Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 168

Klimaat, Beleid en Wetenschap

Een ongemakkelijke combinatie

Zie Fukushima: De ramp die ons allemaal aangaat.

Dit is een verslag van een verkennende studie naar de relatie tussen CO2 en
klimaat.

Prof.em. Ir. JWM Korsmit


20-03-2019

1
Persoonlijk standpunt m.b.t. klimaatbeleid
In 2005 stelde ik me de vraag: is CO2 de grootste boosdoener bij de
opwarming? Nu wordt vrij algemeen gepostuleerd dat ‘Anthropogenic Global
Warming’ (AGW) de oorzaak is van de opwarming van de atmosfeer en van de
klimaatverandering. Het resultaat van deze studie heb ik opgenomen in een
notiie in 2007. Deze notitie heb ik in 2018 aangevuld en recentelij opnieuw
bjgesteld o.b.v.de meest recente inzichten. Hieronder volgen mijn standpunten
m.b.t. een aantal zake, die ik essentieel acht voor het beleid en het onderzoek
naar de klimaatverandering.

-
Energietransitie
Ik sta volledig achter de doelstellingen van duurzaamheid met o.a. het streven
naar een circulaire economie. Daarin past het streven naar het verminderen van
het verbruik van niet-hernieuwbare grondstoffen. Fossiele brandstoffen vallen
daar zeer zeker onder. Bovendien zijn deze vervuilend en is o.a. de fijnstof de
bron van medische klachten. De vraag of de CO2-uitstoot de grootste bijdrage
aan de opwarming levert houdt me steeds bezig. Ik heb daarvoor, ondank de
grote stapels rapporten van het IPCC, geen wetenschappelijk bewijs kunnen
vinden. Ondanks dat is een energietransitie noodzakelijk, maar minder urgent
dan thans wordt voorgespiegeld. Er is geen dringende noodzaak voor een
onbesuisde energietransitie, omdat de opwarming en de zeespiegelrijzing de
komende 50 jaar geen grote problemen opleveren.
Voor deze transitie zullen bestaande energietechnieken, zoals zon en wind,
moeten worden verbeterd en zullen er nieuwe, meer duurzame technieken,
moeten worden ontwikkeld. Met name dat laatste is urgent. Daarin zal de
overheid het voortouw moeten nemen om de ontwikkelingen in deze richting
actief en krachtig te ondersteunen.
.
Politieke Besluitvorming m.b.t. AGW
Het politieke besluit dat de westerse mens verantwoordelijk is voor de
opwarming, en de klimaatverandering, is genomen in de Algemene
Vergadering van de VN in 1988. Daarin werd het uitgangspunt van AGW, door
bijna alle landen, inclusief Nederland, onderschreven. Dit besluit is sindsdien
een bron van onvrede geworden. Er ontstaan steeds grotere spanningen tussen
de ontwikkelings- en de ontwikkelde landen en ook tussen verschillende
wetenshappelijke disciplines. Het accent is volledig verschoven van de
aandacht voor de gevolgen van de klimaatverandering naar de vermeende
oorzaak van de opwarming nl. CO2-emissies.

2
Als de politiek de klimaatproblematiek verengt tot een CO2-probleem of een
energietransitie-probleem, dan zijn we om veel en verschillende redenen op de
verkeerde weg. De verandering van het klimaat,en ook de daardoor
veroorzaakte problemen, zoals vb. verwoestijning, drinkwaterproblematiek en
sociaaleconomischer problemen, zijn onderling op een heel complexe wijze
met elkaar verbinden. Het wetenschappelijk inzicht in de vele terugkoppelingen
is op dit moment nog zeer beperkt. Wekelijks zie ik wetenschappelijke
rapporten over bepaalde factoren en/of terugkoppelingen, die een ander licht
werpen op de oorzaken van de klimaatverandering. Over de concrete gevolgen
van de klimaatverandering zie ik minder rapporten. Dat is jammer, want een
gerichte aanpak van de negatieve effecten van de klimaatverandering zou een
speerpunt moeten zijn. Dit laat onverlet dat de overheid de transitie naar
duurzame energie met alle beschikbare middelen moet stimuleren.

De rol van het IPCC


Het IPCC speelt een intermediaire rol tussen de Algemene Vergadering van de
VN en de wetenschappelijke instituten, die klimaatonderzoek verrichten.
Daarbij wordt zeer veel detailonderzoek gedaan. Het accent is in de
besluitvorming is steeds meer komen te leggen op het onderzoek middels vele
verschillende klimaatmodellen, die onderling zeer verschillende uitkomsten
opleveren. In mijn verkenningen heb ik vele honderden tapporten gescreend op
specifiek, empirisch onderzoek naar de relatie tussen CO2-emissie en
opwarming. Sterker nog, ik kreeg daarbij de indruk dat CO2 een non-item is
ub=n al deze rapporten. Er wordt steeds weer gerefereerd naar eerder
onderzoek, dat veelal meer theoretisch dan empirisch is. Ik kreeg daarbij steeds
weer het beeld voor ogen van de ‘keizer zonder kleren’.
Het klimaatsysteem is extreem complex en we kennen de terugkoppelingen
tussen de vele deelsystemen niet of slechts zeer onvolledig. Dat maakt het
maken van klimaatmodellen zeer lastig en ook wel gevaarlijk, omdat belangrijke
terugkoppelingen wellicht niet worden meegenomen. De zeer sterke
afwijkingen, die in het verloop der tijd feitelijk steeds groter zijn geworden,
getuigen daarvan. Toch baseert het IPCC zich in zijn intermediaire rol bijna
uitsluitend op deze modellen, ondanks het feit dat deze modellen niet zijnet
gevalideerd noch ge gekalibreerd. Het IPCC gaat uit van een soort gemiddelde
van de honderden modellen, ondanks het feit at deze modellen over de laatste
50 jaar een steeds te hogere opwarming hebben berekend. Dit is
wetenschappelijk totaal onverantwoord en levert een systematische
overschatting van de opwarming op, die politieke consequenties heeft.
Ik meen dat het IPCC in zijn rol als intermediair tussen wetenschap en politiek
niet goed speelt. Het IPCC weet de steeds grotere tegenstellingen in de
klimaatdiscussie zowel tussen de deelnemende landen als tussen verschillende
wetenschappelijke disciplines en opvattingen niet te verminderen. Ik men dat
dit ten dele komt omdat het IPCC een steeds minder open en vrij verkeer van
informatie en voorstellen toestaat. Het lijkt wel of AGW steeds minder een
onderzoeksproject is maar een opdracht aan onderzoekers om de invloed van
CO2-emissie te onderzoeken middels modellen.

3
De rol van de wetenschap
Nederland heeft in 1988 zijn handtekening gezet onder een besluit, waarin de
CO2-emissie als oorzaak van AGW bevestigd werd. de Nederlandse overheid
deed dit niet zonder het fiat van wetenschappelijke koepelorganisaties. Ik vraag
me af hoe deze organisaties een dergelijk besluit konden ondersteunen zonder
inzicht in de complexiteit van het klimaatsysteem. In sommige landen o.a. de
VS, plaatsten wetenschappelijke koepelorganisaties kanttekeningen bij dit
besluit. In overleg tussen de regering en deze organisaties werd er in Nederland
een structuur uitgewerkt voor het klimaatonderzoek en het overleg met het
IPCC.
Vervolgens werd veel van het beschikbare budget voor het klimaatonderzoek
binnen deze structuur verdeeld over universitaire en andere
onderzoeksinstituten. Ook daarvoor werd een structuur van overleg en
rapportering uitgewerkt, welke past binnen de aanpak en organisatie van het
IPCC. Daarin speelt het peerreviewed onderzoek een essentiële rol. Het lijkt mij
zeer onwenselijk voor een vrije wetenschapsuitoefeningen, dat er eerst een
politiek besluit wordt genomen dat later de basis vormt voor onderzoek, zie
opgave IPCC. Vanuit de structuur van het klimaatonderzoek in relatie met het
IPCC is veruit het grootste deel van de beschikbare middelen naar IPCC-
gerelateerd onderzoek gegaan. Zeker gezien de noodzaak van peerreviewed r
onderzoek ontstaat hier een situatie waarin de slager zijn eigen vlees keurt.
Ik zie een steeds groeiende tweespalt tussen de ‘klimaatdrammers’ en de
‘klimaatontkenners’. In feite speelt hier een ontologisch probleem m.b.t.
wetenschap en politiek. Het klimaatprobleem is een extreem complex
probleem, dat vanuit verschillende ingangen benaderd en bestudeerd kan
worden o.a. de wetenschappelijke en de politieke benadering. Politieke
wetenschap hoeft geen ontologisch probleem op te leveren. Wetenschappelijke
politiek is echter zeer problematisch. De wetenschap kan vb. niet bewijzen dat
CO2-emissies de oorzaak van de opwarming zijn. De wetenschap kan alleen
hypothesen m.b.t. de opwarming en de klimaatverandering onderzoeken. De
politiek kan op basis van een weging van alle inzichten en belangen wel
besluiten dat CO2 de wereld uit moet. Het IPCC werd hierdoor voor een
onmogelijke opgave gesteld. Dat zie ik als verklaring voor het feit dat de
rapporteringen van het IPCC in het verloop der tijd steeds alarmistische
werden en het geluid van de klimaatsceptici daarin steeds minder werd
gehoord. Wetenschappelijke politiek is een contradictio in terminis.
Als gevolg hiervan is het conflict tussen hen, die de CO2-emissies als de bron
van alle ellende zien en zij die daar vragen bij stellen, enerzijds onoplosbaar en
anderzijds een bron van verkettering. Ik ken geen enkele wetenschapper, die de
klimaatverandering ontkent. Ik ken wel wetenschappers, die vragen stellen bij
de hypothese of CO2 wel de grootste veroorzaker is van de klimaatverandering.
De kritiek gaat over de omvang van de invloed van CO2-emissies op de
opwarming. Zoals gezegd wordt de tweespalt groter en er zijn geen signalen dat
dat zal veranderen. Dit probleem speelt niet alleen in Nederland, maar in bijna
alle landen. Voor de oplossing daarvan denk ik dat een diepgaand en
onafhankelijk onderzoek naar de rol van de politiek en die van de wetenschap
in het klimaatbeleid binnen de VN en het IPCC en ook in Nederland noodzakelijk

4
is. Ik vind dat daarbij het oordeel van onafhankelijke klimaatwetenshappers, vb.
professoren die met emeritaat zijn gegaan, betrokken moet worden.

Adaptatie en Mitigatie
Als de mens het klimaat niet naar zijn hand kan zetten, hetgeen ik vermoed,
dan zal de mensheid moeten leren leven met klimaatverandering. Dat is ook zo,
als de maatregelen niet snel de gewenste klimaatverandering met zich brengen.
In die gevallen is adaptatie, aanpassing aan veranderende omstandigheden, en
mitigatie, het verzachten van de negatieve gevolgen van de klimaatverandering,
noodzakelijk. Dat stond ook al in verschillende besluiten van de Algemene
Vergadering van de VN in de periode voor 1988.
Deze doelstellingen zijn bijna volledig uit beeld verdwenen. De discussies o.a.
op het jklimaatcongres in Parijs en later in Katowice gingen bijna uitsluitend
over CO2-emissiess. Daarbij werd er impliciet uitgegaan van de veronderstelling
dat minder CO2 ook minder klimaatverandering oplevert en dus ook minder
negatieve gevolgen hiervan. Deze drie zaken zijn echter niet een op een
gekoppeld, zeker niet in de tijd en per regio. De politiek zou m.i. lef moeten
tonen en de realisatie van de doelstellingen, die achter het klimaatakkoord
zaten m.b.t. de negatieve gevolgen van de klimaatverandering, met meer inzet
moeten nastreven

Hoe verder?
Op basis van voorgaanden zie ik in de huidige impasse alleen een mogelijke
oplossing in de richting van het zoeken naar een gemeenschappelijke basis voor
alle betrokken partijen. Uitgangspunten daarbij kunnen zijn:
- het besef groeit dat het klimaatprobleem een globaal probleem is, waarbij alle
landen, ondanks de vaak zeer verschillende belangen, die zij hebben in de
opwekking en de productie van energie, moeten samenwerken aan adaptieve
en mitigerende maatregelen. Daarvoor moeten prioriteiten worden gesteld en
en fondsen worden vrijgemaakt los van de huidige discussie over de oorzaken
van de klimaatverandering. Bij de uitwerking van adaptieve en mitigerende
maatregelen zouden ook andere problemen m.b.t. een duurzame ontwikkeling
van de mensheid betrokken moeten worden. Ik hoop dat de VN hierin een
grotere rol kan spelen. Ik meen dat dit niet (meer) via de lijnen van het IPCC te
realiseren is.
- in vrijwel alle landen bestaat de politieke wil om een duurzame ontwikkeling
te stimuleren. Op dit moment wordt dit vrij algemeen vertaald in de aanpak van
de CO2-emissies . Ik stel voor om dit te vertalen in een probleem van het
ontwikkelen technologieën voor duurzame energie en van politieke en
wetenschappelijke structuren om deze transitie mogelijk te maken.
-het eschatologisch denken in rampscenario’s van het IPCC moet afgezwakt
worden. Natuurlijk zijn er vele bedreigingen voor de mensheid, waaronder de
klimaatverandering, maar daar moet met een meer afstandelijke en
allesomvattende blik bekeken e worden, niet vanuit vanuit een
facetbenadering. Vele groepen zullen daarbij betrokken moeten worden vb.
politieke organisaties, sociale en religieuze organisaties, het bedrijfsleven en de
wetenschap. Wetenschappelijke organisaties zullen een meer open beleid

5
moeten voeren t.a.v. het klimaatonderzoek. Zij moeten in de vertaalslag naar
beleidsnotities de wetenschappelijke integriteit handhaven. Daaronder versta ik
dat wetenschappelijke organisaties meer afstand moeten nemen van de
politiek, zeker als het om zo complexe problemen gaat als de
klimaatverandering. In het klimaatonderzoek bespeur ik, op basis van de zeer
vele ingebrachte technische rapporten bij voor de onderbouwing van de
klimaatnota’s bij de vele klimaatconferenties, een vlucht vanuit deze
complexiteit naar het detailonderzoek. Onderzoek, zowel theoretisch als
empirisch, naar de relatie tussen CO2 en opwarming is zeer beperkt.
Ik zie in genoemde uitgangspunten een als mogelijke aanzet om de huidige
impasse in het klimaatdebat tussen klimaatdrammers en klimaatsceptici te
doorbreken. Hoe langer de impasse duurt hoe ernstiger de problemen
veroorzaakt door de klimaatverandering worden.

6
Inhoudsopgave
Persoonlijk standpunt m.b.t. klimaatbeleid ................................................................................................. 2
Samenvatting van de belangrijkste bevindingen ......................................................................................... 8
Geologie en Klimaat .................................................................................................................................. 16
Theorie over de invloed van CO2 op het klimaat ...................................................................................... 24
Dataverzameling ter onderbouwing van theorie en klimaatmodellen ..................................................... 31
Klimaatmodellen ....................................................................................................................................... 36
Organisatiestructuur achter het klimaatonderzoek .................................................................................. 55
Politieke besluitvorming m.b.t. het klimaat .............................................................................................. 59
De werking van het IPCC vanaf 1988 ......................................................................................................... 78
Afronding ................................................................................................................................................... 91
Bijlage 1: Samenvatting speurtocht naar de klimaatverandering 2007 .................................................... 96
Inleiding ................................................................................................................................................. 96
Is er een oorzakelijke relatie tussen CO2 en klimaatverandering? ....................................................... 99
Is CO2 de echte boosdoener? ............................................................................................................. 109
CO2 is het robleem! ............................................................................................................................ 116
Is CO2 wel het probleem? ................................................................................................................... 122
Bijlage 2: Beleid, klimaat en duurzame ontwikkeling .............................................................................. 139
Bijlage 3: De strijd tussen de wetenschappers ........................................................................................ 156
Bijlage 4 De stijging van de zeespiegel ................................................................................................... 160
Bijlage 5 Allerhande ................................................................................................................................ 164
Visie op een effectieve aanpak van het ‘duurzaamheidsprobleem’ ..................................................... 164
Het papagaaiencongres ........................................................................................................................ 167

7
Samenvatting van de belangrijkste bevindingen
Na al het spitwerk naar verschillende wetenschappelijke inzichten, onderzoeken
en de analyses hiervan en na het doornemen van de stukken van (bijna) alle
klimaatconferenties van de VN met haar vele resoluties, en akkoorden ben ik
overtuigd geraakt van het belang van een open en transparante discussie over
dit onderwerp. Ik denk dat het bevorderen hiervan de eerste en belangrijkste
stap is op weg naar een werkelijk ‘gedragen’ akkoord over de aanpak van de
opwarming en de gevolgen hiervan voor de meest kwetsbare
bevolkingsgroepen en ecosystemen en ook voor een duurzame en vredige
ontwikkeling van de mensheid.

Uit de klimaatgegevens blijkt dat de CO2 uitstoot sinds 1990 is blijven groeien.
Dat zal nog lang zo blijven omdat China, Rusland en de ontwikkelingslanden dat
tot 2030 mogen en ook zullen doen. Maar ook omdat veel ontwikkelde landen
als Nederland hun doelstellingen m.b.t. de beperking van CO2-emissies niet
halen. Toch moet deze trend snel worden omgebogen, omdat het verstoken
van fossiele brandstoffen, om veel meer en wellicht belangrijkere redenen dan
de opwarming, zo snel mogelijk gestopt moet worden: uitstoot van roet en
fijnstof, giftige stoffen, verzuring van de oceanen en ook de politieke
consequenties van de afhankelijkheid van de Arabische landen en van Rusland
en het is natuurlijk weinig duurzaam om waardevolle grondstoffen te
verbranden.

De VN onderneemt vanaf 1972 consistente pogingen om zowel de emissies van


CO2 te beperken (mitigatie), als om de negatieve gevolgen van de
klimaatverandering door adaptatie aan te pakken. De transitie naar een
duurzame energieopwekking verloopt te traag door geopolitieke belangen en
vooral door tegenwerkingen vanuit de energiesector. Men mist vooral op
nationaal niveau, ook in Nederland, een integrale visie op deze noodzakelijke
transitie. In landen, waar een dergelijk beleid wel van de grond komt, blijkt de
energiesector deze uitdaging mede op te pakken.
Ik zie in mijn zoektocht erg weinig aanzetten om de energiemarkt te
ondersteunen met beleidsmaatregelen en subsidies om deze transitie te
realiseren. Dat is noodzakelijk, omdat deze transitie met zich brengt dat
gevestigde belangen worden geschaad en omdat de energiekosten op korte
termijn altijd duurder zullen worden. Eigenlijk is een transitie op regionaal
niveau bijna onmogelijke zonder dat er op mondiaal niveau, vb. binnen de VN,
hierover beleidsafspraken gemaakt worden. Het IPCC zou daarin een rol kunnen
spelen door een bredere analyse van de problemen en door een meer open en
transparante communicatie. Zie het Rathenau Rapport1 hier over. Het IPCC
heeft de nodige kennis en contacten in huis door het onderzoek en de
beleidsanalyses t.a.v. de aanpak van de beperking van de CO2 emissies. Daar
wordt in deze notie dieper op ingegaan.

1
Zie vb. Skandinavische landen als Denenarken
shttps://www.academia.edu/2842955/Ruimte_voor_klimaatdebat_zicht_op_interactie_tussen_klimaatpolitiek_wetenschap_en_media

8
Klimaattheorieën zijn uiterst complex, omdat er zeel veel invloedsfactoren zijn
met zeer veel onderlinge relaties, welke voor zowel positieve als voor negatieve
terugkoppelingen zorgen. Het onderzoek hiernaar kan niet zonder
klimaatmodellen. Deze modellen kunnen slechts gebouwd worden door
wetenschappers, die voldoende inzicht en kennis hebben van deze relaties en
van de terugkoppelingen. Vanwege de complexiteit van deze modellen is het
voor ‘buitenstaanders’ praktisch onmogelijk om de resultaten van de
rekenkundige exercities te kunnen interpreteren. Alleen de wetenschappers,
die deze modellen gebouwd hebben, kunnen dat. Uit de zeer grote spreiding in
de ‘uitkomsten’ van de modelberekeningen blijkt dat ook de modellenbouwers
de sterkte van de koppelingen tussen de invloedsfactoren verschillend
inschatten.

De opwarming gaat langzamer dan de modellen aangeven. Volgens mij is dit ten
dele verklaarbaar door het gebruik van exponentiële groeimodellen2. Ik pleit
voor et gebruik van lineaire groeimodellen, om het effect van de positieve
terugkoppelingen te dempen. .

De vertrouwenskloof tussen politiek, wetenschap en bevolking m.b.t. het


klimaatbeleid wordt groter, helaas niet kleiner. De huidige aanpak roept
weerstanden op, welke niet overbrugbaar worden. Een goede basis voor
overleg tussen alle partijen ontbreekt. Het lijkt me dat een gemeenschappelijke
basis voor meer onderlinge samenwerking en vertrouwen gebaseerd moet zijn
op het bewustzijn dat de voorzieningen, waarvan de mensheid afhankelijk is,
eindig zijn. Dit zou een oproep kunnen zijn om Earth System Science te
integreren in het klimaatonderzoek.
Het verkrijgen van een solide draagvlak voor het beleid om de opwarming te
mitigeren en de natuur en de mensheid daar waar mogelijk is aan het
veranderende klimaat aan te passen is essentieel. Daarbij moet er openheid
komen over de wetenschappelijke onzekerheden op dit terrein. De politiek
mag zich niet verschuilen achter de wetenschap, die daardoor gepolitiseerd
raakt3. De politiek moet vanuit de bestaande kennis en inzichten en vanuit de

2
Deze werden ook door de Club van Rome gebruikt, met ernstige gevolgen. Zeker omdat men het effect van negatieve
terugkoppelingen niet kent zijn de inschattingen vaak te hoog.
3
Naar mijn mening geeft het Rapport Ruimte voor klimaatdebat: zicht op interactie tussen klimaatpolitiek, wetenschap en media
heldere aanwijzingen voor depolitisering van de klimaatwetenschap en voor meer politisering van het klimaatdebat.

9
normen en waarden vastgelegd in de mensenrechten zijn eigen
verantwoordelijkheid nemen om de nodige acties voor mitigatie en adaptatie
beleidsmatig voor te bereiden en hierover met de bevolking te communiceren.
Ik mis een dergelijk debat in Nederland.

Na lang zoeken en schiften ben ik tot mijn overtuiging gekomen dat CO2 als
antropogeen broeikasgas het klimaat en ook de natuur verandert en. Dit zou in
bepaalde regio’s een bedreiging voor de lokale bevolking kunnen vormen. De
opwarming zal volgens mijn inschatting op basis van voor mij beschikbare
informaties 4 niet exponentieel verlopen maar eerder lineair en na verloop van
tijd uitvlakken. Ik zie op basis van deze informatie een een opwarming van
ongeveer 0,75 graden per eeuw plus of min 0,25 graden. Dat levert een
opwarming op in 2100 t.o.v. 1850 van 1,5 tot 2 graden. Dit komt overeen met
de laagste inschatting door het IPCC. De oorzaak van en de wijze waarop het
klimaat verandert wijkt echter sterk af van wat het IPCC in zijn rapporten
suggereert. De gevolgen van de klimaatverandering zullen i.h.a. niet dramatisch
zijn voor de gematigde zones en de tropen maar wel voor de subtropische
gebeden en de polen. Dit is overigens feitelijk niet veel anders dan er in de
eerste klimaatconferentie in 1972 in een Resolutie van de Algemene
Vergadering van de VN is opgenomen.

Ik constateer dat het accent in het klimaatonderzoek eer sterk in e richting van
CO2 is verschoven. Dat geldt vooral voor het onderzoek naar AGW , waar het
accent meer op mitigatie dan op adaptatie ligt. Dit gaat ten koste van
onderzoek naar andere ‘drivers’ van de opwarming en van onderzoek naar het
kwantificeren van de negatieve effecten van de opwarming voor bepaalde
regio’s.
Wat mij het meest trof was de onverzoenlijkheid in he klimaatdebat. We weten
eigenlijk nog weinig van de krachten achter de klimaatverandering en toch
willen we daarover niet open discussiëren. Wetenschappers, actiegroepen en
belangengroepen zijn niet alleen onderling verdeeld zij staan ook vaak
tegenover elkaar. Hierdoor graaft men zich in en is de ander eerder een ’vijand’
dan een ‘partner’ in het gevecht tegen de negatieve gevolgen van de
klimaatverandering en het treffen van maatregelen om kwetsbare regio’s en
bevolkingen te helpen met gerichte, adaptieve maatregelen. Zelfs het ter
discussie stellen van antropogene globale opwarming (AGW) als enige oorzaak
van de opwarming is ‘vloeken in de kerk’. Onderzoek naar andere oorzaken van
de opwarming als AGW is not done.

4
Zie de paragraaf ‘klimaatmodellen’

10
11
Duurzaamheid en Klimaat
Het klimaatdebat is voor buitenstaanders moeilijk te volgen vanwege de
ingewikkelde materie en de vele tegengestelde standpunten. Voor insiders is dit
debat een arena, waarin groepen met elkaar vechten, waarbij zij hun eigen
paradigma’s, onderzoeksmethoden en oplossingsrichtingeninzetten. Mijn
speurtocht levert me voldoende inzicht op om in debat een aantal lijnen te
ontdekken.
Zo wijst de pijl van de tijd van Prigogine in de richting van een steeds breder
bewustzijn van de problemenwaar de mensheid zich voor gesteld ziet. Daarbij
wordt de probleemstelling steeds breder. De snelheid waarmee dit bewustzijn
zich over de mensheid verspreid is van veel factoren afhankelijk zoals van
kennis en inzicht maar vooral ook van belangen en politieke waardesystemen.
Dit bewustzijn vertaalt zich in concrete acties en beleid, al gaat dit sommige
groepen niet snel genoeg om de bedreigingen het hoofd te bieden en voor
andere groepen gaat het te snel vooral voor gevestigde belangen.
Het bewustzijn, dat verandering en actie noodzakelijk zijn, ontstaat als mensen
zich bekommeren om de actuele problemen en ontwikkelingen en zich h
bewust worden dat hier heel dringend wat aan gedaan moet worden. Als men
zich dat realiseert dan ontdekken zij dat er een bredere kijk op de problemen
noodzakelijk om deze problemen te verlichten. Dan blijkt dat dat meestal alleen
op een hoger schaalniveau kan geschieden. Op dat moment ontstaat er een
draag vlak voor de noodzaak van een transitie naar een hoger beleid- en
organisatieniveau voor de oplossing van actuele problemen. Dit alles is een heel
complex probleem. Ik geef een aantal voorbeelden.

In de jaren 60-tig nam de zorg toe om de vernietiging van natuurlijke habitatten


door vergiftiging (o.a. DDT) en menselijk handelen. Er ontstond een bewustzijn
dat we (weer) moeten leren om te leven in harmonie met de natuur mogelijk
moeten maken. Daarbij horen doelstellingen en waarden als het weren van
giftige stoffen uit de natuur en een streven naar een circulaire economie. Zie
het boek Silent Spring van Rachel Carson uit 1962.

In de jaren 70-tig werd de zorg om de duurzame ontwikkeling van de mensheid


aangewakkerd door het inzicht dat het exponentiële verbruik van niet
vervangbare grondstoffen en de gevolgen hiervan voor de natuur zo groot
worden dat er op beleidsniveau een vraag ontstond om dit te onderzoeken. Het
bewustzijn groeide dat er internationale afspraken nodig zijn om doelstellingen
en waarden te realiseren als voorkomen van de uitstoot van aerosolen, die de
ozonlaag aantasten, en zwavel, dat de zure regen veroorzaakt.
Deze zorg leidde tot de studie onder leiding van Dennis Meadows van het MIT
naar De grenzen aan de groei, 1972, ook wel het Rapport van de Club van Rome
genoemd, waarin de uitputtingsproblematiek centraal staat. Deze studie
maakte gebruik van computermodellen, waarin de exponentiële groei centraal
stond. Dit rapport legde een basis onder het eerste klimaatcongres binnen de
VN in 1972.

12
In de jaren 80-tig werd het gevaar van de opwarming van de atmosfeer door de
antropogene uitstoot van CO2 breed onderschreven. Daardoor ontstond, mede
door het rapport van de Club van Rome, bekommernis over de houdbaarheid
en zelfs het voortbestaan van de westerse lifestyle. Men vreesde een komende
klimaatverandering met mogelijk desastreuze gevolgen. Het bewustzijn dat hier
iets aan gedaan moest worden groeide zo sterk dat er binnen de VN een beleid
ontwikkeld werd dat gericht was op het aanpakken van de CO2 uitstoot.
Ondanks de tegenwerking van veel belangengroepen zijn er mondiale afspraken
gemaakt voor de verlaging van de CO2 emissies. Men legde de verbinding
tussen duurzaamheid en klimaatverandering, en vooral ook de negatieve
gevolgen hiervan voor zwakke regio’s , in tal van resoluties van de Algemene
Vergadering van de VN.
Ook hier werd het klimaatbeleid ondersteund door een gezaghebbend rapport.
Het Brundtland-rapport Our common Future uit 1987 werd geschreven in
opdracht de World Commission on Environment and Development (WCED). Dit
rapport stelde dat de belangrijkste milieuproblemen het gevolg zijn van de
armoede en niet-duurzame consumptie en productie. Martin Maslin5 beschreef
de ontdekking en geschiedenis van het broeikaseffect inGlobal Warming, a very
short introduction, 2004.

Als men de verslagen van de Algemene Vergadering van de VN leest dan komt
men deze zorgen en de doelen en waarden met betrekking tot heen duurzaam
klimaatbeleid tegen. Er zijn vele resoluties opgesteld om een duurzame
ontwikkeling gestalte te geven. De werkelijkheid is echter anders. De politiek
spreekt op nationaal en lokaal niveau, vb. Nederland, met een andere tong dan
in vb. in de VN of de EU . Zij verschuilt zich vaak achter economische belangen
om minder duurzame ontwikkelingen te tolereren. Het fiasco van het
tweesporenbeleid6, dat steeds weer benadrukt dat we alleen wat kunnen doen
aan duurzaamheid als we ons dat economisch kunnen veroorloven, is nergens
duidelijker dan in Groningen. Daar is schaamte op zijn plaats en schande voor
de democratie Nederland. Een schande waar we graag over praten als het om
ontwikkelingslanden gaat, vb.Shell in Nigeria, maar waar we een blinde vlek
voor hebben als het in Nederland gebeurt.

Onze huidige problemen zijn niet uniek. De mensheid heeft steeds een gevecht
met ‘duurzaamheid’ gevoerd, zoals vb. in de oertijd, toen men in stamverband
leefde en later in grotere verbanden als steden en rijken, die elk op eigen wijze
een balans moesten vinden tussen duurzaamheid en klimaat. Steeds waren er
transities naar een hoger schaalniveau. Nu staan we voor de transitie naar een

5Zie: Maslin5 beschreef de ontdekking en geschiedenis van het broeikaseffect


inGlobal Warming, a very short introduction, 2004. Oxford University Press,
Oxford 2004, gepubliceerd door Lenntech
https://www.lenntech.nl/broeikaseffect/broeikaseffect-geschiedenis.htm
Lubbers gebruikte de term ‘tweesporenbeleid’om een duurzame ontwikkeling te realiseren, welke werd vastelegd in het
eerste Nationaal Milieu- en Natuurbeleidsplan (NMP), dat een aansloot bij het VN-rapport Our Common Future, van
Brundtland. Het N.M.P. maakte van Nederland een gidsland' voor veel andere landen op milieugebied. De praktische
invulling in latere jaren kwam niet overeen met deze doelstellinen, integendeel. Er werden zelfs onder Lubbers nog
kolencentrales gebouwd. Nu is Nederland een va de meest vervuilende landen van Europa. Zie vb.
http://pijfers.com/marloes/4.html

13
globale samenleving, waarmee ik niet de huidige globalisering bedoel. Wellicht
is er weer een emergentie nodig van de mensheid naar een hoger
organisatieniveau om meer fundamentele oplossingen te vinden voor een
duurzaam bestaan binnen de grenzen van de Aarde als Systeem. Als dat niet
lukt, lijken mij de bedreigingen in een hoger tempo te groeien dan het
vermogen hieraan het hoofd te bieden. Dat zal dan het einde van het
antropoceen inluiden. De felheid waarmee de ‘grote leiders’ nu over hun
‘perfecte atoomwapens en raketten’ praten maakt een mens ten Tode betrübt.
Daarin valt niets te bespeuren van de zorg om een duurzame ontwikkeling van
de mensheid.

Op dit moment zijn al deze zorgen nog steeds actueel, maar er zijn weer nieuwe
zorgen aan toegevoegd: Het begrip duurzaamheid omvat naast het ‘leven in
harmonie met de natuur’ en het ‘voorkomen van een uit de hand lopende
klimaatverandering als gevolg van de groei van de CO2-emissies, nu ook de
‘zorg voor de water- en voedselvoorziening’. De vraag is natuurlijk hoe de
mensheid zich beter kan organiseren om een duurzame toekomst met een
circulaire economie te bereiken.

CO2-emissierechten
Het bewustzijn groeit momenteel dat er op mondiaal niveau harde afspraken
moeten worden gemaakt om de gevolgen van menselijk handelen op mondiaal
niveau te evalueren en aan te pakken, waarbij de negatieve effecten op
regionaal en lokaal niveau worden gemitigeerd. Daarbij horen doelstellingen of
waarden als social justice, gelijkberechtiging en compensatie. Het instrument
van de emissierechten7 zou kunnen worden gekoppeld aan deze doelstellingen.
De werkelijkheid is anders: de emissierechten dragen niet bij aan een duurzame
ontwikkeling, noch bij de energietransitie bij bedrijven, noch bij de aanpak van
de negatieve gevolgen van de klimaatverandering bij kwetsbare gebieden en/of
bevolkingen.
Het is nu belangrijker dan ooit dat er een effectieve regelgeving komt vanuit het
hoogste, mondiale niveau en dat deze doorwerkt naar de lagere niveaus. Deze
regelgeving kan/mag niet zonder breed gedragen waarden en doelen. Wie zal
deze formuleren?

7
Zie voor algemene informatie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Emissiehandel

14
15
Geologie en Klimaat
Op het eind van de 19-de eeuw werkte de Amerikaanse geoloog Thomas
Chamberlin aan de relatie tussen de globale temperatuur op aarde gedurende
verschillende geologische tijdperken. Hij gebruikte de theorie van gasfysica om
een verklaring van dit verband te geven. Hij ging er daarbij van uit dat CO2 de
belangrijkste verklarende invloedsfactor (driver) is. Hij stelde dat in bepaalde
geologische tijdperken hoge concentraties van CO2 in de atmosfeer terecht
komen als gevolg van grote vulkanische activiteit. Dit zou de temperatuur op
aarde verhogen. Als gevolg daarvan zou er meer waterdamp in de atmosfeer
terecht komen, waardoor de opwarming nog extra versterkt zou worden.
In die tijd werkten ook Tyndall en anderen aan de vraag naar de invloed van
CO2 op de opwarming. Hun onderzoek plaveide de weg voor het onderzoek van
Svante Arrhenius, een Zweedse wetenschapper die vanuit een heel andere
discipline naar deze relatie keek. Arrhenius was wellicht de eerste
wetenschapper, die zag dat menselijk handelen wereldwijde gevolgen zou
kunnen hebben voor het klimaat. Hij stelde in zijn presentaties dat het
verbranden van fossiele brandstoffen de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer kon
verhogen en dat daardoor de gemiddelde temperatuur op aarde substantieel
zou kunnen stijgen. Dit was in die tijd niet alarmerend, omdat vrijwel algemeen
werd verwacht dat er een ijstijd op komst was. Zelfs in het rapport van de Club
van Rome werd het broeikaseffect van CO2 niet per se als negatief gezien.Zijn
publicatie uit 1896 wordt thans als iconisch gezien door diegenen die nu een
opwarming en daaraan gekoppelde klimaatverandering met grote gevolgen
voor de natuur vrezen.
Plass werkte verder aan het benchmark onderzoek (verdubbeling van het CO2
gehalte) van Arrhenius en ontdekte dat bij een verdubbeling van de het
toenmalige CO2 gehalte in de atmosfeer de temperatuur met 3,6 graden Celsius
zou stijgen. In 1975 schatten Manabe en Wheterald de temperatuurstijging bij
een verdubbeling van het CO2 gehalte op 2,9 graden Celsius. Latere studies
tonen een grote variatie aan van 1 tot 6 graden Celsius, zoals Arrhenius eerder
al had gevonden. Op dit moment schat het IPCC op basis van klimaatmodellen
een temperatuurstijging van 2 tot 5,5 graden met een best guess van 2 graden.
Daarbij is rekening gehouden met alle broeikasgassen en met de afkoeling door
o.a. aerosolen
Dit onderzoek, of liever de conclusies van dit onderzoek werden in 1957 door
Suess en Revelle ondersteund door aan te tonen dat niet alle CO2 door de
oceanen kan worden geabsorbeerd, waardoor deze de temperatuurstijging niet
kunnen opvangen.

