Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 148

J; H ;• RPEZEZNHDFF»

LIEDJES
WUZEN
ZIN
PRENTJES
MCT
Pi A NO -
BECEL; *
DAM ,m
+ L & J - BRU5SE w f.erstf B'
,r
W. L. & J. BRUSSE TE ROTTERDAM GEVEN UIT EEN SERIE WERKJES VAN BEKENDE
NEDERLANDSCHE SCHRIJVERS EN SCHRIJFSTERS, ZORGVULDIG GEDRUKT OP GOED
PAPIER, IN HANDIG FORMAAT, TEGEN ZEER LAGEN PRIJS.

Reeds verschenen: No. 8. EEN BOEK van Lute Klaver.


No. 1. EEN BOEK van Bernard Canter. De Vrachtrijder van Warmelo. ƒ 0.35;
Twee weken Bedelaar, f 0.35; geb. geb. ƒ 0.55.
ƒ 0.55. No. 9. EEN BOEK van J. H. Speenhof!.
No. 2. EEN BOEK van Frans Coenen. Avontuurtjes, ƒ 0.35; geb. ƒ 0.55.
De Zomerg'enoegens van de Familie
No. 10. EEN BOEK van Richard de Cneudt.
Kramp, ƒ 0.25; geb. ƒ 0.45.
De Secretaris der Dekenij. Humoristisch
No. 3. EEN BOEK van M. J. Brusse. verhaal uit het Vlaamschklein-burgerlijke
In de Nachtbuurt, ƒ 0.35; geb. ƒ 0.55. leven, ƒ 0.35; geb. ƒ 0.55.
No. 4. EEN BOEK van Henri Hartog. No. 11. EEN BOEK van Mr. M. G. L. van Loghem.
In d'r Nieuwe Woning. Realistische No­ Proefkonijntjes, ƒ 0.35; geb. ƒ 0.55.
velle. ƒ 0.30; geb. ƒ 0.50.
No. 12. EEN BOEK van M. J. lirusse.
No. 5. EEN BOEK van Hélène Lapidoth-Swarth. Achter de Coulissen, ƒ 0.35; geb. ƒ 0.55.
Louise. Een Novelle, ƒ 0.25; geb. ƒ 0.45.
No. 6. EEN BOEK van Richard de Cneudt. No. 13. EEN BOEK van J. H. Speenhoff.
De Primus. Humoristische Novelle, ƒ0.25; Filiphina's Wonderliefde. Met 30 teeke-
geb. ƒ 0.45. ningen. ƒ 0.35; geb. ƒ 0.55.
No. 7. EEN BOEK van Frits Leonhard. No. 14. EEN BOEK van !-:a Boudier-Bakker.
Zwervelingen, ƒ 0.25; geb. ƒ 0 45. Een Dorre Plant. ƒ 0.35; geb. / 0.55.

IN DEN BOEKHANDEL VERKRIJGBAAR.


EERSTE BUNDEL
LIEDJES, WIJZEN EN PRENTJES
W. L. & J. BRUSSE TE ROTTERDAM GEVEN UIT EEN SERIE WERKJES VAN BEKENDE
NEDERLANDSCHE SCHRIJVERS EN SCHRIJFSTERS, ZORGVULDIG GEDRUKT OP GOED
PAPIER, IN HANDIG FORMAAT, TEGEN ZEER LAGEN PRIJS.

Reeds verschenen: No. 8. EEN BOEK van Lute Klaver.


No. 1. EEN BOEK van Bernard Canter. De Vrachtrijder van Warmelo. ƒ 0.35;
Twee weken Bedelaar, ƒ 0.35; geb. geb. ƒ 0.55.
ƒ 0.55. No. 9. EEN BOEK van J. H. Speenhoft.
No. 2. EEN BOEK van Frans Coenen. Avontuurtjes, ƒ 0.35; geb. ƒ 0.55.
De Zomergenoegens van de Familie
No. 10. EEN BOEK van Richard de Cneudt.
Kramp. ƒ 0.25; geb. ƒ 0.45.
De Secretaris der Dekenij. Humoristisch
No. 3. EEN BOEK van M. J. Brusse. verhaal uit het Vlaamsch klein-burgerlijke
In de Nachtbuurt. ƒ 0.35; geb. ƒ 0.55. leven. ƒ 0.35; geb. ƒ 0.55.
No. 4. EEN BOEK van Henri Hartog. No. II. EEN BOEK van Mr.M.G. L. van Loghem.
In d'r Nieuwe Woning. Realistische No­ Proefkonijntjes, ƒ 0.35; geb. j 0.55.
velle. ƒ 0.30; geb. ƒ 0.50.
No. 12. EEN BOEK van M. J. Brusse.
No. 5. EEN BOEK van Hélène Lapidoth-Swarth.
Achter de Coulissen, ƒ 0.35; geb. ƒ 0.55.
Louise. Een Novelle, ƒ 0.25; geb./0.45.
No. 6. EEN BOEK van Richard de Cneudt. No. 13. EEN BOEK van J. H. Speenhot'f.
De Primus. Humoristische Novelle, ƒ0.25; Filiphina's Wonderliefde. Met 30 teeke-
geb. ƒ 0.45. ningen. ƒ 0.35; geb. / 0.55.
No. 7. EEN BOEK van Frits Leonhard. No. 14. EEN BOEK van !"a Boudier-Bakker.
1 !• • / R* r\r 1 /• A jr
zwervelingen, j u.zo; geD. / u <*o. Een Dorre Plant, ƒ 0.35; geb. ƒ 0.55.

IN DEN BOEKHANDEL VERKRIJGBAAR.


EERSTE BUNDEL
LIEDJES, WIJZEN EN PRENTJES
Van J. H. SPEENHOFF zijn bij de uitgevers W. L. & J.
BRUSSE mede verschenen:

AVONTUURTJES.
EEN BUNDELTJE HUMORISTISCHE SCHETSEN.
Prijs f 0.35. ln ''""en gebonden I 0.35.

FILIPHINA'S WONDERLIEFDE
OK Ut SMART VAN KONING BILUOEN.
EEN HUMORISTISCH VERHAAL MET
30 TEEKEN1NGEN VAN DEN SCHRIJVER
Prijs i 0 35. 'n linnen gebonden f 0,55.

ZEDE-SPELEN.
No. 1. Lou. Tooneelspel in I bedrijf J 0.35.
No 2 't Ploerlje. Tooneelspel in 1 bedrijf f 0,35.
No'. £ De Bosdokter. Blijspel in 1 bedrijf I 0.35.
No 4 Een vrije vrouw. Tooneelspel in 1 bedrijf I 0,35.
EERSTE BUNDEL
LIEDJES, WIJZEN EN PRENTJES
DOOR J. H. SPEENHOFF
DICHTER-ZANGER-TEEKENAAR.
MET PIANO-BEGELEIDING

ROTTERDAM — W. L. &. J. BRUSSE.


HET AUTEURSRECHT OP DEN
INHOUD VAN DIT BOEK IS
VERZEKERD VOLGENS DE WET
VAN 28 JUNI 1881, STBL. No. 124.
INHOUD VAN DEN EERSTEN BUNDEL.

TROOSTLIEDJES. blailz.
Blad/. Kunegonde 09
Voorwoord ^ Liefdesgeschiedenis 72
Moeder's brief 9 SPOTLIEDJES.
Kleine kleuters 13 De vegetariërs 76
De arme meid 15 Voor de Rotterdammers 80
Het geld 18 Rotterdam's Brandalarm 82
Afscheid van 'n marinier 22 Zondagsrust 85
De schooier 27 De Rotterdamsche Beurs 87
De goedgezinde meid 31 Ode aan Nederland 91
De mensch alleen 34 't Dichterlijke meisje ...... 94
De twee geliefden 37 De Rotterdamsche paardetram 97
Verbeelding 40
SCHIMPLIEDJES.
MINNELIEDJES. De Idealisten 102
Minneklacht 42 Meisjes van de H. B. S 106
De vrijer 47 De lawaai-student 109
Een verklaring. 51 PUNTLIEDJES.
Herdersliedje 54 Ode aan de blauwe zee 113
Serenade 57 Een goede les 115
De liefde 61 Paradoksen (gelijkenissen) 117
Vreugde : 62
Afscheid 64 VERTELLING.
Ballade .... 66 De suikertante H9
- 7 -

V O O R W O O R D .

jJU-J—,i- j \ J i=fc J J J I J !"•"~i—jhi-Jr-^ni-^i-1-J^g


Ik zit IC brom - men cn tc «rin - gen, Ik kan mijn stem haast niet be - dwin - gen, Mijn sna-ren JOU - den

; i I"' i ï "|r~ï^ » I i

J N-J 1J J J-I=JC=FC±=*. I I J I I~=W4=H==CI-J-^^I


j kun-nen sprin - gen. Dm kan ik heuscli niet ver - der zin - gen, Ik voel me mets ^ op mijn ^ge -mak.

#=-g.i g- ~~|rS:~ I ^ ^ ^ ^ ~ j~r.

Want ik ben in mijn bes - tc pak; Ik voel me niets op mijn gr - mak. Want ik ben in. mijn bes - te pak'

W1-* [ }^• tri]ip=M


| ^ ' J 1 1 r j J p I
— 8 —

Jk heb mijn schoenen opgewreven.


Mijn overhemd is stijf gesteven-
't ls of mijn haren alle leven,
Mijn ooren jeuken, mijn vingers beven:
Ik voel me niets op mijn gemak, / ^
Want ik ben in mijn beste pak! 1

Wanneer ik in de war mocht raken,


Dan moet u geen kabaal gaan maken.
Ik 70U dan met beschaamde kaken,
Mijn schoone zangen moeten staken.
Ik voel me niets op mijn gemak, )
Want ik ben in mijn beste pak' *
— 9 —

B R I E F

VAN EEN OUWE MOEDER AAN HAAR JONGEN DIE IN DE NOR ZIT.

Mijn lic - vc zoon, je moe-der laat je we - ten, Als dat ze jou ge-heel niet kan ver - ge - ten; 't Is ne - gen

ir^"G - = *- J U L— p
u ^ • • I — j "-1 -iH. üi 1 '
i <s> -<=»- O" - i'

ifr» 1 J1 ^ P P pTr^-^J f jiETJ / / h


| uur, je Va-der is naar bed En in mijn han-den liel» ik jouw por - tret. 't Is stil in huis maar voor dat ik ga leg - gen, O jon-gen-

|»"i 1 i I1,1 , . i j ^ l ' i ' t f 1 ^


I^ -J ; , : —— —.-—J —1 —m , ^1
- 10 -

[jfH; *•
f lief mol ik je HO- wat zeg • pen Dal ik van ra - tig -heidgccn raad meet weel.
^- • --
Dat >k geen rus - tig sluk-kie biood meer eet

^ <D

Ik li',' soms heel den nacht van jou te droomen.


Totdat de tranen in mijn oogen komen;
Ik ben al oud, 't maakt me zoo kapot,
't Is toch zoo hard dat ik jou missen mot.
En vader wil jouw naam in huis niet hooren,
Dat heeft ie mij daar net nog zoo bezworen,
Wanneer ik soms maar even van jou praat,
Vloekt hij mij stijf, je weet wel hoe dat gaat.

En op jc meisje mot je ook niet hopen,


Die zag 'k 'n Zondag met een ander loopen,
Ze had die hoed die jij haar gaf nog op.
Die met die veer, die droeg ze op haar kop.
- 11 -

"Van al jouw centen speelt z" nou de dame,


Die kakmadam, ze moest zich liever schame'.
Nou jij voor haar de nor ben ingegaan,
Nou loopt ze als een sloerie op de baan.

Maar hou' je stil, dat zal haar wel berouwen,


Laat ze gerust met heel de buurt gaan sjouwen,
't Was niks voor jou, jij mot 'n ander wijf,
Jij mot er een met voortgang in haar lijf,
Zooals Marie, je weet wel, met die tanden.
Daar zul je heel wat beter mee belanden.
Die mag jou graag, dat weet ik al 'n tijd,
Als ze maar durfde had ze 't jou gezeid.

Ze zorgt toch o zoo goed voor 't werk en 't eten,


Ze breit je kousen als ze zijn versleten,
Door haar zal jij geen smerigheid meer doen
En ook geen messen trekken zoo als toen;
Wanneer ik daaraan denk dan moet 'k grienen,
Jij kan met verven toch je brood verdienen
En als je heel je straf hebt afgedaan,
Mot jij weer naar je ouwe baas toe gaan.
— 12 —

Al scheldt de buurt, daar moet je niet orn malen,


We komen samen om je af te halen,
Marie en ik we wachten bij de poort,
Met 'n schoon halfhempie en een staande boord.
Dan koop ik voor een dubbeltje sigaren,
Je houten pijpie zal ik trouw bewaren,
En als je thuis komt is je potje gaar,
Dan staat er spek met kroten voor jou klaar.

Ik voel de slaap al in mijn oogen komen,


Je moeder gaat nou zeker van je droomen,
Want als ik jou niet overdag mag zien,
Zie ik je in mijn droom van nacht misschien
Dan zie ik jou in 't hoekie zitten rooken
En sta ik bij 't fornuis de pot te kooken.
Vergeet je moeder niet, o jongenlief,
De lamp gaat uit, ik eindig nu mijn briet.
- 13 -

KLEINE KLEUTERS.

Klei - nc kleu - Iers blond cn blij Ko - men met de maand van Mei. Zoe - te snoet - jes,

i 1 • i * r p-

-J : «• 5 ^ ^

' ' ' • • o—"


Dr.b - bet - voet - jcs; Klei - ne kleu - tcrs blond en blij Sla - pen in een bed van zij.

\ r f~J • ^ ~p pkJ i
- — \ J~~ a« —- ~-^l •• I—
11
Klrinr klf-uters arm « n 1 « Viraal,
Oogjes kij k<-n ziek en vaal,
Stille hikjes.
Traantjes, snikjes;
Kleine kleuters arm en schraal
Slapen in een hospitaal.

Kleine kleuters lief en teer


Woelen angstig heen en weer.
Niemand kent ze.
Of verwent ze;
Kleine kleuters lief en (eer,
Gaan naar onzen lieven Heer!
- 15 -

D E A R M E M E I D .

