Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 19

War Poetry, ook in het Latijn?!

Latijnse oorlogspoëzie is geen uitzonderlijk literair verschijnsel. Een lijst opgesteld in het
interbellum door Tommaso Sorbelli, noemt alvast meer dan zestig namen van dichters die in
het Latijn over de oorlog dichtten, en het zullen er in werkelijkheid nog veel meer geweest
zijn. Het gaat daarbij niet alleen om pastoors of gepensioneerde schoolmeesters die thuis
wat versjes schreven, zoals we misschien spontaan denken. Er is ook sprake van echte
Latijnse war poets - dichters die hun poëzie tijdens hun actieve dienst schreven. Tot zover
zijn er vier bekend: een Duitser, twee Italianen en een Brit.
Sir Joseph Alfred Bradney, geboren in het Engelse Greete, maar woonachtig en actief als
politicus en militair in het Welshe Tal-y-Coed (Monmouthshire), is de best gedocumenteerde
van de Latijnse oorlogsdichters. In zijn vrije tijd was Bradney historicus en genealoog, maar
naast historische werken, schreef hij ook Latijnse poëzie. Hij liet een volume Carmina Jocosa
(“Grappige gedichten”, 1916) na en een boek met de omineuze titel Noctes Flandricae
(“Nachten in Vlaanderen”, 1919).29 Deze Noctes Flandricae, een imitatie van Aulus Gellius’
verzameling wetenswaardigheden “Noctes Atticae”, is het meest uitvoerige geval van
Latijnse poëzie uit de Eerste Wereldoorlog.
Waarom was Latijn schrijven eigenlijk een authentieke poëtische ervaring voor deze
dichters? In zijn voorwoord op Noctes Flandricae noemt Bradney het een manier om de tijd
te verdrijven, zoals anderen kaarten of een uiltje knappen. Maar er is ongetwijfeld veel meer
aan de hand. Het Latijn brengt troost; dat merk je heel duidelijk tussen de regels van onze
soldatendichters. Ten eerste staat het Latijn in de negentiende eeuw nog steeds synoniem
met de morele excellentie van de oudheid - ongetwijfeld een schril, maar hartverwarmend
contrast met de vreselijke gebeurtenissen van de dag. Bovendien is het Latijn, dat toen nog
druk bestudeerd en actief gebruikt werd op school, voor onze dichters ook de taal van hun
kindertijd; achter de strakke grammaticaregels gaat ongetwijfeld een nostalgie naar de
schoolbanken schuil. Dat zien we bijvoorbeeld wanneer Bradney het Latijnse proza van zijn
gebedenboeken omzet in poëzie, een vaak voorkomende schooloefening in zijn tijd. Het
Latijn is ook bij alle vier de dichters de taal van hun vrijetijdsbesteding; daaruit spreekt
heimwee naar de schrijftafel thuis. Meer nog, voor Bradney baadt het Latijn in een zeer
persoonlijke levenssfeer, als was het een geheimtaal. Wanneer hij in zijn field message book
kwaad wil schrijven over een collega, doet hij dat in het Latijn. Of wat te denken van zijn
korte nota bij 11 februari: die natali meo (‘mijn verjaardag’)? Ontsnappen uit een oorlog is
ook ontsnappen uit zijn taal.

VOOR WALTER, MIJN JONGSTE ZOON, GESNEUVELD OP 24 MAART 1918 Jij was mijn jongste,
jij, liefste van de vijf kinderen die mijn lieve vrouw baarde. Ik herinner me zo je rosse, lange
haren, die als leeuwenmanen of stralen van de zon je hoofd dekten. Jou haal ik voor de
geest, een knappe jongen met je twee zussen, met je twee knappe broers, jullie lopen door
de velden, één en al jonge grappen en grollen. Geen wrede ziekte had jou al geteisterd, of
slechte aandoening geraakt. Een gezonde geest in een gezond lichaam controleerde je leven.
En dan, plots, verklaarde ons de kwade Hun de oorlog en wij namen de wapens op. Jij nam
de wapens op. Geen enkele zorg of vrees hield jou tegen, maar bij de infanterie zwoer je
trouw aan de koning. Weldra bracht je karakter jou naar nieuwe oorlogstuigen.36 Ik stel me
voor wat in de oorlog van Troje gebeurde; in die dagen was een paard nog als een berg.
Maar vandaag brengen de kraters op het slagveld (ze lijken waterputten) dood en bloederig
verderf voor de vijand. In een verschroeide krater gaf jij, haast verast, je leven voor je
vaderland. Wat een eer voor wie roemvol valt!37 Ons roert een diep verlangen; mijn licht,
dat van ons huis, is niet meer.38

36. Bradney alludeert op Walters functie bij het Tank Corps.


37. Bradney merkt zelf op dat dit vers verwijst naar het motto van zijn huis: Mors gloria forti
(‘De dood is roem voor de dappere’).

38
“In Walterum, filium meum natu minimum, in proelio occisum 24to Martii a° 1918. Natu
proximus ex meis fuisti, / tu carissime quinque liberorum, / quos uxor mea cara parturivit. /
Valde te memini rubrum capillos / longos, qui similes iubae leonis / aut solis radiis caput
colebant. / Te bellum puerum et tuas sorores / binas, te comitantibus duobus / bellis
fratribus, arva pervagantes / in mentem revoco facetiarum / plenos et iuveniliter iocantes. /
Nondum te cruciaverat molestus / morbus, ceperat aut mala aegritudo. / Sano in corpore
sana mens regebat / vitam. Tum subito malignus Hunnus / bellum indixit, et apparamus
arma. / Cepisti arma, nec ulla detinebat / te cura aut timor, at cohors equestris / accepit tua
vota sacra regi. / Mox mens te tua duxit ad novas res. / Troiae nos revocamus acta bello; /
instar montis equus fuit diebus / illis. Ast hodie caverna multa / cisternae similis per arva
caedem / infert hostibus et necem cruentam. / Cisterna in calida fere perustus / vitam pro
patria tua dedisti. / Quanta est gloria fortiter cadenti! / Nos desiderio movemur alto; /
discessit mea lux domusque nostrae.”

You might also like