachtige God tot getuige nam dat ik rechtvaardig
zou zijn en goedertieren, dat ik recht zou doen zonder vrees en zonder haat,
dat ik zal zijn: “een goed assistent-resident”... ook ik wens te doen wat mijn
plicht is.

Landschap in de residentie Bantam

45 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 46

Hoofden van Lebak! Dit wensen wij allen!


Maar als er soms onder ons mochten zijn, die hun plicht verwaarlozen voor
gewin, die het recht verkopen voor geld, of die de buffel van de arme nemen,
en de vruchten die behoren aan wie honger hebben... wie zal ze straffen?
Als een van u het wist, hij zou ’t beletten. En de regent zou niet dulden dat
zoiets geschiedde in zijn regentschap. En ook ik zal het tegengaan waar ik kan.
Maar als noch gij, noch de Adhipatti, noch ik het wisten...
Hoofden van Lebak! Wie toch zal dan recht doen in Banten-Kidoel?
Hoort naar mij, als ik u zeggen zal hoe er dan recht zal gedaan worden.
Er komt een tijd dat onze vrouwen en kinderen schreien zullen bij het ge-
reedmaken van ons doodskleed, en de voorbijganger zal zeggen: “Daar is een
mens gestorven.” Dan zal wie aankomt in de dorpen, tijding brengen van de
dood desgenen die gestorven is, en wie hem herbergt, zal vragen: “Wie was de
man die gestorven is?” En men zal zeggen:
“Hij was goed en rechtvaardig. Hij sprak recht en verstootte de klager niet
van zijn deur. Hij hoorde geduldig aan, wie tot hem kwam, en gaf weder wat
ontnomen was. En wie de ploeg niet drijven kon door de grond omdat de buf-
fel uit de stal was gehaald, hielp hij zoeken naar de buffel. En waar de dochter
was geroofd uit het huis der moeder, zocht hij de dief en bracht de dochter we-
der. En waar men gearbeid had onthield hij het loon niet, en hij ontnam de
vruchten niet aan wie de boom geplant hadden. Hij kleedde zich niet met het
kleed dat anderen dekken moest, noch voedde zich met het voedsel dat de
arme behoorde.”
Dan zal men zeggen in de dorpen: “Allah is groot, Allah heeft hem tot zich
genomen. Zijn wil geschiede... er is een goed mens gestorven.”
Doch andermaal zal de voorbijganger stilstaan voor een huis, en vragen:
“Wat is dit, dat de gamelan zwijgt, en het gezang der meisjes?” En wederom zal
men zeggen: “Er is een man gestorven.”
En wie rondreist in de dorpen, zal ’s avonds zitten bij zijn gastheer, en om
hem heen de zonen en dochters van het huis, en de kinderen van wie het dorp
bewonen, en hij zal zeggen:
“Daar stierf een man die beloofde rechtvaardig te zijn, en hij verkocht het
recht aan wie hem geld gaf. Hij mestte zijn akker met het zweet van de arbei-
der die hij had afgeroepen van de akker des arbeids. Hij onthield de werkman
zijn loon, en voedde zich met het voedsel van de arme. Hij is rijk geworden
van de armoede der anderen. Hij had veel goud en zilver en edele stenen in
menigte, doch de landbouwer die in de nabuurschap woont, wist de honger
niet te stillen van zijn kind. Hij glimlachte als een gelukkig mens, maar men
hoorde gekners tussen de tanden van de klager die recht zocht. Er was tevre-
denheid op zijn gelaat, maar geen zog in de borsten der moeders die zoogden.”
Dan zullen de bewoners der dorpen zeggen: “Allah is groot... wij vloeken
niemand!”
Hoofden van Lebak, eens sterven wij allen!

왘 46
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 47

Wat zal er gezegd worden in de dorpen waar wij gezag hadden? En wát door
de voorbijgangers die de begrafenis aanschouwen?
En wat zullen wij antwoorden, als er na onze dood een stem spreekt tot onze
ziel, en vraagt: “Waarom is er geween in de velden, en waarom verbergen zich
de jongelingen? Wie nam de oogst uit de schuren, en uit de stallen de buffel
die het veld ploegen zou? Wat hebt gij gedaan met de broeder die ik u gaf te
bewaken? Waarom is de arme treurig en vloekt de vruchtbaarheid zijner
vrouw?”’

Hier hield Havelaar weer op, en na enig zwijgen ging hij op de eenvoudigste
toon van de wereld, en als had er volstrekt niets plaats gehad dat indruk maken
moest, voort:

‘Ik wenste gaarne in goede verstandhouding met u te leven, en daarom ver-


zoek ik u mij te beschouwen als een vriend. Wie gedwaald mocht hebben, kan
op een zacht oordeel van mijn kant staat maken, want daar ik zelf zo menig
keer dwaal, zal ik niet streng zijn... niet althans in de gewone dienstvergrijpen
of nalatigheden. Alleen waar nalatigheid zou worden tot gewoonte, zal ik die
tegengaan. Over misslagen van grovere aard... over knevelarij en onderdruk-
king, spreek ik niet. Zoiets zal niet voorkomen, nietwaar, meneer de Adhipatti?
“O nee, meneer de assistent-resident, zoiets zal niet voorkomen in Lebak.”’

‘Welnu dan, mijne heren hoofden van Banten-Kidoel, laat ons verheugd zijn
dat onze afdeling zo verachterd en zo arm is. Wij hebben iets schoons te doen.
Als Allah ons in ’t leven spaart, zullen wij zorg dragen dat er welvaart kome.
De grond is vruchtbaar genoeg, en de bevolking gewillig. Als ieder in ’t genot
wordt gelaten van de vruchten zijner inspanning, lijdt het geen twijfel dat bin-
nen weinig tijds de bevolking zal toenemen, zo in zielental als in bezittingen
en beschaving, want dit gaat veelal hand aan hand. Ik verzoek u nogmaals mij
te beschouwen als een vriend die u helpen zal waar hij kan, vooral waar on-
recht moet worden te keer gegaan. En hiermede beveel ik mij zeer aan in uwe
medewerking.
Ik zal u de ontvangen berichten over landbouw, veeteelt, politie en justitie
met mijn beschikkingen doen teruggeworden.
Hoofden van Banten-Kidoel! Ik heb gezegd. Ge kunt terugkeren, ieder naar
zijne woning. Ik groet u allen zeer!’

47 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 48

8 Uit het elfde hoofdstuk

Na afloop van zijn toespraak spreekt Havelaar met controleur Verbrugge over de situatie
in Lebak. Hij is verbazend goed op de hoogte van het geldgebrek van de inlandse vorst,
en diens uitbuiting van de bevolking om toch aan voldoende financiële middelen te ko-
men. Havelaar weet ook dat zijn voorganger Slotering meerdere malen zonder succes het
misbruik bij zijn chef, de resident, heeft aangekaart.
Het negende hoofdstuk speelt zich weer in Nederland af. Droogstoppel stelt vast dat
Stern niet het boek over koffie schrijft dat hij voor ogen had. Ook verbaast hij zich erover
dat er in Lebak geen koffie wordt verbouwd omdat de grond daar niet geschikt voor zou
zijn.Als de inlandse bevolking zich een beetje meer inspant, moet dat volgens Droog-
stoppel geen enkel probleem zijn. In het tiende hoofdstuk vraagt hij Stern wat meer de-
gelijkheid in zijn verhaal te brengen.
Het elfde hoofdstuk speelt zich weer in Indië af. Controleur Verbrugge en commandant
Duclari zijn te gast bij de familie Havelaar.Tijdens het gezellige etentje komt de Indi-
sche loopbaan van Max Havelaar ter sprake. Daarop hadden zijn superieuren veel aan
te merken. Zo werd hij geschorst vanwege een kastekort.Alle kritiek wordt hier door
Max Havelaar weerlegd of geneutraliseerd. Hij laat zich van zijn beste kant zien. Er
ontstaat een beeld van een man die superieur is aan zijn hele omgeving. De nadruk valt
op zijn geestigheid, zijn eruditie, zijn rechtvaardigheidsgevoel en zijn plichtsbesef.Tij-
dens de maaltijd vertelt Havelaar een verhaal.Aan het begin van zijn loopbaan was hij
controleur te Natal, aan de westkust van Sumatra. Hij voer in een prauw langs de kust
om pepertuinen te inspecteren, in gezelschap van een inlands hoofd en diens dertienjarige
dochtertje, Si Oepih Keteh, dat ‘kleine freule’ Keteh betekent. Hij vertelde haar toen de
parabel van de Japanse steenhouwer, die hij onlangs had gelezen.

Huis van de assistent-resident Douwes Dekker ‘Oepi, er was een man die steen hieuw
te Rangkasbitoeng uit de rots. Zijn arbeid was zeer
zwaar, en hij arbeidde veel, doch zijn
loon was gering, en tevreden was hij
niet.
Hij zuchtte omdat zijn arbeid zwaar
was. En hij riep: “Och, dat ik rijk
ware, om te rusten op een baleh-baleh
met klamboe van rode zijde.” En er
kwam een engel uit de hemel, die zei:
“U zij gelijk gij gezegd hebt.” En hij
was rijk. En hij rustte op een baleh-ba-
leh en de klamboe was van rode zijde.
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 49

De Japanse steenhouwer

Het verhaal ‘De Japanse steenhouwer’ in de


Max Havelaar is een vrije bewerking van
een bijdrage uit het Tijdschrift voor Neêr-
lands Indië uit 1842. De auteur, die zich ‘Je-
ronimus’ noemt, heeft zich net als Multatuli
ingespannen om het lot van de inheemse be-
volking in Indië te verbeteren. Hij heette Wol-
ter Robert baron van Hoëvell (1812-1879).
Als predikant ging hij in 1836 naar Batavia.
Hij streefde naar verbetering van het onder-
wijs in Indië en keerde zich onder meer te-
gen de slavernij, die in Indië pas in 1860
werd afgeschaft. In 1848 moest hij Indië ver-
laten. Daarna was hij in Nederland actief als
politicus. Hij streefde naar de afschaffing
van het Cultuurstelsel. ‘De Japanse steen-
houwer’ is een parabel: een kort verhaal,
gewoonlijk gesitueerd in het dagelijks leven,
dat dient om een religieus, moreel of filoso-
fisch idee te illustreren. In dit geval is de
boodschap: wees tevreden met wat je hebt. Illustratie bij de Japanse steenhouwer

En de koning des lands toog voorbij, met ruiters voor zijn wagen. En ook
achter de wagen waren ruiters, en men hield de gouden pajong boven het
hoofd van de koning.
En toen de rijke man dit zag, verdroot het hem dat er geen gouden pajong
werd gehouden boven zijn hoofd. En tevreden was hij niet.
Hij zuchtte, en riep: “Ik wenste koning te zijn.”
En er kwam een engel uit de hemel, die zei: “U zij gelijk gij gezegd hebt.”
En hij wás koning. En voor zijn wagen reden vele ruiters, en ook waren er
ruiters achter zijn wagen, en boven zijn hoofd hield men de gouden pajong.
En de zon scheen met hete stralen, en verbrandde het aardrijk, zodat de gras-
scheut dor werd.
En de koning klaagde dat de zon hem schroeide in het gelaat, en macht had
boven hem. En tevreden was hij niet.
Hij zuchtte, en riep: “Ik wenste de zon te zijn.”
En er kwam een engel uit de hemel, die zei: “U zij gelijk gij gezegd hebt.”
En hij wás de zon. En hij zond zijn stralen naar boven, en naar beneden, naar
de rechterzijde en naar de linkerzijde, en alom.

49 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 50

Si Oepih Keteh

Het dertienjarige meisje Si Oepih Keteh, dat


in de Max Havelaar ten tonele wordt ge-
voerd, is de eerste geliefde van Eduard Dou-
wes Dekker geweest, toen deze in Natal op
West-Sumatra woonde. Hij was toen
tweeëntwintig jaar. Zij was de dochter van
een Atjehs hoofd, datoe Keteh. Douwes
Dekker noemde haar Clio. Dat was de naam
van de muze van de geschiedschrijving, de
roem en het heldendicht. Na zijn dood vond
men tussen zijn papieren nog een haarlok
van het meisje. Het was niet ongebruikelijk
dat ongetrouwde jonge Nederlandse man-
nen gingen samenwonen met een jonge in-
landse vrouw. Ze werd njai, huishoudster,
genoemd. Ze deed niet alleen het huishou-
den, ze hield haar man gezelschap en deel-
de ook het bed met hem. Niemand nam
daar aanstoot aan. Ook haar jonge leeftijd
werd toen niet als een bezwaar ervaren.
Haar positie was niet hetzelfde als die van
een Europese vrouw; wanneer er bezoek
kwam, trok zij zich meestal terug. Toch had Inheemse vrouw
zij een zekere status, die te zien was aan
haar sieraden en haar kleding. Kinderen die laten toen hij Sumatra verliet; over eventuele
mogelijk uit deze verhouding geboren wer- kinderen is niets bekend. In de roman werd
den noemde men ‘voorkinderen’. Soms op dit alles niet ingegaan, omdat de Neder-
trouwde de Nederlandse man met haar, landse lezer Max Havelaar mogelijk ‘onfat-
maar veel vaker stuurde hij haar weg om soenlijk’ zou vinden. Het zou afbreuk kun-
met een Europese vrouw te trouwen. Douwes nen doen aan zijn verheven, onvoorwaar-
Dekker zal Si Oepih Keteh hebben achterge- delijke liefde voor zijn vrouw Tine.

