J. Gerber, Bandung

You might also like

Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 6

108 ‘We zullen het ze vertellen’

Het vergeten Indische werk van Nederlandse architecten


Pauline K.M. van Roosmalen

Nauwelijks teruggekeerd van zijn eerste – en enige deed niet onder voor Nederlandse tegenhangers.
– reis naar Nederlands-Indië liet H.P. Berlage zich Dat althans viel af te leiden uit afbeeldingen die
in 1923 tijdens een bouwkunsttentoonstelling in Berlage toonde van onder andere de kantoren van
Amsterdam tegenover een in Nederlands-Indië de Javasche Bank van Ed. Cuypers, Hulswit en Fer-
werkzame collega ontvallen: ‘Ze weten het hier mont (1909-1936), de kantoren van de Neder-
niet, maar we zullen het ze vertellen, wat ik daar landsch-Indische Levensverzekering en Lijfrente
gezien heb, dan zullen de oogen wel open gaan’.1 Maatschappij van P.A.J. Moojen in Batavia (1909),
Berlage voegde de daad bij het woord. In de jaren ir. H.Th. Karsten in Semarang (1916), en ir. F.L.
B O E R S M A

die volgden verhaalde hij in woord en geschrift Wiemans & ir. S. Snuijf in Bandoeng (1920), het
behalve over eeuwenoude inheemse tempelcom- Jaarbeursgebouw in Bandoeng van C.P. Wolff
plexen en vorstenhoven vooral ook uitgebreid over Schoemaker (1916), een marktgebouw in Batavia
eigentijdse architectuur in de archipel.2 Architec- van ir. B.J.K. Cramer (1920), en het gebouw van de
T J E E R D

tuur die zijns inziens ‘dank zij een aantal jonge Technische Hoogeschool in Bandoeng van ir. H.
architecten met talent’ tot ontwikkeling kwam en Maclaine Pont (1920).
‘even belangrijk [was] als de ontwikkeling van de
moderne Nederlandsche Bouwkunst’.3 Een ontwik- De ontwerpen die Berlage toonde vormden slechts
keling die volgens hem ‘in het Vaderland meer een fractie van de gebouwen die de getalenteerde
bekendheid verdient dan thans nog het geval is’.4 jonge architecten waarover hij zo te spreken was,
ontwierpen. Wat deze gebouwen zo interessant
Blijkens de ‘gedempte uitroepen van verbazing en maakte, was dat ze ondanks stilistische verschillen
goedkeuring’ van toehoorders tijdens zijn voor- duidelijk blijk gaven van een eigen, contemporaine
drachten, overdreef Berlage geenszins.5 De verto- bouwstijl. Deze als Indo-Europese of Indische
ning van een breed scala aan gebouwtypen en architectuur aangeduide stijl was, evenals de
architectuurstijlen die in het tropische deel van het samenleving waarin ze tot ontwikkeling kwam,
Koninkrijk der Nederlanden werden gebouwd, was uitermate veelzijdig. Zo waren er ontwerpen die
voor veel Nederlandse architecten een openbaring. volledig uitgingen van Europese constructies, mate-
Menig in Indië gebouwde woning, kantoor, winkel, rialen en vormen, ontwerpen waarbij zoveel moge-
marktgebouw, kerk, moskee, ziekenhuis of school lijk getracht was gebruik te maken van lokale, tradi-
tionele constructies, materialen en vormen, en ont- 1 B.J.K. Cramer, ‘Dr. Ber- ontwikkeling’, Indisch 109
werpen waarin zowel het een als het ander werd lage over moderne Indi- Bouwkundig Tijdschrift
gedaan. Bovendien werden ontwerpen, net als in sche bouwkunst en stads- 5 (1924), 77-79, 77.
Europa en Noord-Amerika, beïnvloed door eigen- ontwikkeling’, Indisch 5 B.J.K. Cramer, ‘Dr. Ber-
tijdse architectonische ‘trends’. Met name Art Bouwkundig Tijdschrift lage over moderne Indi-
Deco, en in mindere mate het Nieuwe Bouwen en 5 (1924), 77-79, 77. sche bouwkunst en stads-
het Expressionisme, deden in de jaren twintig en 2 H.P. Berlage, ‘De Euro- ontwikkeling’, Indisch
dertig opgeld in de kolonie. peesche Bouwkunst op Bouwkundig Tijdschrift
Java’, De Ingenieur 22 5 (1924), 77-79, 77.
Het ontstaan van de karakteristieke Indische archi- (1924), 399-408; H.P. 6 Het particulier onderne-
tectuur hing direct samen met economische en Berlage, ‘Aanteekeningen merschap in Nederlands-
sociale ontwikkelingen die zich vanaf het einde van bij reisschetsen’, Neder- Indië kwam tot bloei
de negentiende eeuw in de archipel voltrokken als landsch-Indië Oud & nadat in 1870 het Cul-
gevolg van de komst in groten getale van particulie- Nieuw 3 (1924/25), 84- tuurstelsel, de verplichte