Daar was eens 'a ar - me ineid Die wou gaan draai - en Kn pie - re - waai - en.

[jgniMoi p. ' • mr^i > i r . •< -igSfd

I* ' ' ^ J ~~i ~r^


Daar was eens u ar - me meid, D.e wel 's g.aag •„ hoed op llcit!

' I i ' l i ' I è 1 ^=zH-t-1-{ 4


"® ^
i I éi
ig*

• 3- ^ ^ ~ ^ ~ ^
- 16 -

'i Ouwe moerije kg in 't graf


Onder de kluiten
Tranen met tuiten,
't Ouwe moertje lag in 't graf
lïn daar wist niemand meer wat van at.

En toen ging ze naar de stad.


Onder de boomen
Liep ze te droomen,
En toen ging ze naar de stad,
't Was voor die arme meid al heel wat.

Maar ze had geen daalder meer


Om te verteren
Och lieve Heere,
Maar ze had geen daalder meer,
Meisje, wat doe je? vroeg toen 'n meneer.

Ach, meneer 'k ben zoo alleen,


Eenzaam, verlaten
Loop ik door de straten.
Ach, meneer 'k ben zoo alleen,
'k Zou wel wat loopen maar 'k weet niet waarheen.
- 17 -
Ga dan met me mee in huis
Zei 't meneertje
Voor 'n keertje,
Ga dan met me mee in huis,
Onder de boomen daar is 't niet pluis.

Z' is toen met 'm meegegaan,


Ze kreeg er 'n ruiker
En klare met suiker,
Z' is toen met 'm meegegaan,
D' arme meid was gauw naar de maan

Eerste Bundel 2
- 18 -

H E T G E L D .

Daar woon • de in een groo - te stad Een meid die veel te zeg -gen had, En wat ze zei was plat. Ze

-
j
= -

i =£=£ —j ^ ~

l "li a- J
i|j^=£=3l=^£=|

had geen geld, ze had geen kat, Wat 'n ra - re ra • re meid was dat. O! O!
^ _ ^ t j rjri
•^^—^=^==--===^^^^^==2 =^~^ —j =
19 —

Ze had oen lieve, groote mond,


'Die altijd lachend open stond,
Zoo rood en zoo gezond.
Ze woog wel honderd tachtig pond,
Wanneer ze in haar nachtpon stond.
O!

Haar boezem was zoo zacht en teer,


Die ging maar altijd op en neer.
Zeg meisje zei een heer:
Sta toe, dat ik met jou verkeer.
Ik hen een zeer vermogend heer.
O!

Ze zei geen ja, ze zei geen nee


Maar ging al blozend met hem mee,
Zoo'n meid is gauw tevreö.
De armoe maakt een mensch gedwee.
De stakker wist niet wat ze dee.
O!
- 20 -

Toen trok hij uit zijn ovetjas


Fen dikke, bruine brieventasch
Die vol contanten was;
Die duiten kwamen goed van pns.
Omdat die meid zoo hong'rig was.
O!

Toen is ze mrt 'm meegegaan,


Toen kreeg ze mooie jurken aan,
Toen heeft ze stom gedaan.
Toen had die meid een zuur bestaan,
Die kerel hielp haar naar de maan.
O!

Daar woonde in een groote stad


Een meid die geen fatsoen meer had.
Die voor haar zonden bad,
Want toen ze in de schande zat
Verfoeide haar de heele stad.
O!
- 21 -

De liefde is soms als venijn


Voor menigeen een groote pijn.
Een bitter medicijn;
Toch is de liefde dikwijls rein
Wanneer er maar geen kind'ren zijn.
O ! O !
— 22 —

T A F S C H E I D VANI E E N M A R I N I E R .

^ 1 ^ - — E F J Ê E E ^
J Vaar - wel Ma - ric, ik moet je nu ver - la - ten. Ik heb ge - tee • kend Lij die zee - sol-

^ l' I f i - • • £ » *_J* * ^

| da - ten, Ik moet gaan va • ren langs de woes * te zee, — Vaar - wel Ma - rie, je kan niet met me

i ^ f* * "1 ^

I ,„««7— Nacht» *ul je in je bed-SIM om me lreu - ren, 't I» be - roerd. maar ach! 'l mort ge-

t j~i i i * • i • • * 5 * \
Ë=^T-.T-xr5r • ' m• ~ ^ ^
23

-^1-'-*-j «L_» -- --P—g— g-l -z^i--^7i--l-.»!i-i- ;':::,v:;: > E _ 11


beu • ren. Vei-gect mij niet en blijf mij ecu - wig trouw, Vaar - wel, vaar - wel Ma-rie, je w o r d t nog eens mijn vrouw

t_ ji «_^ ^ ~ P

-O '>«=>- ft® ^• • •?

Ik zal jou clko maand wat renten sturen,


Daar kan je dan een kamertje voor huren,
En zoek dan hier of daar een nette wasch,
Dan heb je brood en ik ben in mijn sas.
Of ga je liever appelsienen venten,
Kijk dan goed uit, of 't kost je gauw je centen,
Enfin, je weet wel wat je moet gaan doen,
Vaarwel Marie, hier geef ik in mijn brief een zoen.

Wanneer je 's avonds kousen zit te stoppen.


Denk dan aan mij, dan zal je hartje kloppen,
Doe dan je oogen met je handen dicht.
En haal dan voor je mijn bedroefd gezicht.
— 24 —

Dan moet je stiekum in je eigen zeggen,


Kon ik nou maar 's in zijn armen leggen,
O, was hij nou toch voor een poosje hier.
Denk daar 's om, Marie, dan doe jc me plezier.

O ja, Marie, dat wou ik je nog vragen,


Je moet geen rooie baaien rok meer dragen,
En doe die krullen van je voorhoofd weg,
Die staan zoo raar, dat weet je ook wel, zeg,
Want ga je 's avonds laat nog door de straten,
Dan heeft een ieder jou zoo in de gaten,
Dan haalt de heele buurt jou even an,
En dat mag ik alleen maar doen, je lieve man.

Want als een ander met je wil gaan loopen,


Moet je met hem geen flauwigheid verkoopen,
Want kom 'k terug en hoor ik daar wat van,
Ik kijk je met mijn zolen nog niet an.
Dan sla ik jou en hem finaal in drieën
Geen donder kan me dan meer schelen, zie je,
Pas op, Marie, dan maak ik je een lijk.
Dan ben je naar de maan en ik heb groot gelijk.
— 25

Maar lieveling, dat zal je mij niet lappen,


Laat je toch nooit met iemand anders snappen.
Dat doe je mij niet an, waarom gewed,
Daarvoor ben jij te goed, jij ben geen slet.
En als ze jou soms achterna gaan loopen
Dan moet je ze een watjekou verkoopen.
Sla d'r maar op en hou ze van je lijf,
Knijp ze maar fijn, Marie, je ben een stevig wijf.

En nou vaarwel, ik heb genoeg geschreven,


Maar voor ik eindig, luister nog 's even
Wanneer ik in de Oost mijn hachie laat.
Denk dan nog dikwijls aan je trouwe kameraad,
Noem dan mijn naam 's zachtjes in je eigen,
Dan zal je tranen in je oogies krijgen,
Zoen dan mijn brief, kijk mijn portret 's aan,
En zeg dan, was hij maar niet van me weggegaan.

Maar potverdrie ik laat me zoo niet villen,


Wanneer die blauwe kerels rouzen willen.
Ik sta mijn man, dan geef ik ze hun vet,
Of 'k rijg ze aan mijn sabelbajonet.
- '26 -

Maar lieve meid, ik zal voorzichtig wezen,


En 's avonds mot je in 't Nieuwsblad lezen,
Dan zie je eens mijn naam er in gedrukt,
lk breng 't Ridder voor je mee, wanneer 't lukt.
— 27 —

D K SCHOOIER

Hij is een lui - e, slui - ke vent, Een dier om - trent, En is ge - wend Zich te ver-

k*« « | j MJ Hf ji l u j ; j.
I
nr,* »—* » •— » «—• h* 1-5# «—m , , _

ft ^ J IBË Jl '_• i» > k i "l .'i ;g==pg=a


ve - - - len Hij loopt soms da - gen ach - ter - een Ge - heel al - leen; — 't Al - ge-

c^|rr^~rr f 1 !—~ ~ ~ : j j f ~ : ~ f ~ ~ r ~ : " f ~ ~ 0 0 0 ^ -#-- »- » - *


- 28 -

If
liicen
| > ' >Erwva^
kan hem niet sche - - Ie..
mm * I' »1 JIÜ
En als l.ij om lijn nood -lot treurt, Dan lach! er
> ' I* 'I
ie • mand en hij kleurt.

F—• 4 3— i" —=>__•• ' f* I

k»p-*—r— lp rn \ 4* \ \ I Ij = f j I

Wanneer hij familiaar wil zijn


Dan doet 't pijn,
En als venijn
Snijden zijn woorden.
Hij kijkt zoo langzaam om zich heen
En is gemeen,
Als iedereen
Hem maar niet hoorde.
En als er wat met hem gebeurt
Dan lacht er iemand en hij kleurt.
29 —

Wanneer er iemand naar 'm keek.


Dan werd ie bleek.
Zijn stem bezweek.
Stond hij te beven.
Nog nooit had hem een vrouw bemind.
Was hem gezind,
Gaf 'm een kind.
Om voor te leven.
Want als een vrouw zijn lust bespeurt.
Dan lacht ze angstig en ze kleurt.

Wanneer hij eens een moord begaat


's Nachts op de straat,
Dan zal /.oo'n daad
Hem heerli|k streelen.
I lij slaat dan iemand zoo maar dood,
In zielenood
Geeft hij den stoot .
Niet om te stelen.
En als de rechter hem betreurt
Dan lacht hij even en hij kleurt.
— 30 —

Dan krijgt hij jaren tuchthuisstraf.


Hij maakt zich af
En is te laf,
Langer te leven.
Men graaft zijn graf zooals 't mot,
Hij is kapot.
En om zijn lot
Zal niemand geven.
De maatschappij verlangt geen spijt,
Dc menschen zijn een zondaar kwijt.
— 31 -

DE GOEDGEZINDE MEID.

Hij was een man van nie - min - dal, Om eer en plicht gal hij geein^

--- | i ^ j

~L ^7 -O 7 ^

bal; Hij was zijn tra . nen en zijn dui - ten kwijt, Ma.ir hij had ten gu.d-ge - S» - du meid.

® ^ C3» • Ö"

Hij was een kniezerige sul,


Van vlijen had hij geen benul,
Hij had een hekel aan menschlievendheid,
Maar hij had een goedgezinde meid.
— 32 —
Hij had geen huis, hij had geen licht,
Hij had geen lach op zijn gezicht,
Hij had een leven als 'n hond geleid,
.Maar hij had een goedgezinde meid.

Hij had geen hemd, hij had geen hoed,


Hij had geen wilskracht en geen moed,
Hij had nog nooit 'n eerlijk mensch benijd,
Maar hij had een goedgezinde meid.

Hij had geen k'at, hij had geen kind,


Hij had geen trouwe bittervrind,
Hij zong nooit liedjes in de eenzaamheid,
Maar hij had een goedgezinde meid.

Hij at geen oesters en geen patée,


Hij nam geen baden in de blauwe zee.
Hij voelde nooit de sociale nijd,
Want hij had een goedgezinde meid.

Hij dronk geen koffie met 'n pousse.


Had nooit een whisky soda roes,
Hij at geen havermout bij zijn ontbijt,
Maar hij had een goedgezinde meid
- 33 -

Ze was zoo groot, ze was zoo rond.


2e was zoo sterk en zoo gezond,
Hij werd soms vierkant in 't bed geleid.
Door die goedgezinde meid.

Hij is tevreden met zijn lot,


Hij zal wel doodgaan als ic mot,
Dan zoekt hij eenzaam door de eeuwigheid,
Naar zijn goedgezinde meid.

Eerste Bundel
3
— 34 —

D E M E N S C H A L L E E N .

2=£=1=±=j=C=g^
Als 'n menach geen raad meer weet, Da - gen lang maar krop - sla eet; Gaat - ie, om njn maag te stop - pen,

3Z='; #=Hi ^—*•—-T-~i--H-j

"==': i jï^-=.2^=p=J=3=^i

Hier en daar om dui - ten Uop - pen O! O! O, wat 'n pech. Heb je geen geld dan ben je weg.

® -ft—||fc~ -fa m a———r=at=. f-, 11 -, 4-J


35 -
leder mensch heeft één papa,
Gaat hij bij zich zelve na, v
Daarin kan men zich vergissen,
Want papa kan zelf niets missen.
O! O! O ! wat een pech,
Ben je alleen, dan ben je weg.

Ieder mensch heeft ook een vrind,


Die hem als 't lukt bemint.
Maar die vriend is vaak afwezig.
Of juist met zijn dienstmeid bezig.
O! O! O! wat een pech,
Ben je alleen, dan ben je weg.

Ieder mensch heeft wel een tiep,


Dat de klap soms bij 'm liep,
Vraagt de mensch zoo'n tiep om duiten,
Dan begint ie gauw te fluiten.

(Refrein U /luiten}

Ieder mensch heeft een vriendin.


Maar daar steekt geen voordeel in,
— 36 —
Als de duiten zijn gevlogen.
Wordt de mensch terstond bedrogen.
O! O! God! wat 'n pech,
Ben je alleen, dan ben je weg.

Ieder mensch heeft wel 'n hond.


Dien hij hier of daar 's vond,
Heeft de mensch geen geld voor brood.
Hond en baas gaan samen dood.
O ! O ! O 1 wat 'n pech,
Ben je alleen, dan ben je weg.
— 37 —

D E T W E E G E L I E V E N .

Daar wa - ren twee ge - lie - ven. Die voe - ren naar de Oost, Ze zoch - ten in den

©• a->

vree»-- de Naar lief - de en naar troost Naar lief - de en naar troost.

& t^; id*s j t^i I j; ---

~m. "T"—1 W. ~N'^==^=^|T=tJ=^L-=-=======

ö•
- 38 -
'/.c zochten in den vreemde
Naar liefde en verstand,
Omdat ze die niet vonden
In 't ouwe vaderland.