De vraag komt natuurlijk ook bij mij op ‘Waarom ga ik nog door met mijn
zoektocht naar de oorzaken van de klimaatverandering? Het is toch duidelijk
dat de enorme antropogene uitstoot van CO2 daar debet aan is? En ook als dat
niet helemaal waar zou zijn, dan is het toch so wie so noodzakelijk om het
verbruik van fossiele brandstoffen zo veel als mogelijk is te beperken?’. Ja, maar
zo werkt mijn gevoel voor waarheidsvinding niet. Bovendien wordt er naar mijn
mening een enorm risico genomen, dat onder rafel geveegd wordt. Ik blijf

16
vasthouden aan wetenschappelijk principes en accepteer geen omkering van
oorzaak en gevolg. Er zijn teveel klimaatwetenschappers, die vraagtekens
zetten bij de stelligheid van de uitspraken van et IPCC. Men mag volgens mij
niet spreken van een wetenschappelijke consensus. De stelligheid blijkt uit de
‘zekerheid’, die steeds hoger wordt en nu op meer dan 95% gesteld wordt. Dat
is statistiek geen klimaatwetenschap. Het risico dat hierdoor genomen wordt is
dat er enerzijds wellicht ook andere factoren zijn, die essentieel zijn bij de
klimaatverandering en dus ook bij het aanpakken hiervan. Anderzijds zou de
geloofwaardigheid van het IPCC en dus ook van de VN een zeer grote deuk
oplopen als CO2 niet de grote boosdoener is of als de gevolgen blijken mee te
vallen. Dan is de ruimte voor politieke maatregelen om alsnog de gevolgen van
de klimaatverandering te mitigeren veel kleiner geworden. En dat alles is niet
nodig. Er wordt vrij algemeen erkend dat we vanwege de vervuiling, beperkte
grondstoffen, politieke machtsspelletjes etc. af moeten vaan de afhankelijkheid
van fossiele brandstoffen. We moeten ook erkennen dat een energietransitie
naar ‘schone brandstof’ voor bijna alle sectoren van alle samenlevingen heel
positief is en een uitdaging vormt voor toekomstige wetenschappelijke en
technologische ontwikkelingen. Deze past binnen een meer glokale
samenleving en gaat uit van sterkten en kansen in plaats van zwakten en
bedreigingen. Overheden verenigt U binnen de VN!

Laat de wetenschappers hun werk doen en verketter ze niet vanwege


‘afwijkende standpunten.8 Ook deze ‘kritische’ wetenschappers stellen op basis
van wetenschappelijk, klimatologisch onderzoek vragen bij de uitgangspunten
van het IPCC.

Enige informaties:
Wat zijn de bronnen en de sinks van de CO2?
Bron Wikipedia9
Nu is het sowieso al erg lastig
omvast te stellen ‘waar’ CO2
vandaan komt (sources,
bronnen) en waar het weer
opgenomen wordt (sinks,
opslagputten). Op bovenstaande
figuur is de koolstofcyclus
weergegeven. De belangrijkste
bronnen voor atmosferisch CO2
zijn de oceanen ( 90
gigaton/jaar) , vegetatie (60
gigaton/jaar) en bodems (60
gigaton/jaar). De inbreng van de mensheid is slechts 5,5 gigaton/jaar. De

8
Zie vb. http://klimaatgek.nl/wordpress/co2/ om enige van de ‘afwijkende ‘ wetenschappelijke ideeën te ontdekken. Ik hoorde
recentelijk dat volgens Calendar de theorieen van Arrhenius en Plas niet correct zijn, maar sat ze wel tot dezelfde uitkomst komen. Zie
Youtube filmpje van Kevin Anderson https://www.youtube.com/watch?v=iV6A4CZkOXg
9
Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Koolstofkringloop Er zijn zeer veel links te vinden op wikipedia naar aspecten van de
koolstofcyclus, ed.

17
menselijke inbreng in atmosferische koolstof is dus 2,6%. Men kan zich afvragen
of een dergelijke kleine inbreng er wel toe doet, zeker als men bedenkt dat
bovenstaande getallen schattingen zijn. De foutenmarges in die grote stromen
zijn groter dan de antropogene iemissie van CO2. Bovendien: een relatief kleine
variatie in de natuurlijke stromen van koolstof in de cyclus zal de menselijke
inbreng al overschaduwen. Maar afgezien daarvan: hoe kan het dat die zeer
kleine extra sbron in staat is om het atmosferische CO2-gehalte zo op te
drijven?

Een andere vraag van wetenschappers is: komt de opwarming door meer CO2
in de atmosfeer of juist omgekeerd?
Zie onderstaande:

Bron: Onderzoek van Stott e.a. naar de stijging van atmosferisch CO2 aan het
einde van de Weichsel IJstijd, ongeveer 18.000 jaar geleden, en de opwarming
die de opmaat vormde voor het huidige interglaciaal. Dat deden ze door
isotopen onderzoek in mariene sedimenten in het westelijk deel van de Grote
Oceaan. Ze vonden dat de stijging van het CO2 vooraf gegaan werd door een
stijging van de temperatuur, ongeveer 1300 jaar eerder. Deze was het gevolg
van de opwarming van diep zeewater op het zuidelijk halfrond. Die opwarming
was weer het gevolg van een toegenomen instraling in de lente op Antarctica,
in combinatie met een afnemende Albedo van drijvend ijs op zee. Deze
conclusies werden door Stott nogmaals bevestigd in een publicatie genaamd
“The Oceanic Climate Capacitor” in GeoScience ( 2010 ).
In een interview in Science Daily in 2007 zegt Stott:

18
” I don’t want anyone to leave thinking that this is evidence that CO2 doesn’t
affect climate. It does, but the important point is that CO2 is not the beginning
and end of climate change.”

Ik denk dat Stott met deze uitspraak de spijker op zijn kop slaat. CO2 is een
broeikasgas en heeft als zodanig invloed op de energiebalans van de aarde.
Maar dat wil nog niet zeggen dat atmosferisch CO2 de “major trigger” is voor
klimaatverandering.

ter afsluiting een grafiek


die het verloop van
temperatuur en
atmosferisch CO2-
gehalte weergeeft
gedurende het
Phanerozoicum. De
temperatuurreeks is
gebaseerd op Scotese,
de CO2-reeks op Berner.
Bron: Klimaatgek: CO2

http://klimaatgek.nl/wordpress/co2/

Arrhenius gebruikte zijn model om de hoge globale temperatuur in het Tertiair,


zie boven, door een hoge concentratie van CO2 te verklaren. Het vakgebied van
de paleoklimatologie onderzoekt o.a. de gemiddelde temperatuur tijdens de
verschillende geologische tijdperken. De schommeling van de gemiddelde
temperatuur varieert van minder dan 12 graden in de ijstijden en meer dan 17
graden in de warme perioden. Momenteel ligt de gemiddelde temperatuur op
aarde op ongeveer 15 graden Celsius, dus relatief koel. Een beeld de
veranderende klimaten gedurende de laatste 560 miljoen jaar is zien op de
website van Meteo Maarsen10.
De temperatuurstijging, welke wordt toegeschreven aan het door de mens
veroorzaakte broeikaseffect, is niet dramatisch en valt binnen de normale
10
Zie: https://meteo-maarssen.nl/pk_01.html

19
fluctuaties van het klimaat op aarde. Maar afhankelijk van het ecosysteem
kunnen er wel aanzienlijke veranderen optreden. Een duurzame ontwikkeling
wordt vanuit die visie gedefinieerd als het in stand houden van de huidige
ecosystemen en vooral van de mensheid. Daarom moeten we voorzichtig zijn
met onze leefomgeving en moeten we vervuiling van de aarde in welke vorm
dan ook stoppen. Vanuit deze optiek moeten we het verbruik van CO2
beperken.

Vanuit de blik op de zeer lange termijn van de paleoklimatoloog is de huidige


opwarming wellicht totaal niet verontrustend. Maar vanuit de ecosystemen
bezien kan er wel degelijk reden tot verontrusting zijn. Dit is een van de
twistpunten tussen de klimaatwetenschappers van het IPCC en andere
wetenschappers. Hierop ga ik in Bijlage 3 in.
Als we kijken naar een minder lange termijn van vb. enkele duizenden jaren is
er nog steeds geen reden tot grote zorg voor het voortbestaan van de
mensheid. De mensheid heeft grotere fluctuaties in de temperatuur op aarde
overleefd, en is wellicht mede daardoor bovenaan de ecologische ladder
gekomen. Zie onderstaande grafiek voor de temperatuurschommelingen in de
laatste 4000.000 jaar:

Bron: CO2, informatie van ‘klimaatgek’11


Deze link naar ‘klimaatgek’ geeft toegang tot zeer veel relevantie onderzoeken
m.b.t. de relatie tussen CO2 en opwarming in de laatste 500 miljoen jaar.

Wat Al Gore niet zei, en misschien ook niet wist, is dat bij veel omslagpunten in
de Vostokgrafiek de temperatuur een beetje voorliep op de CO2. Een time lag
van 800 jaar wordt vaak genoemd, maar dat is eem grof gemiddelde. De
tijdvertraging tussen temperatuur en CO2-gehalte varieert van ongeveer 200
jaar tot meer dan 1500 jaar. Dat ziet men niet als de totale reeks bekijkt van
temperatuur-CO2 relatie van de Vostok ijskern. Maar als men “inzoomt” is dat
wel te zien. Deze techniek, veranderen van schaal, wordt in de geografie vaak
toegepast. Inzoomen vergroot de details, uitzoomen geeft je meer kijk op
grootschalige patronen. Soms vergroot inzoomen je inzichten, soms uitzoomen.

11
Zie http://klimaatgek.nl/wordpress/2013/01/12/co2/vostok-ice-core-petit2/

20
Wanneer men de temperatuur- en CO2-data van dezelfde ijskern in detail
bekijkt rond de overgang Weichselglaciaal – Holoceen, dan is duidelijk de time
lag te zien bij een aantal markante omslagpunten (zie figuur hieronder).

Op een kortere tijdschaal van 20000 jaar is goed te zien dat deze
temperatuurverandering voorloopt op de verandering van het CO2gehalte in de
atmosfeer met 600-1500 jaar:

Bron12: Guy Leblanc en ook Indermühle e.a. van de UNEP vonden dergelijke
intervallen

De discussies tussen wetenschappers die uitgaan van trends over een korte
termijn van minder dan enkele eeuwen, zoals Maarten Keulenmans en
wetenschappers,die eerder in duizenden jaren denken . zoals vb. Salomon
Kroonenberg en Marcel Crok, is groot, onoverbrugbaar groot, lijkt het.
Natuurlijk wordt er door de exponentiële groei van de mensheid met daarbij
een energieverslindende manier van leven direct en indirect gigantisch veel
meer CO2 uitgestoten. Ik lees dat deze uitstoot in totaal 23 Gigaton CO2 (5
Gigaton koolstof) per jaar bedraagt. Voor huishoudens met een westerse
leefstijl, bedraagt dit 23 ton per jaar. Dit is in totaal veel meer dan de uitstoot

Bron: Guy Leblanc Zie: http://carbon-sense.com/category/co2-science/


12

Ook Indermühle e.a. van de UNEP vonden dergelijke intervallen Zie:


https://www.ncdc.noaa.gov/data-access/paleoclimatology-data

21
door vulkanisme en vb. bosbranden. Maar het is wel een factor minder dan de
uitstoot door natuurlijke processen als verrotting en ‘verbranding’ van
organisch materiaal, o.a. versterkt door het ontdooien van de permafrost in
toendragebieden als gevolg van de opwarming. Het is ook veel minder dan de
CO2 utwisseling tussen de oceanen en de atmosfeer.
CO2 is een ‘driver’ voor de opwarming en dus indirect ook voor de
klimaatverandering. De discussie over de omvang of sterkte van deze driver en
over de negatieve en positieve terugkoppelingen in de Aarde als Systeem,
binnen de discussies over Earth System Science. Het debat moet met open
vizier gevoerd kunnen worden. Daarbij moet de vraag gesteld mogen worden of
CO2 de belangrijkste oorzaak van de opwarming en van de klimaatverandering
is. We weten nog weinig over de sterkte van de negatieve terugkoppelingen en
over de sterkte van alle ‘drivers’ van de opwarming, zoals vb. Kosmische
straling, zonnevlekken, Milankovitch cycli, platentektoniek, El Niño en
zeestromingen, vulkanisme etc. Telkens weer duiken nieuwe inzichten en
theorieën op.

Ik vind het vanuit de noodzaak van duurzame ontwikkeling van veel groter
belang dat we proberen te doorgronden hoe het ‘systeem Aarde’ functioneert
en hoe dit systeem steeds weer evenwichten weet te vinden13.

We moeten wel beseffen dat alleen kijken naar de ‘grote klimaatsystemen’


geen oplossingen kan bieden voor problemen als gevolg van de
klimaatverandering binnen kleinere gebieden en ecosystemen. Op het niveau
van de ecologie en vooral van de voedselproductie doet vb. de Universiteit
Wageningen baanbrekend werk om gewassen bestand te maken tegen
verdroging en verzilting. Een ander voorbeeld van onderzoek naar
klimaatverandering op lokaal niveau vindt men in het onderzoek binnen Critical
Zones (CZO’s)14.

13Enige links zijn:NESSC, werkt aan meer inzicht in klimaatverandering en in het


verleden en ook klimaatmodellen en tensotte een model voor ger aardsysteem:
http://www.nessc.nl/ of https://www.youtube.com/watch?v=lSo6SMWB9sY
E0boek over Eart System Science van Michael Jacobson, Robert J. Charlson,
Henning Rodhe, Gordon H. Orians , International Geophysics
#72https://www.kobo.com/us/en/ebook/earth-system-science
14Een beschrijving hiervan kan vinden in vb.: NSF-onderzoek naar de invloed van

CO2 op het klimaat


http://criticalzone.org/national/research/the-critical-zone-1national/

22
23
Theorie over de invloed van CO2 op het klimaat

Inleiding
In het voorgaande is de invloed van CO2 op de opwarming al aan de orde
gekomen. Hier wil ik wat dieper ingaan op de theorie en vooral ook op de
klimaatmodellen, die op basis van deze theorie worden gemaakt binnen
verschillende onderzoeksinstituten.
Al sinds de 16-de eeuw warden weerkaarten gemaakt op basis van vb.
logboeken van zeekapiteins, waarnemingen van sterrenkundigen en
enthousiaste weermannen. Ondanks het ontbreken van data over het weer en
het klimaat waren er al wel zeer algemene en vrij onnauwkeurige weer- en
windkaarten van de gehele aarde beschikbaar, die zeelui in staat stelden alle
oceanen te bevaren. De eerste meer uitgebreide weerkaarten werden medio
18-de eeuw gemaakt door Brandes van de universiteit van Breslau op basis van
weergegevens van de Societas Meteorologica Palatina, de eerste
meteorologische waarnemingen van keurvorst Karl Theodor van de Palts. In
Nederland werden in de 19-de eeuw de eerste weerkaarten gemaakt in de
beginjaren van het KNMI op basis van schetsen van Buys
Tot medio 20-ste eeuw waren er geen systematische gegevens beschikbaar
data om het klimaat op aarde op een enigszins betrouwbare en nauwkeurige
wijze te beschrijven.

Meteorologen leunden sterk op kaarten met vb. isobaren en windpatronen en


ook op hun ervaring om weersvoorspellingen te doen. Voor de iets langere
termijn waren deze zeer onbetrouwbaar en viel men vaak terug op
volkswaarheden om nog enige houvast te geven.

Pas met de systematische verzameling van data over weer en klimaat werd het
mogelijk berekeningen uit te voeren m.b.t. luchtcirculatie, zeestromingen,
temperaturen en windpatronen. Deze berekeningen vormden steeds meer een
stabielere basis voor het voorspellen van weer- en klimaatveranderingen. In de
volgende paragraaf ga ik verder in op de De theorie achter de
weersvoorspellingen was in feite gebaseerd op ervaring. Men was niet zo
geïnteresseerd in de verklaringen en de achtergronden. De ervaringswijsheid
werd toegepast op de dagelijkse weervoorspellingen. Deze weersvoorspellingen
waren voornamelijk gebaseerd op het doortrekken van tijdlijnen. De
weermannen leunden sterk op kaarten met vb. isobaren en windpatronen en
op hun ervaring. Dataverzameling werd pas een noodzaak toen men
klimaatmodellen moets ‘voeden’ met meetgegevens.
Ik werk in het volgende een summiere tijdlijn uit van de theorieën achter het
klimaatonderzoek.

Theorieën voor medio 1850


In de19-de eeuw werden de eerste theoretische studies opgezet om het effect
van vb. CO2 en waterdamp op de atmosfeer en op het klimaat middels

24
empirisch onderzoek te meten. Sommige wetenschappers, de empirici,
meenden dat de atmosfeer te complex is om met fysische modellen te
beschrijven en dat was in die tijd ook zo. Daarom probeerden zij uit de
beschikbare data op een inductieve manier weersvoorspellingen te maken op
basis van luchtstromen.
Natuurlijk waren er ook toen al wetenschappers en theoretische meteorologen,
die probeerden het weer te begrijpen als een afhankelijke van natuurkundige
verschijnselen o.a. stromingsleer. Zij zochten naar theorieën voor vb. de
luchtcirculatie op basis van vloeistof- of gas dynamica, geheel in lijn met de
reductionistische wetenschap. Het ging daarbij eerder om de theorie dan om
het berekenen van de luchtstromingen in de werkelijkheid, omdat de nodige
rekenmethoden en –instrumenten op dat moment niet voorhanden waren. Er
waren bovendien ook geen mogelijkheden om de theorie te toetsen .
In 1827 kwam de Fransman Joseph Fourier met het idee dat de temperatuur in
de dampkring alleen verklaard kon worden door onzichtbare warmtestraling.
De Amerikaanse natuurkundige Eunice Newton Foote publiceerde in 1856 voor
de American Association for the Advancement of Science (AAAS ) haar
onderzoek naar de opwarming van lucht door de zon, en hoe die opwarming
toenam onder invloed van koolstofdioxide (CO2).

Theorieën tussen 1850-1950 I


n de tweede helft van de 19-de eeuw werd op andere manieren onderzoek
gedaan naar wat wij nu het ‘broeikaseffect’ zouden noemen door o.a. John
Tyndall, die in 1861 resultaten publiceerden van laboratoriummetingen naar de
opname van warmtestraling door CO2e. Hij dacht dat variaties in het gehalte
van CO2 klimaatveranderingen konden verklaren. Ook de Zweedse onderzoeker
Svante Arrhenius zocht naar een verband tussen CO2 en het klimaat. Hij was
een elektrachemicus, die een verband zocht tussen het effect van CO2 als
broeikasgas op de opwarming. Zijn interesse was gewekt door een toenemende
angst in die tijd voor een komende ijstijd. Hij zocht o.a. naar een verklaring van
de hoge globale temperatuur in het Tertiair.
Zijn onderzoeksterrein lag op het gebied van de elektrochemie. Daarbij
gebruikte hij een energy budget model, dat leek op dat van Hann’s ‘solar
mathematical climate’ model15. Hij berekende dat een verdubbeling van de
hoeveelheid CO2 in de atmosfeer een opwarming geeft van 1 tot 6 graden
Celsius. In 1895 kondigde hij in de Stockholm Physical Society aan hoeveel
warmte er in CO2 en waterdamp wordt vastgehouden en hoe deze gassen
bijdragen aan de opwarming van de atmosfeer aan de oppervlakte. Arrhenius
schreef daarover een beroemd geworden rapport dat in 1896 gepubliceerd
werd. Zijn onderzoek leverde hem een Nobelprijs op.
Zijn publicatie wordt thans als iconisch gezien door diegenen die nu een
opwarming en daaraan gekoppelde klimaatverandering vrezen. Arrhenius was
waarschijnlijk de eerste wetenschapper, die inzag dat menselijk handelen
wereldwijde gevolgen zou kunnen hebben voor het klimaat. Hij stelde in zijn
presentaties dat het verbranden van fossiele brandstoffen de hoeveelheid CO2
15
Zie vb.: http://www.climate4you.com/ClimateModels.htm

25
in de atmosfeer kon verhogen en dat daardoor de gemiddelde temperatuur op
aarde substantieel zou kunnen stijgen. Dit was in die tijd niet alarmerend,
omdat vrijwel algemeen werd verwacht dat er een ijstijd op komst was. Zelfs in
het rapport van de Club van Rome werd het broeikaseffect van CO2 niet per se
als negatief gezien.

Plass werkte verder aan de theorie van Arrhenius en ontdekte dat bij een
verdubbeling van de het toenmalige CO2 gehalte (benchmark onderzoek) in de
dampkring de temperatuur met 3,6 graden Celsius zou stijgen, tenzij deze
warmte door vb. de oceanen werd opgenomen. In 1957 toonden Suess en
Revelle aan dat niet alle CO2 door de oceanen kan worden gabsorbeerd,
waardoor deze de temperatuurstijging niet kunnen opvangen.

Theorieën na 1950
In die jaren werkte Plass verder aan zijn theorie met benchmarkmodellen,
waarbij hij later ook computers kon inzetten voor meer verfijnde berekeningen.
In 1975 schatten Manabe en Wheterald de temperatuurstijging bij een
verdubbeling van het CO2 gehalte op 2,9 graden Celsius. Latere studies tonen
een grote variatie aan van 1 tot 6 graden Celsius, zoals Arrhenius eerder al had
ontdekt.

In de jaren 60-tig waren de computers, waarmee eenvoudige klimaatmodellen


konden worden doorgerekend, en de beschikbare databestanden totaal
ongeschikt voor de taak van de meteorologen en klimatologen. Ook de theorie
over de luchtcirculatie en het effect van broeikasgassen en vb. zonnestraling
waren nog niet fijnmazig genoeg. Het onderzoeksveld was sterk versnipperd en
er was weinig internationale samenwerking. Maar dat veranderde in de jaren
50-tig, toen het duurzaamheidsdenken en de angst voor het uit de hand lopen
van de opwarming door de grote CO2 uitstoot binnen een aantal instituten
voet aan de grond kreeg. Dat was het begin van enerzijds het grootschalige
onderzoek met klimaatmodellen en anderzijds de politieke bewustwording van
het klimaatprobleem.
De opvattingen over het effect van meer CO2 in de dampkring waren tot 1970,
maar ook daarna nog, tegenstrijdig. De discussies gingen over welk broeikasgas
het sterkst was: waterdamp of CO2 of aerosolen, die juist voor afkoeling
zorgen. Het besef groeide ook dat het klimaat een zeer complex geheel is,
waarin veel processen met elkaar interacteren. Daarbij zijn er zowel positieve
als negatieve terugkoppelingen. Pas veel later ontdekte men vb. dat de
terugkoppelingseffecten van wolken en van waterdamp tegengesteld zijn.
Daardoor is ‘water’ in allerlei verschijningsvormen een sterke regulator voor het
verkrijgen van evenwichten in het ‘systeem aarde’.
Het klimaat en de klimaatverandering zijn zeer complexe systemen, die we nog
steeds niet kunnen doorgronden, en wellicht nooit helemaal zullen kennen. Het
blijft een zeer uitdagend studiegebied en dat moeten we vooral ook zo blijven
zijn. Theorievorming, dataverzameling en zeker ook modellering met behulp
van klimaatmodellen horen daar bij.

26
De theorieën m.b.t. het klimaat werden enerzijds afgeleid van fysieke wetten
uit de gas- en vloeistofdynamica en de thermodynamica en anderzijds uit
absorptie en uitstraling van energe o.a. de zonne-energie, vulkaanuitbarstingen
en de aanwezigheid van de diverse broeikasgassen. Een voorbeeld van een
dergelijk theoretisch, zeer eenvoudig model is de ‘stralingsbalans’16van de
aarde, voorgesteld als:
(1 − a)Sπr2 = 4πr2εσT4
Links van het = teken staat de binnenkomende zonne-energie, rechts de door
de aarde uitgezonden energie. S is de zogenaamde zonneconstante, de
hoeveelheid binnenkomende energie per m2 aan de buitenzijde van de
atmosfeer. Deze is ongeveer 1368 W/m2. Verder is a de Albedo van de aarde en
r de straal van de aarde. . De uitgaande energie rechts is gebaseerd op de wet
van Stefan-Bolzmann. Hier staat ε voor emissiviteit, het vermogen van een
object om geabsorbeerde energie uit te stralen, σ is de Stefan-Bolzmann
constante en T de stralingstemperatuur van de aarde (inclusief de atmosfeer).
Het is eenvoudig te zien dat een verandering van de Albedo, van de
zonneconstante of van de emissiviteit in de formule een verandering van T
veroorzaken.
Dit model kan worden toegepast op de aarde als geheel, maar dat is wel erg
onnauwkeurig. Men past dit dan ook toe op kleinere gebieden, welke
tegenwoorig 1 lengte bij 1 breedtegraad zijn en soms nog onderverdelingen
daarin. .

In feite is dit model een optelsom van inkomende zonnestraling en uitgaande


aardse straling17.
De meeste processen, die zich aan het oppervlak van de aarde afspelen, krijgen
hun energie uit warmte-uitwisseling tussen de aarde en de atmosfeer erboven.
Veel van deze warmte komt voort uit stralingsenergie als gevolg van absorptie
van zonlicht. De absorptie wordt beïnvloed door de concentratie van het
broeikasgas CO2 in de atmosfeer. Daarbij speelt het Albedo18, de mate van
weerkaatsing van de straling, eveneens een grote rol. Het Albedo varieert van
0,8-0,9 voor sneeuw, 0,4-0,7 voor ijs op de oceaan en 0,06 voor de open
oceaan en ongeveer 0,1-0,15 voor bossen en 0,4 voor woestijnen. En Het
Albedo is ook afhankelijk van de lengte van de stralingsgolven. Het effect van de
broeikasgassen en het albedo is dat de gemiddelde temperatuur op aarde 15
graden boven nul i.p.v. 40 graden onder nul.

 16bron: Klimaatgek http://klimaatgek.nl/wordpress/modellen/


 17
Zie ook vb.: https://nl.wikipedia.org/wiki/Stralingsbalans
 18
Zie: https://en.wikipedia.org/wiki/Albedo

27
Bron: wiki, zie voetnoor stralingsbalans

Men kan deze balans berekenen voor een groot gebied, vb. Een indeling
volgens Köppen in klimaatzones19, maar ook voor een klein gebied van vb. één
lengte en breedtegraad. Het is duidelijk dat dan de complexiteit en de
rekenopgave steeds groter wordt door de exponentieel toenemende
interacties..
In de jaren 60-tig werd de rekencapaciteit snel groter en ook de
dataverzameling werd gesystematiseerd. Toen was de tijd rijp voor
klimaatmodellen op basis van computerberekeningen. Dat bracht ook een
verschuiving teweeg in het klimaatonderzoek met een verschuiving van het
accent op theorieontwikkeling naar het accent op simulatiemodellen, waarbij
wiskundige rekenmodellen en beschikbare theoretische inzichten werden
toegepast.

Recente inzichten in klimaattheorieën


De ontwikkeling van de klimaattheorie is doorgegaan. Guy Callendar
correleerde de temperaturen en de CO2 concentraties in de eerste helft van
de 20-ste eeuw en concludeerde dat, onder de aanname dat CO2 de ‘driver’
was, dat deze een opwarming, welke hij de klimaat gevoeligheidswaarde
noemde, van 2 graden per jaar. De wetenschap was over het algemeen
sceptisch over deze hypothee, maar zijn werk overtuigde toch steeds mee
wetenschappers van de noodzaak om een georganiseerd
onderzoeksprogramma betreffende CO2 -concentratie in de atmosfeer op te
zetten. Dit leidde uiteindelijk tot het onderzoek van Charles Keeling naar de I
Loa metingen uit 1958. Dit onderzoek vormde de basis voor de theorie van de
Antropogene Global Warming (AGW).

Het werd steeds duidelijker dat het klimaat een veel complexer fenomeen is
dan eerst werd gedacht. Wellicht we zullen we deze complexiteit nooit geheel
kunnen doorgronden. We hebben ontdekt dat de ‘aarde als systeem’ veel meer

19
Zie vb. De Klimaatclassificatie van Köppen: https://nl.wikipedia.org/wiki/Klimaatclassificatie_van_Köppen

28
negatieve terugkoppelingen, die vaak corrigerend werken, heeft dan we eerder
dachten. Enige voorbeelden zijn:
-de verhouding tussen waterdamp en wolken, die een tegengestelde werking
hebben op het Albedo
-de uitstraling in de troposfeer is groter dan eerder aangenomen
-het Albedo van CO2 verandert bij hogere concentraties

Deze negatieve terugkoppelingen kunnen mede de grote discrepanties tussen


gemeten waarden, zoals vb. temperatuur of neerslag, en de waarden welke
door klimaatmodellen worden berekend verklaren. Zowel door de verkleining
van de onderzoeksgebieden, de gevoeligheid voor de beschrijving van de
‘begintoestand’ van het model en de grotere complexiteit van alle
terugkoppelingen in het model worden de onzekerheden in de berekeningen en
van de resultaten van het model goter. Sommige wetenschappers hebben
daardoor geen vertrouwen in de voorspellende waarde van dergelijke
klimaatmodellen, zeker niet in een voorspelling op de langere termijn. Deze
modellen zijn noodzakelijk voor het vergroten van het inzicht in de werkingen
van het klimaat bij de klimaatwetenschappers, die deze modellen ontwikkelen.
Niet de resultaten of uitkomsten zijn van groot belang maar de verworven
kennis en inzichten.
Voordat ik met de klimaatmodellen verder ga wil ik eerst kijken naar de
verzameling van de nodige data om zowel de theorie te kunnen toetsen als om
modellen te kunnen ‘voeden’.

Het is indrukwekkend wat er in de jaren 60-tig en 70-tig is gepresteerd op het


gebied van het verzamelen van klimaatdata. Zie de volgende paragraaf over
Dataverzameling ter onderbouwing van klimaatmodellen.

29
30
Dataverzameling ter onderbouwing van theorie en
klimaatmodellen

Het bestuderen van het klimaat, en van de factoren die het klimaat
beïnvloeden, is uiterst gecompliceerd. Naar mate de klimaatmodellen
complexer en verfijnder worden, neemt het aantal nodige waarnemingen
exponentieel toe. Vanwege deze complexiteit vond men voor de jaren 60-tig
relatief weinig mondiale klimaattheorieën, op basis van theoretische
beschrijvingen van het klimaat in fysische termen. Men beperkte zich tot
laboratorium onderzoek zoals vb. Arrhenius en later Plass. Manabe werkte
hieraan later verder toen er meer data en betere computers beschikbaar
kwamen.

Toch hadden mensen vroeger ook een beeld van het klimaat, waarin zij leefden.
Wetenschappers en reizigers, vooral zeelieden, hielden vaak logboeken bij en
legden verbanden tussen het weer in de verschillende seizoenen en regio’s
Voorbeelden zijn temperatuurmetingen, wolkenpatronen en windkracht en -
richting. Op basis daarvan werden almanakken en zeekaarten met
stroomrichtingen en weerkaarten gemaakt.
De weersvoorspellingen waren erg onnauwkeurig voor een langere termijn dan
enkele dagen. Ook weermannen hadden geen inzicht in het klimaat zelf, vb.
waarom het in bepaalde gebieden erg droog was of juist niet.

Dat is nu anders. We hebben een beter inzicht in het weer en het klimaat en we
weten welke data we nodig hebben om dat te onderzoeken en te modelleren.
Een goed overzicht van de ontwikkelingsgeschiedenis van het vergaren van
klimaatdata en van de toepassing hiervan in theorie en modellen is te vinden in
het boek A Vast Machine, Computer Models, Climate Data, and the Politics of
Global Warmin , Paul N. Edwards, MIT 2010.

Meteorologen beseften dat een goed functionerend system van waarnemingen


van het ‘weer’, die goed ruimtelijk verspreid zijn over de hele wereld,
ondenkbare mogelijkheid zou bieden. Onderzoek was altijd een integraal
onderdeel van de World Weather Watch (WWW). Een panel van experten van
het WWW, en ook andere panels, hebben medio de jaren 60-tig goed
gedefinieerde onderzoeksprogramma’s uitgewerkt zoals vb. Planning Report
No. 5 van het WWW geschreven door de meteoroloog Sverre Petterssen.
Belangrijke doelen waren:
-ontwikkelen van meer inzicht in de wereldwijde luchtcirculatie en de daarmee
samenhangend klimaatinvloeden.
-wetenschappelijk onderbouwen van weersvoorspellingen
-gevolgen en mogelijkheden verkennen van de nvloed van menselijk handelen
op het weer en het klimaat.

31
Het programma World Weather Watch (WWW), ondersteund door de groep
rondom het Global Atmospheric Research Program (GARP) 20, werd door vele
wetenschappelijke en technologische verbeteringen stapsgewijze een
wereldwijd netwerk van klimaatonderzoekerspinnen dit netwerk werd
gecoördineerd klimaatonderzoek en dataverzameling uitgevoerd. Belangrijk
was ook dat er een permanente, intergouvernementele organisatie ontstond
voor dit onderzoek. Deze organisatie bestaat nu al bijna 50 jaar en is de basis
voor de productie van echt globale klimaatinformatie, waar alle landen aan
bijdragen en ook van profiteren.

Het FGGE21 deed meteorologisch onderzoek naar wereldwijde weerinformatie


en verzamelde systematisch data, ook op het zuidelijk halfrond. Daarbij werden
nieuwe technieken ontwikkeld voor de analyse van deze data. Zo konden
weersvoorspellingen verbeterd worden en kon men klimaatstudies met allerlei
innovaties verbeteren. Daarbij gebruikten zij informatie van satellieten, die zij
volledig in de bestaande meetsystemen en met data van vliegtuigen en
weerballonnen integreerden. Daardoor werd een betrouwbare
weersvoorspelling met 1,5 dag verlengd. Vanaf 197werden satellieten het
belangrijkste instrument in het arsenaal van de meteorologen. Vanaf die tijd
ging NASA een belangrijke rol spelen in het heel gedetailleerd verzamelen van
weer- en klimaatgegevens zoals temperatuur, waterhoogten, dikte van ijs- en
sneeuwlagen, samenstelling van de atmosfeer op verschillende hoogtes etc. Dat
leverde soms zeer onverwachte resultaten op, een voorbeeld: voor de NASA-
metingen van de hoogte va de zeespiegel dacht men dat de zeespiegel overal
even hoog was. Dat bleek niet te kloppen. Er zijn verschillen van meer dan 50
m. NASA kon ook golfhoogten meten en ontdekte dat Freakwaves van meer
dan 20 meter hoog veel vaker voorkomen dan men dacht.

Deze ontwikkelingen gingen parallel met de ontwikkeling van steeds betere


klimaatmodellen de Global Climat models (GCM’s). Midden jaren 70-tig had
Smagorinsky de leiding genomen binnen GARP om de immense hoeveelheid
klimaatgegevens te verwerken en om computer ondersteunde klimaatmodellen
te bouwen. Hij werd bijgestaan door Manabe, die de leider werd van het
onderzoek van GFDL naar GCM ‘s, in samenwerking met GARP . GARP
stimuleerde de ontwikkeling van GCM’s door het organiseren van meetings
voor de snelgroeiende groep van ‘modellenbouwers’. GARP faciliteerde ook het
gebruik van dezelfde datasets door deze onderzoekers, zodat zij hun modellen
onderling konden vergelijken en kalibreren. De waarnemingen moeten
gestandaardiseerd worden om vergelijkbare gegevens te krijgen. Deze gegevens
moeten wereldwijd met dezelfde apparatuur en op dezelfde tijden worden
verzameld. Ook de analyse van deze gegevens moet volgens dezelfde richtlijnen
verlopen. Met de systematische verzameling van data, zowel qua definitie als
qua ruimtelijke spreiding, konden wiskundige klimaatmodellen getoetst

20
Zie : The World According to Garp uit 1978, de vierde roman van de Amerikaanse schrijver John Irving, waarmee hij
wereldberoemd werd. Rondom dit thema verzamelde zich een groep wetenschappers : By the mid 1960s, Smagorinsky had taken a
leading role in planning the gigantic Global Atmospheric Research Program (GARP), a project which would continue into the
1980s.Later werkte deze groep saen met WWW
21
FGGE: First Garp Global Experiment

32
worden. Deze modellen waren in het begin beperkt tot meteorologische
modellen. Al snel waren deze uitgebreid naar klimaatmodellen, welke ook
gebruikt warden voor het onderzoek naar de klimaatverandering.
De onderzoeksgroepen van GATE22 en FGGE stimuleerden dat, omdat zij
behoefte hadden aan simulatiemodellen om hun gegevens beter te kunnen
verwerken. Evenals WWW was FGGE een bewuste oefening in het uitwerken
van een globale data-structuur. Binnen GARP werd dit gezien als een test van
de technologie van de dataverzameling en –verwerking. Zij zagen dit ook als
een test van het functioneren van een globaal systeem hiervoor en een test van
de internationale samenwerking.
Dit was geen kleine opgave. Daarbij waren 140 landen, veel schepen, satellieten
en vliegtuigen en heel veel mensen en geld betrokken. Dit onderzoek
markeerde een verbazingwekkende omslag in de internationale samenwerking,
die later de basis zou vormen voor het klimaatonderzoek, zoals vb. binnen het
IPCC.

Vooral de VS was al vanaf de Jaren 70-tig zeer actief in het onderzoek naar de
klimaatverandering, vb. Mideels GARP en het onderzoek van de NASA. Door
het White House Office of Science and Technology (OSTP) werd het Charey-
report gepubliceerd, waarin werd aangetoond dat een verdubbeling van het
CO2 gehalte zou leiden tot 3.5 graden Celsius plus of min 1,5 graden. De range
was dus versmald tot 2 -5 graden opwarming bij verdubbeling van hetCO2
gehalte. In de tijd van Reagan kwam er vanuit de olie-industrie23 veel kritiek op
wetenschappers, die de antropogene uitstoot van CO2 als oorzaak zagen van de
opwarming. Dit leidde indirect tot een zeer groot onderzoeksprogramma van
ongeveer 1,5 miljard dollar per jaar voor klimaatonderzoek.