T J E E R D
re ondernemers.6 Anders dan de ambtshalve in de 91; H.P. Berlage, Mijn productie en afdracht
kolonie gestationeerde rijksdienaren, vestigden Indische Reis. Gedach- van cultures (gewassen)
deze ondernemers zich veelal langere tijd en soms ten over cultuur en door Indonesiërs aan het

B O E R S M A
zelfs voorgoed in Indië: een ontwikkeling die het kunst, W.L. & J. Brus- gouvernement, was
sociale leven maar ook het aanzien van de kolonie se’s Uitgeversmaatschap- afgeschaft.
ingrijpend veranderde. De aanleg van wegen, pij N.V., Rotterdam,
spoorwegen, havens, watervoorzieningen en com- 1931.
municatiemiddelen maar ook de bouw van uiteen- 3 H.P. Berlage, ‘De Euro-
lopende typen gebouwen in een steeds ‘eigener’ peesche Bouwkunst op
bouwstijl deden de kolonie een ware metamorfose Java’, De Ingenieur 22
ondergaan. Bovendien werden in de eerste helft (1924), 399-408, 400;
van de twintigste eeuw voor vrijwel alle steden uit- B.J.K. Cramer, ‘Dr. Ber-
breidingswijken en verbeteringsplannen ontwor- lage over moderne Indi-
pen. Aanvankelijk vooral ad hoc en voor de Europe- sche bouwkunst en stads-
se bevolking, later meer geïntegreerd en ook voor ontwikkeling’, Indisch
de Indische en andere bevolkingsgroepen. Bouwkundig Tijdschrift
5 (1924), 77-79, 77.
Niettegenstaande de inspanningen die Berlage en 4 B.J.K. Cramer, ‘Dr. Ber-
enkele collega’s zich getroostten, bleven de archi- lage over moderne Indi-
tectonische en stedenbouwkundige ontwikkelingen sche bouwkunst en stads-
110 Departement voor
Gouvernementsbedrijven,
Bandoeng (1923)
Architect: ir J. Gerber
B O E R S M A
T J E E R D

Woonhuis ‘Rode Villa’,


Bandoeng (1921)
Architect: prof. ir R.L.A.
Schoemaker

Jaarbeursgebouw,
Bandoeng (1916)
Architect: C.P. Wolff
Schoemaker
in het overzeese deel van het Koninkrijk groten- ir. R.L.A. Schoemaker in Bandoeng (1921), en een 7 J.G. Wattjes, Nieuw- 111
deels onbekend terrein in Nederland. In vakbladen woonhuis en een kerk in Bandoeng van zijn broer Nederlandsche bouw-
als Bouwkundige Bijdragen, De Ingenieur en het prof. C.P. Wolff Schoemaker (respectievelijk 1924 kunst. Een verzameling
Technisch Gemeenteblad werd er slechts sporadisch en 1927).7 Een gezien de totale productie in Indië van fotografische
aandacht aan besteed. Of en in welke mate Neder- wat summiere selectie. afbeeldingen van
landse architecten zich via Indische vakbladen als Een opmerkelijke uitzondering was de recensie in Nederlandsche moder-
het Indische Bouwkundig Tijdschrift of de Ingenieur het Tijdschrift voor Volkshuisvesting van prof. dr. ir. ne bouwwerken met
in Indië informeerden over ontwikkelingen in de M.J. Granpré Molière over ‘Indiese Stedebouw’ van plattegronden, Uitge-
kolonie lijkt, niet in de laatste plaats vanwege de Thomas Karsten.8 Een tekst die zijns inziens de vers-Maatschappij Kos-
tijdrovende postbezorging, uitermate twijfelachtig. volle aandacht verdiende vanwege ‘de wijze, waarop mos, Amsterdam, 1926.
De enige in Nederland uitgegeven tijdschriften die de uiteenloopende factoren van den stedebouw in Overigens nam Wattjes
wel nadrukkelijk aandacht besteedden aan ontwik- hun samenhang en onderlinge waarde worden over West-Indië en Suri-
kelingen in Nederlands-Indië waren Het Neder- gezien’ en omdat het in vergelijking met ‘het vele name geen enkel bouw-
landsch-Indische Huis Oud & Nieuw, Nederlandsch- tendentieuze, overdrevene of oppervlakkige, wat op werk op.

