Bestemmingsplan Arnemuiden

You might also like

You are on page 1of 171

middelburg

bestemmingsplan

arnemuiden

25 jaar
adviseurs ruimtelijke ordening
Middelburg

Arnemuiden

Bestemmingsplan

identificatie planstatus

datum status

11-07-2008 voorontwerp
projectnummer
16-09-2009 ontwerp
709.007486.00

opdrachtleider
26-04-2010 vastgesteld

ir. T.C.M.C. van Aalst 01-09-2011 onherroepelijk

RBOI - Middelburg bv

rboi Nieuwstraat 27
Postbus 430
M.008/05

gecertificeerd door Lioyd’s 4330 AK Middelburg


aangesloten bij:
conform ISO 9001: 2008 Telefoon (0118) 689 010
adviseurs ruimtelijke ordening E-mail: mburg@rboi.nl
© RBOI-Middelburg bv
Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie,
microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI-Middelburg bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een
openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
toelichting
Inhoud van de toelichting 1

1. Doel en opzet bestemmingsplan Arnemuiden blz. 3


1.1. Aanleiding en doel 3
1.2. Plangebied 5
1.3. Opzet 7

2. Ruimtelijke analyse van het plangebied 9


2.1. Inleiding 9
2.2. Historische beschrijving 9
2.3. Ruimtelijke structuur en opbouw 9
2.4. Ruimtelijke kenmerken deelgebieden 13

3. Functionele analyse 19


3.1. Functionele structuur 19
3.2. Archeologie 19
3.3. Functionele analyse 23
3.3.1. Wonen 23
3.3.2. Voorzieningen 24
3.3.3. Groenvoorzieningen 26
3.3.4. Verkeer 26
3.4. Sectorale onderzoeken en milieukwaliteit 28
3.4.1. Waterparagraaf 28
3.4.2. Flora en fauna 32
3.4.3. Milieuaspecten gevestigde bedrijven 32
3.4.4. Wegverkeerslawaai 35
3.4.5. Industrielawaai 36
3.4.6. Luchtkwaliteit 36
3.4.7. Externe veiligheid 38
3.4.8. Leidingen 39

4. Beleidsbeschrijving 43


4.1. Van analyse naar beleidsbeschrijving 43
4.2. Beleidsprogramma 44

5. Bestemmingsregeling 51


5.1. Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 51
5.2. Uitgangspunten en opzet bestemmingsregeling 51
5.3. Bestemmingsregels 54

6. Resultaten inspraak en overleg 59


6.1. Resultaten overlegprocedure 59
6.2. Ambtshalve aanpassingen 59

7. Bij vaststelling aangebrachte wijzigingen 63

Bijlagen:
1. Samenvatting ruimtelijke onderbouwingen
2. Inventarisatie en inschaling bedrijfsactiviteiten
3. Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten
4. Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Inhoud van de toelichting 2

Kaarten:
1. Ligging en begrenzing plangebied
2. Vigerende regelingen plangebied (voorlopige scan)
3. Historische plattegrond van de vestingstad Arnemuiden, eind 16e eeuw (in tekst)
4. Ruimtelijke opbouw (A3)
5. Deelgebieden (in tekst)
6. Ruimtelijke ontwikkeling Clasinastraat (in tekst)
7. Archeologie (voorlopige scan)
8. Functionele structuur Arnemuiden (A3)
9. Beleidskaart (A3)

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
3
1. Doel en opzet bestemmingsplan Arnemuiden

1.1. Aanleiding en doel


De gebruiksmogelijkheden van het grondgebied van de gemeente Middelburg zijn geregeld en
vastgelegd in een groot aantal bestemmingsplannen. Ten aanzien van die geldende juridisch-
planologische regelingen moet geconstateerd worden dat er sprake is van:
- een groot aantal bestemmingsplannen (in totaal waren er voor de gestarte actualiserings-
opgave circa 60 bestemmingsplannen van toepassing);
- sterk verouderde bestemmingsplannen (zo gelden voor een aantal gebieden nog plannen /
regelingen van voor de inwerkingtreding van de Wet op de Ruimtelijke Ordening 1965)
waarvan frequent moet worden afgeweken via aparte procedures vanwege actuele inzich-
ten;
- qua opzet en bestemmingsmethodiek sterk verschillende bestemmingsplannen (grote va-
riatie/verschillen in begripsregels, kaartaanduidingen, opzet en inhoud van regels).
Deze situatie van versnipperd, verouderd en inhoudelijk verschillend juridisch-planologisch in-
strumentarium sluit niet meer aan bij actuele beleidsinzichten en gebruikerswensen. Door de ja-
ren heen is er een steeds grotere afstand ontstaan tussen formeel geldend ruimtelijk beleid
(vastgelegd in genoemde 60 vigerende plannen) en actueel/gewenst ruimtelijk beleid.
Deze geschetste situatie wordt door het gemeentebestuur als een steeds grotere tekortkoming
ervaren. Besloten is dan ook tot de volgende inhaalslag: het actualiseren van de bestemmings-
regelingen zodanig dat een samenhangend en op actuele beleidsinzichten en gebruikerswen-
sen afgestemd geheel aan bestemmingsplannen ontstaat. De doelstellingen van deze actuali-
seringsopgave zijn kort samengevat:
- reductie van het grote aantal plannen;
- samenhang en afstemming in opzet en inhoud van bestemmingsplannen;
- rechtszekerheid en klantgerichtheid, dat wil zeggen voor de burger duidelijk, toegankelijke
en op actuele behoeften en eisen afgestemde plannen (onder andere via een meer globa-
le en flexibele bestemmingsregeling);
- in de praktijk (voor de gemeentelijke diensten) toepasbare en hanteerbare plannen.

Deze noodzaak van actualisering van het bestemmingsplannenbestand werd versterkt door de
wijziging Wet op de Ruimtelijke Ordening in 2000. In deze wijziging is opgenomen dat bestem-
mingsplannen niet langer dan 10 jaar geldig zijn. Daarenboven is toepassing van artikel 19 lid 1
WRO (zogeheten zelfstandige projectprocedure) alleen mogelijk in gebieden waarvoor een be-
stemmingsplan geldt dat niet ouder is dan 10 jaar tenzij er een voorbereidingsbesluit geldt of
een ontwerpherziening ter inzage is gelegd (artikel 19 lid 4 WRO).
Voor de uitvoering van deze actualiseringsopgave is eerst een Plan van Aanpak opgesteld. In
dit Plan van Aanpak zijn onder de titel "Middelburg op Bestemming" afspraken vastgelegd om
een efficiënte en effectieve uitvoering van de actualiseringsopgave te waarborgen onder andere
ten aanzien van aantal en volgorde van de te actualiseren bestemmingsplannen, tijdsplanning
en bestemmingsmethodiek. In 2000 is daadwerkelijk gestart met de uitvoering van de actualise-
ring bestemmingsplannen. Overeenkomstig het Plan van Aanpak is daarbij prioriteit gegeven
aan de opstelling van nieuwe bestemmingsplannen (inmiddels vastgesteld en goedgekeurd)
voor Nieuw Middelburg, Zuid, Klarenbeek en Dauwendaele.

Het plangebied Arnemuiden wordt in het voorliggende plan ter hand genomen met als doel het
onderbrengen van de 23 geldende bestemmingsplannen, herzieningen en uitwerkingen in één
bestemmingsplan met één samenhangende, eensluidende en actuele juridisch-planologische
onderbouwing en regeling.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Doel en opzet bestemmingsplan Arnemuidenen opzet bestemmingsplan Arnemuiden 4

Kaart 1 Ligging en begrenzing plangebied

Kaart 2 Vigerende regelingen plangebied

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Doel en opzet bestemmingsplan Arnemuidenen opzet bestemmingsplan Arnemuiden 5

1.2. Plangebied
Het plangebied Arnemuiden omvat de historische kern Arnemuiden, de wijk 't Poldertje en de la-
tere uitbreidingswijken ten noorden van het spoor. Het plangebied is globaal begrens door het
Arnekanaal, de rijksweg A58, Veerseweg, de Derringmoerweg, de spoorlijn Vlissingen-
Roosendaal en de Keetweg. De ligging en begrenzing van het plangebied zijn aangegeven op
kaart 1.

Het plangebied kent een gemêleerde opbouw: van historische dorpskern tot planmatig ontwik-
kelde gebieden, elk ontstaan onder invloed van een andere stedenbouwkundige tijdgeest. Bui-
ten de bedrijvenstrip aan de zuidwestzijde van het plangebied en het centrum van de histori-
sche kern met diverse (sociaal- maatschappelijke) voorzieningen zoals winkels, scholen, ker-
ken, is de functie in het plangebied Arnemuiden voornamelijk wonen. Arnemuiden kent daar-
naast een actief verenigingsleven.
In tabel 1 en kaart 2 is een overzicht gegeven van de 23 geldende bestemmingsplannen inclu-
sief herzieningen en uitwerkingen voor het plangebied. Kaart 2 betreft een fragment van de ge-
meentelijke overzichtskaart. De nummering van tabel 1 komt overeen met de nummering op
kaart 2.

Tabel 1 Overzicht vigerende plannen plangebied Arnemuiden

bestemmingsplan vastgesteld goedgekeurd KB/ABRS


44. Begraafplaats 09-07-1979 05-02-1980
46. Brakenburg I 12-11-1973 16-04-1974
Brakenburg 1976 05-01-1977 28-02-1977
Brakenburg 1e uitwerking 14-11-1974 02-12-1974
e
Brakenburg 2 uitwerking 17-10-1975 10-11-1975
e
Brakenburg 3 uitwerking 25-02-1977 18-04-1977
e
Brakenburg 4 uitwerking 13-03-1978 13-06-1978
47. Brakenburg II oost 28-10-1985 11-04-1989
48. Brakenburg II west 27-12-1988 11-04-1989
49. Brakenburg III 25-02-1991 28-05-1991
50. Buitengebied Arnemuiden (ge-
deeltelijk) 30-03-1987 17-11-1987
51. 't Dorp 1986 28-12-1987 03-05-1988
't Dorp 1986, partiële herziening 28-10-1991 04-02-1992
52. Hazenburg 26-08-1996 Ged. 18-02-1997 25-09-1997
Hazenburg 1H 27-08-2001 02-04-2002
55. De Lage Landen 18-12-2000 03-07-2001
57. 't Poldertje 12-12-1977 13-06-1976
't Poldertje (herziening 1986) 22-12-1977 13-06-1976
58. Tuincentrum Van Cittersweg 27-08-1984 02-04-1985
59. Woonwagencentrum 25-06-1990 11-09-1990

Hierna wordt per plan een korte typering gegeven van het gebied.

Begraafplaats
Het plangebied van het bestemmingsplan Begraafplaats omvat de gehele begraafplaats aan de
Veerseweg. De begraafplaats is omzoomd door een sloot en een brede groenstrook. In het plan
is rekening gehouden met de aanleg van een parkeerterrein. In de regels is de bouw van bij-
voorbeeld een aula mogelijk gemaakt.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Doel en opzet bestemmingsplan Arnemuidenen opzet bestemmingsplan Arnemuiden 6

Brakenburg
Het bestemmingsplan Brakenburg is opgesteld als een uit te werken plan. Het omvat gronden
ten noorden van de spoorlijn Vlissingen-Roosendaal. In de loop van de jaren zeventig en tachtig
van de vorige eeuw zijn voor de verschillende fasen uitwerkingsplannen opgesteld. Het plange-
bied omvat in hoofdzaak verschillende woonbestemmingen. In de zuidoosthoek is een aantal
centrumvoorzieningen bestemd.

Brakenburg II-oost
Het bestemmingsplan Brakenburg II-oost omvat de gronden tussen het buitengebied van Ar-
nemuiden aan de noordzijde, de Wielingen aan de westzijde, de Korenbloemlaan aan de zuid-
zijde en de Van Cittersweg aan de oostzijde. Het gebied omvat een woongebied, waarbij ook
twee scholen zijn inbegrepen.

Brakenburg II-west
Het plangebied van het bestemmingsplan Brakenburg II-west omvatten de gronden ten westen
van de Wielingen, en ten noorden van de Korenbloemlaan tot aan de grens van de bebouwde
kom (grens van het bestemmingsplan Buitengebied Arnemuiden).

Brakenburg III
Het bestemmingsplan Brakenburg III omvat de gronden ingesloten tussen de Singel, Doeleweg,
Akkerlaan en de langzaamverkeersverbinding tussen de Klaverakker en de Singel. Het be-
stemmingsplangebied omvat alleen woongebied.

Buitengebied Arnemuiden
Het buitengebied Arnemuiden omvat de gronden buiten de bebouwde kom. In het te actualise-
ren bestemmingsplan Arnemuiden betreft het de volgende delen die aan het buitengebied Ar-
nemuiden zullen worden onttrokken:
- de bedrijvenstrip aan de Keetweg;
- een deel van de volkstuinen aan de zuidzijde van het Arnekanaal;
- een strook benoorden de begraafplaats;
- een perceel ten westen van de Lage Landen.

't Dorp 1986


Het bestemmingsplan Dorp 1986 betreft een algehele herziening van het bestemmingsplan
Dorp 1976. Het gebied omvat de gronden gelegen tussen de Schuttershof in het oosten, het
Arnekanaal, Singel en spoorlijn Vlissingen-Roosendaal, tot en met de Roelseweg in het westen.
In het gebied komen naast het wonen ook andere functies, zoals detailhandel voor.

Hazenburg
Het plangebied omvat de gronden ten westen van Brakenburg II en Brakenburg III en ten oos-
ten van de Derringmoerweg. Het plan voorziet in de bouw van woningen. De laatste fase in de
noordwesthoek van het plan is voorzien van een uit te werken woonbestemming, waardoor te
zijner tijd beter ingespeeld kan worden op toekomstige uitbreiding in noordelijke richting.

De Lage Landen
Het gebied dat is vastgelegd in het bestemmingsplan De Lage Landen omvat gronden aan de
noord-oostzijde van Arnemuiden. De gronden worden begrensd door het tuincentrum aan de
zuidwestzijde, Brakenburg II-oost aan de westzijde en het Buitengebied Arnemuiden aan de
noord- en oostzijde. In het bestemmingsplan is de ontwikkeling van het woongebied De Lage
Landen mogelijk gemaakt.

't Poldertje
Het plangebied van het bestemmingsplan ‘t Poldertje omvat het gebied dat wordt begrensd door
de Nieuwlandseweg/Schuttershofstraat, de spoorlijn Vlissingen-Roosendaal en het buitengebied
Arnemuiden. Het bestemmingsplan omvat in hoofdzaak de eerste planmatige uitbreiding van
Arnemuiden in de jaren ’60 en ‘70. Naast wonen komen enkele maatschappelijke functies in het
gebied voor.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Doel en opzet bestemmingsplan Arnemuidenen opzet bestemmingsplan Arnemuiden 7

Tuincentrum Van Cittersweg


Het bestemmingsplangebied, gelegen aan de Van Cittersweg beslaat een oppervlakte van circa
3 hectare. Op het terrein zijn kassen gebouwd, met daarbij behorende loodsen. Daarnaast lig-
gen in het gebied volkstuinen en agrarische doeleinden. Een gedeelte van het voormalige tuin-
centrum is sinds kort in gebruik als kerkgebouw.

Woonwagencentrum
Het bestemmingsplangebied ligt tegen het Oude Dorp, ten noorden van de spoorlijn en tegen
de centrumvoorzieningen van Brakenburg I. Ten noorden van het gebied ligt de begraafplaats.
In het plan is de situering van het woonwagencentrum duidelijk weergegeven. De huidige inrich-
ting wijkt af van de vigerende plankaart.

1.3. Opzet
De doelstellingen voor het bestemmingsplan (actualisering, klantgerichtheid, beleids- en toet-
singskader voor de komende jaren) noodzaken tot een beleids- en ontwikkelingsgerichte aan-
pak. Naast regeling van de bestaande situatie (consolidatie/actualisering, uniformering) speelt
het plan ook in op de gewenste ruimtelijk-functionele mogelijkheden en veranderingen in het
plangebied en op behoefte aan globaliteit en flexibiliteit in de regeling.
Gelet op het consoliderende en beleids- en ontwikkelingsgerichte karakter is gekozen voor de
gefaseerde werkwijze van achtereenvolgens analyse en beleid, bestemmingsregeling en de
procedure. Hierna wordt kort ingegaan op de inhoud van de fasen.

Analyse en Beleid (hoofdstukken 2, 3 en 4)


Ruimtelijke analyse plangebied (hoofdstuk 2)
In hoofdstuk 2 wordt de ruimtelijke situatie van het plangebied beschreven. Daarbij wordt eerst
ingegaan op de ruimtelijke opbouw en structuur van het totale plangebied. Vervolgens worden
de woonwijken nader gekarakteriseerd op ruimtelijke kenmerken. Dit is van belang om inzicht te
krijgen in de wenselijkheid van het vastleggen van bepaalde ruimtelijke kwaliteiten en in de om-
vang en inhoud van de in de bestemmingsregeling op te nemen flexibiliteit.

Functionele analyse plangebied (hoofdstuk 3)


In hoofdstuk 3 zijn de resultaten vermeld van de inventarisatie en analyse van de functies in het
plangebied en daarop betrekking hebbende beleidssectoren. Deze inventarisatie en analyse
brengen de huidige functionele situatie van het plangebied in beeld en leveren aandachtspun-
ten en beleidsrichtingen voor ontwikkeling en regeling.
Bij deze inventarisatie en analyse is gebruikgemaakt van de beschikbare sectorale gemeentelij-
ke beleidsnota's met betrekking tot onderwerpen als:
- volkshuisvesting;
- groenstructuur;
- verkeersstructuur;
- voorzieningen (onderwijs, detailhandel).

Beleidsbeschrijving (hoofdstuk 4)
Op basis van de bevindingen uit de hoofdstukken 2 en 3 is het gemeentelijk beleid voor de
ruimtelijk-functionele ontwikkeling van het totale plangebied beschreven. Het gaat daarbij om
een samenhangend beleidskader voor zowel bevestiging en consolidatie van functies en ruim-
tegebruik als gewenste ruimtelijke veranderingen en ontwikkelingen. De beleidsbeschrijving
vormt de onderlegger voor de bestemmingsregeling.

Bestemmingsregeling (hoofdstuk 5)
Op basis van de beleidsbeschrijving is de bestemmingsregeling opgesteld (plankaart en regels).
In hoofdstuk 5 is een toelichting gegeven op de uitgangspunten en de opzet van de bestem-
mingsregeling en op de aangegeven bestemmingen en de inhoud van de bijbehorende regels.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Doel en opzet bestemmingsplan Arnemuidenen opzet bestemmingsplan Arnemuiden 8

Procedure (hoofdstuk 6 en 7)
Resultaten inspraak en overleg (hoofdstuk 6)
Het voorontwerpbestemmingsplan is vervolgens getoetst aan het oordeel van bewoners en an-
dere belanghebbenden (inspraak ex artikel 6a WRO) en diverse instanties (overleg ex artikel 10
Bro). De resultaten van deze inspraak- en overlegprocedure zijn vermeld in hoofdstuk 6.

Bij vaststelling aangebrachte wijzigingen (hoofdstuk 7)


In dit hoofdstuk staan de bij vaststelling aangebrachte wijzigingen vermeld.

Kaart 3 Historische plattegrond van de vestingstad Arnemuiden, eind 16e eeuw


(overgenomen uit: Encyclopedie van Zeeland Deel I, Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, Middel-
burg 1982)

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
9
2. Ruimtelijke analyse van het plangebied

2.1. Inleiding
Het plangebied Arnemuiden omvat naast de historische kern, verschillende uitleggebieden van
uiteenlopende stedenbouwkundige opzet. Daarnaast is een aantal groengebieden aanwezig. In
het onderstaande wordt de historische en ruimtelijke analyse van Arnemuiden beschreven (on-
der andere aan de hand van het Welstandsbeleid van het stadsgewest Vlissingen-Middelburg).

2.2. Historische beschrijving


De ontstaansgeschiedenis van Arnemuiden is een bewogen geschiedenis. Bij de realisering
van Brakenburg zijn resten gevonden van prehistorische bewoning uit de late IJzertijd. De naam
Arnemuiden wordt voor het eerst in 1223 vermeld. Arnemuiden lag toen aan de zuidzijde van de
Arne. De Arne verplaatste zijn stroom echter steeds verder westwaarts, waardoor eerst een
klooster (1439) en later ook de kern (1440) ontruimd moest worden en door het water werd
weggespoeld. Een tweede Arnemuiden ontstond daarop in de noordhoek van de heerlijkheid
Mortiere, maar ook deze nederzetting verdween. Rond 1462 ontstaat dan het huidige Arnemui-
den.

Arnemuiden bezit nog restanten van vestingwerken. De aanleg van deze vestingwerken is be-
gonnen in 1567 onder leiding van de Italiaanse vestingbouwer Scipio Campi. In de vesting wa-
ren 5 poorten aangebracht. Tot 1600 is er aan deze vestingwerken gebouwd, waarna echter al
snel verval intrad. In het historische deel van Arnemuiden is door het hoogteverschil in de stra-
ten, het stratenpatroon en de naamgeving het verloop van de voormalige vestingwallen nog
duidelijk te ervaren (zie ook kaart 3: historische plattegrond van de vestingstad Arnemuiden,
eind 16e eeuw; Guicciardini's Descrittione 1609).

Arnemuiden kende een rijke historie met vele handelsbetrekkingen. Er was een hevige concur-
rentiestrijd tussen Middelburg en Arnemuiden, die uiteindelijk door de natuur in het voordeel van
Middelburg werd beslecht. De Arne verzandde en de handel werd onmogelijk. In de 17e en
18e eeuw was zoutnering en visserij de belangrijkste bron van inkomsten. In 1873 werd het
3 km lange Arnekanaal gegraven. De visserij is na de realisering van de Deltawerken uitgewe-
ken naar plaatsen als Colijnsplaat en Vlissingen.

2.3. Ruimtelijke structuur en opbouw


Begrenzing
Arnemuiden is aan de zuidzijde duidelijk begrensd door het Arnekanaal. De overige grenzen
zijn bepaald door de overgang van het bebouwd gebied naar het buitengebied. Deze begren-
zingen zijn vrij hard; op een aantal plaatsen is een zeer strakke bebouwingsgrens aanwezig,
met name in het noordelijke deel van Brakenburg is dit het geval. Aan de Van Cittersweg bepa-
len losse bouwvolumes met een grote stedenbouwkundige korrel de grens. Hier liggen ook
sportvelden.

Ontsluiting
De hoofdentree van Arnemuiden wordt gevormd door de Doeleweg vanuit het westen (Middel-
burg) en de Nieuwlandseweg vanuit het zuiden (A58). Vanuit het landelijke gebied aan de
(noord)oostzijde van de kern vormen respectievelijk de Van Cittersweg en de Veerseweg de
hoofdentrees. Via deze entrees is men direct in het woongebied aan de zuidzijde van het spoor.
Het woongebied aan de noordzijde van het spoor heeft secundaire entrees aan de Akkerlaan,
Botter, Veersegat en Korenbloemlaan.

In het plangebied worden de hoofdroutes bepaald door de volgende wegen: Doeleweg, Molen-
weg, Nieuwstraat, Spoorstraat, Nieuwlandseweg, Schuttershof, Van Cittersweg, Korenbloem-
laan, Akkerlaan. Deze wegen zijn tevens geasfalteerd, waardoor ze duidelijk herkenbaar zijn als

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke analyse van het plangebied 10

hoofdroute. Vanaf deze hoofdroutes zijn de aangrenzende woongebieden van Arnemuiden door
een fijnmazig netwerk ontsloten.

Water en groen
Arnemuiden is van origine een havenstad. De relatie met het water is echter nauwelijks nog
zichtbaar aanwezig. Slechts aan de zuidzijde van het stadje is door de restanten van de Arne
en het Arnekanaal en de gerestaureerde historische werf nog iets van deze oude luister te erva-
ren.

In de woongebieden is op een aantal plaatsen in de groenvoorziening ruimte voor water gecre-


eerd. Hoofdwatergangen bevinden zich naast de Van Cittersweg en tussen Brakenburg en Ha-
zenburg. Verder liggen verspreid in het gebied bermsloten.

Arnemuiden heeft een compacte kern. Binnen de historische kern zijn groene straatprofielen
zeldzaam. De bebouwing staat vaak dicht op of direct tegen de openbare weg, waardoor ook
voortuinen ontbreken. Het ruimtelijk beeld is hierdoor stenig. Openbaar groen bevindt zich veel-
al aan de rand van de historische kern of volgt het patroon van de voormalige vestingwallen.

Ten oosten van de historische kern ligt de eerste planmatige uitbreiding: 't Poldertje. De straat-
profielen zijn beduidend groener, veel woningen hebben een voortuin. Opvallend is dat deze
wijk door een relatief groene zone met diverse maatschappelijke voorzieningen met een grotere
stedenbouwkundige korrel van de historische kern is gescheiden. Het betreft een aantal open-
baar toegankelijke en maatschappelijke voorzieningen, zoals een zwembad, huisartsenpost,
bank, wijkgebouw, woonzorgcomplex Beau Fort en een school. De voorgenomen bouw van een
supermarkt met appartementen ter plaatse van het voormalige gymnastieklokaal past in dat
beeld. In deze groene zone staat ook een monumentale lindeboom.

Ten noorden van de spoorlijn zijn de oude vestingwerken getransformeerd tot een groen park.
Ook is hierin een singel gelegen. Daarnaast ligt er een hertenkamp. Benoorden van dit park lig-
gen de meer recente planmatige uitbreidingen: Brakenburg, Hazenburg en Lage landen. Profie-
len zijn hier ruimer en groener door het toepassen van voortuinen en beplanting die de loop van
de weg volgt.

Bebouwingspatroon
De stedenbouwkundige ontwikkelingen van de afgelopen eeuwen laten zich duidelijk aflezen
aan het Arnemuidse stratenpatroon. Het historische deel van Arnemuiden is compact en stenig,
terwijl de meest recente uitbreidingen Hazenburg en met name De Lage Landen uitblinken door
de royale opzet.

In het historische deel is de stedenbouwkundige korrel klein. De bebouwing is kleinschalig: één


tot anderhalve bouwlaag, met een rijke variatie in zowel bebouwingsvorm als kaprichting. In
't Poldertje bestaat de bebouwing voornamelijk uit orthogonaal opgestelde rijenwoningen. In
Brakenburg is er in de oudste delen voornamelijk sprake van rijenwoningen, in een typische ja-
ren "80 structuur, terwijl er in de jongere delen van Brakenburg voornamelijk een afwisseling
tussen vrijstaande, twee onder één kap en geschakelde woningen bestaat. Wat betreft bebou-
wingspatroon zijn Hazenburg en De Lage Landen identiek. Hier wisselen vrijstaande woningen
een twee onder één kap woningen elkaar af, waarbij opgemerkt kan worden dat de meest ruime
percelen in De Lage landen te vinden zijn.

Voorzieningen
Arnemuiden heeft een breed aanbod van voorzieningen. In de kern zijn aanwezig:
- diverse winkels voor dagelijkse en niet dagelijkse goederen;
- horecavoorzieningen;
- zakelijke dienstverlening;
- diverse bedrijven;
- maatschappelijke voorzieningen;
- primair onderwijs;
- kerkgebouwen van verschillende gezindten.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke analyse van het plangebied 11

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke analyse van het plangebied 12

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke analyse van het plangebied 13

De detailhandel en horeca is geconcentreerd in de Langstraat, Nieuwstraat en Westdijkstraat.


Maatschappelijke voorzieningen, primair onderwijs en de verschillende kerkgebouwen liggen
verspreid over de kern. Bedrijvigheid ligt vooral geconcentreerd aan de Keetweg en de Van
Cittersweg. In de kern komen op een aantal plaatsen solitair gelegen bedrijfsgebouwen voor.

Bijzondere elementen
Arnemuiden kent een aantal bijzondere elementen. Elementen van grote waarde zijn de monu-
mentale molen “Nooitgedacht”, het stationsgebouw, het klokkenspel en uurwerk in de Neder-
lands Hervormde Kerk en het voormalige stadhuis aan de Langstraat. In de kern zijn verder als
herkenningspunten de bakstenen schoorsteen op het terrein van Mieras aan de keetweg 11,
het zorgcentrum Beau Fort en de verschillende kerken als herkenbare objecten te onderschei-
den.

Knooppunten
In de kern zijn een aantal knooppunten aanwezig. Een groot aantal knooppunten heeft louter
vanuit verkeersoogpunt betekenis. In dat kader zijn de beide spoorwegovergangen te noemen.
Knooppunten, die naast een verkeerskundige functie door andere functies zoals detailhandel, of
een maatschappelijke functie ondersteund worden, zijn de knopen:
- Nieuwstraat-Westdijkstraat-Molenweg;
- Westdijkstraat-Langstraat-Havenplateau;
- Langstraat-Markt;
- Langstraat-Schuttershof-Nieuwlandseweg-Clasinastraat;
- Van Cittersweg-Korenbloemlaan-Veerseweg;
- Van Cittersweg-Korenbloemlaan;
- Van Cittersweg-Veersegat.

2.4. Ruimtelijke kenmerken deelgebieden


Het plangebied is aan de hand van specifieke ruimtelijke kenmerken nader opgesplitst in typo-
logisch duidelijk samenhangende deelgebieden. Deze deelgebieden zijn op kaart 5 aangege-
ven. De deelgebieden hebben de volgende ruimtelijke kenmerken.

1. Historische kern ('t Dorp)


Dit gebied beslaat de historische kern van Arnemuiden. Het gebied wordt begrensd door de Mo-
lenweg, het spoor, de Arne, Schuttershof en de Nieuwlandseweg.
De historische kern is compact, kent een rijke afwisseling van voornamelijk Zeeuwse arbei-
derswoningen en bestaat in hoofdzaak uit aaneen gebouwde kleinschalige woningen van één
tot anderhalve, soms twee bouwlagen. De bebouwingspatronen volgen de oude doorgaande
routes. Her en der is de oude bebouwing vervangen door recentere en zijn de oorspronkelijke
goothoogten van de woningen hoger opgetrokken.
De structuur van de vesting laat zich nog gemakkelijk uit het straatbeeld aflezen; er zijn duidelij-
ke hoogteverschillen herkenbaar. De hogere ligging van de Westwal, Westdijkstraat, Nieuw-
landseweg en Schuttershof is daarmee verklaard.
Arnemuiden lag in vroeger tijden aan een zeestroom. De hoge ligging van de Langstraat, als
dijkstraat is daarmee verklaard. Langs de Arne ligt een aantal scheepswerven. De historische
scheepswerf is in oude luister hersteld.
Aan de uitlopers van de historische linten (Molenweg) bevinden zich meer vrijstaande wonin-
gen. Bij het station ligt een fraai herenhuis.
In de Schoolstraat/ Spoorstraat zijn de eerste uitbreidingen op organische wijze gerealiseerd.
Recentere bouw (1970-1980) bevindt zich in het Tuindorp. Deze bebouwing wijkt af wat betreft
maat en schaal. De bebouwing staat in een strakke rooilijn, is twee laags en heeft een andere
stedenbouwkundige korrel dan elders in de historische kern.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke analyse van het plangebied 14

Kaart 5 Deelgebieden

2. 't Poldertje
Het woongebied 't Poldertje is de eerste grootschalige planmatig opgezette nieuwbouwwijk van
Arnemuiden. De bebouwing bestaat in hoofdzaak uit rijenwoningen van twee bouwlagen, maar
incidenteel komt ook vrijstaande bebouwing of bebouwing in de vorm van twee onder één kap
voor. De bebouwing is orthogonaal van opzet. Het materiaalgebruik van de woningen is traditi-
oneel. De woningen zijn veelal opgetrokken uit rode baksteen met oranjerode dakpannen, of uit
geelbruine baksteen met grijsbruine dakpannen. De kaprichting is daarbij overwegend evenwij-
dig aan het wegenpatroon.
Tussen het woongebied en de historische kern ligt een relatief groene zone met verspreid lig-
gende maatschappelijke voorzieningen, zoals een begraafplaats, een school, een kinderdag-
verblijf en een peuterspeelzaal, maar ook een wijkcentrum en een zwembad. Ruimtelijk ken-
merk van deze voorzieningen is de afwijkende maat van de stedenbouwkundige korrel. Een
aantal van deze voorzieningen staat op dit moment leeg; herontwikkelingsplannen zijn reeds in
ontwikkeling.

Naar aanleiding van een onderzoek naar de behoefte aan sportaccommodaties in de gemeente
Middelburg en in samenhang met de slechte bouwkundige staat van de gymzaal op de hoek
Schuttershof/Clasinastraat is aan de Van Cittersweg een nieuwe sporthal gerealiseerd. De loca-
tie van de in slechte staat verkerende gymzaal is daarmee beschikbaar gekomen voor heront-
wikkeling.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke analyse van het plangebied 15

Kaart 6 Ruimtelijke ontwikkeling Clasinastraat

Er is een plan ontwikkeld om op de locatie van de gymzaal, inclusief de aangrenzende woning


Schuttershof 2, een supermarkt met daarboven 19 appartementen te realiseren. In samenhang
daarmee is het tevens gewenst om tegenover de supermarkt een parkeerterrein aan te leggen
ter plaatse van de woningen Clasinastraat 2 en 4 en het grasveld. Ter compensatie van de drie
te slopen woning worden op het grasveld drie vrijstaande woningen gebouwd. Ook zal een
nieuwe garage worden gebouwd ter vervanging van een bestaande schuur ten behoeve van de
woning Nieuwlandseweg 15.
De Stichting voor Regionale Zorgverlening (SVRZ) is voornemens twee groepswoningen te rea-
liseren op de hoek van de Clasinastraat/Radermacherstraat in Arnemuiden voor psychogeriatri-
sche cliënten en/of voor somatische cliënten.
Kaart 6 toont de ruimtelijke ontwikkeling van de Clasinastraat. In bijlage 1 is de samenvatting
van de ruimtelijke onderbouwing opgenomen.

In ’t Poldertje speelt nog een ruimtelijke ontwikkeling. Het gaat hierbij om de realisering van 28
appartementen met zorgvoorzieningen aan de Dokstraat. Deze locatie werd gebruikt geweest
als school (christelijk protestantse koningin Beatrixschool). Nadat het gebied niet meer als zo-
danig in gebruik was en het voormalige schoolgebouw leeg enige tijd heeft leeggestaan, is
overgegaan tot realisering van de appartementen.
In kaart 7 is de ruimtelijke ontwikkeling aan de Dokstraat weergegeven. Het bouwprogramma
voor het woonzorgcomplex bestaat uit:
- 24 type B zorgappartementen (appartementen met 24-uurs zorg en toezicht);
- 4 type C (levensloopbestendige) appartementen (met de mogelijkheid voor intensieve
thuiszorg en ombouw tot zorgappartement);
- 200 m² zorgfuncties;
- 21 parkeerplaatsen;
- 2200 m² speelveld.
In bijlage 1 is de samenvatting van deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke analyse van het plangebied 16

Kaart 7 Ruimtelijke ontwikkeling Dokstraat

3. Keetweg
De Keetweg laat zich ruimtelijk typeren als een smalle bedrijvenstrip tussen het Arnekanaal en
een dijk. De strip is compact bebouwd met koelhuizen en loodsen. Er vindt tevens buitenopslag
van materialen plaats. De bedrijven zijn door een dijk en een groene haag grotendeels van de
omgeving afgeschermd. Kenmerkend element in het gebied is de rode bakstenen schoorsteen
op het perceel van Mieras aan de Keetweg 11.

4. Brakenburg I
Brakenburg is de eerste, aan de noordzijde van het spoor ontwikkelde woonwijk. Kenmerkend
in dit deelgebied is de door de buurt slingerende Korenbloemlaan, waaraan een aantal andere
woonstraten zijn aangehaakt. Door de slingerende structuur is oriëntatie in de woonbuurt lastig.
Soms, zoals in de Klaproosstraat, zijn woningen met de bergingen naar de straat georiënteerd,
waardoor een zeer gesloten beeld ontstaat.
De bebouwing bestaat over het algemeen uit rijenwoningen. Aan de randen komt vrijstaande
bebouwing voor. De bebouwing is voornamelijk gerealiseerd aan het eind van de jaren zeventig
en het begin van de jaren tachtig. Het materiaal gebruik is traditioneel: geelbruine bakstenen en
grijsbruine dakpannen. De kaprichting van de woningen is overwegend evenwijdig aan het we-
genpatroon.

Naast de woonfunctie ligt centraal in het gebied, afzijdig van de hoofdontsluitingslus, in het
groen ingebed een basisschool aan de Boekweitstraat. Deze onderwijslocatie is met de tot-
standkoming van de nieuwe Brede School aan de Van Cittersweg vrijgekomen voor herontwik-
keling. Hiervoor is een aparte procedure gevolgd. In de uiterste zuidoosthoek ligt een klein ter-
rein bestemd voor bedrijven en centrumvoorzieningen.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke analyse van het plangebied 17

5. Brakenburg II
Brakenburg II is de vervolguitbreiding van Brakenburg I. Het gebied is vanaf het midden van de
jaren tachtig ontwikkeld. De hoofdopzet is iets ruimer. De bebouwing is ook iets losser en be-
staat voornamelijk uit twee onder één kap woningen en vrijstaande woningen. Opvallend is hier
het grote aantal doodlopende straten naar het buitengebied, alsof het gebied (nog) niet is afge-
rond. Het materiaalgebruik in dit deel bestaat uit lichtere kleuren baksteen (geel, wit en bruin-
rood) en lichtere kleuren dakpannen (grijs, roodbruin). De kaprichting van de (vrijstaande) be-
bouwing is loodrecht of evenwijdig aan de weg.

De hoofdentree van dit woongebied wordt gevormd door het Veersegat/Middelgat. Op een cen-
trale plek in deze woonbuurt staan twee onderwijsinstellingen.

6. Brakenburg III
Brakenburg III is niervormig van structuur en vormt de uitbreiding van Arnemuiden in de jaren
negentig. Een heldere opzet, ruime kavels en vooral vrijstaande, soms geschakelde of twee on-
der één kap woningen, bepalen het beeld. Het materiaalgebruik is net als in Brakenburg II di-
vers, met een voorkeur voor lichtere kleurstellingen. Centraal in de buurt ligt een groene wig,
met speeltuintje.