Modellen speelden niet alleen vanaf de Jaren 70-tig een grote rol in het
onderzoek maar ook in de politieke discussie over klimaat en de
klimaatverandering een steeds belangrijkere rol. Daardoor werd het empirische
onderzoek naar de achtergrond geschoven en werd de inbreng van
meteorologen relatief minder, tenzij zij hun wiskundige kennis oppoetsten.

Deze onderzoeken leiden tot een enorme toename van data over het klimaat
en kennis van vele interrelaties tussen klimaat en CO2 en vele andere zaken
zoals aerosolen, methaan, zonnestraling, vulkanisme, stromingen in de oceanen
etc. Aan dergelijke onderzoeken werkten vele disciplines mee en het is moeilijk
deze samen te vatten. In feite was een klimaatmodel het raamwerk, het vehikel
of het denkmodel waaraan vele relaties, theorieen op allerlei deelgebieden
waren opgehangen en samengevoegd en waarmee de resultaten van de
berekeningen m.b.t. het klimaat getoetst konden worden met data van
wereldwijde waarnemingen.

22
GARP organized a smaller effort, the GARP Atlantic Tropical Experiment (GATE), which took place in the summer of 1974. Forty
ships, twelve aircraft, and numerous buoys contributed by twenty countries took part in the experiment. Based in Senegal and co-
directed by an American, the experiment lasted 100 days. Bron: A Vast…
23
Zie Mercjants of doubt van Naomi Oreske. 2014: ‘misleidingscampagne geïnitieerd dor het George C Marshall Institute, gesticht
om het Strategic Defense Initiative te promoten. Op zoek naar een nieuwe missie nadat het SDI naar 1989 niet meer relevant was. Als
hard-core marktfundamentalisten zagen Robert Jastrov, Frederick Seitz en William Nierenberg (Marshall Institute) de grote dreiging
van overheidsregulering van de negatieve externe effecten van atmosfeer opwarming’.

33
Dit wereldwijde systeem van dataverzameling bestaat nog steeds. Al deze data
voeden computers, die deze data naar alle onderzoekscentra doorsturen. Zo
kunnen klimaatmodellen gevoed worden met actuele klimaatgegevens van over
de gehele wereld. In de Jaren 90-tig kregen modellen een eigen werkelijkheid
en werd de toetsing op basis van empirische gegevens van minder belang
geacht. Daardoor werd de inbreng van meteorologen, geologen en archeologen
ondergeschikt gemaakt aan die van systeemanalisten, wiskundige
klimaatwetenschappers en statistici.

Sinds mijn studie uit 2005-2007 is de rekencapaciteit van de computers weer


enorm uitgebreid en werden de klimaatmodellen complexer. Helaas maakt
deze complexiteit de modellen minder transparant.
Over het belang van data, niet alleen voor het uitwerken van klimaatmodellen
maar vooral ook in de politieke discussies, verwijs ik baar een drietal
presentaties door Kevin anderson24, Erik Conway25 en Gavin Schmidt26

Een voorbeeld van het leggen van een directe relatie tussen CO2 en opwarming
is het onderzoek op Mauna Loa. Ook in 2007 zag ik de waarnemingen van het
observatorium op Mauna Loa, welke toen en ook nu algemeen als een bewijs
worden gezien dat er een directe relatie is tussen CO2en temperatuur is Ik kom
hier later op terug, als ruimte vraag voor een bredere interpretatie van
dergelijke grafieken, vb. waarom vond de opwarming alleen in de periode 1975
- 2000 plaats?

Bron:27 B. D. Malamud1, D. L. Turcotte2, and C. S. B. Grimmond1 1King’s College London, Department of


Geography, Strand, London, WC2R 2LS, UK 2University of California, Department of Geology, Davis, CA
95616, USA, 2010

24
Zie YouTube presentatie over facts en figures over de situatie na het Akkoord van Parijs:
https://www.youtube.com/watch?v=z3z4Ksy0Qa4
25
Zie Erik Conway over ‘Merchants of Doubt’ van naomi Klein : https://www.youtube.com/watch?v=iV6A4CZkOXg
26
Zie info. Over emergente patronen in de klimaatverandering:
https://www.youtube.com/results?search_query=gavin+schmidt+the+emergent+patterns+of+climate+change
27
https://www.clim-past.net/7/975/2011/cp-7-975-2011.pdf

34
35
Klimaatmodellen
De huidige generatie klimaatmodellen zijn goed in staat de onzekerheden van
complexe factoren te kwantificeren. De chemie van de atmosfeer en de
ruimtelijke resolutie van de nieuwe modellen zijn beter dan ooit. Maar
tegelijkertijd betekent het incorporeren van complexe processen tevens het
toevoegen van meer onbekenden. Analyse van deze nieuwste modellen toont
bijvoorbeeld een grotere spreiding van de voorspelde globale temperatuur dan
voorheen.

Ontwikkeling van klimaatmodellen


Op basis van klimaat theorieën konden m.b.v. voldoende meetgegevens de
eerste klimaatmodellen opgesteld worden. In de loop der tijd konden deze
modellen nam worden verfijnd om complexe weersystemen door te kunnen
rekenen. Hierdoor werd het mogelijk om in grootschalig onderzoek de
verschillende opvattingen over opwarming of afkoeling te toetsen.
De eerste echte klimaatmodellen werden door Simagorinski en Mamabe
gebouwd. Zij konden daarbij steeds meer gebruik maken van een immense
hoeveelheid klimaatgegevens om hun computer modellen te verfijnen en
kalibreren. Er zijn momenteel al meer dan 300 klimaatmodellen, die met elkaar
een wijde range aan uitkomsten opleveren.

Veel theoretici vochten het gebruik van simulatiemodellen aan, omdat deze
geen fundamenteel, essentieel onderdeel zijn van de wetenschappelijke
ontdekkingsmethode, hoewel dit wel een hulpmiddel kunnen zijn voor deze
wetenschappers om meer inzicht te krijgen in de interacties russen processen.
Deze theoretici hebben de strijd verloren, maar nog niet opgegeven. De
theoretici Arrhenius en later Plass zaten met hun inschattingen niet ver naast
de inschattingen van de meest recente modellen. Dat klopt zeggen modern
wetenschappers, maar om de verkeerde reden. Dus gaat de zoektocht verder.
De bandbreedte voor de opwarming bij een verdubbeling van het CO2-gehalte
bleef ook in 1990 variëren tussen de 2 en 6 graden. De foutenmarges werden
bij de theoretici veroorzaakt doordat men de absorptie van CO2 in allerlei
natuurlijke processen niet kon berekenen, Bij de modellen zit de foutenmarge
vooral in de grote spreiding van de aannames voor de vele invloedsfactoren in
de toekomst. Hoe complexer en fijnmaziger de modellen zijn, hoe groter deze
foutenmarges worden. Het effect van de antropogene CO2 uitstoot op de
opwarming is van zeer veel factoren afhankelijk en dus lijkt 2 graden
opwarming een kantelpunt: blijft het bij een anomalie of een desastreuze
opwarming? .

Omdat modelmatige beschrijvingen meer inzicht (kunnen) geven in het effect


van de vele interacties tussen invloedsvariabelen en ook omdat deze modellen
kwantitatieve resultaten, zeg maar feiten met een bepaalde zekerheidsmarge,
opleveren verschoof het accent onstuitbaar in deze richting van de modellen
ten koste van theoretische beschouwingen. De theorie ligt meer verscholen

36
achter de elementen, waaruit een model is opgebouwd. Daardoor verschoof
ook het accent in het klimaatonderzoek naar wetenschappelijke disciplines, die
zich met simulatiemodellen t.b..v. het klimaatonderzoek bezig hielden: van
meteorologen en aardwetenschappers en fysici naar wiskundigen.

Het is voor buitenstaanders vrijwel onmogelijk om een goed beeld te krijgen


van deze modellen, omdat de algoritmen, de inschatting van de grootte van de
invloedsvariabelen en de parameters, die in het model worden ingevoerd, bijna
nooit volledig worden beschreven. Al zouden de bouwers van de
klimaatmodellen alleen maar de belangrijkste algoritmen publiceren, dan zou
het inzicht bij de lezer al sterk vergroot worden. Ook als men gericht zoekt naar
hoe deze modellen werken en naar welke invloedsfactoren de belangrijkst zijn
zij n en welke terugkoppelingen, dan blijkt het zeer moeilijk te zijn om een
beeld te krijgen van deze modellen28. Ik moet daarbij op mijn eigen ervaring
met landuse –transportation modellen vertrouwen. En met die ervaring weet ik
maar al te goed hoe gemakkelijk modellen kunnen worden gemanipuleerd.
Als voorbeeld geef ik de resultaten van een groot aantal klimaatmodellen.
Gezien de uitgebreide datasets, die voor alle onderzoekers ter beschikking
staan, en gezien het intensieve overleg tussen deze modellenbouwers en
klimaatwetenschappers op studiedagen en via de literatuur is een dergelijke
grote spreiding voor mij onbegrijpelijk. Zie enige koppelingen29.

Modellen
Met modellen kan men de werkelijkheid en veranderingen daarin beschrijven.
Daartoe heeft men allereerst een ‘werkelijkheid’ nodig. Dat kan vb. het klimaat
op aarde zijn (Arrhenius) of het ‘klimaat’ binnen een ecosysteem, zoals vb. in
het onderzoek naar Critical Zones gedaan wordt (Latour). Vervolgens moet men
de belangrijkste verschijnselen van die werkelijkheid binnen dat afgepaalde
gebied vastleggen: vb. de temperatuur, de neerslag, de straling, de Albedo etc.
Daarna zal men de factoren moeten bepalen, die invloed hebben op deze
verschijnselen en ook de ‘sterkte en aard’ van deze invloed. Voor dat alles is
veel inzicht nodig en vooral ook kennis, die op basis van theorievorming
verkregen werd.
De theoreticus zal dit alles diepgaand empirisch willen analyseren en
onderzoeken. Hij stelt hypotheses op en graaft dieper en dieper vanuit zeer
verschillende disciplines en ontdekt steeds weer, dat er meer te onderzoeken
valt. Wie zien dit o.a. terug in de technische rapporten van de vele
wetenschappers, die een inbreng leveren in het werk van het IPCC.

De modellenbouwer kiest een andere weg30. Hij gaat ook uit van hypothesen op
basis van beschikbare inzichten en kennis en bouwt op zijn manier een model

28
Zie vb. de link naar de zoektocht van Jeroen Vuurboom, waarmee je weer verder kunt oeken:
https://jeroenvu.home.xs4all.nl/klimaatverandering/Modellen.htm
29
https://www.knaw.nl/nl/actueel/beeld-geluid/shared/resources/actueel/bestanden/20110620_Henk_Dijkstra_slides.pdf
en https://wetenschappelijkemodellen.wordpress.com/2011/11/25/klimaatmodellen-onzekerheid-en-vertrouwen/
en https://www.climategate.nl/2018/02/will-happer-legt-waarom-klimaatmodellen-geen-voorspellende-waarde/
30
Zie korte beschrijving van hoe een model werkt van het KNMI:
https://cdn.knmi.nl/system/readmore_links/files/000/000/394/original/NL_KNMI_weer-_en_klimaatmodel_A4.pdf?1496828867

37
van de werkelijkheid. Daarmee gaat hij aan de slag met het simuleren van deze
werkelijkheid middels zijn ‘modellen’.. Hij bepaald op basis van zijn hypothesen
de invloedsfactoren en relaties, die voor het doorrekenen van zijn model
beschikbaar, kwantificeerbaar en relevant zijn. Hij beschrijft deze op basis van
‘best practise’ en vult zo zijn model met data en relatieschema’s en voert
vervolgens klimaatberekeningen uit. Hij zal daarbij vooral gebruik maken van
relationele wiskunde en statistiek. Om het model beter met de werkelijkheid te
doen overeenkomen zal de modellenbouwer proberen het model te verfijnen,
wat meestal overeenkomt met het ‘verkleinen’ van het afgepaalde gebied.
Hierdoor neemt echter de complexiteit van het model exponentieel toe. Dit
maakt de modellen ook minder transparant en en levert grotere
onzekerheidsmarges op.

De buitenstaander blijft zowel bij de theorie als bij de modellen een ‘leek’, die
vertrouw top de analyses van de theoreticus en de uitkomsten van de
berekeningen van de modellenbouwer. Dat vertrouwen wordt gestaafd door de
peerreview van het wetenschappelijk onderzoek. Bij modellen kan dat niet.
Daar moet men het vertrouwen verkrijgen door het inzicht in hoe de
modellenbouwer zijn ‘werkelijkheid’ heft gemodelleerd. Het gaat daarbij om
vragen als”welke invloedsvariabelen heeft hij meegenomen en vooral ook
welke niet. Welke zaken heeft hij ‘geëxternaliseerd’? Men zou ook willen
weten hoe hij de interacties wiskundig heeft beschreven, hoe groot de
parameters zijn en vooral ook de correctiefactoren etc. Alleen zo kan een
buitenstaander een beeld krijgen van zijn ‘modellering’ en dus van de ‘waarde’
van het model. Mijn zoektocht leverde me geen enkele toegang tot deze
informatie. De onderzoeksrapporten en algemene beschrijvingen geven
dergelijke informaties niet, althans niet in een eenvoudige vorm. Het model en
de berekeningen blijven een black box. Helaas is het dus praktisch onmogelijk
een beeld te krijgen van hoe een bepaald model precies werkt. Als gevolg kan
een‘buitenstaander’ het model alleen ‘waarderen‘ op basis van de uitkomsten
hiervan. En dat is blijkbaar moeilijk gezien de zeer grote spreiding van de
resultaten.
Ik geef mijn zoektocht echter niet zo maar op31. Zie hier wat ik voor mijn
beeldvorming op internet vond.

Afgepaalde gebieden32

31
Ik vond een handleiding voor leraren over het klimaat met hierin schamas en beekeningen, welke het inzicht in klimaatmodellen
vergroot:http://www.natuurkundedidactiek.nl/wp-content/uploads/sites/224/2017/07/hbnd-w-05-05-LSM-12-cm-module-
klimaatmodellen.pdf
32
Zie vb . https://jeroenvu.home.xs4all.nl/klimaatverandering/Modellen.htm

38
Elk van de ‘zuiltjes’ (dampkring) boven de ‘afgepaalde gebieden’ moet weer
verticaal onderverdeeld worden in ‘cellen’:
Troposfeer - 0 - 6/18 km, temperatuur neemt af met de hoogte
Stratosfeer - 6/18 - 50 km, temperatuur neemt toe met de hoogte, ozonlaag op
50 km
Mesosfeer - 50 - 80/85 km, temperatuur neemt af met de hoogte
ionosfeer -75-125 km deeltjes worden door straling van de zon geïoniseerd
Thermosfeer - 80/85 - 640-700 km, temperatuur neemt toe met de hoogte
Exosfeer - 700-800 tot 10.000 km

In feite moet men daarbij ook de bodem meenemen met zijn ‘leefbare schil’ (zie
onderzoek naar Critical Zones CZO) dat is de zone tussen diepste wortels en
onderste laag van de atmosfeer. Dit is grofweg het gebied tussen het
grondwater en de boomtoppen.
Er is uitwisseling van water, lucht en energie tussen de cellen vb.
grondwaterstromen, machtige oceaanstromingen, die het klimaat op aarde
mee bepalen, en de inval en absorptie van zonne-energie.

Binnen elke cel moeten klimaatberekeningen uitgevoerd worden op basis van


de binnenkomende en uitgaande energie, de energieoverdracht tussen de zes
aanliggende cellen. Als men omvang van de afgepaalde gebieden verkleint, dan
vergroot dat de nodige rekencapaciteit enorm.

Interacties, koppelingen en stroomschema’s


De volgende stap is het maken van ‘stroomdiagrammen’, waarin de interacties
tussen de vele invloedsfactoren binnen het model van de werkelijkheid kunnen
worden weergegeven. Ik vond een voorbeeld uit 1974. Bedenk dat de
complexiteit sindsdien enorm is toegenomen.

39
The Discovery of Global Warming August 2003

Climate interactions: this 1974 summary of feedbacks was a pioneering attempt


to show the complexity of the system. Nowhere did biology appear explicitly...

... whereas a mid-1980s "wiring diagram" put biology in the center. An extract is
below; the whole diagram can be seen by clicking here.

Upper: Partly inspired by a private communication from W.D. Sellers. Reproduced


with permission from W.W. Kellogg and S.H. Schneider, Science186 (1974), p.
1164, copyright © 1974 American Association for the Advancement of Science.
Lower: H.J. Schellnhuber, Nature402 suppl. (1999) p. C21, redrawn from Arthur
Fisher, Mosaic19 (1988), pp. 56-57. All material on this page copyright © 2003
American Institute of Physics.

Het is duidelijk dat een leek of een politicus of wie ook buiten de ‘inner circle’
van de modellenmakers hier geen brood van kan bakken. En dit is een model uit
de 70-tiger Jaren! We moeten vertrouwen op de interpretatie van de resultaten
door mediators, andere klimaatwetenschappers of panels zoals het IPCC.

40
Men kan de modellenbouwers het verwijt maken dat zij hun modellen niet
toegankelijker hebben gemaakt, zoals vb. de kwantumfysici en de
evolutionisten dat wel hebben gedaan. Al hadden zij alleen maar aangegeven,
welke invloedsfactoren zij niet in het model hebben meegenomen. Of al
hadden zij zich beperkt in de weergave van de stroomschema’s tot die
ineracties, die een grote invloed hebben, op het resultaat, dan kon men al veel
meer inzicht verkrijgen.

In plaats van zelf deze klimaatmodellen te ontrafelen en in schema’s uit te


werken verwijs ik hier naar een link, waarin zeer veel informatie over het
ontstaan van klimaattheorieën en -modellen33 te vinden is. In deze uitgebreide
tekst vond ik een inzicht dat thans bij veel wetenschappers een meer kritische
houding heeft doen ontstaan t.a.v. de klimaatmodellen van het IPCC:
“The best actual scientific criticism came from a respected Massachusetts
Institute of Technology meteorologist, Richard Lindzen. Around 1990 he began
to challenge the way modelers allowed for water vapor feedback. This was the
crucial calculation showing how a warmer atmosphere would carry more water
vapor, which would in turn amplify any greenhouse effect. Lindzen believed the
climate system somehow avoided that. He offered an alternative scenario
involving changes in the way drafts of air carried moisture up and down
between layers of the atmosphere. While Lindzen's detailed argument was
complex and partly impressionistic, he said his thinking rested on a simple
philosophical conviction — over the long run, natural self-regulation must
always win out. His work also became, he confessed, "a matter of being stuck
with a role." It was important for somebody to point out the uncertainties.”

Ik hou een onbevredigd gevoel over van mijn zoektocht naar de werking van
klimaatmodellen. Natuurlijk wordt hier serieus en zinvol en hard gewerkt, maar
ik krijg er geen greep op. Jammer want ik hou van modellen en heb daar als
onderzoeker graag mee gewerkt. Helaas vond ik onder de zoekterm
‘klimaatmodellen’ op Google op de eerste 10 blz. geen enkele goede verwijzing
naar de opbouw van zo een model. Ik vond wel een interessante link naar een
handleiding voor leraren natuurkunde over een klimaatles en over
kantelpunten34. Verder leverden de eerste 10 blz. alleen verwijzingen naar sites
met negatief commentaar op deze modellen, vnl. m.b.t. onzekerheden en
onbetrouwbaarheid.
Op deze kritiek, die eigenlijk alleen maar gaat over modellen, die het effect van
CO2 op de opwarming onderzoeken (AGW), en op het gebrek aan openheid
binnen de klimaatdiscussie, kom ik op het einde van deze paragraaf terug.

Relatie theorie en modellen


In de jaren 70-tig en 80-tig was de theorievorming grotendeels gericht op
deelproblemen binnen de ontwikkeling van klimaatmodellen. Deze
theorievorming vindt men terug in de zeer vele Technische Rapporten van het

33
Zie: file:///C:/Users/User/Documents/CO2%20en%20klimaat/literatuur%20bij%20klimaat/klimaatmodellen.htm
34
SchoolTV: https://schooltv.nl/video/kantelpunten-in-het-klimaat-hoe-voorspel-je-een-kantelpunt-in-het-klimaat/

41
IPCC . Deze rapporten werden in speciale commissies besproken en de
resultaten hiervan werden vastgelegd in de Assessment Reports. Als men deze
rapporten leest valt op dat er op een zeer breed gebied gedetailleerd
onderzoek is gedaan. Helaas werd in de discussies het studieveld sterk verengd
tot het antropogene CO2 problemen en blijven zaken als vervuiling, duurzame
ontwikkelingen of watervoorziening op het hoogste onderzoek- en politieke
niveau onderbelicht.
Het valt op dat de opwarming door CO2 een centraal thema is in het
klimaatbeleid en dat er tegelijkertijd zo weinig theoretisch onderzoek naar deze
relatie wordt gedaan. In al de honderden Technical Papers, en het onderzoek
dat deze papers onderbouwt, ben ik sinds mijn eerste verkenningen geen enkel
onderzoek hiernaar tegengekomen. Pas in 2015 had ik beet: First direct
observation of carbon dioxide's increasing greenhouse ef;fect at Earth's surface,
February 25, 2015, Lawrence Berkeley National Laboratory35. Zie ook D. R.
Feldman, W. D. Collins, P. J. Gero, M. S. Torn, E. J. Mlawer, T. R. Shippert.
Observational determination of surface radiative forcing by CO2 from 2000 to
2010. Nature, 2015; DOI: 10.1038/nature14240

Dit onderzoek naar de balans tussen de binnenkomende en uitgaande


(instralende en uitstralende) energie toont aan dat de huidige klimaatmodellen
overeenkomen met de metingen en met de onderliggende theorieën
gedurende de periode 2000-2010. Men vond dat CO2 een significante invloed
had gehad door een extra 0,2 Watt per 10 jaar per vierkante meter toe te
voegen aan de instralende energie. Zij koppelden dat aan een toename van 22
ppm CO2 in de periode van 2000 tot 2010. Men toonde ook aan dat veel van
deze CO2 van het verbranden van fossiele brandstof komt. Met behulp van
klimaatmodellen kan men de effecten van de verhoogde instraling van energie
doorrekenen.

Klimaatmodellen als beleidsinstrument


Zoals in et voorgaande al is opgemerkt kiest de politiek steeds vaker voor
modelmatig berekende ‘data’ dan voor theoretische of empirische data. Dit is
door het IPCC als uitgangspunt genomen.
Het IPCC stond voor de opgave een wetenschappelijke basis te leggen onder
het klimaatbeleid van de VN. Daarbij steunden zij op de pijlers van het
klimaatonderzoek in de jaren 80-tig. Het was duidelijk dat de tegenstellingen in
de wetenschappelijke wereld tussen theoretici en modellenbouwers groot
waren. Daarom probeerde het IPCC afspraken te maken, waaraan alle
wetenschappers zich dienden te houden. Aangezien de vrije wetenschap zich
niet laat muilkorven, werkte het IPCC een methode uit, waarin regeringen van
deelnemende landen en hun nationale wetenschappelijke associaties zich tot
een aantal uitgangspunten en gedragscodes verplichten. Zie vb. het Kyoto
Protocol met zijn ….

35Zie video: https://www.youtube.com/watch?v=5yq1MFUQ0fI

42
Een belangrijk uitgangspunt is vastgelegd op de Framework Conference: de
opwarming wordt veroorzaakt door antropogene uistoot van CO2 door de
westerse landen. Over de gevolgen van dit uitgangspunt kom ik in de volgende
paragraaf terug. Door al de samenwerkingen binnen wetenschappelijke
instituten en door het werken aan klimaatmodellen groeide de consensus over
dit uitgangspunt. Ook over de gevolgen van de opwarming groeide de
consensus: zonder een drastische beperking van de CO2 emissie aal de
opwarming zeker boven 2 graden, waarschijnlijk boven 3 graden uitstijgen met
onomkeerbare gevolgen voor de natuur en de mensheid.

Het IPCC heeft er voor gekozen het klimaatonderzoek richting te geven door:
-consensus over de uitgangspunten centraal te stellen
-alleen peer reviewed rapporten of artikelen toe te staan
-door zelf de vergaderingen en assessment reports samen te stellen
-door zelf de beleidsvertaling in een synthese rapport te maken

Door deze opzet werd de vertaling van onderzoek naar beleidsaanbevelingen


wel in de hand gehouden, maar was deze ook weinig open en transparant.

Door het peer reviewed onderzoek werd getracht een zo groot mogelijke
consensus te verkrijgen. Deze consensus is namelijk al vrij groot bij
wetenschappers die in peerreviewed wetenschappelijke tijdschriften
publiceren. Dit werd aangetoond door o.a. wetenschapsonderzoeker Naomi
Oreskes, die 928 wetenschappelijke artikelen heeft onderzocht op basis van
trefwoorden als ‘ wereldwijde klimaatverandering’. Toen ik de papers en
Technical Reports behorende bij de Kyoto conferentie in 2007 door namn
constateerde ik eenzelfde consensus. Deze was echter niet expliciet
uitgesproken maar kon impliciet worden afgeleid.
Het is duidelijk dat de consensus over het fenomeen ‘klimaatverandering’ veel
groter is dan over de ‘oorzaken ’ hiervan. Binnen deze kringen werd de
consensus, zeker na het verschijnen in 2006 van de de film An Inconvenient
Truth steeds groter. Wetenschappers buiten deze kring voelden zich
buitengesloten of als klimaatontkenner of klimaatcriticus afgeschilderd. Dat was
natuurlijk vaak onterecht, want ik ben in de literatuur praktisch geen
wetenschappers tegengekomen, die de klimaatverandering ontkennen.

Naast de grote Amerikaanse onderzoeksinstituten waren er ook in Europa en


andere landen grote onderzoeksinstituten, die rapporten en gegevens aan het
IPCC aanleverden zoals het Hadley Centre for Climate Prediction and Research,
onderdeel van Met Office in Engeland. Andere instituten zijn o.a.

Zie vb. figuur 13.2 en 15.2 uit :A Vast Machine Computer Models, Climate Data,
and the Politics of Global Warming

43
Bron: AOGCM simulations (thin gray
lines) of twentieth-century global
surface temperature anomaly with
(top) and without (bottom)
anthropogenic forcing. Black line in
both graphs represents observations
(HadCRUT3). Dashed lines represent
the trend across all model
simulations. Vertical gray lines mark
major volcanic eruptions. Source :
Climate Change 2007: The Physical
Science Basis (Cambridge University
Press, 2007). Image courtesy of IPCC.

In het boek AVast Machine wordt gesteld dat het voor alle deelnemers in het
overleg binnen het IPCC volledig helder moet zijn wat deze consensus van de
wetenschappers inhield:
-vanaf 1900 is de opwarming tussen 0,5 en 0,9 graden Celsius geweest, met een
best guess van 0,74 graden .
-de opwarming gaat door met 0,2 graden per decennium, tenzij de CO2 uitstoot
drastisch minder wordt.
-de opwarming zal nog enige decennia doorgaan,ook als de CO2 uitstoot
drastisch wordt beperkt, voordat een evenwicht wordt bereikt.
-de meeste wetenschappers zijn het er over eens dat de grootste bijdrage aan
de opwarming
komt door antropogene broeikasgassen. Hierover bestaat echter geen absolute
zekerheid.

Verharding van standpunten


In de loop der tijd werden de tegenstellingen tussen de wetenschappers binnen
het IPCC en die buiten het IPCC groter. Dat ging vb. zo ver dat de Amerikaanse

44
klimaatwetenschapper Eduardo Zorita heeft gevraagd om de professoren Jones
en Mann van Pennsylvania State University uit te sluiten van samenwerking met
de IPCC. Voor insiders zullen er veel an dergelijke voorbeelden te geven zijn.
De verharding leidde in 2009 tot climategate36, een protest tegen de
geslotenheid, het gebrek aan transparantie en de te grote mate van politieke
correctheid en beleidsgerichtheid van het IPCC. Deze kritiek kwam vooral van
wetenschappers, die zich niet gehoord voelden. De directe aanleiding van
climategate waren ‘fouten’ in de rapporteringen37, welke als gesjoemel met
klimaatgegevens werden aangemerkt. Dat laatste viel erg mee, het eerste niet.E
r zijn veel wetenschappers, ook van gerenommeerde instituten38, die vragen
stellen bij de geslotenheid van het IPCC en bij de stelligheid van hun
beweringen. Met name de uitkomsten van de klimaatmodellen werden en
worden door veel van deze wetenschappers ter discussie gesteld. Daar kom ik
in het volgende nog op terug.
Het valt mij op dat naarmate de kritiek op de modelmatige berekeningen groter
wordt de standpunten van het IPCC scherper worden geformuleerd. De best
gues van het IPCC verschoof van 2,5 naar 2,7-3 graden Celsius opwarming
ergens tussen 2050 en 2100. Dit is m.i. een goed bedoelde, en m.i. terechte,
poging om meer aandacht te vragen voor de onderliggende problematiek van
het verminderen van de CO2 emissies en het opvangen van de negatieve
gevolgen van de klimaatverandering voor kwetsbare regio’s en
bevolkingsgroepen. Daar komt inderdaad ondanks alle retoriek maar zeer
weinig van terecht. De CO2 uitstoot stijgt en blijft stijgen en de verdroging in de
subtropen neemt sterk toe, met groeiende problemen met goed drinkwater.

Kritiek op het onderzoek binnen het kader van het IPCC


Professor Mike Hulme39van de University of East Anglia suggereerde in 2009 dat
hetIPCC zijn wedstrijd gelopen heeft: “run its course”. Veel anderen zijn het
daarmee eens. Zij verwijten het IPCC dat het een structurele geneigdheid heeft
om het klimaatdebat te politiseren en dat wellicht daardoor een meer
autoritaire en exclusieve vorm van wetenschap is ontstaan binnen het
klimaatonderzoek. En dat is gebeurd precies op het moment dat de
globaliserende wereld een meer open en inclusieve vorm van
klimaatwetenschap vraagt.
Zij vragen zich af of er nog een Assessment Report 5 (AR5) nodig is. Welnu, die
is er intussen gekomen en er is zelfs in Parijs een Klimaatakkoord40 bereikt.
Maar de discussies blijven, ook binnen belangrijke onderzoeksinstituten.
Sommige belangrijke onderzoeksinstituten vragen meer openheid en
transparantie van het IPCC. Helaas is deze draai nog niet gemaakt. Dat is ook
36
Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Climategate
37
Een voorbeeld waren de E-mails die op onderlinge afspraken wezen van het Climatic Research Unit, een prominent Brits
onderzoekscentrum gespecialiseerd in het klimaat. Het centrum is een onderdeel van de Universiteit van East Anglia in Norwich
(Engeland).
38
In Nederland zijn vb. het KNMI en het Rathenau Instituut. Maar er zijn zeer veel wetenschappers van buiten deze instituten die erg
kritisch zijn. Zie vb. https://www.climategate.nl/
39
Zie : https://wattsupwiththat.com/2009/11/27/uea-climate-scientist-possible-that-i-p-c-c-has-run-its-course/
-Reading University , Afdeling Aerosolen
40
De euforie over dit akkoord was wel wat overdreven, omdat er eigenlojk geen harde afspraken, maar eerder boterzocht afspraken
werden gemaakt, die inmiddels al weer gesconden zijn. Dat wetenschappers en politie zo euforisch doen is eigenlijk wel genant.

45
zeer moeilijk gzien de politieke belangen binnen de VN. Een aanwijzing voor dit
belangenconflict is wellicht het verzoek van het Rathenau Instituut in 2010 om
hierover met het KNAW te overleggen. Op dit verzoek kwam vanuit het KNAW
geen reactie. Vlamingen zouden zeggen dat het Ratenau Instituut hierdoor‘op
zijn honger zit’ en dat het KNAW hiermee ‘verveeld’ is.
Enige voorbelden van andere belangrijke wetenschappers en instituten, die
deze problemen constateren, zijn:

-het KNMI41, Willem Vermeend en Jan Willem Timmer Het


Wereldklimaatakkoord, 2016, Einstein Books en Ebooks
-Pielke The honest Broker: Wellicht moet beleidsvorming niet gebaseerd
worden op een wetenschappelijk basis (grounding, foundation) . Het gaat niet
om zekerheden maar om waarschijnlijkheden en afwegingen van belangen
-Marcel Crok, De Staat van het Klimaat, 2011, Overamstel Uitgevers
-Jan Rotmans, Change of, Our world in transition, Boom, Canada

Kritiek op de doorgedreven ‘driving force’ van CO2 (AGW)


Er ontstaat steeds meer, niet minder, kritiek op het uitgangspunt dat CO2 de
grootste ‘driver’is achter de opwarming. Fritz Fahrendonk42merkte in 2018 op
dat de opwarming tussen 1975 en 2015 er voor gezorgd heeft dat de
wereldwijde gemiddelde temperatuur met ongeveer 0,6 °C is gestegen. Hij
betwijfelt echter dat dat alleen kwam door de hogere CO2 emissies. Hij vraagt
aandacht oor de cycli van zeer krachtige zonneactiviteit en ook voor de
nieuwste inzichten in de invloed van aerosolen, stof en sulfaatdeeltjes die door
mensen in het milieu worden uitgestoten. Hij pleit voor meer metingen om
deze effecten te onderzoeken.
De overgrote meerderheid van de klimaatmodellen van het IPCC veronderstelt
een zeer sterke aerosolkoeling. Bjorn Stevens van het Max Planck Instituut voor
Meteorologie in Hamburg vermoedde in 2015 dat dit niet klopte.Stevens zegt
‘it is time to give up on the fantasy that somehow their output can be accepted
at face value.’Dit komt overeen met vb. het onderzoek van Velle Toll van de
Reading University. Dit oordeel is vernietigend voor de veronderstelde
klimaatgevoeligheid van CO2. Fahrendonk vraagt zich af:
‘voor hoeveel is de temperatuurverhoging van 0,6 °C van 1975 tot 2015 nog toe
te schrijven aan CO2? 0,4 °C, 0,2 °C, 0,1 °C? Waarnemingen zullen daar het
antwoord op moeten geven, wanneer we door het zonneminimum van de
komende paar jaar te weten komen wat het aandeel van de natuur en wat de
bijdrage van menselijke emissies is geweest.’

Een groep wetenschappers van de Afdeling Meteorologie van de Universiteit


van Reading43 bestudeert het effect van aerosolen, van uitlaatgassen van o.a.
schepen, van het affakkelen in de industrie en van vulkaanuitbarstingen. Velle

41
zie www.knmi.nl/ptodata_klimaat
42
Zie http://dutch.faithfreedom.org/forum/viewtopic.php?t=15792&start=800
43
Zie link: http://www.met.reading.ac.uk/research/research-groups.html en http://www.walker.ac.uk/

46
Toll ziet geen sterk verkoelend effect door aerosolen, soms een afkoeling, soms
een opwarming. Het is bijna een ‘zero-sum game’ in de echte wereld. Ze
vergelijken hun resultaten met een klimaatmodel en beschrijven het
aerosoleffect in het model als ‘overmatig’ Zij zien wel een sterke luchtvervuiling
door de scheepvaart en affakkeling. Als voorbeeld worden de cruisschepen
nabij Antarctica genoemd, die daar de meeste luchtvervuiling veroorzaken.

Kritiek op klimaatmodellen
De kritiek op de onbetrouwbaarheid en de onzekerheidsmarges van
klimaatmodellen is breed verspreid en is sterk groeiende. Om een voorbeeld44
te geven: de relatie tussen modeluitkomsten en gemeten temperatuurwaarden.
De modellen voorspellen systematisch de temperatuur te hoog. Daarbij komt
nog dat naarmate deze voorspellingen meer afwijken van de werkelijkheid, het
IPCC de voorspellende waarde van deze modellen sterker inschat. In 2015
wordt een opwarming t.o.v. 1975 van meer dan 0,8 graden verwacht in de
troposfeer van de tropen . Men spreekt deze verwachting uit met een
zekerheid van 95%, terwijl de werkelijke opwarming maximaal 0,25 graden was.
Ik kan dit niet verklaren. Het geloof in modellen is kennelijk veel groter dan het
werken met trendlijnen. Zie onderstaande figuur.

In de afbeelding is tevens te zien dat het IPCC uitgaat van zeer veel modellen en
daarbij, zo lijkt het, de uitkomsten te middelt om zo te komen tot een best
guess. Dat is geen wetenschappelijk verantwoorde methode, integendeel.
Bedenk daarbij dat er thans meer dan 300 modellen zijn!
Modellen zijn tot nu toe slecht in staat om de temperatuurontwikkeling op
aarde, zelfs op een relatief korte termijn, te boorspellen. Desondanks worden

44
Zie vb. de inschatting voorde troposfeer in de tropen: https://www.climategate.nl/ipcc-exposed/

47
deze zonder terughoudendheid gebruikt door het IPCC en andere instanties om
ons er van te doordringen dat een grote opwarming aanstaande is. Ik wil nog
een voorbeeld geven, nu van de prognose voor de gemiddelde temperatuur in
de atmosfeer nabij de bodem. Daarbij kijk ik naar het onderzoek van Christy .
Hij gebruikt daarbij 38 klimaatmodellen uit de CMIP5 dataset. Meer hierover is
te vinden in de Climate Explorer van het KNMI.