't Schip ging langs de baren,


Van boven naar benee,
Hun harten klopten sneller,
Hun magen deden mee.

Geliefde, zei de vrijer, -


Ik ben zoo in mijn schik,
Ik zal je eeuwig minnen.
Tot in mijn laatsten snik.

't Schip ging op de golven,


Ze waren in hun sas,
De vrijer liep te zuchten,
Omdat ie zeeziek was.

Ze had weinig koffers,


Maar des te meer plezier,
Ze droegen op hun harten
Een klaverblad van vier.
39 -
Daar waren twee gelieven,
Die voeren over zee,
Ze namen als bagage
Een ruiker bloemen mee.

Ze dachten aan de toekomst,


Aan al hun goed en geld,
Ze hadden hunne duiten
Al dikwijls opgeteld.

Toen kwamen zware stormen,


Met donderend gedruisch,
Het schip liep op de rotsen,
En zonk met man en muis.

Ze spoelden met de golven,


Ver langs de hooge zee,
Ze kusten hunne lippen
En zonken naar benee.

Daar waren twee gelieven,


Die zaten eens in nood,
Ze vonden in den vreemde
De liefde en den dood.
— 40 —

V E R B E E L D I N G .

Die voor geen grondbelasting beeft.


Die weinig losse centen heeft,
Die nooit wat aan de armen g-eeft
Omdat hij zelf van afval leeft,
Die kan zich veel verbeelden.

Die overal wordt afgesnauwd,


Die altijd harde boonen kauwt,
Die heel den dag met steenen sjouwt,
En om zijn broek wordt uitgejouwd,
Die kan zich veel verbeelden.

Die van de kou de straat op gaat,


Die uren voor een winkel staat,
Die van den honger dubbelslaat,
En altijd met zijn eigen praat.
Die kan zich veel verbeelden.
— 41 —

Die heel zijn mooisten kindertijd


Met kijken naar een ham verslijt,
Die maar wat droge korsten heit.
En denkt dat hij in bloedworst bijt,
Die kan zich veel verbeelden.
42

MINNEKLACHT.

J J I J i l J J
Ik ben ver - liefci van Ro - za - lic, Daar - om zit ik tc z'n **n»

ik haar in de ver - Ie zie, Dan denk ik ra - re din - - - gen.

j j h I I j| I l-|H|-HH-|--F^| •) j|J J |J J|i|

'•>•'< t ' IH " =n

Dan denk ik aai> haar blceken hals.


Dan zie ik haar gebaren.
Dan denk ik aan haaf mond zoo malsch
En aan haar dolle haren.
- 43 -
Dan denk ik ;i:in haar lieve kin,
Aan hare blanke tanden,
En als ik dan opnieuw begin,
Dan denk ik aan haar handen.

Dan word ik korzelig van nijd,


Dan moet ik uren loopen,
Want 'k zou nog uit weemoedigheid,
Een sabel kunnen koopen.

Ik steek die midden in mijn hart,


Als in een mand citroenen,
Dan ben ik vrij van pijn en smart
En kan haar niet meer zoenen.

Maar o, 't leven is zoo zoet,


De dood zoo miserabel,
Daarom spaar ik mijn hartebloed
En koop vooreerst geen sabel.

Ik zing omdat ik anders ween,


Ze is ook zoo kieskeurig,
Ze laat me met mijn smart alleen,
Dat maakt een minnaar treurig.
- 44 -
Ik !>tuur haar soms een grooten traan.
Want tranen hrb ik vele.
Ze schijnt zoo'n traan niet te verstaan,
Geen traan kan haar wat schelen.

O, Rozalie, o zoete schat,


Die mij zoo deerlijk griefde.
Ik ween mijn beide schoenen nat,
Waar laat ik al mijn liefde.

Waar breng ik al mijn zoete min,


Wie wil mijn liefde dragen.
Wie heeft er in een jonkman zin
Die altijd loopt te klagen

Wat moet ik doen, o Rozalie,


Moet ik voor held gaan spelen
Moet ik als Ridder die of die-
Een gouden vlies gaan stelen.

Of zal ik reizen naar de Maan,


Het zonlicht voor u blusschen,
Of moet ik naar den duivel gaan
Om zijn Mama te kussen.
- 45 -
Of moet ik varen op de zee
En d'oceanen drillen.
Of moet ik met een kopje thee
Het hellevuur gaan stillen.

Of za! ik met een ezelskaak


De leeuwen gaan bestrijden,
Of moet ik vechten met een draak,
Of volk'ren gaan bevrijden.

Spreek op, geliefde, spreek 't uit',


Ge kunt me alles vragen.
Ik wil om u, o zoete bruid.
Mijn spaarbankboekje wagen.

Ik heb reeds veel te lang geleefd


En veel te lang geleden,
Wanneer ge me geen antwoord .geeft
Dan ga ik naar Van Eeden.

Dan neem ik zeis en spa ter hand,


Dan ga ik knollen pooten,
Dan spit en ploeg ik op 't land
En teef van peen en kroten.
— -

Dan keer ik nimmer, nimmer weer,


Nooit zult ge me aanschouwen,
Neem dan gerust een ander heer,
En laat u met hem trouwen.

Vaarwel! vaarwel gij booze meid,


Ik ga kolonizeeren,
Op „Walden" is gelegenheid
Voor veel verliefde hecren.
47 -

DE V R IJ E R.

Daar was 'n raeis - je van fat • soen. Tra la la la la lom; Die

• |J- m 1 I|1 j 1 I | j -J J J|

had 'n jon - ge man van doen, Tra la la la la loin. Maar nooit werd zij ter

J — ^ t ~ i - = ^ ^ j | j z z j i j <* *~-Hi

^=3^EEg==^—

trouw ge • vraagd, Dus bleef zij veel te lang 'n maagd, Tra la la la Ia lom.

liU^j^====Eii^ 1 jj£=3
- 48 -
Ze droomde bijna eiken nacht.
Tra Ia la la la lom,
Dat haar een vrijer had bedacht,
Tra la Ia la la lom,
Maar wat ze in haar droomen zag,
Dat zag ze nimmer over dag,
Tra la la la la lom.

Ze sprak haar moeder wel 's an,


Tra la la la la lom.
Zeg moeder wat is toch 'n man,
Tra la la la la lom.
De moeder was een booze vrouw.
Die sloeg dat meisje bont en blauw,
Tra la la la la lom.

Wou jij al vrijen, dolle meid?


Tra la la la la lom,
Jij hebt nog zeven jaar den tijd,
Tra la la Ia la lom,
Wat wil je toch onnoozel ding.
Dacht jij dat vrijen zoo maar ging,
Tra la la la la lom.
- 49 -
Toen vroeg zij aan haar vaartje raad,
Tra la la la la lom,
Waarom is vrijen toch zoo kwaad,
Tra la la la la lom,
De vader was een wijze man
En zag zijn dochter zwijgend an.
Tra la la la U lom

Toen vroeg ze aan haar vaders knecht,


Tra la la la la lom,
Waarom is vrijen toch zoo slecht,
Tra la la la la lom,
De knecht dat was een leepe guit
En legde haar 't vrijen uit.
Tra la la la la lom.

En toen ze wist wat vrijen was,


Tra la la la la lom,
Verloor ze traantjes in het gras,
Tra la la la la lom,
Ze weende hare koontjes nat.
Omdat ze nu een vrijer had.
Tra la la la la lom.
Eerste Bundel 4
— 50 —
Die arme, onbezonne meid.
Tra Ia la la la lom,
Was weldra al haar tranen kwijt,
Tra la Ia la la lom.
En daar ze toch wel vrijen wou.
Toen nam die knecht haar tot zijn vrouw,
Tra la Ia la la lom.

De moeder voelt nu groote spijt,


Tra Ia la la Ia lom.
Dat zij niet alles heeft gezeid.
Tra la la la la lom,
Zoo'n les is duizend gulden waard
Voor al de moeders hier op aard,
Tra Ia la la la lom.
— 51 —

E E N V E R K L A R I N G .

Ik hou'van al • Ie vrou-wcn. Mijn hart is veel Ie «root. Daar ba) ik mee j>c - bo-ren, Daar ga ik ook mee dood

—-^T^t ir

l^^ass^fes^sÉfe^^=M=j=dyE^=t555s^^^^^
» ' * * * 3. * ' ? 5 *

fk kan geen vrouwen haten.


Dat is een groot gevaar.
Als d'een mij heeft verlaten,
Dan staat een ander klaar.

Fk hou' van alle vrouwen.


Dat is een groot verdriet.
Met een kan ik maar trouwen.
En daarom trouw ik niet.
- 52 -
Ik hou' van alle haren,
Al zijn ze nog zoo raar.
Ja als er groene waren.
Vond ik dat geen bezwaar.

Ik hou' van alle zoenen,


Al doen ze nog zoo'n zeer,
En krijg ik er millioenen.
Dan wil ik er nog meer.

Ik hou' van alle wangen,


Ik knijp ze gaarne rood.
Verlies ik dat verlangen.
Dan ga ik eerlang dood.

Ik hou van alle harten,


AI zijn ze van venijn,
Er is geen grootcr smarte,
Dan zonder hart te zijn.

Ik hou' van alle oogen,


Ik kijk er gaarne in,
Hoe meer ik word bedrogen.
Hoe meer ik ze bemin.
- 53 —

Ik bou' van alle vrouwen,


Dat heb ik nooit betreurd,
En om geen kwaad te brouwen
Min ik ze om de beurt.

Ik hou' van heel 't leven.


Het leven om een vrouw.
Om ieder wat te geven,
Ben ik je allen trouw.

Moraal:

Ik hou' van alle vrouwen,


En toch ben ik niet blij,
Geen een wil van me hou'en,
Geen een heeft /in in mij.
— 54 —

H K R IJ K K S L i E D J H.

D*at kwam een her -ders-mi is - je. Gc - loo - pen langs de hei. Ge - loo - pen langs de hei. Die 7.ong een sim • pel

3^5=»==l' i % i-feëiË

wijs.je, Een wijs - je van de Mei, Een wijs - je van de Mei Toen, toen, loen kwam de fie-tel en de fluit. Die
- 55 -
fluiten met den mond. , # r- -r - -j- r

maak - te die maak - te, die maak - te 't lied • je uit.

| ^ ^ i

r --*&•

Toen kwam een herdersknaapje,


Van verre langs de hei,
Die zei mijn aardig schaapje,
'k Zing net zoo mooi als jij.

Toen zongen ze te samen,


Al in 't gras zoo malsch,
Ze snoepten zoete bramen,
En zongen daardoor valsch.
- 56 -
Ze hielden van elkander.
Al in 't malsche gras,
Ze namen nooit een ander.
Omdat cr geen ander was.
— 57 —

S E R E N A D E .

Ge-lief-de Mi - na, ben je daar, Ik sta hier weer roet mijn gui - taar; Ik ben je trouw zoo - als je

J ziet, IV z|PR mijn al - Ier - mooi • stc lied, Maar Mi - na - lief, je luis - tert rurt

^ ^ r ~ ^ - i: "^' i: zs^*r~ - ~
I —Uil r«b^. =
T
• 58 -
Geliefde Mina, hoor mij aan,
Je moet nog niet naar bed toe gaan,
Je weet toch dat ik van je hou'.
Ik zing mijn lied alleen voor jou,
Hier buiten in de felle kou.

Geliefde Mina, ben je thuis,


Of hoor je me niet per abuis.
Ik zing hier toch voor jouw plezier,
Ik sta hier al een uur of vier,
Maar ach, daarom geef jij geen zier.

Geliefde Mina, zeg toch wat,


Mijn overjas is al zoo nat,
Ik zie er als een vuilpoets uit,
Of als een kikker op een kluit,
't Regent en ik heb geen spuit.

Geliefde Mina, kom er uit,


De tranen druipen langs mijn snuit,
O, lieveling, verhoor mijn beê,
Kom toch 's even naar beneê
En breng 'n hartversterking mee.
- 59 -
Geliefde Mina, booze meid,
Je hoort dat ik mijn stem verslijt,
Ik voel me niets op mijn gemak,
Ik word verkouden als een slak,
En 'k heb geen zakdoek in mijn zak.

Geliefde Mina, lieveling,


Zeg, wil je dat ik nog meer zing.
Of lach je me daar boven uit,
Verveelt je mijn verliefd geluid.
Tik dan maar even op de ruit.

Geliefde Mina, apekop,


Ben je naar bed of ben je op,
Of weet je niet dat ik hier sta.
Wat donder zeg toch nee of ja.
Dan loop ik je niet langer na.

Geliefde Mina, ik ga weg,


Maar luister goed wat ik je zeg,
Je bent een hartelooze juf,
Een trotsche, preutsche, nare juf,
Saluut, ik heb in jou geen puf.
— t>0 —

VOLGENDE AVOND.

Geliefde Mina, hoor mij aan,


Ik kan niet zonder jou bestaan.
Daarom sta ik hier weer op wacht,
Dat doe ik voortaan iedere nacht,
De liefde schenkt mij versche kracht.

Geliefde Mina, ik ben taai,


AI klinkt mijn stem ook nog zoo saai,
Toch kom ik ieder oogenblik.
Ik zing hier tot mijn Iaatsten snik.
Want niemand mint je zoo als ik.

Geliefde Mina, wees gerust.


Al heb ik nooit je wang gekust,
Al liep ik nimmer aan je zij,
Al ken ik je niet van nabij,
Toch, hoor je heelemaal aan mij.
— 61 —

DE LIEFDE
De liefde is de grootste straf,
Die God ons heeft gegeven.
Maar die niet weet wat liefde is,
Heeft nooit iets aan zijn leven.

De liefde maakt ons allen dol,


We vechten om elkander,
En als we moe van 't vechten zijn,
Dan nemen we een ander.

De liefde geeft ons moed en kracht.


En lust in onze oogen,
Juist als we vol vertrouwen zijn,
Dan worden we bedrogen.

De liefde is een ongeluk,


En zit soms in een hoekje.
De liefde kost aan menigeen,
Zijn gansche spaarbankboekje.
- 62 -

V R E U G D E .

^ lk w*'t niet of ik waar-heid spreek, Zij is zoo heel bij - zon - der. Wat eerst in

tè*—•—
-T| s!>^ Ippppil^1^^=*=^

r Hi =
I haar - een - vou - dig leek. Is nu —- voor mij 'n won - der.