7. Hazenburg I
Hazenburg I is de uitbreiding van Arnemuiden die halverwege de jaren negentig, juist voor het
millennium is gestart en waarvan de laatste kavels gedurende de looptijd van dit plan zullen
worden gerealiseerd. Hazenburg heeft een structuur van radialen en is gedeeltelijk door brede
watergangen van Brakenburg gescheiden. Het bebouwingspatroon is los. De straatprofielen
ruim, met voortuinen. Er zijn uitsluitend vrijstaande en twee onder één kap woningen gereali-
seerd. De woningen zijn allemaal in een rode tot bruinrode baksteensoort opgetrokken en zijn
voorzien van oranjerode en rode dakpannen. Er is veel aandacht besteed aan de beeldkwaliteit.

In aansluiting op Hazenburg I zal in de toekomst Hazenburg II worden gerealiseerd. De plannen


voor de uitwerking van Hazenburg II zijn echter nog niet in een stadium, dat deze reeds in dit
bestemmingsplan kunnen worden geregeld. De gronden blijven buiten het plangebied Arnemui-
den en zijn vooralsnog agrarisch in gebruik.

8. De Lage Landen
De wijk de Lage landen ligt in de uiterste noord-oosthoek van het plangebied. De buurt bestaat
voornamelijk uit ruime kavels met vrijstaande woningen. In het naar binnen gelegen deel van de
wijk is een aantal twee onder één kap woningen gelegen. De woningen zijn opgetrokken uit ge-
le bakstenen en zijn voorzien van oranjerode kappen, vaak haaks op de straat. De woonbuurt
heeft één toegang. In de structuur is echter reeds rekening gehouden met een uitbreiding rich-
ting het zuiden.

9. Van Cittersweg/Veerseweg;
Het gebied ingeklemd tussen de Van Cittersweg en de Veerseweg is een multifunctioneel ge-
bied. In de noordoosthoek liggen onbebouwde agrarische gronden. Aan de zuidzijde van dit ge-
bied liggen sportvoorzieningen: tennisvelden, sportvelden en een sporthal. Recent is westelijk
van de sporthal een brede school gerealiseerd. Ten noorden van de brede school bevindt zich
in een compact geheel een cluster met bedrijfspanden en parkeerplaatsen. Na het vertrek van
een meubelzaak staat een groot deel van de panden momenteel (juli 2006) leeg. Een deel van
de ruimte is momenteel ingericht als kerkruimte. De kassen van het voormalige tuincentrum
worden momenteel gebruikt voor commerciële opslag van caravans.

10. Begraafplaats
De begraafplaats ligt ten oosten van de Van Cittersweg. De begraafplaats is omgeven door een
sloot en een groengordel. De begraafplaats ligt bovendien aan de oost-zuidoostzijde achter een
dijk. De begraafplaats heeft geen capaciteit meer. Uitbreiding van de begraafplaats zou in
noordoostelijke richting plaats kunnen vinden.

11. Woonwagencentrum
Ingeklemd tussen de begraafplaats, de Van Cittersweg en de spoorlijn Vlissingen-Roosendaal
ligt het woonwagencentrum Arnemuiden. Het woonwagencentrum voorziet in vier standplaatsen

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Ruimtelijke analyse van het plangebied 18

voor woonwagens. In verband met spoorweglawaai is een gedeelte van het woonwagencen-
trum voorzien van een geluidsmuur.
Ten oosten van het woonwagencentrum ligt aan de Steigerweg een groengebiedje met een
half-pipe voor skateboarding.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
19
3. Functionele analyse

In dit hoofdstuk komt de functionele analyse van het plangebied aan de orde, bestaande uit be-
schrijving van de structuur (paragraaf 3.1), de cultuurhistorie (paragraaf 3.2) en de analy-
se/onderzoek (paragraven 3.3 en 3.4)

3.1. Functionele structuur


Het plangebied heeft een divers karakter. Ten noorden van de spoorlijn Vlissingen-Roosendaal
is overwegend sprake van een planmatig en gefaseerd aangelegd woongebied. Langs de Van
Cittersweg liggen een aantal andere functies dan wonen, waaronder een school, een sporthal
en een kerk, maar ook een aantal bedrijven.
Ten zuiden van het spoor, in het oude deel van de kern ('t Dorp), ligt een aantal functies min of
meer geconcentreerd bijeen aan de Westdijkstraat, Nieuwstraat, Langstraat. Langs de Keet-
weg, westelijk van 't Dorp ligt een aantal bedrijven, terwijl aan de oostzijde het eerste planmatig
ontwikkelde woongebied van Arnemuiden is gelegen.

De functionele structuur van Arnemuiden is daarmee heel herkenbaar: in het centrum bevinden
zich de commerciële functies, terwijl andere voorzieningen en grootschaligere bedrijvigheid zich
meer aan de rand bevinden. Op kaart 9 zijn de in het plangebied aanwezige functies weergege-
ven. In paragraaf 3.3 worden de functies kort omschreven.

3.2. Archeologie
Wettelijk en beleidskader
In Europees verband is het zogenaamde “Verdrag van Malta” tot stand gekomen. Uitgangspunt
van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet moge-
lijk is dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk be-
leid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Om dit
meewegen te laten plaatsvinden wordt, naast de bestaande regelgeving en beleid, een econo-
mische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus
de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden
door de initiatiefnemer betaald.
De provincie Zeeland en gemeente Middelburg streven naar een versterking van de relatie tus-
sen archeologie en ruimtelijke ordening. In de geest van het Verdrag van Malta is in 2007 een
wijziging van de monumentenwet 1988 in de vorm van de Wet op de archeologische monu-
mentenzorg (WAMZ) van kracht geworden. Een belangrijk onderdeel van de WAMZ is dat de
verantwoordelijkheid voor het cultureel erfgoed bij de gemeenten komt te liggen. In de WAMZ
wordt geregeld dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening
houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Volgens de wet kan
in het belang van de archeologische monumentenzorg bij een bestemmingsplan worden be-
paald dat de aanvrager van een aanleg- en bouwvergunning een rapport dient over te leggen,
waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord
naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
Vooruitlopend op de WAMZ hebben de Walcherse gemeenten een eigen archeologiebeleid
geformuleerd en vastgesteld in de Nota Archeologische monumentenzorg Walcheren 2006, die
in 2008 is geëvalueerd in de Nota Archeologische monumentenzorg Walcheren evaluatie 2008.
Deze laatste nota schrijft nu het vigerende archeologiebeleid binnen de gemeente Middelburg
voor, waardoor het provinciale archeologiebeleid op de tweede plaats komt. Om ervoor te
zorgen dat het Nederlandse archeologisch erfgoed wordt beschermd en er bij ruimtelijke
afwegingen rekening wordt gehouden met archeologische waarden, is vanuit het Rijk een
Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS) opgemaakt, waarin alle bekende archeologische
waarden zijn opgenomen. Terreinen van archeologisch belang of waarde zijn vastgelegd op de
Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Om een indicatie te krijgen voor een archeologische
verwachting is een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld in de vorm van de Indicatieve

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 20

Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Beide kaarten, naast enkele historische kaarten, liggen
aan de basis van de Walcherse archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. De
vrijstellingsregeling behorende bij het Walchers archeologiebeleid gaat uit van deze laatste
kaart.

Onderzoek en bekende vindplaatsen


In het verleden hebben op verschillende gebieden binnen het plangebied archeologische on-
derzoeken plaats gevonden:

- Clasinastraat: Aan de Clasinastraat op de hoek met het Schuttershof heeft een definitief ar-
cheologisch onderzoek plaatsgevonden in de vorm van een opgraving. Op deze locatie zijn
geen archeologische waarden meer aanwezig. Aan de zuidzijde van de Clasinastraat heeft ver-
kennend archeologisch onderzoek plaats gevonden, op basis waarvan geen verder archeolo-
gisch onderzoek noodzakelijk is gebleken.
De in ARCHIS opgenomen waarnemingen (49648, 53927) die samenhangen met deze onder-
zoeken worden niet als vindplaatsen in de vorm van gearceerde cirkels op de voorschriftenkaart
opgenomen.

- Schoolstraat: Aan de Schoolstraat heeft een definitief archeologisch onderzoek plaatsgevon-


den in de vorm van een archeologische begeleiding. Verder archeologisch onderzoek is op de-
ze locatie niet nodig. De in ARCHIS opgenomen waarnemingen (49648, 53927) die samenhan-
gen met dit onderzoek worden om deze reden niet als vindplaatsen in de vorm van gearceerde
cirkels op de voorschriftenkaart opgenomen.

- De Lage Landen: Het betreft een oppervlaktekartering, een booronderzoek en een beperkt
sondeeronderzoek. Bij het onderzoek is op het terrein verspreid over een gebied van 30 x 30 m
baksteenpuin en laatmiddeleeuws aardewerk (13e t/m 16e eeuw) gevonden. De vindplaats ligt
op een oude kreekrug. Omdat in de boringen op een diepte van ca. 70 cm onder maaiveld ook
aardewerk uit de Nieuwe Tijd is gevonden, wordt vermoed dat de middeleeuwse vindplaats in
een recenter verleden is verstoord. (waarneming 44767)

- Arnemuiden-Hazenburg: Het betreft een oppervlaktekartering, een booronderzoek en een be-


perkt sondeeronderzoek. Bij het onderzoek is een opgevulde kreek aangeboord, waaruit uit de
vulling 14e eeuws aardewerk en bouwpuin te voorschijn is gekomen. Dit wijst op bewoning in
de omgeving van het plangebied de Lage landen. Ook bij de oppervlaktekartering is eveneens
aardewerk uit de periode vanaf de 11e eeuw tot en met 14e eeuw gevonden. De vindplaats van
dit aardewerk (waarneming 44769) is in de voorschriftenkaart als een gearceerde cirkel aange-
duid. In het overige deel van het onderzoeksgebied wordt geen verder onderzoek nodig geacht.

- Basisschool Van Cittersweg: Het betreft een booronderzoek. Bij het onderzoek is verspreid
over de gehele onderzoekslocatie in de top van het onderliggende veen een grote hoeveelheid
archeologische vondsten uit de Romeinse tijd (voornamelijk uit de eerste twee eeuwen na
Christus) gevonden. Vermoedelijk ligt hier in de ondergrond een waardevolle vindplaats be-
staande uit resten van een kleine nederzetting of huisplaats uit de Romeinse tijd. (waarneming
50880)

- Van Cittersweg 1: Het betreft een booronderzoek op een locatie naast de hierboven beschre-
ven vindplaats uit de Romeinse tijd. Op basis van dit onderzoek wordt geen verder archeolo-
gisch onderzoek nodig geacht.

- Boekweitstraat: Het betreft een bureauonderzoek. De conclusie van het onderzoek is, dat ter
plaatse een hogere verwachting voor archeologische resten uit de IJzertijd en de Romeinse tijd
bestaat.

Daarnaast zijn (binnen ARCHIS) de volgende vindplaatsen bekend

- Brakenburg (waarneming 20990) Het betreft een opgraving in 1975 van een huisplaats uit de
IJzertijd in de top van het veen. Naast resten van houten palen van de huisplattegrond zijn nog

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 21

enkele andere grondsporen gevonden. Ook is aardewerk, een weefgewicht en een soort rooster
uit gebakken klei gevonden.

- Molen Nooitgedacht (waarneming 21006) het betreft een opgraving in 1978 van de funderin-
gen van de voormalige standaardmolen, de voorganger van de molen Nooitgedacht. De Stan-
daardmolen gaat terug tot de Late Middeleeuwen. Het bergje, waarop de molen staat, is moge-
lijk een vliedberg.

De volgende bekende vindplaatsen zijn op de plankaart niet apart opgenomen, omdat het ar-
cheologische resten betreft behorende bij de middeleeuwse kern, die ook als AMK-terrein is
aangeduid.

- Ter hoogte van de “Veersche poort’ van de oude omwalling (1250 – 1650 na Chr.) is bij
graafwerkzaamheden een onderdeel van een degen uit de 16e eeuw gevonden (waar-
neming 21002)
- Bij rioleringswerkzaamheden in de Nieuwstraat zijn fragmenten van twee pelgrimsinsig-
nes uit de Late Middeleeuwen (1250-1500) gevonden (waarneming 20489)
- Bij graafwerkzaamheden op het Stationsplein is op de fundering van de Middelburgse
Poort van de oude omwalling (1250 – 1650 na Chr.) gestoten. (waarneming 20488)
- Westdijkstraat 5-7 (waarneming 20490) Het betreft een opgraving in 1985 waarbij muur-
resten, resten van een weg en vondsten zijn gevonden die teruggaan tot de 16e eeuw.
- Langstraat 28 (waarneming 410977) Waarneming van een gewelfde voorraadkelder
volgestort met afval vanaf de 16e/17e eeuw.
- Hervormde kerk (waarneming 409007) Vondst onder de bestaande vloer van grafste-
nen, waarvan sommige teruggaan tot de 15e eeuw.

Op de archeologische verwachtingskaart Walcheren ligt het grootste deel van het plangebied in
een middelhoge verwachtingszone met name met betrekking tot archeologische resten uit de
IJzertijd en de Romeinse tijd in de top van het onderliggend veen. Het plangebied wordt door-
sneden door enkele oude kreekruggen die hoge verwachtingszones vormen met name met be-
trekking tot resten uit de Middeleeuwen en later. Op de archeologische beleidsadvieskaart Wal-
cheren wordt m.b.t. de vrijstelling geen onderscheid meer gemaakt tussen hoge en middelhoge
verwachtingszones. Beide zijn dan ook groen ingekleurd in figuur 1 Archeologische waarden.
Het oosten van Arnemuiden ligt in een lage verwachtingszone (lichtgroen ingekleurd).

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 22

Figuur 1 Archeologische waarden

Aandachtspunten voor het beleid


Het Walcherse archeologiebeleid is op de eerste plaats gericht op zogenaamd behoud in situ.
Dit houdt in dat er naar gestreefd moet worden archeologische waarden ongestoord in de on-
dergrond te bewaren. Ingrepen die tot de aantasting van de verwachte archeologische resten
leiden, moeten zoveel mogelijk worden vermeden. In geval van (plan)wijzigingen waarvoor
graafwerkzaamheden noodzakelijk zijn, moeten initiatiefnemer er op worden gewezen, dat
voorafgaand aan graafwerkzaamheden, die de in het Walchers archeologiebeleid vastgestelde
diepten en oppervlaktes overstijgen, archeologisch vooronderzoek in de vorm van bureauon-
derzoek, eventueel gevolgd door inventariserend veldonderzoek, moeten worden uitgevoerd.
Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan verdere belangenafweging en besluitvorming
plaatsvinden.

De Walcherse archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart dient als archeologisch


toetsingskader bij de beoordeling van ruimtelijke plannen en projecten. Op basis van het Wal-
chers archeologiebeleid en aan de hand van het in het kader van de totstandkoming van onder-
havig bestemmingsplan door de Walcherse Archeologische Dienst uitgevoerde studie werden
voor verschillende zones binnen het plangebied Arnemuiden de volgende beleidsregels vastge-
steld:

Het bestemmingsplan voor het plangebied Arnemuiden beslaat vier verschillende zones, waar-
voor volgens het gemeentelijk archeologiebeleid verschillende vrijstellingen gelden. Bijkomend
geldt een specifieke regeling in de nabijheid van bekende vindplaatsen.

1. De middeleeuwse kern van Arnemuiden is op de archeologische monumentenkaart (AMK)


als een terrein van hoge archeologische waarde aangeduid (rood in de voorschriftenkaart
figuur 1). Hier geldt dat bodemingrepen dieper dan 40 cm onder maaiveld en groter dan 30
m2 voorafgegaan moet worden door archeologisch onderzoek. (Waarden Archeologische
waarden -1)

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 23

2. In het plangebied Arnemuiden zijn enkele archeologische vindplaatsen bekend. Rondom


deze vindplaatsen geldt binnen een straal van 50 meter dat bodemingrepen dieper dan 40
cm onder maaiveld en groter dan 30 m2 voorafgegaan moet worden door archeologisch
onderzoek. Op figuur 1 staan de 50 meter-zones rond de bekende vindplaatsen aangeduid
als blauw gearceerde cirkels. (Waarden-Archeologische waarden -1)

3. Het plangebied Arnemuiden beslaat een zone die op de archeologische beleidsadvieskaart


voor Walcheren is aangegeven als gebied met hoge en middelhoge trefkans op archeolo-
gische vondsten (verwachtingszone). Hiervoor geldt dat bodemingrepen dieper dan 40 cm
onder maaiveld en groter dan 500 m2 voorafgegaan moeten worden door archeologisch
onderzoek (groen aangeduid op de figuur 1). (Waarden Archeologische waarden -3)

4. Het oostelijk deel van Arnemuiden ten oosten van de Schuttershof ligt in een lage ver-
wachtingszone. Bodemingrepen in dit gebied zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek.

5. Tenslotte zijn enkele terreinen binnen het plangebied Arnemuiden al zodanig archeolo-
gisch onderzocht, dat geen vervolgonderzoek nodig is. (grijs in de voorschriftenkaart fi-
guur 1). Hier geldt dat alle bodemingrepen vrijgesteld zijn archeologisch onderzoek.

Advies over bovenstaande vrijstellingen kan ingewonnen worden bij de Walcherse Archeologi-
sche Dienst.

3.3. Functionele analyse


3.3.1. Wonen
Het dorp Arnemuiden vervult een aanzienlijke woonfunctie. Per 31 december 2005 telt Arne-
muiden 5.444 inwoners, wat neerkomt op bijna 12% van de totale bevolkingsomvang van de
gemeente Middelburg. Ten opzichte van 2000 is de bevolkingsomvang van Arnemuiden met
4,5% gestegen, wat meer is dan het gemiddelde van de gehele gemeente (3,4%). Gemiddeld
telt een huishouden in Arnemuiden 2,5 personen, terwijl voor de gehele gemeente Middelburg
een gemiddelde van 1,9 personen per huishouden geldt.

Verder blijkt dat in Arnemuiden 31% van de inwoners jonger is dan 20 jaar (tabel 3). Dit percen-
tage ligt beduidend hoger dan voor de gehele gemeente Middelburg (24%). Ook de leeftijds-
groep van 20 tot en met 44 jaar komt in Arnemuiden naar verhouding meer voor. beduidend
meer jongeren wonen die jonger zijn dan 20 jaar, in vergelijking met de gehele gemeente (tabel
3).

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 24

Tabel 3 Leeftijdsopbouw Arnemuiden en gemeente Middelburg per 31 december 2005

leeftijdsgroep Arnemuiden gemeente Middelburg1)


0-19 jaar 31% 4%
20-44 jaar 35% 32%2
45-64 jaar 24% 27%
65 jaar en ouder 10% 16%
1)
Door afronding niet optellend tot 100%.
Bron: www.middelburg.nl

De woningvoorraad per 31 december 2005 bedraagt 2.029 woningen in Arnemuiden. Hiervan


zijn 77% koopwoningen en 23% huurwoningen. Deze verdeling wijkt overigens sterk af van de
verdeling in de gehele gemeente Middelburg, waar 53% van de woningen in de koopsector zijn
gerealiseerd. Het aantal koopwoningen is in Arnemuiden sinds 2002 met ongeveer 6% toege-
nomen, terwijl het aantal huurwoningen nagenoeg gelijk is gebleven.

Woonbeleid
Het woonbeleid van de gemeente Middelburg is vastgelegd in de Nota Wonen (vastgesteld door
de gemeenteraad op 7 juli 2003). In deze nota zijn de speerpunten van het woonbeleid opge-
nomen voor de periode van 2003 tot en met 2007. De speerpunten komen voort uit een aantal
centrale doelstellingen voor het woonbeleid. De algemene doelstellingen in het meerjarenbeleid
zijn als volgt gesteld:
- voorzien in de woningbehoefte in Middelburg en bijdragen in de opvang van de woningbe-
hoefte van Walcheren en elders uit de provincie Zeeland;
- een goede woningdifferentiatie binnen en tussen woonwijken om tegemoet te kunnen ko-
men aan de veranderende woonwensen;
- de vraag (naar kwaliteit staat) centraal. De kwaliteit van woningen en woonbuurten dient te
worden aangepast aan een veranderende woningmarktvraag;
- streven naar duurzame woonmilieus en woningen. Woningen en woonomgevingen moeten
aanpasbaar en/of levensloopbestendig zijn.

Op basis van de doelstellingen zijn de speerpunten voor de periode 2003 tot en met 2007 op-
gesteld:
- de Kwaliteitsatlas 2030 vormt het uitgangspunt bij het woonbeleid;
- wonen en zorg krijgt de komende jaren een nieuwe impuls;
- de positie van studenten en jonge woningzoekenden krijgt de komende jaren bijzondere
aandacht;
- uitbreiding van de huurmarkt (20% van de nieuwe woningproductie) om de druk op de
huurmarkt te kunnen verminderen;
- de invloed van de woonconsument over de eigen woonomgeving zal worden versterkt.

3.3.2. Voorzieningen
Detailhandel
De detailhandel in Arnemuiden is geconcentreerd aan de Langstraat en Westdijkstraat. In de
toeleidende straten Nieuwstraat, Noordstraat en Markt bevindt zich verspreide detailhandel. Het
gaat om de volgende panden.
- Burgemeester Hackstraat 2, beautysalon;
- Langstraat 2, woninginrichting;
- Langstraat 17, kledingzaak;
- Langstraat 27-29, doehetzelf en schildersbedrijf;
- Langstraat 33, computerbenodigdheden, speelgoed en miniaturen;
- Langstraat 38, kapsalon;
- Langstraat 38, drogist;
- Langstraat 41, beautysalon;
- Langstraat 44, schildersatelier;
- Langstraat 45, sigaren en tabaksartikelen;
- Langstraat 49, slager;

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 25

- Langstraat 57, supermarkt;


- Langstraat 71, kapsalon;
- Langstraat 73, kledingzaak;
- Langstraat 79, woning- en meubelstoffering;
- Langstraat 83, bloemist;
- Langstraat 83, schoenenzaak;
- Markt 1, stoffering;
- Markt 14, bloemist;
- Nieuwlandseweg 2, huishoudelijke apparaten en artikelen;
- Nieuwlandseweg 4, slijterij;
- Nieuwstraat 19, slijterij;
- Nieuwstraat 22, keukens;
- Noordstraat 24, kostuumverhuur;
- Noordstraat 25, traditionele kleding;
- Schuttershof 36, vishandel;
- Westdijkstraat 19, kledingzaak/kindermode
- Westdijkstraat 27, juwelier;
- Westdijkstraat 29, bakkerij/patisserie;
- Westdijkstraat 45, fietsenhandel;

Een aantal panden staan op dit moment leeg.

Daarnaast vindt (detail)handel plaats in Schorerweg 14 (dierenbenodigdheden), Prinses Bea-


trixstraat, garageboxen (vis/zeevruchten) en Schuttershof 36 (vis).

Horeca
Arnemuiden heeft 5 horecavestigingen. Het betreffen een cafetaria, twee café’s en twee restau-
rants. Daarnaast is horeca ondergeschikt in het museum, het dorpshuis en de sporthal. Voor
een verdere beschrijving wordt verwezen naar paragraaf 3.5.
- Langstraat 35, museum;
- Langstraat 87, cafetaria;
- Molenweg 1, café;
- Nieuwstraat 19, café;
- Noordstraat 30, restaurant;
- De Pereboomweie 2, sporthal;
- Radermacherstraat 32, dorpshuis;
- Westdijkstraat 17, restaurant.

Onderwijsvoorzieningen
Arnemuiden voorziet uitsluitend in primair onderwijs. Recent zijn twee basisscholen in een bre-
de school samengegaan. Deze brede school is gevestigd aan de Van Cittersweg. De vrijgeko-
men locaties aan de Boekweitstraat en de Dokstraat komen beschikbaar voor een woonfunctie.
Aan de Clasinastraat bevindt zich de Joos van Larenschool inclusief kinderopvang.

Welzijnsvoorzieningen
In het plangebied liggen diverse welzijnsvoorzieningen:
- Nieuwlandseweg, woonzorgcentrum;
- Van Vollenhovenstraat, woongroep.

Recreatie
In de groene zone tussen het historische deel van Arnemuiden en 't Poldertje ligt een openbaar
toegankelijk openluchtzwembad. Daarnaast is er aan de Van Cittersweg een sportcomplex met
een sporthal, voetbalvelden, tennisvelden en korfbalvelden gelegen.

Kerkelijke voorzieningen
In het plangebied bevindt zich een aantal kerken:
- Markt 10, Nederlands Hervormde Gemeente Arnemuiden;
- Burgemeester Langebeekstraat, Gereformeerde Gemeente Arnemuiden;
- Gereformeerde kerk Arnemuiden.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 26

Bedrijven
In het plangebied bevinden zich verschillende bedrijven. Het grootste deel van de bedrijven is
geconcentreerd aan de Keetweg op een bedrijvenstrip tussen het Arnekanaal en de dijk. Aan
de korenbloemstraat is een kleine bedrijvenconcentratie gevestigd aan de spoorlijn Vlissingen-
Roosendaal. Verder zijn over de hele kern verspreid bedrijven aanwezig. In paragraaf 3.4.5
wordt nader ingegaan op de bedrijven.

Kantoren en overige voorzieningen


In de kern zijn ook een aantal kantoorpanden aanwezig. Het betreft de volgende panden:
- Langstraat 16, woningbouwvereniging Arnemuiden;
- Langstraat 28, oudheidkundig museum Arnemuiden;
- Langstraat 33, administratiekantoor;
- Langstraat 45, postkantoor;
- Langstraat 85, bouwkundig expertise/adviesbureau en makelaarskantoor.

3.3.3. Groenvoorzieningen
Arnemuiden heeft een compacte dorpskern. Openbaar groen is daar niet of nauwelijks aanwe-
zig. Tussen de oude kern en de uitleggebieden ligt een groenzone. De overige groenvoorzie-
ningen omvatten de bij de ontwikkeling van de woonbuurten aangelegde groenelementen en
groenstroken die de waterlopen/wegen in de buurten volgen.

Speelvoorzieningen
Op 9 plaatsen zijn in het plangebied speelvoorzieningen aanwezig met een grote variatie in af-
meting en doelgroep. In het plangebied zijn nog twee grotere trapvelden aanwezig: aan de
Clasinastraat en het Oostgat. Aan de Singel is ook een kleiner trap/speelveld aanwezig. Aan de
Steigerweg ligt een skatepark met een half-pipe voor skateboarding. Verspreid in het plange-
bied liggen verder versnipperde groenelementen die in gebruik zijn als trapveldjes.

Volkstuinen
Ten zuiden van het Arnekanaal ligt een strook met volkstuinen. Het gebied is vanaf de Nieuw-
landseweg toegankelijk.

Monumentale lindeboom
In het gebied tussen de Kerklaan en de Koningin Julianalaan is een monumentale lindeboom
aanwezig. Het betreft hier een etagelinde uit de periode 1650-1700.

3.3.4. Verkeer
Externe wegenstructuur
De externe hoofdwegenstructuur van en naar Arnemuiden wordt gevormd door de Rijksweg
A58 ten zuiden van de kern, de Doeleweg ten westen van de kern en de Van Cittersweg in
noordelijke richting (richting het Veerse Meer). De A58 heeft hierbij een belangrijke verkeers-
functie. De Doeleweg en de Van Cittersweg hebben naast de verkeersfunctie tevens een erf-
toegangsfunctie.

De Rijksweg A58 vormt de hoofdverbinding van het Zeeuwse hoofdwegennet en verbindt Zee-
land met het Brabantse en Zuid-Hollandse achterland. Ter hoogte van Arnemuiden is een mo-
gelijkheid de rijksweg bereiken, verlaten en kruisen. De A58 heeft twee rijbanen met elk twee
rijstroken. De maximumsnelheid bedraagt 120 km/uur. Voorzieningen voor langzaam verkeer
zijn niet aanwezig.

De Doeleweg verbindt Arnemuiden met de stad Middelburg. De weg is ruim gedimensioneerd


en heeft twee rijstroken. De maximumsnelheid bedraagt thans 80 km/uur. Aan de noordzijde
van de weg is een vrijliggend fietspad aanwezig.

De Van Cittersweg heeft met name een belangrijke functie voor het (doorgaande) verkeer van
en naar het Veerse Meer. De functie van de weg voor de kern Arnemuiden is relatief gering. De
weg heeft één rijstrook met twee rijrichtingen. Het fietsverkeer wordt gezamenlijk met het auto-
verkeer afgewikkeld.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 27

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 28

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 29

Interne (hoofd)wegenstructuur
In het wegenstructuurplan 2002-2010 van de gemeente Middelburg is voor de kern Arnemuiden
onderscheid gemaakt tussen hoofdwegen met een gebiedsontsluitende functie en wegen met
een verzamelfunctie in het 30 km/uur-gebied.

De wegen met een gebiedsontsluitende functie hebben in het genoemde categoriseringsplan de


categorie Gebiedsontsluitingsweg C gekregen. Dit zijn wegen waar in principe 50 km/uur gere-
den mag worden, maar waar een maximumsnelheid van 40 km/uur gelet op de vormgeving
maximaal is. Het gaat daarbij om de volgende wegen:
- Doeleweg (tussen bebouwde komgrens en Akkerlaan);
- Nieuwlandseweg;
- Schuttershof;
- Van Cittersweg (binnen de bebouwde kom);
- Akkerlaan;
- Botter (tussen bebouwde komgrens en Akkerlaan);
- Korenbloemlaan (noord).
De route Nieuwlandseweg-Schuttershof-Van Cittersweg is de belangrijkste noordzuidverbinding
in de kern en vormt in de huidige situatie de toeristische verbinding binnen de kern tussen de
A58 en een deel van het Veerse Meer. De Van Cittersweg is een geasfalteerde weg ten noor-
den van de spoorlijn. Recentelijk is langs de westzijde van de weg een (dubbelzijdig) vrijliggend
fietspad gerealiseerd. De aanleg hiervan heeft een belangrijke bron van verkeersonveiligheid in
de kern weggenomen. Ten behoeve van de oversteekbaarheid van de weg naar enkele
(sport)voorzieningen aan de oostzijde van de weg zijn snelheidsremmende maatregelen aan-
wezig (plateaus). Parkeren op de weg is verboden.
De route Schuttershof-Nieuwlandseweg ligt ten zuiden van de spoorbaan. Door de bebouwing
dicht langs de weg lijkt het profiel van de weg aanzienlijk smaller. Langs de weg zijn fietssug-
gestiestroken aangebracht. Parkeren vindt plaats in havens langs de rijbaan.
De Akkerlaan en de Botter, de verzamelwegen van het westelijk deel van de kern, heeft een
ruim geasfalteerd profiel zonder fietsvoorzieningen. Het parkeren vindt plaats in vakken langs
de rijbaan. Specifieke verkeersremmende voorzieningen zijn op de Botter aanwezig inde vorm
van plateaus.
Het noordelijk deel van de Korenbloemlaan vormt de verbinding tussen de Akkerlaan en de Van
Cittersweg. De weg is relatief ruim geprofileerd. In de vele bochten van de weg (gelet op het
korte traject) is echter sprake van weinig overzicht. Hierdoor wordt niet hard gereden. Langs de
weg zijn geen fietsvoorzieningen aanwezig.
Binnen het 30 km/uur-gebied is één route met een verzamelfunctie aanwezig: Doeleweg-
Nieuwstraat-Spoorstraat. Ook op deze weg vindt een gemengde verkeersafwikkeling plaats. De
route, en dan met name de Spoorstraat, wordt relatief druk bereden door vrachtverkeer (zowel
lokaal als interlokaal). Om dat tegen te gaan wordt het vrachtverkeer bij de westelijke entree
(Doeleweg) omgeleid richting de Derringmoerweg. De aan de zuidkant van de Spoorstraat ge-
legen woningen staan op korte afstand van de rijbaan, hetgeen het uitzicht op de kruisingen
met de zijstraten beperkt. Parkeren vindt plaats in vakken langs de rijbaan. Ook wordt echter
veelvuldig half op het trottoir geparkeerd. De verkeersveiligheid op deze route wordt dan ook als
matig ervaren. Om deze reden wordt door de gemeente de aanleg van snelheidsremmende
maatregelen overwogen en wordt geëxperimenteerd met diverse maatregelen.

De overige wegen in het plangebied hebben puur de functie van verblijfsgebied. Gelet op de
beperkte verkeersintensiteiten en de relatief lage snelheden zijn hier geen significante knelpun-
ten met betrekking tot de doorstroming en/of de verkeersveiligheid aanwezig.

Fietsvoorzieningen
Met uitzondering van de in het bovenstaande genoemde fietsvoorzieningen langs de belangrijk-
ste wegen in de kern, zijn er geen voorzieningen voor fietsers aanwezig. Gelet op de maxi-
mumsnelheid van 30 km/uur is dit ook niet noodzakelijk.
Wel kan op de Singel gefietst worden, zonder last te hebben van het autoverkeer. Hiervoor
geldt een verbod.

Openbaar vervoer
De verbinding Doeleweg-Akkerlaan-Korenbloemlaan (noord)-Van Cittersweg-Schuttershof-
Nieuwlandseweg wordt door het reguliere busvervoer gebruikt als busroute. Door de diverse

Adviesbureau RBOI
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 30

haltes op het traject kan worden gesproken van een goede ontsluiting van de kern met het bus-
vervoer. Bijna de gehele kern ligt binnen het in het ASVV 2004 (aanbevelingen voor verkeers-
voorzieningen binnen de bebouwde kom) genoemde maatgevende afstand van 350-450 meter
hemelsbreed.

Naast het openbaar busvervoer kan in Arnemuiden vooralsnog ook gebruik worden gemaakt
van de trein. Stoptreinen halteren één maal per uur op het station van Arnemuiden. In dit kader
moet worden opgemerkt dat er plannen zijn voor de sluiting van het station.

3.4. Sectorale onderzoeken en milieukwaliteit


In onderstaande paragraaf worden de sectorale onderzoeken en milieukwalitatieve planaspec-
ten weergegeven, voor zover deze nodig zijn voor dit bestemmingsplan.

3.4.1. Waterparagraaf
Het thans vigerend bestemmingsplan dateert van enige decennia geleden, aangevuld met ver-
schillende deelbestemmingsplannen. De actualisatie van het bestemmingsplan Kom Arnemui-
den geeft gelegenheid tot het invoegen van een waterparagraaf in dit bestemmingsplan en dus
de mogelijkheid tot het aandragen van waterinformatie en wateraandachtspunten. Het proces
wordt samengevat onder de naam Watertoets. De watertoets omvat het vroegtijdig informeren,
adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelij-
ke plannen en besluiten, geconcretiseerd in termen van vasthouden, bergen en afvoeren van
water.
Met de watertoets wordt bewerkstelligd dat bij het maken van ruimtelijke plannen in een vroeg-
tijdig stadium aandacht besteed wordt aan waterhuishoudkundige aspecten. Zo kan een goede
afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening worden bereikt. Het bestemmingsplan be-
treft een beheersplan. In een dergelijk plan ligt het accent vooral op het bieden van rechtsbe-
scherming ten aanzien van het bestaande gebruik van gronden en opstallen. Het bestem-
mingsplan is daarmee consoliderend van aard en laat slechts beperkt ruimte voor nieuwe po-
tentiële ontwikkelingen.

De Watertoets is wettelijk verankerd in het “Besluit van 3 juli 2003 tot wijziging van het Besluit
op de ruimtelijke ordening 1985” in verband met de gevolgen van ruimtelijke plannen voor de
waterhuishouding (Watertoets). Op basis hiervan zijn gemeenten verplicht om overleg te plegen
met de betrokken Waterbeheerder(s). Op initiatief van de gemeente heeft op woensdag 7 no-
vember 2007 overleg plaats gevonden met de waterbeheerder, zijnde het Waterschap Zeeuwse
Eilanden. Begin april 2008 is de conceptversie met het WZE besproken. De op- en aanmerkin-
gen zijn meegenomen in de definitieve versie. Dit heeft geresulteerd in de hier onderstaande
waterparagraaf.

Ingevolge de Watertoets zijn de onderstaande aspecten beoordeeld:

Veiligheid
Aan de zuidzijde van het plangebied zijn langs het Arnekanaal waterkeringen gelegen. Aan de
zuidwestzijde worden de waterkeringen in het plan begrensd door de Nieuwlandsedijk en ver-
volgens de Langstraat, Westwal en Kanaaldijk. De invloedssfeer van de kering strekt zich uit tot
in het plangebied. Binnen deze invloedssfeer worden van overheidswege duidelijke grenzen
gesteld aan de bebouwingsmogelijkheden. De begrenzing wordt vastgesteld door de beheer-
der, het Waterschap Zeeuwse Eilanden. De waterkering-technische randvoorwaarden zijn vast-
gelegd in de Keur waterschap Zeeuwse Eilanden 2007.
Deze keur gaat zoveel mogelijk uit van één reglementeringsysteem voor alle waterkeringen. Tot
de waterkering worden alle werken in of aan de waterkering gerekend die (mede) een waterke-
rende functie hebben. Binnen de waterkering wordt onderscheid gemaakt in 3 zones, te weten
kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone.
- De kernzone omvat dat deel van de waterkering dat feitelijk voor de huidige veiligheid
zorgt. Bij een dijk is dat derhalve het dijklichaam (de kunstmatige verhoging boven het
maaiveld) inclusief de bermen.
- De beschermingszone omvat in ieder geval die gronden die technisch/fysisch (mede) een
bijdrage leveren aan de stabiliteit van de kering. Daarbij geldt echter aan de landwaartse

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 31

zijde van de kanaaldijken als minimum dat gronden die voor een toekomstige dijkverzwa-
ring nodig zijn (profiel van vrije ruimte of reserveringsstroken) in ieder geval binnen de be-
schermingszone vallen. De beschermingszone dient in principe vrij te worden gehouden
van bebouwing. Slechts in zeer bijzondere gevallen wordt hiervan afgeweken. De breedte
van de beschermingszone bedraagt binnen het plangebied 10 m, gemeten vanuit de teen
van de dijk.
- Buitenbeschermingszone kunnen worden aangewezen om bepaalde activiteiten, die po-
tentieel grote gevaren voor de waterkering in zich bergen (bijvoorbeeld de aanleg van ho-
gedrukleidingen en het hebben van explosiegevaarlijk materieel of inrichting) ook op grote-
re afstrand van de waterkering te kunnen regulieren.
Voor elk van deze zones zijn in de Keur regels opgenomen ten aanzien van bouwen en di-
verse andere activiteiten. Binnen de beschermingszones en begrenzing kernzone dijk is
voor bouwactiviteiten en dergelijke een ontheffing van het Waterschap nodig.