De modellen leveren ten opzichte van metingen steeds een te hoge waarde op.
De rode en blauwe lijnen geven de werkelijke opwarming weer. De werkelijke
waarden geven een opwarming aan,die zeer veel lager liggen dan de prognoses
van de modellen. Op deze trend baseer ik mijn inschatting van tussen de 1,50
graden in de periode 1850-2100 plus of min 0,50 graden. Zie hoe de 3-jaarlijkse
gemiddelde opwarming sterker varieert dan de totale opwarming in de periode
1980-2018, welke ongeveer 0,5 graden bedraagt.

Bron: Roy Spence

48
Mijn bedenkingen bij deze en soortgelijke prognoses zijn:
-de modellen nemen niet als uitgangspunt het begin der opwarming vb. 1850
-de zeer grote spreiding in de resultaten wordt niet verklaard
-de belangrijkste parameters,die in alle modellen zouden moeten worden
gebruikt, worden niet benoemd

Als ik me daarbij de complexiteit van deze modellen voorstel dan kan ik de


resultaten van deze modellen niet interpreteren. Ik heb geen idee van de
sterkte van de positieve en negatieve terugkoppelingen en van de belangrijkste
‘drivers’. Als ik de vele, vele prognoses overzie dan kom ik met enige goede wil,
maar helaas net als het IPCC niet wetenschappelijk onderbouwd, tot een
opwarming in 2050 t.o.v. 1850 van 1,50 graad Celsius met een variatie van 0,50
graden. Daarmee zit ik nog ver boven de inschatting van het KNMI dat in 2050
een stijging van ongeveer 1 graad boven het peiljaar 1850 verwacht. Dit zijn
grote verschillen t.o.v. de verwachtingen van het IPCC. En vooral t.o.v. vele
klimaatmodellen.
Los van de prognoses voor de temperatuurontwikkeling zijn er vele andere
onderzoeken, die afwijkende resultaten opleveren t.o.v. die van het IPCC
onderzoek. Een voorbeeld is:
-het KNMI stelt de resultaten van modellen vb. bij prognoses van
watertemperaturen (SST-onderzoek) niet overeenstemmen met metingen
-

Er is nog veel werk te doen m.b.t. het vergroten van de betrouwbaarheid van
de klimaatmodellen. We zullen zien dat de voorspellingwaarde van
klimaatmodellen niet groter wordt naarmate zij complexer worden. Deze
voorspellingswaarde is niet veel groter dan de theoretsiche berekeningen van
Arrhenus of de berekeningen in de handleiding oor natuurkundeleraren. Kort
door de bocht: er zijn te veel onzekerheden in de variabelen, in hun werking en
in de terugkoppelingen. Dat los je met meer complexiteit niet op. Daar is meer
theoretisch inzicht voor nodig.
Prof. Dr. Gerbrand Komen45, voormalig Hoofd Klimaat Onderzoek en
Seismologie van het KNMI, stelt ‘Wat je ook test, modellen van complexe
systemen zijn niet te bewijzen’. Hij wijst op het belang van modellen voor de
attributie van waargenomen veranderingen in het menselijk handelen van
mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Hij vraagt zich af ‘waarom zou je deze
modellen vertrouwen?’ Het maatschappelijk debat bewijst er wel op dat dit
geen academische vraag is. Het IPCC spreekt van ‘considerable confidence’,
terwijl anderen juist weinig vertrouwen hebben. Kennelijk heeft het vertrouwen
in modellen een subjectief element, al dan niet cultureel bepaald.

45
Gerbrand Komen heeft op 25 november 2017. een bijdrage geleverd op de site Wetenschappelijke modellen
getiteld Klimaatmodellen, onzekerheid en vertrouwen.Richard Feynman en Judith Curry zetten kanttekeningen bij.
“Scientific knowledge is a body of statements of varying degrees of certainty — some most unsure, some nearly sure, but
none absolutely certain”

49
De aarde als systeem heeft een groot ingebouwd vermogen om het klimaat te
reguleren. Omdat de huidige klimaatmodellen hier geen rekening mee houden
vinden veel wetenschappers dat de ingeschatte opwarming door het IPCC te
hoog is.

Vertrouwen in de wetenschap
Het vertrouwen in de kwaliteit van de huidige klimaatmodellen is eerder kleiner
dan groter geworden. De reden daarvoor zijn de toegenomen onzekerheden
o.a.:
-de driving forces achter de klimaatverandering, vb. chemische stoffen, straling,
warmte-uitwisseling
-de sterkte van de invloedsvariabelen (de driving forces) en hun onderlinge
relaties en terugkoppelingen
-natuurkundige, regulerende processen (positieve en negatieve
terugkoppelingen) zoals vb. de relatie water, waterdamp en waterdruppels
(wolken), stralingsuitwisseling in de troposfeer, warmte-uitwisseling tussen
oceanen en dampkring en tussen beiden
-cyclische fluctuaties in vb. zonnestraling, kosmische straling
-veranderingen in Albedo door natuurlijke en menselijke activiteit
-veranderingen in stralingsabsorptie vb. bij hogere concentraties CO2
- de schaalverkleining, waardoor er steeds gedetailleerder inschattingen nodig
zijn voor toekomstige ontwikkelingen

Jeroen van der Sluijs46 heeft in dit verband het begrip ‘onzekerheidsmonster’
ingevoerd. In zijn artikel uit 2005 onderscheidt van der Sluijs verschillende
manieren, waarop met dit monster wordt omgegaan: ontkenning,
vereenvoudiging en ‘assimilatie’. Het IPCC heeft geprobeerd, en probeert nog
steeds, om het ‘monster’ te temmen door het hanteren van strakke en
verstandige richtlijnen voor de communicatie van onzekerheden.
Prijzenswaardig, maar lastig in de praktijk. Zo noemt het recente IPCC Special
Report on Managing the Risks of Extreme Events and Disasters to Advance
Climate Change Adaptation het ‘zeer waarschijnlijk (90 tot 100 % kans) dat
hittegolven in lengte, aantal en intensiteit op de meeste plaatsen boven land
zullen toenemen’. Dit percentage suggereert een mate van exactheid die m.i.
onmogelijk waar kan zijn, omdat in deze bewering niet expliciet gemaakt wordt
hoe groot het vertrouwen is dat de auteurs in klimaatmodellen hebben.
Hoe nu verder? Van der Sluijs heeft, op basis van eerder werk van Funtowicz en
Ravetz, al in 2005 een mogelijke weg aangegeven onder de noemer
‘assimilatie’: eerlijk, open en transparant zijn over onzekerheid en
onwetendheid, en ruimte geven voor wat wel ‘extended peer review’ genoemd
wordt. Daarbij worden ook belanghebbende individuen en groepen
ingeschakeld, die nu nog niet zelf bij het IPCC onderzoek betrokken zijn. Zie bv
wat Hanekamp in 2010 opmerkt over de discussie over‘Watts Up With That?’.

46
Jeroen van der Sluis Uncertainty as a monster in the science–policy interface: four coping strategies. Zie:
http://www.nusap.net/spe/UPEMmonsters.pdf

50
Waardering van/voor klimaatmodellen is een ding, waardering voor de
wetenschap is nog iets anders. Die waardering is een kostbaar goed. Von Storch
spreekt in dit verband van ‘kapitaal’ dat je kunt vergroten, maar ook
vernietigen. Helaas is het vertrouwen in de klimaatwetenschap niet meer
vanzelfsprekend, getuige de reacties op bijvoorbeeld climategate.nl. Meer
openheid en een bredere participatie van wetenschappers in het klimaatdebat
zou de waardering van de klimaatwetenschap kunnen vergroten.

Onzekerheden
We hoeven niet meteen over een ‘monster’ te spreken, maar we moeten wel
erkennen dat er in de klimaatwetenschap en vooral in de modelmatige
berekeningen veel onzekerheden zijn. Ed Hawkins en Rowan Sutton 47, zieThe
potential ro narrow uncertainty in regional climate predictions, 2009, hebben
onderzoek gedaan naar de onzekerheid in klimaatmodellen. Zie onderstaande
figuur, waarin de oranje kleur de interne variabiliteit aangeeft.

Mark Maslin en Patrick Austin van het University College in Londen hebben ook
over de onbetrouwbaarheid en de onzekerheid in juni 2012 in Nature een
artikel gepubliceerd onder de titel ‘Climate models at their limit?’. Hierin wijzen
zij op de oorzaken van de paradox dat meer complexiteit – meer
onbetrouwbaarheid en onzekerheid oplevert.

De oorzaken van deze paradox zijn divers. De meest voor de hand liggende is
het feit dat modellen de werkelijkheid niet zijn. Modellen zijn per definitie niet
in staat om het zeer complexe systeem van het aardse klimaat betrouwbaar na
te bootsen. Oreskes et al. van de University of California hebben aangetoond
dat het daarom onmogelijk is om de deugdelijkheid van klimaatmodellen vast
te stellen en te valideren.
De tweede factor is dat de opzet van modellen sterk uitleen loopt, en dus ook
de parameterisatie van belangrijke klimaatprocessen zoals wolkvorming. Vooral
de grote ruimtelijke variatie van de neerslag zorgt er al voor dat regionale
47
Zie: https://journals.ametsoc.org/doi/pdf/10.1175/2009BAMS2607.1 en
file:///C:/Users/User/Documents/CO2%20en%20klimaat/onzekerheden.pdf

51
voorspellingen hoogst onzeker zijn. Zo levert een van de bekendste modellen,
HadCM3 van Metoffice, een onnauwkeurigheid van de jaarlijkse afvoer van het
stroomgebied van de Mekong Rivier van een afname van 5,4% tot een
toename van 4,5%. De maandelijkse afvoer schommelt zelfs van -16% tot
+55%. Dit is een inschatting waar geen enkele beleidsmaker iets mee kan.
De derde oorzaak is dat de verwachte hoeveelheden broeikasgassen en
aerosolen aan het einde van deze eeuw gebaseerd zijn op economische
modellen, die zonder twijfel maar een slag slaan naar het gebruik van fossiele
energiedragers over 90 jaar. De energiemarkt is heftig in beweging: aan de ene
kant zien we een toename van ‘groene’ energiebronnen, aan de andere kant
worden steenkool en aardgas steeds goedkoper dankzij nieuwe wintechnieken.
Er is niemand die kan overzien wat dat betekent voor de situatie over 10 jaar,
laat staan over 90 jaar. Daar is nog aan toe te voegen dat de exacte invloed op
het aardse klimaat van broeikasgassen en aerosolen nog lang niet duidelijk is.
Dat is een nogal boude uitspraak van Maslin gen Austin, maar wel een waar ik
graag bij aansluit. In deze zoektocht ben ik veel opvattingen van
wetenschappers tegen gekomen, die me daarin sterken.

De huidige generatie klimaatmodellen zijn goed in staat om de onzekerheden


van complexe factoren te kwantificeren. De chemie van de atmosfeer en de
ruimtelijke resolutie van de nieuwe modellen zijn beter dan ooit. Maar
tegelijkertijd betekent het incorporeren van complexe processen tevens het
toevoegen van meer onbekenden. Analyse van deze nieuwste modellen toont
bijvoorbeeld een grotere spreiding van de voorspelde globale temperatuur dan
voorheen. Zolang deze modellen deze grote spreiding blijven vertonen is het
duidelijk dat de modellen nog niet goed genoeg zijn. Het middelen van de
resultaten, zoals het IPCC doet, is niet wetenschappelijk verantwoord. Men zou
de modellen naast elkaar moeten leggen en nagaan waarom deze verschillen
ontstaan. Vervolgens zullen e betere algoritmen, coëfficiënten en aannamen
moeten worden gemaakt om de uitkomsten van de modellen meer met elkaar
in overeenstemming te brengen.

Wat ook speelt bij ‘onbetrouwbaar en onzeker’ is het draagvlak binnen de


wetenschap. Het meest recente AR5 is voorbereid door ongeveer 1250
wetenschappers, waarvan een groot aantal postdoctoraal studenten. Bijna een
derde van de papers, die zijn gebruikt bij AR5, zijn niet peer reviewed. Het IPCC
moet ophouden met te beweren dat 97% van alle wetenschappers het
onderzoek van IPCC steunen. Dat is pertinent niet waar. Welke wetenschappers
bedoelt het IPCC?: alleen klimaatwetenschappers?, alleen zij die door de peers
zijn gereviewed? ; alle wetenschappers? Pas op dat d
Een beetje overdrijven v0or het goede doel is niet zo erg, maar wees daar open
over. Pas op dat de bom niet barst. Het lijkt er op dat kritische
klimaatwetenschappers, zij die de consensus van het IPCC niet delen, een
groter stempel gaan drukken op het klimaatdebat. Dat juich ik toe. Ik verwijs
hiervoor naar de link in de voetnoot48.

48
blogs over onderzoek klimaatverandering: https://klimaatverandering.wordpress.com/bart-verheggen/

52
Persoonlijke conclusie
Ik besef dat mijn analyse van de problematiek van en rondom klimaatmodellen
zeer onvolledig is. Maar ik ben op een zoektocht, zoals iedereen zou moeten
doen, en moet ondanks beperkte inzichten een persoonlijke beslissing maken
over de status quo van de klimaatmodellen. Alles overziend wil ik hier mijn
eigen opvatting over modellen, en klimaatmodellen in het bijzonder, aldus
samenvatten:
-modellen zijn zeer nuttig en noodzakelijk om gevolgen van bepaalde
invloedsgrootheden, met name in een zo complex system als het klimaat, door
te rekenen
-modellen kunnen alleen zinvol gebouwd worden als er een inzicht is in de
‘werkingen’ van deze invloedsgrootheden bij de modelbouwers zelf
-dit inzicht kan alleen verkregen worden door theorievorming en het daarbij
behorende onderzoek49
-alleen ‘modelbouwers’ hebben voldoende inzicht in de door hen
gemodelleerde werkelijkheid en alleen zij kunnen de resultaten van de
berekeningen interpreteren.
-Zij kunnen deze resultaten van de berekeningen met de betreffende
theoretice bespreken en in overleg met hen de modellering aanpassen.
-het klimaat is een complex systeem, wellicht te complex voor een ‘totaal’-
model. Wellicht is het beter om op basis van de verkregen inzichten
deelsystemen te modelleren

Uit alles wat ik lees, uitgezonderd de lobbies van vb. de energiesector,


concludeer ik dat er een -voldoende sterk draagvlak voor de onderliggende
doelen van het klimaatbeleid. Dit draagvlak zou gebruikt moeten worden om
maatregelen voor mitigatie en adaptatie op te funderen. De door het PCC
gevolgde werkwijze sluit daar te weinig bij aan. Deze is gericht op een
autoritaire, wetenschappelijke bewijsvoering op basis van consensus m.b.t. de
opwarming door antropogene CO2 (AGW). Dit roept vragen en weerstanden
op, die de nodige maatregelen voor mitigatie en adaptatie in de weg kunnen
staan.

Dit gezegd zijnde, ga ik in de volgende paragrafen verder in op de


organisatiestructuur van het klimaatonderzoek, waarin het IPCC een centrale
rol speelt, en op de politieke besluitvorming m.b.t. het klimaat. Deze
besluitvorming is op internationaal niveau vooral binnen de VN tot stand
gekomen. In de meeste landen zijn deze besluiten nog weinig
geïmplementeerd. Ik heb gezocht naar de oorzaken hiervan. Waarom zijn er
steeds weer impasses in de klimaatdiscussies en vooral in de uitvoering van de
nodige maatregelen op nationaal niveau. Elk land heeft zo zijn eigen verhaal,
maar ik kijk natuurlijk vooral naar Nederland, een land dat ‘gidsland’ wil zijn,

49
Richard Feynman zei het al: ‘It doesn’t matter how beautiful your theory is, it doesn’t matter how smart you are. If it doesn’t agree
with experiment, it’s wrong’. En dat geldt in het kwadraat voor modellen. Modellen moeten passen binnen de theorie en zij moeten
overeenkomen met de werkelijkheid.

53
maar door de werkelijkheid veroordeeld lijkt te zijn tot een van de ‘slechtste
jongetjes van de klas.
In de laatste paragraaf ga ik dieper in op het onderzoek binnen het kader van
het IPCC.

54
Organisatiestructuur achter het klimaatonderzoek

Tot medio 20-ste eeuw werden meteorologische gegevens nationaal verzameld


en verwerkt. Dat veranderde toen grote onderzoeksbureaus klimaatmodellen.
begonnen te ontwikkelen en er wereldwijde klimaatstudies werden opgezet.
Voor deze studies waren gegevens van over de hele wereld noodzakelijk.
Voorbeelden waren het Global Atmospheric Research Program (GARP )50 en
het FGGE, die met hun Global Weather Experiment (GWE) een grote sprong
voorwaarts m.b.t. klimaatgegevens imaakten. Deze sprong voorwaards gold
zowel de organisatie van het klimaatonderzoek alsde methoden van
dataverzameling en -verwerking en van de internationale samenwerking.

Vanaf 1979, het First GARP Global Experiment (FGGE), werden satellieten het
belangrijkste instrument voor de weersvoorspellingen van meteorologen en
voor de bouwers van klimaatmodellen , in deze notitie vaak Global Climate
Models (GCM’s) genoemd. Daardoor kregen NASA in Amerika en ESA in
Europa een belangrijke rol in de verzameling van klimaatgegevens.
GARP stimuleerde deze ontwikkelingen t door het organiseren van meetings
voor de snelgroeiende groep van ‘modellenbouwers’. Ook GATE en FGGE
stimuleerden dat, omdat zij behoefte hadden aan assimilatiemodellen om hun
gegevens beter te kunnen verwerken als input voor de simulatiemodellen
(GCM’s). Evenals WWW was FGGE een bewuste oefening in het uitwerken
van/voor een globale datastructuur. Binnen GARP werd dit gezien als een test
van de technologie van de dataverzameling en –verwerking, en ook een test
van een goed functionerend globaal systeem hiervoor en ook een test van de
internationale samenwerking. Daarbij waren 140 landen, veel schepen en
satellieten en vliegtuigen, veel mensen en geld betrokken.
GARP-planners verloren het doel, de klimaatverandering, nooit uit het oog en
bleven meetings organiseren voor de verschillende klimaatonderzoekers.
Daarbij hechtten zij een groot belang aan de onderlinge vergelijking van de
verschillende GCM’s. Zo presenteerden in 1974 15 groepen in totaal 19 GCM’s.
Deze kwamen uit de Soviet Union, Australië, Japan, Denemarken, Zweden,
Engeland en de VS. Ik weet niet of er bij het opstellen van deze modellen veel
geologen, meteorologen of klimaatwetenschappers betrokken waren.
In die jaren was het bouwen van modellen een booming business. Ik was zelf
betrokken bij Landuse-Transportation modellen. Dat waren ook zeer complexe
modellen, de toekomstige verkeersstromen als afhankelijke van .de ruimtelijke
spreiding van activiteiten van verschillende vervoerssystemen werden
berekend. De grootste inbreng kwam in die tijd van wiskundigen,
programmeurs en statistici. Ik vrees dat dat bij klimaatmodellen niet anders
was.
50
GARP was een conglomeraat van vele onderzoeksbureau, zowel universiteiten, overheid als particulier, die aan het immense prnject
van het in beeld brengen van het klimaat zowel in de oceanen als in de atmosfeer. Aan dit conglomeraat waren de volendeinstituten
geaffilieerd: AA(National Oceanic and Atmospheric Administration, Atlantic Oceanographic and Meteorological Laboratory Miami,
Florida 33149, U.S.A.), AB(), AC(Lamont-Doherty Geological Observatory, Columbia University, Palisades, New York, U.S.A.),
AD(Massachusetts Institute of Technology Cambridge, Massachusetts, and National Oceanic and Atmospheric Administration, Pacific
Marine Environmental Laboratory, Seattle, Washington, U.S.A.), AE(Woods Hole Oceanographic Institution, Woods Hole,
Massachusetts 02543, U.S.A.), AF(National Museum of Natural History, Physical Oceanography Laboratory, Paris, France)

55
In mijn eerste verkenning was ik vooral gefocust op onderzoeksgegevens, die de
standpunten van voor- en tegenstanders van de AGW ondersteunden. In deze
verkenning draait het bij mij vooral om de klimaatmodellen zowel hun invloed
op het beleid als de enorme discrepanties in de uitkomsten van deze modellen.
Modellen voorspellen een opwarming van minder dan 1 tot meer dan 6 graden
op het eind van de 21-ste eeuw. Wat moet het beleid daarmee? Dat is juust wat
de wetenschappers van o.a. GARP wilden voorkomen. Dat het IPCC deze
uitkomsten lijkt te ‘middelen’ is voor het fiasco van dit sort klimaatonderzoek.

De infrastructuur voor de klimaatwetenschap werd uitgebreid door organisaties


als GARP, World Weather Watch (WWW), Gate, FGGE, WMO en ICSU en nog
veel andere organisaties. Er was daarbij geen centrale controle, geen
geautoriseerde systeembouwer. Het klimaatonderzoek, met name dat middels
simulatiemodellen, was een web van systemen, die meestal op nationaal niveau
door individuele diensten werden aangestuurd. Ondanks problemen met
datamanagement en de verschillende aanpak van de modellenbouwers was dit
toch een creatieve, nuttige bezigheid volgens Smagorinsky:
“ the problem of modeling the atmosphere is not so straightforward that there
is only one path. . . . For many groups to work on the same problem is wasteful
duplication only if they make the same mistakes. The cause is moved ahead by
the collective activity of different groups when they make different mistakes.”

We moeten het klimaatdebat in een bredere context zien dan alleen de


toename van CO2. Het ozongat, de zure regen en de verwoestijning waren
eveneens zeer belangrijke aandachtspunten voor het beleid. De strijd in de
jaren 70-tig tussen de afkoeling door aerosolen en de opwarming door CO2
leverde de eerste grote politieke beleidsacties op. Voorbeelden zijn:
In 1979 produceerde het White House Office of Science and Technology (OSTP)
het Charey Report ,waarin werd gesteld date en verdubbeling van het CO2
gehalte in de atmosfeer een opwarming zou betekenen van 3,5 graden plus of
min 1,5 graden. Celsius.
In1979 vond ook hete eerste Wereldklimaatcongres in Geneve plaat. Daar werd
besloten dat er een onderzoeksactie noodzakelijk was om het klimaatbeleid
vorm te kunnen geven. Het Worldwide Climate Researcch Program (WCRP)
werd opgericht onder het sponsorschap van VN, de WMO en het ICSU.
Daarmee werd het GARP-programma , zie vorige paragraaf, in feite wereldwijd
uitgerold. Vanuit deze inspanningen zou later binnen de VN het International
Panel on Climate Change (IPCC) worden opgericht.

In 1978 werd door het Joint Organizing Committee onder leiding van
Smagorinsky een conferentie gehouden over klimaatmodellen op basis van
computerberekeningen en over de simulatie van de feitelijke
klimaatontwikkeling, op basis van deze modellen. Daarbij werd uitgegaan van
een prognose op basis van actuele ontwikkelingen op basis van data van FGGE.
Deze analyses duurden enkele jaren. In deze periode werd GARP ’s Climate
Dynamics sub-program omgevormd tot het World Climate Research Program,
waarvan Smagorinsky de eerste voorzitter was.

56
GARP heeft een grote stempel gedrukt op de aanpak van het klimaatonderzoek
binnen het IPCC. Men moet wel bedenken dat in die tijd het IPCC in feite in
concurrentie was met andere onderzoeksgroepen en dat de ervaring van GARP
zeer welkom was. Het onderzoek door GARP e.a. markeerde een
verbazingwekkende omslag in de internationale samenwerking, die later de
basis zou vormen voor het klimaatonderzoek, zoals vb. binnen het IPCC. Een
goede beschrijving van deze ontwikkelingen is te vinden in A Vast Machine,
Computer Models, Climate Data, and the Politics of Global Warming, Paul N.
Edwards, 2010.

Naast de invloed van GARP op de besluitvorming van de VN m.b.t. de


klimaatverandering en de oprichting van het IPCC speelde ook de onvrede
binnen de politiek, die weinig geduld had voor theoretische beschouwingen en
die zekerheden wilden. Klimaatmodellen liken deze zekerheden te bieden. Het
klimaatonderzoek op basis van klimaatmodellen werd steeds meer bepalend in
het klimaatdebat en ook in het klimaatbeleid. In die tijd was de VS een hierin
een voortrekker. Het GARP werd in 1978 verbreed tot een internationaal
programma.

Vooral de VS was zeer actief in het onderzoek naar klimaatverandering. Naast


GARP, die met onderzoek en modellen bezig was, speelde ook de NASA een
steeds belangrijker rol in de verzameling van klimaatgegevens. De grote
klimaatonderzoeken met klimaatmodellen leidden in de 80-er jaren tot
politieke veranderingen. In de VS werd door het White House Office of Science
and Technology (OSTP) het Charey-report gepubliceerd, waarin werd
aangetoond dat een verdubbeling van het CO2 gehalte zou leiden tot 3.5
graden Celsius plus of min 1,5 graden. De range was dus versmald tot 2 - 5
graden opwarming bij verdubbeling van hetCO2 gehalte. Algemeen wordt vanaf
datmoment een positief verband als bewezen voorondersteld. Het onderzoek
van o.a. de waarnemingen in het observatorium van Mauna Loa in 2009 maakte
twijfel over de relatie CO2 en opwarming bijna tor een wetenschappelijke
halszaak.
Vanaf medio jaren 80-tig werden klimaatmodellen de basis voor politieke
beslissingen, die hierdoor werden gelegitimeerd. Zie vb. de parallel in
Nederland: geluidsmodellen voor vliegtuiglawaai o.b.v. Kosteneenheden en de
Verkeers- en Vervoermodellen voor het onderbouwen van de nodige
infrastructuur.

Door de modelmatige, wiskundige klimaatstudies en door de toenemende


beschikbare data en kennis werd het accent binnen het klimaatprobleem steeds
meer gelegd op de relatie tussen CO2 en de opwarming. Dat betekende feitelijk
een sterke inperking van de klimaatstudies. Dat was voor de politiek van die
tijd echter geen probleem. Wellicht was het een zegen, omdat men hiermee
een stevig handvat kreeg voor de keuze van beleidsmaatregelen en op de
‘schuldigen’ en de ‘slachtoffers’. Of dit terecht was weet iik niet. Ik verwijs
hiervoor naar de vorige paragraaf.

57
In de volgende paragraaf ga ik in op hoe de politiek is omgegaan met het
klimaatprobleem.

58
Politieke besluitvorming m.b.t. het klimaat
Hoewel de lokale en nationale politiek tot de 80-tiger jaren weinig interesse
toonde voor de klimaatverandering, was er binnen de VN al vanaf 1972 wel veel
aandacht voor. Een voorbeeld is de Landmark Conference in Stockholm, de UN
Scientific Conference ook wel de First Earth Summit genoemd, waar het United
Nations Environmental Program (UNEP) werd opgericht. Daarbij speelden de
ontwikkelingslanden een belangrijke rol.

Zoals in Bijlage 2 verder wordt aangetoond heeft de Algemene Vergadering van


de VN herhaaldelijk resoluties aangenomen om de door de mensheid
veroorzaakte opwarming (AGW) aan te pakken en maatregelen te nem om de
negatieve gevolgen hiervan voor bepaalde regio’s te verminderen. Ook wordt
er veel gesproken om de opwarming door minder uitstoot van broeikasgassen
te mitigeren en om de leefsystemen aan te passen, adapter, aan veranderende
omstandigheden.

Binnen het werk van de VN spelen, zoals altijd en overal, veel politieke
machtsspelletjes. Een voorbeeld van politieke beïnvloeding is de benoeming
van Tolba, een Egyptenaar, die korte tijd president was van het Egyptische IOC
en in 1972 Egypte vertegenwoordigde op de landmark conferentie in
Stockholm. Hij werd toen de eerste directeur van UNEP, wat hij tot 1992 bleef.
Hij pakte het probleem van het ozongat, dat hij centraal op de agenda van
Vienna Convention wist te krijgen, voortvarend aan. Hij kreeg het voor elkaar
om in 1987 het Montreal Protocal te doen opstellen, waarin alle landen zich
verplichtten de uitstoot van aerosolen te beperken. Hij speelde een significante
rol bij de creatie ven het IPCC, waarin hij ook een centrale rol ambieerde. Deze
rol was echter, vanwege de invloed van GARP ed. weggelegd voor een
Amerikaan.
Hierdoor werd een stempel gedrukt op het programma van het verzamelen van
data, het kalibreren van modellen en de analyses van de resultaten, welke
vooral afgestemd waren op het programma van GARP. Dit heeft tot op de dag
van vandaag een grote invloed op het werk van het IPCC en de kritiek op het
werk van het IPCC.

Door de verstrengeling van politiek en wetenschap ontstonden er conflicten


tussen wetenschappelijke inzichten en politieke haalbaarheden51. Uiteindelijk
werd de wetenschap gevraagd om politieke uitgangspunten keuzen
wetenschappelijk te onderbouwen. Daar werd volgens mij een grens
overschreden, waarvoor de wetenschap niet voor gesteld had mogen worden.
Voorbeelden zijn het ontstaan van onvoldoende draagvlak voor het inzicht dat
het klimaat zich ontwikkeld in de richting van een catastrofale opwarming. De
wetenschap kan velerlei onderbouwingen geven op deelgebieden en kan

51
Pielke The honest Broker: Wellicht moet policymaking niet gebaseerd worden op wetenschappelijk basis (grounding, foundation) .
Het gaat niet om zekerheden maar om waarschijnlijkheden bij politieke afwegingen van belangen en maatregelen.

59
suggesties aandragen voor verbeteringen, maar kan het bestaan en de
noodzaak van een bepaalde aanpak niet ‘bewijzen’, ondanks krampachtige
pogingen daartoe.
De politiek is verdeeld is langs vele verschillende scheidslijnen o.a. tussen
nationale belangen en bedrijfsbelangen, tussen sociale geledingen, tussen
ontwikkelings- en ontwikkelde landen etc..De politiek zal nooit een volledig
draagvlak kunnen verwerven en zal zelfstandig moet besluiten over
maatregelen op het gebied van mitigatie en adaptatie. In feite us dit op het
allerhoogste niveau binnen de VN reeds in vele resoluties vastgelegd. Waarom
gebeurt dat dan niet? Eerst een historisch overzicht van de politieke
bewustwording van het klimaatprobleem.

In de 18-de eeuw werd men zich bewust van de onmetelijkheid en


pluriformiteit van de natuur en men onderzocht hoe de natuur geordend was
en beheersbaar gemaakt kon worden. In de 19-de eeuw werd de natuur als een
bron van delfstoffen gezien o.a. voor het maken van ijzer en voor de opwekking
van stoomkracht en later voor de aandrijving van diesel en benzine motoren.
De liberale politiek van laissez-faire schiep een rijke bovenklasse en een arme
‘onderklasse’, die in naargeestige omstandigheden in de industrie werkten. De
leefomgeving vervuilde, de luchtkwaliteit nam af en de natuur werd
ongelimiteerd geëxploiteerd.

Tot medio 20-ste eeuw was de natuur en het klimaat geen politieke kwestie.
De problemen met chemische insecticiden raakten en gevoelige snaar bij
bepaalde politici. Dit werd langzaam in relatie gebracht met de eerste discussies
over duurzaamheid en klimaatverandering. Toen er een mogelijke schuldige
kon worden aangewezen, nl. de antropogene uitstoot van CO2 door de
mensheid, met name door de westerse landen, ontstond er een politiek
draagvlak. De ontwikkelingslanden vonden daarin een handvat om hulp te
vragen voor de negatieve gevolgen van de klimaatverandering, die warden
gevreesd en lokaal ook warden aangetoond. Langzaam ontstond er in de
ontwikkelde landen een milieubewustzijn, waarin vragen warden gesteld bij de
uitputting van de aarde, de vervuiling en bij de mogelijke gevolgen van de
opwarming. Er ontstond een draagvlak voor de klimaatdiscussie en een
klimaatbeleid.

De klimaatverandering was een theoretisch onderwerp voor enkele


natuurkundigen, die de mogelijke opwarming door de CO2 uitstoot
onderzochten. Niet de opwarming was medio 20-ste eeuw een drijvende factor
maar eerder de angst voor een nakende ijstijd. In de jaren 70-tig brak ook bij de
politiek het besef door dat de roetvorming door de verbranding van steenkool
en het ongebreidelde gebruik van pesticiden het milieu onherstelbaar aan het
veranderen was en bijna nooit ten goede. Zie vb. boeken van Rachel Carson als
The Edge of the Sea (1955) en Silent Spring (1962).

60
Eind jaren '60 richtte een groep wetenschappers, politici en en economen een
onafhankelijke denktank op om de aandacht te vestigen op een aantal
milieuproblemen, die het gevolg waren van de mondiale ontwikkeling. Deze
groep bracht in 1972 onder de naam De Club van Rome52 in samenwerking met
vele NGO’s het invloedrijke rapport uit De grenzen aan de groei53. Dit rapport
werd opgesteld door een team van het
MIT o.l.v. Dennis Meadows. Centraal
stond de ev uitputtingsproblematiek,
waarbij de doortrekking van
ontwikkelingen middels
computermodellen van Forrester op
gebieden als bevolkingsgroei,
industrialisatie, vervuiling,
voedselproductie en uitputting van
natuurlijke hulpbronnen, tot een
doemscenario leiden, dat zich omstreeks
2025 zou realiseren als er geen politieke
maatregelen zouden worden getroffen. De conclusie was : ‘de aarde kan de
exponentiële groei van het verbruik van natuurlijke grondstoffen, vervuiling als
gevolg van het verbruik van fossiele brandstoffen o.a. CO2, de voortgaande
groei van productie- en consumptie en de bevolkingsgroei niet aan’. De politiek
werd hierdoor wakker geschud. Er dienden letterlijk ‘grenzen aan de groei’ te
worden gesteld.

Het is inmiddels duidelijk dat ondanks dat er geen beperkingen aan het
grondstofgebruik zijn gekomen en de sterke groei van de consumptie, ook in de
ontwikkelingslanden, het doemscenario niet is uitgekomen. Daarvoor zijn vele
redenen aan te geven. De belangrijkste is echter dat het model geen rekening
hield met negatieve terugkoppelingen, technologische ontwikkelingen en
intrinsieke tekortkomingen van de modelstructuur o.a. exponentiële groei.

De politieke belangstelling voor het ‘klimaatprobleem’ nam in de jaren 70-tig en


80-tig toe. Zo ontstond er een voedingsbodem voor vb. het eerste
Wereldklimaatcongres in Genève in 1985. Dit leidde ook tot een politiek
draagvlak voor het geven van de opdracht door de VN- World Commission on
Environment and Development (WCED)aan de Commissie Brundtland om de
relaties tussen economische groei, milieuvraagstukken en armoede- en
ontwikkelingsproblematiek te onderzoeken.

52
Zie: http://www.milieufocus.nl/factsheets/c/club-van-rome.html
53
Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/De_grenzen_aan_de_groei
Na 30-jaar Limits to Growth werd in 2002 duidelijk dat het doemscenario zich niet heeft voltrokken. De modellen bleken niet te
kloppen. In de Volkskrant vroeg men zich af of de modellen van het IPCC wel kloppen. Het rapport van de Club van Rome was vrij
strikt in zijn uitgangspunten. Afwijkende meningen werden niet meegenomen. Er was maar één waarheid, zoals er ook bij het IPCC
maar één milieuwaarheid, nl CO2 is de boosdoener, is. Waarom kiest het IPCC dezelfde koers?
Meervoudige antwoorden zijn verdacht. Van Asselt: 'Zo'n extra paragraaf met de ‘tegengeluiden’ zou wetenschappelijk meer integer
zijn geweest, maar politiek onhandig. Omdat we niet kunnen omgaan met pluralisme worden tegengeluiden opgeblazen. … dus blijft
de wetenschap quasi-zekerheden produceren terwijl men die eigenlijk niet heeft.'.
Zie:. https://www.volkskrant.nl/archief/schuivende-grenzen-aan-de-groei~a621587/

61
De VN-Commissie Brundtland rondde zijn opdracht af in1987. Het Brundtland
onderzoek was niet specifiek gericht op de globale circulatie van CO2 binnen
het kader van de pwarming maar eerder op het meten van de gevolgen van het
verstoken van fossiele brandstoffen en op het effect van Koolstof-14 en van
aerosolen. Dit onderzoek leidde tot de
overtuiging dat de mensheid verantwoordelijk
is voor de klimaatverandering. Het kernbegrip
in het Brundtland-rapport ‘Our Common
Future’ (1987)was ‘duurzaamheid’.
De belangrijkste conclusie van het rapport
was dat de belangrijkste mondiale
milieuproblemen het gevolg waren van de
armoede in het ene deel van de wereld, en de
niet-duurzame consumptie en productie van
het andere deel van de wereld. Het rapport
riep voor het eerst op tot duurzaam
ontwikkelen en tot het tegengaan de
degradatie van de natuur door de vervuiling en tot het bestrijden van de
armoede.
Dit werd ondersteund door de WCED, maar het accent verschoof, helaas,
daarna heel sterk in de richting van het verminderen van CO2-emissies. Dit
rapport gaf wellicht de doorslag binnen de VN om het IPCC op te richten.