Ut|- -r_- r, | ,

* >- n^iz\
j-4-j—j-MI

i "tï 3 " Ïl 1 ™
Haar oogcn zijn zoo wonderrijk,
En vol geheime wenken,
Wanneer ik in haar oogen kijk,,
Dan kan ik niit meer denken.
— 63 —

Ik weet niet wat dat wezen mag.


Ik kan 't niemand zeggen.
Want wat ik in haar oogen zag,
Is toch niet uit te leggen.

Haar oogen zijn zoo somber 'zwart.


Als donkere violen,
hn in haar oogen ligt het hart,
Ciansch liefelijk verscholen.

Haar stem klinkt liefgezind en zacht.


En fluistert zoete dingen.
Al wat haar hartje heeft bedacht,
Dat wil haar mondje zingen.

Haar handjes zijn naïef en klein,


Zoo stil en zoo voorzichtig,
Maar als ze boos- of droevig zijn,
Dan doen ze soms gewichtig.

Ik weet niet of ik waarheid spreek,


Zij is zoo heel bijzonder.
Wat eerst in haar eenvoudig leek,
Is nu voor mij een wonder.
- 64 -

T A F S C H E I D .

De eerste kus die jij me gaf,


Veranderde mijn leven,
Die eerste kus, mijn lieve lief,
Zal ik je nooit vergeven.

Dieneerste kus was .zoet als wijn,


En pijnigde mijn zinnen,
En zoo 't ook de laatste is.
Wat moet ik dan beginnen.

Dieneerste kus was als een vuur.


Van al te lang begeeren,
Ik wilde dat die heete gloed,
Mij eeuwig deed verteren.

Dieneerste kus was als een bloem,


Met felle roode blaren,
lk zal die bloem mijn leven lang
Aanbidden en bewaren.
— 65 —

jouw kussen zijn 200 goed gezind,


En zonder mededoogen,
O kus me met je lieve mond,
Weer leven in mijn oogen.

O kus me, kus me telkens weer,


Laat me je kussen hooren,
Want bij de laatste die ik krijg,
Gaat mijn geluk verloren

En zoo we scheiden, zoetelief,


Wat eenmaal zal gebeuren,
Dan wil ik om jouw eerste kus,
Mijn leven lang nog treuren. •>

Eerste Bundel 5
— 66 —

B A L L A D E .

i'i&XL* /L - 5 >17'ÜWËËIÊÊMËeÊËËÈÊ^ÈSÊÊÈËÊÊ^M
In 't duis • t're van de ka - me-ros, Speelt Bi - an - ca op de pi • a - nos, Zij weent veel hee • te tra-

•£Ü i m „,s,v: i m mi TM ^
• £ -** I—C' 1-f—jiz=.r=r Fr^— •• —=|^— — • • - ••
±±$===Z. • • f~ :

REFREIN

j<V.» : 'x A\: ; |


ui - a, En dat doet ae al drie da - gen lang - i - a. Zoo gaat 't in Span -jos rnee^t - al - los, ——

fi-jL— T"Z——rt—r —r-^: —t m h~fc -ft—fr :4i~ft"T— .

^ *
/TV ^
- 67 -

Sig-no - ri-tas ra» ba - Ie - ros, Zoo gaat 't in Span-jos meest-al - los, Sig-no - ri - tas ca - ba - le - ros.

Tegen de ruiten vliegt ren steentjns,


Bianca die denkt dat is hijos.
Ze opent haar balconramia.
En roept; „Henrique? sind sie da?"

Henriquez roept jaos.


Zijn stem klinkt ongeduldigos,
Hij springt met een aanlopia,
In d' kamera van zijne Bianca

Ze geven elkaar veel zoentjos.


Ze hebben het over de liefdos,
Maar de kamerdeur vliegt opia.
En ze worden gesnapt» door de pipa.
- 68 -

Don Paos is uit zijn gemakos.


Hij vloekt er stevig oj> losos,
Hij laadt zijn ruiterpistolia,
En vermoordt ze zonder genada.

Refrein :

Zoo gaat 't in Spanjos mecstalios,


Signorita cahalleros,
Zoo gaat 't in Spanjos meestallos,
Signorita caballeros.
- 69 -

K IJ N E G O N D E.

:|lÏÏÊÊÊÊg^ÊÊïMr?p• • > Hi i /i; > ; ; j . . . i


*
Hij min-d'een aar-dig kind.Haar naam was K u -ne -'gun - de. H IJ wctd duor laar be-mind, Want lief • de is geen zon-de. '

— 1 ^ - = % —- -J:

Zij woonde in een slot,


Met hooge ridderzalen,
Zij vroeg den goeden God,
Belasting te betalen.

Haar paatje was baron,


Die had liefhebberijen,
Op de wal stond een kanon,
Om '5 avonds achter te vrijen.
— 70 —

lli| lokte haar buiten de poort,


En toonde zijn bruine merrie,
Ze reden ijlings voort.
Toen maakte haar vader herrie

Ze gingen door een bosch,


Met zevenduizend beren,
Die liepen zoo maar los,
Elkander kunstjes te leeren.

I lij sloeg ze allen dood,


Zonder ba of boe te zeggen,
Toen waren ze uit den nood.
De beren lieten ze leggen.

Toen kwamen zij in 'n huis,


Met negenhonderd schurken,
En al dat woest gespuis,
Lag't „Wien Neerlands bloed" te snurken.
- 71 —

Toen trok hij zijn rapier.


En riep de donder haalie".
Hij stak voor zijn plezier.
De schurken door hun falie.

Toen hij heeft fluks getrouwd,


Die schoone Kunegonde,
Dat heeft 'm leelijk berouwd,
Want ze heeft een minnaar gevonden.
— 72 —

LIEFDESGESCHIEDENIS.

Voor Don • na Kla •• ra's dicht - gc - slo - ten ven - ster Stond Don A - Ion • so reeds de vier - de

NjJ j J1 || f ||
l"P

Hf i F-." Ji Jl
nacht, — — — Met klop-pend hart en tee • de - re ge - ba - ren — Heeft hij haar nu zijn se • re-naad' ge-
73

$ÈSË=£EËÊÊ£ÊÈÊÊËÊÊ
V ': ÉêëÈ^^I
bracht; ^ Maar ach' te wreed, liet ven - ster bleef ge - slo - - ten. En Don A - Ion - so heeft vcr-geefsch ge - smacht. •

fjL j~"^—*-—j>—j " *' i~i- *' jj «S •• ' «• 3


| tF-« ' '' -' — ' ' • 5 --.p -ibw-«<g^:3==i--3 3 - Jj-jJ ' ' i

T—W • •—j -i •—es—»


* 3 m m- ~~
Maar Don Alonso wil nog altijd hopen.
Hij geeft een wenk aan Pedro zijnen knecht,
En Pedro zet zijn ezelsooren open,
Want Pedro is een heelc slimme knecht;
Ze fluisteren zacht bij al het stargeflnnker.
En Pedro die sluipt weg in 't nachtelijk donker.

Weldra zien wij dien Pedro wcderkccren,


I lij torst een lange ladder op zijn nek.
Hij kan zijn heer niet langer zien marchecren.
Want die is van de liefde bijna gek;
Hij zet de ladder stevig in den grond
En zegt ziezoo, patroon, nou is de zaak gezond.

Maar Don Alonso ontdoet zich van zijn stevels.


Want bij het klimmen zijn die hem maar tot last,
- 74 -
Hij draait een punt aan zijne roode knevels
En zegt dan: „Broekie houdt de leer goed vast."
Hij klimt omhoog en waant zich reeds bemind
En denkt vol hoop aan Klara, 't lieve kind.

Donna Klara opent nu haar ramen


En kijkt vol angst Alonso in 't gezicht,
Zij roept van schrik om haar gezelschapsdame
En gooit 't venster voor zijn moelwerk dicht;
Zij had Alonso duidelijk herkend,
Zij bloosde diep, want zij stond in haar hemd.

Don Alonso die staat vrij verwezen,


Hij slaat vol wanhoop zijn handen voor 't gelaat.
Maar deze slag zal hem noodlottig wezen,
Hij laat de ladder los en breekt zijn ruggegraat.
Hij breekt zijn .arm, zijn nek en zijn guitaar,
En ook zijn knecht zakt kermend in elkaar.

Des morgens vroeg toen kwam de melkboer kloppen,


Hij vond ze beiden liggen in 't gras.
Hij ging van schrik zijn pijpje staan te stoppen,
Hij vond die dooie ridders wel wat kras;
Hij zei: O Kaatje, kijk er is even hie—ie—ier.
Er liggen er twee zoo dood als bordpapier.
— 75 —
Hij zei tot Kaatje: ik wed om een maand £ au <-
Dat dat geen dronke', dronke' lappen zijn.
Het is een edelman die met zijn page,
Op een liefde'sa vonture-1uurtje zijn;
't Zijn bepaald twee heele rijke heeren.
Dat zie je aan hun fijne bovenkleeren.

Maar Kaatje zei: toch zijn 't dronkelappen,


Die liggen daar al een geruimen tijd,
De dienders zullen :;e spoedig komen snappen,
Dan zijn we 't zootje voor de deur gauw kwijt;
Ze hebben van nacht ons leelijk doen verschrikken,
Ze zijn aan de ruiten van de jonge juffrouw wezen tikken.

Wat kunt gij leeren, welgemaakte knapen,


Uit 't verhaal dat ik u heb gedaan,
Dat men om tot zijn liefje te geraken,
Men nooit moet klimmen tot haar vensterraam ;
Die weg is steil, gevaarlijk en sle-eecht.
Dat zaagt g' aan Alonso en zijn trouwe knecht
Snap je dat ?
— 76 —

L> E V E G E T A R I Ë R S !

:*— £^-£=EE£= ft—ft=*=Eft=5E^ij


Vc gc - ta - ri - ërs zijn inen-schen, Die dc men-schen au • ders wen-schen, Daar • om c • ten zij slechts plan - ten,

,q~3 f

Net als groo - te o - li - fan - ten" Zij ziju bang voor dooi - e loei - en, Want die kun - nen niet meer loei - en.

I -f-'—i H -|--~^J= i ^^^1^=1==.-==!===:


— 77 —

£I • • ï.
Bees-ten rloo-den om
m dV. A I -
tc e - ten, Noe men ze
; ; ; gÜ |- ; M ; ; J
|•|
van God ver - ge . ten t Is zoo dcf-tig rn zoo fijn Ve - ge - ta - ri - Cr te zipi!

• " j j * * ; S 1 I £

3 i » ' ; 5 » — ï ® ~ *'
-» a »

In luin reine restauratie,


Is voor arm en rijk een plaasie,
Overal, tot in de keuken
Hangen christelijke spreuken, ' •
Die de /iel zoo zeer versterken.
En zoo spijsverteerend werken,
Die voor overdaad behoeden,
Ons met idealen voeden.
't Is zoo deftig en zoo fijn.
Vegetariër tc zijn.

Zondags boonen, Maandags boonen,


Dinsdags boonen. Woensdags boonen,
78 -
Donderdags gepofte boonen.
Vrijdags boonen, altijd boonen,
Zaterdags gestoofde boonen,
Ciod bewaar ons voor die boonen,
Boonen eten is 't beste,
Tot we boonen zijn ten leste,
't Is zoo deftig en zoo fijn.
Vegetariër tc zijn.

Voor een heel klein beetje duiten,


Ga je je aan pap te buiten.
Voor een paar onnooz'lc centen
Eet jc appelen met krenten,
Soep van blaren, pas gevallen.
Met mahoniehouten ballen.
Meisjes met verboden koonen,
Brengen je jc portie boonen,
Vricnd'lijk ki|kcn is er noodig.
Fooien geven overbodig.
't Is zoo deftig en zoo fijn.
Vegetariër tc zt]n.

Sociaalders, anarchisten.
Lieve, zoete idealisten.
- 79 -
Niemand zit zich aan te stellen.
Ieder heeft wat te vertellen,
Brave armen, milde rijken,
Allen zijn ze huns gelijken,
/ïwaargespierde, vrije vrouwen,
Die niet van 't mansvolk hou'en.
Kooplui, kunstenaars, poëten,
Heel de groep zit daar te eten.
't ls zoo deftig en zoo fijn,
Vegetariër te zijn.

Vegetariërs zijn lieden,


Die een ander wat verbieden.
Vegetariërs zijn poppen.
Die zich vol principes proppen.
/-ij zijn bang voor bitterneuzen,
Soberheid is hunne leuze,
't Zal nog zoover met ze komen,
Dat ze nest'len in de boomen.
Dat ze doode blaren eten.
Voor de rust van hun geweten,
't Is zoo deftig en zoo fijn,
Vegetariër te zijn.
— 80 —

VOOR DE ROTTERDAMMERS.*)

Wat 'n herrie, wat 'n leven


Kunnen toch die boonen geven,
Want bij al dat boonen eten
Moet men een ding niet vergeten,
Dat de boonen ons soms hind'ren,
Boonen deugen niet voor kind'ren.
Boonen doen de kind'ren schade,
Als ze zijn van chocolade,
Want ze zijn misschien vergiftig,
Heel de stad is dol en driftig,
ledereen wordt nagezeten,
Niemand mag meer boonen eten,
Al de dienders en klabakken,
Hebben de boonenkoorts te pakken,
Boonen eten is zoo fijn.
Als ze niet ^vergiftigd zijn.

Zit je rustig in een bakkie,


Loop je met een doos of pakkie,
Met een taschje of een mandje,
Dadelijk heb je een standje.
*) Geduicodc '1 booücoupfiK-r
— 81 —

In de straten, op de stoepen,
Hoor je giftverkooper roepen,
Kindermoorder, boonenzaaier,
Smeerlap, schooier, pierewaaier.
Moeders staan met huilgezichten,
Dienders angstig in te lichten.
Alle magen zijn bedorven,
Duizend kind'ren zijn gestorven.
Duizend zullen 'r nog bezwijken,
Overal ontmqet men lijken,
Die met mond en oogen open,
Om 't hardst naar Crooswijk *) loopen.
Zie ze hollen, zie ze draven,
Om zich zelve te begraven,
't Is een onheil, 't is een wonder,
Rotterdam gaat naar den donder,
Boonen eten is zoo fijn.
Als ze niet vergiftigd zijn.