Waterbeheer
Arnemuiden ligt in het afvoergebied Kleverskerke. Het gemaal bevindt zich aan de oostkant van
de sluizen bij Veere. De haven is onderdeel van het afvoergebied Kanaal door Walcheren. Dit
loost onder vrijverval op de Schelde of Veerse Meer.
Binnen het plangebied is sprake van verschillende peilgebieden:
- NAP -1,80 m/-1,90 m noordelijk spoor westelijk Veerseweg (1);
- NAP -0,50 m/-0,50 m noordelijk spoor oostelijk Veerseweg (2);
- NAP -0,20 m/-0,20 m zuidelijk spoor oostelijk Schuttershof incl. Ouwe Gat (3);
- NAP -1,60 m/-1,60 m zuidelijk spoor westelijk Schuttershof (4);
- NAP +0,90 m/+0,90 m haven (kanaalpeil) (5).

- De maaiveldhoogte in (1) (Brakenburg en Hazenburg) varieert van NAP + 0,30 m tot NAP+
0,45 m. Peilstijgingen T100 van het oppervlaktewater zijn tot NAP – 0,70 m acceptabel met
een bijbehorend bouwpeil van < NAP – 0,50 m. De voorgenomen drooglegging/bouwpeil
voldoet aan de TW-norm.

- De maaiveldhoogte in (2) (polder bij begraafplaats) varieert van NAP + 0,20 tot NAP +0,70.
Peilstijgingen T100 van het oppervlaktewater wordt in dat geval NAP + 0,60 m met een
bijbehorend bouwpeil > NAP + 0,80 m. Dit gebied is, zonder ophoging, minder geschikt
voor woningbouw. Het betreft hier, afgezien van de begraafplaats, een agrarische polder.

- De maaiveldhoogte in (3) (Poldertje) varieert van NAP + 1,25 tot NAP + 2,00 m. Peilstij-
gingen T100 van het oppervlaktewater zijn tot NAP + 0,35 m acceptabel met een bijbeho-
rend bouwpeil > NAP + 0,55 m. De voorgenomen drooglegging/bouwpeil voldoet aan de
TW-norm.

- De maaiveldhoogte in (4) (Spoorstraat – Molenweg) varieert van NAP + 2,73 tot NAP +
0,13 m. Peilstijgingen T100 van het oppervlaktewater zijn tot NAP – 0,70 m acceptabel met
een bijbehorend bouwpeil < NAP - 0,50 m. De voorgenomen drooglegging/bouwpeil vol-
doet aan de TW-norm.

- De maaiveldhoogte in (5) varieert van NAP + 2,73 tot NAP + 3,47 m. Peilstijgingen T100
van het oppervlaktewater zijn tot NAP + 0,30 m met een bijbehorend bouwpeil > NAP +
0,50 m acceptabel. De voorgenomen drooglegging/bouwpeil voldoet aan de TW-norm.

Er zijn geen voorstellen om de peilbesluiten te wijzigen. Verder zijn er geen knelpunten bekend
in de afwatering of waterkwaliteit.

Oppervlaktewater- en kwaliteit
In Arnemuiden bevindt zich in de oude kern, ten zuiden van de spoorweg, enkel oppervlaktewa-
ter in de Haven, het Oude Gat en de Spoorsloot. Ten noorden van de spoorweg bevindt zich
oppervlaktewater in de Singel, de waterpartijen in Hazenburg en in diverse wegsloten. Het op-
pervlaktewater is permanent waterhoudend.
Het oppervlaktewater in de Singel is licht brak. Het Oude Gat is zoet. De Arnemuidensesprink
en de Lantsheersprink, aan de noordzijde van de kern, zijn brak. Het Oude Gat is in 2008 ge-
baggerd en naar verwachting zal dat een positief effect hebben op de waterkwaliteit. In de Sin-

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 32

gel en het Oude Gat worden incidenteel te hoge waarden voor zware metalen (koper en zink)
gemeten. De oorzaak daarvan is diffuse bronnen.
Uit waterbodemonderzoek blijkt het merendeel van de baggerspecie schoon tot matig veront-
reinigd te zijn.
Het watersysteem in het plangebied is in het Waterbeheerplan gekarakteriseerd als “Stadswate-
ren”. De haven maakt deel uit van het watersysteemtype Kanalen. Aan deze watersysteemty-
pen is het laagste ecologische ambitieniveau toegekend. Het ecologisch ambitieniveau is bepa-
lend voor de eisen die gesteld worden aan waterdiepte, taludhelling, oevers e.d. (zie ook stede-
lijk Waterplan)
Het onderhoud vindt plaats vanaf de bestaande wegen of anders vanaf aanwezige onder-
houdsstroken. De Keur waterschap Zeeuwse Eilanden 2007 schrijft voor dat langs sloten en
waterpartijen aan beide zijden een onderhoudsstrook dienen te bezitten van 5,00 m of 7,00 m
bij respectievelijk een bovenbreedte van < 8,00 m of > 8,00 m. Dit om de toegankelijkheid van
de waterlopen voor onderhoudsmaterieel te waarborgen. Van het bebouwings- en beplantings-
verbod kan het waterschap ontheffing verlenen. Als de bovenbreedte van het water niet breder
is dan 8,00 m kan het water, met het reguliere onderhoudsmaterieel, vanaf één zijde onderhou-
den worden. Eenzijdig onderhoud kan ook bij een bovenbreedte van maximaal 9,00 m vanaf
een openbare onderhoudstrook (bv een weg of groenstrook) met aan de overzijde duurzame
betuining. Dit laatste doet zich voor aan de westelijke wegsloot van de Van Cittersweg. Bij een-
zijdig onderhoud is wel ontheffing van het waterschap nodig.
In verband met het conserverende karakter kan er van uit gegaan worden dat het plan geen
nadelige gevolgen heeft voor de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit. Bovendien wordt bij het
afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering de afkoppelbeslisboom van het waterschap
toegepast en wordt gestreefd naar duurzaam bouwen.

Infiltratie
Ten aanzien van de infiltratie kan, met uitzondering van een beperkt gedeelte aan de zuid-
oostkant van de spoorlijn, worden opgemerkt dat er in het gebied geen mogelijkheden aanwezig
zijn. In de kleiige grond is infiltratie een moeizaam en langdurig proces. Het gebied bevindt zich
niet in de omgeving van een infiltratiegebied voor natuur- of drinkwatervoor-zieningen. Door tij-
dens bouwrijp maak werkzaamheden de wegen en bouwkavels te voorzien van drainage, die
direct of indirect afvoeren op een van de omringde sloten, wordt oppervlaktewater- en grondwa-
teroverlast voorkomen.

Zettingsgevoeligheid
In het grootste deel van de kern Arnemuiden is de zettingsgevoeligheid groot.

Riolering
Het plangebied Arnemuiden heeft, met uitzondering van de na 1996 gebouwde woningen in
Brakenburg en geheel Hazenburg, een gemengd stelsel. De na 1996 gebouwde woningen in
Brakenburg en in Hazenburg hebben een verbeterd gescheiden rioleringsstelsel. Het afleve-
ringspunt van de riolering van Arnemuiden bevindt zich aan de Singel. Van hieruit loost het ge-
maal Singel via een persleiding indirect op het gemaal Grenadier in Middelburg.
In Arnemuiden zijn 11 gemengde overstorten: 2 op sloot noordzijde Brakenburg, 2 op Singel
(waarvan 1 met randvoorziening), 2 op de wegsloot van de Van Cittersweg (waarvan 1 met
bergbezinkleiding), 2 op zuidelijke spoorsloot (westelijk Doeleweg), 3 op Ouwe Gat; een verbe-
terd gescheiden overstort in Hazenburg;
De gemeente streeft ernaar dat de afstand tussen de overstort van een gemend stelsel en be-
bouwing minimaal 50 m bedraagt. In het verleden zijn er echter kortere afstanden aangehouden
die, zonder woningen te slopen of openbaar oppervlaktewater te verleggen, niet zonder meer te
wijzigen zijn. Bij toekomstige reconstructies en of herstructureringswerken moet zijn er mis-
schien wel mogelijkheden voor verplaatsing.
Door aanleg van de bergbezinkleiding in Brakenburg (175 m diameter 1000 mm) is het aantal
overstortingen aanmerkelijk verminderd. Daarnaast zijn er onder andere in de Lage Landen en
in Hazenburg verschillende uitmondingsconstructie van de schoonwaterriolering aangelegd. De
riolering in Arnemuiden voldoet thans aan de basisinspanning.
Bij nieuwe ontwikkelingen dient er rekening mee gehouden te worden dat schoon regenwater bij
voorkeur niet op de riolering wordt geloosd. Als het regenwater niet op de riolering wordt ge-
loosd zijn er verschillende mogelijkheden om daarmee om te gaan. In de voorkeursvolgorde
van het waterschap zijn dat: (1) opvangen en gebruiken m.n. voor toiletspoeling of gietwater

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 33

voor de tuin, (2) infiltratie in de bodem en (3) lozing op oppervlaktewater, eventueel via een
schoonwaterriolering. Uitgaande van de provinciale waterkansenkaarten zijn de infiltratiemoge-
lijkheden in het plangebied beperkt. In verband daarmee ligt bij het waterschap de nadruk op
hergebruik en lozing op oppervlaktewater.
Nieuwe of verbouwde woningen dienen volgens het bouwbesluit hun water gescheiden aan de
gemeentelijke riolering aan te bieden, om het in de toekomst mogelijk te maken dat deze huizen
alsnog worden aangesloten op een eventuele schoonwaterriolering.
Gebruik van uitlogende bouwmaterialen dient vermeden te worden met name als er sprake is
van lozing op oppervlaktewater.

Het Omgevingsplan Zeeland gaat voor bestaand bebouwd gebied uit van een gemiddeld afkop-
pelpercentage van 1% per jaar als inspanningsverplichting. Het afkoppelen in de kern is een
lastige opgave. Bij de vervanging van de riolering en herstructureringsprojecten wordt hier re-
kening mee gehouden. Voor het afkoppelen van verhardingen (wegen, parkeervoorzieningen,
daken etc.) wordt de afkoppel-beslisboom van het waterschap gehanteerd. Daarin is aangege-
ven welke verharde oppervlakken kunnen worden afgekoppeld van de riolering en welke (filter-
)voorzieningen daar eventueel bij nodig zijn. Voor verdere details over de riolering wordt verwe-
zen naar het vigerend GRP van de gemeente.

Wateroverlast
In het kader van het Waterbeheer 21e eeuw heeft het waterschap het regionale watersysteem
getoetst aan de normen voor wateroverlast. De norm voor bebouwd gebied is 1:100 dat wil
zeggen dat gebouwd gebied slechts mag inunderen bij een regenbui die statistisch gezien niet
vaker dan één keer in de 100 jaar voorkomt. De toetsing geeft op hoofdlijnen inzicht in het func-
tioneren van het regionale watersysteem en op welke locaties sprake is van een hoger risico
voor wateroverlast.
Gebleken is dat het systeem op Walcheren op hoofdlijnen voldoet aan de normen en dat binnen
de kern Arnemuiden geen gronden zijn gelegen die gevoelig zijn voor wateroverlast, zoals hier-
boven ook is aangetoond bij het Waterbeheer.
De toetsing betreft de hoofdlijnen van het regionale watersysteem en geeft geen inzicht in loca-
le zwakke plekken en knelpunten in het afwateringsstelsel. Daarom hebben waterschap en ge-
meente in november 2006, nader onderzoek verricht naar de locale knelpunten in de wateraf-
voer in en rond de kern Arnemuiden. Daarbij is geconstateerd dat de secundaire sloot aan de
noord-westzijde van de wijk Brakenburg te klein gedimensioneerd is. Deze moet op korte ter-
mijn over een lengte van 280 m en een breedte van 3,00 m verruimd worden. Dit zelfde geldt
ook over een lengte van 30 m voor de primaire waterloop op de rechteroever aan de noordzijde
van deze wijk tot aan de overstortlocatie. Na verwerving van de benodigde grond zal de ge-
meente in overleg met het waterschap deze sloten eenzijdig verruimen.

Volksgezondheid
Door de aanleg van riolering worden watergerelateerde ziekten geminimaliseerd. Door vermin-
dering van het aantal overstortingen wordt de waterkwaliteit verbeterd. Ten aanzien van de
volksgezondheid kan verder worden gesteld dat door de aanleg van natuur- en kindvriendelijke
oevers de verdrinkingsrisico's worden verkleind.

Bodemdaling
De bodemdaling is hier niet van toepassing.

Grondwateroverlast
Grondwateroverlast is bij nieuwbouw door de huidige voorgestane bouw- en rioleringswijze
niet aan de orde. Bij de gemeente is, uit het stedelijk waterplan, wel bekend dat er met name in
Brakenburg (Pinksterbloemlaan en Oostgat) klachten zijn die verband houden met het grondwa-
ter. Volgens het stedelijk waterplan zou hier ook drainage worden aangelegd. In de tussenlig-
gende tijd werd echter bekend dat er een nieuwe Waterwet zou komen. De grondwaterklachten
worden nu behandeld volgens de nieuwe Waterwet (Wet gemeentelijke watertaken). Dit wil
zeggen dat de eigenaar verantwoordelijk blijft voor de waterhuiskundige maatregelen op eigen
terrein. Het realiseren van een voldoende ontwateringsdiepte is een eigen verantwoordelijkheid
van de perceelseigenaar. Daarnaast adviseert de gemeente bij het oplossen van grondwater-
problemen.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 34

Grondwaterbeheersplan
In het oostelijk gedeelte van Arnemuiden, ten oosten van de Oranje Nassaulaan. Bevind zich
een zeer geringe belvormige zoetwatervoorraad. Er vindt binnen het plangebied geen onttrek-
king plaats van (diep)grondwater. Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterbescher-
mingszone.

Verdroging
De verdroging is hier niet aan de orde.

Natte natuur
Het plangebied bestaat uit een groot deel van de bebouwde kom van Arnemuiden. Het plange-
bied ligt niet in de directe nabijheid van waardevolle en/of beschermde natuur- en landschaps-
gebieden. Mede gezien het consoliderende karakter van het plan kan er van uitgegaan worden
dat het plan geen consequenties heeft voor natuurgebieden.
De wegsloot langs de Veerseweg wordt aangemerkt als natte ecologische verbindingszone
(onderdeel van de zgn. Waterschaps Ecologische Infrastructuur). Er zijn verder geen aangewe-
zen natuurgebieden in de omgeving.

Watermaatregelen
Door de aanwezige bebouwing leent het plangebied zich minder voor de aanleg van extra wa-
terberging. Bij inbreidingslocaties is in verband met de over het algemeen beperkte infiltratie-
mogelijkheden, infiltratie van regenwater eveneens lastig.
Omdat er in het plan geen in- of uitbreidingslocaties worden geregeld is er geen sprake van een
substantiële toename van het verhard oppervlak. In dit verband hoeft er geen extra berging ge-
realiseerd te worden.
In geval van stedelijke vernieuwing en inbreiding streeft de gemeente ernaar duurzaam te bou-
wen. Te denken valt aan het gebruik van niet uitloogbare materialen en 100% afkoppeling van
hemelwater.

Waterschapswegen
In de bebouwde kom zijn de wegen in eigendom van de gemeente. In het kader van Rondom
Arnemuiden wordt gekeken naar een nieuwe ontsluiting buitenom de kern Arnemuiden. Hierbij
zal tezijnertijd overleg worden gevoerd met het WZE en met Rijkswaterstaat.

3.4.2. Flora en fauna


Bij de beoordeling van de effecten van nieuwe ontwikkelingen op natuurwaarden wordt voor
bebouwde kommen de volgende indeling gehanteerd.
- Functiewijzigingen die in het bestemmingsplan rechtsreeks worden toegestaan. Voor deze
ontwikkelingen is in het kader van de planvorming van het bestemmingsplan een beoorde-
ling in het licht van de Flora- en faunawet noodzakelijk en mogelijk dient er een ontheffing
ingevolge deze wet te worden aangevraagd.
- Locaties waar in het bestemmingsplan functiewijzigingen die in het bestemmingsplan wor-
den mogelijk gemaakt via een procedure ex artikel 11 van de WRO (uitwerkingsplicht of
wijzigingsbevoegdheid). Voor deze gebieden kan een beoordeling in het licht van de Flora-
en fauna wet in een later stadium worden uitgevoerd. Bij de toepassing van de betreffende
wijzigingsbevoegdheid dient deze beoordeling beschikbaar te zijn. Mogelijk dient op ter-
mijn een ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.
- Voor de gebieden waar geen planologische wijzigingen aan de orde zijn, is een beoorde-
ling van de mogelijke ontwikkeling in het licht van de Flora- en Faunawet niet noodzakelijk.
Afhankelijk van de activiteit (renovatie, vervangende nieuwbouw, sloop- of kapvergunning)
dient een beoordeling plaats te vinden en is mogelijk een ontheffing noodzakelijk.

Aangezien binnen dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt,
is toetsing aan de Flora- en faunawet niet van toepassing.

3.4.3. Milieuaspecten gevestigde bedrijven


Bedrijven
In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten van de in het plangebied aanwezige be-
drijven. Onderscheid wordt gemaakt in:

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 35

- bedrijven;
- horeca;
- agrarische en overige bedrijvigheid.

Toetsingskader
Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van
bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende be-
drijven.

Beleid
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies
met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan ge-
bruik gemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een
Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en be-
drijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactivitei-
ten is overgenomen uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2007).

De bedrijven in het plangebied zijn met name gevestigd op bedrijfsconcentraties. Daarom wordt
in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de SvB “bedrijventerrein”. Deze Staat gaat uit van
het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. De
richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype “rustige woonwijk”; voor andere om-
gevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd1;
Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 3.

Omgevingstypen
De kern Arnemuiden kan voornamelijk worden beschouwd als een rustige woonwijk. Er zijn,
naast woningen, geen andere functies aanwezig. In deze gebieden worden geen nieuwe bedrij-
ven toegelaten, derhalve wordt er ter plaatse geen milieuzonering opgesteld.

Daarnaast kan het centrumgebied van Arnemuiden worden beschouwd als gemengd gebied.
Ter plaatse zijn naast woningen nog andere functies (zoals bedrijven, kantoren, detailhandel en
scholen) aanwezig. Ter plaatse is één bedrijf aanwezig, nieuwe bedrijven worden niet toegela-
ten.

Het zuidwestelijk deel van het plangebied bestaat uit bedrijventerrein (Keetweg). Ook aan de
Korenbloemlaan (langs het spoor) is een bedrijfslocatie aanwezig. Voor deze gebieden wordt
de SvB “bedrijventerrein” toegepast, waarbij ten opzichte van gevoelige functies de richtafstan-
den worden aangehouden.

Onderzoek milieuzonering bedrijventerreinen


Bij het opstellen van deze milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de SvB “bedrijventerrein”.
Zoals eerder is aangegeven wordt bij de milieuzonering van de aanwezige bedrijfsconcentraties
rekening gehouden met de richtafstand ten opzichte van verschillende (in meer of mindere ma-
te) milieugevoelige functies in het plangebied en de directe omgeving.

Uitgangspunten milieuzonering bedrijfslocaties


Onderstaand wordt per functie nader ingegaan op de milieuzonering. Vanwege de nabijheid van
(onder andere reeds aanwezige) gevoelige functies is de toelaatbaarheid van zware bedrijven
met name in het zuidwestelijk deel van het plangebied beperkt.

- Rustige woonwijk: de kern Arnemuiden bestaat voornamelijk uit (rustige) woonwijken. Ten
opzichte van de woningen in deze wijken worden voor de bedrijven op de bedrijventerrei-
nen dan ook de richtafstanden volgens het omgevingstype “rustige woonwijk” gehanteerd;

1
Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 36

- Gemengd gebied: ten opzichte van het gemengde gebied (het centrumgebied van Arne-
muiden) in het plangebied en gevoelige functies in de directe omgeving worden de richtaf-
standen conform het omgevingstype “gemengd gebied” gehanteerd.
- Bedrijfswoningen op de bedrijventerreinen: in het plangebied zijn op de bestaande bedrijfs-
locaties enkele bedrijfswoningen gesitueerd. Het gaat hierbij om een heel specifiek type
woningen waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld.
Bovendien betreft het een historisch gegroeide situatie die reeds enige beperkingen ople-
vert voor de omliggende bedrijven. In de directe omgeving van bedrijfswoningen zijn daar-
om bedrijven uit maximaal categorie 3.1 van de SvB “bedrijventerrein” toegestaan. Bedrij-
ven uit categorie 3.2 zijn op een afstand van 30 m toegestaan en vanaf 50 m zijn bedrijven
uit categorie 4.1 toelaatbaar. Er worden geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan.

Uitwerking milieuzonering
Voor de bedrijfslocaties is op grond van de bovenstaande uitgangspunten de milieuzonering op
de plankaart opgenomen. Afhankelijk van de locatie op het bedrijventerrein zijn bedrijven uit ca-
tegorie 2 tot en met 3.2 toegestaan. Voor deze bedrijven geldt, afhankelijk van de categorie,
een richtafstand van 30 tot 100 m ten opzichte van een rustige woonwijk. In de gemengde ge-
bieden is een kleinere afstand gehanteerd (één afstandsstap minder). Op de bedrijventerreinen
worden, conform het vigerende bestemmingsplan, geen bedrijven toegelaten die in belangrijke
mate geluidshinder kunnen veroorzaken (zoals bedoeld volgens de Wet geluidhinder).

Inventarisatie toegelaten bedrijven


De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorie-
en van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Enkele bedrijven vallen in een hogere categorie dan al-
gemeen toelaatbaar wordt geacht. Deze bedrijven krijgen een maatbestemming (zie bijlage 2).
Hierdoor zijn deze specifieke bedrijfsactiviteiten volgens het bestemmingsplan toegestaan. Ge-
let op de ligging van deze bedrijven op de bestaande bedrijfslocatie en het huidige functioneren
ervan acht de gemeente het niet wenselijk de betreffende bedrijven weg te bestemmen/te ver-
plaatsen.

In het plangebied binnen de gronden met de bedrijfsbestemmingen vinden een aantal activitei-
ten plaats die niet passen binnen de bestemming bedrijf. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld
grootschalige detailhandel. Ook deze functies die niet direct toelaatbaar zijn, zijn via een aan-
duiding op de plankaart positief bestemd.

Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt aan de hand van de gehanteerde milieuzonering, die in de be-
stemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter
plaatse van de woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.

Horeca
Aanbod en situering
Binnen het plangebied bevindt zich een aantal horecagelegenheden. Het gaat hierbij om twee
Chinese restaurants en een cafetaria in het centrumgebied en twee cafés in de directe nabijheid
van het centrumgebied. Verder bevindt zich een aantal ondergeschikte horecagelegenheden in
Arnemuiden. Dit zijn de horecavoorzieningen in Museum Arnemuiden, in de sporthal en in het
dorpshuis. Een overzicht van de exacte adressen is opgenomen in bijlage 2 van deze toelich-
ting.

Staat van Horeca-activiteiten


Voor het reguleren van horecabedrijven is een Staat van Horeca-activiteiten beschikbaar. In dit
bestemmingsplan wordt hiervan ten dele gebruikgemaakt.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 37

Vergelijkbaar met de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt bij de uitwerking van een ruimtelijk be-
leid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het al-
gemeen toelaatbaar.
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten drie
hindercategorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): lichte,
middelzware en zware horeca.
Voor een uitgebreide toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar bijla-
ge 4.

Inschaling en toelaatbaarheid
Uit milieuhygiënisch oogpunt worden in het plangebied horeca-activiteiten uit maximaal catego-
rie 1b rechtstreeks toelaatbaar geacht. Dit zijn lichte horecabedrijven die in beginsel alleen
overdag en ’s avonds geopend behoeven te zijn en daardoor slechts beperkte hinder voor om-
wonenden veroorzaken. Deze horecabedrijven hebben een grote gelijkenis met detailhandel en
dienstverlening.
Het bovenstaande betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle
gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Horeca-activiteiten geeft namelijk een vrij grove inde-
ling van de hinderlijkheid van horecabedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan af-
wijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke
(deel)activiteiten minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is veronder-
steld. In dat geval kan aan een dergelijk horecabedrijf voor de desbetreffende activiteit een onthef-
fing worden verleend. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de al-
gemene toelaatbaarheid.

De restaurants, het cafetaria en de ondergeschikte horeca vallen in categorie 1b van de Staat


en zijn daarmee zondermeer toegestaan. De twee cafés worden echter aangemerkt als een be-
drijf uit categorie 2 van de Staat (middelzware horeca). Aangezien over deze bedrijven bij de
gemeente geen klachten bekend zijn, is een bestemmingsregeling in het bestemmingsplan no-
dig die is afgestemd op de functies, waardoor cafés op de huidige locaties mogelijk blijven.

Klachten over horecabedrijven


Voor zover bij de gemeente bekend veroorzaken de horecabedrijven geen geluid-, geur en/ of
parkeerhinder.

Agrarische bedrijvigheid
In het plangebied is één agrarisch bedrijf aanwezig aan de Derringmoerweg, in het noordwes-
ten van het plangebied. Het gaat hierbij om een grondgebonden agrarisch bedrijf (akkerbouw).
Gezien de ligging op een kleine 100 meter van een woonwijk, zijn niet alle agrarische bedrijven
hier toegestaan. Overigens heeft het agrarisch bedrijf één loods in gebruik voor de stalling van
onder andere caravans, kampers en landbouwmachines. Aangezien dit niet onder agrarisch
gebruik valt, is hiervoor een specifieke bestemming noodzakelijk.

3.4.4. Wegverkeerslawaai
Wegverkeer gaat gepaard met geluidshinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) is een rechtstreeks
(inhoudelijk en procedureel) verband gelegd tussen geluidshinderproblematiek en ruimtelijke
ordening door middel van de in de Wgh geïntroduceerde geluidszones langs wegen. Een ge-
luidszone is een gebied aan weerszijden van een weg waarbinnen, wanneer in dat gebied wo-
ningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen aanwezig zijn of wenselijk worden geacht,
extra aandacht moet worden besteed aan geluidshinder.
Op basis van de Wgh hebben alle wegen een geluidszone. Uitzondering hierop is gemaakt voor
woonerven en 30 km/uur-gebieden.
In de kern worden diverse rechtstreekse of indirecte (via een uitwerkingsbevoegdheid) bouw-
mogelijkheden geboden. Meer concreet gaat het daarbij om locaties langs de Clasinastraat,
langs de Dokstraat, langs de Botter, aan de Boekweitstraat en in de wijk Hazenburg. De akoes-
tische gevolgen van deze woningbouwmogelijkheden zijn reeds in beeld gebracht in afzonderlij-
ke procedures (Clasinastraat, Botter, Hazenburg, Boekweitstraat, Dokstraat).

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 38

3.4.5. Industrielawaai
Geldende geluidszone
Op industrieterrein Arnestein in Middelburg zijn inrichtingen toelaatbaar die in belangrijke mate ge-
luidshinder, zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, veroorzaken. Dergelijke inrichtin-
gen worden nader genoemd in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Vanwege
de vestigingsmogelijkheid van deze "geluidshinderlijke inrichtingen" dienen, ingevolge genoemd
wetsartikel, bedrijventerreinen waar op grond van het bestemmingsplan betreffende inrichtingen
kunnen worden gevestigd, te worden gezoneerd. De zone rond industrieterrein Arnestein is des-
tijds van rechtswege (bij Koninklijk Besluit) vastgesteld en ligt voor een gedeelte over het plange-
bied van Arnemuiden. Buiten de zone mag de geluidsbelasting vanwege de terreinen niet meer
dan 50 dB(A) bedragen. Binnen de geluidszone geldt voor nieuw te bouwen woningen een voor-
keursgrenswaarde van 50 dB(A) en voor bestaande woningen 55 dB(A). Voor een aantal wonin-
gen is een maximaal toelaatbare grenswaarde (MTG) vastgesteld.

Akoestisch onderzoek/aanpassing geluidszone


In het kader van de beoogde uitbreiding van het industriegebied Arnestein en de realisering van
het woongebied Mortiere ten zuiden van het plangebied was akoestisch onderzoek noodzake-
lijk, op basis waarvan een nieuwe zone industrielawaai ex artikel 61 Wet geluidhinder rondom
het huidige en toekomstige bedrijventerrein kon worden vastgesteld.
In opdracht van de gemeente Middelburg is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door Cau-
berg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V.1. Doel van dit onderzoek is het in beeld brengen
van de geluidemissie ten gevolge van het industrieterrein Arnestein ter plaatse van de nieuw-
bouwlocatie Mortiere in zuidwestelijke richting. Hierbij wordt rekening gehouden met een aantal
te verwachten (akoestische) ontwikkelingen op het industrieterrein Arnestein in de nabije toe-
komst.

In het rapport is een zonevoorstel opgenomen dat de rechten (geluidsvoorschriften Wet milieu-
beheer) van bestaande bedrijven niet aantast. Op grond van door de gemeente aangeleverde
gegevens, inclusief een akoestisch rekenmodel (Geonoise), en onderzoek op de locatie, is de
actuele situatie inclusief de toekomstverwachting van het industrieterrein in beeld gebracht. Van
de AMvB-bedrijven is beoordeeld of deze de gehele geluidruimte op grond van de geluidvoor-
schriften nodig hebben. Aan deze bedrijven is de voor de bedrijfsuitvoering benodigde geluid-
ruimte toegekend. Voor de vergunningbedrijven die de belangrijkste geluidbijdrage leveren op
de zonebewakingspunten is gekeken of er op het terrein van de inrichting nog braakliggend ter-
rein aanwezig is, waar in de toekomst uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten plaats kan vinden.
Op het zuidwestelijke gedeelte van het industrieterrein, ten noorden van de Herculesweg en ten
oosten van de Waldammeweg, was (ten tijde van het akoestisch onderzoek) nog een deel
braakliggend. Voor de invulling hiervan is rekening gehouden met de vigerende gebruiksmoge-
lijkheden. Dit betekent dat zich, vrijwel zonder akoestische beperkingen, op de braakliggende
kavels gelijksoortige typen bedrijven kunnen vestigen.

Op basis van de ligging van de 50 dB(A)-contour is de ligging van de nieuwe zone ex artikel 61
Wet geluidhinder bepaald. De nieuwe geluidszone is vastgelegd in het bestemmingsplan Mor-
tiere en opgenomen op de plankaart van dit bestemmingsplan Arnemuiden

3.4.6. Luchtkwaliteit
Uitgangspunt is dat het om een conserverend bestemmingsplan gaat.

Op grond van het besluit dienen de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden
aan de grenswaarden uit het besluit. Tevens is het ruimtelijk niet verantwoord om gevoelige be-
stemmingen, zoals scholen te ontwikkelen op plaatsen waar een hoe concentratie aan luchtver-
ontreinigende stoffen heerst.

1)
Akoestisch onderzoek industrieterrein Arnestein in het kader van bestemmingsplan Mortiere, Rapport 20010603-8,
15 april 2002, Rotterdam.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 39

Gestelde normen in het besluit


Stikstofdioxide (NO2) 40 µg/m³ in 2010 jaargemiddelde
Fijn stof (PM10) 40 µg/3 in 2005 voor jaargemiddelde concentratie
PM10 35 dagen dat etmaalconcentratie mag worden overschreden

Op grond van het reken- en meet voorschrift mag in verband met zeezout PM10 binnen de ge-
meente Middelburg als volgt worden gecorrigeerd:
- van het jaargemiddelde mag 6 µg/m³ worden afgetrokken;
- van het aantal dagen dat de etmaalnorm wordt overschreden mag 6 dagen worden afge-
trokken.

Omgeving
De kern Arnemuiden ligt in een landelijk gebied. De kern ligt op dichte afstand van de Rijksweg
A58. De drukste weg in de kern, waaraan aan weerszijden woonbebouwing ligt betreft de
Nieuwlandseweg/Schuttershof.
Binnen de kom of in de omgeving van de kom liggen geen industrieën die directe invloed op de
luchtkwaliteit binnen de kom.
De luchtkwaliteit in Arnemuiden wordt bepaald door de achtergrondconcentratie, die wordt be-
invloed door de uitstoot op het industrieterrein Vlissingen-Oost. Overige bronnen, zoals het
vliegveld Midden Zeeland hebben geen significante invloed voor de luchtkwaliteit in de kom,
omdat ze op te grote afstand van de kom liggen. Direct van invloed op de luchtkwaliteit in de
kom is het wegverkeer. Binnen de kom bevinden zich geen parkeerkelders.

Achtergrondconcentratie
In de kom blijkt dat in 2006 de achtergrondconcentratie aan fijn stof 27,2 (exclusief aftrek van
6 µg/m³ voor zeezout) bedraagt en de achtergrondconcentratie aan stikstofdioxide 19,7 µq/m³
bedraagt.

Berekening
Rijksweg A58
Omdat er geen rapportage van RWS over de Rijksweg A58 beschikbaar is en het rekenpro-
gramma ISL nog niet beschikbaar is zowel voor de Rijksweg (tabel 4) als voor de Nieuwland-
seweg (tabel 5) met Car II versie 7 gerekend. Op grond van de rapportage van Rijkswaterstaat
over 2006 blijkt dat binnen de kom Arnemuiden ruimschoots aan de normen van het besluit
wordt voldaan.

Tabel 4 Berekening luchtkwaliteit Rijksweg A58

Oude Havenstraat (op NO2 PM 10 jaargemiddelde Aantal dagen etmaal-


stoep 60 m uit hart jaargemiddelde inclusief aftrek zeezout waarde overschrijding in-
Rijksweg clusief aftrek
2008 22,4 19 10
2010 19,6 18 8
2018 16,4 16,7 5

Tabel 5 Berekening luchtkwaliteit Nieuwlandseweg

Nieuwlandseweg op 5 m NO2 PM 10 jaargemiddelde Aantal dagen etmaal-


uit hart v.d. weg t.h. jaargemiddelde inclusief aftrek zeezout waarde overschrijding in-
36200/391475 clusief aftrek
2008 23,8 19,5 10
2010 20,6 18,2 8
2018 17,2 16,7 5

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 40

Conclusie
Uit de berekeningen voor de Nieuwlandseweg blijkt dat 2008, 2010 en 2018 op de meest kriti-
sche plaatsen aan de grenswaarden uit de Wet Luchtkwaliteit wordt voldaan.

Op basis van bovenstaande, waarbij de meest gevoelige locaties zijn onderzocht, mag gecon-
cludeerd worden dat de Wet luchtkwaliteit de vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan kom
Arnemuiden niet in de weg staat, omdat overal binnen de kom aan de grenswaarden van het
besluit wordt voldaan en omdat ten gevolge van dit bestemmingsplan de luchtkwaliteit in de
toekomst niet verslechtert ondanks autonome toename van het verkeer en omdat er geen ge-
voelige bestemmingen zijn gesitueerd op plaatsen waar eventueel overschrijdingen van de
normen van het besluit zijn.

3.4.7. Externe veiligheid


Algemeen
Voor externe veiligheid zijn in het algemeen twee aspecten van belang, te weten het plaatsge-
bonden risico (PR, voorheen individueel risico) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden
risico is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij
zich onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en
onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocon-
touren rondom de inrichting. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt voor (nieu-
we) gevoelige objecten gesteld op een niveau van 10-6 per jaar. De norm van 10-6 per jaar bete-
kent dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te
bebouwen plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn. Binnen de 10-6-contour mogen
dan ook geen nieuwe gevoelige functies mogelijk worden gemaakt. Het groepsrisico (GR) drukt
de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als di-
rect gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De nor-
men voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënte-
rende waarde voor het groepsrisico wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke
beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour (PR).

Besluit externe veiligheid inrichtingen


Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is op 27 oktober 2004 in werking getreden, in-
clusief de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen. Het besluit bevat normen voor
het risico rondom inrichtingen die gevaar voor de omgeving met zich meebrengen. Binnen het
plangebied liggen geen bedrijven die van invloed zijn op de situatie met betrekking tot externe
veiligheid. Nieuwe risicovolle bedrijven zijn in het plangebied niet gewenst.

Sinds de inwerkingtreding van het Besluit externe veiligheid Inrichtingen (Bevi) vallen ook LPG-
tankstations onder de werking van dit besluit. In of nabij het plangebied zijn deze echter niet
aanwezig.

Overige bedrijvigheid
In (de omgeving) van het plangebied liggen geen bedrijven die van invloed zijn op de situatie
met betrekking tot externe veiligheid in het plangebied.

Vuurwerk
In het plangebied vindt geen opslag en /of verkoop van vuurwerk plaats.

Vervoer gevaarlijke stoffen


Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 de Circulaire risiconormering ver-
voer gevaarlijke stoffen gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het
vervoer van gevaarlijke stoffen opgenomen (plaatsgebonden risico en groepsrisico).
De Rijksweg A58 is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Uit een in opdracht
van de provincie Zeeland uitgevoerde risico-inventarisatie voor het wegtransport van gevaarlijke
stoffen in Zeeland1 blijkt dat dit transport in de huidige situatie geen aanleiding geeft tot risico-
knelpunten. Gebleken is dat op geen van de beschouwde wegvakken het plaatsgebonden risico
een niveau van 10 -6 per jaar bereikt. Bij geen enkele locatie langs de beschouwde wegen over-
schrijdt het berekende groepsrisico de oriënterende waarde.

