Professional Documents
Culture Documents
2018-0268 - Herschikking Regering - NL
2018-0268 - Herschikking Regering - NL
Volgnummer: SJD/2018/0268
Datum: 11/12/2018
Trefwoorden:
PARL – 125.212.2 Vorming en ontslag van de regering / Akkoorden, verklaringen en mededelingen /
Regeringsverklaringen en –mededelingen
Cc: de heer griffier, de heer adjunct-griffier, mevrouw de adjunct-griffier
Betreft: Uw verzoek om over een juridische nota te beschikken over de vraag naar de noodzaak van
een vertrouwensstemming naar aanleiding van de installatie van een minderheidsregering
1. Volgens een grondwettelijke gewoonte legt de eerste minister na de vorming van een
nieuwe regering in de Kamer een regeringsverklaring af, waarna een debat en een
vertrouwensstemming volgen. Met die vertrouwensstemming wordt nagegaan of de
nieuwe regering het vertrouwen van de Kamer geniet voor de uitvoering van haar
programma. Dit is een vast scenario sinds 1919. De regeringsleden zijn voordat de
eerste minister de regeringsverklaring aflegt al door Koning benoemd en hebben de
eed afgelegd. De regering is een volwaardige regering, die al haar bevoegdheden kan
uitoefenen, maar ze zal zich zolang ze het vertrouwen niet heeft gekregen
terughoudend en voorzichtig opstellen1.
Dit scenario werd ook gevolgd na de vorming van de twee minderheidsregeringen die
het vertrouwen van de Kamer kregen, de regering-Eyskens in 1958 en de regering-
Tindemans in 19742. De minderheidsregering-Tindemans kreeg het vertrouwen met
100 tegen 63 stemmen en 47 onthoudingen (210 leden op 212 namen aan de
stemming deel).
Sinds die hervorming kan alleen de eerste minister een motie van vertrouwen indienen
(de Kamerleden kunnen een motie van wantrouwen indienen). De motie van
1
A. Alen en K. Muylle, Handboek van het Belgisch Staatsrecht, 2011, blz. 150, voetnoten 548 en 549.
2
De verplichting voor de Koning om ministers te benoemen die het vertrouwen genieten van de Kamer hoeft
de vorming van minderheidsregeringen niet uit te sluiten. Zie F. Delpérée, Le droit constitutionnel de la Bel-
gique, 2000, blz. 416, nr. 441.
3
Cf. Parl. St. Kamer, 1992-1993, nr. 729/7, blz. 30.
4
Zie Parl. St. Kamer, 1994-1995, nr. 1766/1, blz. 33.
5
Zie onder meer Parl. St. Kamer, 1992-1993, nr. 729/7, blz. 3.
6
J. Vande Lanotte en G. Goedertier, Handboek Belgisch Publiekrecht, 2010, blz. 725, nr. 1050.
7
Zie de bijgevoegde tabel.