En hij verschroeide de grasscheut op het aardrijk, en het gelaat der vorsten


die op de aarde waren.
En een wolk stelde zich tussen de aarde en hem, en de stralen van de zon
stuitten daarop terug.
En hij werd toornig dat zijn macht weerstaan werd, en hij klaagde dat die
wolk machtig was boven hem. En tevreden was hij niet.

왘 50
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 51

Hij wilde de wolk zijn, die zo machtig was.


En er kwam een engel uit de hemel, die zei: “U zij gelijk gij gezegd hebt.”
En hij werd een wolk, en plaatste zich tussen de zon en de aarde, en ving de
stralen op, zodat het gras groen werd.
En de wolk regende in grote druppen op het aardrijk, en deed de rivieren
zwellen, en bandjirs voerden de kudden weg.
En hij verwoestte door veel waters het veld.
En hij viel neer op een rots, die niet week. En hij klaterde in grote stromen,
maar de rots week niet.
En hij werd toornig omdat de rots niet wijken wilde, en omdat de sterkte
van zijn stromen ijdel was. En tevreden was hij niet.
Hij riep: “Aan die rots is macht gegeven boven mij. Ik wenste die rots te
zijn.”
En er kwam een engel uit de hemel, die zei: “U zij gelijk gij gezegd hebt.”
En hij wérd rots, en bewoog niet als de zon scheen, en niet als het regende.
En daar kwam een man met houweel, en met puntige beitel, en met zware
hamer, die stenen hieuw uit de rots.
En de rots zei: “Wat is dit, dat die man macht heeft boven mij, en stenen
houwt uit mijn schoot?” En tevreden was hij niet.
Hij riep: “Ik ben zwakker dan deze... ik wenste die man te zijn.”
En er kwam een engel uit de hemel, die zei: “U zij gelijk gij gezegd hebt.”
En hij was een steenhouwer. En hij hieuw stenen uit de rots, met zware ar-
beid, en hij arbeidde zeer zwaar voor weinig loon, en hij was tevreden.’

51 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 52

9 Uit het zeventiende hoofdstuk

In de volgende hoofdstukken doet Havelaar verder onderzoek in Lebak. Hij vindt bewij-
zen van de misstanden waar de bevolking de dupe van is. Zo moet zij meer herendien-
sten verlenen dan wettelijk is toegestaan. Hij merkt dat niet alleen de inlandse hoofden
zich schuldig maken aan dit misbruik, maar ook zijn Nederlandse collega’s. Daarnaast
stelen de inlandse vorsten regelmatig buffels van hun eigen onderdanen. Zijn voorganger,
Slotering, had dat ook al ontdekt. Diens weduwe, een vrouw van gemengde afkomst, die
geen Nederlands spreekt, woont nog naast de familie Havelaar. Ze leidt een teruggetrok-
ken leven. Later zal blijken dat ze denkt dat haar man vergiftigd is. Uit een intermezzo
dat in Nederland speelt, komt naar voren dat Droogstoppel niet tevreden is over het kri-
tische verhaal van Stern. Het zeventiende hoofdstuk, dat zich weer in Indië afspeelt, be-
gint met het verhaal van Saïdjah en Adinda.

Saïdjahs vader had een buffel, waarmee hij zijn veld bewerkte. Toen deze buf-
fel hem was afgenomen door het districtshoofd van Parang-Koedjang, was hij
zeer bedroefd, en sprak geen woord, vele dagen lang. Want de tijd van ploegen
was nabij, en ’t was te vrezen, als men de sawah niet tijdig bewerkte, dat ook de
tijd van zaaien zou voorbijgaan, en eindelijk dat er geen padi zou te snijden
zijn, om die te bergen in de loemboeng van het huis.

Ik moet hierbij voor lezers, die wel Java doch niet Bantam kennen, de opmer-
king maken dat in deze residentie persoonlijk grondeigendom bestaat, wat elders
niet het geval is.

Saïdjahs vader nu was zeer bekommerd. Hij vreesde dat zijn vrouw behoefte
zou hebben aan rijst, en ook Saïdjah, die nog een kind was, en de broertjes en
zusjes van Saïdjah.

Ook zou het districtshoofd hem aanklagen bij de assistent-resident, als hij ach-
terlijk was in de betaling van zijn landrenten. Want daarop staat straf bij de
wet.

Toen nam Saïdjahs vader een kris die poesaka was van zijn vader. De kris was
niet zeer schoon, maar er waren zilveren banden om de schede, en ook op de
punt der schede was een plaatje zilver. Hij verkocht deze kris aan een Chinees
die op de hoofdplaats woonde, en kwam thuis met vierentwintig gulden, voor
welk geld hij een andere buffel kocht.

왘 52
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 53

Javaanse buffels

Saïdjah, die toen omstreeks zeven jaar oud was, had met de nieuwe buffel
spoedig vriendschap gesloten. Ik zeg niet zonder doel: vriendschap, want het is
inderdaad treffend te zien hoe de Javaanse kerbo zich hecht aan de kleine jongen
die hem bewaakt en verzorgt. Het sterke dier buigt gewillig de zware kop
rechts of links of omlaag naar de vingerdruk van ’t kind, dat hij kent, dat hij
verstaat, waarmee hij is opgegroeid.

Zulke vriendschap dan had ook de kleine Saïdjah spoedig weten in te boeze-
men aan de nieuwe gast, en Saïdjahs aanmoedigende kinderstem scheen meer
kracht nog te geven aan de krachtvolle schoften van ’t sterke dier, als het de
zware kleigrond opscheurde en zijn weg tekende in diepe scherpe voren. De
buffel keerde gewillig om als hij aan ’t eind was van de akker, en verloor geen
duimbreed grond bij het terugploegen van de nieuwe voor, die altijd naast de
oude lag als ware de sawah een tuingrond geweest, geharkt door een reus.

Daarnaast lagen de sawahs van Adinda’s vader, de vader van ’t kind dat met
Saïdjah huwen zou. En als Adinda’s broertjes aankwamen aan de tussenliggen-
de grens, juist als ook Saïdjah dáár was met zijn ploeg, dan riepen zij elkander
vrolijk toe, en roemden om strijd de kracht en de gehoorzaamheid hunner
buffels. Maar ik geloof dat die van Saïdjah de beste was, misschien wel omdat
deze hem beter dan de anderen wist toe te spreken. Want buffels zijn zeer ge-
voelig voor goede toespraak.

Saïdjah was negen jaar oud geworden, en Adinda reeds zes jaren, voor deze
buffel aan Saïdjahs vader werd afgenomen door het districtshoofd van Parang-
Koedjang.

53 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 54

Saïdjahs vader, die zeer arm was, verkocht nu aan een Chinees twee zilveren
klamboe-haken, poesaka van de ouders zijner vrouw, voor achttien gulden. En
voor dat geld kocht hij een nieuwe buffel.

Maar Saïdjah was bedroefd. Want hij wist van Adinda’s broertjes, dat de vorige
buffel was heengedreven naar de hoofdplaats, en hij had zijn vader gevraagd of
deze dat dier niet gezien had toen hij dáár was om de klamboe-haken te verko-
pen? Op welke vraag Saïdjahs vader niet had willen antwoorden. Daarom
vreesde hij dat zijn buffel geslacht was, zoals de andere buffels die het districts-
hoofd afnam aan de bevolking.

En Saïdjah schreide veel als hij dacht aan de arme buffel waarmee hij twee jaren
zo innig had omgegaan. En hij kon niet eten, lange tijd, want zijn keel was te
nauw als hij slikte.

Men bedenke dat Saïdjah een kind was.

De nieuwe buffel leerde Saïdjah kennen, en nam in de genegenheid van ’t kind


zeer spoedig de plaats in van zijn voorganger... al te spoedig eigenlijk. Want,
helaas, de wasindrukken van ons hart worden zo licht gladgestreken, om plaats
te maken voor later schrift. Hoe dit zij, de nieuwe buffel was wel niet zo sterk
als de vorige... wel was ’t oude juk te ruim voor zijn schoft... maar ’t arme dier
was gewillig als zijn voorganger die geslacht was, en al kon dan Saïdjah niet
meer roemen op de kracht van zijn buffel bij ’t ontmoeten van Adinda’s broer-
tjes aan de grens, hij beweerde toch dat geen ander de zijne overtrof in goede
wil. En wanneer de vore niet zo rechtlijnig liep als voorheen, of als er aard-
klonten ondoorgesneden waren omgegaan, werkte hij dat gaarne bij met zijn
patjol zoveel hij kon. Bovendien, geen buffel had een oeser-oeseran als de zijne.
De penghoeloe zelf had gezegd dat er oentoeng was in de loop van die haarwervels
op de achterschoften

Eens, in ’t veld, riep Saïdjah tevergeefs zijn buffel toe, wat spoed te maken. Het
dier stond pal. Saïdjah, verstoord over zo grote en vooral zo ongewone weer-
spannigheid, kon zich niet weerhouden een belediging te uiten. Hij riep: a. s.
Ieder die in Indië geweest is, zal mij verstaan. En wie me niet verstaat, wint er-
bij dat ik hem de uitlegging spaar van een grove uitdrukking.

Saïdjah bedoelde evenwel niets kwaads daarmee. Hij zei ’t maar omdat hij ’t zo
dikwijls had horen zeggen door anderen, als ze ontevreden waren over hun
buffels. Maar hij had het niet behoeven te zeggen, want het baatte niets: zijn
buffel deed geen stap verder. Hij schudde de kop als om ’t juk af te werpen...
men zag de adem uit zijn neusgaten... hij blies, sidderde, rilde... er was angst in
zijn blauwe oog, en de bovenlip was opgetrokken zodat het tandvlees bloot
lag...

왘 54
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 55

Gevecht tussen tijger en buffel

‘Vlucht, vlucht,’ riepen op eenmaal Adinda’s broertjes, ‘Saïdjah, vlucht! Daar is


een tijger!’

En allen ontdeden hun buffels van de ploegjukken, en slingerden zich op de


brede ruggen, en galoppeerden weg door sawahs, over galangans, door modder,
door kreupelhout en bos en alang-alang, langs velden en wegen. En toen ze hij-
gend en zwetend binnenrenden in het dorp Badoer, was Saïdjah niet bij hen.

Want toen deze zijn buffel, bevrijd van het juk, had bestegen als de anderen
om te vluchten als zij, had een onverwachte sprong van het dier hem ’t even-
wicht benomen en ter aarde geworpen. De tijger was zeer na...

Saïdjahs buffel, voortgedreven door eigen vaart, schoot enige sprongen voorbij
de plek waar zijn kleine meester de dood wachtte. Maar door eigen vaart al-
leen, en niet door eigen wil, was het dier verder gegaan dan Saïdjah. Want
nauw had het de stuwing overwonnen die alle stof beheerst, ook na ’t ophou-
den van de oorzaak die haar voortstuwde, of ’t keerde terug, zette zijn lomp lijf
op zijn lompe poten als een dak over het kind, en keerde zijn gehoornde kop
naar de tijger. Deze sprong... maar hij sprong voor ’t laatst. De buffel ving hem
op zijn hoornen, en verloor slechts wat vlees dat de tijger hem uitsloeg aan de
hals. De aanvaller lag daar met opgescheurde buik en Saïdjah was gered. Wel
was er oentoeng geweest in de oeser-oeseran van die buffel!

Toen deze buffel aan Saïdjahs vader was afgenomen, en geslacht...

55 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 56

Ik heb u gezegd, lezer, dat mijn verhaal eentonig is.

... toen deze buffel geslacht was, telde Saïdjah twaalf jaar en Adinda weefde sa-
rongs, en batikte die met puntige kepala. Ze had reeds gedachten te brengen in
de loop van haar verfschuitje, en ze tekende droefheid op haar weefsel, want ze
had Saïdjah zeer treurig gezien.

En ook Saïdjahs vader was bedroefd, doch zijn moeder het meest. Deze toch
had de wonde genezen aan de hals van het trouwe dier dat haar kind ongedeerd
had thuisgebracht, nadat zij op de mare van Adinda’s broertjes gemeend had
dat het was weggevoerd door de tijger. Ze had die wond zo dikwijls bezien
met de gedachte hoe diep de klauw die zó ver indrong in de ruwe vezelen van
de buffel, zou voortgedreven zijn in ’t weke lijf van haar kind, en telkens als ze
verse geneeskruiden had gelegd op de wonde, streelde zij de buffel en sprak
hem enige vriendelijke woorden toe, dat het goede trouwe dier toch weten
zou hoe dankbaar een moeder is! Ze hoopte later dat de buffel haar toch mocht
verstaan hebben, want dan had hij ook haar schreien begrepen toen hij werd
weggevoerd om geslacht te worden, en hij had geweten dat het niet Saïdjahs
moeder was, die hem slachten liet.