1
Risico-inventarisatie wegtransport gevaarlijke stoffen Zeeland, Adviesgroep AVIV BV, februari 2006.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 41

3.4.8. Leidingen
Planologisch relevante leidingen dienen in het bestemmingsplan te worden bestemd. Tevens die-
nen relevante zones te worden aangegeven, waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planolo-
gisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen /goederen;
- aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18";
- defensiebrandstoffen;
- warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorzie-
ning met een diameter groter of gelijk aan 18".
Daarnaast dienen optisch vrije paden in het bestemmingsplan te worden opgenomen.
In het plangebied lopen geen planologisch relevante leidingen.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Functionele analyse 42

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
43
4. Beleidsbeschrijving

4.1. Van analyse naar beleidsbeschrijving


Uit de ruimtelijke en functionele analyses van het plangebied zoals beschreven inde vooraf-
gaande hoofdstukken ontstaat het volgende samenvattende beeld voor het plangebied Arne-
muiden.
- Het plangebied bestaat in hoofdzaak uit een woongebied, met daarbij behorende voorzie-
ningen, zoals winkels, scholen en andere maatschappelijke voorzieningen en enkele niet
aan de woonfunctie gerelateerde bedrijven.
- Het plangebied is globaal begrens door het Arnekanaal, de rijksweg A58, Veerseweg, de
Derringmoerweg, de spoorlijn Vlissingen-Roosendaal en de Keetweg.
- de stedenbouwkundige ontstaansgeschiedenis laat zich duidelijk aflezen in het plange-
bied.
- De ruimtelijk-stedenbouwkundige situatie laat zich beschrijven door vrij abrupte overgan-
gen van woongebied naar het buitengebied. Deze harde begrenzing met het buitengebied,
de gefaseerde ontwikkeling binnen het plangebied en de over het algemeen eenduidige
functie wonen, maken dat er sprake is van een ruimtelijk-functioneel samenhangend
woongebied. Binnen het plangebied hebben de afzonderlijke woonbuurten duidelijk her-
kenbare verkavelingtypologieën en ruimtelijke kenmerken, waaruit het tijdsbeeld valt af te
lezen.
- De spoorlijn Vlissingen-Roosendaal zorgt voor een doorsnijding van het stedelijk weefsel
en markeert de grens tussen het "oude" en het "nieuwe" Arnemuiden.
- Naast de woonfunctie bevat het plangebied verschillende maatschappelijke voorzieningen,
zoals een aantal kerken, een brandweerpost, diverse scholen en een strip met bedrijven.
- De ruimtelijke ontwikkeling binnen het plangebied richt zich met name op aanpassingen en
wijzigingen voortkomend uit gebleken noodzaak van herinrichting of renovatie of herstruc-
turering van vrijgekomen schoollocaties binnen het plangebied. Het betreft hier de ontwik-
keling van appartementen aan de Dokstraat, maar ook de ontwikkeling van een super-
markt met appartementen en zorgwoningen aan de Clasinastraat. Verspreid in met name
het oude deel van de kern liggen bovendien nog locaties van bedrijven die voor herstructu-
rering in aanmerking kunnen komen.
- De ruimtelijke ontwikkeling en dynamiek van het plangebied is op beheersniveau met na-
me gericht op het vanuit bestaande kenmerken en structuur inspelen op actuele eisen en
wensen met betrekking tot de woonomgeving (onder andere accentueren woon- en ver-
blijfsgebied, inrichting duurzaam veilig, aanpassing speelterreinen, groenbeheer en na-
tuurontwikkeling, ruimtelijke kwaliteit gebouwde omgeving) en de woningvoorraad (bouw-
en woontechnische aanpassingen, huur- en verkoopbeleid).

Op basis van deze samenvattende constateringen en bevindingen uit de ruimtelijke en functio-


nele analyses is in dit hoofdstuk een beleidsprogramma voor het plangebied opgesteld. In het
programma ligt het accent op bevestiging en consolidatie. Tevens bevat het ook onderdelen die
aansluiten op de (gewenste) dynamiek en ontwikkeling in het plangebied.
- Bevestiging en consolidatie
Het accent ligt op de regeling van de bestaande situatie. Het plan strekt niet tot uitbreiding
en/ of ingrijpende veranderingen maar vooral tot actualisering en samenhang in regeling
voor het totale plangebied. De ruimtelijke veranderingen en ontwikkelingen beperken zich
daarbij met uitzondering van enkele specifieke onderdelen (zie hierna) tot ondergeschikte
gebruiksveranderingen en/ of uitbreiding van gebruiksmogelijkheden ten behoeve van de
aanwezige, bestaande gebruiksvormen (functies). Ontwikkelingen waarover reeds plano-
logische zekerheid bestaat (door middel van bijvoorbeeld ontheffingsprocedures) zijn
eveneens in dit bestemmingsplan verwerkt.
- Dynamiek en ontwikkeling
Uit de inventarisatie en analyse van functies is ook naar voren gekomen dat het beleids-
programma moet inspelen op en sturing moet geven aan een aantal (deels potentiële)
ruimtelijk-functionele ontwikkelingen en veranderingen die leiden tot verbetering en ver-
sterking van het plangebied als woongebied. Voor een deel betreft dit ontwikkelingen en
veranderingen die de totaliteit van het plangebied betreffen (wegenstructuur, groenstruc-

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Beleidsbeschrijving 44

tuur) en voor een deel specifieke locaties in het plangebied (zoals vrijgekomen schoolloca-
ties).
Het in de navolgende paragraaf beschreven beleidsprogramma vormt (tezamen met de analy-
ses uit de hoofdstukken 2 en 3) de onderbouwing en de onderlegger voor de bestemmingsrege-
ling. Voor zover mogelijk zijn de onderdelen uit dit programma weergegeven op kaart 10 (be-
leidskaart).

4.2. Beleidsprogramma
Opstellen uniforme bestemmingsregeling
Belangrijkste uitgangspunt voor het opstellen van het bestemmingsplan Arnemuiden is het on-
derbrengen van het totale plangebied (het ruimtelijk-functioneel samenhangende woongebied
Arnemuiden) onder één uniforme en actuele bestemmingsregeling. Dit betekent dat de gelden-
de en veelal verouderde bestemmingsregelingen vervallen en vervangen worden door een
eensluidende regeling voor het totale plangebied.
Dit raakt met name de bestemming waarin het wonen geregeld wordt (bestemming Woondoel-
einden). Er komt één voor het totale plangebied geldende regeling voor de bestemming Woon-
doeleinden met alleen nadere nuanceringen in gebruiks- en bouwmogelijkheden wanneer spe-
cifieke omstandigheden daartoe aanleiding geven (zie onder vastleggen ruimtelijke kenmerken).
De invulling van de bestemming Woondoeleinden is daarbij, binnen de grenzen van ruimtelijke
kwaliteit, gericht op het verruimen van gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden.

Vastleggen ruimtelijke kenmerken


In hoofdstuk 2 is het plangebied nader geanalyseerd op ruimtelijke kenmerken met als doel om
inzicht te krijgen in de wenselijkheid en noodzaak van het in de bestemmingsregeling waarbor-
gen van ruimtelijke kenmerken. Uit de analyse blijkt dat in de onderscheiden deelgebieden be-
paalde aspecten van het bebouwingspatroon kenmerkend zijn voor het karakter en de ruimtelij-
ke kwaliteit van die gebieden. Aspecten als bebouwingstypologie (variatie, stapeling), bebou-
wingshoogte (één laag, hoogbouw), dakvorm (plat, flauwe dakhelling), dakkapellen (uniforme
toepassing aan voor- of achterkant), dakopbouw (toevoeging aan basisvorm), rooilijn (strak, ge-
varieerd, verspringend), oriëntatie (straatzijde, hoeken, voor- en achterkant), tuin en erf (con-
centratie bijgebouwen vanwege ligging aan park of watergang) worden, voor zover deze bepa-
lend zijn voor het specifieke karakter van het gebied, in de bestemmingsregeling vastgelegd.

Cultuurhistorie/archeologie
In het plangebied bevinden zich drie beschermde rijksmonumenten. De bescherming van deze
monumenten vindt plaats via de monumentenwetgeving. Wel verdient het aanbeveling om deze
status van monument ook op de plankaart tot uitdrukking te brengen door middel van de aan-
duiding "monument" (signaalfunctie).
Bij meer ingrijpende ontwikkelingen binnen het plangebied zal rekening moeten worden gehou-
den met archeologisch onderzoek in verband met de aanwijzing van het centrum van de kern
op de AMK tot een gebied met een hoge archeologische waarde en IKAW-aanduiding middel-
hoge trefkans op aanwezigheid van archeologisch waardevolle resten in overgrote deel van de
rest van de kern.

Afronding woningbouwgebied Hazenburg


De noordwestelijke hoek van Hazenburg I is nog niet gerealiseerd. Er ligt een uit te werken
woonbestemming op deze gronden. Hierdoor kan in de laatste fase van deze uitbreidingswijk
ingespeeld worden op de toekomstige ontwikkelingen in noordelijke richting: Hazenburg II.

Hazenburg II wordt globaal begrensd door Brakenburg II en de Derringmoerweg. Bij de opzet


van Brakenburg II en Arnemuiden Hazenburg 1H is rekening gehouden met een verder gaande
woonontwikkeling in westelijke en noordelijke richting. Hazenburg II is eveneens als toekomstig
woongebied opgenomen in de Kwaliteitsatlas van Middelburg.
Ook het agrarische perceel aan de Derringmoerweg 9 kan in de toekomst, na bedrijfsbeëindi-
ging, worden gewijzigd in de bestemming Woondoeleinden. De gronden waarop de ontwikke-
ling van Hazenburg II zijn beoogd zijn niet inbegrepen bij de actualisering van het bestem-
mingsplan Arnemuiden.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Beleidsbeschrijving 45

Voormalige schoollocatie Boekweitstraat


De school aan de Boekweitstraat is niet meer als zodanig in gebruik. Hiervoor bestaan plannen
om zeven aaneengebouwde woningen neer te zetten die passen binnen de huidige bebou-
wingsstructuur. In paragraaf 2.4 is reeds kort aangegeven dat hiervoor een aparte procedure is
gevolgd door middel van een ontheffingsprocedure.

Duurzaam veilige wegenstructuur


Zoals uit hoofdstuk 3 blijkt, is reeds een groot aantal maatregelen en ontwikkelingen uit het we-
genstructuurplan 2002-2010 ingevoerd in de kern Arnemuiden. Ter afronding kan nog gedacht
worden aan een aantal aanvullende maatregelen:
- invoering van een maximumsnelheid van 60 km/uur op de Doeleweg. Invoering hiervan is
echter de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder, waterschap Zeeuwse Eilanden.
- Invoeren specifieke (snelheidsremmende) maatregelen, zoals bij voorbeeld in de Spoor-
straat.
- Monitoren aandeel doorgaand verkeer van en naar Veerse Meer. Dit vindt reeds plaats in
het kader van een mogelijke westelijke rondweg (Derringmoerweg) om de kern en/of een
nieuwe ontsluiting richting het Veerse Meer ten oosten van de kern. Indien dit wordt gerea-
liseerd, dan kan een afwaardering van de bestaande doorgaande route door de kern wor-
den overwogen. Wel zijn dan afspraken met onder andere de busmaatschappij noodzake-
lijk.

Waarborgen windvang molen


Binnen het plangebied is een monumentale molen "Nooitgedacht" aanwezig. Voor behoud van
de molen is het van belang dat de molen kan blijven functioneren. Een zoveel mogelijk onbe-
lemmerde windtoetreding is daarvoor noodzakelijk. Bebouwing en begroeiing in de nabijheid
van een molen veroorzaken windbelemmeringen, waardoor rendementsverlies ontstaat. Slechts
een geringe windsnelheidsreductie heeft al een grote vermindering van het vermogen van de
molen tot gevolg. Daarnaast kunnen bebouwing en begroeiing leiden windturbulenties en tot
sterk wisselende windkrachten op het wiekenkruis en askop, waardoor schade kan ontstaan
aan het mechaniek van de molen (wanneer deze in bedrijf is).
Dit betekent dat in de omgeving van een molen beperkingen moeten worden gesteld aan de
hoogte van obstakels. Het gebied waarbinnen deze hoogtebeperkingen gelden, wordt het mo-
lenbiotoop c.q. een molenbeschermingszone genoemd.
Rondom een molen dient in ieder geval een vrije ruimte aanwezig te zijn van 100 meter. Dit
geldt zowel voor bebouwing als beplanting. Bij een stellingmolen zijn binnen deze afstand ob-
stakels uitsluitend aanvaardbaar indien deze onder de hoogte van de stelling blijven. Ook buiten
de obstakelvrije ruimte kunnen beperkingen aan de hoogte van gebouwen en beplanting wor-
den gesteld.

Afhankelijk van het molentype en van het gebied waarin de molen is gelegen, kan het molenbio-
toop een groot gebied bestrijken (vele honderden meters). Deze zone is vooral van belang voor
nieuwe bebouwing. In de Handleiding Molenbiotoop van De Vereniging tot behoud van molens
in Nederland ("De Hollandsche Molen") is een formule opgenomen waarmee de hoogte kan
worden berekend die een obstakel mag hebben op een bepaalde afstand van een molen, zon-
der te veel windbelemmering te veroorzaken.

Deze formule luidt als volgt:

Hx = X/n+ (c.z).

Omgekeerd kan ook de afstand worden bepaald bij een bepaalde bouwhoogte:

X = n(Hx-c.z)

Waarin:
H = hoogte van het obstakel
X = afstand obstakel tot molen
n = 140 voor open, 75 voor ruw en 50 voor gesloten gebied
c = 0,2 (constante)
z = askophoogte = helft vlucht + stellinghoogte (½v + s)

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Beleidsbeschrijving 46

De molenbiotopen van de molen "Nooitgedacht" omvat een deel van de kern Arnemuiden.

De gemeente beschouwd de toegelaten hoogtematen op basis van bovenstaande formule niet


als dwingende hoogte maten, maar als richtlijn. Het beleid wordt in deze vorm in voorliggend
bestemmingsplan gecontinueerd: de bestaande situatie hoeft niet aangepast te worden, maar
bij eventuele nieuwe ontwikkelingen dient wel rekening te worden gehouden met de molenbio-
toop van de molen “Nooitgedacht”.

Speelruimteplan
In het speelruimteplan Gemeente Middelburg (vastgesteld augustus 2000) wordt het volgende
geconstateerd met betrekking tot de speelvoorzieningen.

In Arnemuiden zijn op verspreid over de kern negen plaatsen speel- en sportvoorzieningen


aanwezig met een grote variatie in afmeting en doelgroepen. Zowel in het oude dorp als aan de
andere kant van de spoorlijn zijn nog grote trapvelden aanwezig (Oostgat, Singel, Clasi-
nastraat). Ten zuiden van de spoorlijn hebben kinderen veel informele speelmogelijkheden. Het
verkeersluwe klimaat van de nieuwbouw ten noorden van het spoor zorgt ervoor dat kinderen
goed op straat kunnen spelen.

Het aantal ontmoetingsplaatsen (voor jongeren) is in Arnemuiden onvoldoende. Een druk be-
zochte ontmoetingsplaats is de half-pipe. Daarnaast zijn verspreid door het dorp en op speel-
plaatsen ontmoetingsplekken voor jongeren, soms met overlast tot gevolg. Hondenpoep is een
probleem op speelplekken aan het Oostgat, Klaverakker en het trapveld aan de Singel.

Voorgesteld wordt in het oude centrum de speelplek aan de Noordwal in te richten als buurt-
speelplek. De bestaande speelplekken kunnen worden gehandhaafd, waarbij de speelwaarde
kan worden vergroot door het plaatsen van extra speeltoestellen. Om overlast door honden-
poep tegen te gaan kunnen hagen worden geplaatst. Overwogen kan worden een jongeren
ontmoetingsplaats te realiseren bij de skatebaan aan de Steigerweg.

Woonwagencentrum
De aanwezige vier wooneenheden zullen worden voorzien van een specifieke regeling binnen
de bestemming Woondoeleinden. Per woonwagen is (erf)bebouwing tot een oppervlakte van
20 m² toegestaan.

Woonboten
In het Arnekanaal zijn in totaal 13 woonboten afgemeerd, die maximaal een oppervlakte hebben
van 150 m². Deze woonboten hebben een specifieke regeling binnen de bestemming Water,
waarbij wordt gesproken van “ligplaats woonschepen”.

Waterkering
Rekening dient te worden gehouden met de zonering van de Keur van het Waterschap verbon-
den aan de waterkering langs het Arnekanaal.

Prostitutiebeleid
De eerste kamer heeft op 26 oktober 1999 ingestemd met het wetsvoorstel tot opheffing van het
algemeen bordeelverbod. De wetswijziging is op 1 oktober 2000 in werking getreden. Dat bete-
kent dat de exploitatie van prostitutie vanaf deze datum niet meer in algemene zin strafbaar is
op grond van het Wetboek van Strafrecht. Slechts de exploitatie van onvrijwillige prostitutie en
van prostitutie door minderjarigen blijft strafbaar gesteld.
Met het opheffen van het algemeen bordeelverbod hebben gemeenten de mogelijkheid gekre-
gen om regulerend op te treden. Zij kunnen dit doen door een vergunningenstelsel te introduce-
ren en prostitutiebeleid te voeren. Daarmee komt een eind aan de historische gegroeide ge-
doogsituatie ten aanzien van de exploitatie van prostitutie en kan adequater worden opgetreden
tegen ongewenste en/ of strafbare vormen daarvan. Hoewel gemeenten niet verplicht zijn een
vergunningenstelsel en een lokaal prostitutiebeleid vast te stellen, verdient dit wel aanbeveling
omdat bij het ontbreken van prostitutiebeleid de gemeente onvoldoende toegerust is op het be-
strijden van uitwassen of ongewenste situaties op het terrein van prostitutie.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Beleidsbeschrijving 47

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Beleidsbeschrijving 48

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Beleidsbeschrijving 49

De gemeente Middelburg heeft dan ook prostitutiebeleid geformuleerd in de Beleidsnota Prosti-


tutiebeleid Gemeente Middelburg (5 september 2000).

De nota gaat in op de achtergronden van genoemde wetswijziging, de feitelijke situatie van


prostitutie in Middelburg (geen bestaande seksinrichtingen) en de voorgestelde gemeentelijke
regeling. Voor vestiging van seksinrichtingen geldt daarbij een restrictief beleid gekoppeld aan
een maximumstelsel. Het maximum is daarbij vastgelegd op twee binnen de totale gemeente
Middelburg. Wat betreft de locatie van seksinrichtingen hanteert de gemeente in het belang van
de openbare orde en de bescherming van het woon- en leefklimaat de volgende vestigingsre-
gels:
- seksinrichtingen worden niet toegestaan in kernen (waarbij inbegrepen concentraties van
recreatiebedrijven of detailhandel) en op industrie- of bedrijventerreinen;
- seksinrichtingen zijn uitsluitend toegestaan in het buitengebied met inachtneming van het
vermelde maximumstelsel.
De Beleidsnota Prostitutiebeleid en de in samenhang daarmee noodzakelijke aanpassing van
de Algemene Plaatselijke Verordening zijn door de gemeenteraad op 25 september 2000 vast-
gesteld. Dit gemeentelijk prostitutiebeleid dient verwerkt te worden in het ruimtelijk beleid. Voor
het bestemmingsplan Arnemuiden betekent dit het uitsluiten van vestigingsmogelijkheden voor
seksinrichtingen.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Beleidsbeschrijving 50

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
51
5. Bestemmingsregeling

In dit hoofdstuk wordt het bestemmingsplan toegelicht, waarbij inzicht wordt gegeven in de
doorwerking van de beleidsuitgangspunten in alsmede in de opzet en methodiek van het be-
stemmingsplan (plankaart en regels).

5.1. Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP)


Op 1 juli 2008 zijn de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) en het nieuwe Besluit (Bro)
in werking getreden. Vanaf 1 juli 2009 zullen alle nieuwe ruimtelijke plannen - zoals ook be-
stemmingsplannen - digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar moeten worden gemaakt. Een der-
gelijk ruimtelijk plan zal worden opgebouwd volgens de afspraken die zijn voorgesteld door de
werkgroep "Standaard Vergelijkbaarheid" in het kader van Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke
Processen (DURP). Deze Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bouwt voort
op de landelijk gebruikelijke indeling. Hoewel de toepassing van SVBP tot 1 juli 2009 nog niet
verplicht is, is er wel voor gekozen bij dit bestemmingsplan SVBP toe te passen.

Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de bindende af-


spraken en aanbevelingen van de SVBP. De bindende afspraken ten aanzien van bestemmin-
gen gaan over (nagenoeg limitatieve lijst):
- de hoofdgroepen en de naamgeving;
- de lettercodes en het kleurgebruik van deze hoofdgroepen;
- de naamgeving van de bestemmingen;
- de wijze waarop die worden opgenomen in de bestemmingsomschrijving en
- de plaats en volgorde (alfabetisch) ervan in de legenda en in de planregels.

Bindende afspraken met betrekking tot de aanduidingen gaan over:


- de plaats en volgorde van de aanduidingen in de legenda;
- de wijze waarop aanduidingen op de plankaart worden weergegeven;
- de wijze waarop via de aanduidingen uit te sluiten functies worden weergegeven en
- de wijze waarop de aanduidingen worden opgenomen in de planregels.

Bindende afspraken over de legenda betreffen de opbouw en volgorde:


- bestemmingen, uit te werken bestemmingen, dubbelbestemmingen;
- aanduidingen bouwvlak, letteraanduidingen functie, letteraanduiding bouwen, aanduidin-
gen figuur, aanduidingen gebied;
- verklaringen.
De SVBP heeft derhalve (alleen) betrekking op de structuur en niet op de inhoud van de be-
stemmingsregeling.

5.2. Uitgangspunten en opzet bestemmingsregeling


Uitgangspunten
De beleidsuitgangspunten uit de voorafgaande hoofdstukken vormen de onderlegger voor be-
stemmingen en begrenzingen op de plankaart en voor de regels. Deze uitgangspunten voor de
bestemmingsregeling (plankaart en regels) kunnen als volgt worden samengevat.
a. Het uitgangspunt is op de eerste plaats consolidatie/ bevestiging van de aanwezige situa-
tie. Voor zover planologisch aanvaardbaar en ruimtelijk mogelijk worden hierbij verande-
rings- en/ of ontwikkelingsmogelijkheden voor aanwezige gebruiksvormen in de vorm van
uitbreidingsmogelijkheden geboden. Deze uitbreidingsmogelijkheden worden echter be-
perkt door mogelijke conflicten met ruimtelijke kwaliteit of door potentiële conflicten, strij-
digheden en onverenigbaarheid met gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
b. In het bestemmingsplan is gestreefd naar het toepassen van soepele/ ruime bouw- en ge-
bruiksmogelijkheden binnen de grenzen van de hoofdlijnen van het te voeren beleid.
c. De ruimtelijke kwaliteit van het plangebied noodzaakt tot een zorgvuldige afstemming van
bouwmogelijkheden. Bij het leggen van bestemmingen, het bepalen van bouwgrenzen en

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregeling 52

opstellen van flexibiliteitregels heeft steeds een zorgvuldige afweging plaatsgevonden van
de aanwezige belangen en is rekening gehouden met hedendaagse eisen en gebruikers-
wensen. Binnen de marges van het beleid is gezocht naar versoepeling in de bestem-
mingsregeling als bedoeld onder a en b. In enkele situaties heeft evenwel in relatie tot te
behouden ruimtelijke kenmerken aanscherping van de bouw- en gebruiksmogelijkheden
plaatsgevonden (zie paragraaf 5.4).
d. De bestemmingsregeling dient in ieder geval de volgende ontwikkelingen en veranderin-
gen mogelijk te maken:
- bebouwingsmogelijkheden op woonpercelen die beantwoorden aan de huidige maat-
schappelijke behoeften en passen binnen de actuele inzichten hieromtrent;
- vervangende bouw- en gebruiksmogelijkheden van verouderde woningen;
- vervangende bouw- en gebruiksmogelijkheden van vrijkomende schoollocaties.
e. Voorts dient het bestemmingsplan mogelijkheden te bieden voor het veranderen van een
bestaande gebruiksvorm, wanneer bepaalde functies voor het plangebied niet als optimaal
kunnen worden beschouwd of er rekening mee gehouden moet worden dat de bestaande
gebruiksvorm mogelijk niet duurzaam is (zoals bedrijfslocaties).
f. De regeling zal zo uniform mogelijk moeten zijn ten einde een zo groot mogelijke rechtsge-
lijkheid te kunnen bieden. Dit neemt niet weg dat, gelet op de ruimtelijke karakteristiek van
het plangebied en hedendaagse eisen, specifieke (beperkende) regels gewenst zullen zijn.

Zoals vermeld (onder a) is voor de bestemmingsregeling in beginsel uitgegaan van de feitelijk


aanwezige situatie. Als randvoorwaarde voor de nieuwe bestemmingsregeling is echter even
zeer gehanteerd dat de bestemmingslegging vergeleken dient te worden met de bouwmogelijk-
heden die er maximaal zijn ingevolge de thans geldende planologische regeling. In die gevallen
dat de conform de aanwezige situatie te maken nieuwe regeling leidt tot het in beduidende mate
aantasten van de geldende aanwendingsmogelijkheden van het perceel, zal vervolgens moeten
worden nagegaan of een ruimere regeling getroffen kan worden, zonder aantasting van de ge-
kozen ruimtelijke en/ of maatschappelijke uitgangspunten, dan wel zonder dat dit de beoogde
uniformiteit van de planregeling al te zeer geweld aandoet.

Bij het opstellen van het plan is voorts acht geslagen op de wijziging van de Woningwet, op
grond waarvan de categorie zogeheten "vergunningsvrije bouwwerken" aanmerkelijk is uitge-
breid.
Voor de planologische regeling is dit met name van belang – afgezien van tal van andere kleine
bouwsels – voor de aan- en bijgebouwen op het achtererf van woningen en voor dakopbouwen.
Voor wat betreft de achtererven is de regeling ingevolge de Woningwet echter zodanig dat als
gevolg van de daarbij opgenomen begrenzingen van de delen van het achtererf waarop toch
niet zonder bouwvergunning gebouwd mag worden, het niettemin geboden is om bij het be-
stemmingsplan een regeling van de bebouwing van de achtererven op te nemen.
De oorspronkelijk gekozen bestemmingsmethodiek behoefde dan ook niet te worden aange-
past.
Voor wat betreft de dakopbouwen (dakkapellen) is de methodiek evenmin aangepast. In de
Welstandsnota zijn criteria opgenomen voor dakopbouwen waaraan bij een bouwaanvraag in
de lichte bouwvergunningsprocedure kan worden getoetst.

Opzet plankaart
Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit
betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aan-
sluiting hierop en in relatie tot digitale ontwikkelingen verdient het de voorkeur zoveel mogelijk
op de plankaart zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden. Uitgangs-
punt is dan ook dat zoveel mogelijk informatie op de plankaart wordt aangegeven en dat de
plankaart digitaal wordt opgebouwd.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregeling 53

Voorts zijn de volgende eisen van toepassing:


- De ondergrond waarop de bestemmingsplankaart is gebaseerd geeft informatie over de
actuele (kadastrale) situatie.
- Op de plankaart wordt met de bestemming en de aanduidingen aangegeven waar al dan
niet, en zo ja welke bebouwing is toegestaan.
- Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidin-
gen.
- De volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde van de
regels (alfabetisch).

De bestemming wordt door middel van hoofdletters aangeduid, zoals C voor "Centrum", GD
voor "Gemengd", G voor "Groen", V voor "Verkeer" en W voor "Wonen". Verder geldt het vol-
gende.
Bebouwing mag binnen het op de plankaart aangeduide "bouwvlak" worden opgericht.
Kleine letters tussen haakjes direct achter de bestemming zijn een aanduiding waarmee ter
plaatse van deze aanduiding wordt aangegeven:
- een specifieke functie zoals B(3.1) waarmee bedrijven tot en met categorie 3.1 van de
Staat van Bedrijfsactiviteiten worden toegestaan, of (cf) bij de bestemming Horeca, waar-
mee ook de uitoefening van een café wordt aangegeven;
- specifieke bouwregels zoals W(v) waarmee wordt bepaald dat woningen uitsluitend vrij-
staand mogen worden gebouwd.
Cijfers op de kaart zijn aanduidingen voor de maatvoering van de bebouwing. Binnen alle
bouwvlakken is de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte weergegeven (4/9), waarbij het
eerste cijfer de goothoogte en het tweede cijfer de bouwhoogte aangeeft. Verder wordt in een
aantal gevallen het maximale bebouwingspercentage van een bouwvlak op de plankaart aan-
gegeven.
Tenslotte kunnen er op de plankaart aanduidingen voorkomen in de vorm van figuren (bijvoor-
beeld voorgevelrooilijn) en gebiedsaanduidingen (zoals een plangrens of een gebied met wijzi-
gingsbevoegdheid).

Opzet regels
De indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, kent de volgende vaste volgorde.
- In hoofdstuk I (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover
nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald.
- In hoofdstuk II (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de
bestemmingen die op de plankaart voorkomen nader worden omschreven.
- Hoofdstuk III (algemene regels) bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gel-
den, zoals een anti-dubbeltelregel (artikel 23), een procedureregel (artikel 29) of de regel
welke wettelijke regeling van toepassing is (artikel 30), dan wel regels die voor de nodige
flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene ontheffings- of wijzigingsbevoegdheden (artike-
len 27 en 28).
- Hoofdstuk IV (overgangs- en slotregels) ten slotte geeft een strafregel (artikel 31), over-
gangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing (artikel 32) en de titel van het
plan (artikel 33).

Op grond van de SVBP moet een bestemmingsartikel van Hoofdstuk 2 de volgende vaste volg-
orde hebben:
- bestemmingsomschrijving;
- beschrijving in hoofdlijnen;
- bouwregels;
- nadere eisen;
- ontheffing van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- ontheffing van de gebruiksregels;
- aanlegvergunning;
- wijzigingsbevoegdheid.
Een bestemmingsplan behoeft niet al deze elementen te bevatten. Dit kan per bestemming ver-
schillen. Zo is er in het voorliggende plan geen gebruik gemaakt van een beschrijving in hoofd-
lijnen en kennen de bestemmingsregels van Tuin en Water alleen een bestemmingsomschrij-
ving en bouwregels.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregeling 54

Opgemerkt wordt dat in de specifieke gebruiksregels geen verbod van bepaald gebruik wordt
gegeven maar dat daarin bepaalde vormen van gebruik als niet toegestaan worden gekwalifi-
ceerd. Daarmee wordt duidelijk dat dergelijk gebruik niet in overeenstemming is met de gege-
ven bestemming. Dat gebruik is op grond van de algemene gebruiksregel (artikel 3.5) verboden.
Voordeel van deze wijze van regelen is dat in de strafregel (artikel 4.2) niet de overtreding van
alle specifieke gebruiksregels strafbaar behoeft te worden gesteld doch dat volstaan kan wor-
den met het strafbaar stellen van de overtreding van die algemene gebruiksregel.

5.3. Bestemmingsregels
Agrarisch
Alle gronden die agrarisch worden gebruikt, zijn als zodanig bestemd. Het gaat hierbij om agra-
rische gronden in het noordoosten en het noordwesten van het plangebied. Op de laatst ge-
noemde gronden is een agrarisch bedrijf gevestigd. Bij dit bedrijf is één loods in gebruik voor de
stalling van caravans, campers, landbouwvoertuigen en dergelijke. Deze gronden waarop deze
loods is gebouwd, heeft een hiervoor specifieke aanduiding.

Bedrijf
Binnen een afstand van 50 meter tot een woongebied zijn uit milieuhygiënisch oogpunt bedrij-
ven uit maximaal categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten mogelijk. Deze bedrijven kun-
nen gezien de aard en invloed op de omgeving tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing
worden gesitueerd. De meeste bedrijfslocaties binnen de kern Arnemuiden zijn als zodanig be-
stemd. Ter plaatse worden dan ook rechtstreeks andere categorie 2-bedrijven (Staat van Be-
drijfsactiviteiten) toegestaan. Voor een aantal bedrijfslocaties waar uitwisseling van andere
functies goed denkbaar is, is de bestemming Gemengd opgenomen (zie verderop).
Aan de Keetweg ligt een aantal bedrijfslocaties verder dan 50 meter van een woongebied. In-
dien een bedrijfslocatie verder dan 50 meter van een woongebied ligt, zijn hier bedrijven uit
maximaal categorie 3.1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten mogelijk. Op bedrijfslocaties die ver-
der dan 100 meter van een woongebied liggen, zijn bedrijven uit maximaal categorie 3.2 uit de
Staat van Bedrijfsactiviteiten mogelijk.
Binnen het plangebied zijn bedrijven gelegen die ingeschaald zijn in een hogere categorie dan
categorie 2 uit de Staat, maar die wel binnen een afstand van 50 meter liggen ten opzichte van
een woongebied. Voor deze bedrijven is voorzien in een nadere aanduiding die is afgestemd op
de huidige bedrijfsvoering. Voor deze bedrijven geldt dat de huidige activiteiten mogen worden
voortgezet. Na eventuele bedrijfsbeëindiging kan zich hier uitsluitend een bedrijf vestigen met
dezelfde bedrijfsactiviteiten, dan wel een bedrijf dat wel past binnen de aangegeven toelaatbare
categorieën van bedrijfsactiviteiten ter plaatse.
Detailhandel en geluidsproducerende inrichtingen en risicovolle inrichtingen (hiervan is in arti-
kel 1 een begripsregel opgenomen) zijn uitgesloten. Opslag ter plaatse van onbebouwde gron-
den op het bedrijfsperceel, hoger dan 4 meter is niet toelaatbaar. Nadere eisen kunnen worden
gesteld inzake de situering en afmeting van gebouwen in verband met de inrichting van de on-
bebouwde terreinen.
Verder zijn binnen deze bestemming regels opgenomen dat het onder bepaalde voorwaarden
voor het college van burgemeester en wethouders mogelijk is ontheffing te verlenen voor vesti-
ging van bedrijven die zijn ingeschaald in één categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten ho-
ger dan ter plaatse is toegestaan of die helemaal niet voorkomen in de Staat. Hiervoor moet
aannemelijk worden gemaakt dat het desbetreffende bedrijf wat betreft aard en invloed op de
omgeving (eigenlijk) behoort tot de categorie die ter plaatse is toegestaan.

Centrum
De winkels en andere voorzieningen in het centrum van Arnemuiden (Langstraat, Westdijkstraat
en Markt) zijn voorzien van de bestemming Centrum. Er is gekozen voor een globale bestem-
ming zodat binnen de aangegeven gebieden ruimte is voor uitwisseling van functies. Beperkin-
gen zijn opgenomen inzake de aard van de toelaatbare bedrijven en horecavestigingen, zodat
alleen lichte bedrijven en horecavestigingen mogelijk zijn die slechts beperkte hinder voor om-
wonenden veroorzaken. Er is bepaald dat het verkoopvloeroppervlak van detailhandel en het
vloeroppervlak van kantoren ten hoogste 250 m² mag bedragen, om groothandelsbedrijven en
grootschalige kantoorlocaties tegen te gaan, aangezien dit niet binnen het kleinschalige karak-
ter van het centrum van Arnemuiden past.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregeling 55

Detailhandel
De detailhandelsbedrijven buiten het centrum van Arnemuiden zijn bestemd tot Detailhandel,
met dien verstande dat deze detailhandel zich alleen op de begane grond mag vestigen. Op de
eerste verdieping (tweede bouwlaag) en hoger is uitsluitend wonen toegestaan. Om groothan-
delsbedrijven tegen te gaan, is bepaald dat het verkoopvloeroppervlak ten hoogste 250 m² mag
bedragen, aangezien deze niet binnen een kern als Arnemuiden gewenst zijn, gezien de klein-
schalige opzet van de detailhandel.

Gemengd
Op een aantal locaties buiten het centrumgebied van Arnemuiden is de bestemming Gemengd
opgenomen. Binnen deze bestemming is uitwisseling van functies mogelijk. In principe zijn
hierbij dezelfde functies toegestaan als binnen de bestemming Centrum, met uitzondering van
horecabedrijven en praktijkruimten.

Groen
In hoofdzaak is binnen het plangebied de bestemming Groen alleen opgenomen voor de be-
langrijkste (groen)structuurbepalende elementen en voor groenstroken van enige omvang en
ruimtelijke betekenis in het woongebied. Binnen deze bestemming is de aanleg van speelvoor-
zieningen toegestaan. Daarnaast bestaat de mogelijkheid voor het realiseren van bruggen.
Verder is er beperkte mogelijkheid voor parkeervoorzieningen binnen deze bestemming. Overi-
gens zijn watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding ook
binnen deze bestemming mogelijk, maar zijn de watergangen die van belang zijn voor de door-
stroming van water en waterberging binnen het plangebied bestemd tot Water (zie hier onder).
De monumentale lindeboom die op het perceel tussen het zwembad en de Kerklaan staat,
wordt beschermd door middel van een nadere aanduiding “monumentale lindeboom” die aan de
gronden is gegeven waarop deze boom staat. De belangrijkste regel is hierbij dat de boom niet
gekapt of anderszins aangetast mag worden.

Horeca
De twee cafés in het plangebied zijn bestemd tot horeca. Aangezien het niet om lichte horeca,
overeenkomstig categorie 1b uit de Staat van Horeca-activiteiten gaat, is hiervoor een nadere
aanduiding opgenomen die cafés uit categorie 2 van de Staat op de twee locaties ook mogelijk
maakt. Overige horeca uit deze categorie is hiermee niet toegestaan.

Kantoor
De bestemming Kantoor (zonder wonen) is gehanteerd voor het gebouw van de Rabobank aan
de Dokstraat. Hiervoor is gekozen omdat dit een relatief groot kantoorgebouw is, waar geen
woonfunctie aan toegekend kan worden.

Maatschappelijk
Ondanks de uiteenlopende maatschappelijke voorzieningen, zoals scholen en voorzieningen
inzake zorg en welzijn, is een globale, niet gespecificeerde bestemmingsregeling opgenomen.
Uitzondering hierop vormen de begraafplaatsen, nutsvoorzieningen, kerken (religie), de molen
en buurt- en clubhuizen en de scouting. Voor deze voorzieningen is een op het gebruik afge-
stemde aanduiding opgenomen, omdat uitwisseling van gebruik niet wenselijk wordt geacht.
Binnen de aanduiding buurt- of clubhuis is horeca toegestaan. Deze horeca dient echter onder-
geschikt te zijn aan de functie van buurt- of clubhuis en is alleen toegestaan als deze valt in de
categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten (zie voor een uitleg op deze staat bijlage 4).