T J E E R D
Indië Oud en Nieuw, Het Nederlandsche en Neder- dit terrein nog steeds vroolijk-weg verschijnt’ werk- 8 M.J. Granpré Molière,
landsch-Indische Huis Oud & Nieuw. Niet geheel ver- te als ‘een verfrisschend bad’.9 Daarbij bleef het ‘Indiese stedebouw door
wonderlijk overigens: de uitgave van deze bladen echter ook: in Nederland is ‘Indiese Stedebouw’ Ir. Th. Karsten’, Tijd-

B O E R S M A
was geïnitieerd door het bureau van Ed Cuypers in nooit een publicatie van enige betekenis geworden. schrift voor Volkshuis-
Amsterdam, dat zich in 1909 geassocieerd had met vesting 9 (1922), 226-
het Bataviase bureau van de architect M.J. Hulswit Ruim tachtig jaar later is er weinig veranderd. Nog 234.
en de technicus A.A. Fermont. steeds is slechts een handjevol Nederlanders geïn- 9 M.J. Granpré Molière,
Ook in overzichtswerken over eigentijdse Neder- teresseerd in Indische architectuur en stedenbouw. ‘Indiese stedebouw door
landse architectuur kwamen ontwikkelingen in Namen die voor Indonesische architecten en histo- Ir. Th. Karsten’, Tijd-
Nederlands-Indië er doorgaans bekaaid af. In zijn rici vanzelfsprekend zijn, doen bij Nederlandse col- schrift voor Volkshuis-
fotografisch overzichtswerk over nieuw-Nederland- lega’s in het beste geval een vage bel rinkelen. Tho- vesting 9 (1922), 226-
se bouwkunst nam prof. J.G. Wattjes naast 195 mas Karsten en Henri Maclaine Pont, de twee 234, 226.
Nederlandse projecten negen Indische projecten meest vooraanstaande architecten en theoretici uit
op: een bankgebouw in Meester Cornelis en een het begin van de twintigste eeuw, genieten in Indo-
flatgebouw in Batavia van J.F. Blankenberg (beide nesië een status gelijk aan die van Berlage. In
1925), een school en een marktgebouw in Batavia Nederland weten architecten en architectuurhisto-
van ir. Cramer (beide 1921), het departement voor rici nauwelijks wie ze zijn. Pogingen dit hiaat in de
Gouvernementsbedrijven in Bandoeng van ir. J. Nederlandse architectuurgeschiedenis te dichten
Gerber (1923), landhuis ‘Gandjoeran’ in Djocjakarta zijn vooralsnog weinig structureel en meestal het
van N.J. Kruizinga (1922), een woonhuis van prof. resultaat van diepgaande persoonlijke belangstel-
112 ling. Zo verscheen in 1996 een publicatie over het periode tot 1942, het jaar waarin Japan Nederlands- 10 Huib Akihary, Ir. F.J.L.
werk van de architect F.J.L. Ghijssels: het resultaat Indië bezette, ook materiaal over de naoorlogse Ghijsels. Architect in
van een initiatief van een kleinzoon die het archief periode bevatten. Indonesia (1910-1929),
van zijn grootvader beheerde.10 Daaraan vooraf- Seram Press, Utrecht,
gaand werd in 1990 Architectuur en stedebouw in Het onderzoeken van en publiceren over Indische 1996.
Indonesië 1870-1970 uitgegeven: een beknopte eer- architectuur en stedenbouw is in meerdere opzich- 11 Huib Akihary, Architec-
ste inventarisatie van in Nederlands-Indië werkza- ten van belang. In de eerste plaats omdat daardoor tuur en stedebouw in
me architecten en hun gebouwde en geschreven een vooralsnog vergeten deel van de Nederlandse Indonesië 1870-1970,
werk, gebaseerd op de navorsing van een geïnteres- architectuurgeschiedenis in beeld wordt gebracht Walburg Pers, Zutphen,
seerde architect.11 In de jaren negentig werden aan en aan de vergetelheid wordt onttrokken. In de 1990.
de Faculteit Bouwkunde van de Technische Univer- tweede plaats omdat onderzoek en publicaties im- 12 Ronald G. Gill, De Indi-
siteit Delft twee proefschriften over Indische archi- pliciet het belang en de betekenis van dit werk sche stad op Java en
tectuur en stedenbouw afgerond: een morfologi- onderstrepen. Een aspect van groot belang is de Madura. Een morfolo-
sche studie over de Indische stad op Java en Mad- strijd die een groeiende groep Indonesiërs vrijwel gische studie van haar
B O E R S M A