Enige tijd daarna vluchtte Saïdjahs vader uit het land. Want hij was zeer be-
vreesd voor de straf als hij zijn landrenten niet betalen zou, en hij had geen
poesaka meer om een nieuwe buffel te kopen, daar zijn ouders altijd in Parang-
Koedjang woonden, en hem dus weinig hadden nagelaten. Ook de ouders van
zijn vrouw woonden altijd in hetzelfde district. Na ’t verlies van de laatste buf-
fel hield hij zich nog enige jaren staande door te werken met gehuurde ploeg-
dieren. Maar dit is een zeer ondankbare arbeid, en bovenal verdrietig voor ie-
mand die in ’t bezit van eigen buffels geweest is. Saïdjahs moeder stierf van ver-
driet, en toen maakte zijn vader in een moedeloos ogenblik zich weg uit Lebak
en uit Bantam, om werk te zoeken in ’t Buitenzorgse. Hij werd met rottingsla-
gen gestraft omdat hij Lebak verlaten had zonder pas, en door de politie terug-
gebracht naar Badoer. Hier werd hij in de gevangenis geworpen omdat men
hem voor krankzinnig hield, wat zo onverklaarbaar niet zou geweest zijn, en
omdat men vreesde dat hij in een ogenblik van mata-glap, misschien amok ma-
ken of andere verkeerdheden begaan zou. Maar hij was niet lang gevangen,
wijl hij kort daarop stierf.

Wat er geworden is van de broertjes en zusjes van Saïdjah, weet ik niet. Het
huisje dat zij bewoonden te Badoer, stond enige tijd leeg, en spoedig viel het in,
daar ’t slechts van bamboe gebouwd was, en gedekt met atap. Een weinig stof
en vuil dekte de plek waar veel geleden werd. Er zijn veel zulke plekken in Le-
bak.

왘 56
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 57

Saïdjah was reeds vijftien jaar, toen


zijn vader naar Buitenzorg vertrok. Hij
had deze niet daarheen vergezeld om-
dat hij groter plannen in zijn gemoed
omdroeg. Men had hem gezegd dat er
te Batavia zoveel heren waren die in
bendi’s reden, en dat er dus misschien
voor hem een dienst zou te vinden
zijn als bendi-jongen, waartoe men
gewoonlijk iemand kiest, die nog
jong is en onvolwassen, om niet door
te veel zwaarte achter op het twee-
wielig rijtuig, ’t evenwicht te breken.
Er was, had men hem verzekerd, bij
goed gedrag veel te winnen in zoda-
nige bediening. Misschien zelfs zou
hij op deze wijze binnen drie jaren
geld kunnen oversparen, genoeg om
twee buffels te kopen. Dit vooruit-
zicht lachte hem toe. Met fiere tred,
zoals iemand gaat die grote zaken in
de zin heeft, trad hij na ’t vertrek zijns
vaders bij Adinda binnen, en deelde
haar zijn plan mede. Duitse uitgave van Max Havelaar met Saïdjah
‘Denk eens,’ zei hij, ‘als ik weerkom en Adinda
zullen wij oud genoeg zijn om te trou-
wen, en we zullen twee buffels hebben!’
‘Heel goed, Saïdjah! Ik wil gaarne met je trouwen als je terugkomt. Ik zal spin-
nen, en sarongs en slendangs weven, en batikken, en heel vlijtig zijn al die tijd.’
‘O, ik geloof je, Adinda! Maar... als ik je getrouwd vind?’
‘Saïdjah, je weet immers wel dat ik met niemand trouwen zal. Mijn vader heeft
me toegezegd aan uw vader.’
‘En jij zelf?’
‘Ik zal trouwen met u, wees daar zeker van!’
‘Als ik terugkom, zal ik roepen in de verte...’
‘Wie zal dat horen, als we rijst stampen in ’t dorp?’
‘Dat is waar. Maar Adinda... o, ja, dit is beter: wacht me bij het djati-bos, onder
de ketapan waar je mij de melati hebt gegeven.’
‘Maar, Saïdjah, hoe kan ik weten wanneer ik moet heengaan om je te wachten
bij de ketapan?’

57 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 58

Saïdjah bedacht zich een ogenblik, en


zei:

‘Tel de manen. Ik zal uitblijven


driemaal twaalf manen... deze maan
rekent niet mee. Zie, Adinda, kerf een
streep in je rijstblok bij elke nieuwe
maan. Als je driemaal twaalf strepen
hebt ingesneden, zal ik de dag die
dáárop volgt, aankomen onder de ke-
tapan. Beloof je, dáár te zijn?’
‘Ja, Saïdjah! Ik zal onder de ketapan bij
het djati-bos wezen als je terugkomt.

Nu scheurde Saïdjah een strook van


zijn blauwe hoofddoek, die zeer ver-
sleten was, en hij gaf dat stukje lijn-
waad aan Adinda, dat ze ’t bewaren
zou als een pand. En toen verliet hij
haar en Badoer.

Saïdjah vlucht naar Batavia waar hij bij


een Europese familie in dienst treedt. Na
drie jaar gaat hij met genoeg geld om drie
buffels te kopen terug naar de plaats waar
hij met Adinda heeft afgesproken en wacht
Huisjongen te Batavia vol spanning af.

En nog altijd was er niemand op het pad dat van Badoer leidde naar de boom.

O, ze was gewis tegen de morgenstond in slaap gevallen, vermoeid van ’t wa-


ken gedurende de nacht, van ’t waken vele lange nachten door! Zeker had ze
niet geslapen sedert weken: zó was het!

Zou hij opstaan en naar Badoer gaan? Nee! Mocht het schijnen alsof er twijfel
was aan haar komst?

Als hij de man riep die daarginds zijn buffel naar ’t veld dreef? Die man was te
ver. En bovendien, Saïdjah wilde niet spreken over Adinda, niet vragen naar
Adinda... hij wilde háár weerzien, háár alleen, háár het eerst! O zeker, zéker zou
ze nu spoedig komen!

Hij zou wachten, wachten...

왘 58
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 59

Maar als ze ziek was, of... dood?

Als een aangeschoten hert vloog Saïdjah ’t pad op, dat van de ketapan leidt naar
het dorp waar Adinda woonde. Hij zag niets en hoorde niets, en toch had hij
iets kunnen horen, want er stonden mensen op de weg bij de ingang van het
dorp, die riepen: ‘Saïdjah, Saïdjah!’

Maar... was ’t zijn haast, zijn drift, die hem belette Adinda’s huis te vinden? Hij
was reeds voortgevlogen tot aan ’t einde van de weg waar het dorp ophoudt,
en als dolzinnig keerde hij terug, en sloeg zich voor ’t hoofd omdat hij háár
huis had kunnen voorbijgaan zonder het te zien. Maar weer was hij aan de in-
gang, en – mijn God, was ’t een droom? – weer had hij Adinda’s huis niet ge-
vonden! Nog eens vloog hij terug, en op eenmaal bleef hij staan, greep met
beide handen zijn hoofd, als om daaruit de waanzin weg te persen die hem be-
ving, en riep luid: ‘Dronken, dronken, ik ben dronken!’

En de vrouwen van Badoer kwamen uit haar huizen, en zagen met deernis de
arme Saïdjah staan, want zij herkenden hem, en begrepen dat hij Adinda’s huis
zocht, en wisten dat er geen huis van Adinda was in het dorp Badoer.

Want, toen het districtshoofd van Pa-


rang-Koedjang de buffel van Adinda’s
vader had weggenomen...

Ik heb u gezegd, lezer, dat mijn ver-


haal eentonig is.

... toen was Adinda’s moeder gestor-


ven van verdriet. En haar jongste zus-
je was gestorven omdat het geen
moeder had die ’t zoogde. En Adinda’s
vader, die vreesde voor de straf als hij
zijn landrenten niet betaalde...

Ik weet het wel, ik weet het wel, dat


mijn verhaal eentonig is!

... Adinda’s vader was heengegaan uit


het land. Hij had Adinda meegeno-
men, met haar broers. Maar hij had
vernomen hoe de vader van Saïdjah te

Saïdjah grijpt naar zijn hoofd

59 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 60

Buitenzorg was gestraft met rottingslagen omdat hij Badoer verlaten had zonder
pas. En daarom was Adinda’s vader niet gegaan naar Buitenzorg, noch naar Kra-
wang, noch naar de Preanger, noch naar de Bataviase Ommelanden... hij was ge-
gaan naar Tjilang-kahan, het district van Lebak, dat aan de zee grenst. Daar had
hij zich verscholen in de bossen, en gewacht op de komst van Pa-Ento, Pa-Lon-
tah, Si-Oeniah, Pa-Ansioe, Abdoel-Isma en nog enige anderen die door het dis-
trictshoofd van Parang-Koedjang beroofd waren van hun buffels, en die allen
vreesden voor straf als ze hun landrenten niet betaalden. Daar hadden ze zich
bij nacht meester gemaakt van een vissersprauw, en waren in zee gestoken. Ze
hadden westelijk gestuurd, en hielden het land rechts van zich, tot aan Java-
punt. Van hier waren zij noordwaarts gestevend tot ze Panah-Itam voor zich za-
gen, dat de Europese zeelieden Prinseneiland noemen. Zij waren dat eiland
omgezeild aan de oostzijde, en hadden toen aangehouden op de Keizersbaai
zich richtende op de hoge piek in de Lampongs. Zó althans was de weg die men
elkander fluisterend vóórzei in ’t Lebakse, wanneer er gesproken werd over of-
ficiële buffelroof en onbetaalde landrenten.

Maar de verbijsterde Saïdjah verstond niet duidelijk wat men hem zei. Zelfs
begreep hij niet goed het bericht van de dood zijns vaders. Er was een gegons
in zijn oren als had men op een gong geslagen in zijn hoofd. Hij voelde hoe ’t
bloed met schokken werd gewrongen door de aderen aan zijn slapen, die
dreigden te bezwijken onder de druk van zo zware uitzetting. Hij sprak niet,
en staarde met verdoofde blik rond zonder te zien wat om en bij hem was, en
barstte eindelijk uit in akelig gelach.

Een oude vrouw nam hem mee naar haar huisje en verpleegde de arme dwaas.
Weldra lachte hij niet meer zo akelig, maar toch sprak hij niet. Alleen ’s nachts
werden de hutgenoten opgeschrikt door zijn stem, als hij toonloos zong: ‘Ik
weet niet waar ik sterven zal’ en enige bewoners van Badoer legden geld tezamen,
om een offer te brengen aan de boaja’s van de Tjioedjoeng voor de genezing van
Saïdjah, die men voor zinneloos hield.

Maar zinneloos was hij niet.

Want eens bij nacht, toen de maan helder lichtte, stond hij op van de baleh-ba-
leh, en verliet zachtkens het huis, en zocht naar de plek waar Adinda gewoond
had. Het was niet gemakkelijk die te vinden, omdat er zo véél huizen waren
ingestort. Doch hij scheen de plaats te herkennen aan de wijdte van de hoek
die sommige lichtlijnen door ’t geboomte vormden bij haar ontmoeting in
zijn oog, zoals de zeeman peiling neemt op vuurtorens of uitstekende berg-
punten.

Ja, dáár moest het zijn... dáár had Adinda gewoond!

왘 60
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 61

Struikelend over halfvergane bamboe en over stukken van ’t neergevallen dak,


baande hij zich een weg naar ’t heiligdom dat hij zocht. En, waarlijk, hij vond
nog iets terug van de opstaande pagger waarnaast Adinda’s baleh-baleh gestaan
had, en zelfs stak in die pagger nog de bamboe pin, waaraan ze haar kleed hing
als ze zich te slapen legde...

Maar de baleh-baleh was ingestort als het huis, en bijna vergaan tot stof. Hij
nam een handvol daarvan, drukte het aan zijn geopende lippen, en ademde
zeer diep...

De volgende dag vroeg hij aan de oude vrouw die hem verpleegd had, waar ’t
rijstblok was dat er gestaan had op het erf van Adinda’s huis. De vrouw was
verheugd dat ze hem hoorde spreken, en liep het dorp rond om dat blok te
zoeken. Toen zij de nieuwe eigenaar aan Saïdjah kon aanwijzen, volgde deze
haar zwijgend, en bij ’t rijstblok gebracht, telde hij daarop tweeëndertig inge-
korven strepen...

Toen gaf hij die vrouw zoveel Spaanse matten als nodig was tot het kopen van
een buffel, en verliet Badoer. Te Tjilang-kahan kocht hij een vissersprauw, en
kwam daarmee na enige dagen zeilens in de Lampongs aan, waar de opstande-
lingen zich verzetten tegen het Nederlands gezag. Hij sloot zich aan bij een
bende Bantammers, niet om te strijden zozeer, als om Adinda te zoeken. Want
hij was zacht van aard, en meer ontvankelijk voor droefenis dan voor bitter-
heid.