Natuurlijk speelden daarbij zeer veel verschillende belangen o.a. van


wetenschappelijke organisaties en instituten, van ontwikkelings- en
ontwikkelde landen, van bedrijven etc. Verderop in deze notitie kom ik hierop
terug. Het thema klimaat werd ook een strijdveld van voor- en tegenstanders,
waar fake-news de discussies verziekten. Dat was eigenlijk een belangrijke
reden voor mij om deze verkenningstocht te maken.
Als voorbeeld refereer ik naar Al Gore, een politicus, ondernemer en activist
op het terrein van de opwarming. Hij schakelde in 1984 Carl Dagan in om meer
publiciteit te krijgen voor klimaat problemen met voor het probleem van de
AGW en voor de aanpak hiervan middels emissierechten. Maar hij was niet
onpartijdig: hij verdiende toen al veel, en zou later nog meer verdienen, aan de
emissierechtenhandel. De waarheid van zijn film An Inconvient Truth is op zijn
minst discutabel en zeker problematisch, omdat deze een trend inzette richting
mitigatie ten koste van adaptatie. Maar er waren veel spelers op het speelveld
van de klimaatverandering. Berucht zijn de klimaatrapporten in opdracht van
olieconcerns,. Recentelijk is het fake-news van mensen als Trump een doorn in
mijn oog. Het gaat daarbij om twijfel te zaaien, om de politieke besluitvorming
te dwarsbomen.

In deze omgeving was het ondanks een breed gedragen milieubesef eind Jaren
80-tig moeilijk om een politiek draagvak te vinden voor integrale actie tegen de
aantasting van het milieu en de duurzaamheid, meer algemeen van de gevolgen
van de klimaatverandering. Veel wetenschappers claimden dat er een

62
voldoende mate van consensus was over de oorzaken van de
klimaatverandering en over de noodzaak en de aard van de maatregelen om
hieraan iets te doen. Deze geluiden kwamen met name uit de hoek van de
UNEP en de WMO. Zie vb. de het rapport Context and Early Origins of IPCC.
De vooronderstelde consensus54 over de juistheid van de oorzaken van de
opwarming, namelijk de uitstoot van CO2 door de westerse landen (aangeduid
als AGW), paste goed binnen de politieke klimaatdiscussie. Deze
wetenschappers toonden de noodzaak aan om deze opwarming tot maximaal 2
graden te beperken. De beperking van de CO2-emissies werd een focuspunt in
het klimaatbeleid ten koste van de andere speerpunten die in rapporten als
Grenzen aan de Groei en Our Commen Future centraal stonden. Ik ondersteun
ook om velerlei andere redenen het beperken en zo mogelijk afschaffen van
fossiele brandstoffen. Deze redenen dienen m.i. meer prioriteit te krijgen. Dit
zou een sterke stimulans kunnen geven aan technologische ontwikkelingen en
ook ten goede kunnen komen van ontwikkelingslanden.
De inperking tot de discussie over AGW en dus alleen over de vermindering van
de CO2 emissies vind ik extreem gevaarlijk. Daardoor wordt de politieke
aandacht afgeleid van grote problemen als vervuiling, vb. plastic,
radioactiviteit, het tekort aan goed drinkwater en natuurlijk van problemen
m.b.t armoede en de vluchtelingenproblematiek. Het draagvlak voor de aanpak
van deze problemen wordt hierdoor verkleind. Maar er zijn natuurlijk ook heel
positieve ontwikkelingen, zoals vb. Het onderzoek naar de ‘levende huid’ van de
aarde in ‘Critical Zones’ (CZO’s).

Het beeld, dat door de klimaatwetenschappers werd geschetst van een


opwarming in de 20-ste eeuw van 0,5 graad Celsius en een opwarming van
meer dan 2 graden op het eind van de 21-ste eeuw, heeft een grote indruk op
politici gemaakt. Zij werden er van overtuigd dat een opwarming van 2 graden
zou leiden tot een oncontroleerbare milieuramp. Zij stonden in het Akkoord van
Parijs achter het beleidsuitgangspunt dat de opwarming in de 21-ste eeuw niet
meer dan 1,5 graden mag bedragen. Aangezien de huidige opwarming volgens
het IPCC tussen 0.1 en 0,2 graden per decennium ligt is onmiddellijke politieke
actie vereist, zo staat er in het Akkoord.

Ik wil op drie onderwerpen nader in gaan: een overzicht van


klimaatconferenties, het klimaatdebat in Nederland en het werk van het IPCC.

Internationale conferenties over milieu en klimaat


In de jaren 80-tig en later waren er veel rapporten over milieu,
ontwikkelingssamenwerking en klimaatverandering. Deze werden vaak als
onderling gerelateerd gezien. Wetenschappelijke instituten en bepaalde landen
namen daarbij het initiatief. Ook de VN speelde een steeds belangrijkere rol. In

54
Deze consensus was aanvankelijk veel minder groot dan de wetenschappers van het WCED, WMO, ICSU en GARP beweerden.
Later werd deze consensus door het IPCC als voorwaarde opgelegdbij de interpretatie van de peer reviewd, wetenschappelijke
rapporten. .

63
die tijd was de VS de leader in het klimaatdebat en –beleid. Op dit moment is
dat juist omgekeerd.

Ook op politiek niveau waren er veel conferenties over het klimaat55, waarvan
ik er een aantal chronologisch noem:
1972: Stockholm: UN Scientific Conference, ook wel First Earth Summit
genoemd: hierin werden in een resolutie de uitgangspunten voor de
verbetering van de leefomgeving, het verminderen van de vervuiling en de
aanpak van de klimaatverandering vast gelegd.
1979: Genève: Eerste Wereldklimaatconferentie van het WMO en UNEP(WCC-
3). Weersverwachtingen en klimaatmodellen vormden de aanleiding maar aals
snel kwam het probleemvan de klimaatverandering op tafel en werd dit
probleem voor het eerst erkend als een ernstig mondiaal probleem. Deze
conferentie riep regeringen van over heel de wereld op om mogelijke door de
mens veroorzaakte klimaatveranderingen te voorkomen.
1985 New York: installatie binnen de VN van de Advies Groep voor
Broeikasgassen onder auspiciën van de International Council of Scientific
Unions (ISCU), het United Nations Environmental Program(UNEP) en de World
Meteorological Organization (WMO) . Deze commissie moest het probleem van
de broeikasgassen bestuderen. Het Amerikaanse GARP-programma werd
hiermee verbreed tot een internationaal programma, dat mede een basis
vormde voor verdere actie binnen de VN. GARP drukte wel een sterke stempel
op de werking van deze commissie.
1985: conferentie in Villach georganiseerd door de UNEP, WMO en het ICSU.
Deze conferentie, de ‘Conference on the Assessment of the role of carbon
dioxide and other greenhouse gasses’ was het startpunt voor internationaal
samenhangende pogingen om begrip te krijgen voor de problemen met
betrekking tot de uitputting van de ozonlaag en de klimaatverandering.
1987: Villach en Bellagio: workshops van de Internationale Advisory Group on
Greenhouse Gases (AGGG , de voorloper van het IPCC), waarin voor het eerst
ecologische klimaatnormen warden voorgesteld . De absolute bovengrens van
2,0°C baseerde de AGGG op het voorkómen van desintegratie van de Werst-
Antarctische ijskap. Immers, toen het 125.000 jaar geleden 2 tot 2,5°C warmer
was, was deze ijskap gesmolten en was de zeespiegel 5 tot 7 meter hoger dan
nu.
1987: Mortreal: Het FCCC, gelieerd aan de Verenigde Naties met een
secretariaat in Bonn kwam voor het eerst bij elkaar in Montreal. Vijf jaar later
vond de bijeenkomst van het FCCC plaats in Rio de Janeiro. De laatste
bijeenkomst vond plaats in 1997 in Kyoto, waarbij vergaande afspraken zijn
gemaakt over te behalen vermindering in de uitstoot van broeikasgassen. Naast
de vijfjaarlijkse bijeenkomsten van het FCCC komen de deelnemende landen elk
jaar bij elkaar in de zogenaamde COP (Conference of Parties, de ‘parties’ zijn de
landen die het Kyoto rotocal hebben ondertekend). Tijdens de COP wordt

55
Zie de volgende links:
http://www.klimaat.be/nl-be/klimaatbeleid/internationaal-klimaatbeleid/ overzicht van klimaatconferenties
http://www.europahuis.be/media/dossier_klimaat.pdf goed overzicht van het EU-klimaatbeleid
https://unchronicle.un.org/article/stockholm-kyoto-brief-history-climate-change

64
ondermeer gesproken over de voortgang van de afspraken, die in het FCCC zijn
vastgelegd.
Om te komen tot besluitvorming binnen het FCCC èn beïnvloeding van die
besluitvorming is er intensieve communicatie tussen FCCC afvaardigingen
enerzijds en het in 1988 opgerichte Intergovermental Panel on Climate Change
(IPCC)
1987: Global Climate Protection Act , deze wet werd in de VS voorbereid maar
overleefde de stemming niet56.
1988 Toronto: Overleg binnen de VN met wetenschappers, politici en
ambtenaren van 48 landen. Centraal stond de vraag ‘wat moeten we nū doen m
de opwarming tot 2 graden te beperken? Daar kwam een oproep uit voort om
een reductie van de CO2-emisies met 20% tegen 2005 t.o.v. 1990 te realiseren.
1988: Genève: oprichting van International Panel on Climate Control (IPCC) door
de VN General Assembly Resolutiont 43/53 van 6 december. Hiermee werd een
kader geschapen voor het World Climate Program (WCP). Het IPCC staat onder
auspiciën van WMO en UNEP. De opdracht voor het IPCC werd vastgelegd in de
‘Principles Governing IPCC Work’:
"...to assess on a comprehensive, objective, open and transparent basis the
scientific, technical and socio-economic information relevant to understanding
the scientific basis of risk of human-induced climate change, its potential
impacts and options for adaptation and mitigation. IPCC reports should be
neutral with respect to policy, although they may need to deal objectively with
scientific, technical and socio-economic factors relevant to the application of
particular policies."

Daarbij kreeg een internationaal netwerk van meer dan 2000 wetenschappers
de opdracht een stand van zaken op te maken van tegen 1990 m.b.t. de
bestaande wetenschappelijke kennis van het klimaatsysteem, de gevolgen van
klimaatverandering voor het milieu, de economie en de samenlevingen m.b.t.
de mogelijke strategieën om de gewenste ontwikkelingen en maatregelen als
antwoord op deze veranderingen.
1989: Ottawa: over Implementation of Global Security: er is een internationaal
verdrag nodig
1989: conferentie over bescherming atmosfeer en uitnodiging aan bevoegde
nationale organisaties om aan een raamovereenkomst mee te werken d.m.v.
met juridisch en wetenschappelijk onderzoek. De Nederlandse
Raamovereenkomst heb ik helaas niet meer kunnen vinden. Als iemand deze
heeft dan heel graag informatie daarover!
1989: Noordwijk: ministersconferentie over luchtvervuiling en
klimaatsverandering
1990: het Famework: Voorbereiding Raamverdrag voor de Klimaatverandering
(UUNFCCC) of (INC): bindende verplichtingen, streefdoelen en tijdschema’s
voor emissiereducties.

56
Zie https://www.govtrack.us/congress/bills/100/s420/cebtraal stond dat ‘Anders denken is noodzakelijk is’:
https://annemariayritys.files.wordpress.com/2017/02/global-climate-change-think-act-tank.pdf

65
1992: "Earth Summit" conferential in Rio de Janeiro57 : UN Framework
Convention on Climate Change (UNFCCC). Hier worden afspraken bevestigd
over de plichten, lasten en lusten van het klimaatprogramma: antropogene CO2
emissies zijn vooral de schuld van het de ontwikkelde, westerse landen en deze
moeten voor de kosten van de ontwikkelingslanden als gevolg van de
opwarming opdraaien.
1992: New York: Raamverdrag bij de VN in New York opgesteld voor
Conferentie over Milieu en Ontwikkeling UNCED, het biodiversiteitsverdrag,
dat in Rio door deelnemende landen tot juni 1993 kon worden ondertekend.
Het Raamverdrag trad in 1994 in werking.
1992: EU onderschrijft de doelen UN Framework Conventie on Climate Change
van 29 okt. 1990 art. 14: antropogene emissies van CO2 reduceren vlg. art
4/258.
1992: IPPC publiceert haar First Assessment Report (FAR), twee jaar na haar
oprichting: hierin staat dat het klimaat effectief opwarmt en dat de mensheid
hoogstwaarschijnlijk daarvoor verantwoordelijk is..
1997: Kyoto : Op de derde bijeenkomst van de ‘Parties’ en de UNFCCC (COP 3)
sluiten de ’Parties’ een akkoord: Het Kyoto Protocol, waarin regeringen beloven
om voor 2012 gemiddeld 5% minder broeikasgassen uit te stoten dan in 1990.
Dit zou de hoeksteen worden van het klimaatbeleid van de VN. De
doelstellingen verschillen van land tot land: Voor de EU als geheel gaat het om
een vermindering met 8%. De EU ondertekende als geheel in 2002. De VS
ondertekenen het verdrag niet. Landen die wel ondertekenen verplichten zich
tot een Compliance aan de afspraken, welke zijn vastgelegd in de Kyoto
Reference Manual59
2002: Overleg van 63 academies in Tokio werd het InterAcademy Panel (IAP)
opgericht. Het IAP verklaarde haar bezorgdheid over een mogelijke
klimaatsverandering. Er is toen tevens een IAP-Council opgericht met daarin
vijftien academies. De KNAW voerde het secretariaat daarvan. De toenmalige
directeur van de KNAW was Reneman?? 60.
2005: Het Kyoto Protocol61 wordt van kracht: meer dan 55 landen hebben het
protocol ondertekend en dat treedt nu in werking. Wetenschappers stellen dat
er meer nodig is om minder dan 2 graden C opwarming te krijgen.

Klimaat onderzoek en -beleid binnen de VN


Voor het klimaatonderzoek is deFramework Convention on Climate Change
(FCCC) in 1992 erg belangrijk. Het Raamverdrag inzake Klimaatverandering
(FCCC) werd open gesteld voor ondertekening op de VN onferentie over milieu
en ontwikkeling in Rio de Janeiro in 1992. Dit verdrag is door 165 landen
ondertekend, ook door Nederland. Het verdrag trad begin 1994 in werking.
Daarin verklaren deze landen dat zij vrijwillig meewerken aan het stabiliseren
57
Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Klimaatverdrag
58
Zie https://en.wikipedia.org/wiki/United_Nations_Framework_Convention_on_Climate_Change Zie op deze link ook informatie
over het Kyoto Protocol en de Overeenkomst van Parijs.
59
The Compliance Committee was established to facilitate, promote and enforce compliance with the commitments under the Kyoto
Protocol. Zie de reference manual; file:///C:/Users/User/Documents/kyotp%20protocal%20beschrijving.pdf
60
Dit alles is belangrijk omdat de wetenschap zich hier en hiermee committeerde aan het uitgangspunt van de AGW
61
Zie http://unfccc.int/resource/docs/publications/08_unfccc_kp_ref_manual.pdf

66
van de uitstoot van broeikasgassen. Een belangrijk aspect van dit verdrag was
dat de deelnemende landen verklaarden bereid te zijn nationale inventarisaties
van de emissies van broeikasgassen te maken en deze emissies te zullen
verlagen op basis van nog volgende onderhandelingen over internationale
verdragen inzake klimaatverandering. In 1997 hebben deze onderhandelingen
geleid tot het Kyotoprotocol, waarin deze verlaging van de emissies werd
vastgelegd. Men wilde de uitstoot van broeikasgassen verminderen door
middel van een "cap and trade"-systeem, waarin een onderscheid gemaakt
werd in de verantwoordelijkheden van ontwikkelde en van
ontwikkelingslanden. Veel landen ondertekenden het Protocol van Kyoto en dat
werd in 2005 van kracht62. Ondanks de succesverhalen merkten veel
commentatoren op dat het een relatief zwak, ondoelmatig, en onuitvoerbaar
protocol was. Dat is in feite ook wel gebleken. De beperkte doelen werden niet
gehaald, ook niet door Nederland. Er is veel kritiek gekomen, o.a. uit hoek van
‘climate-gate’. De onderhandelingen gingen verder en uiteindelijk werd in 2015
het Klimaatakkoord van Parijs getekend. De vraag is of de doelen nu wel
gehaald worden. Wereldwijd in elk geval niet omdat China, India, Brazilië en nu
ook de VS zich niet aan het akkoord gebonden voelen.

Als ik alle overleg binnen het kader an de Verenigde Naties overzie dan
concludeer ik:
-1. Er was al vanaf he begin in de 70-er jaren veel aandacht voor de gevolgen
van de invloed van de mensheid op het milieu, het klimaat en op de (oneerlijke)
ontwikkelingen op aarde
-2. Door zowel de ontwikkelde als de ontwikkelingslanden werd dit erkend en
vastgelegd in vele resoluties van zowel de Algemene Vergadering van de VN als
in specifieke commissies
-3. Er werden emissiedoelstellingen afgesproken, welke op het terrein van de
aerosolen en de zwaveluitstoot hebben bijgedragen aan de oplossing van het
probleem van de aantasting van de ozonlaag en de zure regen. Op het terrein
van de CO2-uitstoot worden deze doelstellingen niet gehaald.
-4. De oorzaken hiervan zijn velerlei. De grootste spelers verschuilen zich achter
argumenten als resp. ‘ontwikkelingslanden moeten de ruimte krijgen om te
groeien’ (o.a. China, dat veel kolencentrales bouwt), ‘wij zorgen voor voldoende
opvang van CO2 middels ‘sinks’ (o.a. Rusland, dat zich beroept op de oneindig
grote bossen) of ‘wij laten ons niet politiek binden’ (o.a. Amerika, waar
Republikeinse regeringen de verdragen niet wilden ondertekenen en die nu ook
het Klimaatakkoord van Parijs heeft opgezegd).

Als men de teksten van de resoluties leest dan ziet men steeds dezelfde
teksten, maar steeds in formele, verhullende taal. Er worden bijna nooit harde
afspraken gemaakt om de AGW tegen te gaan, waaraan men de deelnemende

62
Overzicht (dia-presentatie) van de verwerking van data voor Kyoto-2005.
Uitgangspunt voor alle verplichtingen is de UN Framework Convention van 1990. En de eerste COP uit 1995. Informatie over
procedures (secretariaat stelt de synthese-rapporten op o.b.v. de peerreviewed technische rapporten van wetenschappers, en ook de
assessment rapporten en de beleidsstukken voor de klimaatconferenties) en verplichtingen voor het aanleveren van data voor de
deelnemende landen .
http://mdgs.un.org/unsd/climate_change/docs/presentations/CCPresentation_UNFCCC.pdf

67
landen kan houden. De oorzaak daarvan is wellicht dat er steeds een
sluimerende twijfel is over de oorzaken van de opwarming en over de rol van de
CO2 emissies daarin. Vooral de ontwikkelingslanden hameren op het nemen
van maatregelen, maar de grote ontwikkelde landen tonen steeds reserves.
Daarbij spelen minder de wetenschappelijke inzichten maar meer de nationale
belangen en de vrije handel (neoliberalisme) een rol spelen.
Deze sluimerende tegenstellingen werden in het Kyoto Protocol nog overbrugd,
maar op de klimaatconferentie in Kopenhagen in 2012 barstte de bom. Daarbij
speelden al deze factoren een rol. Zie bijlage 1, waarin ik naast mijn zoektocht
naar feiten ook kort inga op deze tegenstellingen tijden de klimaatconferentie
van 2012..

In Bijlage 2 zijn enige excerpten opgenomen van Resoluties van de VN en ook


verwijzingen naar literatuur over het klimaatbeleid. Uit al deze teksten blijkt dat
de grote problemen, waarvoor de mensheid thans staat, goed onderkend
worden. Men ziet de noodzaak daaraan iets te doen en men wil dit ook, getuige
de vele resoluties. De tegenstelling tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden
m.b.t. maatregelen en de financiering hiervan bleken echter telkens te groot te
zijn.

Ik denk dat het klimaatbeleid te veel steunt op ‘wetenschappelijk bewijs’ en te


weinig op sociaal, culturele en ecologische ‘waarden’. Het accent in het klimaat
beleid zou moeten liggen op de waarden, normen en inzichten waarover binnen
de VN overeenstemming is. Van daar uit zou draagvlak gecreëerd moeten
worden voor acties.
Er is een brede consensus dat het klimaat verandert en dat de aarde opwarmt.
Er zijn vele redenen om de uitstoot van het antropogene broeikasgas CO2 te
beperken. Door een bijna eendimensionale benadering te kiezen van ’het ligt
aan AGW’ worden de tegenstellingen op de spits gedreven. De energietransitie
hoeft niet per se vanuit de AGW maar kan ook vanuit een bredere visie op de
aarde als systeem gestalte gegeven kunnen worden. Het bedrijfsleven zou
daarbij een voortrekkersrol kunnen spelen door de energietransitie als een kans
te zien. Daartoe zijn stimulansen beter dan beperkingen. Daarbij moet ook de
voedselproductie en schoon water betrokken worden, kortom een integraal,
inclusief beleid.

Klimaatbeleid in Nederland
Toen ik voor het eerst in 2005 met mijn zoektocht begon naar de pro’s en
contra’s van de argumenten m.b.t. AGW was de klimaatconferentie in Kyoto al
meer dan 10 jaar geleden. Ik probeerde in 2005 door een analyse van de vele
papers en rapporten rondom deze conferentie meer inzicht te krijgen in het
wetenschappelijke proces, de onderzoeken en argumenten. Veruit het meeste
onderzoek was gericht op het invullen van leemten in de kennis van de invloed
van de klimaatverandering op velerlei terrein. Ik zag geen directe relatie tussen

68
dit onderzoek en klimaatmodellen en ik zag ook geen enkel onderzoek naar de
relaties tussen CO2 en AGW.
Ik ontdekte wel dat de Nederlandse regering vele resoluties van de Algemene
Vergadering van de VN, waaronder AGW maar vooral ook acties tegen armoede
en vervuiling, heeft gesteund. Zie bijlage 2.
De Nederlandse regering heeft zich geconformeerd aan de internationale
afspraken rondom het klimaatonderzoek zoals dat werd vastgelegd in het FCCC
(Framework Convention on Climate Change) en het Kyoto Protocol. In beide
beleidsstukken werd de AGW expliciet benoemd. Door het ondertekenen van
het Kyoto Protocol heeft de regering zich ook gecommitteerd aan de
voorwaarden van het Compliance Committee, welke zijn vastgelegd in een
Reference Manual. Zie voor meer informatie de voetnoot bij ‘1997: Kyoto’.
Daarmee heeft de politiek in Nederland zich in feite gebonden aan het
uitgangspunt van de AGW. In feite heeft ook de wetenschappelijke raad van
het regeringsbeleid dit uitgangspunt ondersteund. Ik zocht de teksten, die dit
standpunt ondersteunden zowel van de regering als die waarmee de
academische gemeenschap (KNAW?). Deze had in in 2007 ter beschikking, maar
kan ze nu op internet niet meer vinden. Ik herinner me dat ik, toen ik deze
teksten zag, dat hierdoor de wetenschappelijke onafhankelijkheid aangetast
werd, althans voor die wetenschappers die met het IPCC samenwerken. Dit
omdat zij het uitgangspunt van het IPCC nl. de AGW moeten over nemen. Ik
vond toen ook dat deze verklaringen de wetenschap gevoelig voor kritiek zou
kunnen maken. Dat is inmiddels ook wel gebleken. .
Al bij al had ik toen weinig succes met mijn zoektocht naar beleidsinformatie
m.b.t. het klimaat. Ik heb me toen vooral gericht op argumentaties en feiten
m.b.t. de pro’s en contra’s van AGW. Deze zijn opgenomen in bijlage 1.

Het is erg moeilijk om een beeld te krijgen van de zeer complexe organisatie
van het klimaatbeleid in Nederland en van de vele beleidsstukken, die dit beleid
schragen. Het klimaat is een veelkoppig wezen en er zijn veel spelers op het
speelveld, die zich met verschillende facetten bezig houden. Veel organisaties
en onderzoeksinstituten, zowel op nationaal als op internationaal niveau, zijn
actief bezig met beleid(-voorbereiding), onderzoek en acties. Ik ben na veel
zoeken nog steeds niet in staat om hiervan een duidelijk beeld te schetsen. Ik
verwijs voor een beschrijving van de situatie in 1999 naar de publicatie:
Omgevingsanalyse Klimaatonderzoek van Erwin Maathuis, Paval Kabat Ronald
Hutjes uit 199963. Hierin vinst men organisatieschema’s, onderzoeksprojecten
en betrokken wetenschappers en instituten. Enige fragmenten uit deze zeer
informatieve tekst zijn:
-‘rondom het (inter-)nationale klimaatonderzoek kunnen drie verschillende
niveaus onderscheiden worden, namelijk: een beleidsniveau, een
onderzoeksniveau en een ‘financieel niveau’…. Op ‘beleidsniveau’ moeten
afspraken gemaakt worden, die geëffectueerd moeten worden en waarvoor
protocollen voor registratie en monitoring opgesteld moeten worden. De

63
Zie :
file:///C:/Users/User/Documents/CO2%20en%20klimaat/raoopr%20LNV%20over%20klimaatonderzoek%20in%20Nederland%20199
9.pdf

69
vertaling van de politieke afspraken in gewenst/noodzakelijk onderzoek vindt
plaats op het ‘onderzoeksniveau’. Tot slot moet het onderzoek ook uitgevoerd
en gefinancierd worden.
-in Nederland is de minister van VROM politiek verantwoordelijk voor het
klimaatbeleid. Hij is er verantwoordelijk voor dat de afspraken en
doelstellingen, die zijn overeengekomen in internationaal verband, ‘vertaald’
worden in het Nederlandse beleid met betrekking tot het klimaat. De
hoofdlijnen van het beleid van de Nederlandse regering zijn verwoord in het
Nationaal Milieubeleidsplan, 1998 (NMP3) en in de Nota Milieu en Economie.
…ook andere ministeries zijn betrokken bij het opstellen en uitvoeren van het
Nederlandse milieubeleid. In het bijzonder gaat het dan om de ministeries van
V&W, EZ en LNV.
-het Nationaal Onderzoek Programma Mondiale Luchtverontreiniging en
Klimaatverandering (NOP) werd in 1990 opgericht. Het NOP werd voor 80%
gefinancierd door VROM, terwijl OC&W via het NWO de overige 20% financiert.
Het programmabureau is ondergebracht bij het RIVM.
-het Nederlandse klimaatonderzoek wordt uitgevoerd instituten als KNMI,
Wageningen UR, MNO, UU, VU, ECN e.a., die samenwerken binnen het
Platform Communication on Climate Change.’

Een ander rapport dat informatie over de relatie tussen het klimaatbeleid in
Nederland en het IPCC verschaft is de brochure64Het IPCC-Rapport en de
Betekenis voor Nederland, 2007. Hierin beschrijven Rob van Dorland (KNMI) en
Bert Jansen (Wageningen UR, Altera de betekenis van het AR4 voor Nederland,
maar geven hier ook heel voorzichtig kritiek op:
‘Bij het schrijven van deze brochure hebben wij ons de gevoeligheden goed
gerealiseerd. De brochure is, mede daarom, opgebouwd uit vier hoofdstukken.
De eerste drie hoofdstukken geven een samenvatting van het werk van de drie
IPCC-werkgroepen, waarbij wij zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke
rapportages zijn gebleven. Deze hoofdstukken zijn tot stand gekomen onder de
verantwoordelijkheid van de wetenschappelijke instituten KNMI (Hoofdstuk 1),
Wageningen UR (Hoofdstuk 2) en MNP (Hoofdstuk 3). Daarbij is samengewerkt
met UU, VU en ECN. Het vierde hoofdstuk is een interpretatie van de
conclusies uit de IPCC-rapportages, vooral gericht op de Nederlandse situatie.
Dit hoofdstuk is geschreven onder verantwoordelijkheid van het Platform
Communication on Climate Change, waarin de bovengenoemde Nederlandse
kennisinstellingen op het gebied van klimaatonderzoek samenwerken.
Deze brochure is alleszins het lezen waard en geeft veel feitelijke informatie. Ik
kan me vinden in de conclusie: ‘De opwarming van de aarde is onmiskenbaar,
zoals duidelijk blijkt uit de toename van de middelde lucht- en
oceaantemperaturen, het smelten op grote schaal van sneeuw en ijs, en het
stijgen van het mondiaal gemiddelde zeeniveau. Er zijn echter ook grootheden
die niet veranderd zijn.’
De laatste zin geeft een voorzichtige waarschuwing. ‘De gemiddelde
temperatuurtoename is beperkt , evenals de zeespiegelrijzing. De uitspraak van
het smelten van sneeuw en ijs moet ook met enige reserve bezien worden.
64
Zie : http://cdn.knmi.nl/system/data_center_publications/files/000/052/284/original/ipcc_betekenis_voor_nl.pdf?1432900260

70
Volgens metingen van NASA is dat tot op heden niet het geval op Antarctica.’
De brochure ondersteund in algemene zin het AR4, maar roept ook op tot
reflectie.

Na AR4 kwamen er kritische geluiden m.b.t. het onderzoek dat door het IPCC
werd gebruikt. Deze kritiek kwam echter niet vanuit de ‘inner circle’ van
klimaatwetenschappers, maar vanuit de hoek van de klimaatcritici. Dat is
sindsdien veranderd. Later zou de kritiek op de rapporten van het IPCC feller
worden. Een voorbeeld daarvan is: Tinthors blog65, waarin kritiek wordt
geleverd op de door het IPCC gebruikte gegevens over de opwarming. Hierin
wordt o.a. gesteld dat op bepaalde plaatsen en in bepaalde lagen van de
atmosfeer en de oceanen het eerder kouder dan warmer wordt. Ook
Climategate geeft m..i. houtsnijdende kritiek.

Zie ook:United Nations Climate Reports66, waar een overzicht van de vele
rapporten te vinden is.
Verder vrwijs ik naar: het Dossier EU en klimaat67en het genoemde IPCC rapport
en de betekenis hiervan voor Nederland68en Klimaatbeleid Rijksoverheid69

De laatste link naar de Rijksoverheid leert me dat het klimaatbeleid nu onder


het ministerie van Economische Zaken en Milieu valt. Het leert me ook dat het
klimaatbeleid zich nu vooral richt op minder uitstoot van broeikasgassen
(AGW). Dit lijkt me een onacceptabele inperking van de problematiek.
Nederland heeft ingestemd met een nieuw VN Klimaatakkoord (het Akkoord
van Parijs) op de Conference of Parties (COP21) dec. 2015. Dit akkoord is op 22
april 2016 door staatssecretaris Dijksma ondertekend namens de 28 lidstaten
van de Europese Unie. Het akkoord gaat per 2020 in. Het akkoord heeft als
doel: de opwarming van de aarde beperken tot ruim onder 2 graden Celsius,
met een duidelijk zicht op 1,5 graden Celsius70. Daar ben Ik het natuurlijk mee
eens, hoewel ik betwijfel of de Nederlandse regering zich aan dat akkoord
zal/kan houden.

Er worden door het kabinet Rutte afspraken gemaakt over de beperking van
CO2 uitstoot, zonder aan te geven hoe. Erger nog is dat alle andere problemen
als gevolg van de klimaatverandering onvermeld blijven: armoede, vervuiling,
schoon drinkwater etc. Natuurlijk worden deze problemen ook wel ergens
beleidsmatig aangepakt, maar niet vanuit een integrale visie op de
problematiek, welke veroorzaakt wordt door de klimaatverandering. Het lijkt
wel of het maakbaarheidsdenken uit de Jaren 60-tig weer terug is: we zorgen
voor minder CO2 en dan komt het wel in orde met het klimaat!

65
Zie blog van Ton Nuiten 4-12-2016: https://tinthor.org/2016/12/04/klimaat-hoax-het-tijdperk-der-groene-zwendelaars-
klimatologische-bedriegers/
66
Zie: http://unfccc.int/national_reports/items/1408.php
67
Zie: http://www.europahuis.be/media/dossier_klimaat.pdf
68
Zie: http://cdn.knmi.nl/system/data_center_publications/files/000/052/284/original/ipcc_betekenis_voor_nl.pdf?1432900260
69
Zie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/klimaatverandering/klimaatbeleid
70
Dit akkoord is een wassen neus. Alle signalen wijzen er op dat de we de opwarming met 1,5 graad deze eeuw niet zullen halen. De
klimaatverandering zal volgens de normen geen probleem zijn. De politiek loopt geen risico. Maar wat is het gevolg hiervan voor de
geloofwaardigheid van e politiek en voor de ‘slachtoffers’ van de klimaatverandering, welke toch plaats vindt?

71
Ik herhaal mijn vraag: als CO2 niet de enige of grootste ‘driving force’ is achter
de klimaatverandering is, hoe pakken we de negatieve gevolgen hiervan dan
aan en wanneer? Zie verder op internet voor de discussie over het klimaatdebat
in Nederland71

Over deze vraag wordt niet en mag niet openlijk worden gediscussieerd in
Nederland. Zie vb. de inbreng van het KNMI72, dat vanaf het begin een grote rol
speelde in de kwantificerende van de gevolgen van verhoogde CO2 uitstoot.
Het KNMI volgde de grote lijn van het IPCC en ondersteunde deze. Zo werd in
2010 verklaard dat er, als we niets doen aan de CO2 uitstoot, de opwarming in
2050 afhankelijk van de verschillende modellen tussen de 1,0 en 2,3 graden
zou bedragenen in 2085 zou tussen de 1,3 en 3,7 graden. Waarom doet het
KNMI dat? Waarom baseert het KNMI zich zo sterk op klimaatmodellen en
weermodellen? Zij moeten toch beter weten dan wie ook hoe onzeker deze
voorspellingen zijn. Zij moeten deze onzekerheidsmarges in hun publicaties
vermelden om misverstanden te voorkomen. Gezien de vele kanttekeningen,
welke ik bij het gebruik van modellen als instrument voor het doen van
voorspellingen heb gezet, kan ik deze ‘voorspellingen’ niet serieus nemen
zonder dat de zekerheidsmarges worden aangegeven. Het gebruiken van een
spreiding van vb. 1,0 tot 2,3 graden, welke ontstaat door gebruik te maken van
verschillende modellen, zegt niets over de onzekerheidsmarges.

Ik geef hier een tweetal voorbeelden om mijn punt toe te lichten:


Onderstaand worden twee weerkaarten getoond, welke de extra neerslag
aangeven als gevolg van een opwarming van 1 graad C.

Bron:http://www.klimaatscenarios.nl/toekomstig_weer/augustus_2010.html
‘Situatie met meer dan 100 mm neerslag in twee dagen in augustus 2010 (links),
en de transformatie naar een 2˚C warmer klimaat (rechts).

71
Klimaatdebat in Nederland: Communicatie over klimaatverandering in Nederland, Art Dewulf, Daan Boezeman,Martinus Vink, zie
link: http://climatescience.oxfordre.com/view/10.1093/acrefore/9780190228620.001.0001/acrefore-9780190228620-e-455
Beyond consensus: Reflections from a democratic perspective on the interaction between climate politics and science. Current
Opinion in Environmental Sustainability, Jeroen van der Sluijs, J. P., Est, R. van, & Riphagen, M. (2010). 2(5–6), 409–415.Zie link:
http://climatescience.oxfordre.com/view/10.1093/acrefore/9780190228620.001.0001/acrefore-9780190228620-e-455
72
Zie:http://www.klimaatscenarios.nl/ en/of http://www.knmi.nl/producten-en-diensten/verhalen/Klimaatwetenschap-Hoe-het-
begon

72
‘’Bovenstaande figuur toont een voorbeeld van twee overeenstemmende
weerpatronen, nu en in de toekomst. Dit voorbeeld betreft een situatie met
hevige neerslag gedurende twee dagen in augustus 2010 in het oosten van
Nederland. Met het gedetailleerde model is deze situatie volgens het WH-
scenario getransformeerd naar een 2˚C warmer klimaat, resulterend in een
beschrijving van alle klimaatindicatoren met ruimtelijke details tot op 2,5 km.
Toegepast op de situatie in augustus 2010 geeft het fijnmazige model de
extreme neerslaghoeveelheid van 130 mm nabij de Duitse grens, vergeleken
met waarnemingen van de regenradar, realistisch weer. Transformatie van deze
extreme situatie naar een toekomstig klimaat leidt tot een aanzienlijke
toename van de berekende hoeveelheid neerslag. De maximale hoeveelheid
neemt toe van 130 mm naar 180 mm en het gebied met meer dan 100 mm
neerslag is bijna twee keer zo groot.
Het volledige beeld van het toekomstige weer dat zo is verkregen maakt
gedetailleerd onderzoek naar de ontwrichtende gevolgen van extreem weer
mogelijk.’

Als onderzoeker vind ik dergelijke presentaties fantastisch. Het zijn


‘werkstukken’, ‘voorbeelden van work in progress’. Maar in de handen van
beleidsmakers zijn deze ‘gevaarlijk’. Vragen die ik n.a.v. hiervan zou willen
stellen zijn:
-ik zie weinig echte klimaatverandering, behalve dan dat er meer neerslag
komt. Voor Nederland pakt dat wel gunstig uit, of niet?
-heeft 1 graad opwarming geen effect op de weersystemen op mondiale
schaal? Minder ijs op de Noordpool, afremming Golfstroom, verschuivingen in
de baan van straalstromen ed. Maakt dat geen verschil in de verdeling van de
klimaatzones in Nederland?

Een tweede voorbeeld: algemene klimaatinformatie volgens KNMI' 14-


klimaatscenario's: Scenario veranderingen voor het klimaat rond 2030 (2016-
2045) ten opzichte van de referentieperiode 1981-2010.
De tabel toont de gevolgen voor het klimaat in Nederland van door de mens
veroorzaakte wereldwijde klimaatverandering. Daarbij is in de laatste kolom
een schatting gegeven van het aandeel van natuurlijke variaties in het klimaat.
Bron: de KNMI'14-samenvattingstabel.