Recreatie-Dagrecreatie
Voor de recreatieve voorzieningen die in het plangebied voorkomen, is de bestemming Recrea-
tie-Dagrecreatie opgenomen. Binnen de bestemming hebben de volkstuinen ten noorden van
de spoorlijn en ten noorden van de Kanaaldijk en de kinderboerderij binnen de vesting een spe-
cifieke aanduiding.
Voor de speeltuinen en speelvoorzieningen geldt dat een onderscheid is gemaakt naar grootte
hiervan. De verschillende speeltuinen van enige omvang die van belang worden geacht voor de
bewoners hebben tevens een speciale aanduiding binnen de bestemming Recreatie-
Dagrecreatie. Kleinere speelvoorzieningen zijn bestemd tot Groen. Het verschil schuilt erin dat
de speeltuinen die onder de bestemming Recreatie-Dagrecreatie vallen specifiek bestemd zijn,

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregeling 56

waardoor ander gebruik niet mogelijk wordt geacht, terwijl binnen de bestemming Groen uitwis-
seling met ander gebruik mogelijk is.

Sport
De sportvoorzieningen binnen het plangebied zijn als zodanig bestemd. Hiervoor wordt een on-
derscheid gemaakt naar de sportvelden aan de oostzijde van het plangebied, de sporthallen
aan de Pereweie en de Korenbloemlaan en het zwembad aan de Koningin Julianalaan. Deze
verschillende voorzieningen hebben een specifieke aanduiding.

Verkeer
De bestemming Verkeer beslaat de wegen en parkeerplaatsen, maar ook de kleinschalige
groenstroken. Hiermee is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk zonder
dat het bestemmingsplan dit in de weg staat.

Verkeer-Railverkeer
De spoorweg Vlissingen-Roosendaal is bestemd voor Verkeer-Railverkeer. Deze gronden zijn
bestemd voor spoorwegen en emplacementen en voor bijbehorende bermstroken, bermsloten,
taluds en beplantingen.

Water
In verband met het belang van behoud van doorstroming van waterlopen en van voldoende wa-
terbergingscapaciteit, zijn de belangrijke watergangen als zodanig bestemd.
In het Arnekanaal is het in een aangegeven gedeelte toegestaan woonschepen af te meren,
met dien verstande dat er maximaal 13 woonschepen mogen worden afgemeerd met elk een
maximale oppervlakte van 150 m² en een bouwhoogte van 4 meter. Dit is overeenkomstig de
huidige situatie.

Wonen
De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor het wonen en alles wat daarbij hoort,
zoals erven, voortuinen, toegangs- en achterpaden. Er is geen onderscheid gemaakt in afzon-
derlijke bestemmingen Wonen, Erf en Tuin. Hierdoor is sprake van een rustiger kaartbeeld en
zijn in de regels alle regels die betrekking hebben op het wonen in één artikel op overzichtelijke
wijze terug te vinden.
Zelfstandige garageboxen en bergingen, die niet op het erf bij een woning staan, hadden in de
verschillende bestemmingsplannen voor Arnemuiden een eigen bestemming. In de SVBP komt
deze bestemming niet meer voor. Besloten is om de functie middels een aanduiding onder te
brengen bij de bestemming Wonen. Met de aanduiding is bepaald dat de gronden uitsluitend
mogen worden gebruikt voor garages en bergplaatsen.
De woonzorgvoorzieningen aan de Nieuwlandseweg en de Clasinastraat zijn met een specifie-
ke aanduiding ondergebracht bij de bestemming Wonen. Ter plaatse van deze aanduiding zijn
woonzorg- en welzijnsvoorzieningen toegestaan.

Binnen de woonfunctie is tevens de uitoefening van een vrij beroep aan huis toegestaan, over-
eenkomstig jurisprudentie. Verder zijn ook andere kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmati-
ge activiteiten of logies met ontbijt toegestaan. Hiervoor is een aantal regels opgenomen waar-
aan deze activiteiten of logies met ontbijt moet voldoen. Zo moet de woonfunctie van de woning
in overwegende mate behouden blijven en mag niet meer dan 30% of 50 m² van de woning en
bijgebouwen in gebruik zijn voor dergelijke activiteiten.

Door middel van de nadere aanwijzingen voortuin, bouwvlak hoofdgebouw en erf (W(e)) is de
indeling van het woonperceel op de kaart tot uitdrukking gebracht zodat eenieder direct kan
zien waar in hoofdzaak hoofdgebouwen en bijgebouwen (bouwvlak hoofdgebouw), uitsluitend
bijgebouwen (erf, op de kaart ook voorzien van de aanduiding W(e)) of geen gebouwen (voor-
tuin) zijn toegestaan. Voor de duidelijkheid is de bouw- en goothoogte van bijgebouwen op de
erven ook weergegeven op de plankaart.
Ten behoeve van de regeling inzake bebouwing op een woonperceel is een ruimtelijke analyse
van het plangebied uitgevoerd (zie hoofdstuk 2). De daarbij geconstateerde ruimtelijke kenmer-
ken zijn waar nodig, in de bestemmingsregeling verwerkt.
In relatie tot de in de beleidsvisie aangegeven algemene aspecten, is daarbij het volgende van
belang.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregeling 57

- De bebouwingstypologie is steeds consequent vastgelegd. Verandering hierin wordt in be-


ginsel niet voorgestaan (mogelijk via ontheffing). Nieuwe woningen zijn ook via deze ont-
heffing toelaatbaar te stellen. Gestapelde woningbouw is in verband met het meer ingrij-
pende karakter hiervan, gebonden aan een wijzigingsbevoegdheid.
- Dakopbouwen hebben veelal verhoging van de goothoogte tot gevolg. Hiervoor is een
ontheffingsregel opgenomen, waarbij afstemming op de woonbuurt als voorwaarde is op-
genomen.
- De ligging van rooilijnen is vastgelegd door een bebouwingsvlak voor het hoofdgebouw op
de plankaart aan te geven. In de regeling zijn voorts regels opgenomen inzake de vereiste
afstand van uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de voorgevelrooilijn van het
hoofdgebouw.
- De oriëntatie van woningen vloeit voort uit de ligging van voortuinen die als zodanig op de
plankaart zijn aangeduid.
- De achtererven zijn zo veel mogelijk als bebouwbare delen van het woonperceel aange-
merkt. In uitzonderingssituaties zijn in verband met bijvoorbeeld de ligging langs een wa-
tergang of een belangrijke langzaamverkeersroute, beperkingen opgenomen. In die stro-
ken zijn alleen tuinhuisjes toegestaan. De nieuwe regeling houdt overigens veelal een ver-
ruiming in ten opzichte van de vigerende bestemmingsregelingen.

Aangezien in het artikel diverse maatregelen zijn opgenomen die een arbitrair en/ of algemeen
karakter hebben en het wenselijk is om op incidentele situaties zorgvuldig te kunnen inspelen
door afwijkingen toe te staan, zijn diverse ontheffingsbevoegdheden en een wijzigingsbevoegd-
heid opgenomen. Daarin zijn specifieke randvoorwaarden opgenomen als kader voor de toe-
passing van de ontheffings- of wijzigingsbevoegdheid.

Wonen-Woonwagens
De woonwagens die in het bestemmingsplan aanwezig zijn op de locatie aan de Steigerweg
hebben een aparte bestemming gekregen, aangezien de verschijningsvorm van woonwagens
duidelijk afwijkt van woonhuizen. Binnen de aangewezen gronden zijn maximaal vier stand-
plaatsen voor woonwagens mogelijk, overeenkomstig de huidige situatie.

Wonen-Uit te werken
Aan de noordzijde van het plangebied is een gebied dat onderdeel zal vormen van de uitbrei-
dingswijk Brakenburg. Hiervoor is echter nog niet vastgesteld op welke wijze dit gebied wordt
ingericht. Het college van burgemeester en wethouders dient deze bestemming uit te werken,
waarbij ten minste 10 en ten hoogste 20 woningen worden toegestaan. Zolang dit uitwerkings-
plan nog niet in opgesteld, mag er niet gebouwd worden op deze gronden.

Waarden-Archeologische waarden 1 en 3
De bestemming Waarden-Archeologische waarden heeft een zogenoemde dubbelbestemming.
De dubbelbestemming is overeenkomstig de aanbeveling in SVBP met een arcering op de
plankaart weergegeven. De bestemming valt samen met een groot aantal andere bestemmin-
gen. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed
in de bodem. De begrenzing van het gebied waarvoor de bestemming geldt, is toegelicht in pa-
raraaf 3.2.).

Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld Wonen) bouwver-
gunning kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige
schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te ma-
ken is het bouwen van een ontheffing afhankelijk gemaakt. Voor andere werkzaamheden dan
bouwen (bijvoorbeeld graven) is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Een aanlegver-
gunning wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologi-
sche waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen
ontheffing of aanlegvergunning noodzakelijk.

Infrastructuur-Waterstaat
Net als de bestemming Waarden-Archeologisch waarden is de bestemming Infrastructuur-
Waterstaat een dubbelbestemming. Deze dubbelbestemming heeft tot doel de waterkering te
beschermen. De breedte van de bestemming is afgestemd op de kernzone van de waterkering.
Binnen deze bestemming is bouwen ten behoeve van de waterkering of ten behoeve van de

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregeling 58

andere bestemmingen alleen toegestaan met ontheffing van burgemeester en wethouders. De-
ze ontheffing kan alleen worden verleend indien de belangen van de waterkering daarmee niet
onevenredig worden geschaad.

Voor de overige zones (de beschermingszone en de buitenbeschermingszone) in het niet nodig


regels in het bestemmingsplan op te nemen. Wel is in de beschermingszone voor bouwactivitei-
ten en dergelijke ontheffing van het Waterschap nodig. In geval van aanvragen bouwvergunning
als bedoeld in de Woningwet binnen de beschermingszone zal de gemeente aan de initiatief-
nemer en het Waterschap Zeeuwse Eilanden signaleren dat overleg met het Waterschap
Zeeuwse Eilanden noodzakelijk is. Hiervoor is artikel 24 lid 5 opgenomen. Uit oogpunt van het
voorkomen van dubbele wetgeving (met de Keur Waterschap Zeeuwse Eilanden wordt het op-
nemen van een aanlegvergunningstelsel voor het regelen van werken en werkzaamheden
(geen bouwen) niet noodzakelijk geacht.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
59
6. Resultaten inspraak en overleg

6.1. Resultaten overlegprocedure


Het voorontwerpbestemmingsplan 17 augustus 2008 is in het kader van het overleg als bedoeld
in artikel 10 van het besluit op de ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden
met het verzoek te reageren.

1. Provinciale Commissie Omgevingsbeleid;


2. Waterschap Zeeuwse Eilanden;
3. Stichting Cultureel erfgoed Zeeland;
4. N.V. Nederlandse Gasunie;
5. Delta N.V.

Het waterschap Zeeuwse Eilanden heeft gereageerd per brief van 24 juni 2009.

Overlegreactie
Wonen – Uit te werken
- In de waterparagraaf wordt onder Watermaatregelen beschreven dat er geen uitbrei-
dingslocaties mogelijk worden gemaakt. In de ‘Regels’ van het bestemmingsplan is echter
een bestemming ‘Wonen – Uit te werken’ opgenomen voor een ontwikkeling van 10 tot 20
woningen aan de noordzijde van de Botter. Ik adviseer u in het artikel Wonen – Uit te wer-
ken, onder de ontheffing van het voorlopig bouwverbod, tevens een bepaling op te nemen
voor het aanvragen van het wateradvies van het waterschap, vanwege aanwezige water-
lopen in het uitbreidingsgebied en toename van het aantal woningen.
- Voor het omleggen van de waterlopen in het uitwerkingsgebied is een keurontheffing ver-
eist. Bij het omleggen van een waterloop moet rekening worden gehouden met tweezijdige
onderhoudsstroken van 5 tot 7 meter, afhankelijk van de breedte van de waterloop, geme-
ten vanaf de insteek van de waterloop.
- Het waterschap heeft naar aanleiding van de ontheffingsprocedure op 28 februari 2008
reeds een wateradvies gegeven voor de bouw van zeven woningen in de boekweitstraat te
Arnemuiden.
- Ik attendeer u erop dat in de waterparagraaf wordt geschreven over een ‘schoonvaderrio-
lering’, ik neem aan dat hier een schoonwaterriolering is bedoeld.

Commentaar gemeente
In de toelichting op het bestemmingsplan en de regels bij het bestemmingsplan zal worden op-
genomen dat bij het artikel ‘Wonen – Uit te werken’ dat er wateradvies dient te worden inge-
wonnen bij het waterschap.
De verschrijving van ‘schoonvaderriolering’ wordt aangepast in schoonwaterriolering.

De andere instanties hebben niet gereageerd er wordt dan ook vanuit gegaan dat ze met het
plan instemmen.

6.2. Ambtshalve aanpassingen


Na de overlegprocedure is het plan uit ambtshalve overwegingen op de volgende onderdelen
gewijzigd.

Plankaart
Dit betreft de volgende wijzigingen op de plankaart.

Blad 1
 Ter plaatse van Hoogaars 1 wordt het bouwvlak 2 meter verbreed.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Resultaten inspraak en overleg 60

Blad 2
 Het bestemmingsvlak Groen tussen de school en de detailhandel aan de van
Cittersweg zal wijzigen in Verkeer.
 De grond aan de van Citterstraat met bestemming maatschappelijk wordt als volgt
gewijzigd en bestemd:
 Het noord-westelijke deel krijgt de bestemming maatschappelijk met een maximum
goothoogte van 4 meter en bouwhoogte van 4 meter, tevens wordt een deel van de
sportvelden meegenomen ter vergroting van het bouwvlak.
 Het noord-oostelijke deel wordt bij het Sportcomplex getrokken;
 Het zuidelijke deel van de grond krijgt de bestemming bedrijf met een maximum
goothoogte van 4 meter en bouwhoogte van 8 meter. Het maximum bebouwings-
percentage blijft 50%.
 Ter plaatse van de van Cittersweg wordt de bestemming Verkeer toegevoegd richting
de grond met bestemming Bedrijf.
 Ter plaatse van de woningen aan de Klaproosstraat nummers 15 tot en met 39 worden
de erven naar achter uitgebreid.
 Ter plaatse van de Pereboomweie wordt de strook Sport zonder bebouwing deels ge-
wijzigd in de bestemming Verkeer. Tevens wordt een klein deel in het verlengde van de
groenstrook gewijzigd in Groen.

Blad 3
 Een aanbouw naast Nieuwstraat 5 is opgenomen in de bestemming W(a)3/6.
 Ter plaatse van Westdijkstraat 5 tot en met 53 wordt het bouwvlak met 3 meter ver-
diept.
 Ter plaatse van Schoolstraat 33 tot en met 43 en 53 tot en met 57 komt het bouwvlak 5
meter van de weg te liggen en wordt 12 meter diep.
 Ter plaatse van Schoolstraat 45 tot en met 51 komt het bouwvlak 7,5 meter vanaf de
weg te liggen en wordt 12 meter diep.
 Voor de gronden ter plaatse van de Keetweg -naast Keetweg 13- met de bestemming
B(3.1.)(z) wordt de aanduiding (VV) verwerking vis opgenomen.
 Voor de gronden ter plaatse van de Keetweg met de bestemming B(3.2)(gv)8/12 wordt
voor het bouwvlak de bestemming met aanduiding B(3.2)(gv)(z) opgenomen.
 Voor de gronden aan de Keetweg ter plaatse van de bestemming B(3.1)(z) wordt de
aanduiding (gv) opgenomen.
 Ten zuiden van de woning aan de Molenweg 5 wordt het erf vergroot waardoor de
groenbestemming wordt verkleind.
 Ter plaatse van Schoolstraat 24 tot en met 28 en 38 tot en met 44 komt het bouwvlak 5
meter van de weg te liggen en wordt 12 meter diep.
 Ter plaatse van Schoolstraat 30 tot en met 36 komt het bouwvlak 7,5 meter vanaf de
weg te liggen en wordt 12 meter diep.
 Ter plaatse van Langstraat 30 en 31 is de bestemming Ontspanning en Vermaak ge-
wijzigd in Maatschappelijk met de aanduiding museum. De goot- en bouwhoogtes blij-
ven van toepassing.
 Ten noorden van Lionstraat 9A wordt het gebied met bestemming wonen met garage-
box gewijzigd in:
 het deel grenzend aan Lionstraat 9A krijgt dezelfde bestemming als Lionstraat 9A,
namelijk bedrijf met categorie 2 staat van bedrijfsactiviteiten, de bestemmingsgrens
is 9 meter in noordelijke richting verlegd;
 de overige gronden krijgen de bestemming W(z).

Blad 4
 Het bouwvlak van de kerk op de hoek van de Mansfeldstraat en de Kerklaan zal deels
aan zowel de westzijde als de noordzijde worden uitgebreid.
 Ter plaatse van het Woonzorgconplex aan de Nieuwlandseweg wordt voor de voorge-
vel W(vt) opgenomen en aan de achterzijde W(z).
 Aan de Mansfeldstraat wordt bij de woning naast de kerk het bouwvlak vergroot met 3
meter in noordelijke richting.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Resultaten inspraak en overleg 61

 Bij de begraafplaats aan de Veerseweg wordt voor de nieuw aangelegde toegang een
verkeersbestemming opgenomen.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Resultaten inspraak en overleg 62

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
63
7. Bij vaststelling aangebrachte wijzigingen

Het ontwerp van het bestemmingsplan Arnemuiden (versie 16 september 2009) heeft van
20 november 2009 tot en met 31 december 2009 ter inzage gelegen in het kader van de vast-
stellingsprocedure ex 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is door de
gemeenteraad op 26 april gewijzigd vastgesteld. In deze paragraaf wordt volstaan met een op-
somming van de aangebrachte wijzigingen. Voor meer uitgebreide informatie wordt verwezen
naar het raadsvoorstel en -besluit zelf.

Aanpassingen naar aanleiding van (tijdig ingebrachte) zienswijzen


Naar aanleiding van tijdens voornoemde periode van terinzagelegging ingebrachte zienswijzen
zijn de volgende wijzigingen in de bestemmingsregeling (plankaart en voorschriften) en aan-
passingen in de plantoelichting aangebracht.

Bestemmingsregeling
- Artikel 2 is aangepast, zodat de bouwhoogte binnen de bestemming “Verkeer – Railverkeer”
gemeten moet worden vanaf de bovenkant spoorstaaf.
- Artikel 4: de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 4.5 is geschrapt.
- Artikel 16.2 onder c is aangepast, zodat de hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde niet
meer mag bedragen dan 10 meter.
- Artikel 21 is zodanig aangepast, dat deze voldoet aan het Walchers Archeologiebeleid;
- Artikel 22 is toegevoegd zodat is voldaan aan het Walchers Archeologiebeleid;
- Aan artikel 24.2 zijn regels toegevoegd met betrekking tot het aanbrengen van beplanting in de
molenbiotoop.

Plankaart
- Op de plankaart zijn de arceringen die met de "waarden –archeologische waarden" zijn aan-
duidt, aangepast conform het Walchers Archeologiebeleid.
- Op de plankaart zijn voor het bedrijf aan de Van Cittersweg 2c uitbreidingsmogelijkheden opge-
nomen, conform de afspraken zoals die in het verleden zijn gemaakt. Dit betekent dat een
nieuwe loods met een omvang van circa 2800 m² bijgebouwd kan worden.
- De bestemming van een stukje buitenterrein bij het bedrijf aan de Van Cittersweg 2C is gewij-
zigd van "verkeersdoeleinden" naar "bedrijf (zonder gebouwen)".

Toelichting
- Paragraaf 3.2 van de toelichting is aangepast aan het gewijzigde Walchers Archeologiebeleid.

Ambtshalve wijzigingen
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan zijn de volgende ambtshalve wijzigingen in het be-
stemmingsplan doorgevoerd.

Regels
- In artikel 11.1 onder l is in het ontwerpbestemmingsplan tot twee maal toe gesproken over 'rele-
gie'. Dit moet uiteraard 'religie' zijn.
- In artikel 11.1 is onder 'l' een aanduiding toegevoegd, te weten 'scouting'.
- In artikel 18 lid 4 is een ontheffingsbevoegdheid toegevoegd, waarmee ontheffing verleend kan
worden van de bepalingen uit artikel 18 lid 2 onder e 1 (afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
bij vrijstaande woningen) tot maximaal 1 meter. In de praktijk zijn op diverse locaties al bijge-
bouwen aanwezig op een afstand minder dan de voorgeschreven 2,5 meter. Voor de toekomst
is daarom een ontheffingsmogelijkheid gewenst. Aan de ontheffing worden drie voorwaarden
gekoppeld:
- de ontheffing mag slechts toegepast worden aan 1 zijde van het hoofdgebouw;
- de ontheffing mag slechts toegepast worden voor het bouwen van een aan- of bijgebouw bij
een hoofdgebouw;
- de ontheffing wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden
en bouwwerken.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bij vaststelling aangebrachte wijzigingen 64

Plankaart:
- Bij de bestemming van het bestaande bedrijf aan de Van Cittersweg 2O is abusievelijk geen
bedrijfscategorie opgenomen. Ter plaatse is een dakbedekkingbedrijf gevestigd. Op de plan-
kaart is bedrijfscategorie '2' opgenomen.
- Veersegat 37: een deel van de bestaande woning valt buiten het bouwvlak. Op de plankaart is
het bouwvlak zodanig aangepast, dat de woning daarbinnen past.
- Oostgatplein 30: een deel van de bestaande woning valt buiten het bouwvlak. Op de plankaart
is het bouwvlak zodanig aangepast, dat de woning daarbinnen past.
- Voor het perceel Keetweg 11 staat op de plankaart de bestemming B 3.1 (w)(z) opgenomen.
Dit is niet correct. Op de plankaart is de bestemming gewijzigd naar B 3.1 (vv)(z).
- Voor de bestaande schoorsteen aan de Keetweg is geen hoogteaanduiding opgenomen. Deze
is alsnog toegekend, conform de bestaande maten (50 meter).
- Op kaartblad 4 wordt op de locatie aan de noordzijde van de Steigerweg, ten oosten van de be-
staande speelvoorziening (skatebaan) een bouwvlak met de bestemming "maatschappelijk"
opgenomen. Aan het bouwvlak is de aanduiding 'scouting' toegekend. Het bouwvlak wordt zo-
danig ingetekend, dat de bouw van een gebouw met de oppervlakte van maximaal 410 m² mo-
gelijk wordt. Op de plankaart is een goothoogte van maximaal 3 meter en een nokhoogte van
maximaal 5 meter opgenomen.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
bijlagen
1
Bijlage 1. Samenvatting ruimtelijke onderbouwingen

In deze bijlage worden de samenvattingen weergegeven van de ruimtelijke onderbouwingen die


voor dit bestemmingsplan relevant zijn. Het gaat hierbij om:
- supermarkt met appartementen en drie vrijstaande woningen Clasinastraat (25 oktober
2004);
- Groepswoningen SVRZ Clasinastraat (20 oktober 2004)
- appartementen met zorgvoorzieningen aan de Dokstraat (13 maart 2007).

B1.1. Supermarkt met appartementen en drie vrijstaande woningen


Clasinastraat (25 oktober 2004)
Naar aanleiding van een onderzoek naar de behoefte aan sportaccommodaties in de gemeente
Middelburg en in samenhang met de slechte bouwkundige staat van de gymzaal op de hoek
Schuttershof/Clasinastraat is aan de Van Cittersweg een nieuwe sporthal gerealiseerd. De loca-
tie van de in slechte staat verkerende gymzaal is daarmee beschikbaar gekomen voor heront-
wikkeling.

Door Planoform Vastgoedontwikkeling is een plan ontwikkeld om op de locatie van de gymzaal,


inclusief de aangrenzende woning Schuttershof 2, een supermarkt met daarboven 19 apparte-
menten te realiseren. In samenhang daarmee is het tevens gewenst om tegenover de super-
markt een parkeerterrein aan te leggen ter plaatse van de woningen Clasinastraat 2 en 4 en het
grasveld. Ter compensatie van de drie te slopen woning worden op het grasveld drie vrijstaan-
de woningen gebouwd. Ook zal een nieuwe garage worden gebouwd ter vervanging van een
bestaande schuur ten behoeve van de woning Nieuwlandseweg 15. Deze ontwikkeling (zie ook
kaart 8) is niet mogelijk binnen het bestemmingsplan 't Poldertje (herziening 1976). De gemeen-
te wenst medewerking te verlenen aan het initiatief. Om die reden is besloten gebruik te maken
van een vrijstelling ex artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

In het kader van de bovenstaande vrijstellingsprocedure voor de beoogde ontwikkeling is een


ruimtelijke onderbouwing opgesteld. De volgende aanbevelingen zijn uit deze ruimtelijke onder-
bouwing overgenomen:

Urgentie/noodzaak
- Het project is urgent in verband met de behoefte aan een grotere supermarkt in Arnemui-
den. Op de huidige locatie zijn geen uitbreidingsmogelijkheden. Andere geschikte locaties
zijn op korte termijn niet beschikbaar.
- Uitbreiding van de supermarkt is van belang voor het in standhouden van het voorzienin-
genniveau in Arnemuiden.
- Het gemeentelijk woningbouwbeleid is gericht op het bieden van huisvesting voor senioren
op daarvoor geschikte locaties. De locatie Clasinastraat ligt centraal in het dorp en zal
voorzien in de lokale behoefte. De voorgenomen realisering van zorgwoningen aan de
Clasinastraat biedt bovendien de mogelijkheid een zorgcomponent toe te voegen aan de
seniorenwoningen/appartementen.

Rijks- en provinciaal beleidskader


- Geconcludeerd wordt dat het project verenigbaar is met het rijksbeleid.
- De locatie deel uitmaakt van de stedelijke ontwikkelingszone aangeduid op de streekplan-
kaart en is bovendien gelegen binnen stedelijk gebied.
- Het project past als inbreidingslocatie binnen de provinciale doelstelling om bij nieuwe wo-
ningbouwprojecten eerst te kijken naar herstructurering, vervolgens inbreidingslocaties in
ogenschouw te nemen en daarna uitbreidingsmogelijkheden van de kernen te onderzoe-
ken.

Ruimtelijke aspecten
- De supermarkt wordt gesitueerd op een daarvoor ruimtelijke gezien geschikte locatie.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bijlage 1. Samenvatting ruimtelijke onderbouwingen 2

- Het project met supermarkt, appartementen, parkeerterrein en woningen past functioneel


en ruimtelijk goed in de stedenbouwkundige structuur van de kern.
- Op hoofdlijnen is er sprake van een goede ruimtelijke inpassing in de omgeving.
- Bij de uiteindelijke uitvoering van het project dient aandacht te worden besteed aan de
vormgeving van de ingang van de supermarkt aan de zijde van het Schuttershof en af-
stemming van de vormgeving van het appartementengebouw op de maat van de naastge-
legen school.

Distributieplanologische aspecten
- De uitbreiding van Golff en de eventuele komst van een discount supermarkt zullen (beide)
leiden tot een versterking van de positie van Arnemuiden als aankoopplaats voor dagelijk-
se boodschappen.
- Deze versterkte positie leidt tot een groei van de omzet in de detailhandel waardoor de
toegevoegde meters rendabel zullen zijn.

Overige aspecten
- Er zullen verkeersmaatregelen worden genomen teneinde de veiligheid van de (ouders
van de) kinderen die de naastgelegen school en peuterspeelzaal bezoeken te garanderen.
- Akoestisch onderzoek betreffende het wegverkeerslawaai van het Schuttershof en de A58
wijst uit dat een Verzoek Hogere waarde dient te worden aangevraagd in verband met
overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Om de geluidshinder zoveel mogelijk te be-
perken zal de klinkerbestrating van het Schuttershof worden vervangen door geluidsarm
asfalt.
- In overleg met het Waterschap zullen de benodigde maatregelen worden genomen ten
einde te komen tot een duurzaam waterbeheer.
- Een ontheffing van de Flora- en faunawet is noodzakelijk vanwege de verstoring en aan-
tasting van te beschermen soort die het gehele jaar in het onderzoeksgebied aanwezig
zijn, te weten gewone bosspitsmuis, mol, wezel, egel en de veldmuis. De gunstige staat
van instandhouding van de betreffende soorten is echter niet in het geding. Het rooien van
bomen en verwijderen van beplanting dient aan te vangen buiten het broedseizoen. Op
basis van de onderzoeksgegevens kan op voorhand in redelijkheid worden aangenomen
dat de Flora- en faunawet niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
- Op basis van de resultaten van het inventariserend archeologisch onderzoek is voor het
deel ten noorden van de Clasinastraat en ten zuidwesten van het trapveld een zogenoemd
waarderend onderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd. De conclusie is dat op de
locatie van de geplande supermarkt, uitgebreide resten van bewoning uit de 17e en 18e
eeuw voorkomen, evenals een uit de 16e eeuw daterend dijklichaam/ kade en de stenen
bekleding van de dijk. Afgesproken is dat de waardering van deze archeologie niet zodanig
is dat een volledige opgraving nodig is. Voor de lokale geschiedenis is een beperkte op-
graving wel nodig. ArcheoMedia heeft een voorstel gemaakt voor deze beperkte opgraving
op het deel van de plaats van de supermarkt. Ten zuiden van de Clasinastraat is geen op-
graving nodig.
- Voor het bouwrijp maken van het trapveld heeft de gemeente Middelburg met Planoform
Vastgoedontwikkeling afspraken gemaakt over het treffen van voorzieningen. Dit betekent
onder meer dat om het terrein een afzetting zal worden aangebracht voorzien van ondoor-
zichtig materiaal. Opgegraven overblijfselen worden herbegraven in een knekelput in de
naastgelegen begraafplaats.
- De onderzoeksresultaten van de verkennende bodemonderzoeken geven geen aanleiding
tot het uitvoeren van vervolgonderzoek of sanerende maatregelen, omdat de gemeten
concentraties kleiner zijn dan de betreffende tussen- en interventiewaarde. De resultaten
vormen geen milieuhygiënische belemmering voor het gebruik van de locatie ten behoeve
van woningbouw.
- Er wordt voldaan aan de eisen van duurzaam bouwen zoals vastgelegd in het Zeeuws
Convenant en aan de eisen van aanpasbaar bouwen.
- Er zijn geen planologische relevante leidingen aanwezig.
- De economische uitvoerbaarheid is zeker gesteld door de bijdrage van Planoform Vast-
goedontwikkeling waardoor de gemeentelijke kosten zijn gedekt. Voor wat betreft het
commerciële aandeel van het project wordt verwezen naar het afzonderlijke rapport waarin
de economische uitvoerbaarheid is aangetoond.
- Het aspect luchtkwaliteit geeft geen beperkingen voor de beoogde ontwikkelingen.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bijlage 1. Samenvatting ruimtelijke onderbouwingen 3

Conclusie
Op basis van het voorgaande is in de ruimtelijke onderbouwing geconcludeerd dat er geen pla-
nologische belemmeringen voor de realisering van het project op de beschreven locatie zijn.

B1.2. Groepswoningen SVRZ Clasinastraat (20 oktober 2004)


De Stichting voor Regionale Zorgverlening (SVRZ) is voornemens twee groepswoningen te rea-
liseren op de hoek van de Clasinastraat/Radermacherstraat in Arnemuiden voor psychogeriatri-
sche cliënten en/ of voor somatische cliënten. De bouw van de twee groepswoningen van de
SVRZ is onderdeel van een grotere ontwikkeling die plaatsvindt aan de Clasinastraat (de bouw
van een supermarkt met appartementen en drie vrijstaande woningen).

De ontwikkeling is niet mogelijk binnen het bestemmingsplan 't Poldertje (herziening 1976). De
gemeente wenst medewerking te verlenen aan het initiatief. Om die reden is besloten gebruik te
maken van een vrijstelling ex artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

In het kader van de bovenstaande vrijstellingsprocedure voor de beoogde ontwikkeling is een


ruimtelijke onderbouwing opgesteld. De volgende aanbevelingen zijn uit deze ruimtelijke onder-
bouwing overgenomen:

Urgentie/noodzaak
- Door de toenemende vergrijzing en de extramuralisering in de gezondheidszorg zal de
vraag naar woonzorgvoorzieningen de komende jaren toe blijven nemen. Het is dan ook
van belang dat er in voldoende mate voorzien wordt in de realisatie van woonzorgcom-
plexen om aan de toenemende vraag vanuit de samenleving te kunnen voldoen.
- Het gemeentelijk beleid is gericht op het zolang mogelijk handhaven van de eigen zelf-
standigheid van ouderen. Ouderen die zijn aangewezen op intensieve zorg (maar ook
jonggehandicapten, verstandelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten) moeten zorg,
indien gewenst, in principe thuis of in een kleinschalige beschermde omgeving kunnen
ontvangen.

Rijks- en provinciaal en gemeentelijk beleidskader


- Geconcludeerd wordt dat het project verenigbaar is met het Rijksbeleid zoals vastgelegd in
de Nota Mensen, Wensen, Wonen en de Nota Ruimte.
- Het project past als inbreidingslocatie binnen de provinciale doelstelling om bij nieuwe wo-
ningbouwprojecten eerst te kijken naar herstructurering, vervolgens inbreidingslocaties in
ogenschouw te nemen en daarna uitbreidingsmogelijkheden van de kernen te onderzoe-
ken.
- Het project is verenigbaar met het provinciale woonbeleid zoals vastgelegd in de nieuwe
Woonvisie en de notitie Zeeland Woonzorgland.
- In het convenant dat gesloten is tussen de gemeente en betrokken partijen is een taakstel-
ling opgenomen met betrekking tot de ontwikkeling groepswoningen (maximaal 48 wonin-
gen tot 2010). De bouw van de groepswoningen sluit aan bij dit convenant.

Ruimtelijke aspecten
- Bebouwing van het speelveld is in de stedenbouwkundige context verantwoord. Verdich-
ting is een beleidsstreven in de ruimtelijke planning.
- Realisering van de groepswoningen op de huidige locatie is noodzakelijk vanwege de
woonservicezone die gerealiseerd wordt in samenhang met de appartementen boven de
supermarkt en het bestaande woonzorgcentrum Beaufort.
- Het ontwerp past qua schaal en inpassing in de directe omgeving.
- De ruimtes in het gebouw die het dichtst bij de vrijstaande woningen liggen, doen dienst
als slaapkamers en woonkamer/ keuken. In de zijgevel die grenst aan het perceel van de
vrijstaande woningen zullen echter geen ramen opgenomen worden, waardoor eventuele
(geluids)hinder voor de aangrenzende vrijstaande woning zoveel mogelijk wordt beperkt.
- Bij de gevelopbouw van de kopse kanten zijn de bouwlagen bewust versprongen en / of
wordt ander gevelmateriaal gebruikt. Het effect hiervan is dat de ruimtelijke impact van de
groepswoningen op de omgeving gering zal zijn.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bijlage 1. Samenvatting ruimtelijke onderbouwingen 4

Overige aspecten
- Binnen het gehele project Clasinastraat worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd
om te voldoen aan de eigen behoefte.
- Akoestisch onderzoek betreffende het wegverkeerslawaai van de A58 wijst uit dat een
Verzoek Hogere waarde dient te worden aangevraagd in verband met overschrijding van
de voorkeursgrenswaarde.
- In overleg met het Waterschap zullen de benodigde maatregelen worden genomen ten
einde te komen tot een duurzaam waterbeheer.
- Een ontheffing van de Flora- en faunawet is noodzakelijk vanwege de verstoring en aan-
tasting van te beschermen soort die het gehele jaar in het onderzoeksgebied aanwezig
zijn, te weten gewone bosspitsmuis, mol, wezel, egel en de veldmuis. De gunstige staat
van instandhouding van de betreffende soorten is echter niet in het geding. Het rooien van
bomen en verwijderen van beplanting dient aan te vangen buiten het broedseizoen. Op
basis van de onderzoeksgegevens kan op voorhand in redelijkheid worden aangenomen
dat de Flora- en faunawet niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
- De onderzoeksresultaten van het bodemonderzoek geven geen aanleiding tot het uitvoe-
ren van vervolgonderzoek of sanerende maatregelen, omdat de gemeten concentraties
kleiner zijn dan de betreffende tussen- en interventiewaarde. De resultaten vormen geen
milieuhygiënische belemmering voor het gebruik van de locatie ten behoeve van woning-
bouw.
- Voor het deel ten zuiden van de Clasinastraat (plangebied groepswoningen) zijn geen
aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten aangetroffen. Het archeo-
logisch onderzoek geeft geen aanleiding tot aanpassingen in de voorgenomen plannen.
Verder archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.
- Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
- Er wordt voldaan aan de eisen van duurzaam bouwen zoals vastgelegd in het Zeeuws
Convenant en aan de eisen van aanpasbaar bouwen.
- De groepswoningen hebben geen negatieve effecten op de directe omgeving.
- Er zijn geen planologische relevante leidingen aanwezig.
- Financiële uitvoerbaarheid wordt aangetoond door een afgegeven verklaring van behoefte
door het ministerie van VWS. Voor de realisatie van het plan zijn door de overheid midde-
len beschikbaar gesteld

Conclusie
Er zijn geen planologische belemmeringen voor de realisering van twee groepswoningen op de
beschreven locatie.

B.1.3. Appartementen met zorgvoorzieningen aan de Dokstraat (13 maart


2007)
Woongoed Middelburg wenst 28 appartementen met zorginfrastructuur en een zorgsteunpunt te
realiseren aan de Dokstraat te Arnemuiden als een onderdeel van de uitwerking van het strate-
gisch project "De Woonservicezone", zoals geformuleerd in het Eerste en Tweede Groeiboek
van de gemeente Middelburg. Het betreft de locatie van de voormalige christelijk protestantse
koningin Beatrixschool en de scouting. Op kaart 1 is de ligging van het project weergegeven.

De gronden waarop de ontwikkeling is beoogd, zijn gelegen in het bestemmingsplan 't Poldertje.
Deze zijn daarin bestemd voor Bijzondere doeleinden met bijbehorende erven (BDB). De
beoogde realisering van appartementen met zorginfrastructuur en een zorgsteunpunt evenals
voorzieningen, zoals groen en parkeren, is in strijd met deze bestemming.
Voor de realisering van het project is daarom een planologische procedure nodig. De gemeente
heeft gekozen een vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 19 lid 2 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening (WRO). Dit artikel biedt de burgemeester en wethouders de mogelijkheid
om ten behoeve van de realisering van een project vrijstelling te verlenen van de geldende
bestemming(en). Voorwaarde daarbij is dat het vrijstellingsbesluit is voorzien van een goede
ruimtelijke onderbouwing. Deze rapportage bevat de ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van
de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 2 WRO voor de realisatie van 28 appartementen met

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bijlage 1. Samenvatting ruimtelijke onderbouwingen 5

zorginfrastructuur, een zorgsteunpunt en voorzieningen zoals groen en parkeren aan de


Dokstraat te Arnemuiden.