Op zekere dag dat de opstandelingen opnieuw waren geslagen, doolde hij


rond in een dorp dat pas veroverd was door het Nederlandse leger, en dus in
brand stond. Saïdjah wist dat de bende die daar vernietigd was geworden, gro-
tendeels uit Bantammers had bestaan. Als een spook waarde hij rond in de hui-
zen die nog niet geheel verbrand waren, en vond het lijk van Adinda’s vader
met een klewang-bajonetwonde in de borst. Naast hem zag Saïdjah de drie ver-
moorde broers van Adinda, jongelingen, bijna kinderen nog, en een weinig
verder lag het lijk van Adinda, naakt, afschuwelijk mishandeld...

Er was een smal strookje blauw lijnwaad gedrongen in de gapende borstwond


die een eind scheen gemaakt te hebben aan lange worsteling...

Toen liep Saïdjah enige soldaten tegemoet, die met geveld geweer de laatstle-
vende opstandelingen in ’t vuur dreven van de brandende huizen. Hij om-
vademde de brede zwaardbajonetten, drukte zich voorwaarts met kracht, en
drong nog de soldaten terug met een laatste inspanning toen de gevesten stuit-
ten tegen zijn borst.

61 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 62

Het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger

In 1830 kreeg Nederlands-Indië een eigen vaak – maar niet altijd – avonturiers, die in
legermacht, die in 1836 het predicaat ‘Ko- Europa aan lager wal waren geraakt en nu
ninklijk’ kreeg. Dit leger, vaak met de afkor- voor een loopbaan in het Indische leger ko-
ting KNIL aangeduid, had tot taak om be- zen. Zij werden bijeengebracht in Harder-
paalde gebiedsdelen in de Indische Archipel wijk – dat toen wel ‘het riool van Europa’
onder direct bestuur van het gouvernement werd genoemd. Ze kwamen niet alleen uit
te brengen, ofwel om die gebieden te dwin- Nederland, maar ook uit Duitsland, België,
gen het oppergezag van dat gouvernement Zwitserland en Frankrijk. De armen onder
te erkennen. Daartoe werden in de negen- hen werden gelokt door het handgeld dat ze
tiende eeuw tal van expedities uitgevoerd. bij aanmelding ontvingen. Bij het neerslaan
Eén daarvan was die naar de Lampongse van opstanden onder de bevolking werd
districten in Zuid-Sumatra, uitgevoerd in meestal hard opgetreden. In de twintigste
1856, het jaar waarin de Max Havelaar eeuw kreeg het KNIL meer een politiefunctie
zich afspeelt. Het leger bestond toen al voor dan een legerfunctie. Nadat in december
minstens de helft uit inheemse militairen. La- 1949 de onafhankelijkheid van Indonesië
ter zou dit percentage nog toenemen. De Eu- door Nederland werd erkend, hield het KNIL
ropeanen die voor dit leger kozen, genoten in juli 1950 op te bestaan.
weinig aanzien. Dat gold niet voor hun offi-
cieren. De gewone manschappen waren Het KNIL in actie

왘 62
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 63

En weinig tijd later was er te Batavia groot gejubel over de nieuwe overwin-
ning die weer zoveel lauweren had gevoegd bij de lauweren van ’t Nederlands-
Indisch leger. En de landvoogd schreef naar ’t moederland dat de rust in de
Lampongs hersteld was. En de koning van Nederland, voorgelicht door zijn
staatsdienaren, beloonde wederom zoveel heldenmoed met vele ridderkruisen.

En waarschijnlijk stegen er in zondagskerk of bidstond uit de harten der vro-


men dankgebeden ten hemel, bij ’t vernemen dat ‘de Heer der heirscharen’
weer had meegestreden onder de banier van Nederland...

‘Maar God, met zoveel wee begaan,


Nam de offers van die dag niet aan!’

Ik heb ’t slot der geschiedenis van Saïdjah korter gemaakt, dan ik had kunnen
doen wanneer ik lust gevoeld had in ’t schetsen van iets akeligs. De lezer zal
opgemerkt hebben hoe ik verwijlde bij de beschrijving van het wachten onder
de ketapan, als schrok ik terug voor de treurige ontknoping, en hoe ik over
deze ben heengegleden met afkeer. En toch was dit mijn voornemen niet, toen
ik begon over Saïdjah te spreken. Want aanvankelijk vreesde ik, sterker kleuren
nodig te hebben om de lezer te treffen bij ’t beschrijven van zo vreemde toe-
standen. Gaandeweg echter gevoelde ik dat het een belediging voor mijn pu-
bliek wezen zou, te geloven dat ik meer bloed had moeten brengen in mijn
schilderij.

Toch had ik dit kúnnen doen, want ik heb stukken voor mij liggen... doch
nee: liever een bekentenis.

Ja, een bekentenis, lezer! Ik weet niet of Saïdjah Adinda liefhad. Niet of hij naar
Batavia ging. Niet of hij in de Lampongs werd vermoord met Nederlandse ba-
jonetten. Ik weet niet of zijn vader bezweek tengevolge van de rottingslagen
die hem werden gegeven omdat hij Badoer had verlaten zonder pas. Ik weet
niet of Adinda de manen telde door kerven in haar rijstblok...

Dit alles weet ik niet!

Maar ik weet meer dan dat alles. Ik weet en kan bewijzen dat er veel Adinda’s wa-
ren en veel Saïdjahs, en dat, wat verdichtsel is in ’t bijzonder, waarheid wordt in ’t al-
gemeen. Ik zei reeds dat ik de namen kan opgeven van personen die, zoals de
ouders van Saïdjah en Adinda, door onderdrukking werden verdreven uit hun
land. Het is mijn doel niet, in dit werk mededelingen te geven als voegen zou-
den voor een vierschaar die uitspraak te doen had over de wijze waarop ’t Ne-
derlands gezag in Indië wordt uitgeoefend, mededelingen die slechts kracht
van bewijs zouden hebben voor wie het geduld had die met aandacht en be-

63 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 64

langstelling door te lezen, zoals niet verwacht kan worden van een publiek dat
verstrooiing zoekt in zijn lectuur. Daarom heb ik, in plaats van dorre namen
van personen en plaatsen, met de dagtekening erbij, in plaats van een afschrift
der lijst van diefstallen en afpersingen, die voor me ligt, getracht een schets te geven
van wat er kán omgaan in de harten der arme lieden die men berooft van wat
dienen moet tot onderhoud van hun leven, of zelfs: ik heb dit slechts laten gis-
sen, vrezende mij te zeer te bedriegen in het tekenen der omtrekken van aan-
doeningen die ik nooit ondervond.

Maar wat de hoofdzaak aangaat? O, dat ik opgeroepen werde om te staven wat


ik schreef! O, dat men zei: ‘Ge hebt die Saïdjah verdicht... hij zong nooit dat
lied... er woonde geen Adinda te Badoer!’ Maar dat het gezegd werd met de
macht en de wil om recht te doen, zodra ik zou bewezen hebben geen lasteraar
te zijn!

Is er logen in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan, omdat er misschien


nooit een geplunderd reiziger is opgenomen in een Samaritaans huis? Is er lo-
gen in de parabel van de zaaier, omdat geen landbouwer zijn zaad zal uitwer-
pen op een rots? Of – om af te dalen tot meer gelijkheid met mijn boek – mag
men de waarheid ontkennen die de hoofdzaak uitmaakt van de Negerhut, om-
dat er misschien nooit een Evangeline bestaan heeft? Zal men tot de schrijfster
van dat onsterflijke pleidooi – onsterf-
lijk, niet om kunst of talent, maar
door strekking en indruk – zal men tot
haar zeggen: ‘Ge hebt gelogen, de
slaven worden niet mishandeld,
want... er is onwaarheid in uw boek:
het is een roman!’ Moest niet ook zij,
in plaats ener optelling van dorre
daadzaken, een verhaal geven dat die
daadzaken inkleedde, om ’t besef der
behoefte aan verbetering te doen
doordringen in de harten? Zou haar
boek gelezen zijn, als ze daaraan de
vorm had gegeven van een proces-
stuk? Is ’t haar schuld – of de mijne –
dat de waarheid, om toegang te vin-
den, zo vaak het kleed moet borgen
van de leugen?

Vignet

왘 64
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 65

En aan sommigen die misschien beweren dat ik Saïdjah en zijn liefde heb geï-
dealiseerd, moet ik vragen hoe ze dit weten kunnen. Slechts zeer weinig Euro-
peanen immers achten het de moeite waard zich neer te buigen tot waarne-
ming der aandoeningen van de koffie- en suikerwerktuigen die men ‘inlan-
ders’ noemt. Doch al ware hun aanmerking gegrond, wie zúlke bedenkingen
aanvoert als bewijs tegen de hoofdstrekking van mijn boek, geeft mij een grote
zegepraal. Want ze luiden, vertaald: ‘Het kwaad dat gij bestrijdt, bestaat niet,
of niet in zo hoge mate, omdat de inlander niet is als uw Saïdjah... er ligt in de
mishandeling der Javanen geen zo groot kwaad als daarin liggen zou wanneer
ge uw Saïdjah juister getekend had. De Soendanees zingt zulke liederen niet,
bemint zo niet, gevoelt zo niet, en dus...’

Nee, Minister van Koloniën, nee, gouverneurs-generaal in ruste, niet dát hebt
gij te bewijzen! Ge hebt te bewijzen dat de bevolking niet mishandeld wordt,
onverschillig of er sentimentele Saïdjahs onder die bevolking zijn. Of zoudt ge
durven beweren buffels te mogen stelen van lieden die niet beminnen, die geen
droefgeestige liedjes zingen, die niet sentimenteel zijn?

Bij een aanval op letterkundig gebied zou ik de juistheid der tekening van
Saïdjah verdedigen, maar op staatkundige bodem geef ik terstond alle aanmer-
kingen op die juistheid gewonnen, om te beletten dat de grote vraag worde
verplaatst op verkeerd terrein. Het is me geheel om ’t even of men mij houde
voor een onbekwame schilder, mits men mij toegeve dat de mishandeling van
de inlander is: ! Zó toch luidt het woord op de nota des voorgan-
gers van Havelaar, die door deze getoond werd aan de controleur Verbrugge:
een nota die voor me ligt.

Maar ik heb andere bewijzen! En dit is gelukkig, want ook Havelaars voorgan-
ger kon zich vergist hebben.

Helaas, als hij zich vergiste, werd hij voor die vergissing zeer hard gestraft. Hij
is vermoord.

65 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 66

10 Uit het achttiende hoofdstuk

Max Havelaar besluit op te treden tegen de uitbuiting van de bevolking. Hij verzoekt de
resident Slijmering, zijn directe chef, om de regent te ontslaan en gevangen te nemen. De
resident weigert dat zomaar te doen. Hij wil eerst bewijzen zien van de misdaden die de
regent zou hebben begaan. Max Havelaar is echter niet in staat om die te geven vóór de
regent achter de tralies zit, want anders zal de bevolking nooit tegen de regent durven te
getuigen.
Dan verplaatst het verhaal zich weer naar Nederland. Droogstoppel logeert met zijn
vrouw en dochter bij zijn schoonvader in Driebergen. Zaterdagavond zijn ze uitgeno-
digd bij een oud-resident. Droogstoppel vertelt:

Daar ik veel belang stel in Indische zaken – om de koffie – bracht ik dáárop het
gesprek, en zag al heel spoedig waaraan ik me te houden had. Die resident
heeft me gezegd, dat hij ’t in de Oost altijd heel goed heeft gehad, en dat er dus
geen woord waar is aan al die vertellingen over ontevredenheid onder de be-
volking. Ik bracht het gesprek op Sjaalman. Hij kende hem, en wel van een
zeer ongunstige zijde. Hij verzekerde mij, dat men zeer goed had gedaan die
man weg te jagen, want hij was een zeer ontevreden persoon, die altijd op alles
aanmerking maakte, terwijl er bovendien veel viel af te keuren in zijn eigen
gedrag. Hij schaakte namelijk telkens meisjes, en bracht die dan bij zijn eigen
vrouw, en hij betaalde zijn schulden niet, wat toch zeer onfatsoenlijk is. Daar
ik nu uit de brief die ik gelezen had, zo juist wist hoe gegrond al die beschuldi-
gingen waren, deed het me groot genoegen, te zien dat ik de zaken zo goed
beoordeeld had, en was ik zeer tevreden met mijzelf. Ik ben hiervoor dan ook
bekend bij mijn pilaar... dat ik altijd zo juist oordeel, meen ik.

Die resident en zijn vrouw waren lieve, gulle mensen. Ze verhaalden ons veel
van hun levenswijze in de Oost. Het moet daar toch wel aangenaam wezen.
Zij zeiden dat hun buitenplaats bij Driebergen niet half zo groot was als hun
‘erf’, zoals ze dat noemden, in de binnenlanden van Java, en dat daartoe wel
honderd mensen nodig waren tot onderhoud. Maar – en dit is wel een bewijs
hoe bemind ze waren – dat deden die mensen geheel om niet, en alleen uit ge-
negenheid. Ook verhaalden zij, dat bij hun vertrek de verkoop hunner meube-
len wel tienmaal meer dan de waarde had opgebracht, omdat de inlandse hoof-
den zo graag een aandenken kopen van een resident die goed voor hen geweest
is. Ik zei dit later aan Stern, die beweerde dat het door dwang geschiedde, en
dat hij dit uit Sjaalmans pak bewijzen kon. Maar ik heb hem gezegd, dat die
Sjaalman een lasteraar is, dat hij meisjes heeft geschaakt – evenals die jonge

왘 66
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 67

Javaans landschap

Duitser bij Busselinck & Waterman – en dat ik volstrekt geen waarde hecht
aan zijn oordeel, want dat ik nu van een resident zelf had gehoord hoe de za-
ken stonden, en dus van meneer Sjaalman niets te leren had.