•I KeHthof.

fierste Bundel 6
- 82 —

ROTTERDAMS BRANDALARM.

De brand-weer is in Rut - ter - dam Nog (el - Ier dan de fel - ste vlam, Ja, dan de fel • ste vlam. Vlug

IÉIHIIII =#=—^=i^§=^§=== yEE

=^--—------ -g g— ~«j—F

i i i JlJ J i
neemt 'tt groo - te troep kla - bak - ken, De brand - sig - naai - trom-pet te pak-ken. O! O!

!^§ =====
p
y
,
U c
—-j
S I , . tf.j. d'
- 83 -
Zoo was er eens een vierde klas,
Die nog niet lang klabakkie was.
Niet lang klabakkie was.
Hij liep maar door en bleef maar fluiten,
En kwam ten leste fluitend buiten.
O!

Hij liep langs Dordt en 't Hollandsdiep,


En toen hij kalm de brug op liep.
Ja kalm de brug opliep.
Bleef hij steeds toeteren en schreeuwen,
Voor golven, visschen en voor meeuwen,
O!

Zoo kwam dat dienderachtig niensch,


Weldra nabij de Vlaamsche grens,
Nabij de Vlaamsche grens.
Maar zonder daarop goed te letten,
Bleef hij maar moedig door trompetten
O!
- 84 -
Dus liep hij vele maanden lang,
Met zijn weemoedig brandgezang.
Weemoedig brandgezang.
Langs bergen, velden en gehuchten,
Weerklonken zijne brandweerzuchten.

En op 't einde van zijn reis.


Vond hij zich dwalen door Parijs,
Ja dwalen door Parijs.
Hij blies zijn laatsten adem uit,
Door zijn beminde brandweerspuit.
O! O!
- 85 -
Z O N D A G S R U S T. *)
Zondag is de dag des Heeren,
ledereen rust Zondags uit,
Laat ons dus den Zondag eeren,
Nergens klinke wangeluid,
Geen lawaai meer langs de straten,
Bus- en tremgebel is uit,
't Is verboden luid te praten,
Zelfs een brand wordt niet gebluscht,
Alles voor de Zondagsrust.

Honden mogen niet meer janken,


Op de Maas wordt niet gewerkt,
Arm cn rijk zwelgt sterke dranken,
En daarna wordt druk gekerkt,
Koffiehuizen zijn gesloten,
Ook de gasfabriek staat stil,
Zondagsrust wordt ruim genoten,'
Iedereen doet wat hij wil,
't Is een uitkomst, 't is 'n lust,
Rotterdamsche Zondagsrust.

Gemaakt naar aanleiding van een verbod der Politie


om 'a Zondag* miuiek tc maken.
— 8ti —

Niemand mag muziek meer maken,


Op concert of matiné's,
Zelfs de vogels op de daken,
Houden zich des Zondags heesch,
Maar in den Dierentuin daar spelen,
Muzikantjes ongestoord,
Zondagsrust kan hun niet schelen,
Zoo dat heel de stad hun hoort,
Niemand voelt daar groote lust,
Voor de zoete Zondagsrust.

Daarom mis ik mijn gietare


Daarom sta ik voor Piet Snot,
Zonder hulp van zoete snaren,
Zeg ik wat ik zingen mot,
Als ik toch muziek ging maken,
Kreeg ik een proces-verbaal,
Daar moet ik secuur voor waken,
'k Vrees de dienders en schandaal,
Burgerij wees dus gerust,
k Waak voor uwe Zondagsrust.
— 87 —

DE ROTTERDAMSCHF. BEURS.

Op de Beurs daar loo-pen Hee-rcn Met en zon-der hoo gen hoed, D,e daar van el-kan-der lee-ren Hoe men geld ver-die-nen moet

|
i |§ppll|

.j ^ ~ [/ L j _j L* * (

Op de beurs daar doet men zaken,


In effecten en in graan,
Door de herrie die ze maken.
Kan men niemendal verstaan.

Op de beurs mag men niet rooken.


Rooken is daar onbekend,
Wordt er toch eens opgestoken,
Dan verschijnt de president.
- 88 -

De president maakt je een standje


En de man heeft groot gelijk,
Daarna geeft ie je een handje,
Of hij lacht 's vriendelijk.

Op de beurs mag men niet zingen,


Niemand tapt een vuile mop,
Of vertelt gemeene dingen,
Op de beurs gaat dat niet op.

Nergens hoort men ruzie zoeken,


Alles gaat er vredig toe,
Staat er iemand hard te vloeken,
Dan houdt men zijn ooren toe.

Op de beurs daar loopen schippers


En die spoegen op de grond,
Pruimtabak en vieze snippers,
Vliegen overal in 't rond.

Bij de beurs daar vliegen musschen,


En die tjilpen van plezier,
Maar ze smijten ondertusschen,
Op je jas een souvenir.
- 89 -
Bij de beurs daar loopen vrouwtjes,
's Middags tusschen twee en drie.
En die dames krijgen douwtjes
Enkel uit galanterie.

Al de ouwe beursmeneeren,
Roepen hm, en roepen och,
Doen alsof ze zich geneeren,
Maar die snoepers ze kijken toch.

Bij de beurs daar koopt men kranten,


Van een brave, zwarte meid.
Vele heeren zijn haar klanten,
Ieder zegt een geestigheid,

Als dat meisje ging noteeren,


Al die moppen groot en klein,
Zou men zien dat beursmeneeren.
Lang niet allen heeren zijn.

Na de beurs drinkt men 'n sherry,


Of 'n glaasje port met spuit,
Die verdient heeft die maakt herrie,
Die verloor die houdt zijn snuit.
— 90 —
<~)p de beurs zijn soms schandalen,
Menigeen wordt er besmet.
Die er streken uit wil halen,
Wordt er van de beurs gezet.

Rond de beurs daar is 't leven.


Rond de beurs daar groeit 't goud,
Rond de beurs wil ieder streven,
Jood en Christen, jong en oud.
— 91 —

ODE AAN NEDERLAND.

O Ne - der - land, mijn Nc - der-land, Waar ik zoo gaar - ne woon; Gij zijt mijn dcf - lig va • der-land, Ik.

~ ~ ~ ~ ~h" ~ — —--

ben uw trouw-ste zoon. O Ne - der - land. O Ne - der - land! Hoe komt g.j loch zoo schoon?

te"1 IW1'']

- ''^ P~—Ü-lQjiju- '~MrfP ï I | jH==E


1 t-3. 3. 3. 3.
— 92 —

Stil, Nederland, ik watertand,


Wanneer ik u bekijk.
Dan wuif ik met mijn rechterhand
En zeg: „Hoe wonderlijk "
Stil, Nederland! (iis.)
Geweld uit wier en slijk.

Zeg, Nederland, de zieleband,


Die broederliefde hiet,
Is sterker dan de olifant
En echter dan graniet.
Zeg, Nederland! (Ais.)
Ben ik uw zoon of niet?

Ach, Nederland, wat zijt gij groot,


Vooral uw waterkant.
Nooit zag ik roodcr avondrood
Dan aan uw blinkend strand.
Ach, Nederland! (bis.)
Druk mij de broederhand.
— 93 —
Kom, Nederland, kom plokje grond,
Waar steeds mijn broodje groeit.
Waar ook mijn geurig wiegje stond
En thans het slachtvee loeit.
Kom, Nederland, (Sis.)
Gij zijt met vee besproeid.

Zie, Nederland, waar ik ook staar,


't Is alles poëzij.
De duinen hier, de weiden daar
En verderop de hei
Zie. Nederland! (Sis.)
Mijn hunnebed zijt gij.

Dus, Nederland, vertrouw op mij,


Herinner u dit lied.
Verlangt uw hart naar poëzij,
Waag dan aan mij een lied.
Dus, Nederland! (Sis.)
Geneer u dan maar niet
- 94 -

HET DICHTERLIJKE MEISJE.

Daar was ccnmcis-jc van fat-soen, Een mcis-jc vrij cn blij Dat ging pe-dan -te din - gen d'*en, Al indepo-ê-zij

•j^ ?i 1. j^_ ! j

Zij trok een mannelijk gezicht


En fietsbewustzijn aan,
Toen sloot zij fluks haar kamer dicht
En liet het strijkgoed staan.

Het meisje was compleet voorzien.


Van heuschelijke smart.
Zij telde twintig jaar misschien
En had een edel hart.
— 95 —
Zij was de wereldzorg bewust,
Die dezen tijd vervult,
Waarin men liever biefstuk lust.
Dan spek af zure zult

Zij vond een zoen een enge zaak,


De liefde leek haar vies,
Zij noemde eiken man een draak,
„Ik baas1" was haar devies.

Dus greep zij" naar een scherpe pen


Zij stak die in de pot,
„Nu zal ik toonen wat ik ben,"
En schreef de punten bot

De verzen dropen voor haar neer.


Als taaie appelstroop,
\ an strijkgoed was geen sprake meer,
Haar ziel ging aan den loop.

Zij dichtte, dichtte zonder end,


Maar postpapier stond vol,
Zij was volkomen leeg gepend,
Haar hersenkas was hol.
— 96 —

Maar toen men hare verzen las


Keek iedereen haar an,
Men vond dat nog 't beste was,
Haar loflied op den man.
- 97 -

DE ROTTERDAMSCHE PAARDETRAM

'tGek-ste ding van Rut - Ier - dam. Is die goei - e paar - de - tram.

i s * 3
Als je niet meer lachen kan.
Kijk de paardetram 's an

Als je dat mirakel ziet.


Lach je of je wil of niet

Iemand met een haastig lijf,


Vloekt de tram geregeld stijf.

t Is een groote ergernis


t I.ijkt wel een begrafenis.
f.erste Bundel 7
- 98 -
Mot je ergens gauw naar toe,
Klim dan liever op een koe.

Rotterdam wordt wereldstad,


Na een duizend jaar of wat

Naar den Haag rijdt men dan tijn,


In een electrischen trein.

't Wordt een wonderlijke pracht.


Als je lang genoeg maar wacht.

Voor die nieuwerwetsche baan.


Ging Boneski naar de inaan.

Maar dat heeft niet lang geduurd,


Want de zaak is weer gehuurd.

En nu drink je 'r met plezier.


Weer je lekker potje bier.

Paarden zijn dan uit den tijd,


Alles electriciteit.
— 99 —
Maar de stoomtram naar Schiedam,
Wordt een hazewindentram.

Als 't regent dat 't giet,


Is de tram er lekker niet.

Roep je dan „daar heb'je hem!"


Is 't nog een open trem.

Als je voor de hitte zwicht,


Is de tram gewoonlijk dicht.

Conducteurs zijn zeer beleefd.


Als je maar een fooitje geeft

De koetsiers zijn desperaat.


Als de tram de rails uitgaat.

Al de paarden van de tram.


Zijn als schutters net zoo tam.

's Morgens wordt zoo'n tramwaypeer'd


Opgewonden en gesmeerd.
100 -
Als 't niet meer sjouwen hoeft.
Wordt, 't uit elkaar geschroefd.

Zijn ze afgebeuld en moe,


Gaan ze naar den vilder toe.

Als je uit den vreemde komt.


Sta je van de tram verstomd.

ledereen vraagt dan gewis.


Of 't een kinderwagen is.

't Lolligste van Rotterdam,


Is die goeie paardetrara.

Kom je 's nachts aan 't Maasstation.


Keer dan maar gerust weerom.

Wat je zoekt en waar je spiedt.


Maar die tram die vindt je niet.

't Is een zootje, 't is een kruis,


Want je moet te voet naar huis.
101 -
d'Aandtelhouders zijn tevreé
Want ze doen er zaakies mee.

Ieder zit er voor zijn lol,


Want de tram gaat nooit op hol.
— 102 -

DE IDEALISTEN.

Ze gaan langs de straat als ge - ran - set - de hon - den, Ze lij - ken de mc n-schen 200 tie - de - rig aan ; Ze

krH^—
loo - pen te koop met hun dier - ba - re zon - den. Ze spre - ken van zie - len die blij - ven be - staan.

^jp=====3==^=—-Lp^rp^r =g^":
_ 103 —
Ze 'plagen Ons allen met geldidealen.
Modelmaatschappij waarin elk produceert,
Ze wijzen ons ovgral wonden en kwalen.
Ze zijn zoo menschlievend, naïef en geleerd.

Ze spelen den Christus in krotten en kroegen,


Ze eeren den werkman, 't volk is hun God,
Ze laten 't volk en den werkman maar zwoegen,
Omdat 't op aarde nu eenmaal zoo mot.

Ze maken zich druk over stemmen en kiezen.


Ze stellen zich overal graag candidaat,
Ze hebben gewoonlijk geen steek te verliezen,
Ze krijgen den kost van 't volk en den staat.
— 104 —

En als ze dan eenmaal als Kamerlid zitten.


Dan doen ze brutaal, onbeschoft, familiaar,
Ze zitten op alles en ieder te vitten,
Alles wat geld heeft is smerig en naar.

En wat er op aarde zooal wordt geleden.


Daar kijken ze nuchter en kalm overheen,
Ze willen geen betere menschen en zeden,
Ze willen regeeren en dat maar alleen.

Ze willen partijen, de menschen verdeden,


Ze kweeken slechts vijandschap, afgunst en haat,
Totdat 't de menschen te zeer gaat vervelen,
Dan zetten ze d' idealisten op straat.

We kunnen ze misspn die idealisten,


We haten hun zoet en menschlievend gezeur,
We krijgen genoeg van hun snoeven en twisten,
En van hun onmanlijk en futloos getreur.
. 105

We willen weer leven voor lachen en springen,


Voor liefde, voor vrouwen, voor hartstocht cn wijn,
We willen luidruchtig weer juichen en zingen,
We willen de Goden op aarde weer zijn.
— 106 —

MEISJES VAN DE H. B. S.

i, ai | | j
|on• ge meis-jes, kor-te rok-ken, Los-se, lan-ge.blon-de lok-ken,Groo-tc slap pen zij aan zij, Loo-pen lachend op een

| U * ' I J i | U I [ ü A

i | | | l l I I ' I I I l J i J ~

;ëteË2^^g^^=së^pifi!^^pilil^Êig!P^lÉ!!l
rij; Meis-jes van de H. B S., Gaan als scha-pen naar de les, Den-ken o - ver sommen na, In de ina'-the-ma - ti - ca.