SeizoenA) Variabele Indicator KlimaatB) Gemiddelde Natuurlijke


1981-2010 verandering variaties
=referentieperiode voor het gemiddeld over
klimaat rond 30 jaarD)
2030C)
(2016-2045)
Jaar Zeespiegel bij absolute niveauE) 3 cm boven NAP +10 tot +25 cm ± 1,4 cm
Noordzeekust
tempo van verandering 2,0 mm/jaar +1 tot +6 mm/jaar ± 1,4 mm/jaar
Temperatuur gemiddelde 10,1 °C +1,0 °C ± 0,16 °C
Neerslag gemiddelde hoeveelheid 851 mm +5% ± 4,2%
Zonnestraling zonnestraling 354 kJ/cm2 +0,2% ± 1,6%
Verdamping potentiele verdamping 559 mm +2,5% ± 1,9%
(Makkink)
Mist aantal uren met zicht minder 300 uurG) -100 uur ± 39 uur
dan 1 km

73
Winter Temperatuur gemiddelde 3,4 °C +1,2 °C ± 0,48 °C
Neerslag gemiddelde hoeveelheid 211 mm +8,5% ± 8,3%
10-daagse neerslagsom die 89 mm +9% ± 11%
eens in de 10 jaar wordt
overschredenI)
aantal natte dagen (≥ 0,1 mm) 55 dagen +1,5% ± 4,7%
Wind gemiddelde windsnelheid 6,9 m/s +0,5% ± 3,6%
hoogste daggemiddelde 15 m/s -1% ± 3,9%
windsnelheid per jaar
aantal dagen met windrichting 49 dagen +2,5% ± 6,4%
tussen zuid en west
Lente Temperatuur gemiddelde 9,5 °C +0,8 °C ± 0,24 °C
Neerslag gemiddelde hoeveelheid 173 mm +5,5% ± 8,0%
Zomer Temperatuur gemiddelde 17,0 °C +0,9 °C ± 0,25 °C
Neerslag gemiddelde hoeveelheid 224 mm +0,2% ± 9,2%
dagelijkse hoeveelheid die eens 44 mm +1,7 tot +10% ± 15%
in de 10 jaar wordt
overschredenI)
maximum uurneerslag per jaar 15,1 mm/uur +5,5 tot +11% ± 14%
aantal natte dagen (≥ 0,1 mm) 43 dagen +0,5% ± 6,4%
Zonnestraling zonnestraling 153 kJ/cm2 +1,9% ± 2,4%
Vochtigheid relatieve vochtigheid 77% -0,6% ± 0,86%
Verdamping potentiele verdamping 266 mm +3,5% ± 2,8%
(Makkink)
Droogte gemiddeld hoogste 144 mm +4% ± 13%
neerslagtekort gedurende het
groeiseizoenJ)
Herfst Temperatuur gemiddelde 10,6 °C +1,0 °C ± 0,27 °C
Neerslag gemidd

Toelichting
‘De tabel maakt het mogelijk de trend in de toekomstige veranderingen van het
klimaat te vergelijken met de waargenomen trend in het verleden. De
toekomstige veranderingen moeten daartoe worden vergeleken met het
verschil tussen de gemiddelden voor 1951-1980 (gegeven in de 2050 en 2085
tabel) en voor de referentieperiode 1981-2010.
De scenariotabel voor 2030 is niet rechtstreeks te vergelijken met de tabellen
voor 2050 en 2085. Er is één 2030-scenario ontwikkeld, terwijl voor 2050 en
2085 vier hoekpunt-scenario’s zijn gegeven. Nadere uitleg over het klimaat rond
2030.
A) winter = december, januari, februari; lente = maart, april, mei; zomer = juni,
juli, augustus; herfst = september, oktober, november
B) gemiddelden voor Nederland; voor temperatuur zijn alleen waarnemingen
van De Bilt gebruikt en voor wind alleen van Den Helder / De Kooy; voor
neerslag is het aantal stations waarvoor 60 jaar data beschikbaar is kleiner dan
in de klimaatatlas; het verschil tussen de gemiddelden voor 1951-1980 en voor
de referentieperiode 1981-2010 komt ruwweg overeen met een trend over 30
jaar
C) scenario-waarden zijn afgerond rekening houdend met de grootte van de
verandering en de verschillen tussen de vier scenario’s
D) 30-jaargemiddelden vallen met 90% kans binnen de genoemde bandbreedte
E) de absolute stijging bij de scenario’s, zonder bodemdaling, valt met 90% kans
binnen de genoemde bandbreedte
F) waarneemreeks van de zonnestraling, die ook is gebruikt voor de potentiële
verdamping en het neerslagtekort, begint in 1958

74
G) klimaat 1971-2000 omdat de visuele waarneemreeks voor mist eindigt in
2002
H) jaargemiddelden vallen met 90% kans binnen de genoemde bandbreedte
I) voor deze indicatoren zijn 30-jaar perioden eigenlijk te kort om de
gemiddelde waarden goed te bepalen
J) groeiseizoen loopt van 1 april tot en met 30 september
Referenties:
KNMI, 2014: KNMI’14-klimaatscenario’s voor Nederland; Leidraad voor
professionals in klimaatadaptatie, KNMI, De Bilt, 36 pp
KNMI, 2014: Climate Change scenarios for the 21st Century – A Netherlands
perspective. Scientific Report WR2014-1, De Bilt’

Ook in dit voorbeeld worden de onzekerheidsmarges niet aangegeven. De


nauwkeurigheid van e cijfers suggereert en betrouwbare prognose. Een
verwijzing naar ‘een leidraad voor professionals’ is niet genoeg. Het is de taak
van de onderzoeker zijn resultaten open, transparant en eerlijk te
communiceren, ook naar leken, ook naar politici. Daarbij hoort een basisinzicht
in welke de belangrijkste aannamen zijn over de modellering, de
betrouwbaarheden en onzekerheden.
Deze presentatie roept bij mij veel vragen op:
-als de opwarming werkelijk 2 graden zou zijn, zou dan de Golfstroom al niet
van richting veranderd zijn?
-waarom kiest het KNMI juist dit scenario, daar waar er zoveel zijn?
-waarom wordt niet vermeld dat er naast de mens ook nog vele andere
oorzaken voor de klimaatverandering aan te wijzen zijn? Wat is de antropogene
bijdrage?
- de mensheid is toch niet de enige factor in de komende klimaatveranderingen,
daar waar het klimaat altij aan verandering onderhevig is geweest?
- de zeespiegel bij de Noordzeekust is in de periode 1981-2010 3 cm gestegen.
Dit ligt aanzienlijk onder het langjarig gemiddelde van ongeveer 20 cm per
eeuw. Hoeveel daarvan is verklaarbaar door de bodemdaling als gevolg van de
vorige ijstijd? Deze bevindingen zouden eerder wijzen op een daling van de
zeespiegel. Dit is niet onmogelijk, als we de gegevens van NASA mogen geloven
dat er een sterke opbouw plaats vindt van de sneeuw- en ijsmassa’s in Centraal
Antarctica. Waren de klimaatvluchtelingen op vb. Schokland en recentelijk van
Tuvalu geen slachtoffers van bodemdaling?
Ik ontkom hierbij niet aan een gevoel dat vanuit bepaalde groepen de urgentie,
wellicht op de rand van alarmering, overdreven wordt om snel meer werk te
maken van de reductie van CO2-emissies. Dit gevoel wordt bij mij versterkt
doordat ik weinig uitwerking vindt van de grote problemen met vb. verdroging,
drinkwater, vervuiling, ‘leefomstandigheden’ voor de flora etc. Deze problemen
worden een op een gekoppeld aan de verhoogde uitstoot van CO2. Ik ben al
heel lang een sterke voorstander van beperking van de uitstoot van CO2, maar
heb toch ook mijn twijfels of dit voor al deze problemen de oplossing is. Ik sta
dan ook niet achter de politieke beslissing om binnen enkele jaren ‘van het gas
af te gaan’. Dat is niet alleen onmogelijk, maar ook misleidend. Dit zal ten koste
gaan van een fundamentele aanpak om tot een werkelijk duurzame, circulaire

75
economie te komen. Daarvoor is het nodig mondiaal niet alleen het
energieprobleem, maar ook het grondstoffenprobleem en het
vervuilingsprobleem aan te pakken. Oor de lieve vrede geldt dat ook voor de
vele sociale problemen die de wereld teisteren.

Over het klimaatbeleid in Nederland valt natuurlijk zeer veel meer te


onderzoeken en verkennen. Maar mijn tijd is beperkt en een geïnteresseerde
lezer heeft hiermee voldoende links voor een eigen zoektocht. Ik weet niet
goed hoe ik me moet voelen: onbevredigd omdat ik nergens een goed, integraal
en objectief overzicht van het beleid en de aanpak van de klimaatverandering
heb kunnen ontdekken. Of ben ik toch gerustgesteld, omdat er veel signalen
zijn dat de soep niet zo heet gegeten zal hoeven te worden. Of ben ik boos en
gefrustreerd omdat er zo weinig gedaan wordt vanuit de officiële instanties aan
de problemen van en voor mensen, die last hebben van de
klimaatveranderingen. Klimaatveranderingen kunnen op lokaal niveau zeer
ingrijpend kunnen zijn vb. in de Sahellanden of in de poolgebieden. Ook de
problemen door de olie- en gaswinning en de winning van andere grondstoffen
kan het ‘klimaat’ op lokaal niveau ernstig aantasten. Zie vb. de problemen in
Groningen.
De wetenschap kan deze problematiek niet eenduidig analyseren en
beschrijven. Daarvoor is deze te complex. Het is dus jammer dat er
teruggevallen wordt op een geloofsargument van de verkettering. Natuurlijk
moet men klimaatontkenners, zie Bijlage 3, bestrijden. Maar integere
wetenschappers, die alleen gericht zijn op wetenschappelijke vraagstellingen, in
die hoek drukken is onwetenschappelijk en schaadt de aanpak van de
problematiek van de klimaatverandering en ook het klimaatbeleid zeer.

Ik ga verder met weinig enthousiasme, maar door mijn drift naar meer inzicht
gedwongen, met mijn verkenning van het werk van het IPCC.

76
77
De werking van het IPCC vanaf 1988
In 1987 kwam het Framework Convention on Climate Change (FCCC) voor het
eerst bij elkaar in Montreal. Vijf jaar later vond de bijeenkomst van het FCCC
plaats in Rio de Janeiro, waar internationale afspraken rondom het
klimaatonderzoek werden vastgelegd. Tijdens de “Rio Convention”, ook wel
“Rio Earth Summit” genoemd. In 1992 werden drie conventies opgesteld: naast
het FCCC ook de UN Convention on Biological Diversity (CBD) en de
Convention to Combat Desertification (CCD). Deze drie conventies zijn intrinsiek
met elkaar verbonden. De laatste bijeenkomst vond plaats in 1997 in Kyoto,
waar vergaande afspraken zijn gemaakt o.a. over te behalen verminderingen in
de uitstoot van van broeikasgassen.
Naast de vijfjaarlijkse bijeenkomsten van het FCCC komen de deelnemende
landen elk jaar bij elkaar in de zogenaamde COP (Conference of Parties). Tijdens
de COP wordt ondermeer gesproken over de voortgang van de afspraken, die in
het FCCC zijn vastgelegd.
Het FCCC is gelieerd aan de Verenigde Naties , vandaar ook wel UNFCCC.

Het Intergouvernamental Panel on Climate Change (IPCC) is een agentschap


van de VN. Dit Panel kreeg in 1988 als opdracht om de klimaatverandering te
onderzoeken en beleidsvoorstellen te doen om de klimaatverandering, meer
concreet de opwarming, tegen te gaan. Om te komen tot besluitvorming binnen
het FCCC is er intensieve communicatie noodzakelijk tussen FCCC
afvaardigingen enerzijds en het IPCC en met ‘special groups’, zoals
wetenschappelijke kaders en diverse belangengroepen, vaak lobbies van de
sector van de fossiele brandstoffen.

De oprichting van het IPCC ging niet zonder slag of stoot. Er waren onderlinge
spanningen tussen verschillende onderzoeksinstituten en organisaties. . De
regering Reagen, die een neoliberale koers wenste te varen en in conflict kwam
met klimaatwetenschappers, pleitte voor een meer onafhankelijke IPCC. In het
boek A Vast Machine lees ik op blz. blz 385 lees ik:
‘The desire of the Reagan and George H. W. Bush administrations to stem
environmental regulation and prevent a possible carbon tax — balanced against
their own agencies ’ and staffers ’ growing concern over global warming — l ed
those administrations to a strategy of avoiding policy decisions by arguing for
further basic research.103 Though this strategy succeeded in holding the line
against policy action, it required expanding research budgets, leading ultimately
to the world ’s largest climate-research effort: 104
Since 1990, the GCRP has coordinated most US-government-sponsored
research related to global environmental change, broadly defined. It has
supported a wide range of research and operational programs, including
thousands of individual projects as well as satellite and other observing
systems. The organization’s annual budget has typically ranged between $1
billion and $1.5 billion, marking it as one of the largest science programs in
history. Although some projects traveling under the GCRP umbrella predated
the program (notably NASA ’s Earth-observing satellite systems), much of the

78
budget was “ new money” — an unprecedented level of investment in
environmental science. Ever since, the GCRP has supported major portions of
the global climate knowledge infrastructure, especially (very expensive)
satellites. ‘

Ondanks de kritiek op de regeringen Reagan en Bush moet wel erkend worden


dat door hen in 1990 wel het Global Change Research Program (GCRP) werd
opgericht . Dit was veruit het grootste onderzoeksprogramma in de wereld en
legde de basis voor het moderne klimaatonderzoek. De reden dat zij dit
programma zo groots optuigden had echter weinig met het klimaat te maken,
maar eerder met de neo-liberalistische angst voor CO2-heffingen en de wens
om het raketschild Star Wars te bouwen. Dit laatste vereiste ook veel
onderzoek naar de klimaat en vooral nieuwe meettechnieken voor verkenning
vanuit de ruimte. . Dit programma werd in de periode 2003-2008 het Climate
Change Science Program genoemd. Ik kan niet ontdekken wat de relatie is met
het hieronder genoemde World Climate Research Program (WCRP) en het
International Geosphere Biosphere Programme (IGBP), welke in de
Omgevingsanalyse Klimaat, zie verder, genoemd worden.

Het IPCC is in 1988 ingesteld door de World Meteorological Organization(WMO)


en het United Nations Environment Program(UNEP). Uiteindelijk werd er voor
de organisatie van het IPCC een hybride constructie gevonden. Onafhankelijke
wetenschappers en politieke organisaties werken daarin samen. Het IPCC werkt
daarbij steeds intensief samen met het FCCC. Bij de besluitvorming van het
FCCC spelen naast de resultaten van het werk van het IPCC ook de hiervoor
genoemde ‘special groups’ een belangrijke rol.
Het doel van het IPCC is om de beschikbare wetenschappelijke, technische en
socio-economische informatie op het terrein van klimaatveranderingen
toegankelijk te maken. Dit doet zij door het uitbrengen van zogenaamde
Assessment Reports. Naast de Assessment Reports brengt het IPCC ook
Technical Papers uit en ontwikkelt het methoden, vb. voor de inventarisatie van
de nationale ‘productie’ van broeikasgassen, welke door de deelnemende
landen aan het FCCC gebruikt kunnen of moeten worden. Het IPCC is niet
volledig onafhankelijk, omdat het steeds met het FCCC moet samenwerken.
Het FCCC kan besluiten om per onderwerp een ‘special group’ van deskundigen
aan te stellen, die over dit onderwerp rechtstreeks aan het FCCC kan adviseren.
Het klimaatonderzoek, of meer algemeen het Global Change Onderzoek, wordt
internationaal gecoördineerd door een drietal organisaties: het World Climate
Research Program (WCRP, het International Geosphere Biosphere Programme
(IGBP) en het International Human Dimensions Programme on Global
Environmental Change (IHDP).Veel wetenschappers, die hieraan gelieerd zijn,
hebben tevens zitting in de IPCC en/of ‘special groups’. In die laatste rol staan
zij echter veel sterker aan politieke beïnvloeding en die van belangengroepen
bloot.

79
Formele en informele
COP
communicatielijnen
rond het FCCC bron73
ICSU
Formele
IPCC&
communicatie

Informele
communicatie

*De lobbies en de media spelen een extreem belangrijke rol in de


beleidsvorming74.

Binnen de VN werden de Principles Governing IPCC Works vastgelegd . Het IPCC


kreeg de opdracht van de VN om het wereldwijde klimaatonderzoek te
combineren en beleidsmaatregelen voor te bereiden.
Dit zou het IPCC realiseren door onafhankelijke onderzoeksinstellingen en
wetenschappers te laten rapporteren en op basis daarvan elke 5 jaar een
klimaatconferenties te organiseren.
het IPCC moet daartoe met de steun van nationale wetenschappelijke instituten
rapporten van onderzoeken binnen een aantal onderzoeksterreinen
verzamelen. Het IPCC laat vervolgens op basis van deze rapporten (meest al
Papers van onderzoekers) rapporten opstellen zoals Methodology Reports,
Special Reports en Technical Reports. Deze vormen de basis voor Assessment
Reports (AR), die elke 5 jaar opgesteld worden ter voorbereiding van
klimaatconferenties en klimaat protocollen.
Voor de politieke besluitvorming worden tevens Synthesis Reports voorbereid,
welke de basis vormen voor de politieke besluitvorming op de 5-jaarlijkse
klimaatconferenties. Deze rapporten worden door alle landen woord voor
woord doorgenomen. Dat geeft dus vaak politiek gebakkelei en wellicht tast het
ook de integriteit van het rapport aan. Dit is ook de eden dat de conclusies
i.h.a. zeer ‘breed interpreteerbaar’ zijn.

Het IPCC begon zijn werk met het vragen van steun bij de overkoepelende
wetenschappelijke instituten van de deelnemende landen. Dat zijn die landen,
die het besluit van de Algemene Vergadering van de VN 43/53 in 1988
ondertekend hebben. Daartoe had het IPCC een standaardbrief opgesteld voor
de nationale wetenschappelijke koepelorganisaties, waarin deze steun werd
gevraagd en evt. met mandementen werd toegezegd. Op deze wijze werd het
nodige draagvlak gecreëerd binnen de nationale organisaties voor
wetenschappelijk onderzoek op basis van deze en voorgaande resoluties. In
73
Rapport Omgevingsanalyse Klimaatonderzoek, Erwin Maathuis ea , 1999, LNVfile:
file:///C:/Users/User/Documents/CO2%20en%20klimaat/raoopr%20LNV%20over%20klimaatonderzoek%20in%20Nederland%2019
99.pdf
74
Zie Youtube fimpjes: https://www.youtube.com/watch?v=iV6A4CZkOXg en https://www.youtube.com/watch?v=GXRuxuTyrxo

80
deze resoluties was o.a. vastgelegd: ‘de antropogene uitstoot van
broeikasgassen is verantwoordelijk voor de opwarming van de dampkring
(AGW)’.
Daarmee kwam de uitstoot van CO2 door de Westerse landen direct in het
centrum van de aandacht. De ontwikkelingslanden zouden tegemoetkomingen
krijgen voor het nodige onderzoek en voor de nodige maatregelen om de
negatieve gevolgen van de opwarming tegen te gaan. Zij zouden ook nog lange
tijd vrijwaring krijgen voor de taak om de CO2 emissie s te verlagen. Zo mag
China tot 2030 doorgaan met het verstoken van fossiele brandstof.

Later zouden deze afspraken een bron worden van twistpunten op allerlei
terreinen zoals de kostenverdeling (zie klimaatcongres 2007) en de verdeling
van de emissierechten (zie klimaatcongres 2012) en ook voor de tweespalt
binnen de klimaatwetenschap (zie bijlage 3).
.
Om deze zeer complexe belangenverstrengelingen en verschillen in
wetenschappelijke opvattingen over het klimaat en de -verandering het hoofd
te kunnen bieden koos het IPCC voor een aanpak, waarin drie elementen
centraal stonden en og steeds staan:
-peer review: de nationale IPCC-contacten leveren alleen peer rreviewed
onderzoekspapers aan
-consensus: er wordt van uitgegaan dat iedereen die deze papers aanlevert,
het uitgangspunt van AGW deelt
-in de afwegingen wordt een groter gewicht toegekend aan de resultaten van
klimaatmodellen dan op experimenteel onderzoek en empirische data

Ad Peer review
Peer revieuw houdt in dat de inbreng van onderzoeksresultaten of theorieën
beperkt is tot onderzoeken, waarvan verslag is gedaan in belangrijke
wetenschappelijke tijdschriften, waarbij er uitgegaan wordt van AGW. Dit
beperkt het spectrum van meningen en informatie. Het sluit veel
wetenschappers uit en versterkt het accent op politiekcorrect onderzoek. Dit
uitgangspunt is ook moeilijk of niet werkbaar, omdat volgens de regel van
Collins and Evans: ‘The speed of political decision making faster is then the
speed of scientific knowledge’. Het wetenschappelijk onderzoek komt dus altijd
achterop.

Ad Consensus
Consensus kan een sterke stimulans zijn om gezamenlijk onderzoek te doen. Als
de consensus op gedegen argumenten berust is dat zeker een voordeel. Maar
als dat niet zo is, zullen bepaalde wetenschappers zich niet gehoord voelen en
zullen zij met hun kritiek in de oppositie gedreven worden. Dit was al merkbaar
in een commentaar op FAR in 1992 The authority of FAR of the IPCC and the
manifacture of consensus. Daarin werd opgemerkt:
‘there is a minority of visions which we have not been able to accomodate. The
peerreview has helped to ensure a high degree of consensus.’

81
Men erkende dat er wetenschappers zijn met een andere, afwijkende visie,
maar men gaf ze geen ruimte, v.b. in de vorm van minderheidsstandpunten in
de rapporteringen, om gehoord te worden. Dit heeft de kritiek op het werk van
het IPCCC in latere jaren gestimuleerd. Er zijn veel websites, waar deze kritiek te
vinden is. Zie v.b. voetnoot75.
De consensus werd versterkt door publicaties en media-aandacht van en voor
het werk van het IPCC zoals vb. de ‘prognoses’ van Al Gore An Inconvenient
Truth, 2006 en The Assault on Reason (Penguin, 2007).
Ook het Rathenau Instituut wijst op het gevaar dat consensus. Consensus is
gebaseerd op autoriteit en het biojna onmogelijk voor een ‘autoriteit’ om lang
stand kan houden. Zij pleit dan ook voor meer openheid en transparantie in de
publicaties van het IPCC.

Ad Klimaatmodellen
Klimaatmodellen zijn een onontbeerlijk instrument in de bestudering van de
klimaatverandering. Maar zij zijn ook complex, moeilijk te doorgronden en
afhankelijk van de inzichten van de modelbouwers en de data, die er in gestopt
worden. Ook hier moet de presentatie open en transparant zijn. Over dat punt
is in de literatuur veel kritiek te vinden, welke ik niet kan beoordelen wegens
gebrek aan kennis en inzicht.
In het voorgaande heb ik al vaak in meer algemene termen verwezen naar
problemen met het gebruik van modellen, zeker als men deze gebruikt om een
prognose te maken van toekomstige ontwikkelingen. Ik wil nogmaals verwijzen
naar A Vast Machine, Computer Models, Climate Data, and the Politics of Global
Warming, waarin Paul N. Edwards de ontwikkeling van klimaatmodellen
uitvoerig heeft beschreven.

Samenvattend denk ik dat de gekozen werkwijze door het IPCC, hoe begrijpelijk
ik deze ook vind, onnodige kritiek heeft opgeroepen. Naar het ‘waarom’ het
IPCC deze werkwijze heeft gekozen en hierin volhardt, kan ik slechts gissen. Ik
vermoed dat de politieke, beleidsmatige kant, die om ‘zekerheden’ vraagt, het
gewonnen heeft van de wetenschappelijke, onderzoeksmatige kant, die naar
wetenschappelijke verantwoording zoekt door hypothesevorming en door
toetsing van deze hypothesen.
Kort door de bocht: het IPCC is meer beleidsmatig bezig in de voorbereiding van
het klimaatbeleid dan als een wetenschappelijke organisatie, die de theorieën
over de klimaatverandering centraal stelt.
Ik hoop dat het IPCC in de toekomst meer open staat voor wetenschappelijke
kritiek en transparanter wordt in zijn rapportages. Daarbij hoop ik dat het IPCC
zijn aandachtsveld verbreed van AGW naar alle directe gevolgen van de
klimaatverandering zoals de verwoestijning, armoede, klimaatvluchtelingen,
schoon drinkwater...

75
Zievoor achtergrondinformatie: https://www.climategate.nl/2018/01/oude-doos-ontstaansgeschiedenis-opwarmingshype/

82
Gedurende deze zoektocht werd ik steeds weer, net als in mijn studie naar Wat
iedereen moet weten over Fukushima, overvallen door een angst dat de VN in
zijn rol als ‘mediator wen beschermer’ van het ‘zwakke en bedreigde deel van
de mensheid’ door al dit getwist tussen wetenschappers bedreigd wordt. Als er
dan de mensheid bedreigende ontwikkelingen plaats gaan vinden, dan zal de
VN nog minder krachtig kunnen optreden. En dat zou de klimaatverandering tot
een klimaatramp kunnen maken.

Werkwijze IPCC76
Omdat ik het niet beter kan samenvatten heb ik de tekst van Wiki 77letterlijk is
overgenomen:
‘Om het geschetste doel te bereiken wordt elk rapport van IPCC volgens een
vaste werkwijze opgesteld: aan de hand van een tevoren opgestelde
inhoudsopgave wordt door een groot aantal auteurs de beschikbare kennis en
wetenschap bijeengebracht in een concept-rapport. In twee
commentaarronden wordt vervolgens iedereen uitgenodigd om
wetenschappelijk commentaar en kritiek te leveren, aanvullende informatie aan
te dragen en de auteurs te wijzen op mogelijk over het hoofd geziene literatuur.
De eerste ronde is open voor elke wetenschapper ter wereld. Na die eerste
ronde wordt het commentaar verwerkt en wordt een nieuw concept opgesteld.
De tweede commentaarronde verloopt via de regeringen, die op hun beurt de
eigen deskundigen en wetenschappers vragen om wetenschappelijk, feitelijk
commentaar te leveren. Na deze twee ronden wordt het definitieve rapport
opgesteld. Alle rapporten en de daarbij behorende Technical Summaries (TS)
worden volledig door de betrokken wetenschappers geschreven, zonder enige
bemoeienis van politici of beleidsmakers.
Bij een IPCC-rapport wordt ook een zogenaamde Summary for Policymakers
(SPM) opgesteld. Hierover wordt een kleine week vergaderd met
afgevaardigden van vele landen. Iedere uitspraak in de SPM moet consistent
zijn met en onderbouwd zijn door het hoofdrapport en moet begrijpelijk en
relevant zijn voor beleidsmakers. Bij de goedkeuring van de SPM wordt
gestreefd naar consensus over de tekst tussen alle landendelegaties. De
aanwezige hoofdauteurs hebben daarbij de taak om te bewaken dat de tekst
van de SPM conform het hoofdrapport blijft. De hoofdauteurs kunnen zelf
voorstellen doen om aan landencommentaren tegemoet te komen. Vanwege
de betrokkenheid van de landen bij de opstelling van de SPM nemen de politici
de conclusies van de wetenschappers meestal grotendeels over.’

De meest bekende rapporten zijn de Assessment Reports (AR’s), die sedert 1990
om de paar jaar gepubliceerd worden, en een algemeen overzicht bieden van
de klimaatverandering. De jongste edities van deze rapporten bestaan uit 3
delen: 1 voor elke werkgroep plus een syntheserapport.
Daarnaast publiceert het IPCC ook nog:

76
Zie voor toegang tot alle informaties van het IPCC: https://www.ipcc.ch/index.htm
77
Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Intergovernmental_Panel_on_Climate_Change

83
-Special Reports over specifieke aspecten van het klimaat zoals natuurrampen,
hernieuwbare energie, of koolstofopslag
-Methodology Reports met richtlijnen en toelichtingen voor de aangesloten
wetenschappelijke instellingen.
Alle rapporten van het IPCC worden onderworpen aan een grondige
peerreview.’
.
Het IPCC verzorgt al het nodige overleg ter voorbereiding en voor de opstelling
van deze rapporten. Daartoe heeft het IPCC een aantal werkgroepen, die elk
bepaalde aspecten van het klimaatonderzoek beheren zoals fysische principes
(de oorzaken van de opwarming, theorie), de gevolgen (zoals kwetsbaarheid
van bevolkingsgroepen, ecosystemen ed. en aanpassing aan de
klimaatverandering), mitigatie (terugdringen van broeikasgasemissies) en het
National Greenhouse Gas Inventories Program (dat op verzoek van het
klimaatverdrag methoden ontwikkelt voor het schatten van de emissie van de
gassen, die het broeikaseffect veroorzaken).
Verder publiceert het IPCC Special Reports over onderwerpen, die van groot
belang zijn voor de studie van de ontwikkelingen en de gevolgen van de
klimaatverandering vb. over socio-economische scenario's en over CO2-afvang
en -opslag.’

Assessment Reports en Klimaatconferenties78


1990 Eerste Assessment Report (FAR)79: oprichting UNFCCC en voorbereiding
Top in Rio in 1992
‘Het eerste IPCC assessment report (FAR)werd gepubliceerd in 1990, en
vormde de aanzet tot de United Nations Climate Change Conference, de aanzet
tot het Klimaatverdrag (UNFCCC).
In de Samenvatting voor het beleid (Summary for Policymakers, SPM) zegt
Werkgroep I er zeker van te zijn dat emissies uit menselijke activiteiten in grote
mate bijdragen tot de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer. Dit
heeft tot gevolg dat ewr een bijkomende opwarming van het aardoppervlak
plaats vindt. Volgens hun berekeningen is koolstofdioxide (CO2)
verantwoordelijk voor meer dan de helft van het toegenomen broeikaseffect.
Hun prognose geeft aan dat in een ongewijzigd scenario de globale gemiddelde
temperatuur ongeveer 0,3°C per decennium zal stijgen gedurende de 21e
eeuw. De werkgroep schat dat de gemiddelde oppervlaktetemperatuur de
jongste 100 jaar met 0,3 tot 0,6°C is toegenomen. Dit stemt overeen met de
klimaatmodellen, maar ligt ook in dezelfde grootteorde als de natuurlijke
klimaatvariaties. Het kan echter nog een tiental jaren of langer duren voor het
toegenomen broeikaseffect onomstotelijk is aangetoond.
In 1992 werd naar aanleiding van de VN-conferentie betreffende Milieu en
Ontwikkeling |(Top van Rio) een bijvoegsel gepubliceerd, waarin het rapport

78
Zie: https://www.ipcc.ch/publications_and_data/publications_and_data_reports.shtml
79
Zie: https://www.ipcc.ch/publications_and_data/publications_ipcc_90_92_assessments_far.shtml en
https://www.ipcc.ch/publications_and_data/publications_ipcc_first_assessment_1990_wg1.shtml

84
van 1990 in grote lijnen werd bevestigd. Deze ‘onomstotelijke effecten’ werden
later echter onderuit gehaald, zie vb. voetnoot80.

1995 Tweede Assessment Report (AR2): voorbereiding van de conferentie in


Kyoto in 1997
Er werd zeer veel basismateriaal bijeengebracht ter voorbeweiding van het
Kyoto Protocol. Aan de orde kwam de kwetsbaarheid van de
sociaaleconomische en natuurlijke systemen voor de klimaatverandering en de
potentiële negatieve en positieve gevolgen hiervan.
Dit rapport gaf de nodige input voor de conferentie van Kyoto, waar harde
afspraken warden gemaakt over het terugdringen van CO2 emissies.

2001 Derde Assessment Report(AR3): vaststellingen en onzekerheden


De synthese van het derde IPCC-rapport, gepubliceerd in 2001, omvat een
overzicht van vaststellingen en overgebleven onzekerheden:
Vaststellingen:
-Opwarming van het aardoppervlak: metingen, toewijzing ervan aan menselijke
activiteiten en prognoses; stijging van het zeeniveau en toename van het aantal
hittegolven.
-Toekomstige opwarming heeft zowel positieve als negatieve gevolgen, maar
een sterkere opwarming heeft vooral negatieve effecten.
-Ontwikkelingslanden en armere bevolkingsgroepen zijn het meest kwetsbaar
voor klimaatverandering.
Onzekerheden:
-Raming van de stralingsforcering door natuurlijke klimaatfactoren en
menselijke aerosolen, toekomstige veranderingen in de emissie van
broeikasgassen, en de rol van feedback-mechanismen, die een verdere
opwarming kunnen versterken of verzwakken.
-Het inschatten van de stijging van het zeeniveau en de temperatuur.
-Het opstellen van prognoses per regio

2007 Kopenhagen, Vierde Assessment Report (AR4): meer zekerheid over


klimaatverandering en meer aandacht voor duurzame ontwikkeling, maar ook
meer geopolitieke strijd
Het vierde rapport kan steunen op een langere reeks waarnemingen, waardoor
uitspraken met een grotere mate van zekerheid gedaan kunnen worden. De
belangrijkste conclusie is dat het klimaat beslist zal veranderen, en dat
maatregelen noodzakelijk zijn. Er kwam meer aandacht voor de relatie tussen
klimaatverandering en duurzame ontwikkeling. Er ontstond veel kritiek, toen
bleek dat sommige data wellicht niet klopten. Dat leidde tot ‘climate gate’.
Zoals ik al in mijn notitie uit 2007 (zie Bijlage 1) opmerkte, zou dit de
geloofwaardigheid van de VN kunnen aantasten. De politisering van het
wetenschappelijke IPPC kwam duidelijk in het voetlicht. Zo merkte minister
Koenders van ontwikkelingshulp op dat het einde van de vleugellamme VN
nabij was. Ook dat was, gelukkig, sterk overdreven. De arme landen wilden
80
http://joannenova.com.au/2012/05/the-ipcc-1990-far-predictions-were-wrong/

85
minimaal een continuering van Kyoto, en de daarbij behorende geldstromen,
waarin is vastgelegd dat de schuld aan de klimaatverandering en de negatieve
gevolgen hiervan bij de westerse landen ligt. Hierin waren ook afspraken over
financiële compensaties. Vastgelegd. Cramer, onze minister van milieu, voelde
zich door de arme landen in de tang gehouden en zag Europa als grootste
verliezer, omdat dit totaal niet gekend was in de voorbereiding van dit nieuwe
“akkoord”. Europa had dit akkoord, dat door Amerika en de BIC landen werd
gesloten, voor “kennisneming” aangenomen. Zoals ik dat toen zag ,had Europa
en ook Nederland niet in de gaten dat hier de eerste signalen zichtbaar werden
dat vooral China wereldleider wil en waarschijnlijk gaat worden op het gebied
van duurzame technologie en energie. Dit is voor China een zaak van leven en
dood. Zij werken hieraan veel harder dan Europa en zullen pas vanuit een
positie van kracht met de rest van de wereld onderhandelen over CO2 emissies
ed. Deze klimaattop bevestigt volgens mij dat de wereldorde is veranderd. De
Pacific Rim is definitief het nieuwe centrum van de wereld geworden. De
opkomende landen, en vooral de BIC-landen en voorlopig natuurlijk ook
Amerika, zullen de hoofdrol gaan spelen. Het werd me duidelijk dat Europa
nooit een sterke rol heeft gespeeld in het klimaatdebat.

2013 Vijfde Assessment Report (AR5): de opwarming zal minstens 1.5 graad
bedragen en wellicht meer.
Het vijfde rapport, gepubliceerd in 2014, bevestigt eerdere conclusies, en acht
het waarschijnlijk dat de opwarming van de Aarde 1,5 graden zal overschrijden,
onafhankelijk van de gekozen emissiescenario's. Onderneemt men weinig of
geen actie, dan is een temperatuurstijging van meer dan 2 graden te voorzien.
Hoe langer actie wordt uitgesteld, hoe duurder de aanpassing zal uitvallen. AR5
werd in vier delen vrijgegeven tussen september 2013 en december 2014. Het
bevat een samenvatting van vele rapporten in drie verslagen van werkgroepen
en in een synthese rapport. Het vijfde rapport zorgde voor een belangrijke
doorbraak in de ontwikkelingen van het klimaatbeleid aangezien het de laatste
"wetenschappelijke onzekerheden" voor eens en altijd wegnam. Dit was een
politieke uitspraak, waaraan steeds meer wetenschappers twijfelen. AR5 legde,
samen met AR6, de basis voor het Akkoord in Parijs.

2015 Zesde Assessment Report . Uitwerking van de aanbevelingen uit AR5 en


het voorlopige AR6 in het Akkoord van Parijs.
Men verwacht dat het definitieve AR6 pas in 2021 zal worden gefinaliseerd.
In het Akkoord van Parijs warden afspraken gemaakt over de beperking van
CO2 emissies. Of deze afspraken hetzelfde lot als die van Kyoto zullen
ondergaan is afwachten. Ik denk, helaas, dat dit wel waarschijnlijk is.

Na al deze rapporten en conferenties zou een analyse van de effectiviteit op zijn


plaats zijn. Dat is een taak voor het IPCC, die dit onderzoek door een
onafhankelijk onderzoeksbureau zou moeten laten uitvoeren. Wellicht is dat
gebeurd. In dat geval zou ik daarvan graag kennis nemen.

86
Een positief punt is zeker dat al dat overleg er toe heeft geleid dat
duurzaamheid en klimaatverandering als onderlegger op bijna alle
beleidsagenda’s ligt. De energietransitie is begonnen. Ik vind het jammer dat
Europa hier achter loopt. Ook de circulaire economie is op de kaart gezet. Hierin
speelt Nederland een grotere rol. De aanpak van de vervuiling en de armoede
als gevolg van verdroging en extreme klimaatverschijnselen laat sterk te
wensen over.