Er waren daar nog meer mensen uit de Oost, onder anderen een heer die heel
rijk was, en nog altijd veel geld verdiende aan thee, die de Javanen voor hem
moeten maken voor weinig geld, en die de regering van hem koopt voor hoge
prijs, om de werkzaamheid van die Javanen aan te moedigen. Ook die heer
was zeer boos op al de ontevreden mensen, die gedurig spreken en schrijven

67 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 68

tegen de regering. Hij kon ’t bestuur van de koloniën niet genoeg roemen,
want hij zei overtuigd te wezen dat er veel verloren werd op de thee die men
van hem kocht, en dat het dus een ware edelmoedigheid was, bij voortduring
een zo hoge prijs te betalen voor een artikel dat eigenlijk weinig waarde heeft,
en dat hijzelf dan ook niet lustte, want hij dronk altijd Chinese thee. Ook zei
hij dat de gouverneur-generaal die de zogenaamde theecontracten had ver-
lengd, in weerwil van de berekening dat er door ’t land zoveel verloren wordt
op die zaken, zulk een bekwaam braaf mens was, en vooral zulk een trouw
vriend voor wie hem vroeger gekend hadden. Want die gouverneur-generaal
had zich volstrekt niet gestoord aan de praatjes over ’t verlies op de thee, en
hem, toen er sprake was van de intrekking dier contracten, ik geloof in ,
een grote dienst gedaan door te bepalen dat men maar altijd zou voortgaan
met het kopen van zijn thee. ‘Ja,’ riep hij uit, ‘het hart bloedt me als ik zulke
edele mensen hoor lasteren! Als hij er niet geweest was, liep ik nu te voet met
vrouw en kinderen.’ Toen liet hij zijn barouchette voorkomen, en die zag er
zó keurig uit, en de paarden staken zó goed in ’t vlees, dat ik best begrijpen
kan, hoe men gloeit van dankbaarheid voor zulk een gouverneur-generaal.
Het doet in de ziel goed, het oog te vestigen op zo liefelijke aandoeningen,
vooral wanneer men die vergelijkt met dat verwenste morren en klagen van
wezens als zo’n Sjaalman.

De volgende dag bracht die resident ons een bezoek terug, en ook die heer
voor wie de Javanen thee maken. ’t Zijn beste mensen, en toch deftig van be-
lang! Beiden tegelijk vroegen zij met welke trein we dachten aan te komen te
Amsterdam? Wij begrepen niet wat dit betekenen moest, maar later werd het
ons duidelijk, want toen we maandagmorgen daar aankwamen, waren er aan
de station twee bedienden, één met een rood vest, en één met een geel vest,
die tegelijk ons zeiden met de telegraaf last te hebben bekomen, ons af te halen
met rijtuig. Mijn vrouw was confuus, en ik dacht eraan, wat Busselinck &
Waterman zouden gezegd hebben, als ze dat gezien hadden... dat er twee rij-
tuigen tegelijk voor ons waren, meen ik. Maar ’t was niet gemakkelijk een
keus te doen, want ik kon niet besluiten een der partijen te krenken, door ’t af-
wijzen van een zo lieve attentie. Goede raad was duur. Maar ik heb mij uit die
hoogstmoeilijke omstandigheid alweer gered. Ik heb mijn vrouw en Marie in
’t rode rijtuig gezet – in de wagen van ’t rooie vest, meen ik – en ik ben in ’t
gele gaan zitten... in ’t gele rijtuig, meen ik.

Wat die paarden liepen! Op de Weesperstraat, waar ’t altijd zo vuil is, vloog de
modder rechts en links huizenhoog, en, alsof weer ’t spel sprak, daar liep die
schooierige Sjaalman, in gebogen houding, met gebukt hoofd, en ik zag hoe
hij met de mouw van zijn kaal jasje, zijn bleek gelaat trachtte te reinigen van de
spatten. Ik ben zelden prettiger uit geweest, en mijn vrouw vond het ook.

왘 68
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 69

11 Uit het twintigste hoofdstuk

Als Havelaar bij resident Slijmering niet de verwachte resultaten boekt, schrijft hij naar
de gouverneur-generaal. Het antwoord dat hij krijgt voldoet echter niet aan zijn ver-
wachtingen. De gouverneur-generaal staat volledig achter de resident en plaatst Havelaar
over naar een ander district. Havelaar, ervan overtuigd dat zijn hoogste chef een eerlijk
maar bedrogen man is, neemt ontslag en gaat naar Batavia om hem op de hoogte te bren-
gen van zijn beweegredenen. Hij schrijft hem een persoonlijke brief, waarin hij met klem
verzoekt om een kort onderhoud. De gouverneur-generaal, die op het punt staat om met
pensioen te gaan en naar Nederland af te reizen, heeft echter geen tijd voor hem.

Havelaar wachtte die avond. Hij wachtte de ganse nacht.

Hij had gehoopt dat misschien verstoordheid over de toon van zijn brief bewer-
ken zou, wat hij vergeefs getracht had te bereiken door zachtheid en geduld.
Zijn hoop was ijdel! De gouverneur-generaal vertrok zonder Havelaar te heb-
ben gehoord. Er was weer een excellentie ter ruste gegaan in ’t moederland!

Havelaar doolde arm en verlaten


rond. Hij zocht...

Genoeg, mijn goede Stern! Ik, Mul-


tatuli, neem de pen op. Ge zijt niet
geroepen Havelaars levensgeschiede-
nis te schrijven. Ik heb u in ’t leven
geroepen... ik liet u komen van Ham-
burg... ik leerde u redelijk goed Hol-
lands schrijven, in zeer korte tijd... ik
liet u Louise Rosemeyer kussen, die
in suiker doet... het is genoeg, Stern,
ge kunt gaan!

Die Sjaalman en zijn vrouw...

Halt, ellendig product van vuile geld-


zucht en godslasterlijke femelarij! Ik
heb u geschapen... ge zijt opgegroeid

Gouverneur-generaal Duymaer van Twist

69 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 70

tot een monster onder mijn pen... ik walg van mijn eigen maaksel: stik in kof-
fie en verdwijn!

Ja, ik, Multatuli ‘die veel gedragen heb’ neem de pen op. Ik vraag geen ver-
schoning voor de vorm van mijn boek. Die vorm kwam mij geschikt voor ter
bereiking van mijn doel.

Dit doel is tweeledig:

Ik wilde in de eerste plaats het aanzijn geven aan iets dat als heilige poesaka zal
kunnen bewaard worden door kleine Max en zijn zusje, als hun ouders zullen
zijn omgekomen van ellende.

Ik wilde aan die kinderen een adelbrief geven van mijn hand.

En in de tweede plaats: ik wil gelezen worden.

Ja, ik wil gelezen worden! Ik wil gelezen worden door staatslieden, die ver-
plicht zijn te letten op de tekenen des tijds... door letterkundigen, die toch ook
eens ’t boek moeten inzien waarvan men zoveel kwaad spreekt... door hande-
laren, die belang hebben bij de koffieveilingen... door kameniers, die me hu-
ren voor weinige centen... door gouverneurs-generaal in ruste... door minis-
ters in bezigheid... door de lakeien van die excellentiën... door bidpredikers,
die more majorum zullen zeggen dat ik de almachtige God aantast, waar ik
slechts opsta tegen ’t godje dat zij maakten naar hun beeld... door duizenden
en tienduizenden van exemplaren uit het Droogstoppelras, die – voortgaande
hun zaakjes op de bekende wijze te behartigen – ’t hardst zullen meeschreeu-
wen over de mooiigheid van m’n geschrijf... door de leden der volksvertegen-
woordiging, die weten moeten wat er omgaat in ’t grote Rijk over zee, dat be-
hoort tot het Rijk van Nederland...

Ja, ik zal gelezen worden!

Als dit doel bereikt wordt, zal ik tevreden zijn. Want het was me niet te doen
om goed te schrijven... ik wilde zó schrijven dat het gehoord werd. En, evenals
iemand die roept: ‘Houd de dief!’ zich weinig bekommert over de stijl zijner
geïmproviseerde toespraak aan ’t publiek, is ’t ook mij geheel om ’t even hoe
men de wijze zal beoordelen waarop ik mijn ‘Houd de dief!’ heb uitge-
schreeuwd.

‘Het boek is bont... er is geen geleidelijkheid in... jacht op effect... de stijl is


slecht... de schrijver is onbedreven... geen talent... geen methode...’

왘 70
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 71

Goed, goed, alles goed! Maar...    !

Want wederlegging der  van mijn werk is onmogelijk!


Hoe luider overigens de afkeuring van mijn boek, hoe liever ’t mij wezen zal,
want des te groter wordt de kans gehoord te worden. En dit wil ik!

Doch gij, die ik stoor in uw ‘drukten’ of in uw ‘rust’, gij ministers en gouver-


neurs-generaal, reken niet te zeer op de onbedrevenheid mijner pen. Ze zou
zich kunnen oefenen, en met enige inspanning misschien geraken tot een be-
kwaamheid die ten laatste zelfs de waarheid zou doen geloven door ’t volk!
Dan zou ik aan dat volk een plaats vragen in de Vertegenwoordiging, al ware ’t
alleen om te protesteren tegen certificaten van rechtschapenheid, die door In-
dische specialiteiten vice versa worden uitgereikt, misschien om op ’t vreemd
denkbeeld te brengen dat men zelf waarde hecht aan die hoedanigheid...

Om te protesteren tegen de eindeloze expedities en heldendaden tegen arme


ellendige schepsels, die men vooraf door mishandeling dwong tot opstand.

Om te protesteren tegen de schandelijke lafhartigheid van circulaires die de


eer der natie schandvlekken door ’t inroepen van publieke liefdadigheid voor de
slachtoffers van chronische zeeroof.

’t Is waar, die opstandelingen waren uitgehongerde geraamten, en die zeero-


vers zijn weerbare mannen!

En als men mij die plaats weigerde... als men mij bij voortduring niet geloof-
de...

Dan zou ik mijn boek vertalen in de weinige talen die ik ken, en in de vele ta-
len die ik leren kan, om te vragen aan Europa, wat ik vruchteloos zou hebben
gezocht in Nederland.

En er zouden in alle hoofdsteden liederen worden gezongen met refreinen als


dit: Er ligt een roofstaat aan de zee, tussen Oostfriesland en de Schelde!

En wanneer ook dit niet baatte?

Dan zou ik mijn boek vertalen in ’t Maleis, Javaans, Soendaas,Alfoers, Boeginees,


Bataks...

En ik zou klewangwettende krijgszangen slingeren in de gemoederen van de


arme martelaren wie ik hulp heb toegezegd, ik, Multatuli.

71 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 72

Redding en hulp, op wettelijke weg, waar het kan... op wettige weg van ge-
weld, waar het moet.

En dit zou zeer nadelig werken op de Koffieveilingen van de Nederlandse Handel-


maatschappij!

Want ik ben geen vliegenreddende dichter, geen zachtmoedige dromer, zoals


de getrapte Havelaar, die zijn plicht deed met de moed van een leeuw, en hon-
ger lijdt met het geduld van een marmot in de winter.

Dit boek is een inleiding...

Ik zal toenemen in kracht en scherpte van wapenen, naarmate het nodig zal
wezen...

God geve dat het niet nodig zij!

Nee, ’t zal niet nodig zijn! Want aan u draag ik mijn boek op, Willem de Der-
de, Koning, Groothertog, Prins... meer dan Prins, Groothertog en Koning...
 van ’t prachtig rijk van  dat zich daar slingert om de eve-
naar, als een gordel van smaragd...

Aan u durf ik met vertrouwen vragen of ’t uw keizerlijke wil is:

Dat Havelaar wordt bespat met de modder van Slijmeringen en Droogstoppels?

En dat daarginds uw meer dan dertig miljoen onderdanen worden 


   UW ?