! , I j j | j | a f r p É
ss- -*

Wonderoogen als violen,


Achter wimpers weggescholen,
Kijken naar de lucht misschien,
Om er iets geheims te zien.

- 107
Meisjes van de H. B S.,
Gaan als schapen naar de les,
Denken over sommen na,
In de metaphysica.

Lippen rood als rozeblaadjes,


Fluisteren geheime praatjes,
Babbelen om niemendal,
Van wat nooit gebeuren zal,
Meisjes van de H B. S.,
Gaan als schapen naar de lej,
Denken over sommen na,
ln de hooge algebra.

Rose nagels, teere handen,


Roode ooren, blanke tanden,
Bloesemwangen zacht als zij,
Blozen om een vleierij.
Meisjes van de H. B. S.,
Gaan als schapen naar de les.
l.eeren x en leeren
Doen aan goniometrie,
108
Jonyp me isjes, lievelingen,
Hooren gaarne zoete dingen.
Stoeien liever door 't gras,
Dan studeeren in de klas.
Meisjes van de H. B. S.,
Worden nufjes op de les,
Loopen liever vlinders na,
Zonder mathematica.
— 109 —

D E L A W A A I - S T U D E N T .

J piM=i=|fl=rHM==i^a

Wan-nccr Pa - pa fa - brie-ken heeft, Zijn za-ken goed ren-dee - ren ; En dcf- tig van zijn dui-tcn leeft, Dan moet de zoon stu-dre-ren

ffiPSJa-j>- ÏTTT* - Eg » ï 3=»t=3 = J. ..' .: ^2._trt #-.. •- .; .• «: jjp

• |

ba#a4feslll' " — IjLj^s^


Dan loopt ic veertien dagen groen.
Dan gaat ie aan 't sjouwen,
Dan wil ic stomme dingen doen,
Die naderhand berouwen.

Maar is ie dan een beetje man.


Dan gaat ie ook studeeren,
Dan toont ie dat hij meer nog kan,
Dan fuiven en verteren.
— 110 —

Maar is ie iemand zonder kop,


Dan wordt ie gauw 'n zwijntje,
Dan slempt en brast ie alles op,
Om geld geeft ie 'n schijntje.

Dan wordt de zoon een nette vent,


Die houdt van herrie schoppen,
Een kerel die niets beters kent,
Dan patsen met zijn moppen.

Dan noemt ie zich je Jan-Stredent,


Dan draagt ie smalle broeken
En dat ie goed het leven kent,
Dat merk je aan zijn vloeken.

Dan zit ie nachten op de kroeg


Zijn dronkenschap te smoren,
En uit zoo'n type wordt gauw genoeg,
d' I.awaai-student geboren.
— 111 —

Die vrouwen lastig valt op straat,


Bevuilbekt en beleedigt,
Vooral wanneer een kameraad,
Zoo'n vrouwtje niet verdedigt.

Dan maakt ie drukte als een gek.


Dan wil ie kranig wezen,
Dan zegt ie op een dag „verrek!"
„Ik ga maar liever sjezen."

Want van zoo'n bleeke, leege man,


Valt toch nooit iets te hopen,
't Beste wat hij dan nog kan,
Is altijd groen te loopen.

Men haat zoo'n Hollandsch stukje fat,


Dat nooit iets zal praesteeren.
Want nis de vent geen duiten had
Dan moest ie schoenen smeren.
— 112 —

Goddank dat in ons vaderland.


Nog jonge kerels loopen.
Die met hun helder frisch verstand.
Geen flauwigheid verkoopen.
— 113 —

ODE AAN DE BLAUWE ZEE.

Blau - wc zee van ver ge - ko - men, Gol-ven die zoo loo - me droo - men, Droo men van een eeu-wig le • ven,

& * i fit • F
1 — i * r%
i f ¥ ï ï ï T T * - y| # * » | | ' j*" * J

O; .». o^ ji- c"- .•»• o• -•*• d; "' j#-

Droo - men van een ceu - wig zijn Zacht zingt de zee Zan -gen van wee-moed, Zacht zingt de zee, Zan -gen van wee.

^4~^-pX^ ^=»=^=^=*|i Jf=^ -J j ^ i j: ^"J

Ë^Ü==^E^Ei^IpUljfei J3^i
3 »• I l I

Eerste Bundel. 8
• 114 -

, . . m , , n . h , . ri[1I is een visth Die 200 ver - fiis - schend is. Ah men kat - te - rig is
Zmgt de hl - ring mee. l)c M nog •» « ^ ^
— 115 —

EEN GOEDE LES.

"• ; 1 =-; -
Zoon gi) zult de meid niet kus-sen, de meid niet kus-sen, de meid niet kus-sen, Haar niet kiet'-len ia d« zij, Haar niet

an,— LI-J—ï-Jt=r-L~—il j"i ii i •!---—• ^=33==;jjj—r^-—_ • Ji li*fj=

l i 5 u i i l l ^ i i

kiet'len, kiet len, kiet'Ien in de zij. Haat gckreuk-le mut-sc - lus-sen. mul-* - lus-se», mut-se - lus-sen. Ziju bewijs genoeg vour

—M M —<-J' i IJ IJ tjgijririrjrzrr^^M _ I I Ii J 1J tJ ï:

fi-f—pff 3= yfffpff rfflff iWrilnLE

i ? <» r - <= **<* |3= ^ i 5 : |


-S». .-» "»
8*
Kerste Bundel
- 116 -

ÉI ';l = . _=1 : ^|ÉÉ?E=.'!• _ ;_^Lpplllilïiil1


mij. Dat gij deedt gc-lijk »k zei. Sinds dien tijd, sinds dien tijd, Kust de va-der, kust de va-der, Kust de vader zelf de meid

I N Iï i J r ^ P W P i Pï ï ï T ï -

! V !• — «s «' -1 -r ' •
i '--pp-'
!»•» r -
— 117 —

G E L I J K II X I S S E N

y. ,
i t : i i ; .:i , J i; ; ; i \ gfmma
SIiOT

't Lc - ven is zoet en dc wc • rcld is krom, de» lief • de is blind, maar dat doet ze der • om pcerd.
j » _ j SLOT.

ri • —j-é =d=fcil^

> :t ~ ~ ~ ~jc-' | ~ 3- T• =• P"'"" ' 3 =* ~ ' I

Zoo min als een nachtpit


I.i n pompzwengel is.
Zoo min is een bloemkool
Een Engelsche miss.

/oo min als een trekpot


Een staartster kan zijn,
Zoo min wordt een kater
Ooit scheepskapitein.


118 -
Zon min al* wn treurwilg
Zoo maar niet treurt op de
Zoo min is ren koster
Een vliegende visch.

Zoo zeker als Petrus


Is hemelportier,
Zoo zeker is doodgaan
Je laatste plezier

Zoo zeker als F.va


In appeltjes deed,
Zoo zeker is Adam
Dc klant die ze eet

Zoo zeker als Hannibal


Op het veld van eer is vergaan.
Zoo zeker is met peerdrups
Nooit een moord gedaan

Zoo zeker als een weeskind


Zijn ouwers mankeert,
Zoo zeker is cheval
In 't Hollandsch een peerd.
119 -

D E S U I K E R T A N T li

Kond orn de tafel zat het heele gezin.


Papa en mama en tusschen hen in
De rijke suikertante
Verder aan beide kanten
De neven en de nichten,
Die allemaal met dezeltde familie gezichten
Tegenover tante zaten
En van niets andere durfden te praten
Dan wat tante moest doen en laten
Dat tante niet op de tocht moest staan,
's Avonds niet te laat naar bed moest gaan;
Nooit een warme kruik vergeten
Mn iedere morgen havermout eten.
Want dat tante nog lang moest leven
\ oor al hare dankbare nichten en neven
Tante zei niets maar lachte tevreê
I n /i| dacht aan haar portemonnaie,
Die zi| toevallig nooit bij zich had
Wanneer ^ij bij hare familie at.
- 120
Op eens zei pa met een manlijk geluid
„Wat ziet die tante van ons er goed uit,
Je zou tante geen vijftig geven,
Tante kan nog wel vijftig jaar leven!"
„Gut zou je denken?" lachte tante gedwee
En ze dacht weer aan haar portenionnaie,
„Zeker," zei moe opdringerig goed.
Zooals een moeder dat meermalen doet,
„Zeker tante u hebt nog net een gezicht,
Waar niets dan santé en gezondheid opligt!"
lai zij pakte haar hand vast
i n tante dacht weer aan haar brandkast,
1'oen kwam het meisje heel keurig en netjes
I n zette voor tante de garnalen croquetjes,
l'"n zij ging met een gloeiende kleur
Weer terug naar de kamerdeur;
Want de oudste zoon had haar aangekeken
En zij kende dat teeken.
En misschien, misschien
Had tante het teeken ook gezien,
Want met 'n wip was ze de kamerdeur uit
Toen trok de zoon weer zijn gewone snuit.
De schaal met kreeften ging rond
Zij smulden en hielden hun mond,
121
„Smaakt 't u tante, houdt u van visch'"
Zei pa en dacht aan de erfenis.
„Zeker," zei tante. „Ik hen er wat op gesteld,"
En de heelc familie dacht aan haar geld.
't Jongste kind van een jaar of vijf zes
At nog zonder vork en mes.
Zoodat de helft van zijn croquetje
Siepelde langs zijn gestreepte servetje.
„W'impie," zei moe, 't kind was 'n zoon,
„Zit niet zoo te knoeien, je servet is pas schoon"
Maar Wimpie zei niets en keek leuk en brutaal
En knoeide maar door en frummelde een garnaa'
In zijn linker oor.
Totdat W'impie zich opeens verslikte
En iedereen dacht dat Wimpie stikte.
De moeder sprong gillend op
En gaf Wimpie een mep om zijn kop,
Ook de vader maakte zich dik.
Tante zag bleek van den schrik.
Ze keek angstig rond
Met eene volle mond,
Totdat Wimpie zijn adem weer kreeg
En toen at tante haar mond
Met garnalen verder leeg.
122 -
„Bent uwé geschrokken tante?" vroeg p*.
Tante zei beverig „Ja!"
„Ik dacht dat mijn neef
Er zoo waar in bleef,
Gossiemijne, ik schrok me dood!"
„Geen nood, geen nood.
Een mensch gaat zoo gauw niet dood!"
Grinnikte de heele familie tevreö
En ze dachten aan tantes portemonnaie.
Toen kwam 't meisje met een runderrollade
En peentjes en versche komkommersalade.
Ze keek weer als gewoon
Naar den oudsten zoon.
Die wees op zijn koon
En trok ondertusschen
Zijn lippen tot kussen.
Maar ook nu had de vader de teekenen verstaan
Want hij keek zijn zoon zeer onvoordeelig aar
En hij bromde in zijn baard van nijd,
Omdat hij van tijd tot tijd
Ook wel eens zoentjes geeft aan de meid.
En bovendien kwam het in 't geheel niet te pas
Dat die aap zoo familiaar met de keukenmeid was,
Dat moest hij voortaan maar laten,
123
Ondcrlusschen had tante ook all> > in dc gaten.
Ze aten peentjes, ze aten rollade
Ze aten van de versche komkommersalade,
Ze dronken van wijn en ze dronken van bier
En ze deden hun tante plezier op plezier
De vader stond op en hij vulde zijn glas
En zei dat 't toch maar zoo heerlijk was
Dat tante hun tante was.
En dat tante zoo gezellig' kwam eten,
En dat hare bloedverwanten haar nimmer zouden vergeten.
En dat 't leven niet was om te sterven.
Maar om te erven, dacht tante toen.
En hij gaf haar een zoen
Om zijn gevoel te uiten
En vanwege de duiten.
Na afloop van 't diner
Dronken allen een kopje thee,
Papa op den leuningstoel en tante op de canapé,
Daarna deden ze een dutje
En droomden van tantes portemonnaie
En toen 't uur van scheiden kwam
En ieder hartelijk afscheid nam,
Kreeg tante van ieder bloedverwant
Een stevige zoen en een vette hand
124