Noodzaak
- Door de toenemende vergrijzing neemt de vraag naar zorgvoorzieningen toe.
- Het traditionele (zorg)patroon van centrale, grote zorginstellingen voldoet niet langer meer
aan de vraag.
- Er is een maatschappelijke wens steeds langer zelfstandig te blijven wonen in de eigen
woonomgeving.
- Daarnaast is de gemeente Middelburg bezig het wonen /zorg/welzijnsbeleid te vernieuwen.
- Met het project Dokstraat wordt uitvoering gegeven aan het gemeentelijk beleid ten aan-
zien van woonservicezones.

Beleidskader
- De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling past in het vigerende ruimtelijk beleid van rijk,
provincie en gemeente. Wanneer voorzieningen worden geclusterd en nieuwe woningen
worden gebouwd in bestaand bebouwd gebied, binnen een stedelijke ontwikkelingszone,
past dit uitstekend in het beleid van de diverse overheden.
- Door realisering van het project wordt bovendien in de beoogde kwalitatieve verbetering
van de woningbehoefte voorzien.
- De locatie is gelegen binnen het stedelijk gebied en kan worden aangemerkt als herstruc-
tureringslocatie als bedoeld in de provinciale Woonvisie.

Ruimtelijke en overige aspecten


- Het kwaliteitsteam en de welstandscommissie hebben ingestemd met het project.
- Het waterschap heeft op 8 maart 2007 ingestemd met de waterparagraaf.
- De Flora- en faunawet vormt geen beletsel voor uitvoering van de beoogde ontwikkeling.
- Bij de voorgenomen ontwikkelingen zijn er geen archeologische belangen of waarden in
het geding.
- Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen beperkingen zal opleve-
ren voor de beoogde ontwikkelingen.
- Geconcludeerd kan worden dat het aspect geluid (wegverkeerslawaai en spoorweglawaai)
geen beperkingen zal opleveren voor de beoogde ontwikkelingen.
- Op basis van het saneringsplan kan worden geconcludeerd dat ontwikkeling voldoet aan
de randvoorwaarden met betrekking tot bodem.
- Het aspect luchtkwaliteit zal geen beperkingen opleveren voor de beoogde ontwikkeling.

Financiële uitvoerbaarheid
- In de door de gemeente opgestelde kostenraming is de financiële uitvoerbaarheid aange-
toond.

Conclusies
Gelet op deze constateringen en bevindingen kan geconcludeerd worden dat er geen plano-
logische belemmeringen zijn voor de realisering van 28 appartementen met zorgvoorzieningen
aan de Dokstraat te Arnemuiden.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bijlage 1. Samenvatting ruimtelijke onderbouwingen 6

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
1
Bijlage 2. Inventarisatie en inschaling bedrijfsactiviteiten

bedrijfslocaties
totaal op-
cat. algemene toe- gesteld opmerkingen, bijzonderhe-
straat nummer aard en/of naam bedrijf S.B.I-code bestemmingsregeling
S.v.B. laatbaarheid motorisch den en/of klachten
vermogen
Arnestraat 13/32/36 Reparatiebedrijf J. Knolle 2852 3.1 2 B(2)(r)/W/B(2)(r)
Van Cittersweg ong Caravanstalling 6321 2 2 B(2)
Keetweg 1a-3 Glassinstruments BV, Laboratoriumbeno- 33/2615 2/3.1 2 Fabricage appara- B(2)(gl)
digdheden, medische apparatuur en instru- tuur/Glasblazerij
menten
Keetweg 7/9/9a Van Belzen BV, Groothandel in vis en garna- 152/5138 4.2/2 3.1/3.2 Visverwerking met een be- B(3.1)(gv)/B(3.2)(gv)/
len drijfsoppervlakte van ruim B(3.1)(gv)
2.300 m²/Groothandel in vis
Keetweg 11/tussen C. Mieras & Co BV 152 3.2 3.1/3.2 B(3.2)/B(3.1)(vv)
11 en 13
Keetweg 13 Holland Shellfisch vastgoed B.V. (functies nvt nvt 2 B(2)
onbekend bij gemeente)
Keetweg 15 Fa. Groenleer, Groothandel in ijzer- en staal- 5157.2/3 3.1 2 Bedrijfsvloeroppervlakte B(2)af
schroot en oude non-ferrometalen 1.000 m²
Keetweg 17 Timmerzon, Luifels en zonneschermen 45 2 2 Plaatsing van zonwering. In-
pandige dienstwoning.
Korenbloemlaan 1 Garage Meerman (inclusief benzineservice- 501/ 3.1 2 geen verkoop van LPG B(2)(g)
station) 502/505
Korenbloemlaan 1b Timmerwerkplaats 203/204/205 3.2 2 B(2)(tw)
Lionstraat 9a Autobedrijf Sporry 501/502 2 2 B(2)
Molenweg 53 Meulmeester Groothandel in ijzerwaren en 5154 2 2 Bedrijfsoppervlakte minder GD
gereedschappen dan 2.000 m²
Stationsplein 2 Werkplaats Woningbouw Vereniging Arne- 45 2 2 GD
muiden
Westwal Ong C.A. Marteijn, Vishandel/bedrijfsloods (op- 5138 2 2 B(2)
slagloods met koelcel). Geen verkoop aan
particulieren.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bijlage 2. Inventarisatie en inschaling bedrijfsactiviteiten 2

bedrijfslocaties
totaal op-
cat. algemene toe- gesteld opmerkingen, bijzonderhe-
straat nummer aard en/of naam bedrijf S.B.I-code bestemmingsregeling
S.v.B. laatbaarheid motorisch den en/of klachten
vermogen
Zuidwal 53 Stichting Historische Scheepswerf C.A. 35.1 3.1 2 B(2)(sch)
Meerman Arnemuiden

horecavestigingen

algemene toelaatbaar- opmerkingen, bijzonderheden


straat nummer aard en/of naam bedrijf categorie S.v.H bestemmingsregeling
heid en/of klachten

Molenweg 1 Café 't Boven 2 1b H(c)

Nieuwstraat 19 Café De Vriendschap 2 1b H(c)

Westdijkstraat 17 Chinees afhaalrestaurant New Garden 1b 1b C

Langstraat 87 Cafetaria De Krab 1b 1b C

Noordstraat 30 Chinees restaurant Oriëntal Paradise 1b 1b C

De Pereboomweie 2 Sporthal 1b 1b Ondergeschikte horecavoorzie- S(sp)


ning
Radermacherstraat 32 Dorpshuis 1b 1b Ondergeschikte horecavoorzie- M(bch)
ning

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
1
Bijlage 3. Toelichting op de Staat van Bedrijfsactivi-
teiten

Algemeen

B3.1. Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van mi-


lieuzonering
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruik
gemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies
(zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende
worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsac-
tiviteiten.
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en be-
drijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een
aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante mili-
euaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant
zijn.

B3.2. Toepassing Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"


Algemeen
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrij-
venterrein" (SvB "bedrijventerrein") zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzo-
nering (2007). De SvB "bedrijventerrein" wordt gehanteerd om de toelaatbaarheid van bedrijfs-
activiteiten op een samenhangend bedrijventerrein te regelen. De SvB "bedrijventerrein" wordt
tevens toegepast in buitengebieden en op los liggende, relatief grootschalige bedrijfspercelen
die op enige afstand van burgerwoningen zijn gelegen. In dit soort situaties zorgt de milieuzone-
ring ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand van woningen of andere ge-
voelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen
deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten.

Richtafstanden bepalend voor de categorie-indeling


In de SvB "bedrijventerrein" is voor elke bedrijfsactiviteit voor ieder van de ruimtelijke relevante
milieuaspecten (zie hiervoor) een richtafstand ten opzichte van een "rustige woonwijk" vermeld.
De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een
milieucategorie. Daarnaast vermeldt de SvB "bedrijventerrein" indicaties voor verkeersaantrek-
kende werking.

Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden


De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies
zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich be-
vindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige
woonwijk en gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in de SvB "bedrijventerrein"
gelden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een
gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden. Daarnaast
dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele
bedrijfswoningen op een bedrijventerrein.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bijlage 3. Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten 2

Omgevingstype rustige woonwijk


In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere
functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfs-
functies) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt
de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een
stilte- of natuurgebied.

Omgevingstype gemengd gebied


In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en
kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied
waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur.
Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere versto-
ring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied.

Bedrijfswoningen
Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen
aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen
minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.

Te hanteren richtafstanden
De SvB "bedrijventerrein" onderscheidt een tiental milieucategorieën. De volgende tabel geeft
voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht
in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die
bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestem-
mingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een
richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hier-
door knelpunten behoeven te ontstaan.

milieucategorie richtafstand (in meters)


rustige woonwijk gemengd gebied
1 10 0
2 30 10
3.1 50 30
3.2 100 50
4.1 200 100
4.2 300 200
5.1 500 300
5.2 700 500
5.3 1.000 700
6 1.500 1.000

Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen


In de SvB "bedrijventerrein" zijn ook aanduidingen opgenomen die aangeven dat bepaalde be-
drijven onder een specifieke wettelijke regeling kunnen vallen. Het betreft:
- bedrijven die "in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken" zoals bedoeld in de
Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan
op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn;
- bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in
de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van ge-
vaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aan-
zien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico;
- bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke)
afstandsnormen.
In de regels van dit bestemmingsplan is aangegeven of en zo ja, onder welke voorwaarden
dergelijke bedrijven in het plangebied zijn toegestaan.

De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"


De in dit bestemmingsplan opgenomen SvB "bedrijventerrein" komt in vergaande mate overeen
met de betreffende voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de
publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. In de
toegepaste SvB "bedrijventerrein" zijn alle activiteiten opgenomen die passen binnen de defini-

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bijlage 3. Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten 3

tie van bedrijf volgens de begripsregels in de regels van dit bestemmingsplan1). Dit heeft geleid
tot een aantal aanpassingen (toevoegingen en weglatingen) in de activiteiten die in de Staat zijn
opgesomd. Tevens is de lijst van opslagen en installaties die in de VNG-publicatie als afzonder-
lijke lijst is opgenomen, in de SvB "bedrijventerrein" verwerkt. Daarnaast is voor enkele bedrijfs-
typen een extra specificatie opgenomen in verband met de grootte van het bedrijfsoppervlak.

B3.3. Flexibiliteit
De SvB "bedrijventerrein" blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door
bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld
bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als
gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwij-
ze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de SvB "bedrijventerrein" is
verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wet-
houders een dergelijk bedrijf toch via een vrijstelling kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen
de algemene toelaatbaarheid past. Bij de SvB "bedrijventerrein" is deze mogelijkheid beperkt tot
maximaal twee categorieën (dus bijvoorbeeld categorie 3.2 in plaats van 2 of categorie 4.2 in
plaats van 3.2). Om deze vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het be-
drijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere ver-
schijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de
SvB "bedrijventerrein" niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met be-
drijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de planregels bepaald dat het college
van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een vrijstelling kan toe-
staan. Om deze vrijstelling te kunnen verlenen moet op basis van milieutechnisch onderzoek
worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met di-
rect toegelaten bedrijven.

In de SvB "bedrijventerrein" is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van


een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is
in de SvB "bedrijventerrein" aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voor-
komen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn
om het bedrijf via de bovengenoemde vrijstellingsbevoegdheid een categorie lager in te delen.

Voor de concrete toetsing van een verzoek om vrijstelling wordt verwezen naar bijlage 5 van de
VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.

1) In de voorbeeldstaat "bedrijventerrein" van de VNG-publicatie zijn de activiteiten uit de categorieën 2 en 5 weggela-


ten omdat vestiging hiervan in dat voorbeeld ongewenst werd geacht. Tevens hanteert de publicatie een iets ande-
re definitie van het begrip "bedrijf".

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bijlage 3. Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten 4

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
1
Bijlage 4. Toelichting op de Staat van Horeca-
activiteiten

Milieuzonering van horeca-activiteiten


De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van
de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstel-
len van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhan-
gende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al
veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.
Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden
om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in
het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de vol-
gende vormen van hinder:
- geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;
- (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking /par-
keerdruk.

Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk
beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het al-
gemeen toelaatbaar.

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het alge-


mene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voor-
koming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijke en functionele overwegingen een rol
kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet
ingegaan.

Gehanteerde criteria
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basis-
zoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar
gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van
Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNG-
publicatie is gebruik gemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:
- de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke ope-
ningstijden1), deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabe-
drijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtpe-
riode verschillende milieunormen;
- de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers
per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.

Categorieën van horeca-activiteiten


Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de vol-
gende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën):
1. "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn ge-
opend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts be-
perkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en derge-
lijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woonge-
bieden niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient me-
de in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden.
In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:

1)
Er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken verbonden zijn aan het functione-
ren van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstijden van een individueel bedrijf worden niet via het be-
stemmingsplan bepaald maar door middel van de vergunning op grond van de APV.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bijlage 4. Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten 2

1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks
van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetari-
a's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met
ruimtelijke en functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie
te beschouwen;
1b. overige lichte horeca: restaurants;
1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants,
grotere hotels, fast-foodrestaurants met afhaalservice per auto en dergelijke
2. "middelzware horeca": Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die
daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljart-
centra, zalenverhuur en dergelijke Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaat-
baar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhan-
del en voorzieningen.
3. "zware horeca": Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geo-
pend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor
de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee ge-
paard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra.
Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen
gebieden.

Flexibiliteit
De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder
door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het
komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf, als gevolg van een geringe om-
vang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling
noodzakelijk in de nachturen) of door bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan
in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planregels
is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een ontheffing één
categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie
1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat ontheffing tot de laag-
ste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van
1c naar 1b). Om een ontheffing te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf
naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffen-
de lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect ge-
luidshinder.

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, waarvan de activitei-
ten niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft
milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane
horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een ontheffing worden ver-
leend.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
regels
Inhoud van de regels 1

Hoofdstuk I Inleidende regels blz. 3

Artikel 1 Begrippen 3
Artikel 2 Wijze van meten 8

Hoofdstuk II Bestemmingsregels 9

Artikel 3 Agrarisch 9
Artikel 4 Bedrijf 10
Artikel 5 Centrum 12
Artikel 6 Detailhandel 14
Artikel 7 Gemengd 15
Artikel 8 Groen 16
Artikel 9 Horeca 17
Artikel 10 Kantoor 18
Artikel 11 Maatschappelijk 19
Artikel 12 Ontspanning en Vermaak-Museum 21
Artikel 13 Recreatie-Dagrecreatie 22
Artikel 14 Sport 23
Artikel 15 Verkeer 24
Artikel 16 Verkeer-Railverkeer 25
Artikel 17 Water 26
Artikel 18 Wonen 27
Artikel 19 Wonen-Woonwagens 32
Artikel 20 Wonen-Uit te werken 33
Artikel 21 Waarden-Archeologische waarden -1 35
Artikel 22 Waarden-Archeologische waarden -3 38
Artikel 23 Infrastructuur-Waterstaat 41

Hoofdstuk III Algemene regels 43

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel 43


Artikel 25 Algemene regels met betrekking tot het bouwen 44
Artikel 26 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening 46
Artikel 27 Algemene gebruiksregels 47
Artikel 28 Algemene ontheffingsregels 48
Artikel 29 Algemene wijzigingsregels 49
Artikel 30 Algemene procedureregel 50
Artikel 31 Werking wettelijke regelingen 51

Hoofdstuk IV Overgangs- en slotregels 53

Artikel 32 Strafregel 53


Artikel 33 Overgangsregels 54
Artikel 34 Titel 55

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Inhoud van de regels 2

Staat van Bedrijfsactiviteiten

Staat van Horeca-activiteiten

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
3
Hoofdstuk I Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen
1.1. het plan
het bestemmingsplan Arnemuiden van de gemeente Middelburg.

1.2. de plankaart
de plankaart van het bestemmingsplan Arnemuiden, bestaande uit vier kaartbladen.

1.3. aan- en uitbouw


een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is
van het hoofdgebouw.

1.4. aan-huis-gebonden beroep


een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de
woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft
die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5. agrarisch bedrijf


een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen
en/of het houden van dieren.

1.6. ander bouwwerk


elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.7. antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.8. antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een
techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9. archeologisch deskundige


een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhanke-
lijke commissie op het gebied van archeologie

1.10. archeologisch onderzoek


onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning
beschikt.

1.11. archeologische waarde


de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijf-
selen uit oude tijden.

1.12. bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen
van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhan-
del uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van
verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel
goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.13. bedrijfs- of dienstwoning


een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door
(het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de be-
stemming van het gebouw of het terrein.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Inleidende regels 4

1.14. bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen


afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwer-
kingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van
het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.15. bestemmingsgrens
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.

1.16. bestemmingsvlak
een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.

1.17. Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.18. brutovloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe beho-
rende magazijnen en overige dienstruimten.

1.19. bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
het vergroten van een standplaats, zoals bedoeld in artikel 1 van de Woningwet.

1.20. bouwgrens
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

1.21. bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte
zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.22. bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar beho-
rende bebouwing is toegelaten.

1.23. bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.

1.24. bouwvlak
een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen
zijn toegelaten.

1.25. bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26. bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouw-
perceel gelegen hoofdgebouw.

1.27. café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/ dancing, uitsluitend of overwegend gericht
op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het ver-
strekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.28. consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Inleidende regels 5

1.29. cultuurhistorische waarde


de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.

1.30. dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een
dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de
constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.31. dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze
constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie
in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.32. detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren
van goederen, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending an-
ders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.33. detailhandel in volumineuzegoederen


detailhandel in de volgende categorieën:
a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto’s, keukens, badkamers, boten, motoren,
caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks sa-
menhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materia-
len;
c. tuincentra;
d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met
woninginrichting en stoffering;
e. bouwmarkten.

1.34. dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt ge-
staan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, make-
laarskantoren, en bankfilialen.

1.35. gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wan-
den omsloten ruimte vormt.

1.36. geluidshinderlijke inrichtingen


bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieube-
heer, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.37. hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel
gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.38. horecabedrijf
een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
c. het verstrekken van nachtverblijf.

1.39. kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architecto-
nisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of
slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Inleidende regels 6

1.40. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten


het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waar-
voor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met
een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.41. maatschappelijke voorzieningen


(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs en
daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.42. NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het
moment van vaststelling van hert plan.

1.43. nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstati-
ons, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzie-
ningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.44. overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.45. peil
1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte
van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.46. praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten
op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch
of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.47. restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor
consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.48. rijksmonument
een object, bouwwerk of terrein dat op de plankaart van de aanduiding “rijksmonument” is voor-
zien.

1.49. Staat van Bedrijfsactiviteiten


De Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.50. Staat van Horeca-activititeiten


De Staat van Horeca- activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.51. verkoopvloeroppervlak
de oppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.52. volkstuinen
gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen wor-
den geteeld.

1.53. voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstra-
ling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Inleidende regels 7

1.54. voorgevelrooilijn
de lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het
bouwen aan de wegzijde (voorgevelrooilijn) of aan de van de weg afgekeerde zijde (achterge-
vellijn) niet mag worden overschreden.

1.55. woonschip
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of
recreatieverblijf.

1.56. woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats, zoals bedoeld in arti-
kel 1 onder h van de Woningwet, en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.57. zone industrielawaai


de zone industrielawaai als bedoel in artikel 40 en artikel 41, eerste en tweede lid van de Wet
geluidhinder.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Inleidende regels 8

Artikel 2 Wijze van meten


Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1. afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgren-
zen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2. bouwhoogte van een antenne-installatie


a. in geval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste
punt van de (schotel)antenne-installatie;
b. in geval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen
de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-
installatie.

2.3. bouwhoogte van een bouwwerk, geen antenne-installatie zijnde


vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van onderge-
schikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee ge-
lijk te stellen bouwonderdelen, met dien verstande dat binnen de bestemming Verkeer - Rail-
verkeer het peil gelijk is aan de bovenkant van de spoorstaaf.

2.4. breedte, lengte en diepte van een bouwwerk


tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmu-
ren.

2.5. brutovloeroppervlakte
de brutovloeroppervlakte volgens NEN 5077.

2.6. goothoogte van een bouwwerk


vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/ de druiplijn, het boeibord of een ander, daar-
mee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7. hoogte van een woonschip


vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van onderge-
schikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties, masten en naar de aard
daarmee gelijk te stellen onderdelen.

2.8. inhoud van een bouwwerk


tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/ of het hart
van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9. oppervlakte van een bouwwerk


tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/ of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts ge-
projecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.

2.10. oppervlakte van een woonschip


tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het water-
peil.

2.11. verschillende goothoogte van een bouwwerk


indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.6. over verschil-
lende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk
te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw
geen goot/ druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel be-
vindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
9
Hoofdstuk II Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch
3.1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
b. ter plaatse van de aanduiding “stalling” een niet-agrarische loods ten behoeve van de stal-
ling van caravans, campers, landbouwmachines, auto’s en vaartuigen.

3.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ge-
bouwd, met dien verstande dat bebouwing slechts is toegestaan indien dit, gelet op aard,
omvang en inrichting van het bedrijf noodzakelijk is voor de continuïteit dan wel voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
b. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte;
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven goot-
hoogte;
e. de afstand tussen de zijdelingse perceelsgrens enerzijds en gebouwen en andere bouw-
werken, met uitzondering van terreinafscheidingen, anderzijds niet minder dan 5.00 meter
mag bedragen;
f. ter plaatse van de gronden met de aanwijzing “zonder gebouwen en overkappingen” zijn
geen gebouwen en overkappingen toegestaan;
g. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend terreinafscheidingen worden gebouwd;
h. ter plaatse van een bouwvlak is ten hoogste één agrarisch bedrijf toegestaan;
i. per agrarisch bedrijf is ten hoogste één dienstwoning met een grondoppervlak van ten
hoogste 200 m² en een inhoud van ten hoogste 750 m³ toegestaan;
j. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 50 m²;
k. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt niet meer dan 3,00 meter, de bouwhoogte niet
meer dan 6,00 meter;
l. ter plaatse van de aanduiding “stalling” is ten hoogste één gebouw toegestaan, met een
grondoppervlak van ten hoogste 600 m².

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 10

Artikel 4 Bedrijf
4.1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de aanduiding “ten hoogste bedrijfscategorie 2”: bedrijven tot en met cate-
gorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
b. ter plaatse van de aanduiding “ten hoogste bedrijfscategorie 3.1”: bedrijven tot en met ca-
tegorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
c. ter plaatse van de aanduiding “ten hoogste bedrijfscategorie 3.2”: bedrijven tot en met ca-
tegorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
d. ter plaatse van de aanduiding “aannemersbedrijf”: tevens een aannemersbedrijf, voor zo-
ver voorkomend in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
e. ter plaatse van de aanduiding “afvalverwerking”: een bedrijf voor het verwerken en inzame-
len van schroot en oud ijzer voor zover voorkomend in categorie 3.1. van de Staat van Be-
drijfsactiviteiten;
f. ter plaatse van de aanduiding “garagebedrijf”: tevens een garagebedrijf, voor zover voor-
komend in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
g. ter plaatse van de aanduiding “glasbewerking”: tevens een bedrijf in glasbewerking of labo-
ratorium, voor zover voorkomend in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
h. ter plaatse van de aanduiding “groothandel vis”: tevens een groothandel vis, voor zover
voorkomend in categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
i. ter plaatse van de aanduiding “reparatiebedrijf”: tevens een reparatiebedrijf, voor zover
voorkomend in categorie 3.1. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
j. ter plaatse van de aanduiding “scheepswerf”: tevens een scheepswerf, voor zover voorko-
mend in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
k. ter plaatse van de aanduiding “timmerwerkplaats”: tevens een timmerwerkplaats, voor zo-
ver voorkomend in categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
l. ter plaatse van de aanduiding “verwerking vis”: tevens een bedrijf voor verwerking van vis,
voor zover voorkomend in categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen,
parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

4.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ge-
bouwd;
b. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte;
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven goot-
hoogte;
e. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het op de
plankaart aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebou-
wingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het
bouwperceel;
f. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3.00 meter;
g. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten minste 3.00 me-
ter;
h. ter plaatse van de gronden met de aanwijzing “zonder gebouwen en overkappingen” zijn
geen gebouwen en overkappingen toegestaan;
i. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoog-
ste 1.00 m;
j. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2.00 meter;
k. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9.00 meter;
l. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste
3.00 meter.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 11

4.3. Specifieke gebruiksregels


Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
a. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994
zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bij-
lage;
b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4.00 m is op onbebouwde
gronden niet toegestaan;
c. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
d. geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi- inrichtingen zijn niet toegestaan;
e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlak die meer bedraagt dan 50% van het brutovloeropper-
vlak niet toegestaan; kantoorvloeroppervlak van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen ge-
val toegestaan;
f. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
g. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

4.4. Ontheffing van de gebruiksregels


4.4.1. Ontheffing Staat van Bedrijfsactiviteiten
Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in
lid 4.1:
a. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 4.1, voor zover het betrokken
bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzon-
dere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1
genoemd;
b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zo-
ver het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te beho-
ren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 12

Artikel 5 Centrum
5.1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
b. bibliotheken, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsle-
ven en voorzieningen inzake zorg en welzijn;
c. detailhandel en dienstverlening uitsluitend op de begane grond;
d. horecabedrijven, tot maximaal categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
e. kantoren;
f. praktijkruimten;
g. wonen;
h. aan-huis-gebonden logies met ontbijt, voor zover het vloeroppervlak niet groter is dan
50 m²;
i. ter plaatse van de aanduiding “supermarkt”: tevens een supermarkt;
j. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen,
parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en –afvoer, waterberging
en sierwater.

5.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ge-
bouwd;
b. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte;
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven goot-
hoogte;
e. per bouwperceel mag het totale verkoopvloeroppervlak voor detailhandel niet zijnde een
supermarkt en het totale vloeroppervlak voor kantoren, niet meer bedragen dan 250 m²;
f. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens mag niet minder dan 1.00 meter bedragen,
tenzij gebouwen in de perceelsgrens worden gebouwd;
g. ter plaatse van de gronden met de aanwijzing “zonder gebouwen en overkappingen” zijn
geen gebouwen en overkappingen toegestaan;
h. per bouwperceel mag van de tot “erf” bestemde gronden ten hoogste 40% worden be-
bouwd met gebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²;
i. ter plaatse van de gronden met de aanduiding “erf” zijn niet meer dan 2 vrijstaande bijge-
bouwen toegestaan;
j. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten minste 1.00 me-
ter;
k. de voorgevel van een bijgebouw ligt ten minste 3.00 meter achter de voorgevel van het
hoofdgebouw;
l. ter plaatse van de gronden met de aanduiding “erf” bedraagt de goothoogte van gebouwen
en overkappingen ten hoogste 3.00 meter en de bouwhoogte 4.50 meter;
m. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoog-
ste 1.00 m;
n. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2.00 meter;
o. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9.00 meter;
p. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste
3.00 meter.

5.3. Specifieke gebruiksregels


Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt het volgende voorschrift:
a. een ander gebruik dan wonen is op de tweede bouwlaag en hoger niet toegestaan.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 13

5.4. Ontheffingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.3.
teneinde:
a. dienstverlening tevens op de verdieping toe te laten, indien is aangetoond dat geen moge-
lijkheden voor uitbreiding van het verkoopvloeroppervlak op de begane grond aanwezig
zijn;
b. kantoren tevens op de verdieping toe te laten, indien is aangetoond dat geen mogelijkhe-
den voor uitbreiding van het bedrijfsvloeroppervlak op de begane grond aanwezig zijn;
c. voorzieningen inzake zorg en welzijn, openbare dienstverlening, verenigingsleven, jeugd-
en kinderopvang, onderwijs en bibliotheken tevens op de verdieping toe te laten, indien is
aangetoond dat geen mogelijkheden voor uitbreiding van de betreffende functie op de be-
gane grond aanwezig zijn.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 14

Artikel 6 Detailhandel
6.1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. detailhandel;
b. wonen;
c. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen,
parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en –afvoer, waterberging
en sierwater.

6.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ge-
bouwd;
b. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte;
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven goot-
hoogte;
e. per bouwperceel mag het totale verkoopvloeroppervlak voor detailhandel niet zijnde een
supermarkt niet meer bedragen dan 250 m²;
f. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens mag niet minder dan 1.00 meter bedragen,
tenzij gebouwen in de perceelsgrens worden gebouwd;
g. ter plaatse van de gronden met de aanwijzing “zonder gebouwen en overkappingen” zijn
geen gebouwen en overkappingen toegestaan;
h. per bouwperceel mag ter plaatse van de aanduiding “erf” bestemde gronden ten hoogste
40% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²;
i. ter plaatse van de gronden met de aanduiding “erf” zijn niet meer dan 2 vrijstaande bijge-
bouwen toegestaan;
j. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten minste 1.00 me-
ter;
k. de voorgevel van een bijgebouw ligt ten minste 3.00 meter achter de voorgevel van het
hoofdgebouw;
l. ter plaatse van de gronden met de aanduiding “erf” bedraagt de goothoogte van gebouwen
en overkappingen ten hoogste 3.00 meter en de bouwhoogte ten hoogste 4.50 meter.
m. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoog-
ste 1.00 m;
n. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2.00 meter;
o. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9.00 meter;
p. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste
3.00 meter.

6.3. Specifieke gebruiksregels


Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt het volgende voorschrift:
a. een ander gebruik dan wonen is op de tweede bouwlaag en hoger niet toegestaan.

6.4. Ontheffingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.3,
teneinde:
a. detailhandel tevens op de verdieping toe te laten, indien is aangetoond dat geen mogelijk-
heden voor uitbreiding van het verkoopvloeroppervlak op de begane grond aanwezig zijn;

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 15

Artikel 7 Gemengd
7.1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bibliotheken, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsle-
ven en zorg- en welzijnsinstelling;
b. een bedrijf tot maximaal categorie 2 van de staat van de staat van bedrijfsactiviteiten;
c. detailhandel;
d. kantoor;
e. wonen;
f. bij deze functies behorende erven, tuinen, toegangs- en achterpaden en parkeervoorzie-
ningen op eigen terrein.

7.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ge-
bouwd;
b. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte;
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven goot-
hoogte;
e. per bouwperceel mag de maximale verkoopvloeroppervlakte voor detailhandel, niet zijnde
een supermarkt en de totale vloeroppervlakte voor kantoren, niet meer bedragen dan
250 m2;
f. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten minste 1.00 me-
ter;
g. de voorgevel van een bijgebouw ligt ten minste 3.00 meter achter de voorgevel van het
hoofdgebouw;
h. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoog-
ste 1.00 m;
i. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2.00 meter;
j. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9.00 meter;
k. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste
3.00 meter.

7.3. Specifieke gebruiksregels


Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
a. een ander gebruik dan wonen is op de tweede bouwlaag en hoger niet toegestaan;
b. een groothandel in consumentenvuurwerk met opslag meer dan 10.000 kg consumenten-
vuurwerk is niet toegestaan.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 16

Artikel 8 Groen
8.1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. beplantingen;
b. bermen;
c. bruggen;
d. geluidswerende voorzieningen;
e. nutsvoorzieningen;
f. parkeervoorzieningen;
g. speelvoorzieningen;
h. voet- en fietspaden;
i. watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

8.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden worden uitsluitend gebouwd:
1. gebouwen voor nutsvoorzieningen;
2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b. het totale oppervlak van een gebouw voor nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 15 m²;
c. de bouwhoogte van gebouwen voor nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3.00 m;
d. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9.00 meter;
e. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste
3.00 meter.

8.3. Specifieke gebruiksregels


Per bestemmingsvlak is toegestaan ten hoogste 10% te gebruiken voor parkeervoorzieningen.

8.4. Aanlegvergunning
8.4.1. Aanlegverbod zonder vergunning
Ter plaatse van de aanduiding “monumentale lindeboom” is het zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning)
de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het rooien van de monumentale lindeboom;
b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, men-
gen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een ander wijze indrijven van voorwerpen;
d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil.

8.4.2. Voorwaarden voor de aanlegvergunning


Aanlegvergunning wordt uitsluitend verleend, indien de aanvrager kan aantonen dat de werk-
zaamheden geen onaanvaardbare gevolgen hebben voor de bescherming en instandhouding
van de monumentale lindeboom.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 17

Artikel 9 Horeca
9.1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. horeca tot maximaal categorie 1b van de staat van horeca activiteiten;
b. ter plaatse van de aanduiding “café”: tevens voor een café, voor zover voorkomend in ca-
tegorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
c. wonen;
d. bij deze functies behorende erven, tuinen, toegangs- en achterpaden en parkeervoorzie-
ningen op eigen terrein.

9.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ge-
bouwd;
b. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte;
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven goot-
hoogte;
e. per bouwperceel mag van de gronden met de aanduiding “erf” ten hoogste 40% worden
bebouwd met gebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²;
f. ter plaatse van de gronden met de aanduiding “erf” zijn niet meer dan 2 vrijstaande bijge-
bouwen toegestaan;
g. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten minste 1.00 me-
ter;
h. de voorgevel van een bijgebouw ligt ten minste 3.00 meter achter de voorgevel van het
hoofdgebouw;
i. ter plaatse van de gronden met de aanduiding “erf” bedraagt de goothoogte van gebouwen
en overkappingen ten hoogste 3.00 meter en de bouwhoogte ten hoogste 4.50 meter;
j. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoog-
ste 1.00 m;
k. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2.00 meter;
l. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9.00 meter;
m. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste
3.00 meter.

9.3. Specifieke gebruiksregels


Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt het volgende voorschrift:
a. een ander gebruik dan wonen is op de tweede bouwlaag en hoger niet toegestaan.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 18

Artikel 10 Kantoor
10.1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. kantoor;
b. maatschappelijke en zakelijke dienstverlening;
c. wonen;
d. bij deze functies behorende erven, tuinen, toegangs- en achterpaden en parkeervoorzie-
ningen op eigen terrein.

10.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ge-
bouwd;
b. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte;
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven goot-
hoogte;
e. per bouwperceel bedraagt het brutovloeroppervlak voor kantoren niet meer dan 250 m²;
f. het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel niet meer dan 50%;
g. op de gronden met de aanduiding “zonder gebouwen en overkappingen” zijn geen gebou-
wen en overkappingen toegestaan;
h. per bouwperceel mag van de gronden met de aanduiding “erf” ten hoogste 40% worden
bebouwd met gebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²;
i. ter plaatse van de gronden met de aanduiding “erf” zijn niet meer dan 2 vrijstaande bijge-
bouwen toegestaan;
j. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten minste 1.00 me-
ter;
k. de voorgevel van een bijgebouw ligt ten minste 3.00 meter achter de voorgevel van het
hoofdgebouw;
l. ter plaatse van de gronden met de aanduiding “erf” bedraagt de goothoogte van gebouwen
en overkappingen ten hoogste 3.00 meter en de bouwhoogte ten hoogste 4.50 meter;
m. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoog-
ste 1.00 m;
n. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2.00 meter;
o. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9.00 meter;
p. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste
3.00 meter;
q. ter plaatse van de gronden met de aanduiding “erf” bedraagt de goothoogte van gebouwen
en overkappingen ten hoogste 3.00 meter.

10.3. Specifieke gebruiksregels


Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt het volgende voorschrift:
a. een ander gebruik dan wonen is op de tweede bouwlaag en hoger niet toegestaan.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 19

Artikel 11 Maatschappelijk
11.1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bibliotheken;
b. jeugd- en kinderopvang;
c. onderwijs;
d. openbare dienstverlening;
e. verenigingsleven;
f. voorzieningen inzake zorg en welzijn;
g. ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats”: uitsluitend een begraafplaats;
h. ter plaatse van de aanduiding “buurt- of clubhuis”: een buurt- of clubhuis met de daarbij
behorende en daaraan ondergeschikte horeca, voor zover voorkomend in categorie 1b van
de Staat van Horeca-activiteiten;
i. ter plaatse van de aanduiding “molen”: uitsluitend een molen;
j. ter plaatse van de aanduiding “museum”: tevens een museum;
k. ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorzieningen”: uitsluitend nutsvoorzieningen;
l. ter plaatse van de aanduiding “religie”: uitsluitend voorzieningen inzake religie;
m. ter plaatse van de aanduiding “scouting”: uitsluitend scounting-activiteiten;
n. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen,
parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en –afvoer, waterberging
en sierwater.

11.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ge-
bouwd;
b. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte;
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven goot-
hoogte;
e. ter plaatse van de in lid 11.1. bedoelde gronden, dient, indien de toegestane bebouwing
met een bebouwingspercentage is aangegeven, de afstand van gebouwen tot de per-
ceelsgrens ten minste 5.00 m te bedragen;
f. ter plaatse van gronden met de aanduiding “zonder gebouwen en overkappingen” zijn
geen gebouwen en overkappingen toegestaan;
g. per bouwperceel mag van de gronden met de aanduiding “erf” ten hoogste 40% worden
bebouwd met gebouwen en overkappingen met een maximum van 40 m²;
h. ter plaatse van de gronden met de aanduiding “erf” bedraagt de goothoogte van gebouwen
en overkappingen ten hoogste 3.00 meter en de bouwhoogte ten hoogste 4.50 meter;
i. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoog-
ste 1.00 m;
j. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2.00 meter;
k. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9.00 meter;
l. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste
3.00 meter.

11.3. Specifieke gebruiksregels


Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
a. op de gronden zonder nadere aanduiding zijn buurt- of clubhuizen en daarmee vergelijk-
bare voorziening niet toegestaan;
b. (dienst)woningen zijn niet toegestaan.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 20

11.4. Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de in lid 11.3. bedoelde gron-
den te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een buurt- of clubhuis, met inachtneming van
de volgende regels:
a. de aard en omvang van het buurt- of clubhuis dient te worden afgestemd op de in de om-
geving woonachtige doelgroep; gelet daarop dient ook de noodzakelijk, doelmatigheid en
wenselijkheid van de vestiging van een buurt- of clubhuis ter plaatse te worden aange-
toond;
b. planwijziging wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende
gronden en bouwwerken, waarbij met name aandacht moet worden besteed aan de ope-
ningstijden en de mogelijkheden voor ontsluiting; flankerend dient zo nodig ander instru-
mentarium te worden toegepast ter voorkoming van onevenredige overlast;
c. uit archeologisch onderzoek dient te blijken dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan de archeologische waarden van het gebied, gehoord de Stichting Cultureel Erfgoed
Zeeland Archeologie;
d. de afstand van gebouwen tot woonpercelen in de omgeving van de maatschappelijke voor-
ziening, dient ten minste 30.00 meter te bedragen;
e. bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid, wordt de in artikel 29 in lid 29.2 opge-
nomen procedure doorlopen.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 21

Artikel 12 Ontspanning en Vermaak-Museum


12.1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Ontspanning en Vermaak-Museum aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a. een museum met de daarbij behorende en daaraan ondergeschikte horeca, voor zover
voorkomend in categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
b. openbare dienstverlening;
c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en
parkeervoorzieningen.