Kritiek op de aanpak en werking van het IPCC I


k heb me in het voorgaande kritisch opgesteld t.a.v. het werk van het IPCC. Dat
was ook mijn opgave: zoeken naar de waarheid achter het effect van CO2 op de
opwarming, vooral AGW . Ik heb veel respect gekregen voor de organisatie en
de open en transparante aanpak van de gegevensverwerking binnen de
randvoorwaarden gesteld door het IPCC. Het is geen geringe prestatie om een
dergelijk complexe opdracht op het kruispunt van wetenschap en politiek, tot
een goed einde te brengen. Het IPCC staat onder druk van velerlei
belangengroepen en wordt onder de loep van alle mogelijke actiegroepen
bekeken. Het IPCC had het zich gemakkelijker kunnen maken door al deze
belangen en opvattingen in alle openheid mee te nemen. Ik weet niet of dat
beter was geweest of niet. De politiek houdt niet van nuance, onzekerheden en
publiekelijk toegeven aan andere belangen dan wat zij zien als het Algemeen
Belang. Het IPCC had wellicht geen andere keus.

Toch wil ik hier naar een aantal kritieken verwijzen, die meegenomen moeten
worden in de toekomstige werking van het IPCC:
-wetenschappers van gerenommeerde organisaties, vb. Reiter van het Pasteur
Instituut in Parijs, hebben hun medewerking beëindigd, zonder dat de
meningsverschillen in der minne geregeld kon worden. Zij werden vaak als
klimaatontkenners of -criticasters uit de kring van de ‘correcte
wetenschappers’ verstoten of voelden zich als zodanig verstoten.
-in een rapport van het Rathenau Instituut wordt gepleit voor meer openheid
en transparantie en voor het meenemen van afwijkende standpunten. Daarop
is nooit een reactie gekomen.
-astrofysici, geologen en paleo-klimatologen en andere aardwetenschappers
maar ook meteorologen zijn vaak afwijzend over het IPCC, omdat zij vinden dat
er onvoldoende gebruik wordt gemaakt van kennis en inzichten uit hun
vakgebieden en dat er te zwaar wordt geleund op klimaatmodellen, welke
grotendeels door niet-klimaatwetenschappers worden gemaakt.
- James Lovelock (Gaia-theorie) verwijt het IPCC, dat het teveel steunt op
modellen, en te weinig op feitelijke waarnemingen. Meermaals blijken de
modellen die het IPCC gebruikt niet overeen te komen met de realiteit. Een
voorbeeld is de overschatting van de ‘negatieve effecten’. Dat was in de studies
van de Club van Rome net zo. Sommige journalisten merken op: ‘de

87
werkelijkheid weigert zich aan te passen aan de modellen’. Modellen lijken
binnen de besluitvorming van de overheid overgewaardeerd te worden,
doordat onbetrouwbaarheden en onzekerheden niet meegenomen worden. .
-Climate Gate, een veelkoppig monster, dat m.i. vaak te ver gaat in zijn kritiek,
(vb. het benoemen van de klimaatlobby als de grootse zwendel ooit) maar dat
vaak ook waardevolle inzichten geeft in vele aspecten van de
klimaatverandering en dan vooral van de theoretische kanten daarvan. Althans
zo komt dat mij als leek over.
-wellicht is mijn grootste kritiek, maar daar kan het IPCC weinig aan doen, het
afhaken van de politiek van de mainstream, welke in resoluties van de
Algemene Vergadering van de VN is vastgelegd. Voorbeelden zijn de regering
Trump, die het Akkoord van Parijs unilateraal opzegt, China, dat zich gedraagt
als een ontwikkelingsland met alle voorrechten van dien, maar feitelijk een
ontwikkeld land is en zich zou moeten houden aan dat dit Akkoord. Maar ik
vrees dat ook Nederland zich niet zal houden aan de afgesproken
emissiedoelen.

Deze kritieken kunnen met vele en velerlei grafieken ondersteund worden. Een
voorbeeld, waarin de afwijking tussen modelberekening en observaties worden
aangetoond.

Bron: KNMI Climate Explorer, JR Christy, University of Alabama


Vergelijking tussen observaties en modelberekeningen.

Wellicht is dit de reden dat het IPCC recentelijk een steeds alarmerender taal
gebruikt m.b.t. de dreiging van een niet meer te voorkomen opwarming met
meer dan 2 graden. Dit zou desastreuze gevolgen hebben voor de
zeespiegelrijzing, de fauna in poolgebieden en vooral voor de mensen in
droogtegebieden etc. De klimaatgegevens ondersteunen deze alarmistische
taal, die steunt op modelberekeningen ,niet. Ik vind het contraproductief om
een prognose te presenteren voor de stijging van zeespiegel in 2100 die varieert
van 2 meter tot 9 meter, ja mogelijk wellicht wel 15 meter.
Rijkswaterstaat en het KNMI komen op basis van dezelfde klimaatgegevens en
eigen klimaatmodellen tot andere inzichten, waarin een stijging van 20 tot 60
cm op het einde van deze eeuw mogelijk is tot maximaal 85 cm over 100 jaar.
Op een dergelijke stijging kan een deltaland als Nederland zich goed

88
voorbereiden. Het mooie is dat dit niet ten koste hoeft te gaan van de natuur,
maar date r daardoor juist nieuwe kansen ontstaan. Dat is weinig alarmistisch.

Als laatste punt van kritiek wil ik hier de inperking binnen de klimaatdiscussie
noemen met zijn steeds sterkere accent op de AGW. Deze inperking begon al
met het inperken van de problematiek tot de menselijke ecologie, zie Grenzen
een de Groei en het Brundtland rapport. Later werd dit verengd tot AGW, en
daarbinnen ligt het accent nu helemaal op het reduceren van de an de CO2
emissies. Daardoor draait de discussie om de macht van de fossiele
brandstoffen in de geopolitieke en sociaaleconomische ontwikkeling, waarin
landen als China, Rusland en de Arabische landen het spel (willen) bepalen. Ook
in Nederland ziet men de invloed hiervan in het klimaatdebat, vb. in de afbouw
van de gaswinning in Groningen met het argument van ‘CO2 beperking’ en de
vestiging van kolencentrales in de Botlek en Eemshaven met het argument van
‘we kunnen niet zonder fossiele energie’.
Het IPCC komt door deze kritieken vanuit vele verschillende kanten steeds meer
in een onmogelijk spagaat tussen wetenschap en politieke belangen. Het wordt
daardoor bijna onmogelijk om een oplossing te vinden, ondanks dat er bijna
unanimiteit is over het inzicht dat er zich een klimaatverandering voor doet en
ook over noodzaak van het verminderen van de verbranding van fossiele
brandstoffen. De twistpunten hierover worden steeds feller, omdat ook de
machtsspelletjes steeds dominanter worden als gevolg van de steeds grotere
geopolitieke belangen in een globaliserende wereld.

Als men de literatuur doorneemt dan k an men duidelijk herkennen, welke


wetenschappers onderzoek doen om de uitgangspunten en doelstellingen van
de VN te ondersteunen. Men kan ook zien welke wetenschappers
kanttekeningen zetten bij deze uitgangspunten vanuit empirisch en theoretisch
onderzoek naar elementen van de klimaattheorie. En het is ook goed
herkenbaar welke ‘wetenschappers’ vragen stellen met de bedoeling om twijfel
te zaaien over de bevindingen de eerder genoemde wetenschappers, niet
vanuit eigen onderzoek maar vanuit de belangen van vb. de fossiele
brandstofindustrie. Ik kom daarop in Bijlage 3 terug.

Tot slot: Het IPCC steunt op modellen. Ik werk graag met modellen en ik zie de
noodzaak hiervan in. Modellen waren en zijn een essentieel onderdeel om
inzicht in complexe systemen te krijgen. Maar theorieën, gevalideerd door
empirische toetsing van hypothesen, moeten die modellen ondersteunen. Deze
theorieën komen vaak van kritische wetenschappers. Daar moet het IPCC meer
ruimte voor geven door meer open en transparant te zijn over het werk van alle
wetenschappers.

89
90
Afronding
Alles overziend is het voor mij duidelijk dat de strijd tussen wetenschappers, die
de politiek correcte lijn van AGW volgen, en kritische wetenschappers, die hier
op bepaalde punten vragen bij stellen, improductief is. Hierdoor wordt een
fundamentele aanpak van de problemen, veroorzaakt door de
klimaatverandering, verzwakt.
In feite zijn beide groepen ervan overtuigd dat er een klimaatverandering
gaande is en dat CO2-emissies daarbij een rol spelen. Het verschil is de mate
waarin.
De fixatie op CO2 als de belangrijkste ‘driver’ van de opwarming gaat ten koste
van meer aandacht voor andere ‘drivers’ en ten koste van de aandacht en
aanpak van andere negatieve effecten van de opwarming. Voorbeelden zijn: de
‘verdroging’, de vervuiling door o.a. chemische stoffen, intensieve landbouw en
veeteelt. Ook is er een indirecte invloed op de klimaatverandering door de en
door de winning van delfstoffen. Daarnaast zijn er enorme problemen, die de
natuur op negatieve wijze beïnvloeden, die door de fixatie op CO2 als
belangrijkste probleem te weinig aan bod komen. Ik doel hier op de
verspreiding van radioactiviteit in de atmosfeer en de oceanen en de
plasticsoep. De Grote Oceaan dreigt hierdoor ‘vergiftigd’ te worden en
onleefbaar voor vele zeedieren.

De interne strijd tussen wetenschappers om de mate waarin ‘CO2 als driver’


van AGW gezien wordt, komt de klimaatontkenners goed uit.
Klimaatontkenners zijn mensen die niet geloven in de werking van CO2 als
‘driver’ van de opwarming of in het geheel niet geloven in de opwarming. Soms
zijn dat gerespecteerde wetenschappers uit andere disciplines, die de belangen
van grote bedrijven dienen. Deze hebben vaak grote fondsen en grote politieke
invloed. Soms zijn het kritische wetenschappers, die een heel eigen theorie over
de klimaatontwikkeling hebben. En de feiten vanuit die theorie anders
verklaren. Door het accent zo sterk op de CO2-emissies te leggen en minder op
de gevolgen van de klimaatverandering komen bedrijven, die verantwoordelijk
zijn voor negatieve gevolgen voor ecosystemen en het klimaat meer in de
luwte staan.

Mijn verkenning levert mij geen ander beeld op dan 10 jaar geleden. Alleen de
standpunten zijn in die tijd eerder verhard dan verzoend. De opwarming blijft
achter bij de voorspellingen, ondanks het feit dat de CO2-emisssies sterker
groeien dan verwacht. Dat doet niets af aan het feit dat er momenteel een
opwarming plaats vindt, welke mede door antropogene emissies wordt
veroorzaakt. Maar we moeten wel kritisch blijven. We moeten beseffen dat het
klimaat steeds verandert en dat de mensheid zich daaraan steeds heeft
aangepast en dat ook nu weer moet doen. Door de grote milieuproblemen, die
in elk geval antropogeen zijn en die mede veroorzaakt worde door het
verbranden van fossiele brandstoffen, is deze aanpassing nu extreem moeilijk.
Niet alleen het klimaat verandert voortdurend, ook de leefbare bodem, de
‘huid’, van de aarde. Deze relatief zeer dunnen laag, waarin al het leven zich

91
afspeelt, is niet stabiel. Er zijn veel invloeden deze dunnen ‘huid’ kunnen
aantasten. De bodem kan ‘uitgeput’ raken of ‘verziekt’ door vervuiling of
‘verdwijnen’ door vb. afgraving, overspoeling of verdroging. Een voorbeeld van
instabiliteit is de rijzing en daling van de zeespiegel. In Nederland versterken de
bodemdaling door geologische werkingen en de rijzing van de zeespiegel door
de klimaatverandering elkaar. Maar zelfs in Nederland zijn de gevolgen in de
komende eeuw beperkt. Ook als de voorspellingen van versnelde opwarming
uitkomen, houden wij het nog vele honderden jaren droog.

k denk niet dat er reden is voor alarmisme, ook al leven we in een tijd van snelle
klimaatverandering. Toch wil ik het probleem van de klimaatverandering niet
bagatelliseren, integendeel. De gevolgen van de snelle klimaatverandering zijn
dreigend genoeg, vooral op het gebied van het milieu en de toenemende
sociaaleconomische onevenwichtigheden. Ik hoop dat het IPCC een breed
draagvalk zal weten te creëren voor de aanpak van vooral de milieuproblemen
en de problemen rondom armoede ende voedsel- en watervoorziening. Deze
worden direct beïnvloed door de opwarming en de huidige ongebreidelde
exploitatie van grondstoffen, waaronder olie en gas. De klimaatontkenners
moeten ontmaskerd worden als ontkenners van het aanbrengen van schade
aan de natuur en de mensheid in de ‘leefbare huid’ van de aarde. Vanuit die
optiek is er een noodzaak om het verbruik van fossiele brandstoffen krachtiger
aan te pakken, niet alleen vanwege de opwarming door CO2 maar vooral ook
vanuit het oogpunt van duurzaam omgaan met kostbare, niet-vernieuwbare
brandstoffen en , vanwege het belang van duurzame energie.

In de motivatie voor deze verkenning verwees ik naar vragen, welke bij mij
opkwamen toen onze regering bekend maakte de gaswinning in Groningen
drastisch te beperken. Dergelijke vragen heb ik me steeds gesteld tijdens deze
verkenning o.a. ook bij het bericht over de eerste klimaatvluchtelingen van
Tuvalu. Natuurlijk is het rampzalig als men zijn land moet ontvluchten, omdat
de zeespiegel alsmaar stijgt. In Nederland hebben we dat o.a. gezien bij de
ontruiming van het eiland Schokland81 in 1859. Door de bodemdaling en de
kwetsbare, veenachtige ondergrond kwam de zee steeds hoger en werd het
eiland letterlijk weggespoeld. Deze gebeurtenis is niet uniek, integendeel.
Klimaatvluchtelingen zijn er altijd geweest.
Bodemdaling treed op veel plaatsen op waar de aardkorst extra belast wordt
door vb. dikke ijslagen of onder pasgevormde vulkanen. Naar ik heb begrepen
verdwijnen vele kleine, atollen in de Stille Zuidzee. ,Ook daar zakt de zeebodem
weg en stijgt de zeespiegel relatief. Veel van deze atollen zijn ontstaan en
bestaan op de rand van een delicaat evenwicht: wegzakken als gevolg van
bodemdaling, de bergtop die in de zee verdwijnt, en aangroei van koraalriffen
om net boven de zeespiegel te blijven. Luchtfoto’s tonen aan dat er boven oude
vulkanen zeer veel atollen onder de zeespiegel zijn verdwenen. Het zou zo maar
kunnen dat er, net als in Nederland door de ‘waterwolf’ veel eilandjes zijn
verdwenen door de bodemdaling. We moeten meer en betere informatie
hebben om dergelijke verschijnselen te kunnen interpreteren.
81
Zie : https://schokland.nl/de-geschiedenis-van-schokland

92
Klimaatvluchtelingen zijn van alle tijden als gevolg van vb. oprukkend ijs in de
‘ijstijden’, enorme vulkaanerupties met wereldwijde gevolgen, overstromingen
van vb. het bekken van de Zwarte Zee etc. De mensheid wist zich steeds weer
aan de nieuwe omstandigheden aan te passen. We zullen de klimatologische
problemen, die de huidige vluchtelingenstromen veroorzaken, beter moeten
analyseren.

Ik denk dat de mensheid problemen met vb. de voedselvoorziening, het


drinkwater, de energievoorziening, de nodige productie van goederen etc.
technologisch kan oplossen binnen de grenzen van een duurzame groei. Het
probleem en het gevaar zit in de diepgewortelde verschillen in politieke,
culturele, godsdienstige , sociaaleconomische en ethische zaken. Deze
verschillen maken mondiale problemen bijna onoplosbaar. Het klimaatdebat is
daar een voorbeeld van. De VN heeft de nodige kennis maar niet de nodige
macht om tot fundamentele maatregelen te komen. De CO2 discussie en het
beleid en de uiteindelijke realisatie van mitigerende maatregelen zijn daar een
voorbeeld van.
Als elementen van een oplossing voor dit dilemma zie ik:
-de vervuiler betaald: gebruik de emissierechten als een fonds voor de aanpak
van negatieve gevolgen van de klimaatverandering
-streef naar volledig duurzame energie door deze transitie voor
energiebedrijven mogelijk te maken. Ook hierbij zouden emissierechten een rol
kunnen spelen.
-streef naar een volledig circulaire economie binnen alle bedrijfstakken
-controleer de circulaire economie middels blok-chain technieken
-streef naar lokale, cultuurgebonden productie, uitgaande van globale
productietechnieken
-maak werk van het realiseren van gelijkberechtiging, met uitbanning van
armoede
-streef naar een verkleining van de bevolkingsgroei

Maar wie of wat kan dit realiseren? Als niemand of niets dit kan zal de
mensheid zichzelf niet weten te redden. In dat opzicht is de klimaatverandering
een lakmoesproef. De groei van de menselijke vermogens om zichzelf op
velerlei wijzen te vernietigen gaat veel sneller dan het vermogen van de
mensheid om zichzelf tot de orde te roepen. Op een supranationaal niveau
zullen er organisaties moeten komen, die supranationale bevoegdheden
hebben, om ingrijpende maatregelen te nemen om de vele bedreigingen, waar
de mensheid zich voor geplaatst ziet, aan te pakken. Ik heb geen idee hoe de
VN deze bevoegdheden kan krijgen.
Ik kan daarbij alleen maar vertrouwen op de Werking van Affiniteit82. Maar dat
is weer een andere studie.

Ik besluit met een verwijzing naar een aantal bijlagen, welke elk voor zich
onderwerp van uitgebreide studies zouden kunnen zijn. Uitwerking hiervan zou

82
De werking van Affiniteit heb ik beschreven in de notitie ‘De Oerknal Reconsidered’

93
het klimaatdebat een meer stabiele basis kunnen geven en de spraakverwarring
kunnen verkleinen.

Zie voor verdere toelichting de volgende bijlagen:


Bijlage 1: Verslag van mijn speurtocht naar klimaatverandering uit 2007 met
enige aanvullingen
Bijlage 2: Resoluties van de Verenigde Naties en besluiten van de Nederlandse
Regering
Bijlage 3: de peer reviewed klimaatwetenschappers, versus klimaatcritici en
klimaatontkenners

94
95
Bijlage 1: Samenvatting speurtocht naar de
klimaatverandering 2007

Verkennende Studie naar CO2 en het KLIMAAT

JWM Korsmit
2007-2009

Samenvatting speurtocht naar de waarheid achter de klimaatverandering


Het klimaat verandert en CO2 is de boosdoener, zo stelt onze regering het.
De regering gelooft niet meer zo in een maakbare samenleving maar nog wel in
een maakbare natuur: verminder de CO2-emissies en de aarde zal minder
opwarmen. Vervolgens wordt de uitstoot van CO2 met torenhoge heffingen
belast. Niet alleen heffingen maar ook belastingen en bedrijfsvoorwaarden
worden ingezet om de CO2 uitstoot van mensen en bedrijven te beperken.

Is dit zinvol? Is dit terecht? Zijn deze uitgangspunten wetenschappelijk


onderbouwd? Mijn stellige overtuiging is dat op alle vragen geen overtuigend
‘ja’ kan worden gegeven.
Analyse van wetenschappelijke artikelen toont naar mijn mening aan dat de
toename van CO2 in de dampkring voor een deel een gevolg is van de
klimaatverandering, niet de oorzaak daarvan. Het kan natuurlijk wel een
versterkende factor zijn, want CO2 is wel een broeikasgas. Men moet ook niet
vergeten dat CO2 heel positieve effecten, heeft zoals o.a. een beter
functionerende flora met daarvan afgeleid betere levensvoorwaarden voor de
fauna.

Natuurlijk veroorzaakt het veranderende klimaat problemen. Deze worden nog


eens versterkt door het ongebreidelde gebruik van beperkt voorhanden
grondstoffen en van landbouwgronden, bossen en de zee. De onmatige
consumptie draagt daartoe bij, zodat onze aardglobe niet meer dan een derde
of een vierde van de wereldbevolking op het “welvaartspeil” van de westerse
samenleving duurzaam kan “onderhouden”. Maar dat alles is niet het gevolg
van de CO2.

Inleiding

Men wordt wat onzeker bij de stelligheid, waarmee onze regering bepaalde
problematieken aan de orde stelt. Natuurlijk dekt de overheid zich steeds in

96
met “wetenschappelijke rapporten”, waaraan wetenschappers, die steeds meer
‘embedded’ zijn, graag meewerken als er voor alternatieven totaal geen geld
beschikbaar gesteld word. Het lijkt me dat daar recentelijk een kentering
zichtbaar is.
Er zijn sterke signalen dat het klimaat verandert. Daar zet ik geen vraagtekens
bij, integendeel. De omvang van deze problemen is zo groot dat we ons niet
kunnen veroorloven tijd en geld te verspillen. En dat is exact wat er nu gebeurt.
Door te suggereren dat de klimaatverandering beïnvloedbaar is, wordt
gesuggereerd dat we door het beperken van de CO2 uitstoot de
klimaatverandering kunnen beïnvloeden. We nemen daarbij een risico, want
stel dat CO2 alleen een ondersteunende factor is, dan gaan we te laat pas wat
doen, als we dat al kunnen, aan het echte probleem of aan de negatieve
gevolgen hiervan. Ik pleit niet voor het opgeven van de inspanningen om de
CO2-emissies te verminderen. Integendeel, ik wind dat we dat veel strenger
moeten aanpakken en duurzame energie moeten ontwikkelen. Daarbij is
volgens mij de Antropogene Global Warming (AGW) niet de belangrijkste
overweging, maar zijn ecologische en sociaal-politieke overwegingen minstens
even belangrijk.
Door te lang de weg te volgen van beperking van de CO2 wordt er te laat werk
gemaakt van het werkelijk effectief beperken van de negatieve gevolgen van de
klimaatverandering. Daardoor zal er te laat en te weinig worden gedaan aan de
verlichting van de problemen, die vooral de arme landen en de kwetsbare
ecosystemen treffen. Een duurzame ontwikkeling moet niet gebaseerd worden
op een streven naar een stabiel, onveranderlijk klimaat. Aan het klimaat kan de
mensheid niet veel doen, wel aan de uitwassen die bepaalde gevolgen hebben
voor het klimaat en de ecosystemen op aarde. Deze gevolgen kunnen voor de
sociale en ecologische ontwikkeling heel negatief zijn en ook voor het welzijn
van bepaalde bevolkingsgroepen.

De voor 2009 aangekondigde klimaattop in Kopenhagen zal een onomkeerbare


stap op de verkeerde weg zijn als het blijft bij CO2- heffingen. Kopenhagen kan
alleen een stap in de goede richting zijn als er onomkeerbare afspraken worden
gemaakt over de aanpak van de problemen als gevolg van de
klimaatverandering. De CO2-heffingen moeten volgens mij volledig ten dienste
komen van de aanpak van een duurzame ontwikkeling. De ontwikkeling van
duurzame energie is daar slechts een onderdeel van.

De politiek moet verantwoordelijk gesteld worden voor het volgen van de


heilloze weg van de CO2-emissierechten, welke niet direct gekoppeld worden
aan de vermindering van de negatieve gevolgen van de klimaatverandering
voor grote gebieden en brede lagen van de bevolkingen in grote regio’s en van
de natuur in onze wereld. De heilloze weg van de CO2-emissierechten ,
waarvan de opbrengsten ten goede komen aan de algemene middelen of in
onduidelijke zakken verdwijnen, ,al niets aan de klimaatverandering en aan de
negatieve gevolgen hiervan veranderen. Alleen een onafhankelijk fonds voor
de ontwikkeling van een sociale en rcologisch duurzame wereld kan de talloze

97
ongewenste ontwikkelingen, welke in deze notitie kort worden aangeduid,
voorkomen.

Natuurlijk is het beperken van het gebruik van schaarse grondstoffen door het
verhogen van de kostprijs van deze grondstoffen alleszins te rechtvaardigen,
zeker als deze extra opbrengsten worden geïnvesteerd in meer duurzame
oplossingen. Overheden zullen hierin een intermediaire rol moeten spelen.
In Trouw van 7 maart jl. was een katern opgenomen deduurzame100. Op
initiatief van omroep Llink hebben zij samen een lijst gemaakt van
Nederlanders, die zich inzetten voor een duurzame samenleving. Dit wordt
breder gezien dan alleen het milieu en zeker dan alleen CO2-beperking. Ook het
creëren van banen, transparant bankieren, maatregelen om de voedselcrisis in
arme landen en de energiecrisis in het Westen het hoofd te bieden ed. vallen
daaronder.
Winnaars zijn Pieter Winsemius, de Minister van Milieu begin jaren 80-tig, die
de basis legde voor een milieubeleid, en Herman Wijffels, de man die de
succesvolle Rabobank een solide basis gaf. Als verliezer wordt impliciet de
overheid genoemd. Cramer staat op de 35-e plaats en Balkenende komt in het
geheel niet voor. Toch had hij met de gebruikte criteria best in de lijst voor
kunnen komen. Ruud Lubbers staat op de 49-e plaats vanwege zijn contacten
en charisma. Niet vanwege zijn daadkracht, waaraan het ook hem ontbrak toen
hij minister- president was.
Na het ministerschap van Winsemius ging het bergafwaarts met de politieke
belangstelling voor duurzaamheid in Nederland. Volgens een onderzoek van de
Amerikaanse Universiteit van Yale staat Nederland nu op de 55-e plaats, onder
Jamaica.

Wij, de westerse samenlevingen, worden verantwoordelijk gesteld voor de


klimaatverandering. Een als film als An InconvenientTruth van Al Gore
ondersteunt dat en dat wordt ook officieel bevestigd door het klimaatpanel van
de VN het IPCC.

Duurzaamheid en milieu staan hoog op de politieke agenda. Maar wat merken


wij daar van? Om eerlijk te zijn, bijna niets. Hoe wordt duurzaamheid en milieu
op de politieke agenda geplaatst? Er is momenteel een focus op de
energiecrisis, welke op de korte termijn evenals in 1973 een volledig politieke
inventie is, en op het hiermee in verband gebrachte milieuprobleem ten
gevolge van de klimaatverandering. Er wordt een ‘ één op één’ relatie gelegd
tussen energietekort, klimaat, milieu en en CO2-vermindering. Als de CO2
uitstoot vermindert, vermindert ook de energiebehoefte en verbetert het
klimaat en het milieu. Al bij al vond ik de discussies over oorzaak en gevolg
mb.t. emissierechten, over de bewijsvoering m.b.t. het verband tussen CO2-
concentatie in nde atmosfeer en de opwarming en het negeren van de directe
relatie tussen klimaatverandering en ecologische en sociaaleconomische en
politieke problemen verwarrend. Ik wilde graag meer wetenschappelijk inzicht
in deze problemen.

98
In deze notitie wil ik een aantal punten aan de orde stellen:
-is er een oorzakelijke relatie tussen CO2 en temperatuurverandering en de
daaruit volgende klimaatverandering?
-wat zijn de effecten van de doorgedreven visie op CO2 als probleem?
-hoe verder met mijn verkenning?

Is er een oorzakelijke relatie tussen CO2 en klimaatverandering?


Wetenschappers en milieulobby zijn het er in grote lijnen wel over eens dat het
klimaat verandert. Waar ze het minder over eens zijn is wat de oorzaak is van
de huidige klimaatverandering. Klimaatveranderingen zijn er altijd al in
wisselende mate van omvang geweest. Zo hebben we om de ruim 100.000 jaar
een grote ijstijd en zijn er elk 2000 jaar wel “kleine ijstijden” en warmere
periodes. Zelfs daarbinnen zijn er weer kleinere
ijstijden geweest, zoals onlangs nog in de Middeleeuwen. We zitten al een tijdje
in zo een warme periode.

Geologen en paleoklimatologen zijn wetenschappers, die kijken naar


geologische, klimatologische en biologische ontwikkelingen over tijdvakken van
duizenden en miljoenen jaren. Zij kijken daarbij vooral naar globale
verschuivingen in het klimaat. Deze wetenschappers brengen de
klimaatveranderingen meestal in verband met natuurlijke processen en
wetmatigheden. Duurzaamheid wordt dan in termen van flexibiliteit,
aanpassing- en herstelvermogen en evolutie uitgedrukt. Meestal benadrukt
men bij de huidige klimaatverandering het verlies aan soorten. Zou het niet
kunnen zijn dat de soortenrijkdom toeneemt door de klimaatverandering? Of
kent deze alleen maar verliezers?

De milieulobby koos altijd al voor duurzaamheid en dan meestal binnen


specifieke regionale gebieden, bijvoorbeeld Antarctica of de Noordpool of de
oerwouden in de tropen etc. Hun standpunten zijn door ‘peer reviewed’
klimatologen grotendeel overgenomen. De klimaatveranderingen worden in
verband gebracht met de toegenomen menselijke activiteiten en dan is
specifiek met de uitstoot van CO2 in de laatste eeuwen. Zij zien in de
klimaatverandering een ‘onheil’ en zij hebben de ‘politiek’ hiervan weten te
overtuigen. Dit ‘onheil’ wordt veroorzaakt door de leefstijl van de bevolking in
de westerse landen. Niet dat hieruit niet veel ellende voortgekomen zou zijn,
maar toch ook veel goeds, toch? Daar komt bij dat je bij klimaatveranderingen
niet over ‘onheil’ in algemene zin kunt praten, want het onheil voor de een is
wellicht een heil voor de ander. Natuurlijk lijkt het plausibel dat er een verband
is tussen meer CO2 en opwarming, welke op zijn beurt een verandering van het
klimaat teweeg brengt met naast positieve ook veel negatieve gevolgen.

Voor de goede orde wil ik hier de door mij aangebrachte tweedeling in


“wetenschappers” en “milieulobby” toelichten. Binnen de milieulobby zitten

99
naast milieubewuste mensen veel wetenschappers, die op een
wetenschappelijke wijze met de milieuproblematiek bezig zijn. In feite zijn bijna
alle wetenschappers die ik ken milieubewust bezig. Onder al deze
wetenschappers zitten veel wetenschappers, die direct of indirect voor het IPCC
werken. Er zijn echter ook veel wetenschappers, die volledig onafhankelijk en
kritisch naar de klimaatverandering kijken en die op onderdelen kritiek hebben
op d uitgangspunten van het IPCC zoals vb. op het uitgangspunt van AGW. De
eerste groep noem ik, niet denigrerend bedoeld, de “milieulobby” en de
tweede groep ‘’de kritische wetenschappers”. Daarnaast heb je nog de
‘klimaatontkenners’ en wetenschappers, die vanuit bepaalde belangen twijfel
zaaien over het klimaatonderzoek.

Indien men deze discussie verbreedt naar duurzaamheid in termen van milieu
en sociaal- economische ontwikkelingen, dan zou men bij het onderzoek naar
klimaatverandering en naar de bevolkingsgroepen, die daarvan negatieve
gevolgen ondervinden, wellicht moeten spreken in termen van
rechtvaardigheid en barmhartigheid en gelijke kansen. Men mag ook de
definitie van Brundtland gebruiken:
‘duurzame ontwikkeling is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het
heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen
behoeften te voorzien in gevaar te brengen.’

De wereldgemeenschap lijkt het eens te zijn geworden dat CO2 hierin een
sleutelfactor is. Er is in Resoluties van de Algemene Vergadering van de VN
vastgelegd dat de relatie tussen CO2 en klimaatverandering is aangetoond. Het
broeikaseffect ligt grotendeels aan de uitstoot van het CO2 door de mensheid
en vooral aan de westerse leefstijl. We zullen voor de emissies van CO2 (o.a.
emissierechten moeten kopen,. Maar op nog vele andere manieren zullen voor
het verbruik van fossiele brandstoffen moeten betalen, zodat het
prijsmechanisme ons zal dwingen de uitstoot te beperken.

Wat is waarheid?
Als buitenstaander in deze discussie ben ik gaan zoeken naar houvast, naar
zekerheid. Heeft de milieulobby gelijk en moeten we snel onze leefstijl
aanpassen vanwege het argument van de CO2-uitstoot? Of ligt de echte
oorzaak van de klimaatverandering elders, bijvoorbeeld in endogene processen
van de aarde, zoals sommige wetenschappers stellen? Men kan zich afvragen of
deze processen nu juist geen onderdeel zijn van de duurzaamheid van het leven
op aarde. ,Zou de mensheid zich hieraan niet flexibel moeten aanpassen om te
overleven? Ligt daar niet de wezenlijke probleemstelling: hoe te komen tot een
meer duurzame globale samenleving in een wereld met een veranderend
klimaat? Dit uitgangspunt legt een sterk accent op adaptatie, daar waar het
andere uitgangspunt van AGW het accent legt op mitigatie.
Men kan concluderen dat de milieulobby en het IPCC sterk inzetten op mitigatie
en de kritische wetenschappers vaker op adaptatie.

100
Het IPCC van de VN speelt hierin een belangrijke rol. Het lijkt me dat er een
strijd tussen de “milieulobby” en de “kritische wetenschappers” uitgevochten
wordt. Hierdoor komen er tegenstrijdige signalen vanuit het IPCC. Enerzijds is er
een alarmerende taal, welke voor de milieulobby nog niet alarmerend genoeg is
en anderzijds zijn er de vele wetenschappelijke studies, die deze taal niet zo
direct ondersteunen. Een voorbeeld is de prognose voor de stijging van
zeespiegel in 2100: enerzijds alarmerend 2 meter, 9 meter ja mogelijk wel 15
meter en anderzijds een beperkte stijging van 20 tot 50 cm.

Ik weet het: CO2 ter discussie stellen is na Kyoto vloeken in de kerk en wellicht
onwettig. Maar het is wel belangrijk, want het gaat over zaken, die niet alleen
de ontwikkeling van Nederland en elk van ons direct raken, maar de hele
wereld en vooral de zwakkere bevolkingen en de natuur.

Wat zijn de effecten van de doorgedreven visie op CO2 als probleem?


Het lijkt, in Nederland althans, dat de klimaatdiscussie, de discussie over
biodiversiteit en andere milieuproblemen en zelfs de discussie over de
eindigheid van grondstoffen is verengd tot een CO2probleem. Dit wordt
versterkt door de afspraken in Kyoto, welke in wetgeving zijn vastgelegd. Niet
het toetsen van elk plan of project op duurzaamheiddoelstellingen staat meer
centraal, maar het voldoen aan emissienormen, milieucriteria ed. Deze
beperken de keuzevrijheid in het vinden van oplossingen en wellicht ook een
werkelijk Duurzame Ontwikkeling, die zo goed als mogelijk is recht doet aan een
eerlijker en rechtvaardiger wereld. Een duurzame sociaal- ecologische
ontwikkeling verdwijnt uit beeld en wordt vervangen door een discussie over
CO2 en de eindigheid van grondstoffen.

Koolstofemissierechten moeten de juiste balans bewerken tussen milieu en


economie. Het geloof in de effectiviteit van de vrije markt op dit gebied is
blijkbaar nog ongeschonden. Deze markt kan in 2010 meer dan 35 miljard euro
bedragen en betrekking hebben op 4,5 miljard ton CO2. Maar of een “markt
van emissierechten” de beste manier is om de gevolgen van klimaatverandering
aan te pakken is zeer de vraag. Zie de opmerkingen hierover van Labohm verder
op.

Door een dergelijke beperkte visie op duurzaamheid verengd de aandacht zich


tot economische aspecten en dan alleen nog die aspecten, die kwantificeerbaar
zijn en door de overheid kunnen worden gecontroleerd.

Als voorbeeld: Trouw 26-02-09: `marktpositie Europees staal in gevaar. De


kostenheffing over de CO2-uitstoot verslechtert de marktpositie, waardoor
verplaatsing van de productie naar landen met soepeler regels dreigt. Een
ander voorbeeld op diezelfde bladzijde: Geef opbrengst vliegtaks aan derde
wereldlanden, die te lijden hebben onder de klimaatcrisis. Op TV ’s-avonds nog
een voorbeeld: De vliegtaks kost Schiphol 900000 passagiers en Nederland 1200

101
miljoen aan inkomsten per jaar . De vraag is of de CO2-heffing of de vliegtaks
het beoogde effect hebben. Wellicht werken zij eerder averechts. Er zal wellicht
meer CO2 worden uitgestoten en het milieu zal zwaarder worden belast. Het is
opvallend dat de overheid naar deze effecten geen onderzoek doet, noch
vooraf noch achteraf.

Nederland weet nog niet uit de kringloop van de clams, claims en clamps te
ontsnappen: een lobby (clam), die vanuit zijn eigen gezichtshoek en belangen
zijn eisen etaleert (claims) en probeert deze vast te leggen in harde normen en
criteria (clamps). De milieulobby, maar niet alleen zij natuurlijk, is hiervan een
voorbeeld met klimaateisen en harde CO2-normen. De motivering hiervoor
wordt aangepast aan de “noden van de dag”. Het maakt hen ook niet uit, als er
maar aan de eisen voldaan wordt. Eerst was het stijgende gehalte aan CO2 in de
lucht verantwoordelijk voor de opwarming. Toen dat gedeeltelijk weerlegd
werd, was het een versterkend effect van de opwarming en zou door een hoger
CO2-gehalte de temperatuur tot nog grotere hoogte stijgen. Later bleek dat
weer mee te vallen, omdat het zeewater regulerend zou optreden. Nu is de
verzuring van de zee, met als gevolg afbraak van koraal en schelpdieren de
argumentatie om de eisen kracht bij te zetten. Dat ook dit laatste is helemaal
niet bewezen is en op de langere termijn van enige eeuwen onjuist is, wordt
terzijde gelaten.