Een jaar daarna zat ilat zelfde gezin


Maar nu /onder tante tusschcn hun in.
Weer lekker te eten.
Tante waren ze reeds lang vergeten,
Want toen er na tante's sterven
Geen duit meer viel te erven,
Zei elk van de bloedverwanten
„Dat hadden we nooit gedacht van tante,"
Want lekker eten en lekkere wijn
Zijn goed als er duiten te erven zijn.
Amen.
Bij de uilgevers W. L. ét J. BRUSSE te Rotterdam is mede verschenen:
HellHtrie. Dekking (Henri) Getroffenen. Prijs f 3,25, geb. f 3,90.
Dekking (Henri) Winterkoninkje. Prijs f 3,25, geb. f 3,90.
Autouiu (Mr.) Nieuwe Schetsen uit de Tweede Kamer onder het Uorki (Maxim) Slaapstee (Nachtasyl). Uit de onderste lagen der
Ministerie-Kuyper. Met 6U karikaturen van Dirk N ijland. samenleving. Tooneelspel in 4 bedrijven. Vertaald door Henri
Prijs gecart. f -,25. Hartog. 2e druk. Prijs f 1,25, geb. f 1,65.
Asselie (Piet van) Marcus en ïheus. Met omslag-en bandver­ Ilartog (Henri) Sjofelen. Verzameling van de nagelaten werken
siering van 1). Nijland. l'rijs ing. 1' 2,90,gebonden f 3,óu. van den schrijver xnet zijn portret. Voorrede van I.odewijk
Brusse (M. J.j Boefje. Naar liet leven verteld door M. J. Brusse. van Deyssel. Prijs f 2,90, geb. f 3,50.
Op veertien steenen in prent gebracht en verlucht niet blad­ Kretle Ben Heik Achmed, gezegd de dorst naar het schoone.
versieringen en beginletters door Dirk Nijland. Met een voor­ Het boek Ontluiking. Oorspronkelijke roman, ing. in 3 deelen
rede door Johan de Meester. Gebonden in perkamenten band f 7.50, geb. in linnen band met gouden stempel f 8,50.
met gouden stempels. (33 X 27Va C.M., XX -f 100 -f- 14 X 4
bladzijden. 14 prenten op Japanseb papier, buiten den tekst.) l.eonliaril (Frits) Aan I.ager Wal. Oorspronkelijke roman. Om-
No. 1—100 épreuves d'artiste, gewaarmerkt door den schrijver slagteekening van J. J. Aarts. Prijs f ü,40. geb. f 2,90.
en den teekenaar met hunne handteekeningen. Prijs f 47,50. Leuuliaril (Frlts) Het Knechtje. Oorspronkelijke roman. Omslag­
No. 101—300 op de snelpers gedrukt en geb. in Iiniienf 25,—. en bandversiering van D. Nijland. Prijs f 2,90, geb. f 3,50.
Ilrusse (M. J.) Itoetje. Naar bet leven verteld. Met een voorrede Leuliliard (Frits) Kleine Bandeloozen. Omslag-en baiidteekening
van Johan de Meester. 8e druk. Met omslag-en bandversiering van 1). Nijland. Prijs f 1,50, geb. f 1,90.
van Steinlen en een portretschets van den schrijver door Leoiiliaril (Frits) Emigranten. Tooneelspel in 3 bedrijven. Prijs
1). Nijland. Prijs 1' 1,50, geb. I 1,90. 1' 1,25, geb. f 1,00.
Ilrusse (M. J.) Het Nachtlicht van de Zee. Met een penteekening Loveliug (Virginie) Erfelijk ilelast. Oorspronkelijke roman. Met
van Jozef lsraëls en een oiuslagteekening van J. B. Heuke- portret, l'rijs f 2,90, geb. f 3,50.
lom. Prijs t'0,90, geb. f 1,25. Loveliug (Virginie) I)e Twistappel. Oorspronkelijke roman, l'rijs
Urusse (M. J.) Laudlooperij. Mei een kopergravure van Prof. f 2,40, geb. 1' 2,90.
1'. Dupont. Uitsluitend in dezen eersten druk. Een krijtschets I.uu<li|uist (Ernst) Talmi. Roman uit liet leven te Stockholm.
van zijn hand is op het omslag gereproduceerd. Prijs 11,90, Geautoriseerde vertaling van F. LahrJr. Prijs f2,10,geb. f 2,50.
geb. f 2,50. Martin (Hans) Onder Jongens en Meisjes. Prijsf2,50.Gebonden
Ilrusse (M. J.) Landlooperij. Zwerftocht van een dagbladschrijver in stempelband f 3,25.
onder stroopers en schooiers. 3e druk. 4e lOOOtal. Goedkoope Meer (Pieter van der) Levens van Leed. Mei omslag- en band­
uitgaaf f 0,90, geb. f 1,25. versiering van D. Nijland. Prijs f 2,50, geb. f 3,25.
('arelseu (Geertruida) Noord-Hollandsche Vertellingen. Met om- Meyere (Victor de) Langs den stroom. l'rijs f 2,50. geb. I' 3,25.
slag- en bandversiering van Kees van Dongen. l'rijs f 2,40, Moresco (A.) Journalistieke Manoeuvres met den Zedenspiegel.
gel», f 2,90 Met een geteekend portret en boekversiering door J. Aarts.
Cueuen (Krans) Burgermensclien. l'rijs f 2,90 geb. f 3,50. Prijs f 1,50, geb. 1,90.
Dekking (Henri) Op Dwaalwegen. Oorspronkelijke roman. Prijs Morissou (Arthur) De lotgevallen van Dicky 1'errot. Het kind van
f 3,25, geb. kop verguld f 3,90. den Jago. In omslag of band van D.Nijland. Prijs f 1,50 geb.f 1,90.
Serie KEN BOKK. No. 3. Dekking (Henri) Van de Rotte tot de Schelde. Dwaaltoch­
No. 1. l'anter (Bemard) Twee weken Bedelaar. 3e druk met ten over de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche eilanden. Met
2 portretten. 192 bladz. f0,35, «eb. f0,55. 30 teekeningenvanJ.lt. Heukeloiu. Prijs, f 0,50.
No. 2. Coenen (Frans) I)e Zomergenoegens van de Familie
Kramp. 100 blz. Prijs f 0,25, geb. f 0,45. Verzen.
No. 3. Brugge (M. J.) In de Nachtbuurt. 160 bladz. f 0 35
geb, f 0,55. Adama van Scheltema (C. S.) Kenzame Liedjes. 2e druk Priis
f 0,60, geb. f 1,10.
No. 4. Hartog (Henri) In d'r nieuwe woning. Realistische no
veüe. Met 1 portret 128 bladz. Prijs fO,3o, geb. f 0,50, Adama van Scheltema (('. S.) Zwerversverzen. 2e druk. Priis
f 0,60, geb. f 1,10.
No. Lapidoth-Suarth (Hélène) Louise. Ken novelle 88 bladz.
Prijs t' 0,25, geb. f 0,45. Adama van Scheltema (C. 8.) Van Zon en Zomer 2e druk
Prijs f 0,60, geb. f 1,10. 2e druk.
No. 6. Cneuilt (Richard de) De Primus. Humoiistische Novelle.
00 blauz. Prijs f 0,25, geb. f 0,45. Ailama van Scheltema (C. S.) Uit den Dool. Prijs f 1,90geb. f2,40.
No. 7. Leunliartl (Frits) Zwervelingen. 100 bladz. Prijs f 0.25. Adama van Scheltema (C. S.) Ken weg van Verzen. Prijs f 1 00
geb. f 0,45. geb. f 2.40.
No. 8. Klaver (Lute) De Vrachtrijder van Waruielo. PriiB t'0,35 Adama van Scheltema (<.. S.) Levende Steden: 1. Londen. 2 IJus-
geb. f 0,55. seldorp. 3. Amsterdam. Prijs f 1,25.
No. 9. Speenhof!' (J. H.) Avontuurtjes. 120 bladz.Prijs f 0,35, Boiitens (P. C.) Het Treurspel van Aeainemnoon. het
geb. f 0,55. Grieksch van Aischylos in Nederlandsche verzen overgezet.
No. 10. Cneudt (Richard de) De Secretaris der Dekenij. 104 Met aanteekeningen. Prijs f 2,50.
bladz. Prijs f 0,35, geb. f 0,55. Colleui (A. van) Van Stad en Land. Priis fnim „«.l, f i jn
No. 11. Logliem (Mr. M. G. I.. van) Proefkonijntjes. Uiteen meisjes- Kelen (Jan) Lentelinde. Het Lied van een jonge Liefde
dagboek. 130 bladz. Prijs f 0,35 Geb. f 0,55. Prijs f 1,50.
Islees (Theod.ï Recitatieven. P riiK f 9 /ifl tru 1» f v ui
No. 12. Urusse (M. J.) Achter de Coulissen. Prijs f 0,35 geb.
f 0,55. .Martin (Hans) Bekentenissen. Prijs f 0,90, geb. f 1,40. Knkele
No. 13. Speenhulf (J. H.) Filiphiua's Wonderliefde. Met 30 exemplaren op geschept Hoil. papier a f 5,—
teekeningeri van den schrijver. Prijs f 0,35 geb, f 0,55. Schutter (Lodewijk de) Verzen f 1,—
No. 14 Boudier Bakker (Ina) Ken dorre plant. Prijs f 0.35 geb. Slielley (I'ercy Bysshe) Alastor of de Geest der Eenzaamheid.
f 0,55. B In Nederlandsche Verzen overgebracht door Dr. K. H. dé
Raaf. Met portret van Shelley. Voorrede door Willem Kloos
Brusse's Reisgidsen. Prijs f 0,90.
Gebonden in leder f 1,50.
No. 1. Lissa (G. van) Twee weken te Berlijn. Geïllustreerde
(iids voor Berlijn met een kaart en een Hpoorwegkaartie. Liedjes, Wijzen en Prentjes.
Prijs f 0,50.
No. 2. Brusse (M. J.) De Harz. Ken Harzreis door M. J. Brusse. SjteeuliulT (J. H.) Ie, 2e, 3e, 4e en 5e Bundel. Prijs u. bundel
1 Geïllustreerde >;ids voor den llarz met een uitslaande kaart. f 0,50, geb. f 0,75. V
Prijs f 0,50. 5 Bundels in éen band f 2,90.
Boeken voor Jongens 011 Meisjes. Jacohsen (]tr. R.) ('arel van Manitpr. (154K—1606). Dichter en
prozaschrijver. Prijs f 3,90, geb. f 4,90.
Ahhtng van Honwenlnge (Mevr. N.) Lente, Zomer, Herfst en Kloof Meghnrg (Herman van der) Tachtig Schetsen van Boeren­
Winter. Ken sprookje niet rijke illustraties van P. «'ornelis huizen in Nederland. Met verklarenden tekst in vier talen.
<le Moor. Ken Luxe boek voor jonge kinderen op zwaar Met een voorrede van Prof. Henri Kvers. Prijs f2,90, geb. f3,fin!
geschept Hollandsch papier. Prijs f 2,50, geb. f 3,50. Knuttel (Dr. J. A. N.) Het geestelijk Lied in de Nederlanden
Ilrusse (M. J.) Ken Dierenkolonie in een Groote stad Derde druk. voor de Kerkhervorming. Prijs f4,90, geb. f 5,75.
Voor de schooljeugd bewerkt door W. M. van Dijk. Met 25 Meester (Johan de) De Menschenliefde in de werken van Zola.
illustraties van W. K, A. 1* Vaarzou Morel, kompleet in 2 Met portret door Steinten. Prijs f 0,50.
deeltjes. Trijs f 0,60. Morris (William) Kunst en Maatschappij. Gewone Editie. Prijs
Gogh-Raulbaeh (Anna van) Jïektor. De Geschiedenis van een 1 2,60, geb. f 3,25. Luxe editie in percament f 12,50.
hond. Fraai geïllustreerd door J. Ji. Heukelom. Priis f 0 90 I'omes (Dr. H.) Over van Alphen's Kindergedichtjes. Bijdrage
geb. f 1,25. J ' ' tot de kennis van de opvoeding hier te lande in de acht­
tiende eeuw. Met een portret en 32 illustraties. Prijs f 3,90 in
Kunst, Wetenschap, linnen gebonden f 4,90.
Prinsen JLzn. (Dr. J.) Multatuli en de Romantiek.Priis f 1 25
geb. f 1,90. ' '
Ondprwgs pii Opvoeding. Itolaml Holst (R. N.) Vijftien afbeeldingen in boekdruk van de
Wandschilderingen door R. N'. Roland Holst in het gebouw
Kunst. van den Algemeenen Nederlandschen Diamantbewerkersbond
te Amsterdam. Met enkele opmerkingen over en korte ver­
Ailaina van Hcheltema (f. S.) De Grondslagen eener nieuwe klaringen van de muurschilderingen. Prijs f 0,35.
Poëzie. Proeve van een maatschappelijke kunstleer tegenov er Itslaml Holst (R. N.) Vijftien fotografieën naar de wandschilde­
het naturalisme en anarchisme, de tachtigers en hunne deca­ ringen van R. N. Roland Holst in het gebouw van den Al­
denten. Prijs f3,00; in haltleder gebonden f 5,—.
gemeenen Nederlandschen Diamantbewerkersbond te Amster­
Kerlage (H. P.) örnndlagen und Entwickelung der Architek- dam. In haltlederen portefeuille, met gouden stempel van ('.
tur. Vier Vortriige gehalten im Kunstgewerbe Museum zu J. Mensing. Prijs f 00,—.
Ziirich von H. P. Berlage. Mit 29 Abbildungen f 2 25 treb Hos (J. D.) Het ontwerpen van Vlakornament. Met een voorrede
f 2,00.
van H. J. de Groot. Met ruim 300 illustraties waarvan 8 in
Berlage (H. P.) Over Stijl in Bouw- en Meubelkunst. Met, 51 kleuren. Prijs f 3,—, geb f 3,75 of in 6 stukken compleet k f 0,50,
teekeningen van den schrijver. Tweede verbeterde druk 1'riis
f 2,00, geb. 3,25.
Hartog (Henri) Een Eigenwijs Schrijfster. (Anna de Savornin
Hygiëne, geneeskunde, sociale en wetenschappelijke
Lobman). Prijs f 0,25. onderwerpen.
naverman (H. J.) Portret van Dr. A. Kuyper, 1'riis f 3—. Dalsuin (H. A. van) Toestand op het Kroondomein. Prijs f 0,25.
Hntschenrnyter (Wouter.) Wolfgang Aroadeus Mozart. Met een Diopter Het Staatstoezicht op de Volksgezondheid. Prijs f 0,30.
portret. Omslag en bandversiering van Frans Hutschenruvter Dlopter (A. Keppler. c.-i.) Het Staatstoezicht op de Volksge­
Prijs f 0,50, geb. f 0,00. zondheid II. Prijs f 0,50.
Egener-van Etyken (< "lir.) Een geval van Hoorstumheid bij een Treslong (H. van) «ivitas. Eene inleiding tot de Philosophie
kind en de behandeling daarvan door Chr. Egener-van Kijken. der Gemeenschap. Deel I. I)e wetten van het Gemeenschaps­
Prijs 0,35. leven. Deel II. De Metaphvsica der Gemeenschap. Prijs in
Kiener-van Eg ken (< lir.) Methodisch-Hygiënisch Spreken. 2 deelen f 4,90, geb. f 5,90.
Het genezen van stotteren en andere spraakgebreken. V a l l e n d e Z i e k t e e n d e G e n e z i n g in N e d e r l a n d . Door de Neder-
Handleiding ten behoeve van Onderwijzers, Ouders, Op- landsche Vereeniging tegen vallende ziekte uitgegeven ter
voeders en spraakgebrekkigen. Handboek voor zelfonderricht.. gelegenheid van het vijfjarig bestaan van haar gasthuis
Geïllustreerd. Prijs f 0,90, geb. f 1.25. in 1908. (Ken beperkt aantal is in den handel). Prijs f 0,25.
Wiiani .Ir. (<'. de) De uitvinding der verrekykers. Kene bij­
KykinaI I (Prof. Dr. C.) Hygiënische Strijdvragen. Prys f 0,60. drage tot de beschavingsgeschiedenis. Uitgegeven met steun
Hejjernians (li.) A rts. Handleiding tot <le kennis der Beroeps­ van het Zeeuwsch Genootschapder Wetenschappen. Prijs f 2,70.
ziekten. Met een voorrede van Prof. I)r. K. H. Saltet, 113
illustraties naar fotografieën en een alphabetisch register. Opvoeding en Onderwijs.
XX + 568blz. !'rijs f 12,50, in half leder geb. f 14,—.
Heyernians (L.) Arts. Het onderwijs in de bedrijfshygiëne. Itrusse (M. J.) Een dierenkolonie in een groote stad. Met 25
1'rijs f 0,50. illustraties van W. F. A. I. Vaarzon Morel. "Je druk voor de
schooljeugd bewerkt door W. M. van Dijk. Leesboek voor
Heyernians (L.) Arts. Gezondheidsleer voor Arbeiders. Met 'JH de hoogste klassen der lagere scholen. 2deeltjes f0,f>0compl.
illustraties. Prijs f 1,50, geb. fl,90. Coster (J.) De Vereenvoudiging in de Engelsche spelling.
Iluff iDr. L. van 't) Geneeskundige <)ids voor den Scheeps­ Prijs I' 0,26.
kapitein. Geïllustreerd. I'rijs geb. f 1,25. Djjk (W. M. van) Liedjes om te zingen in de school en thuis.
Japikse (Mr. A.) Ken Strijd tegen de Verbruikscoöperatie. Twee-en driestemmig in noten en cijferschrift, 130 blz. Prijs
Academisch proefschrift. I'rijs f 1,50. i 0,50.
Japikse (Dr. H.) Licht- en andere Stralen. Prijs f 0,00. Egener-van Kijken (Chr.) Ken geval van Hoorstomheid bij een
heopolil (Dr. J. 11.) Stoïsche Wijsheid. Tweede vermeerderde kind en de behandeling daarvan door ('hr. Egener-van Kijken.
druk. Prijs f 0,95, g"b. f 1,35. Prijs f 0,35.
Lintuin (Dr. C. te) Uit den Patriottentijd. Met 47 Historie- Egener-van Kijken (Ohr.) Methodisch-Hygiënisch Spreken.
en spotprenten uit de Verzameling van Stolk. Geïllustreerd Het genezen van stotteren en andere spraakgebreken. Hand­
door G. van Rijn. I'rijs f 1.50, in lSe eeuwschen stijl geb. f 1,<X). leiding ten behoeve var. Onderwijzers, Ouders. Opvoeders
I)e Misdadige Jeugd in liet Havenbedrijf. Prijs 1 0,50. en spraakgebrekkigen. Handboek voor zelfonderricht. Geïllus­
NjjhnfT (Prof. Dr. G. C.) De noodzakelijkheid van liet genees­ treerd. Priis f 0.90. geb. f 1,25. 1
<•-: . . . t
kundig onderzoek vóór het huwelijk. Prijs f 0,(10. « R I S S I J . . ïI . n ii...» .1.'
iia/.t*uiwi l »„ i -
I ij. i i'f \ U Ii _/ .*I I I . N I ' K I I N .M« .I ' ^vI '.I. IiR.R. . It A N I1I -
Polman Kriisemaii (Mr. W.) Frederik Nagtglas, uitzijn werken scne opraak Kunst, ten georuiKe mj net onderwijs aan Hoo-
geschetst. Prijs f 0.50. gere Burger-, Kweek- en Normaalscholen. Geb. f X,—.
Uitgaven der Sociaal-Technische Vereeuiging van Democra­ Japikse (Dr. H.) Licht- en andere stralen. Prijs f 0,90.
tische Ingenieurs en Architecten. No 1. Beschouwingen over Lintum (Dr. C. te) TTit den Patriottentijd. Met 47 Historie
Het Ontwerp Arbeidswet 1904. 2e <1 rnk. Prijs f 0,60. en spotprenten uit de Verzameling van Stolk. Geïllustreerd
No. 2. Woningtoestanden in Nederland. Prijs f 1,50. door G. \an Rijn. Prijs f 1,50. in 18e eeuw6chen stijl geb. f 1,90.
0