12.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ge-
bouwd;
b. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte;
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven goot-
hoogte;
e. ter plaatse van gronden met de aanduiding “zonder gebouwen en overkappingen” zijn
geen gebouwen en overkappingen toegestaan;
f. het totale oppervlak van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan het op de
plankaart aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebou-
wingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het
bouwperceel.
g. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoog-
ste 1.00 m;
h. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2.00 meter;
i. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9.00 meter;
j. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste
3.00 meter.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 22

Artikel 13 Recreatie-Dagrecreatie
13.1. Bestemmingsomschrijving
De gronden op de kaart aangewezen voor Recreatie-Dagrecreatie zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de aanduiding “kinderboerderij”: een kinderboerderij;
b. ter plaatse van de aanduiding “speelvoorzienigen”: speelvoorzieningen;
c. ter plaatse van de aanduiding “volkstuinen”: een volkstuinencomplex;
d. bij deze functie behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen,
groen en water.

13.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ge-
bouwd;
b. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte;
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven goot-
hoogte;
e. ter plaatse van de aanduiding “volkstuinen” zijn uitsluitend bergplaatsen, hobbykassen en
beheersgebouwen, alsmede andere bouwwerken toegestaan, met dien verstande dat:
1. de gezamenlijke oppervlakte van bergplaatsen, hobbykassen en overkappingen be-
draagt per volkstuin ten hoogste 15 m²;
2. de oppervlakte van een beheersgebouw bedraagt niet meer dan 150 m² per volkstuin-
complex;
g. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoog-
ste 1.00 m;
h. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2.00 meter;
i. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9.00 meter;
j. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste
3.00 meter.

13.3. Specifieke gebruiksregels


Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
a. (dienst)woningen zijn niet toegestaan;
b. voorzieningen ten behoeve van overnachtingsmogelijkheden zijn niet toegestaan.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 23

Artikel 14 Sport
14.1. Bestemmingsomschrijving
De gronden op de kaart aangewezen voor Sport zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de aanduiding “sporthal”: een sporthal;
b. ter plaatse van de aanduiding “sportvelden”: sportvelden;
c. ter plaatse van de aanduiding “zwembad”: een zwembad;
d. bij deze functie behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen,
groen en water.

14.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ge-
bouwd;
b. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte;
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven goot-
hoogte;
e. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten minste 1.00 me-
ter;
f. de voorgevel van een bijgebouw ligt ten minste 3.00 meter achter de voorgevel van het
hoofdgebouw;
g. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en andere bouwwerken bedraagt niet
meer dan 9.00 meter;
h. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoog-
ste 1.00 m;
i. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2.00 meter;
j. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9.00 meter.

14.3. Specifieke gebruiksregels


Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
a. (dienst)woningen zijn niet toegestaan;
b. in uitzondering van het gestelde onder a. is ter plaatse van de aanduiding “zwembad” ten
hoogste één dienstwoning toegestaan.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 24

Artikel 15 Verkeer
15.1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
b. beplanting;
c. bermen;
d. bruggen;
e. fiets- en voetpaden;
f. geluidwerende voorzieningen;
g. nutsvoorzieningen
h. parkeerplaatsen;
i. watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
j. wegen uit ten hoogste twee maal één doorgaande rijstrook.

15.2.Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
k. op deze gronden worden uitsluitend gebouwd:
1. gebouwen voor nutsvoorzieningen;
2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
l. het totale oppervlak van een gebouw voor nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 15 m²;
m. de bouwhoogte van gebouwen voor nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3.00 m;
n. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte;
o. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere bouwwerken bedraagt niet
meer dan 9.00 meter.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 25

Artikel 16 Verkeer-Railverkeer
16.1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Verkeer-Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. beplantingen;
b. bermstroken;
c. spoorwegen en emplacementen;
d. taluds;
e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals (ontsluitings)wegen, geluidwerende
voorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

16.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ge-
bouwd;
b. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere bouwwerken bedraagt niet
meer dan 10.00 meter.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 26

Artikel 17 Water
17.1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wateraanvoer en -afvoer;
b. waterberging;
c. verkeer te water;
d. ter plaatse van de aanduiding “ligplaatsen voor woonschepen”: tevens voor ligplaatsen ten
behoeve van woonschepen.

17.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
2. aanlegsteigers
3. bruggen;
4. duikers;
5. keermuren voor de waterbeheersing;
6. oeverbeschoeiingen;
b. op gronden zonder aanduiding is het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
c. op gronden met de aanduiding “ligplaatsen voor woonschepen” bedraagt de hoogte van
een woonschip ten hoogste 4.00 meter;
d. op de gronden met de aanduiding ligplaats woonschepen bedraagt de oppervlakte van
een woonschip ten hoogste 150 m²;
e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de
verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting bedraagt niet meer
dan 3.00 meter.

17.3. Specifiek gebruiksvoorschrift


Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt het volgende voorschrift:
a. op de gronden met de aanduiding “ligplaats woonschepen” mogen ten hoogste 13 woon-
schepen worden afgemeerd.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 27

Artikel 18 Wonen
18.1. Bestemmingsomschrijving
de op de plankaart voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. het wonen;
2. ter plaatse van de aanduiding “brug”: een brug;
3. ter plaatse van de aanduiding “garageboxen”: garageboxen;
4. ter plaatse van de aanduiding “woonzorgvoorzieningen”: woonzorgvoorzieningen;
5. bijbehorende erven, tuinen en ontsluitingspaden.

18.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ge-
bouwd:
1. ter plaatse van de gronden met de aanduiding “voortuin”:
a. andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde;
2. ter plaatse van de gronden met de aanduiding “brug”:
a. een brug;
b. andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde;
3. ter plaatse van het bouwvlak:
a. hoofdgebouwen;
b. bijgebouwen;
c. andere bouwwerken;
4. ter plaatse van de gronden met de aanduiding “erf” :
a. bijgebouwen;
b. andere bouwwerken;
b. de hoofdgebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
1. ter plaatse van gronden met de aanduiding “aaneen”: tenminste twee aaneenge-
bouwde woningen;
2. ter plaatse van gronden met de aanduiding “gestapeld”: gestapelde woningen;
3. ter plaatse van gronden met de aanduiding “vrijstaand”: vrijstaande woningen;
4. ter plaatse van gronden met de aanduiding “vrijstaand of twee aaneen”: vrijstaande of
twee aaneengebouwde woningen.
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte;
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven goot-
hoogte;
e. van het hoofdgebouw dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste te be-
dragen:
1. ter plaatse van gronden met de aanduiding “vrijstaand” 2.50 m;
2. ter plaatse van gronden met de aanduiding
“vrijstaand of twee aaneen” tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen 2.50 m;
f. ter plaatse van gronden met de aanduiding “zonder gebouwen en overkappingen” zijn
geen gebouwen en overkappingen toegestaan;
g. ter plaatse van de gronden met de aanduiding ”erf”, voor zover gelegen:
1. voor de voorgevelrooilijn, mag de oppervlakte van bestaande gebouwen niet worden
uitgebreid;
2. achter de voorgevelrooilijn, bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en
overkappingen ten hoogste 40 m² en ten hoogste 40% van de oppervlakte van de met
“erf” aangeduide gronden;
3. de goothoogte van bijgebouwen, aan en uitbouwen bedraagt ten hoogste 3.00 meter;
4. de bouwhoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 4.50 meter;
5. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3.00 meter;
h. ter plaatse van de gronden met de aanduiding “ligplaatsen voor woonschepen” bedraagt
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen per woonschipligplaats
ten hoogste 20 m²;

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 28

i. ter plaatse van gronden met de aanduiding “vrijstaand” en de aanduiding “erf” op hetzelfde
bouwperceel, dient de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens ten min-
ste 2.50 meter te bedragen, met dien verstande dat:
1. binnen de genoemde afstand bergingen, zijn toegestaan, waarvan de oppervlakte niet
meer mag bedragen dan 6 m² en de bouwhoogte niet meer dan 2.70 meter;
2. deze oppervlakte wordt meegerekend bij de oppervlakte als bedoeld onder sub d;
j. van een bijgebouw dient de voorgevel ten minste 3.00 m naar achteren te liggen ten op-
zichte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
k. in afwijking van het bepaalde onder j. dient de afstand tussen de voorgevel van een bijge-
bouw dat als garage wordt gebouwd en de perceelsgrens ten minste 5.00 meter te bedra-
gen ten minste 5.00 meter te bedragen;
l. op de gronden met de aanduiding “brug” is een brug toegestaan;
m. ter plaatse van gronden met de aanduiding “erf” zijn niet meer dan 2 vrijstaande bijgebou-
wen toegestaan;
n. van niet aaneengebouwde gebouwen dient de onderlinge afstand ten minste 1.00 meter te
bedragen;
o. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoog-
ste 1.00 m;
p. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2.00 meter;
q. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9.00 meter.

18.3. Nadere eisen


18.3.1. Bijgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de
goothoogte van bijgebouwen, indien de afstand tot de perceelsgrens over een lengte van meer
dan 2.50 m minder dan 1.00 m bedraagt, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebou-
wing geen onnodig nadelige veranderingen teweeg brengt in de bezonningssituatie op de aan-
grenzende erven of tuinen en/ of in de licht- en luchttoetreding van de aangrenzende bebou-
wing, met inachtneming van de volgende regels:
a. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat daardoor de gebruikswaarde van
de gronden onevenredig wordt geschaad;
b. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat de goot(-of boeibord)hoogte van
(delen van) gebouwen minder dan 2.50 m zou moeten bedragen;
c. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat de maximale bouwmogelijkheden
zoals opgenomen in lid 18.2 sub a.2 en 18.2 sub g worden verminderd.

18.3.2. Kapvormen en dakkapellen


Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de kapvorm en situ-
ering en vorm van dakkapellen ten einde een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld te
behouden, met inachtneming van de volgende regels:
a. het stellen van nadere eisen mag er niet toe leiden dat daardoor de gebruikswaarde van
de gronden onevenredig wordt geschaad;
b. bij (grotendeels) plat afgedekte woningen mag de nadere eis worden gesteld dat de be-
staande kapvorm/afdekking wordt behouden;
c. nadere eisen mogen worden gesteld om te voorkomen dat het samenhangend straat- en
bebouwingsbeeld niet wordt aangetast;
d. nadere eisen mogen worden gesteld om het behoud van de hoofdvormen van kapvormen,
zoals een lessenaarsdak, zadeldak of asymmetrisch dak te waarborgen.

18.4. Ontheffing van de bouwregels


18.4.1. Woningtype en nieuwe woningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 18.2.
sub a en lid 18.2. sub b, teneinde nieuwe woningen of een ander woningtype te kunnen toe-
staan, met inachtneming van de volgende regels:
a. wat betreft een ander woningtype:
1. ter plaatse van gronden met een nadere aanduiding “vrijstaand” zijn alleen twee aan-
eengebouwde woningen toegestaan;
2. ter plaatse van gronden met een nadere aanduiding “vrijstaand of twee aaneenge-
bouwd” zijn alleen aaneengebouwde woningen toegestaan;

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 29

3. ter plaatse van de gronden met een nadere aanduiding “gestapeld” zijn zowel gesta-
pelde als aaneengebouwde woningen toegestaan;
b. verlening van ontheffing mag niet tot gevolg hebben dat het samenhangend straat- en be-
bouwingsbeeld en de verkeersveiligheid onevenredig worden aangetast;
c. ontheffing voor de bouw van woningen op gronden met de nadere aanwijzing voortuin mag
alleen worden toegepast indien hiervan de noodzaak wordt aangetoond;
d. verlening van ontheffing mag er niet toe leiden dat de afstand tussen de nieuwe woningen
en de voorgevel van bestaande woningen minder dan 12.00 meter bedraagt;
e. ontheffing wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en
bouwwerken;
f. bij verlening van deze ontheffingsbevoegdheid, wordt de in artikel 29 lid 29.1 opgenomen
procedure doorlopen;
g. deze ontheffingsbevoegdheid kan niet toegepast worden als ter plaatse een geluidsbelas-
ting van 48 dB wordt overschreden.

18.4.2. Uitbreiding gebouwen en overkappingen in voortuin voor de voorgevel


Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in
lid 18.2. sub a.1, ten einde ter plaatse van de gronden met de aanduiding voortuin, bijgebouwen
of overkappingen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:
a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen
dan 6 m² en de goot(-of boeibord)hoogte niet meer dan 3.00 meter;
b. verlening van ontheffing mag niet tot gevolg hebben dat het samenhangend straat- en be-
bouwingsbeeld en de verkeersveiligheid onevenredig worden aangetast;
c. ontheffing wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en
bouwwerken.

18.4.3. Uitbreiding gebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn of aan de zijkant van


de woning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in
lid 18.2. sub e, sub g.1 of sub i, ten einde ter plaatse van de gronden met de aanduiding voor-
tuin, voor de voorgevelrooilijn of aan de zijkant van de woning, bijgebouwen of overkappingen
te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:
1. verlening van ontheffing mag er niet toe leiden dat de in lid 18.2 sub g.2 genoemde maxi-
male oppervlakte wordt overschreden;
2. verlening van ontheffing mag niet tot gevolg hebben dat het samenhangend straat- en be-
bouwingsbeeld en verkeersveiligheid onevenredig worden aangetast;
3. verlening van ontheffing mag er niet toe leiden dat de afstand tot de voorgevel van be-
staande woningen in een zijstraat minder dan 12.00 m bedraagt;
4. aangetoond dient te zijn dat de voorwaarde voor een andere situering op het perceel een
te vergaande beperking is;
5. ontheffing wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en
bouwwerken.

18.4.4. Afstand voorgevel van een bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 18.2
sub j en sub k ten einde een afwijkende afstandsmaat te kunnen toestaan, met in achtneming
van de volgende regels:
1. verlening van de ontheffing mag er niet toe leiden dat de in lid 18.2 sub g.2 genoemde
maximale oppervlakte wordt overschreden;
2. verlening van de ontheffing mag niet tot gevolg hebben dat het samenhangend straat- en
bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid onevenredig worden aangetast;
3. aangetoond dient te worden dat de voorwaarde voor een andere situering op het perceel
een te verregaande beperking is;
4. ontheffing wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en
bouwwerken.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 30

18.4.5. Oppervlakte erfbebouwing


Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in
lid 18 sub g.2, ten einde een grotere oppervlakte te kunnen toestaan, met inachtneming van de
volgende regels:
a. ontheffing tot 50% mag worden verleend om bijgebouwen en overkappingen te kunnen uit-
breiden tot ten hoogste 40 m², met dien verstande dat ter plaatse van het erf een aaneen-
gesloten onbebouwde en niet-overkapte oppervlakte dient te worden gehandhaafd van ten
minste 25 m²;
b. ontheffing mag worden verleend om bijgebouwen en overkappingen te kunnen uitbreiden
tot ten hoogste 80 m², met dien verstande dat:
1. het bebouwingspercentage van 40% niet mag worden overschreden;
2. de oppervlakte van het perceel dient ten minste 1.000 m² te bedragen;
c. ontheffing wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en
bouwwerken.

18.4.5. Dakopbouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de in lid 18 sub c en d
bedoelde goothoogte en/ of bouwhoogte, teneinde dakopbouwen te kunnen toestaan, met in-
achtneming van de volgende regels:
a. de hoofdvorm van de dakopbouwen dient overeen te komen met de hoofdvorm van dakop-
bouwen in de woonbuurt;
b. in geval in de woonbuurt nog geen dakopbouwen zijn geplaatst, is verlening van ontheffing
alleen toegestaan indien het woningtype, de inrichting en/of de omvang hier aanleiding toe
geven;
c. situering van een dakopbouw mag niet leiden tot een extra bouwlaag;
d. ontheffing wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en
bouwwerken.

18.4.6. Bouwhoogte bijgebouwen


Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 18.2.
sub c en d inzake de bouwhoogte teneinde hogere bijgebouwen te kunnen toestaan, met in-
achtneming van de volgende regels:
a. de bouwhoogte mag niet meer dan 6.00 meter bedragen;
b. verlening van ontheffing mag geen relevante veranderingen teweeg brengen in de bezon-
ningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en/ of in de licht- en luchttoetreding van
de aangrenzende bebouwing;
c. ontheffing wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en
bouwwerken.

18.5. Specifieke gebruiksregels


Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
a. Op de gronden met de bestemming Wonen is – in samenhang daarmee – ook het gebruik
toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor aan-
huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en aan-huis-gebonden
logies met ontbijt, voor zover:
1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in
de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden
tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot
een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt
met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning
inclusief bijgebouwen ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten of aan-
huis-gebonden logies met ontbijt in gebruik zal zijn;
6. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 31

18.6. Wijzigingsbevoegdheid
18.6.1. Gestapelde woningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen “vrijstaand”, “vrijstaand of twee-
aaneen” of “aaneen” te wijzigen in de nadere aanduiding ”gestapeld” ten einde gestapelde wo-
ningbouw te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:
a. gestapelde woningbouw dient te voorzien in een aantoonbare behoefte, bijvoorbeeld in-
dien bestaande woningen waarnaar weinig vraag is of in de toekomst zal zijn, worden ver-
vangen door gestapelde woningen waarnaar een grotere vraag bestaat of in de toekomst
zal bestaan;
b. in beginsel mag toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet leiden tot te grote contras-
ten tussen de bestaande woonbebouwing en de gestapelde woningbouw, tenzij dit resul-
teert in het doorbreken van een te eenzijdige samenstelling van de bestaande woningvoor-
raad in de woonbuurt;
c. planwijziging wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende
gronden en bouwwerken;
d. bij verlening van deze wijzigingsbevoegdheid, wordt de in artikel 29 in lid 29.2 opgenomen
procedure doorlopen.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 32

Artikel 19 Wonen-Woonwagens
19.1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Wonen-Woonwagens aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. standplaatsen voor woonwagens;
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, nutsvoorzieningen en
parkeervoorzieningen.

19.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden ge-
bouwd;
b. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven
bouwhoogte;
d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven goot-
hoogte;
e. op de gronden zijn ten hoogste 4 standplaatsen met een grondoppervlakte van tenminste
175 m² per standplaats ten behoeve van woonwagens toegestaan;
f. per standplaats is ten hoogste één woonwagen toegestaan;
g. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag per woonwagen ten
hoogste 20 m² bedragen;
h. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoog-
ste 1.00 m;
i. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2.00 meter;
j. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9.00 meter.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 33

Artikel 20 Wonen-Uit te werken


20.1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Wonen-Uit te werken bestemming aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a. het wonen met bijbehorende erven en tuinen;
b. groen- en speelvoorzieningen;
c. nutsvoorzieningen;
d. verkeersvoorzieningen;
e. water.

20.2. Uitwerkingsregels
Het college van burgemeester en wethouders werkt de in lid 20.1 genoemde bestemmingen
nader uit, met inachtneming van het volgende:

20.2.1. Wonen
a. op de gronden zijn niet minder dan 10 en niet meer dan 20 woningen toegestaan;
b. ter plaatse zijn uitsluitend vrijstaande, twee-aaneengebouwde of aaneengebouwde wonin-
gen toegestaan;
c. de bouwhoogte van de woningen bedraagt ten hoogste 10.00 meter;
d. de belangrijkste gevel van de woningen is naar de weg gekeerd;
e. de afstand van de woningen en bijgebouwen tot wegen en water bedraagt ten minste
5.00 meter;
f. achter de voorgevelrooilijn, mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en over-
kappingen ten hoogste 40 m² bedragen en ten hoogste 40% van de oppervlakte van het
erf behorende bij de woning;
g. de afstand van woningen tot aan de grens van de bestemming Wonen - Uit te werken be-
draagt ten minste 10.00 meter;
h. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoog-
ste 1.00 m;
i. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2.00 meter;
j. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9.00 meter.

20.2.2. Water en groenvoorzieningen


a. er dient te worden voorzien in een sloot van ten minste 5.00 meter breed aan de westzijde-
en noordzijde van de gronden met de bestemming Wonen - Uit te werken;
b. de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4.00 meter;

20.2.3. Verkeersvoorzieningen
a. op de gronden ten behoeve van verkeersvoorzieningen zijn toegestaan:
1. wegen uit ten hoogste twee maal één doorgaande rijstrook;
2. fiets- en voetpaden;
3. parkeerplaatsen;
4. bermen;
5. watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
6. geluidwerende voorzieningen;
7. bijbehorende beplanting;
b. op de gronden ten behoeve van verkeersvoorzieningen zijn toegestaan bouwwerken, geen
gebouwen zijnde;
c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere bouwwerken mag niet meer
dan 9.00 meter bedragen;
d. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9.00 meter.

20.3. Voorlopig bouwverbod


Op de in lid 20.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met
een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen
regels.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 34

20.4. Ontheffing voorlopig bouwverbod


Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in
lid 20.3, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn
afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op
verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daar-
voor gemaakt ontwerp, met in achtneming van het volgende:
a. Alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders advies aan bij de wa-
terbeheerder omtrent de gevolgen van de toename van verhard oppervlak.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 35

Artikel 21 Waarden-Archeologische waarden -1


21.1. Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Waarden-Archeologische waarden -1 aangewezen gronden zijn – bij
wijze van dubbelbestemming – bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische
waarden.

21.2. Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.1 genoemde bestemming uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten
hoogste 2 m;
b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inacht-
neming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden
gebouwd, indien:
1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische
deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving
van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1:
a. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeo-
logische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en
wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder a genoemde rapport, door
de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorko-
men door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van
de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het bege-
leiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft
op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de opper-
vlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik
wordt gemaakt van de bestaande fundering;
2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
3. een bouwwerk dat niet dieper wordt gebouwd dan 40 cm beneden het peil;
4. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm beneden het peil
kan worden geplaatst;
5. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
6. begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.

21.3 Aanlegvergunning
21.3.1 Aanlegverbod zonder vergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarden-Archeologische waarden -1’
zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm beneden het peil,
waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ont-
ginnen;
b. het ophogen van gronden met een hoogte van ten minste 2 m;
c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
d. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
e. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende
constructies, installaties of apparatuur.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 36

21.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod


Het verbod van lid 21.3.1 is niet van toepassing, indien:
a. de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan
waarbij lid 21.2 in acht is genomen;
b. de werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan reeds in
uitvoering zijn;
c. de werken en werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitge-
voerd;
d. de werken en werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen
met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
e. de werken en werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen
met een diepte van ten hoogste 40 cm onder het peil;
f. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische des-
kundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen aanlegvergunning als
bedoeld in lid 21.3.1. nodig is.

21.3.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning


De werken en werkzaamheden, zoals in lid 21.3.1. bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:
a. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aange-
toond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van bur-
gemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden
geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te
verbinden, gericht op:
1. het behoud van archeologische resten in de bodem;
2. het doen van opgravingen;
3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

21.4 Sloopvergunning
21.4.1 Sloopverbod zonder vergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarden-Archeologische waarden -1'
zonder of in afwijking van een sloopvergunning van burgemeester en wethouders bouwwerken
te slopen.

21.4.2 Uitzonderingen sloopvergunning


Het verbod als bedoeld in lid 21.4.1. is niet van toepassing indien:
a. de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij
het bepaalde in lid 21.2 in acht is genomen;
b. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van
het plan;
c. de diepte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoog-
ste 40 cm beneden het peil bedraagt;
d. de oppervlakte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten
hoogste 30 m² bedraagt;
e. Burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische des-
kundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen sloopvergunning als
bedoeld in lid 21.4.1. nodig is.

21.4.3 Voorwaarden voor een sloopvergunning


Een sloopvergunning, zoals in lid 21.4.1 bedoeld, kan slechts worden verleend indien:
a. de aanvrager van de sloopvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aange-
toond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van bur-
gemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden
geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de sloopvergunning regels te
verbinden, gericht op:
c. het behoud van archeologische resten in de bodem;
d. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

21.5 Wijzigingsbevoegdheid
21.5.1 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 37

a. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak met de in lid 21.1 genoem-


de bestemming verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:
b. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden
aanwezig zijn;
c. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het
bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waar-
den voorziet;
d. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester
en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

21.5.2 Wijzigingen vorm bestemmingsvlak


Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak met de in lid 21.1 ge-
noemde bestemming veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
a. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op
de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en
wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 38

Artikel 22 Waarden-Archeologische waarden -3

22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarden – Archeologische waarden-3' aangewezen gronden zijn – bij wijze van dub-
belbestemming – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische
waarden.

22.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten
hoogste 2 m;
b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inacht-
neming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden
gebouwd, indien:
1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische
deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving
van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1:
a. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeo-
logische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en
wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder a genoemde rapport, door
de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorko-
men door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van
de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het bege-
leiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft
op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de opper-
vlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik
wordt gemaakt van de bestaande fundering;
2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
3. een bouwwerk dat niet dieper wordt gebouwd dan 40 cm beneden het peil;
4. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm beneden het peil
kan worden geplaatst;
5. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

22.3 Aanlegvergunning
22.3.1 Aanlegverbod zonder vergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarden-Archeologische waarden-3'
zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm beneden het peil,
waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ont-
ginnen;
b. het ophogen van gronden met een hoogte van ten minste 2 m;
c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
d. het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
e. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende
constructies, installaties of apparatuur.

22.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod


Het verbod van lid 22.3.1 is niet van toepassing, indien:
a. de werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan
waarbij lid 22.2 in acht is genomen;
b. de werken of werkzaamheden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan reeds in
uitvoering zijn;

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 39

c. de werken en werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitge-


voerd;
d. de werken en werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen
met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
e. de werken en werkzaamheden betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen
met een diepte van ten hoogste 40 cm onder het peil;
f. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische des-
kundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen aanlegvergunning als
bedoeld in lid 22.3.1. nodig is.

22.3.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning


De werken en werkzaamheden, zoals in lid 22.3.1. bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien:
a. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aange-
toond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van bur-
gemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden
geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te
verbinden, gericht op:
1. het behoud van archeologische resten in de bodem;
2. het doen van opgravingen;
3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

22.4 Sloopvergunning
22.4.1 Sloopverbod zonder vergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarden-Archeologische waarden-3'
zonder of in afwijking van een sloopvergunning van burgemeester en wethouders bouwwerken
te slopen.

22.4.2 Uitzonderingen sloopvergunning


Het verbod als bedoeld in lid 22.4.1. is niet van toepassing indien:
a. de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij
het bepaalde in lid 22.2 in acht is genomen;
b. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van
het plan;
c. de diepte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten hoog-
ste 40 cm beneden het peil bedraagt;
d. de oppervlakte waar bodemverstoringen door de sloopwerkzaamheden plaatsvinden ten
hoogste 500 m² bedraagt;
e. Burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische des-
kundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen sloopvergunning als
bedoeld in lid 22.4.1. nodig is.

22.4.3 Voorwaarden voor een sloopvergunning


Een sloopvergunning, zoals in lid 22.4.1 bedoeld, kan slechts worden verleend indien:
a. de aanvrager van de sloopvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aange-
toond dat de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van bur-
gemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden
geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de sloopvergunning regels te
verbinden, gericht op:
1. het behoud van archeologische resten in de bodem;
2. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

22.5 Wijzigingsbevoegdheid
22.5.1 Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak met de in lid 22.1 genoemde be-
stemming verwijderen, met inachtneming van de volgende regels:
a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden
aanwezig zijn;

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 40

b. op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht dat het
bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden
voorziet;
c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en
wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

22.5.2 Wijzigingen vorm bestemmingsvlak


Burgemeester en wethouders kunnen de vorm van het bestemmingsvlak met de in lid 22.1 ge-
noemde bestemming veranderen, met inachtneming van de volgende regels:
a. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op
de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en
wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 41

Artikel 23 Infrastructuur-Waterstaat
23.1.Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor Infrastructuur-Waterstaat aangewezen gronden zijn – bij wijze van
dubbelbestemming – bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.

23.2.Bouwregels
a. Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 23.1 bedoeld, uitslui-
tend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
b. Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag – met in-
achtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend
worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of ver-
andering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of
onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

23.3.Ontheffing bouwregels
Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in lid
23.2. sub b. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende
bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet
onevenredig wordt geschaad.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Bestemmingsregels 42

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
43
Hoofdstuk III Algemene regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uit-
voering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouw-
plannen buiten beschouwing.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Algemene regels 44

Artikel 25 Algemene regels met betrekking tot het bouwen


25.1.Bestaande maten
a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in
hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan
in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a. en b uitsluitend van toepassing, indien de
herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

25.2.Molenbiotoop
a. In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding “molenbiotoop” de vol-
gende regels:
1. binnen een afstand van 100 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebou-
wing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
2. binnen een afstand van 100 tot 400 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen
bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van
het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van
de verticaal staande wiek.
b. het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde
onder a, indien:
1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebou-
wing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de
nieuw op te richten bebouwing, of ;
2. toepassing van het onder a. bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in ver-
band met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.
c. Indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal
toelaatbare bouwhoogte ingevolge lid 25.2 sub a, prevaleert de maximaal toelaatbare
bouwhoogte van hoofdstuk 2;
d. Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding “molenbiotoop” zonder of in afwij-
king van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders hoogopgroeiende be-
plantingen en bomen aan te brengen;
e. Het verbod van lid 25.2 sub d is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
f. De werken en werkzaamheden, zoals in lid 25.2 sub d bedoeld, zijn slechts toelaatbaar,
indien het molenbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

25.3.Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en
hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen,
funderingen, balkons, entreeportalen, veranda”s en afdaken, alsmede andere onderge-
schikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1.50 meter be-
draagt;
b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 1.00 meter
bedraagt en de oppervlakte niet meer dan 6 m²;
c. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzie-
ningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder ge-
val niet meer dan 10.00 meter; in afwijking van het in vorige zin bepaalde mag de bouw-
hoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal
15.00 meter bedragen en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30.00 meter;
d. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nuts-
voorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes mag ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte
ten hoogste 3.00 meter bedragen.

25.4.Percentages
Een op de plankaart of in deze regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het
bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebou-

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Algemene regels 45

wen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig wor-
den bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

25.4.Beschermingszone waterschap
Ten gevolge van de Keur van het Waterschap Zeeuwse Eilanden zal in geval van aanvragen
bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet ter plaatse van een gebied van 10 meter om de
gronden met de bestemming “Infrastrucuur-Waterstaat” de gemeente signaleren aan de initia-
tiefnemer en het Waterschap Zeeuwse Eilanden dat overleg met het Waterschap Zeeuwse Ei-
landen noodzakelijk is, in verband met een beschermingszone waterkering ter plaatse.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Algemene regels 46

Artikel 26 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening


De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheideisen van paragraaf 2.5 van de
bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
b. brandweeringang;
c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. de ruimte tussen bouwwerken;
e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Algemene regels 47

Artikel 27 Algemene gebruiksregels


a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze
of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsom-
schrijving en de overige regels.
b. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
1. onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
a. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
b. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en
machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin,
grind of brandstoffen;
c. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
2. bouwwerken en onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken als seksinrich-
ting.
c. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
1. vormen van gebruik als bedoeld onder b, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor
de grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en / of de overige re-
gels mag worden gebruikt;
2. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onder-
houd, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
3. het uitoefenen van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt be-
standdeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de regels toe-
gestaan;
4. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/ of boot op de bij een woning beho-
rende grond.
d. Het college van burgemeester en wethouders verleent ontheffing van het in sub a bepaal-
de, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige
gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Algemene regels 48

Artikel 28 Algemene ontheffingsregels


a. Het college van burgemeester en wethouders kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds
ontheffing kan worden verleend - ontheffing verlenen van de regels in het plan voor:
1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks
van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zo-
ver zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de
overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3.00 meter bedragen en het bouwvlak
mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
b. Ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden
en bouwwerken.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Algemene regels 49

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels


29.1.Overschrijding bestemmingsgrenzen
Het college van burgemeester en wethouders kan de in het plan opgenomen bestemmingen
wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang
is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover
zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen
mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan
10% worden vergroot.

29.2.Archeologische waarden
29.2.1. Wijziginsbevoegdheid ten behoeve van verwijdering bestemmingsvlak
Het college van burgemeester en wethouders kan het bestemmingsplan wijzigen door voor een
of meer bestemmingsvlakken de bestemming Waarden-Archeologische waarden geheel of ge-
deeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:
a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waar-
den aanwezig zijn;
b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat
het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waar-
den voorziet.

29.3.Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van “grens wijzigingsbevoegdheid”


Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen te wijzigen voor zover gelegen
binnen het gebied op de kaart aangegeven met “grens wijzigingsbevoegdheid” in een bestem-
ming voor woningen en/of openbare voorzieningen.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Algemene regels 50

Artikel 30 Algemene procedureregel


30.1.Procedure bij toepassing ontheffingsbevoegdheid
Indien in de regels naar deze regel is verwezen, volgen burgemeester en wethouders bij toe-
passing van een ontheffingsbevoegdheid de volgende procedure.
a. een ontwerpbesluit ligt gedurende twee weken ter gemeentesecretarie ter inzage;
b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer
dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op
de gebruikelijke wijze;
c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het
schriftelijk indienen van bedenkingen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerp-
besluit gedurende de in sub a genoemde termijn;
d. burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken na afloop van de termijn van te-
rinzagelegging omtrent het verlenen van ontheffing;
e. indien tegen een ontwerpbesluit bedenkingen zijn ingebracht, wordt het besluit met rede-
nen omkleed;
f. burgemeester en wethouders delen aan hen, die bedenkingen hebben ingediend, de be-
slissing daaromtrent mede.

30.2.Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid


Indien in de regels naar deze regel is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijzi-
ging van een bestemmingsplan op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening,
de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Algemene regels 51

Artikel 31 Werking wettelijke regelingen


De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze
luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Algemene regels 52

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
53
Hoofdstuk IV Overgangs- en slotregels

Artikel 32 Strafregel
Overtreding van het bepaalde in:
a. artikel 21, lid 21.3.1 en artikel 21.4.1;
b. artikel 22, lid 22.3.1 en artikel 22.4.1
c. artikel 25, lid 25.2 sub d;
d. artikel 27, lid a;
is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Overgangs- en slotregels 54

Artikel 33 Overgangsregels
32.1. Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig
of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt
van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veran-
derd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de
dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
b. eenmalig kan ontheffing worden verleend van het bepaalde in dit lid onder a voor het ver-
groten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met maximaal
10%;
c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende
plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

32.2. Overgangsrecht gebruik


Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van
het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a,
te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door
deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te her-
vatten of te laten hervatten;
d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voor-
heen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat
plan.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Overgangs- en slotregels 55

Artikel 34 Titel
Dit plan wordt aangehaald onder de naam Arnemuiden.