ura en een monografie over de architect Maclaine dagelijks voert tegen het verval en de afbraak van ontwikkeling, Techni-
Pont.12 dit erfgoed; erfgoed dat vanwege de loop die de sche Universiteit, Delft,
geschiedenis heeft genomen door zowel Indonesië 1994; B.F. van .Leer-
Tot de reeks Indische publicaties behoren ook de als Nederland als gemeenschappelijk erfgoed wordt dam, Architect Henri
T J E E R D

uitgaven over A.F. Aalbers, J.M. Groenewegen en beschouwd, maar om economische, politieke en Maclaine Pont. Een
Liem Bwan Tjie van de Stichting BONAS. Publica- culturele redenen uiterst kwetsbaar is. speurtocht naar het
ties die voor ingewijden het belang van hun werk wezenlijke van de
bevestigen en voor niet-ingewijden een ontdekking Evenals Berlage onderkent het merendeel van zijn Javaanse architectuur,
zijn. Wat dat betreft lijkt er sinds de dagen van Ber- eenentwintigste-eeuwse collega’s het belang van Technische Universiteit,
lage weinig veranderd. Genoemde publicaties zijn Indische architectuur en stedenbouw. Veel gebou- Delft/Den Haag, 1995
echter slechts het topje van de ijsberg. Er werkten wen die Berlage presenteerde als voorbeelden van
immers veel meer belangwekkende architecten in jonge Indo-Europese bouwkunst, hebben echter
Nederlands-Indië en bovendien beschikt het Neder- inmiddels zonder een spoor na te laten plaats
lands Architectuurinstituut over diverse Indische gemaakt voor andere gebouwen. Het gevolg is een
archieven die onderzocht en gepubliceerd kunnen soort dubbel geheugenverlies: er werd geschiedenis
worden. Te denken valt bijvoorbeeld aan het werk gewist waarvan we niet wisten dat die bestond.
van Ingenieurs Bureau Ingenegeren Vrijburg Eenvoudigweg omdat we er niets over hoorden,
(IBIV), ir H. Lüning, J.Th. van Oyen en ir Jac.P. zagen of lazen. Zoals onder andere de Indische
Thijsse. Archieven die met uitzondering van het BONAS-publicaties laten zien, zijn er echter nau-
archief van Van Oyen behalve materiaal over de welijks steekhoudende vakinhoudelijke argumen-
ten om deze onwetendheid te laten voortbestaan. 113
De geschiedenis en ontwikkeling van Indische
architectuur en stedenbouw heeft haar eigen meri-
tes, als individuele bouwstijl en in relatie tot con-
temporaine ontwikkelingen in Nederland. Het is
daarom dat onderzoek naar en publicaties over
Indische architectuur en stedenbouw van harte die-
nen te worden toegejuicht. Ik hoop dat er nog vele
(BONAS-)publicaties volgen en aldus alsnog vele
ogen geopend worden.

T J E E R D
B O E R S M A
Pauline van Roosmalen (*1964) is architectuurhistori-
cus. Ze is gespecialiseerd in historische en actuele archi-
tectonische en stedenbouwkundige ontwikkelingen in
Indonesië. Aan de Faculteit Bouwkunde van de Techni-
sche Universiteit in Delft werkt ze onder leiding van
prof. dr. ir. Han Meyer en dr. Cor Wagenaar aan de
afronding van een dissertatie over stedenbouw in
Nederlands-Indië (1901-1951).

You might also like