왘 72
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 73

12 De opbouw van de roman

In de roman zijn drie vertellers aan Max Havelaar in Lebak. De informa-


het woord. Allereerst is daar Batavus tie hierover is afkomstig uit het Pak
Droogstoppel, de hypocriete, op geld van Sjaalman. Zo’n constructie was
beluste en zelfingenomen burger, die in de negentiende eeuw niet onge-
een oude schoolvriend ontmoet die bruikelijk. Deze manuscriptfictie, zo-
hij Sjaalman noemt. Wanneer deze als dat heet, was bedoeld om het boek
hem vraagt te bemiddelen bij de uit- echt te doen lijken. Omstreeks 
gave van zijn geschriften en hem het was die truc al zó vaak toegepast, dat
‘Pak van Sjaalman’ stuurt, schakelt niemand er nog in geloofde. De lezers
Droogstoppel de zoon van een Duitse van toen moeten verbaasd zijn ge-
relatie in. Deze Ernest Stern zal onder weest dat de belevenissen van Max
toezicht van Droogstoppel en op basis Havelaar, zoals blijken zal, nu juist
van het pak een boek schrijven over wel echt gebeurd waren. Sjaalman
de handel in koffie. heeft Stern geholpen door hem be-
In hoofdstuk vijf begint Stern met paalde zaken uit te leggen. Bovendien
zijn verhaal, dat zich in Indië afspeelt. had Stern bedongen dat Droogstop-
Er komt dan een verteller aan het pel aan Havelaar een gros pennen, een
woord die zelf in Indië is geweest en kruikje inkt en een riem papier zou
kennis van zaken heeft. Een vergis- sturen. Een riem is  of  vel;
sing van Multatuli, veroorzaakt door daar kun je een heel boek op schrij-
de haast waarmee hij het boek schreef, ven. Het lijkt er dus op of Sjaalman
zeggen sommige critici. Een andere ook een bijdrage aan het boek heeft
verklaring is dat veel negentiende- geleverd. Dat zou ook kunnen verkla-
eeuwse historische romans een alwe- ren hoe het komt dat Stern in korte
tende ik-verteller hebben, die gebeur- tijd zo goed Nederlands heeft geleerd.
tenissen uit een ver verleden beschreef Sommige hoofdstukken spelen in
alsof hij er zelf bij was geweest. De le- het Indië van Max Havelaar, andere
zers van toen begrepen natuurlijk dat in het Amsterdam van Droogstoppel.
dit niet de auteur zelf kon zijn. Mul- Die laatste verdwijnt langzaam naar
tatuli ging nog een stapje verder en de achtergrond. Het wordt steeds
voerde tussen zichzelf en de alweten- waarschijnlijker dat Sjaalman en Max
de verteller de ‘stagiair’ Stern in, die Havelaar dezelfde persoon zijn: ze
je ook niet gelijk mag stellen aan die zijn ongeveer even oud, zien er onge-
alwetende verteller. veer hetzelfde uit, beiden hebben een
Het boek dat zo ontstaat, is niet het carrière in Indië. Een paar keer wordt
boek dat Droogstoppel voor ogen had het Pak van Sjaalman aangeduid als
over de handel in koffie. Centraal ‘Havelaars aantekeningen’.
staat het optreden van een zekere

73 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 74

Aan het eind van het boek komt er


een derde verteller aan het woord:
Multatuli. Hij neemt afstand van
Stern en Droogstoppel om een slotti-
rade te kunnen houden die de kern
van het boek bevat. Multatuli bete-
kent: ‘Ik heb veel gedragen.’ Van
Max Havelaar wordt in het boek
meer dan eens gezegd dat hij veel ge-
leden had. Zo blijken Multatuli, Ha-
velaar en Sjaalman ten slotte dezelfde
persoon te zijn. Havelaar is de assis-
tent-resident die tevergeefs opkomt
voor de Javaan, Sjaalman is degene die
de gevolgen daarvan moet dragen en
Multatuli neemt de pen op om het
boek te schrijven dat de lezer zojuist
voltooid heeft. Diens naam staat ook
als auteur vermeld op de kaft. En
Multatuli is het pseudoniem dat Edu-
ard Douwes Dekker voor zijn ge-
schriften heeft gekozen. Zo krijgt de
roman een autobiografisch karakter.

Buste van Multatuli

왘 74
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 75

13 Opdracht en motto

Het boek is opgedragen aan Everdine Hu- daar ik nu beschuldigd ben van
berte baronesse van Wijnbergen, de echtge- moord...
note van Eduard Douwes Dekker. Zij
wordt geëerd met een Frans citaat over hoe . Ge moet hangen! Ge hebt
moeilijk het is om de vrouw van een dich- Barbertje stukgesneden, ingezouten,
ter te zijn. en zijt ingenomen met uzelf... drie
kapitale delicten! Wie zijt ge, vrouw-
Het motto is een klein toneelstukje: tje?

. Mijnheer de . Ik ben Barbertje.


rechter, daar is de man die Barbertje
vermoord heeft. . Goddank! Rechter, ge
ziet dat ik haar niet vermoord heb!
. Die man moet hangen.
Hoe heeft hij dat aangelegd? . Hm... ja... zo! Maar het in-
zouten?
. Hij heeft haar in
kleine stukjes gesneden, en ingezou- . Nee, rechter, hij heeft
ten. me niet ingezouten. Hij heeft mij in-
tegendeel veel goeds gedaan. Hij is ’n
. Daaraan heeft hij zeer ver- edel mens!
keerd gedaan. Hij moet hangen.
. Ge hoort het, rechter, ze
. Rechter, ik heb Barbertje zegt dat ik ’n goed mens ben.
niet vermoord! Ik heb haar gevoed en
gekleed en verzorgd. Er zijn getuigen . Hm... het derde punt blijft
die verklaren zullen dat ik ’n goed dus bestaan. Gerechtsdienaar, voer
mens ben, en geen moordenaar. die man weg, hij moet hangen. Hij is
schuldig aan eigenwaan. Griffier, ci-
. Man, ge moet hangen! Ge teer in de premissen de jurisprudentie
verzwaart uw misdaad door eigen- van Lessings patriarch.
waan. Het past niet aan iemand die...
van iets beschuldigd is, zich voor ’n (Onuitgegeven toneelspel)
goed mens te houden.
Dit motto is bedoeld om te laten zien hoe
. Maar, rechter, er zijn ge- onrechtvaardig de wereld is. De onbaat-
tuigen die het zullen bevestigen. En zuchtige Lothario die het arme meisje

75 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 76

Barbertje heeft gered, wordt ter dood ver-


oordeeld omdat hij zou lijden aan eigen-
waan. Het is een vooruitwijzing naar het
lot van Max Havelaar, die niet letterlijk,
maar wel figuurlijk veroordeeld wordt, ter-
wijl hij zo rechtschapen is. Zo reageert
Multatuli al bij voorbaat op mensen die
hem van zelfingenomenheid betichten om-
dat hij zich vrijpleit van schuld. Lothario
is een personage uit Wilhelm Meisters
Lehrjahre (-) van Johann
Wolfgang von Goethe. Hij is edel en
deugdzaam, en wordt ten onrechte van lie-
derlijk gedrag beschuldigd. Lessings pa-
triarch is een verwijzing naar het toneel-
stuk Nathan der Weise () van
Gotthold Ephraim Lessing, waarin de pa-
triarch van Jeruzalem de Joodse Nathan,
die een christenkind, dat zonder zijn hulp
misschien omgekomen was, heeft opge-
voed, veroordeelt om verbrand te worden.
Douwes Dekker, Sjaalman portret

왘 76
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 77

14 Fictie of werkelijkheid?

Om zijn aanklacht onder de aandacht bezwaren heeft tegen Sjaalman, werkt


van een groot publiek te brengen, had zo alleen maar in diens voordeel. En
Douwes Dekker een brochure kun- resident Slijmering, die kritiek heeft
nen schrijven met kritiek op het kolo- op het optreden van Havelaar, wordt
niale bewind in Indië. Die waren er al ook niet bepaald positief voorgesteld.
genoeg. Om de aandacht te trekken Havelaars echtgenote, Tine, adoreert
bedacht hij iets anders. Hij schreef haar Max, en ook de andere persona-
een boek dat begint als een roman, ges blijken hem te bewonderen en te
maar eindigt als een aanklacht. Van waarderen.
die strategie was hij zich terdege be- Men heeft gewezen op onwaar-
wust. Zo schreef hij over zijn toe- schijnlijkheden in het verhaal. De
komstige lezers aan zijn vrouw: ‘Ik toespraak tot de hoofden van Lebak
laat ze nu lang in het idee dat ze een zou nooit zo gehouden kunnen zijn,
half grappige, half ernstige vertelling omdat Douwes Dekker wel Maleis
lezen, en eerst als ik de lezer aan het
lijntje heb kom ik uit de hoek met de
hoofdzaak. Wie ruim halfweg is, weet
nog niet dat het een officiële zaak is
die ik hun ingeef als drankje.’
De hele Droogstoppel-geschiede-
nis mag dan verzonnen zijn, de docu-
menten die aan het eind van het boek
gepresenteerd worden, zijn echt.
Toch bevat ook de Havelaar-geschie-
denis veel fictieve elementen. Max
Havelaar is in feite een geïdealiseerd
zelfportret van Eduard Douwes Dek-
ker. Hij wordt in het boek van alle
kanten belicht, en krijgt niet alleen
positieve, maar ook negatieve eigen-
schappen toegedicht. Die negatieve
visies komen echter van personages
die zelf negatief worden voorgesteld.
Dat de onsympathieke Droogstoppel

Resident Brest van Kempen

77 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 78

Huis van de resident van Bantam te Serang

maar geen Soendanees sprak, de taal De kern van de zaak is echter juist
die daar door de bevolking werd ge- weergegeven. Bovendien geldt de
sproken. Kort nadat de roman ver- uitspraak over Saïdjah en Adinda: dat
schenen was, heeft men bij de hoof- ‘wat verdichtsel is in ’t bijzonder,
den van Lebak naar die toespraak waarheid wordt in ’t algemeen’ in fei-
geïnformeerd. Hun was niets bijzon- te voor het hele boek. Daar komt nog
ders bijgebleven. Bij zijn onderzoek bij dat het onderzoek dat na het ver-
naar misbruik zou hij te paard nachte- trek van Douwes Dekker in Lebak is
lijke tochten hebben ondernomen het ingesteld, heeft bevestigd dat de be-
binnenland in, en onopgemerkt weer volking inderdaad werd uitgezogen.
zijn teruggekeerd. Ook dat is uiterst De regent kreeg een berisping, en de
onwaarschijnlijk. Zo zijn er wel meer grootste boosdoeners, waaronder de
zaken die niet kloppen. demang van Parang-Koedjang, wer-
Het verschil tussen fictie en werke- den ontslagen.
lijkheid dat zo nu en dan optreedt,
valt heel goed te verklaren. Multatuli
had met zijn boek een duidelijk doel
voor ogen: opkomen voor de onder-
drukte Javanen, en eerherstel voor
zichzelf. Om dat te bereiken moest de
lezer overtuigd worden dat Max Ha-
velaar een nobele held was, een heili-
ge, wie onrecht was aangedaan.

왘 78
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 79

15 Het gelijk van Douwes Dekker

Na het verschijnen van de roman hadden aangespannen. Kansloos was


barstte een hevige discussie los tussen Douwes Dekker dus bepaald niet, al
voor- en tegenstanders, die voort- was het gouvernement niet blij met
duurt tot op de dag van vandaag. Los zulke conflicten. Maar de manier
van de vraag hoe de relatie is tussen waarop hij de zaak aanpakte, druiste
fictie en werkelijkheid, gaat het ook in tegen alle ambtelijke regels. Hij
om de kwestie of Douwes Dekker ge- toonde geen respect voor de ambtelij-
lijk had. Ja, want het onderzoek heeft ke hiërarchie en weigerde de gebrui-
uitgewezen dat de bevolking inder- kelijke wegen te bewandelen. Juist
daad werd uitgezogen. Maar heeft hij gehandeld heeft hij niet, maar gelijk
juist gehandeld? Er is gezegd dat hij te had hij dus wel.
weinig kennis had van het lokale ge- De invloed van de roman Max Ha-
woonterecht, de adat. Hij heeft er in velaar is heel groot geweest. Vele be-
elk geval weinig rekening mee ge-
houden door de regent niet met res-
pect te behandelen. Toen de regent
hoog bezoek ontving, liet hij de be-
volking zijn erf opknappen. Ook de
bevolking wenste dat het erf er netjes
bijlag; het zou voor de hele gemeen-
schap een blamage zijn als dat niet zo
was. Maar Douwes Dekker stuurde
de grassnijders naar huis, hetgeen ge-
zichtsverlies voor de regent beteken-
de.
Het geval van Douwes Dekker
stond niet op zichzelf . Er waren
meerdere conflicten tussen residen-
ten, assistent-residenten en regenten,
die niet altijd in het voordeel van de
resident werden beslist. Het kwam
ook voor dat een resident werd ont-
slagen omdat zijn assistent-resident
en een regent een zaak tegen hem

Insulinde huldigt de schrijver van Max Have-


laar
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 80

Max Havelaar keurmerk

In 1988 werd de Stichting Max Havelaar opgericht. Aanleiding was de noodkreet van een
Mexicaanse koffieboer dat hij liever een eerlijke prijs voor zijn koffie ontving dan afhanke-
lijk te zijn van ontwikkelingshulp. Het Max Havelaar keurmerk laat consumenten zien dat
een product met zo’n keurmerk is verhandeld onder eerlijke voorwaarden. De stichting
brengt geen eigen producten, zoals koffie, op de markt. De naam van de stichting is een
hommage aan de gelijknamige roman, waarin Multatuli immers opkomt voor de belangen
van de arme boeren. Inmiddels gaat het om veel meer dan koffie alleen: ook thee, chocola-
de, wijn, suiker, rijst, allerlei soorten fruit en katoen kunnen van een keurmerk voorzien zijn.
Het Nederlandse initiatief heeft inmiddels in meer dan twintig landen navolging gevonden.
Boerenorganisaties en plantages in ongeveer zestig ontwikkelingslanden verkopen produc-
ten die het keurmerk voor Fair Trade, zoals het internationaal nu heet, mogen dragen

왘 80
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 81

stuursambtenaren die na  naar


Indië gingen, zullen het boek gelezen
hebben. Zijn boek heeft zeker bijge-
dragen tot een andere houding ten
opzichte van de kolonie. Omstreeks
 kwam er een politieke koerswij-
ziging. Nederland zag in, dat een ko-
lonie er niet alleen is om uit te buiten,
maar dat je er ook iets voor terug
moet geven. Vanaf dat moment werd
meer aandacht besteed aan het welzijn
van de bevolking, aan onderwijs en
gezondheidszorg. Deze Ethische Po-
litiek vond voor- en tegenstanders.
Het economisch belang bleef echter
steeds de overhand houden. In de
twintigste eeuw kwam in Indië een Vignet Multatuli-museum
onafhankelijkheidsbeweging op gang.
Nederland verzette zich daartegen. Toen Indië in  bezet werd door de Ja-
panners, hadden de Nederlanders weinig meer in te brengen. Zij werden op-
gesloten in kampen. Twee dagen na de capitulatie van Japan, op  augustus
, verklaarde Indonesië zich onafhankelijk. Nederland legde zich daar niet
bij neer. Een hevige strijd volgde. Het duurde bijna vijf jaar voordat koningin
Juliana op  december  in het Paleis op de Dam haar handtekening zette
om de onafhankelijkheid te erkennen. Tot op de dag van vandaag wordt Mul-
tatuli in het huidige Indonesië gerespecteerd.