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Overgangs- en slotregels 56

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
bijlagen
bij de regels
1
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"

behorende bij de regels van het bestemmingsplan Arnemuiden


van de gemeente Middelburg

Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"


- niet van toepassing of niet relevant u uur
< kleiner dan d dag
> groter w week
= gelijk aan j jaar
cat. categorie B bodemverontreiniging
e.d. en dergelijke C continu
kl. klasse D divers
n.e.g. niet elders genoemd L luchtverontreiniging
o.c. opslagcapaciteit Z zonering op basis van Wet geluidhinder
p.c. productiecapaciteit R risico (Besluit externe veiligheid
p.o. productieoppervlak inrichtingen mogelijk van toepassing)
b.o. bedrijfsoppervlak V Vuurwerkbesluit van toepassing
v.c. verwerkingscapaciteit

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 2

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
0112 0 Tuinbouw:
0112 4 - champignonkwekerijen (algemeen) 30 10 30 C 10 30 2 1 G
0112 5 - champignonkwekerijen met mestfermentatie 100 10 30 C 10 100 3.2 1 G
0112 6 - bloembollendroog- en prepareerbedrijven 30 10 30 C 10 30 2 1 G
0112 7 - witlofkwekerijen (algemeen) 30 10 30 C 10 30 2 1 G
014 0 Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014 1 - algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. > 500 m² 30 10 50 10 50 D 3.1 2 G
014 2 - algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o.<= 500 m² 30 10 30 10 30 2 1 G
014 3 - algemeen met opslag bestrijdingsmiddelen > 10 ton: zie SBI-code 51.55
014 4 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 30 10 50 10 50 3.1 2 G
014 5 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 30 10 30 10 30 2 1 G
0142 KI-stations 30 10 30 C 0 30 2 1 G

05 - VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
0501.1 Zeevisserijbedrijven 100 0 100 C 50 R 100 3.2 2 G
0501.2 Binnenvisserijbedrijven 50 0 50 C 10 50 3.1 1 G
0502 0 Vis- en schaaldierkwekerijen
0502 1 - oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven 100 30 50 C 0 100 3.2 1 G
0502 2 - visteeltbedrijven 50 0 50 C 0 50 3.1 1 G

15 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN


151 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 100 0 100 C 50 R 100 D 3.2 2 G
151 2 - vetsmelterijen 700 0 100 C 30 700 5.2 2 G
151 3 - bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 300 0 100 C 50 R 300 4.2 2 G
151 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1.000 m² 100 0 100 C 50 R 100 3.2 2 G
151 5 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1.000 m² 50 0 50 C 30 50 3.1 1 G
151 6 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 30 0 50 10 50 3.1 1 G

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 3

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
151 7 - loonslachterijen 50 0 50 10 50 3.1 1 G
- vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o.
151 8 < 2.000 m² 50 0 50 10 50 3.1 2 G
152 0 Visverwerkingsbedrijven:
152 1 - drogen 700 100 200 C 30 700 5.2 2 G
152 2 - conserveren 200 0 100 C 30 200 4.1 2 G
152 3 - roken 300 0 50 C 0 300 4.2 1 G
152 4 - verwerken anderszins: p.o. > 1.000 m² 300 10 50 C 30 300 D 4.2 2 G
152 5 - conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 1.000 m² 100 10 50 30 100 3.2 1 G
152 6 - conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 50 10 30 10 50 3.1 1 G
1531 0 Aardappelproductenfabrieken:
1531 1 - vervaardiging van aardappelproducten 300 30 200 C 50 R 300 4.2 2 G
1531 2 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 50 10 50 50 R 50 3.1 1 G
1532, 1533 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533 1 - jam 50 10 100 C 10 100 3.2 1 G
1532, 1533 2 - groente algemeen 50 10 100 C 10 100 3.2 2 G
1532, 1533 3 - met koolsoorten 100 10 100 C 10 100 3.2 2 G
1532, 1533 4 - met drogerijen 300 10 200 C 30 300 4.2 2 G
1532, 1533 5 - met uienconservering (zoutinleggerij) 300 10 100 C 10 300 4.2 2 G
1541 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541 1 - p.c. < 250.000 ton/jaar 200 30 100 C 30 R 200 4.1 3 G
1541 2 - p.c. >= 250.000 ton/jaar 300 50 300 C Z 50 R 300 4.2 3 G
1542 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542 1 - p.c. < 250.000 ton/jaar 200 10 100 C 100 R 200 4.1 3 G
1542 2 - p.c. >= 250.000 ton/jaar 300 10 300 C Z 200 R 300 4.2 3 G
1543 0 Margarinefabrieken:
1543 1 - p.c. < 250.000 ton/jaar 100 10 200 C 30 R 200 4.1 3 G
1543 2 - p.c. >= 250.000 ton/jaar 200 10 300 C Z 50 R 300 4.2 3 G
1551 0 Zuivelproductenfabrieken:
1551 1 - gedroogde producten, p.c. >= 1,5 ton/uur 200 100 500 C Z 50 R 500 5.1 3 G
1551 2 - geconcentreerde producten, verdampingscapaciteit >= 20 ton/uur 200 30 500 C Z 50 R 500 5.1 3 G
1551 3 - melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 ton/jaar 50 0 100 C 50 R 100 3.2 2 G
Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 4

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
1551 4 - melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 ton/jaar 100 0 300 C Z 50 R 300 4.2 3 G
1551 5 - overige zuivelproductenfabrieken 50 50 300 C 50 R 300 4.2 3 G
1552 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 50 0 100 C 50 R 100 3.2 2 G
1552 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 0 30 0 30 2 1 G
1561 0 Meelfabrieken:
1561 1 - p.c. >= 500 ton/uur 200 100 300 C Z 100 R 300 4.2 2 G
1561 2 - p.c. < 500 ton/uur 100 50 200 C 50 R 200 4.1 2 G
1561 Grutterswarenfabrieken 50 100 200 C 50 200 D 4.1 2 G
1562 0 Zetmeelfabrieken:
1562 1 - p.c. < 10 ton/uur 200 50 200 C 30 R 200 4.1 1 G
1562 2 - p.c. >= 10 ton/uur 300 100 300 C Z 50 R 300 4.2 2 G
1571 0 Veevoerfabrieken:
1571 1 - destructiebedrijven 700 30 200 C 50 700 D 5.2 3 G
1571 2 - beender-, veren-, vis-, en vleesmeelfabriek 700 100 100 C 30 R 700 D 5.2 3 G
1571 3 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit < 10 ton/uur water 300 100 200 C 30 300 4.2 2 G
1571 4 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit >= 10 ton/uur water 700 200 300 C Z 50 700 5.2 3 G
1571 5 - mengvoeder, p.c. < 100 ton/uur 200 50 200 C 30 200 4.1 3 G
1571 6 - mengvoeder, p.c. >= 100 ton/uur 300 100 300 C Z 50 R 300 4.2 3 G
1572 Vervaardiging van voer voor huisdieren 200 100 200 C 30 200 4.1 2 G
1581 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581 1 - v.c. < 2.500 kg meel/week 30 10 30 C 10 30 2 1 G
1581 2 - v.c. >= 2.500 kg meel/week 100 30 100 C 30 100 3.2 2 G
1582 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 10 100 C 30 100 3.2 2 G
1583 0 Suikerfabrieken:
1583 1 - v.c. < 2.500 ton/jaar 500 100 300 C 100 R 500 5.1 2 G
1583 2 - v.c. >= 2.500 ton/jaar 1000 200 700 C Z 200 R 1000 5.3 3 G
1584 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 1 - cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² 500 50 100 50 R 500 5.1 2 G
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o.
1584 2 < 2.000 m² 100 30 50 30 100 3.2 2 G
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o.
1584 3 <= 200 m² 30 10 30 10 30 2 1 G

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 5

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
1584 4 - suikerwerkfabrieken met suiker branden 300 30 50 30 R 300 4.2 2 G
1584 5 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 100 30 50 30 R 100 3.2 2 G
1584 6 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² 30 10 30 10 30 2 1 G
1585 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1 2 G
1586 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586 1 - koffiebranderijen 500 30 200 C 10 500 D 5.1 2 G
1586 2 - theepakkerijen 100 10 30 10 100 3.2 2 G
1587 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 30 50 10 200 4.1 2 G
1589 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 30 50 30 200 D 4.1 2 G
1589.1 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 50 50 50 R 200 4.1 2 G
1589.2 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2 1 - zonder poederdrogen 100 10 50 10 100 3.2 2 G
1589.2 2 - met poederdrogen 300 50 50 50 R 300 4.2 2 G
1589.2 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 50 50 30 200 4.1 2 G
1591 Destilleerderijen en likeurstokerijen 300 30 200 C 30 300 4.2 2 G
1592 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592 1 - p.c. < 5.000 ton/jaar 200 30 200 C 30 R 200 4.1 1 G
1592 2 - p.c. >= 5.000 ton/jaar 300 50 300 C 50 R 300 4.2 2 G
1593 t/m
1595 Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke 10 0 30 C 0 30 2 1 G
1596 Bierbrouwerijen 300 30 100 C 50 R 300 4.2 2 G
1597 Mouterijen 300 50 100 C 30 300 4.2 2 G
1598 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 10 0 100 50 R 100 3.2 3 G

16 - VERWERKING VAN TABAK


160 Tabakverwerkende industrie 200 30 50 C 30 200 4.1 2 G

17 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL


171 Bewerken en spinnen van textielvezels 10 50 100 30 100 3.2 2 G
172 0 Weven van textiel:
172 1 - aantal weefgetouwen < 50 10 10 100 0 100 3.2 2 G
172 2 - aantal weefgetouwen >= 50 10 30 300 Z 50 300 4.2 3 G
Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 6

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
173 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1 2 G
174, 175 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 50 3.1 1 G
1751 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 100 30 200 10 200 4.1 2 G
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 50 10 50 3.1 1 G

18 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT


181 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1 1 G
182 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (exclusief van leer) 10 10 30 10 30 2 2 G
183 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 50 3.1 1 G

19 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING)


191 Lederfabrieken 300 30 100 10 300 4.2 2 G
192 Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel) 50 10 30 10 50 D 3.1 2 G
193 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1 2 G

HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN


20 - DERGELIJKE
2010.1 Houtzagerijen 0 50 100 50 R 100 3.2 2 G
2010.2 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 1 - met creosootolie 200 30 50 10 200 4.1 2 G
2010.2 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1 2 G
202 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 30 100 10 100 3.2 3 G
203, 204,
205 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 0 30 100 0 100 3.2 2 G
203, 204,
205 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² 0 30 50 0 50 3.1 1 G
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 30 2 1 G

21 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN


2111 Vervaardiging van pulp 200 100 200 C 50 R 200 4.1 3 G
2112 0 Papier- en kartonfabrieken:
2112 1 - p.c. < 3 ton/uur 50 30 50 C 30 R 50 3.1 1 G
2112 2 - p.c. 3 - 15 ton/uur 100 50 200 C Z 50 R 200 4.1 2 G
Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 7

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
2112 3 - p.c. >= 15 ton/uur 200 100 300 C Z 100 R 300 4.2 3 G
212 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 30 100 C 30 R 100 3.2 2 G
2121.2 0 Golfkartonfabrieken:
2121.2 1 - p.c. < 3 ton/uur 30 30 100 C 30 R 100 3.2 2 G
2121.2 2 - p.c. >= 3 ton/uur 50 30 200 C Z 30 R 200 4.1 2 G

22 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA


2221 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 C 10 100 3.2 3 G
2222 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 100 3.2 3 G
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2 1 P
2223 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1 1 G
2223 B Binderijen 30 0 30 0 30 2 2 G
2224 Grafische reproductie en zetten 30 0 10 10 30 2 2 G
2225 Overige grafische activiteiten 30 0 30 10 30 D 2 2 G
223 Reproductiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 10 1 1 G

AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT-


23 - /KWEEKSTOFFEN
231 Cokesfabrieken 1000 700 1000 C Z 100 R 1000 5.3 2 G
2320.1 Aardolieraffinaderijen 1500 100 1500 C Z 1500 R 1500 6 3 G
2320.2 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 50 0 100 30 R 100 3.2 2 G
2320.2 B Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 300 0 100 50 R 300 4.2 2 G
2320.2 C Aardolieproductenfabrieken n.e.g. 300 0 200 50 R 300 D 4.2 2 G
233 Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven 10 10 100 1500 1500 D 6 1 G

24 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN


2411 0 Vervaardiging van industriële gassen:
2411 1 - luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 ton/dag lucht 10 0 700 C Z 100 R 700 5.2 3 G
2411 2 - overige gassenfabrieken, niet explosief 100 0 500 C 100 R 500 5.1 3 G
2411 3 - overige gassenfabrieken, explosief 100 0 500 C 300 R 500 5.1 3 G
2412 Kleur- en verfstoffenfabrieken 200 0 200 C 200 R 200 D 4.1 3 G

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 8

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
2413 0 Anorganische chemische grondstoffenfabrieken:
2413 1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 100 30 300 C 300 R 300 D 4.2 2 G
2413 2 - vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 300 50 500 C 700 R 700 D 5.2 3 G
2414.1 A0 Organische chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1 A1 - niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 300 10 200 C 300 R 300 D 4.2 2 G
2414.1 A2 - vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 1000 30 500 C 700 R 1000 D 5.3 2 G
2414.1 B0 Methanolfabrieken:
2414.1 B1 - p.c. < 100.000 ton/jaar 100 0 200 C 100 R 200 4.1 2 G
2414.1 B2 - p.c. >= 100.000 ton/jaar 200 0 300 C Z 200 R 300 4.2 3 G
2414.2 0 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetische):
2414.2 1 - p.c. < 50.000 ton/jaar 300 0 200 C 100 R 300 4.2 2 G
2414.2 2 - p.c. >= 50.000 ton/jaar 500 0 300 C Z 200 R 500 5.1 3 G
2415 Kunstmeststoffenfabrieken 500 300 500 C 500 R 500 5.1 3 G
2416 Kunstharsenfabrieken en dergelijke 700 30 300 C 500 R 700 5.2 3 G
242 0 Landbouwchemicaliënfabrieken:
242 1 - fabricage 300 50 100 C 1000 R 1000 5.3 3 G
242 2 - formulering en afvullen 100 10 30 C 500 R 500 D 5.1 2 G
243 Verf, lak en vernisfabrieken 300 30 200 C 300 R 300 D 4.2 3 G
2441 0 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441 1 - p.c. < 1.000 ton/jaar 200 10 200 C 300 R 300 4.2 1 G
2441 2 - p.c. >= 1.000 ton/jaar 300 10 300 C 500 R 500 5.1 2 G
2442 0 Farmaceutische productenfabrieken:
2442 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50 R 50 3.1 2 G
2442 2 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 30 2 2 G
2451 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 300 100 200 C 100 R 300 4.2 3 G
2452 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 300 30 50 C 50 R 300 4.2 2 G
2462 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462 1 - zonder dierlijke grondstoffen 100 10 100 50 100 3.2 3 G
2462 2 - met dierlijke grondstoffen 500 30 100 50 500 5.1 3 G
2464 Fotochemische productenfabrieken 50 10 100 50 R 100 3.2 3 G
2466 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50 R 50 3.1 3 G

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 9

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
2466 B Overige chemische productenfabrieken n.e.g. 200 30 100 C 200 R 200 D 4.1 2 G
247 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 300 30 300 C 200 R 300 4.2 3 G

25 - VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF


2511 Rubberbandenfabrieken 300 50 300 C 100 R 300 4.2 2 G
2512 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 1 - vloeroppervlak < 100 m² 50 10 30 30 50 3.1 1 G
2512 2 - vloeroppervlak >= 100 m² 200 50 100 50 R 200 4.1 2 G
2513 Rubber-artikelenfabrieken 100 10 50 50 R 100 D 3.2 1 G
252 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
252 1 - zonder fenolharsen 200 50 100 100 R 200 4.1 2 G
252 2 - met fenolharsen 300 50 100 200 R 300 4.2 2 G
252 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 50 30 50 30 50 3.1 2 G

VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN


26 - GIPSPRODUCTEN
261 0 Glasfabrieken:
261 1 - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 ton/jaar 30 30 100 30 100 3.2 1 G
261 2 - glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 ton/jaar 30 100 300 C Z 50 R 300 4.2 2 G
261 3 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 ton/jaar 300 100 100 30 300 4.2 1 G
261 4 - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 ton/jaar 500 200 300 C Z 50 R 500 5.1 2 G
2612 Glas-in-loodzetterij 10 30 30 10 30 2 1 G
2615 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1 1 G
262, 263 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 30 2 1 G
262, 263 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 100 3.2 2 G
264 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 30 200 200 30 200 4.1 2 G
264 B Dakpannenfabrieken 50 200 200 100 R 200 4.1 2 G
2651 0 Cementfabrieken:
2651 1 - p.c. < 100.000 ton/jaar 10 300 500 C 30 R 500 5.1 2 G
2651 2 - p.c. >= 100.000 ton/jaar 30 500 1000 C Z 50 R 1000 5.3 3 G

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 10

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
2652 0 Kalkfabrieken:
2652 1 - p.c. < 100.000 ton/jaar 30 200 200 30 R 200 4.1 2 G
2652 2 - p.c. >= 100.000 ton/jaar 50 500 300 Z 50 R 500 5.1 3 G
2653 0 Gipsfabrieken:
2653 1 - p.c. < 100.000 ton/jaar 30 200 200 30 R 200 4.1 2 G
2653 2 - p.c. >= 100.000 ton/jaar 50 500 300 Z 50 R 500 5.1 3 G
2661.1 0 Betonwarenfabrieken:
2661.1 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 10 100 200 30 200 4.1 2 G
2661.1 2 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 ton/dag 10 100 300 30 300 4.2 2 G
2661.1 3 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 ton/dag 30 200 700 Z 30 700 5.2 3 G
2661.2 0 Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2 1 - p.c. < 100.000 ton/jaar 10 50 100 30 100 3.2 2 G
2661.2 2 - p.c. >= 100.000 ton/jaar 30 200 300 Z 30 300 4.2 3 G
2662 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 50 100 30 100 3.2 2 G
2663, 2664 0 Betonmortelcentrales:
2663, 2664 1 - p.c. < 100 ton/uur 10 50 100 100 R 100 3.2 3 G
2663, 2664 2 - p.c. >= 100 ton/uur 30 200 300 Z 50 R 300 4.2 3 G
2665, 2666 0 Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 1 - p.c. < 100 ton/dag 10 50 100 50 R 100 3.2 2 G
2665, 2666 2 - p.c. >= 100 ton/dag 30 200 300 Z 200 R 300 4.2 3 G
267 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 10 30 100 0 100 D 3.2 1 G
267 2 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 10 30 50 0 50 3.1 1 G
267 3 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 ton/jaar 10 100 300 10 300 4.2 1 G
267 4 - met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 ton/jaar 30 200 700 Z 10 700 5.2 2 G
2681 Slijp- en polijstmiddelenfabrieken 10 30 50 10 50 D 3.1 1 G
2682 A0 Bitumineuze materialenfabrieken:
2682 A1 - p.c. < 100 ton/uur 300 100 100 30 300 4.2 3 G
2682 A2 - p.c. >= 100 ton/uur 500 200 200 Z 50 500 5.1 3 G
2682 B0 Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol):
2682 B1 - steenwol, p.c. >= 5.000 ton/jaar 100 200 300 C Z 30 300 4.2 2 G

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 11

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
2682 B2 - overige isolatiematerialen 200 100 100 C 50 200 4.1 2 G
2682 C Minerale productenfabrieken n.e.g. 50 50 100 50 100 D 3.2 2 G
2682 D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur 100 50 200 30 200 4.1 3 G
2682 D1 - asfaltcentrales: p.c. >= 100 ton/uur 200 100 300 Z 50 300 4.2 3 G

27 - VERVAARDIGING VAN METALEN


271 0 Ruwijzer- en staalfabrieken:
271 1 - p.c. < 1.000 ton/jaar 700 500 700 200 R 700 5.2 2 G
271 2 - p.c. >= 1.000 ton/jaar 1500 1000 1500 C Z 300 R 1500 6 3 G
272 0 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
272 1 - p.o. < 2.000 m² 30 30 500 30 500 5.1 2 G
272 2 - p.o. >= 2.000 m² 50 100 1000 Z 50 R 1000 5.3 3 G
273 0 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273 1 - p.o. < 2.000 m² 30 30 300 30 300 4.2 2 G
273 2 - p.o. >= 2.000 m² 50 50 700 Z 50 R 700 5.2 3 G
274 A0 Non-ferro-metaalfabrieken:
274 A1 - p.c. < 1.000 ton/jaar 100 100 300 30 R 300 4.2 1 G
274 A2 - p.c. >= 1.000 ton/jaar 200 300 700 Z 50 R 700 5.2 2 G
274 B0 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen en dergelijke:
274 B1 - p.o. < 2.000 m² 50 50 500 50 R 500 5.1 2 G
274 B2 - p.o. >= 2.000 m² 200 100 1000 Z 100 R 1000 5.3 3 G
2751, 2752 0 IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:
2751, 2752 1 - p.c. < 4.000 ton/jaar 100 50 300 C 30 R 300 4.2 1 G
2751, 2752 2 - p.c. >= 4.000 ton/jaar 200 100 500 C Z 50 R 500 5.1 2 G
2753, 2754 0 Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:
2753, 2754 1 - p.c. < 4.000 ton/jaar 100 50 300 C 30 R 300 4.2 1 G
2753, 2754 2 - p.c. >= 4.000 ton/jaar 200 100 500 C Z 50 R 500 5.1 2 G

VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/


28 - TRANSPORTMIDDELEN)
281 0 Constructiewerkplaatsen:
281 1 - gesloten gebouw 30 30 100 30 100 3.2 2 G
Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 12

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
281 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² 30 30 50 10 50 3.1 1 G
281 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m² 30 50 200 30 200 4.1 2 G
281 3 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m² 50 200 300 Z 30 300 4.2 3 G
2821 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821 1 - p.o. < 2.000 m² 30 50 300 30 R 300 4.2 2 G
2821 2 - p.o. >= 2.000 m² 50 100 500 Z 50 R 500 5.1 3 G
2822, 2830 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 30 30 200 30 200 4.1 2 G
284 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 10 30 200 30 200 4.1 1 G
284 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke 50 30 100 30 100 D 3.2 2 G
284 B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² 30 30 50 10 50 D 3.1 1 G
2851 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851 1 - algemeen 50 50 100 50 100 3.2 2 G
2851 10 - stralen 30 200 200 30 200 D 4.1 2 G
2851 11 - metaalharden 30 50 100 50 100 D 3.2 1 G
2851 12 - lakspuiten en moffelen 100 30 100 50 R 100 D 3.2 2 G
2851 2 - scoperen (opspuiten van zink) 50 50 100 30 R 100 D 3.2 2 G
2851 3 - thermisch verzinken 100 50 100 50 100 3.2 2 G
2851 4 - thermisch vertinnen 100 50 100 50 100 3.2 2 G
2851 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 30 50 100 30 100 3.2 2 G
2851 6 - anodiseren, eloxeren 50 10 100 30 100 3.2 2 G
2851 7 - chemische oppervlaktebehandeling 50 10 100 30 100 3.2 2 G
2851 8 - emailleren 100 50 100 50 R 100 3.2 1 G
2851 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen en dergelijke) 30 30 100 50 100 3.2 2 G
2852 1 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 100 D 3.2 1 G
2852 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² 10 30 50 10 50 D 3.1 1 G
287 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287 A1 - p.o. < 2.000 m² 30 50 200 30 200 4.1 2 G
287 A2 - p.o. >= 2.000 m² 50 100 500 Z 30 500 5.1 3 G
287 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 30 100 30 100 3.2 2 G
287 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² 30 30 50 10 50 3.1 1 G

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 13

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
29 - VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29 0 Machine- en apparatenfabrieken:
29 1 - p.o. < 2.000 m² 30 30 100 30 100 D 3.2 2 G
29 2 - p.o. >= 2.000 m² 50 30 200 30 200 D 4.1 3 G
29 3 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 50 30 300 Z 30 300 D 4.2 3 G
29 4 - reparatie van machines en apparaten 30 30 50 30 50 3.1 1 G

30 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS


30 A Kantoormachines- en computerfabrieken 30 10 30 10 30 2 1 G

VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN


31 - BENODIGDHEDEN
311 Elektromotoren- en generatorenfabrieken 200 30 30 50 200 4.1 1 G
312 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 10 30 50 200 4.1 1 G
313 Elektrische draad- en kabelfabrieken 100 10 200 100 R 200 D 4.1 2 G
314 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 30 100 50 100 3.2 2 G
315 Lampenfabrieken 200 30 30 300 R 300 4.2 2 G
316 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 30 2 1 G
3162 Koolelektrodenfabrieken 1500 300 1000 C Z 200 R 1500 6 2 G

VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOMMUNICATIEAPPARATEN EN


32 - -BENODIGDHEDEN
321 t/m 323 Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en dergelijke 30 0 50 30 50 D 3.1 2 G
3210 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1 1 G

VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN


33 - INSTRUMENTEN
33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke 30 0 30 0 30 2 1 G

34 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS


341 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven
341 1 - p.o. < 10.000 m² 100 10 200 C 30 R 200 D 4.1 3 G
341 2 - p.o. >= 10.000 m² 200 30 300 Z 50 R 300 4.2 3 G
Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 14

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
3420.1 Carrosseriefabrieken 100 10 200 30 R 200 4.1 2 G
3420.2 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 30 10 200 30 200 4.1 2 G
343 Auto-onderdelenfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2 2 G

VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S,


35 - AANHANGWAGENS)
351 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351 1 - houten schepen 30 30 50 10 50 3.1 2 G
351 2 - kunststof schepen 100 50 100 50 R 100 3.2 2 G
351 3 - metalen schepen < 25 m 50 100 200 30 200 4.1 2 G
351 4 - metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW 100 100 500 C Z 50 500 5.1 2 G
351 5 - onderhoud/reparatie metalen schepen < 25 m, incidenteel bouwen 30 50 50 30 50 3.1 2 G
3511 Scheepssloperijen 100 200 700 100 R 700 5.2 2 G
352 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352 1 - algemeen 50 30 100 30 100 3.2 2 G
352 2 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 50 30 300 Z 30 R 300 4.2 2 G
353 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353 1 - zonder proefdraaien motoren 50 30 200 30 200 4.1 2 G
353 2 - met proefdraaien motoren 100 30 1000 Z 100 R 1000 5.3 2 G
354 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 10 100 30 R 100 3.2 2 G
355 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 30 100 30 100 D 3.2 2 G

36 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.


361 1 Meubelfabrieken 50 50 100 30 100 D 3.2 2 G
361 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² 0 10 10 0 10 1 1 P
362 Fabricage van munten, sieraden en dergelijke 30 10 10 10 30 2 1 G
363 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2 2 G
364 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1 2 G
365 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1 2 G
3661.1 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 30 2 1 P
3661.2 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 50 D 3.1 2 G

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 15

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
37 -VOORBEREIDING TOT RECYCLING
371 Metaal- en autoschredders 30 100 500 Z 30 500 5.1 2 G
372 A0 Puinbrekerijen en -malerijen:
372 A1 - v.c. < 100.000 ton/jaar 30 100 300 10 300 4.2 2 G
372 A2 - v.c. >= 100.000 ton/jaar 30 200 700 10 700 5.2 3 G
372 B Rubberregeneratiebedrijven 300 50 100 50 R 300 4.2 2 G
372 C Afvalscheidingsinstallaties 200 200 300 C 50 300 4.2 3 G

PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM


40 - WATER
40 A0 Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe)
40 A1 - kolengestookt (inclusief meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 100 700 700 C Z 200 700 5.2 2 G
40 A2 - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth 100 100 500 C Z 100 500 5.1 2 G
40 A3 - gasgestookt (inclusief bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 100 100 500 C Z 100 R 500 5.1 1 G
40 A5 - warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth 30 30 500 C Z 100 R 500 5.1 1 G
40 B0 Bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe:
- covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, gft en reststromen
40 B1 voedingsindustrie 100 50 100 30 R 100 3.2 2 G
40 B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 50 50 100 30 R 100 3.2 2 G
40 C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 C1 - < 10 MVA 0 0 30 C 10 30 2 1 P
40 C2 - 10 - 100 MVA 0 0 50 C 30 50 3.1 1 P
40 C3 - 100 - 200 MVA 0 0 100 C 50 100 3.2 1 P
40 C4 - 200 - 1000 MVA 0 0 300 C Z 50 300 4.2 1 P
40 C5 - >= 1.000 MVA 0 0 500 C Z 50 500 5.1 1 P
40 D0 Gasdistributiebedrijven:
40 D1 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 0 0 300 C 100 300 4.2 1 P
40 D2 - gascompressorstations vermogen >= 100 MW 0 0 500 C 200 R 500 5.1 1 P
40 D3 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, categorie A 0 0 10 C 10 10 1 1 P
40 D4 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C 0 0 30 C 10 30 2 1 P
40 D5 - gasontvang- en -verdeelstations, categorie D 0 0 50 C 50 R 50 3.1 1 P
40 E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 16

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
40 E1 - stadsverwarming 30 10 100 C 50 100 3.2 1 P
40 E2 - blokverwarming 10 0 30 C 10 30 2 1 P

41 - WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER


41 A0 Waterwinning-/bereidingbedrijven:
41 A1 - met chloorgas 50 0 50 C 1000 R 1000 D 5.3 1 G
41 A2 - bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en/of straling 10 0 50 C 30 50 3.1 1 G
41 B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 B1 - < 1 MW 0 0 30 C 10 30 2 1 P
41 B2 - 1 - 15 MW 0 0 100 C 10 100 3.2 1 P
41 B3 - >= 15 MW 0 0 300 C 10 300 4.2 1 P

45 - BOUWNIJVERHEID
45 Bouwbedrijven/aannemers algemeen
45 0 - bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 30 100 10 100 3.2 2 G
45 1 - bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 1000 m²: b.o. <= 2.000 m² 10 30 50 10 50 3.1 2 G
45 2 - bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. <= 1.000 m² 0 10 30 10 30 2 1 G
453 1 Bouwinstallatie algemeen 10 10 30 30 30 2 1 G
453 2 Installatie sanitair/centrale verwarmingsapparatuur indien met spuiterij 50 30 50 30 50 3.1 1 G
453 3 Elektrotechnische installatie 10 10 30 10 30 2 1 G

50 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS


501, 502,
504 Groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 30 2 2 P
502 Groothandel in vrachtauto's (inclusief import) 10 10 100 10 100 3.2 2 G
5020.4 A Autoplaatwerkerijen 10 30 100 10 100 3.2 1 G
5020.4 B Autobeklederijen 0 0 10 10 10 1 1 G
5020.4 C Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 R 50 3.1 1 G
5020.5 Autowasserijen 10 0 30 0 30 2 3 P
503, 504 Groothandel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 0 0 30 10 30 2 1 P

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 17

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
51 - GROOTHANDEL EN OPSLAG
5121 0 Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders 30 30 50 30 R 50 3.1 2 G
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van
5121 1 500 ton/uur of meer 100 100 300 Z 50 R 300 4.2 2 G
5122 Groothandel in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2 2 G
5123 Groothandel in levende dieren 50 10 100 C 0 100 3.2 2 G
5124 Groothandel in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1 2 G
5125, 5131 Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 10 30 50 R 50 3.1 2 G
5132, 5133 Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën 10 0 30 50 R 50 3.1 2 G
5134 Groothandel in dranken 0 0 30 0 30 2 2 G
5135 Groothandel in tabaksproducten 10 0 30 0 30 2 2 G
5136 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2 2 G
5137 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2 2 G
5138, 5139 Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2 2 G
514 Groothandel in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2 2 G
5148.7 0 Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7 1 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V 30 2 2 G
5148.7 2 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 10 0 30 50 V 50 3.1 2 G
5148.7 5 - munitie 0 0 30 30 30 2 2 G
5151.1 0 Groothandel in vaste brandstoffen:
5151.1 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 50 3.1 2 P
5151.1 2 - kolenterminal, opslag oppervlak >= 2.000 m² 50 500 500 Z 100 500 5.1 3 G
5151.2 0 Groothandel in vloeibare brandstoffen:
5151.2 1 - ondergronds, K1/K2/K3-klasse 10 0 10 10 10 1 1 G
5151.2 2 - bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. < 10 m³ 10 0 10 50 R 50 3.1 1 G
5151.2 3 - bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. 10 - 1.000 m³ 30 0 30 100 R 100 3.2 1 G
5151.2 4 - bovengronds, K3-klasse: o.c. < 10 m³ 10 0 10 10 30 2 1 G
5151.2 5 - bovengronds, K3-klasse: o.c. 10 - 1.000 m³ 30 0 30 50 50 3.1 1 G
5151.2 6 - o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³ 50 0 50 200 R 200 D 4.1 2 G
5151.2 7 - o.c. >= 100.000 m³ 100 0 50 500 R 500 D 5.1 2 G
5151.2 3 - tot vloeistof verdichte gassen 50 0 50 300 R 300 D 4.2 2 G

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 18

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
5151.2 0 Groothandel in gasvormige brandstoffen (butaan, propaan, LPG (in tanks)):
5151.2 1 - bovengronds, < 2 m³ 0 0 0 30 30 2 1 G
5151.2 2 - bovengronds, 2 - 8 m³ 10 0 0 50 R 50 3.1 1 G
5151.2 3 - bovengronds, 8 - 80 m³ 10 0 10 100 R 100 3.2 1 G
5151.2 4 - bovengronds, 80 - 250 m³ 30 0 30 300 R 300 4.2 2 G
5151.2 5 - ondergronds, < 80 m³ 10 0 10 50 R 50 3.1 1G G
5151.2 6 - ondergronds, 80 - 250 m³ 30 0 30 200 R 200 4.1 2 G
5151.2 0 Gasvormige brandstoffen in gasflessen
5151.2 7 - kleine hoeveelheden < 10 ton 0 0 0 10 10 1 1 G
5151.2 8 - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau 10 0 10 30 R 30 2 1 G
5151.2 9 - grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau 30 0 30 500 R 500 5.1 2 G
5151.2 10 Niet-reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld 10 0 10 50 50 3.1 1 G
5151.3 Groothandel minerale olieproducten (exclusief brandstoffen) 100 0 30 50 100 3.2 2 G
5152.1 0 Groothandel in metaalertsen:
5152.1 1 - opslag oppervlak < 2.000 m² 30 300 300 10 300 4.2 3 G
5152.1 2 - opslag oppervlak >= 2.000 m² 50 500 700 Z 10 700 5.2 3 G
5152.2 /.3 Groothandel in metalen en -halffabricaten 0 10 100 10 100 3.2 2 G
5153 0 Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 0 10 50 10 50 3.1 2 G
5153 2 - algemeen: b.o. <= 2.000 m² 0 10 30 10 30 2 1 G
5153.4 4 Zand en grind:
5153.4 5 - algemeen: b.o. > 200 m² 0 30 100 0 100 3.2 2 G
5153.4 6 - algemeen: b.o. <= 200 m² 0 10 30 0 30 2 1 G
5154 0 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 0 0 50 10 50 3.1 2 G
5154 2 - algemeen: b.o. <= 2.000 m² 0 0 30 0 30 2 1 G
5155 0 Groothandel in chemische producten
5155 1 - algemeen 50 10 30 100 R 100 D 3.2 2 G
5155.2 0 Groothandel in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 30 2 1 G
5155.2 0 Bestrijdingsmiddelen in emballage of gasflessen
5155.2 1 - kleine hoeveelheden < 10 ton 0 0 0 10 10 1 1 G

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 19

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
5155.2 2 - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau 0 0 0 30 R 30 2 1 G
5155.2 3 - grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau 0 0 0 500 R 500 5.1 1 G
5156 Groothandel in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2 2 G
5157 0 Autosloperijen: b.o. > 1.000 m² 10 30 100 30 100 3.2 2 G
5157 1 - autosloperijen: b.o. <= 1.000 m² 10 10 50 10 50 3.1 2 G
5157.2/3 0 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1.000 m² 10 30 100 10 100 D 3.2 2 G
5157.2/3 1 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1.000 m² 10 10 50 10 50 3.1 2 G
5162 0 Groothandel in machines en apparaten:
5162 1 - machines voor de bouwnijverheid 0 10 100 10 100 3.2 2 G
5162 2 - overige 0 10 50 0 50 3.1 2 G
5162 3 - overig met oppervlak <= 2.000 m² 0 10 30 0 30 2 1 G
517 Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) 0 0 30 0 30 2 2 G

52 - REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN


527 Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 10 1 1 P

60 - VERVOER OVER LAND


6022 Taxibedrijven 0 0 30 C 0 30 2 2 P
6023 Touringcarbedrijven 10 0 100 C 0 100 3.2 2 G
6024 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1.000 m² 0 0 100 C 30 100 3.2 3 G
- goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o.
6024 1 <= 1.000 m² 0 0 50 C 30 50 3.1 2 G

63 - DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER


631 Loswal 10 30 50 30 50 3.1 2 G
6312 Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen 30 10 50 C 50 R 50 D 3.1 2 G
6321 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 10 0 100 C 30 100 3.2 2 G
6321 3 Caravanstalling 10 0 30 C 10 30 2 2 P

64 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 C 0 30 2 2 P

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 20

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE
71 - GOEDEREN
711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2 2 P
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) 10 0 50 10 50 D 3.1 2 G
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50 D 3.1 2 G
7133 Verhuurbedrijven voor kantoormachines en computers 10 0 30 10 2 2 G
72 -
72 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
725 A Onderhoud en reparatie computers en kantoormachines 0 0 10 0 10 1 1 P
72 B Switchhouses/dataverkeercentrales 0 0 30 C 0 30 2 1 P

73 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 30 2 1 P

74 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING


74701 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50 D 3.1 1 P
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 C 10 30 2 2 G
7484.3 Veilingen voor landbouw- en visserijproducten 50 30 200 C 50 R 200 4.1 3 G
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke 0 0 10 0 10 1 2 P

90 - MILIEUDIENSTVERLENING
9001 A0 RWZI's en gierverwerkingsinrichting, met afdekking voorbezinktanks:
9001 A1 - < 100.000 i.e. 200 10 100 C 10 200 4.1 2 G
9001 A2 - 100.000 - 300.000 i.e. 300 10 200 C Z 10 300 4.2 2 G
9001 A3 - >= 300.000 i.e. 500 10 300 C Z 10 500 5.1 3 G
9001 B Rioolgemalen 30 0 10 C 0 30 2 1 P
9002.1 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven en dergelijke 50 30 50 10 50 3.1 2 G
9002.1 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30 R 50 3.1 2 G
9002.1 C Vuiloverslagstations 200 200 300 30 300 4.2 3 G
9002.2 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2 A1 - mestverwerking/korrelfabrieken 500 10 100 C 10 500 5.1 3 G

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 21

AFSTANDEN IN METERS INDICES


SBI-CODE OMSCHRIJVING

CATEGORIE
GROOTSTE

VERKEER
AFSTAND
GEVAAR
nummer

GELUID
GEUR

STOF
9002.2 A2 - kabelbranderijen 100 50 30 10 100 3.2 1 G
9002.2 A3 - verwerking radioactief afval 0 10 200 C 1500 1500 6 1 G
9002.2 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 50 3.1 1 G
9002.2 A5 - oplosmiddelterugwinning 100 0 10 30 R 100 D 3.2 1 G
9002.2 A6 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 300 200 300 C Z 50 300 D 4.2 3 G
9002.2 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 30 2 1 G
9002.2 B Vuilstortplaatsen 300 200 300 10 300 4.2 3 G
9002.2 C0 Composteerbedrijven:
9002.2 C1 - niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jaar 300 100 50 10 300 4.2 2 G
9002.2 C2 - niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jaar 700 300 100 30 700 5.2 2 G
9002.2 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jaar 100 100 100 10 100 3.2 2 G
9002.2 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jaar 200 200 100 30 200 4.1 3 G
9002.2 C5 - gft in gesloten gebouw 200 50 100 100 R 200 4.1 3 G

93 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1 A Wasserijen en linnenverhuur 30 0 50 C 30 50 3.1 2 G
9301.1 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1 2 G
9301.2 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 30 2 2 G
9301.3 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2 1 G

SBI 93/SvB b ex.o


okt. 2007

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" 22

Adviesbureau RBOI
709.007486.00
Rotterdam / Middelburg
Staat van Horeca-activiteiten
behorende bij de regels van
het bestemmingsplan Arnemuiden
van de gemeente Middelburg

709.007486.00
SvH 1997
Staat van Horeca-activiteiten

Categorie I "lichte horeca"


Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van
etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen
deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca


- automatiek;
- broodjeszaak;
- cafetaria;
- croissanterie;
- koffiebar;
- lunchroom;
- ijssalon;
- snackbar;
- tearoom;
- traiteur.

1b. Overige lichte horeca


- bistro;
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
- hotel.

1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking


- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).

Categorie 2 "middelzware horeca"


Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hin-
der voor omwonenden kunnen veroorzaken:
- bar;
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- shoarma/grillroom;
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Categorie 3 "zware horeca"


Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal be-
zoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
- dancing;
- discotheek;
- nachtclub;
- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Adviesbureau RBOI 709.007486.00


Rotterdam / Middelburg SvH 1997

You might also like