Poules (Dr. H.) Over van Alphen's Kindergedichtjes. Bijdrage Yerschillenile onderwerpen.
tot de kennis van (ie opvoeding hier te lande in de achttiende
eeuw. Met een portret en 32 illustraties. Prijs f3,90, in linnen liergli .Ir. (S. v. d.) De Verplichte toevoeging van Sesamolie
gebonden 1' 4,90. bij de Margarine, 2e druk. Prijs f 0,30.
Kaal en J. J. Griss (Dr. K. H de) Een nieuwe bundel. I.eesboek Het Gulden Boek voor de Tuberculeuse Kinderen uitgegeven door
voor Gymnasia, Hoogere Burgerscholen, Kweek-en Normaal­ de Vereeniging tot bestrijding der Tuberculose te Rotterdam
scholen. In linnen band van J. B. Heukelom. I en II. Prijs bij W. I.. A J. lirusse. Prachtuitgave in percament f25,—.
f 1,90 per I)eel. Prachtuitgave in groen linnen f 10,—. Massa uitgave in geel
linnen f2,50. Goedkoopste uitgave in papieren omslag f 1,50.
Roder J. Ph. L.) Een Gids op nieuwe banen. Leergang voor het Uitgave ten voordeele van het kinder Hospitium te Katwijk
natuurteekenen op de lagere school, le, 2e en '.ie leerjaar aan Zee en de kassen der vereenigingen tot bestrijding der
met 22 illustraties. Prijs f 0,60. Tuberculose in Nederland.
Kos (J. D.) Het ontwerpen van Vlakornament. Met een voor­ Krede Ben Heik „Het boek voor de Geloovigeu." 40 vragen en
rede van H. J. de Groot. Met ruim 300illustraties waarvan antwoorden over de Leer van „Hersteld Oostersch Israël"
x in kleuren. Prijs f3,—, geb. f 3,75 of in 6 stukken compleet Prijs f 0,44.
it f 0,50. Schöiilierg (E.; Wat kan en moet de winkelier van het waren­
huis leeren. Uit Amerikaansche, Duitsche en Fransche ge­
Hos (J. U.) De Nieuwe Richting in het Teekenonder wijs. I'riis gevens samengesteld. Met een voorrede van J. 8. Meuwsen,
f 0,30.
voorzitter van den Middenstandsbond. Toegelicht met illus­
Hchouberg (E.) Administratie en handelskennis voor vrouwen. traties en modellen. Prijs f 1,60, geb. f 1,95.
Wat elke ontwikkelde vrouw dient te weten van Boekhou­ Si hoaberg (K.) Administratie en handelskennis voor vrouwen.
den en hetgeen ermee in verband staat. Met modellen toe­ Wat elke ontwikkelde vrouw dient te weten van Boekhouden
gelicht. Prijs f 0,90, geb. f 1,25. en hetgeen ermee in verband staat. Met modellen toegelicht.
Prijs 0,90, geb. f 1,25.
Stipriaan I.uïscius (Mr. J. M. van) Karakter. Uitgegeven tot
nut der Nederlandschejongelieden. Prijs f 0,10 (bij 50 ex. ter Sclninberg's Praktisch Huishoudboek met toelichtingen, raad­
verspreiding f 0,05, bij 100 ex. f 0,03,) 3e druk. 7e duizendtal. gevingen en begrootings-systeeni voor 52 weken. „Elke wijze
vrouw bouwt haar huis, maar die zeer dwaas is, breekt liet
af met hare handen." Prijs gecart. f 1,—.
Sillevis (Annie) Een Meisje-Student over „Een Meisje-Studentje"
Prijs f 0,35.
BIJ W . L . & J . B R U S S E TE R O T T E R D A M ZIJN MEDE VERSCHENEN DE VOLGENDE
WERKEN VAN

M. J. BRUSSE.
LANDLOOPERIJ. BOEFJE.
Zwerftocht van een dagbladschrijver onder
stroopers en schooiers. Naar het leven verteld. In omslag van Steinlen.
(Omslag- en bandversiering van Prof. P. DUPONT. 8e en 9e druk, 17e—18e 1000-tal.
jGoedkoope 3e druk. 4e 1000-tal.
(Prijs slechts ƒ 0,90; in linnen band ƒ 1,25. Prijs ƒ 1,50; gebonden ƒ 1,90.

HET NACHTLICHT VAN DE ZEE. EEN DIERENKOLONIE IN EEN GR00TE STAD.


MET 35 ILLUSTRATIES DOOR W. F. A. I. VAARZON MOREL
Met een penteekening van Jozef Israëls.
Derde druk voor de schooljeugd bewerkt
Omslapr- en handvprsierine van J. B. Heukelom. door W. M. van Dijk, Hoofd eener School.
Be 1000-tal. Prijs ƒ0,90; gebonden ƒ1,25. Compleet in 2 deeltjes a ƒ 0,30 per stuk.

IN DE NACHTBUURT. ACHTER DE COULISSEN.


( waarin opgenomen Godsdienst in de Zandstraat.) 2e di uk, 2e—4e 1000-tal.
2e druk, 11e—15e 1000-tal. No. 12 van de serie „EEN BOEK"
No. 3 van de serie „EEN BOEK".
Prijs ƒ0,35; gebonden ƒ 0,55. Prijs f 0,35; gebonden ƒ 0,55.

IN DEN BOEKHANDEL ALOM VERKRIJGBAAR.


VRAAGT

J. H. SPEENHOFF'S LIEDJES, WIJZEN EN PRENTJES.


Ie, 2e, 3e, 4e, EN 5e BUNDEL MET PIANOBEGELEIDING.

PRIJS PER BUNDEL ƒ 0,50. IN LINNEN GEBONDEN ƒ 0,75. DE VIJF BUNDELS IN EÉN
LINNEN BAND SAMENGEBONDEN ƒ 2,90

I INHOUD le BUNDEL: Voorwoord — Moeders brief — Kleine Kleuters — De arme meid - Het geld - Afscheid van 'n marinier — De schooier
I De goedgezinde meid — De mensch alleen — De twee geliefden — Verbeelding — Minneklacht — De vrijer — ten verklaring — Herdersliedje —
( Serenade — De liefde — Vreugde — Afscheid — Ballade — Kunegonue — Liefdesgeschiedenis - De Vegetariërs — Voor de Rotterdammers —
Rotterdam's Brandalarm — Zondagsrust — De Rotterdamsche Beurs — Ode aan Nederland — 't Dichterlijke meisje — De Rotterdamsche paardetram
— De idealisten — Meisjes van de H. B. S. — De lawaai-student —Ode aan de blauwe zee — Een goede les — Paradoksen (gelijkenissen)— De suikertante

INHOUD 2e BUNDEL: 't Broekie van Jantje — De geschiedenis van twee aardige menschen — De kostelijke schat — De klacht van een verlaten
'Touw — De twee bedelaars — De nieuwe drankwet — Gevolgen van de nieuwe drankwet — Tante's testament — De vegetariërs II — I'apus in
Rotterdam — De Reis-Minister — Sintersklaas in Amsterdam — De klacht van een armen minnaar — De grenadiers en jagers — Loflied op generaal
Van Heutz — Meneer Bourgeois (Piet Lut) — De schutterij — De vrye vrouwen — Nuttige vrouwen — ]>e Haarlemsche Naaktlooper — De brief
van een schoonmama De verliefde diender — Ach ! mijn Arie! — Zeemanslied — l»e oude vrijster — De verloren schat — De lotgevallen van
een Kamerlid — Kloris en roosje.
INHOUD 3e BUN!'EL: De vijf equipages van een schooier — Het kind van de zende — De baatzuchtige minnaar — Afscheid van een eel ijk meisje
C2n haar vrijer — l»e \ erlo^pen student — De ouwe knutselaar — 'n Standje — Kuyper er. de drankwet — De eerste klant - Eerbied voor de
wetten — Eerbied voor de wetten II — De gevolgen der beschaving — Anna Marie — De geleerde heer — De ontslagen tuchthuisboef - De eleva­
tors — De Duitsche vriendschap 1 — De automobielschandalen — De wonderdokter — De rijke jongedames (Amsterdamsche) — Spotlied op de
mooie mannen — De ouwe snoeper — Wat men zegt en wat men denkt — Lentelied — De val van Kuyper — Afloop van een werkstaking —
Dordtscne praatjes — De klapsigaar. geschiedenis zonder woorden — Opoe.

INHOUD 4e PUNDEL: Opoe — Gemeubileerde kamers — Een meisje dat men nooit vergeet — De Rembrandtfeesien — Michiel Adriaanszoon de
Ruijter — Isadora Duncan — Duitsche vriendschap II — Ons Hollandsch ideaal — Haagsche nieuwtjes — Rotterdamsche nieuwtjes - Boscoopsche
nieuwtjes — Leidsclie nieuwtjes — De zeven plichten van 'n vrouw — 't Kind van de zonde — Daar kan een mensch niet buiten — Dat doet men
in gezelschap niet — De vrije vrouw — De vivisectie — Er wordt aan gewerkt — Dat kan een vrouw alleen — Het diner van ^meneer Boon — Lente­
idylle — De nieuwe meid -- Pe vief studenten — Weldadigheidsfeest — Ridder Jan.

INHOUD 5e BUNDEL: De verloren zoon — De jaloersche vrouwen — De verliefde mannen — De brie! van 'n jongen die in Je nor zit aan z'n
moeder — De stille zwabber — De hooge hoed — De begrafenis van een vrijgezel — Oude Betje — Or.p Hollandsche ideaal — De vijf plichten van
'n man — Twee verlaten stakkers — Een man met vijftien kinderen - De vredeïonferentie — Kiesrechtliedje — 't Onderzoek naar't vaderschap —
Geleerde praatjes De Rotterdamsche kermis Rotterdam — Amsterdam I eAlI — 'sGravenhage 1 en 11. — Het moederhart — Twee poppen —
L»e liefde — De roiebnom — Twee menschen en een kind - Lotgevallen van Jffpie (berijmde brttermoppen) — Onze badgasten

You might also like