Max Havelaar heeft velen geïnspireerd. In  verscheen de verfilming van


het boek door Fons Rademakers. Ook zijn er allerlei toneelbewerkingen van
gemaakt. De roman, en het verhaal van Saïdjah en Adinda, zijn ook verkrijg-
baar als luisterboek.

81 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 82

Drukgeschiedenis

Op 13 oktober 1859 schreef Douwes Dek-


ker aan zijn vrouw dat het boek af was. Het
kladhandschrift is niet bewaard gebleven.
Een paar weken later, op 5 november, stuur-
de hij haar het nethandschrift. Dat kwam
half november bij de bekende letterkundige
Jacob van Lennep (1802-1868) terecht. Die
zou er voor zorgen dat het boek uitgegeven
werd, zij het dat hij de plaatsnamen en de
jaartallen onherkenbaar maakte om de rela-
tie met de werkelijkheid te verdoezelen. Dou- Jacob van Lennep
wes Dekker ontving twaalfhonderd gulden, en
moest afzien van het kopijrecht. Half mei 1860 verscheen de eerste druk, in een oplage van
1300 exemplaren. Het boek was nogal duur: het kostte vier gulden, en dat was bijna het
weekloon van een arbeider. Van Lennep voelde niets voor een populaire uitgave, omdat hij
bang was voor de politieke onrust die het boek teweeg zou kunnen brengen. Douwes Dekker
was niet tevreden, maar hij had geen zeggenschap meer over zijn boek. Er verschenen ver-
schillende herdrukken bij verschillende uitgevers, maar pas bij de vierde druk (eigenlijk vijf-
de, er was ook nog een clandestiene herdruk verschenen) mocht Douwes Dekker zich weer
met zijn boek bemoeien. Die verscheen in 1875. Zes jaar later, in 1881, kwam de vijfde (ei-
genlijk zesde) druk tot stand. Het was de laatste uitgave waarbij Douwes Dekker zelf betrok-
ken was; hij had de tekst herzien en er een groot aantal ophelderingen en aantekeningen
aan toegevoegd. Het is deze uitgave die nu als de definitieve tekst wordt beschouwd. Daar-
na is het boek nog vele malen herdrukt en is er een groot aantal vertalingen verschenen.

Handschrift van Multatuli; met wijzigingen van Jacob van Lennep


Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 83

Voor wie meer wil weten

Hieronder staan enkele boeken waarin je meer kunt vinden over Max Have-
laar, Eduard Douwes Dekker en de achtergronden daarbij.

Een goede uitgave met veel toelichting is:


Multatuli, Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy.
Uitgegeven en toegelicht door Annemarie Kets. Amsterdam .

Over Multatuli:
Dik van der Meulen, Multatuli. Leven en werk van Eduard Douwes Dekker. Nij-
megen .
Het tijdschrift Over Multatuli -heden.

Over Max Havelaar:


A.L. Sötemann, De structuur van Max Havelaar. Utrecht .
Eep Francken, De veelzinnige muze van E. Douwes Dekker. Amsterdam .
pp. -.

Over de historische achtergrond:


H.W. van den Doel, Het Rijk van Insulinde. Opkomst en ondergang van een Neder-
landse kolonie. Amsterdam .
Cees Fasseur, Indischgasten. Amsterdam .

Over de literair-historische achtergrond:


Europa buitengaats. Koloniale en postkoloniale literaturen in Europese talen. Onder
redactie van Theo d’Haen. Deel . Amsterdam .
Peter van Zonneveld, Album van Insulinde. Beknopte geschiedenis van de Indisch-
Nederlandse literatuur. Amsterdam .

Op het internet:
http://www.dbnl.org/auteurs/auteur.php?id=Mult
http://www.dbnl.org/tekst/multmaxh_/
http://www.multatuli-museum.nl/
http://entoen.nu/maxhavelaar

83 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 84

De Multatuli-collectie

In  werd een vereniging opgericht om het werk en de ideeën van Multa-
tuli levend te houden: het Multatuli Genootschap. Datzelfde jaar werd ook de
vijftigste verjaardag van Max Havelaar gevierd met een tentoonstelling in het
Stedelijk Museum Amsterdam. Er waren meubels en voorwerpen te zien die
van Multatuli waren geweest, en veel documenten, zoals manuscripten, brie-
ven en foto s. Het topstuk van de tentoonstelling was het manuscript van Max
Havelaar. Na afloop kreeg de Multatuli-collectie een eigen museum, het hui-
dige Multatuli Huis.

De documenten van en over Multatuli worden vaak gebruikt voor onderzoek.


Daarom heeft het Multatuli Genootschap ze in bruikleen gegeven aan een bi-
bliotheek, waar ze in een leeszaal bestudeerd kunnen worden. Die bibliotheek
heet Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Bij de Bijzon-
dere Collecties worden alle zeldzame en kostbare boeken en documenten van
de universiteit veilig bewaard. Wetenschappers, studenten en andere geïnte-
resseerden kunnen ze komen inkijken.

In  was er bij de Bijzondere Collecties een tentoonstelling over honderd-


vijftig jaar Max Havelaar. Daar lag opnieuw het originele manuscript te pronk.
Anders dan een eeuw geleden is het boek nu ook digitaal door te bladeren op
internet.

Multatuli Huis
Korsjespoortsteeg , Amsterdam
www.multatuli-museum.nl

Bijzondere Collecties
Oude Turfmarkt , Amsterdam
www.bijzonderecollecties.uva.nl

Multatuli Huis

왘 84
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 85

Vragen en opdrachten

1 Het leven van Eduard Douwes Dekker


A  Wat gebeurde er met de regent na het onderzoek van Brest van Kem-
pen?

B  De publicatie van Max Havelaar betekende een wending in het leven


van Douwes Dekker. Leg dat uit.

C  Lees in de biografie van Dik van der Meulen het hoofdstuk ‘Max Ha-
velaar in Natal’. Waarvan werd Douwes Dekker nu precies beschuldigd?
 Lees in die biografie het hoofdstuk ‘Ambteloos’. Hoe werd de kwestie-
Natal afgewikkeld?
 Lees in de biografie van Dik van der Meulen het hoofdstuk ‘De aan-
loop tot het schrijverschap’. Onder welke omstandigheden kwam Max
Havelaar tot stand?

2 Eerste hoofdstuk
A  Wat is een makelaar in koffie?
 Wat betekent VOC?
 Wanneer werd Indië pas echt een kolonie?
 Wat is het Cultuurstelsel?

B  Droogstoppel geeft een aantal keer duidelijk aan wat zijn beroep is en
waar hij woont. Waarom legt hij hier zo de nadruk op?
 Geef een korte typering van Droogstoppels bezwaren tegen literatuur.
 Beschrijf het karakter van Droogstoppel. Vind je hem sympathiek?
 Is er een bekende persoon uit de huidige tijd met wie je Droogstoppel
zou kunnen vergelijken?
 Wat is de overeenkomst tussen de VOC en de Nederlandse Handel-
maatschappij?

C  Wat is de betekenis van de naam Batavus Droogstoppel? Wat zou de


schrijver met die naam bedoelen?
 Probeer voor het personage Droogstoppel nog een paar andere namen
te bedenken die de lading dekken.
 Probeer te achterhalen waarom de VOC ophield te bestaan.

85 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 86

3 Uit het tweede hoofdstuk


A  Hoe ziet Sjaalman eruit? Wat vindt Droogstoppel daarvan?
 Waarom doet Sjaalman hem aan reukwerk denken?

B  Droogstoppel vertelt wat er vroeger gebeurde op de kermis, toen Sjaal-


man het voor hem opnam. Wat vind je van zijn weergave van de gebeur-
tenissen? Zegt dat iets over zijn karakter? En over het karakter van Sjaal-
man?

C  Probeer informatie te vinden over de Amsterdamse kermis in de ne-


gentiende eeuw. Schrijf een opstel van  woorden waarin je die met de
kermis van tegenwoordig vergelijkt.
 Schrijf een opstel van  woorden waarin je behandelt wat Sjaalman
van Droogstoppel vindt.

4 Uit het vierde hoofdstuk


A  Wat betekent de uitdrukking ‘een pak van Sjaalman’?
 Welke stukken legt Droogstoppel meteen apart? Waarom?
 Waarom wilde Droogstoppel Sjaalman opzoeken, toen Stern met
schrijven begonnen was?

B  De opmerkingen die Droogstoppel maakt bij de verschillende onder-


delen van het pak typeren zijn karakter. Geef daar voorbeelden van.
 Wat vond Droogstoppel van de kleding van de vrouw van Sjaalman?
Waarom was hij blij dat hij Frits niet gestuurd had?
 Het bezoek aan de vrouw van Sjaalman bevalt Droogstoppel niet. Leg
uit waarom.
 Waarom is de zoon van Sjaalman verbaasd dat Droogstoppel ‘juffrouw’
tegen zijn moeder zegt? Wat had hij dan moeten zeggen?
 Wat zegt het bezoek aan de vrouw van Sjaalman over het karakter van
Droogstoppel?
 Schrijf een opstel van  woorden over het bezoek van Droogstoppel
gezien door de ogen van de vrouw van Sjaalman.

C  Zoek op wat bedoeld wordt met ‘de lengte op zee’. Waarom was dat zo
belangrijk?
 Zoek informatie over de opiumpacht op Java. Welke rol speelde de
Nederlandse regering daarbij? Wat vind je daarvan?
 Zoek informatie over het doorgraven van de landengte van Suez.
Wanneer gebeurde dat en wat was de betekenis daarvan? Hoe lang duurde
de reis voordat het kanaal er was? En daarna?

왘 86
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 87

5 Uit het vijfde hoofdstuk


A  Wie was in Indië de hoogste ambtenaar?
 Wat zijn herendiensten?
 Wat betekent: ‘Wel wordt dus de arme Javaan voortgezweept door
dubbel gezag’?
 Waarom wil de bevolking de aloen-aloen reinigen zonder betaling te
ontvangen?
 Welke plicht heeft de assistent-resident ten opzichte van de bevolking?
 Waarom is die plicht niet gemakkelijk na te komen? Waar moet hij reke-
ning mee houden?

B  Waarom wordt de arme Javaan ‘dikwijls afgetrokken van zijn rijstvel-


den’?
 In de tekst staat naar aanleiding van de hongersnood en de reactie daar-
op ‘Ik ben daar bitter geworden’. Wat betekent dat en wie is hier aan het
woord denk je?

C  Zoek in de volledige uitgave van Max Havelaar het hier weggelaten stuk
over het bestuur van Nederlands-Indië op en geef er een korte samenvat-
ting van.

6 Uit het zesde hoofdstuk


A  Max Havelaar wordt ‘een vat vol tegenstrijdigheids’ genoemd. Geef een
paar voorbeelden daarvan.

B  Vergelijk de beschrijving die hier gegeven wordt van de vrouw van Ha-
velaar met de beschrijving die Droogstoppel gaf van de vrouw van Sjaal-
man. Wat valt je op?

C  Lees in de volledige Max Havelaar het hele zesde hoofdstuk door. In het
gesprek tussen de controleur Verbrugge en de commandant Duclari wordt
een typering van Max Havelaar gegeven. Wat vinden ze van hem?
 Lees het zevende hoofdstuk door. Daarin wordt gesproken over de
vrouw van de voorganger van Max Havelaar, mevrouw Slotering. Tot
welke bevolkingsgroep behoort zij en wat wordt daar over gezegd?

7 Uit het achtste hoofdstuk


A  Wie zijn de hoofden van Lebak?
 Wie is bedoeld met ‘De Grote Heer te Buitenzorg’?
 Waarom is Max Havelaar verheugd dat de bevolking arm is?
 Waarom roept Max Havelaar in zijn toespraak steeds de hulp van Allah in?

87 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 88

B  De toespraak tot de hoofden van Lebak is op te vatten als een waar-


schuwing. Leg dat uit.
 Probeer een korte typering te geven van de stijl van de toespraak.
 Hoe is de toespraak opgebouwd?
 Schrijf een opstel van  woorden over wat één van de hoofden van
de toespraak vindt.

C  Lees in de volledige Max Havelaar het hele achtste hoofdstuk door. Uit
een gesprek dat Max Havelaar na de toespraak met de controleur Verbrug-
ge heeft, blijkt dat hij op de hoogte is van de misstanden in Lebak. Welke
zijn dat? En wat heeft zijn voorganger, assistent-resident Slotering, daar
aan willen doen?
 Lees het negende hoofdstuk door. Daarin wordt verteld hoe Droog-
stoppel reageert op een preek die hij van dominee Wawelaar heeft ge-
hoord. Welke oplossing ziet Droogstoppel voor de problemen op Java?

8 Uit het elfde hoofdstuk


A  Wat is een parabel?
 Waarom is de Japanse steenhouwer aan het eind van de parabel tevre-
den?
 Waarom wordt er in het boek niet van een eventuele relatie tussen
Max Havelaar en Si Oepi Keteh gesproken?

B  Waarom zou deze parabel in het boek zijn opgenomen?


 Schrijf zelf en parabel van maximaal  woorden.

C  Lees in de volledige Max Havelaar het hele elfde hoofdstuk door. Hier-
uit blijkt dat Max Havelaar de beste bedoelingen had met Natal op Suma-
tra. Leg dat uit.

9 Uit het zeventiende hoofdstuk


A  Om welke twee redenen was Saïdjahs vader zeer bekommerd toen zijn
buffel werd afgenomen?
 Wat betekent dat er oentoeng was in de oeser-oeseran van de buffel
van Saïdjah? En waaruit blijkt dat?
 Wat is er eentonig aan het verhaal over Saïdjah?

B  Leg uit waarom Adinda met haar vader naar de Lampongs was gegaan.
 Leg uit wat de strekking is van dit verhaal.
 In hoeverre is het een waar gebeurd verhaal?

왘 88
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 89

C  Schrijf een opstel van maximaal  woorden over de belevenissen van
Adinda, haar vader en haar broers nadat ze vertrokken zijn uit Badoer.
 Schrijf een verhaal van maximaal  woorden waarin je laat zien welk
onrecht er in de derde wereld van nu plaatsvindt.
 Lees het hele zeventiende hoofdstuk door. Wat is de functie van de
poëzie die daar is opgenomen?

10 Uit het achttiende hoofdstuk


A  Waarom was de resident die Droogstoppel bezocht de gouverneur-ge-
neraal zo dankbaar?
 Wat vond die resident van Sjaalman?

B  Wat vind je van Droogstoppels redenering over de ontevredenheid?

C  Lees het hele achttiende hoofdstuk. Wat stelt Havelaar precies voor aan
de resident?
 Waarom antwoordt deze hem particulier? Wat betekent dat?
 Schrijf een opstel van maximaal  woorden over wat de resident van
Max Havelaar vindt.

11 Uit het twintigste hoofdstuk


A  Wat is de hoofdstrekking van het boek?

B  Waarom is het pseudoniem Multatuli gekozen?


 Waarom neemt Multatuli afstand van Stern en stuurt hij Droogstoppel
weg? Wat was hun functie in het verhaal?
 Max Havelaar is geen antikoloniaal boek. Leg dat uit.
 Wat is de betekenis van de ondertitel van het boek?
 Lees nu nog eens de selectie uit het pak van Sjaalman door. Welke
stukken daarin verwijzen naar de hoofdstrekking van het boek?

C  Lees het hele twintigste hoofdstuk door. Welke redenen worden opge-
geven waarom de gouverneur-generaal Max Havelaar niet wil ontvan-
gen? Wat zou de echte reden zijn?

12 De opbouw van de roman


A  Welke drie vertellers komen in het boek aan het woord?

B  Waarom heeft de auteur voor deze drie vertellers gekozen?

89 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 90

C  Lees in de Max Havelaar-uitgave van Annemarie Kets in de inleiding


de paragraaf ‘Drie vertellers, één geschiedenis’ en leg uit wat de overeen-
komsten zijn tussen Max Havelaar en Douwes Dekker.

13 Opdracht en motto
A  Van welke drie delicten wordt Lothario beschuldigd? Waarom wordt
hij opgehangen?

B  Wat is de functie van een motto?

C  Lees in de Max Havelaar-uitgave van Annemarie Kets de opdracht aan


de vrouw van Douwes Dekker in vertaling. Wat is de functie van die op-
dracht?

14 Fictie of werkelijkheid?
A  Waarom heeft Douwes Dekker een roman geschreven en niet een
pamflet?

B  Wat vind je van de vorm die Douwes Dekker voor zijn boek heeft ge-
kozen in verband met de historische werkelijkheid? Geef voor- en nade-
len.

C  Lees in de biografie van Dik van der Meulen het hoofdstuk ‘Havelaar
en Douwes Dekker’ en geef kort aan waar de discussie over Max Havelaar
nu precies over gaat.

15 Het gelijk van Douwes Dekker


A  Was Douwes Dekker de enige die in zo’n conflict verzeild raakte?

B  Waarom is de invloed van Max Havelaar zo groot geweest?

C  Schrijf een opstel van maximaal  woorden over wat jij onder recht-
vaardigheid verstaat.
 Lees in de biografie van Dik van der Meulen het hoofdstuk ‘Havelaar
en Douwes Dekker’. Wat is zijn conclusie over het gelijk?

왘 90
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 91

Verantwoording

Tekst slag, , , , , , , , , 


De tekst is gebaseerd op de laatste tij- Stadsarchief Amsterdam: , 
dens het leven van de auteur versche- John Bastin and Bea Brommer, Nine-
nen uitgave in . Daarbij is dank- teenth Century Prints an Illustrated
baar gebruik gemaakt van de editie Books of Indonesia. Utrecht : ,
van Annemarie Kets uit , Max links, rechts, , , , , ,
Havelaar of de koffiveilingen der Neder- , , 
landsche Handelmaatschappy, niet al- Hella S. Haasse, Bij de les. Schoolplaten
leen wat de tekst, maar ook wat de van Nederlands-Indië. Amsterdam/
toelichting betreft. Alleen de spelling Antwerpen : 
is aangepast. http://commons.wikimedia.org: 
Reyd, Geleijnse & Van Tol. De histo-
Illustraties rische canon van Fokke & Sukke. Soest
Bijzondere Collecties van de Univer- : 
siteit van Amsterdam: onder, , , Collectie Peter van Zonneveld: , 
, , , , , , , , , , Foto’s Peter van Zonneveld: boven,
boven, onder , 
Multatuli Museum Amsterdam: om-

91 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 92

Woorden en begrippen

Adat inheems gewoonterecht Baboe vrouwelijke bediende of kin-


deroppas in Indië
Adil rechtvaardig
Badoer dessa (dorp) in het district
Aglaia tijdschrift voor dameshand- Parang-Koedjang
werken
Baleh-baleh rustbank
À la chinoise op z’n Chinees
Bandjir watervloed
Alang-alang hoog gras
Bantam of Banten residentie op
Alfoeren bevolkingsgroep op de ei- West-Java. Nederlanders zeggen
landen Boeroe en Ceram in de Mo- ‘Bantam’; de inheemse bevolking
lukken ‘Banten’

Aloen-aloen voorplein voor de wo- Barouchette vierwielig rijtuig met


ning van de regent twee of vier paarden ervoor

Amok maken in woede moorden Bataks bevolkingsgroep op Noord-


Sumatra
Aoristus primus verledentijdsvorm
van een Grieks werkwoord Batik gekleurde tekening op textiel

A.s. Anak soendal, kind van een Bendi licht tweewielig wagentje
hoer, hoerenkind
Bey van Tunis ... vlag Nederland
Assistent-resident hoogste Europe- voerde vaak strafexpedities uit tegen
se ambtenaar die in Indië een afdeling de zeerovers in de Middellandse Zee.
of regentschap bestuurt
Boaja krokodil
Atap palmbladeren
Buitenzorg plaats op West-Java waar
August Lafontaine schrijver van het paleis van de gouverneur-generaal
populaire Duitse familieromans staat

Baadjoe jasje Cantille tot een buisje gewonden


goud of zilverdraad in spiraalvorm

왘 92
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 93

Cordelière gordelkoord Kepala bovenkant

Demang districtshoofd Kerbo karbouw, buffel

Djaksa inheemse officier van justitie Ketapan houtsoort

Djati houtsoort Klamboe gordijn

Gaafzuiger naam van de boekhan- Klewang korte sabel die naar de


delaar en veilinghouder waar Sjaal- punt breder wordt
man heeft gewerkt
Kliwon dorpshoofd
Galangans smalle dijkjes
Kondeh haarwrong
Gamelan Aantal Javaanse muziek-
instrumenten, Javaaans orkest Kris Indische dolk

Gamin kwajongen Lebak afdeling van residentie Ban-


tam op West-Java
Gemütlichkeit Duits voor goedhar-
tigheid, gemoedelijkheid Loemboeng rijstschuur

Halus beleefd Maleiers Bevolkingsgroep van de


Indische Archipel die vooral in de
Hem ahnde hij vermoedde kustgebieden woonde

Herendiensten werkzaamheden in Mantri opziener


opdracht van de vorst of van het Ne-
derlands gouvernement waarvoor Mata-glap tijdelijke verstandsver-
men geen vergoeding kreeg bijstering

Indépendance Belgisch dagblad Melati kleine witte bloem, Indische


jasmijn
Indische specialiteit Specialist op
het terrein van Indië in de Tweede Meenin aeide thea Zing, o Muze,
Kamer de wrok (begin van de eerste regel van
de Ilias van Homerus)
Insulinde term die Multatuli heeft
bedacht voor de Indische Archipel; Menado plaats op het eiland Celebes
zie ook het slot van de roman.
Mousseline losgeweven stof van ka-
Kabaai wit linnen jasje of jakje toen, wol of zijde

93 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 94

Njai huishoudster, concubine Preanger landstreek op West-Java

Oentoeng geluk Primus eerste

Oeser-oeseran haarkringen op de Principaal opdrachtgever van een


schoften (kruintjes) makelaar

Opiumpacht het Nederlands gou- Quarta de tweede klas


vernement controleerde de productie
en de handel in opium, en verpachtte Raad van Indië adviesorgaan voor
de verspreiding vooral aan Chinezen de gouverneur-generaal
die opiumkitten exploiteerden
Rangkas-Betoeng hoofdplaats van
Padi rijst Lebak

Pajong zonnescherm Regent hoogste inheemse ambtenaar


die in Indië een regentschap bestuurt
Pagger omheining
Resident Nederlandse ambtenaar die
Palen afstandsmaat op Java; een paal in Indië een residentie bestuurt
is ongeveer  meter
Residentie ambtsgebied van een re-
Pangerang adellijke Javaanse titel sident
Roti eiland ten oosten van Java waar
Pantoens vierregelige gedichtjes in de bevolking leefde van een siroop die
het Maleis van het sap van bomen was gemaakt

Parang-Koedjang district in Zuid- Sabar geduldig


Lebak
Sarong Aziatische wikkelrok, in In-
Patih secretaris van de regent dië zowel door vrouwen als mannen
gedragen
Patjol houweelachtige spade
Sawah rijstveld
Penghoeloe priester
Scaevola Romeinse held die toen
Perpetuum mobile eeuwigdurende hij door de vijand gevangen was ge-
beweging nomen, zijn hand in het vuur stak om
te laten zien dat hij niet bang was voor
Plaît-il wablief pijn en dood

Poesaka erfstuk Serang hoofdplaats van de residentie


Bantam

왘 94
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 95

Sirius heldere ster in een ander zon- Van Alphen de kinderdichter Hiëro-
nestelsel nymus van Alphen (-), die
een gedicht begint met ‘Zie daar, lieve
Sjaallong lange sjaal, omslagdoek wigtjes/ een bundel gedigtjes/ Ver-
maakt u er meê!’
Slendang draagdoek
Van Speyk Zeeheld die tijdens de
Tjioedjoeng naam van een rivier op Belgische Opstand in  zijn schip
West-Java in de haven van Antwerpen in de
lucht liet springen, liever dan het aan
Tommongong adellijke Javaanse titel de Belgen over te geven.

Traktement inkomen Wedana districtshoofd

Ulevellen met deviezen snoepjes in


papiertjes met een rijmpje erop

95 왗
Max Havelaar_bw 22-04-10 12:15 Pagina 96

You might also like