De overheid slaagt er niet in om te gaan met een dergelijke discussie en om tot


“redelijke” normen en criteria te komen. Een van de gevolgen is een wildgroei
aan administraties, overlegfora, juridische procedures en een stagnatie van vele
processen, welke de duurzaamheid in algemene zin zouden kunnen
bevorderen. Gelukkig is er de niet te stuiten nieuwsgierigheid en
ondernemingsdrift van vele individuen, welke de wereld draaiend houdt.

Wat zijn de gevolgen van deze doorgedreven visie?


-verlies aan inspiratie om de gevolgen van de klimaatramp, met name voor
volken en culturen die ver weg zijn, in hun volle draagwijdte aan het publiek te
presenteren. Het betreft hier geen “ontwikkelingshulp” maar een “herverdeling
van de resources en belangen” voor alle volken van de wereld, dus ook voor
Nederland in een veranderende wereld.
-verlies aan het zicht op de werkelijk belangrijke problemen als gevolg van de
klimaatverandering, omdat de discussie verengd wordt tot het broeikaseffect
en de temperatuurstijging. Het gaat om eerlijk delen en om
overlevingsstrategieën op velerlei terreinen.
-verlies aan draagvlak voor de echt nodige maatregelen, omdat men meent al
genoeg te doen door minder CO2 uit te stoten door het besparen op energie.
Het gaat om mondiale maatregelen op gebied van productie en consumptie,
financiële structuren, land- en watermanagement en leefomstandigheden voor
mensen, dieren en planten. Zal de reactie niet zijn: ik doe als burger toch al mijn
plicht! Ik betaal me blauw, wat wil je nog meer?

102
De zelfredzame mens, de mens mag over deze zaken zijn eigen mening vormen.
Hij mag luisteren naar anderen, naar Obama bijvoorbeeld. Obama praat niet zo
direct over CO2. Wel over biodiversiteit, het milieu en de sociaaleconomische
ellende van de crisis en de noodzaak van een duurzaam, zelfvoorzienend
energiesysteem, maar amper over CO2. Hij inspireert om de huidige
economische crisis binnen een groter geheel van duurzame ontwikkeling te
zien. Maar ook hij is, wellicht onder dwang van zijn achterban, toch de weg van
de CO2-emissierechten opgegaan.

Hoe verder met mijn verkenning?


Deze verkenning zal noodgedwongen wat verder moeten gaan dan de
boodschap van films als An Unconveniable Truth. Het probleem is te groot om
hierover niet zelf een oordeel te willen vormen. Internet is een goed middel om
snel een eerste oriëntatie uit te voeren. Maar is dit middel wel zo betrouwbaar?
Wat te doen met een verzuchting van Timothy Ball83?
‘’lobal Warming, as we think we know it, doesn't exist. And I am not the only
one trying to make people open up their eyes and see the truth. But few listen,
despite the fact that I was one of the first Canadian Ph.Ds. in Climatology and I
have an extensive background in climatology, especially the reconstruction of
past climates and the impact of climate change on human history and the
human condition. Few listen, even though I have a Ph.D of science from the
University of London, England and was a climatology professor at the University
of Winnipeg. For some reason (actually for many), the World is not listening.
Here is why. ‘’
Na lezing van zijn waarschuwingskreet ,en van zeer vele anderen, heb ik niet
veel hoop dat het hier en nu in Nederland anders zal gaan. Maar de vraag is
natuurlijk “hoe groot is zijn gelijk?”

Ik doe een poging om hierop voor mijzelf een antwoord te vinden. Daartoe
probeer ik na deze inleiding de volgende zaken wat meer in beeld te krijgen:
-Historie van de CO2-discussie
-Is CO2 de echte boosdoener?
-Fundamentele problemen in relatie tot de klimaatverandering
-Opmerkingen n.a.v. Kopenhagen 2009

Zie deze onderdelen, welke ik heb gebaseerd op literatuuronderzoek. Daarna


volgen 2 paragrafen, die meer feitelijke informatie geven over:
-CO2 is het probleem!
en
-Is CO2 wel het probleem?

83
Zie: http://www.canadafreepress.com/2007/global-warming020507.htm

103
Historie van de CO2-discussie
Medio 20-e eeuw kwam de discussie over klimaatverandering in alle hevigheid
los. De invloed van de mens daarop stond voor velen buiten kijf. Door de
industriële revolutie was de mens zeer veel meer kolen, olie en gas gaan
verbranden en werd de lucht vervuild. Tegelijk met deze toename constateerde
men een toename van de temperatuur. CO2 zou hierbij een belangrijke oorzaak
zijn. In een grafiek uitgezet valt de overeenkomst tussen de temperatuur en de
CO2 uitstoot op. Zie in onderstaande figuur bijvoorbeeld de periode na WO-II.
Logisch toch dat hier een verband bestaat?
In onderstaande figuur is ook het verband tussen temperatuur en
zonneactiviteit uitgezet.
Dit verband lijkt nog sterker. Maar ook hierbij worden door anderen weer
vraagtekens gezet. Bovendien is het temperatuurverloop in de Arctische
gebieden niet gelijk aan dat over de gehele aarde. En dat is weer afhankelijk van
de hoogte waarop men meet. Zo eenvoudig is het dus niet om een verband aan
te tonen. Als men een relatie zu leggen tussen de opwarming en de omvang van
de wereldbevolking zou de correlatie ook zeer hoog zijn. Een correlatie is nog
geen verband!

Arctic surface air temperature compared with total solar irradiance as


measured by sunspot cycle amplitude, sunspot cycle length, solar equatorial
rotation rate, fraction of penumbral spots, and decay rate of the 11-year
sunspot cycle. Solar irradiance correlates well with Arctic temperature, while
hydrocarbon use does not correlate.
Bron: Environmental Effects of Increased Atmospheric Carbon Dioxide, A.R.
Robinson e.a., 2007.

In de jaren 60- en 70-tig werd de temperatuurstijging ontkend. De discussie


verzandde, omdat niet overtuigend bewezen kon worden dat de temperatuur
op aarde werkelijk stijgt. In 2001 achtte het internationale gezelschap van
klimaatdeskundigen van de VN, het Intergovernmental Panel on Climate
Change (IPCC), het overtuigend bewezen dat de temperatuur van de dampkring
en het zeewater gestegen is en dat deze stijging steeds sneller verloopt. Deze
overtuiging wordt echter door een zeer groot aantal wetenschappers niet

104
gedeeld. Het is niet mogelijk om hier alle punten van kritiek van de
wetenschappers te benoemen. Enige zijn:
-het “feit” dat de temperatuur na 2000 niet meer gestegen is, maar eerder
gedaald
-grote regionale verschillen in de temperatuurveranderingen
-de verontrustende claim dat de temperatuurveranderingen ongekend snel
verlopen klopt niet omdat deze veranderingen helemaal niet uniek of extreem
zijn.

De oorzaak voor de temperatuurstijging en de hiermee samenhangende


klimaatverandering werd zonder veel onderbouwing toegeschreven aan de
toename van broeikasgassen als gevolg van het grotere energieverbruik voor
menselijke activiteiten (AGW)., welke vooral na WO-II exponentieel zijn
gestegen. Uit de metingen en grafieken werd het verband tussen de CO2-
uitstoot en de temperatuurstijging als bewezen verklaard.

CO2 werd de zondebok en de mens, vooral de westerse mens was hiervoor


verantwoordelijk. Het feit, dat de menselijke bijdrage in de totale CO2 uitstoot
in de atmosfeer slechts ongeveer 2% (volgens vele wetenschappers) of 33%
(volgens de milieulobby) is, wordt als niet belangrijk terzijde geschoven.
Milieuactivisten wisten deze boodschap bij de politici goed over te brengen, die
sowieso gevoelig waren voor het argument “de westerse cultuur is schuldig”.
De CO2-lobby, die met 35000 man sterk in Kyoto aanwezig was, heeft de weg
vrijgemaakt voor CO2-wetgeving, CO2-belastingen, CO2- emissierechten etc.
Kyoto is een begrip en een maatstaf geworden. CO2 ter discussie stellen is nu
tegen de wet. Kopenhagen moet dit alles eind dit jaar nog aanscherpen.

Alle media-aandacht, alle geldstromen, alle politiek correcte taal, die gaat over
“wij zijn schuldig aan de klimaatverandering en wij moeten veel minder CO2
uitstoten” en “door het prijsmechanisme komt er minder CO2 en dat zal de
klimaatverandering afremmen tot een acceptabele grens, waardoor het water
niet tot de lippen en wellicht slechts tot de knieën komt te staan “ zijn voor mij
geen bewijs. Deze alarmistische boodschap wordt er met films als An
Unconveniable Truth van Al Gore en meer verfijnd bijvoorbeeld met Planet
Earth en vele documentaires ingeramd. Wie kent de arme ijsbeer niet, die na
een moeizaam leven op afbrokkelend ijs bij de Walrussen sterft. Maar er moest
wel nauwkeurig gefilmd worden om niet de meute ijsberen in de naaste
omgeving in beeld te krijgen en de illusie te verstoren dat wij hier een van de
laatste ijsberen zagen sterven. De werkelijkheid is dat ijsberen daar een plaag
beginnen te vormen.

Niet alleen de alarmistische boodschap maar ook de koppeling van


boodschappen is verontrustend. Veel invloedrijke mensen, zoals o.a. Al Gore
koppelen alle grote problemen aan elkaar: de klimaatcrisis, de economische
crisis, de milieucrisis, de recessie. Al deze crises zijn onderling gerelateerd en de
schuld ligt bij de westerse op groei gerichte leefstijl. In feite is dit totaal
onbewezen en doet het geen recht aan de verworvenheden van de westerse

105
beschaving. Maar erger nog het staat de oplossing van de genoemde crises in
de weg. Als de klimaatcrisis niet door de mensen wordt veroorzaakt, dan is er
een andere oorzaak. Dat geldt niet voor de vervuiling, de armoede, het verlies
aan goede landbouwgronden en drinkwater etc. Daar speelt het “Westen” wel
een belangrijke rol. De CO2 hype belemmert vaak de vrijheid om “goede”
oplossingen ter discussie te stellen.
Dat men de excessen van de westerse leefstijl aan de kaak stelt, prima, maar
deze als oorzaak zien voor alle ellende in de wereld lijkt mij gevaarlijke retoriek.
Ik ben er meer dan wie ook van overtuigd dat we eindelijk aan het
energieprobleem moeten gaan werken en ook aan een eerlijker en
rechtvaardiger verdeling van de welvaart en het welzijn over alle volken en
culturen. Maar dat kan niet vanuit een door schuldgevoel gevoede CO2-hype..
Benoem de problemen één voor één en zie wat de oorzaken zijn en doe er wat
aan.

De boodschappen zijn niet simpel en helder. Bij mij als buitenstaander blijven
vele vragen knagen. Met alle euforie over het binnenhalen van het verdrag van
Kyoto lijkt een wettig en overtuigend bewijs dat CO2 verantwoordelijk is voor
de temperatuurstijging niet meer nodig. Daar wordt ook niet meer aan gewerkt.
Nergens in de rapporten van IPCC of het KNMI wordt dit bewijs geleverd en dit
wordt eigenlijk ook niet meer als ter zaken doende gezien. Ik heb op dit terrein
nergens onderzoeksrapporten kunnen vinden.

Het KNMI is iets voorzichtiger en stelt dat klimaatverandering komtdoor


natuurlijke processen én het menselijke gedrag. Men kan in recente rapporten
van het IPCC (zie ….) lezen dat “ook als CO2 niet de oorzaak is van de
temperatuurstijging, dat deze dan toch de temperatuurstijging versterkt”. Ook
hiervoor is geen enkel bewijs, maar het klinkt wel waarschijnlijk. In Nederland
ondersteunt Climate Quest de standpunten van het IPCC en voert actie voor
een krachtige klimaatwet, welke vooral neerkomt op het beperken van de CO2-
uitstoot. Maar toch merken ook zij op in Klimaatverandering: oorzaken,
gevolgen en oplossingen, Wetenschappelijke achtergrond bij het on-line
platform Climate Quest ‘….als we kijken naar het CO2-gehalte in de atmosfeer
over de laatste 150.000 jaar, dan is er in koude periodes weinig CO2 en in
warme periodes veel CO2. We kunnen niet precies vaststellen of het CO2
gehalte het klimaat ‘volgde’ of ‘stuurde’.
In een promotiestudie van Appy Sluijs ,Global Change during the Paleocene-
Eocene thermalmaximum, Universiteit van Utrecht 2006, waarin een periode
omstreeks 55,5 miljoen jaar geleden (bij de overgang van het Paleoceen naar
het Eoceen) wordt beschreven, wordt aangetoond dat over de hele wereld een
thermisch maximum werd bereikt, dat niet door de huidige klimaatmodellen
kan worden verklaard. Sluijs ziet overeenkomsten met de huidige situatie. Ook
toen was er een plotseling sterke temperatuurstijging op een afstand van 2-
3000 jaar gevolgd door een sterke stijging van CO2-concentraties. Dergelijke
gebeurtenissen hebben zich toen meermaals voorgedaan. Waarom is niet
duidelijk, maar Sluijs vermoedt endogene oorzaken.

106
Over endogene oorzaken wordt in de literatuur zeer veel gespeculeerd, van
onderzeese vulkanen, aardmagnetische velden, cycli in de aardbaan en –stand
etc.

Klimatologen zoeken de oorzaak eerder in processen in de dampkring. De


uitgangspunten van klimatologen zijn vooral gebaseerd op modeluitkomsten,
waarin een buitenstaander weinig inzicht kan krijgen. De klimaatdeskundigen
zijn vooral modeldeskundigen, vaak met een wiskundige achtergrond. Dit maakt
de discussie moeilijk, want de “tegenstanders” (in meer correcte taal: zij die een
minderheidsstandpunt innemen) zijn meestal wetenschappers, geologen
vooral. En deze kijken eerder naar de werkelijkheid van de natuurlijke
ontwikkeling, naar de realiteit. Zij zoeken naar oorzaak en gevolg, naar
wetmatigheden. Modellenmensen zoeken eerder naar een perfecte
beschrijving van kwantificeerbare relaties.

Ik heb een overweldigende hoeveelheid rapporten gezien met pro en contra


het standpunt of CO2 nu wel of niet de boosdoener is bij de
klimaatverandering. Contra meestal met feiten en theorieën die aantonen dat
bepaalde relaties en feiten niet kloppen. Pro met argumentaties, dat de Contra
ongelijk hebben en omdat alles in de wijsheid van het IPCC reeds is
meegenomen en dat de meerderheid van de wetenschappers en van de
wetenschappelijke instituten in de wereld het hiermee toch eens zijn.
Nu is consensus wetenschappelijk gezien geen bewijsgrond, integendeel, als
men de geschiedenis van de natuurkunde en van vele andere wetenschappen
nagaat. De wetenschappelijke waarheid is lang niet altijd eenduidig. Zeer vaak
wordt de “politiek niet- correcte” leer of boodschap verketterd of dood
gezwegen. Vooral dit laatste brengt wetenschappers als Timothy Ball tot
wanhoop. De overheid wil niet luisteren, verzucht hij. Daarom gebruik hij, naar
mijn mening vanuit frustratie, extreme taal: “the greatest swindle in human
history”.
Maar toch blijft een verwijzing naar een tekst van Lowell Ponte uit 1976 mij bij:
“Maybe for the same reason we believed, 30 years ago, that global cooling was
the biggest threat: a matter of faith. "It is a cold fact: the Global Cooling
presents humankind with the most important social, political, and adaptive
challenge we have had to deal with for ten thousand years. Your stake in the
decisions we make concerning it is of ultimate importance; the survival of
ourselves, our children, our species.”
Dit was de tijd van de Club van Rome en van onze angst voor een komende
ijstijd. Luttele decennia later moet ik me zorgen maken over een rampzalige
opwarming?

De geslotenheid, het eigen gelijk en de rechtlijnigheid van het klimaatdebat valt


op. In een dergelijke situatie is nodig: openheid, nieuwsgierigheid en vrijheid
van denken. Maar juist daar lijkt het erg aan te schorten in het klimaatdebat, of
liever het CO2-debat. Op het eind van deze bijlage zijn verwijzingen opgenomen
naar websites, waar men zich verder kan verdiepen. Een voorbeeld van een
dergelijk debat kan men op de voet volgen in bijvoorbeeld de presentaties voor

107
de US Senate Commission Environment and Public Works, waarin zowel het
meerderheidsstandpunt maar ook het minderheidsstandpunt ten aanzien van
CO2- wetgeving volledig wordt weergegeven. Ik denk dat de Nederlandse
overheid nog zeer veel kan leren van de Amerikaanse overheid met betrekking
tot de openheid van de discussies en de verantwoording van standpunten en
maatregelen, onderverdeeld naar majority en minority office84.

De natuur kent enorm veel terugkoppelingen, de meeste negatief, maar helaas


niet alle. Zo zou het gehalte CO2 en methaan in de dampkring positief
teruggekoppeld zijn aan de temperatuur van het zeewater. De centrale vraag
blijft “waarom wordt het zeewater warmer?” Dit kan m.i. slechts zeer langzaam
door een temperatuurverhoging van de dampkring. Hiervoor is de verhouding
tussen de calorische waarde van de dampkring en die van het zeewater te
ongelijk. De temperatuur van de dampkring wordt door de temperatuur van het
zeewater mede beïnvloed maar amper andersom.
Maar de mens kan niet hebben bewerkstelligd dat het zeewater warmer werd,
zeker niet in zo een korte periode. De temperatuurstijging van het zeewater kan
een gevolg kan zijn van een veelheid van factoren: endogene factoren, cyclische
veranderingen in de aardstand en aardbaan, zonneactiviteit, magnetische
velden etc.? Hierover zijn de wetenschappers het niet eens en ook niet of de
temperatuurstijging over de gehele aardbol in gelijke mate zo is. Zij doen nog
steeds ontdekkingen. We dachten bijvoorbeeld tot voor kort nog dat het niveau
van de zeeën overal even hoog was? Dat is niet zo, er kunnen verschillen tot
meer dan 50 meter zijn. Met name in de diepzee worden momenteel
fantastische ontdekkingen gedaan, die ons idee van waar leven mogelijk is en
wat leven eigenlijk is totaal zullen veranderen. We weten nu ook dat de
opwarming van het zeewater en de atmosfeer in het gebied van de Noordpool
veel sterker is dan in Antarctica, waar in het centraal hoogland afkoeling plaats
vindt en accumulatie van sneeuw en ijs. .

Een tweede vraag is of de positieve terugkoppeling tussen CO2 en


temperatuurstijging van de atmosfeer effectief wel een zo grote invloed heeft.
Het warmere zeewater neemt namelijk meer CO2 op en veroorzaakt een
negatieve terugkoppeling. De vraag hoe sterk beide terugkoppelingen zijn en of
deze over de hele aardbol in gelijke mate zo zijn is nog niet afdoende
beantwoord. Ook wijzen de klimaatmodellen uit dat de toename van de CO2
niet de toename van de temperatuur van de oceanen kan verklaren. Deze blijkt
namelijk sterker te zijn dan volgens de modellen berekend werd. Zou de relatie
dan toch andersom zijn? Deze vraag ben ik nergens tegengekomen in de
officiële litteratuur.

Met zoveel onbeantwoorde vragen zou de westerse mens wellicht toch niet de
hoofdschuldige zijn aan het veranderende klimaat maar mede slachtoffer,
samen met alle andere mensen en de hele natuur.

84
Zie: discussies binnen amerikaanse overheid:http://epw.senate.gov/public/index.cfm?FuseAction=Home.Homeen
http://epw.senate.gov/public/index.cfm?FuseAction=Minority.SenateReport

108
Dit laat natuurlijk onverlet, zie eerdere opmerking, dat de westerse cultuur
wellicht wel schuldig is aan de eerder genoemde fundamentele problemen met
betrekking tot de energiecrisis, de afname van de biodiversiteit, de verarming
en wellicht ook de verwoestijning van grote delen van de wereld. Maar dat is
een andere discussie, die niet verward mag worden met de CO2 discussie.

Is CO2 de echte boosdoener?


Als buitenstaander heb ik gezocht naar een sluitend bewijs dat CO2 de oorzaak
is van de temperatuurstijging en van de klimaatverandering. Ik had dat bewijs
graag gevonden, want dan was de zaak helder en konden we verder leven met
de CO2-belastingen, in de hoop dat deze zouden worden aangewend voor een
“betere wereld” en niet zouden worden misbruikt door machthebbers.

De temperatuurstijging van zowel het zeewater als de dampkring lijkt


overtuigend aangetoond, de relatie tussen temperatuur en CO2 ook. Maar over
het oorzakelijk verband valt bitter weinig te lezen. Voor mij is het bewijs dat de
mensheid, en dan vooral de westerse mens, de schuldige is voor de
temperatuurverhoging van de dampkring en de hiermee samenhangende
klimaatverandering valt uit de openbare stukken voor mij niet af te leiden. Als
men zoekt naar een state-of-the-art op dit gebied dan valt op dat er zeer veel
van elkaar wordt overgenomen. Door de herhaling van de standpunten lijkt een
bewijs niet meer nodig. Dit geldt vooral voor de politiek correcte opvattingen.
Deze nogal alarmistische en vaak opportunistische opvattingen worden thans
overal, in het onderwijs, in de informatiestukken van allerhande organisaties als
een “zekerheid” aangeboden.
Als men de literatuurverwijzingen na loopt dan valt op dat diegenen, die er aan
twijfelen of CO2 de oorzaak is van de klimaatverandering, inhoudelijk worden
doodgezwegen, hun opvattingen komen amper aan bod, hun filmpjes worden
geblokkeerd door copyright ed., en geld voor onderzoek wordt hen onthouden.
Wellicht heeft de lezer een andere mening, maar probeer dit zelf te ontdekken
door op het web te surfen.
Het IPCC schermt In zijn officiële stukken met de overweldigende massa van
wetenschappers en instituten, die het eens zijn met hun opvattingen. Maar op
dit algemene niveau kan iedereen het eens zijn met de doelstellingen van het
IPCC. Wie is tegen een verslechterend milieu, afbraak van biotopen, armoede
etc.? Maar het eens zijn met specifieke onderzoeken en de hieruit getrokken
conclusies is een andere zaak. Het aantal wetenschappers dat de conclusies van
onderzoeken deelt is eerder beperkt.
De verkenning via internet leert mij dat er veel meer wetenschappers zijn, die
de conclusies of de extreme interpretatie hiervan, niet delen. Maar een al te
duidelijk standpunt hiertegen innemen is enerzijds vaak niet wetenschappelijk
en anderzijds vaak bedreigend. Zij worden afgedaan als betweters, als
achterhoedevechters.
Dit is een weinig wetenschappelijke houding, welke binnen het IPCC opgeld
doet. Ik kom veel oprechte wetenschappers tegen met wetenschappelijke

109
vragen, waarop ik in de vele openbare stukken van het IPCC geen duidelijk
wetenschappelijk, maar helaas meestal wel emotioneel en politiek, antwoord
kan vinden. De stukken van het IPCC blinken uit in het beschrijven van de
verwachte gevolgen. Over een wetenschappelijke onderbouwing van de
oorzaken en achtergronden ziet men niet veel, althans niet in de officiële
publicaties.

Voorbeelden van vragen van wetenschappers zijn:


-in de gehele historie loopt de temperatuurstijging 200 tot 600 soms wel 2000
jaar voor op de toename van CO2 in de atmosfeer. Dit bleek ook zo te zijn in de
analyse van ijsmonsters. Dit was in het Eoceen kennelijk ook al zo. Waarom is
het zo moeilijk om dit ofwel toe te geven ofwel het belang hiervan te
ontkrachten?
-ondanks de grote uitstoot van CO2 door de moderne mens is dit een beperkt
percentage (van 2 tot maximaal 33%) van de natuurlijke productie van CO2?
Hoe kan dit dan een zo grote impact hebben op de temperatuur?
-CO2 is een zeer nuttig gas, dat de plantengroei sterk beïnvloed. Als voorbeeld:
door de verhoging van de CO2-concentraties is het volume hout in de VS over
een halve eeuw met 40% toegenomen. Waarom komt men in de stukken van
het IPCC daar niets over tegen? -Een hogere concentratie CO2 in de atmosfeer
zou rampzalig zijn Maar is het huidige niveau niet eerder nuttig dan schadelijk
en op de zeer lange termijn zelfs noodzakelijk voor het overleven van de mens,
omdat het CO2 in de dampkring door natuurlijke processen (welke o.a. de
dampkring van Mars hebben “opgelost”) steeds minder wordt, doordat het
steeds meer gebonden wordt. Het huidige CO2-niveau CO is al zeer veel lager
dan miljoenen jaren geleden. Is het zo gevaarlijk dat het CO2-gehalte stijgt? Is
het gevaar van een komende ijstijd niet zeer veel groter dan dat van een
opwarming?
-om calorische redenen kan temperatuurverhoging van de atmosfeer kan geen
oorzaak zijn van de opwarming van het zeewater. Hoe en waarom het zeewater
opwarmt is nog een grote vraag, al zoeken sommigen de oorzaak in de aarde en
niet er op of er buiten. Ook Sluijs wijst op mogelijke endogene oorzaken.
Waarom wordt deze lijn niet intensief onderzocht? -het zeewaterpijl heeft
enorm gefluctueerd over de laatste 150000 jaar. De verschillen kunnen wel 150
meter bedragen hebben. Maar nu zitten we bijna op een historisch hoog
waterpeil, al kan het theoretisch nog wel 15 meter stijgen. Waarom wordt er
alarmistisch gedaan over mogelijke stijgingen op korte termijn van 2 tot 9
meter? Het KNMI berekent toch zeer veel kleinere stijgingen, in de orde van
decimeters?
-de opwarming van het zeewater lijkt een voorwaarde (en voorbode) voor de
vorming van een ijstijd. Allerlei reeksanalyses, gebaseerd op verschillende cycli,
zouden aantonen dat we weer op een ijstijd afstevenen, om precies te zijn in
20012, sic. De afkoeling zou in feite al begonnen kunnen zijn sinds 2000.
Moeten we de oceaan niet afkoelen, door voortaan alle energie met
warmtekoppelingen uit de oceaan te halen? Liggen daar geen grote kansen
voor de nieuwe economie? Of is menselijk handelen in deze wel futiel?

110
Wat mij bij alle studies opvalt is het gebruik van klimaatmodellen. Er is zeer veel
detailonderzoek en er zijn zeer veel modellen. Helaas vergroot dit het inzicht in
de processen van de klimaatverandering niet en maakt het de materie alleen
maar complexer. Ik heb op geheel andere terreinen met modellen gewerkt en
in die wereld was het gebruik van modellen als onderdeel van de bewijsvoering
volslagen absurd. Het gaat bij modellen niet om nauwkeurigheid, maar om
betrouwbaarheid. De theoretische basis moet onaanvechtbaar zijn. Over deze
basis lees ik in de rapporten haast of helemaal niets. Ben ik ver van de waarheid
als ik stel dat modellen net zo lang worden gemanipuleerd totdat het verleden
perfect wordt beschreven en er voor de toekomst een politiek correct beeld uit
komt? Ik weet het niet en de modellenbouwers zullen het in alle toonaarden
ontkennen.

Fundamentele problemen in relatie tot klimaatverandering


Als men als buitenstaander de zeer vele rapporten en reacties hierop leest dan
ontkomt men niet aan de indruk dat hier een strijd wordt geleverd, die
vergelijkbaar is met die tussen de creationisten en de evolutionisten. Maar
wellicht ligt deze ook wel op hetzelfde niveau: tussen gelovigen en ongelovigen,
tussen zekerheid en twijfel, tussen doem en uitdaging, tussen dogmatiek en
ratio.

Deze discussie doet me denken aan de discussie rondom de resultaten van de


Club van Rome.
Deze resultaten waren dramatisch en voorspelden veel ellende, ook zonder de
CO2-emissies. De resultaten waren gebaseerd op modellen, welke erg
nauwkeurig ‘leken’. Niet dat de resultaten in grote lijnen onjuist waren, maar zij
hielden te weinig rekening met de negatieve terugkoppelingen in de
sociaaleconomische en vooral ook natuurlijke processen, waardoor bepaalde
ontwikkelingen zich langzamer voltrokken dan voorspeld was. Doordat de
werkelijkheid steeds meer achter bleef bij de prognoses ebde het gevoel van
urgentie weg en werd er te weinig gedaan met de voorstellen, welk op zich
correct waren.
Dit breekt ons nu op. Laten we niet weer dezelfde fout maken. Alleen door een
heldere argumentatie en bewijsvoering ontstaat een draagvlak voor ‘moeilijke’
beslissingen en voor een effectief beleid. Ik mis een dergelijke houding in de
publicaties van het IPCC.
Wellicht is dit niet mogelijk, omdat dit eerder een politiek forum is dan een
wetenschappelijk forum. Dit forum bepaald echter wel de geldstromen van de
wetenschappers en zo ontstaan er allerlei extreme tegenstellingen tussen de
“milieulobby’s”, die steeds weer alarmistische boodschappen doen uit gaan, en
de “kritische wetenschappers” binnen en buiten het IPCC, die steeds meer
gemarginaliseerd worden.
We kunnen het toch niet weer beleven, dat over bijvoorbeeld 30 jaar de
afkoeling van de aarde weer als het grote probleem gezien wordt en niet meer

111
de temperatuurstijging? Ik acht die kans niet groot, maar over perioden van
eeuwen zou ik niets durven zeggen.
En dat de milieulobby’s dan met dezelfde verve het CO2 als boosdoener zien? Ik
moet daar niet aan denken, maar ik heb het eerder beleefd. Mocht een
dergelijk scenario zich ontvouwen of als de opwarming veel minder zal blijken
te zijn dan het IPCC voorspelt, dan zal het IPCC op den duur alle vertrouwen
verliezen. Dit zou rampzalig zijn voor de hele discussie over de gevolgen van
klimaatverandering op alle genoemde probleemgebieden: biodiversiteit,
energie, de eerlijke en rechtvaardige verdeling van de “economische bronnen’.

Waarom zouden we een dergelijke confrontatie riskeren? Waarom kijken we


niet in de eerste plaats naar de oplossing van de fundamentele problemen,
waar overeenstemming over is, en bereiden we ons flexibel voor op
klimaatveranderingen, die toch buiten het menselijk vermogen om hierop in te
grijpen, vallen? Als CO2 de katalysator is 0m de fundamentele oplossingen te
effectueren, dan is dit prima. Maar dan moet de discussie wel over deze
problemen blijven gaan.

Laten we deze heilloze discussie stoppen en ons met de gevolgen, welke we


over een periode van jaren en decennia kunnen voorzien, bezig houden. Hoe
gaat de wereld om met de huidige opwarming?
De discussie moet gaan over de fundamentele problemen als gevolg van de
huidige opwarming en over het voorkomen van een klimaatramp:
-als de temperatuur van het zeewater en van de dampkring stijgt: wat zijn dan
de gevolgen hiervan voor de klimaatverandering, de zeespiegelstijging, de
verwoestijning etc. En belangrijk: wat zijn de gevolgen voor de verschillende
regio’s, landen en culturen en voor het milieu en de natuur? Hoe gaan we als
wereldgemeenschap deze problemen aanpakken? -de energiecrisis is een van
de signalen van de eindigheid van grondstoffen: wanneer wordt duurzame
energie nu echt aangepakt? En wie zal daarbij aan energiearmoede ten onder
gaan? Meer algemeen: op welke terreinen is er een schaarste aan grondstoffen:
water, bebouwbaar land, metalen etc.? Hoe gaat de wereldgemeenschap deze
schaarse goederen verdelen?
-de biodiversiteit is op vele plaatsen nu al in gevaar: wat doen we hieraan op dit
moment en wat gaan we doen als deze in een veranderend klimaat nog meer in
gevaar komt? Wat is duurzaamheid in een veranderend klimaat?
-door de globalisering komen samenlevingen, culturen en bevolkingsgroepen
onder druk: welke wereldorde kan hier effectief ingrijpen? Is de VN nog wel een
acceptabele partner? Hoe kan de westerse wereld zich herpakken en een
positieve bijdrage geven aan een meer rechtvaardiger wereld en een eerlijker
verdeling van de goederen? Is er een andere orde denkbaar, die dit beter zou
kunnen?
-het milieu wordt lokaal negatief beïnvloed door menselijke activiteiten: hoe
worden deze negatieve externe effecten bepaald en “verrekend”? Zijn de CO2-
emissierechten daar een goed instrument voor? Hoe kunnen de betalingen en
de uitgaven onder eenzelfde noemer gebracht worden?

112
Aan de oplossing van deze problemen zou vanuit een multinationaal gezag
moeten worden gewerkt. Het IPCC lijkt mij in deze steeds minder effectief. Naar
mijn mening wordt geen enkel van de bovengenoemde problemen door de
huidige aanpak van de CO2 emissies opgelost, zelfs niet verminderd.
Kopenhagen is voor mij eerder een piketpaaltje dan een eindpunt. Ik hoop dat
dit piketpaaltje het eindpunt niet verder weg brengt.

De overheid is mijns inziens veel te ver mee gegaan in de populistische hype


van de CO2-moet-in-de-ban. Ik vrees voor een steeds toenemend verlies van
vertrouwen in overheden om deze problemen te kunnen oplossen. Deze visie
levert meer verliezers op dan winnaars:
- hoeveel aandacht krijgen de echte probleemhebbers nog?
-wat wordt er echt aan biodiversiteit gedaan? Zie de rapporten van hetzelfde
IPCC hierover.
-hoeveel aandacht krijgt duurzame energie werkelijk? Deze is niet alleen
vanwege het klimaat maar ook vanuit het oogpunt van beperkte grondstoffen
en politieke onafhankelijkheid van groot belang.
-het wordt steeds moeilijker om, als het echt moet, de bevolking van de nodige
actie te overtuigen. Wat kan de bevolking nog voor “waar” aannemen?
Rationaliteit is te vaak ondergesneeuwd door geloof of partijbelang.

Het is om al deze redenen zo jammer de het IPCC en de VN zo weinig ruimte


laten voor open en transparantie discussies. Als mijn analyse juist is dan laadt
de overheid en het IPCC een schuld op zich van pas veel te laat in te grijpen in
de reorganisatie van de globale samenleving, om de gevolgen van de
klimaatverandering voor de mensheid “eerlijk en gelijkwaardig” op te vangen.

Aanvulling n.a.v. Kopenhagen 2009

Update Kerst 2009: na Kopenhagen

Het IPCC stelt: Het is voor 95% zeker dat de mens verantwoordelijk is voor de
klimaatverandering: door zijn uitstoot van CO2. Dit wordt door de peers in het
klimaatpanel algemeen ondersteund. Hierop aansluitend stel ik de vraag: Ging
het in Kopenhagen over de fundamentele oorzaken en problemen van de
klimaatverandering?
Nee. Het ging om geld en macht. De “arme” landen onder aanvoering van
Soedan wilden meer geld. De grote ontwikkelingslanden, verenigd onder de
naam BIC-landen (kennelijk is Rusland daar gaan deel meer van), wilden de
vrijheid hebben om te groeien en te vervuilen. America koos eieren voor zijn
geld en beloofde eveneens een grote inspanning te doen om de
temperatuurstijging onder de 2 graden Celsius te houden. Over CO2 werden
echter geen harde afspraken gemaakt.

113
De arme landen dachten in het Kyotoprotocol een instrument te hebben om
hun oude kolonisators te kunnen afpersen. Het oude en nog steeds verdeelde
Europa had daaraan graag meegewerkt, bedolven als het is onder de zelf
opgeroepen schuldgevoelens. Maar Europa speelde slechts een bescheiden rol.

Mijn verwachtingen zijn uitgekomen, die waren anders dan de opgeblazen


verwachtingen van het IPCC. Jammer dat onze Yvo de Boer daar de leiding
heeft. Hij verdient beter, maar hij is wel mede verantwoordelijk voor de
politisering van het wetenschappelijke IPPC. Onze minister van
ontwikkelingshulp Koenders ziet het einde van de vleugellamme VN nabij. Maar
hij is dan ook de Nederlandse spreekbuis van de arme landen, die zich bekocht
voelen met de resultaten van deze conferentie. Zij wilden minimaal een
continuering van Kyoto, waarin de schuld van de westerse wereld aan de
klimaatverandering is vastgelegd compleet met afspraken over financiële
bijdragen als tegemoetkoming in de kosten van de negatieve gevolgen hiervan
zoals verdroging, watergebrek, overstromingen ed. Onze minister van milieu
Cramer voelde zich door de arme landen in de tang gehouden en ergerde zich
groen en geel.
De grootste verliezer is echter Europa. Europa werd totaal niet gekend in het
“akkoord” dat door Amerika en de BIC landen werd gesloten en dat voor
“kennisneming” is aangenomen. Dat was zuur en volgens de EU onverdiend.
Maar onze Jan Peter Balkenende zag in dit “akkoord” toch een “stap in de
goede richting”. Hij heeft kennelijk niet in de gaten dat vooral China
wereldleider wil en waarschijnlijk gaat worden op het gebied van duurzame
technologie en energie. Dit is voor China een zaak van leven en dood. Zij
werken hieraan veel harder dan Europa en zullen pas vanuit een positie van
kracht met de rest van de wereld, inclusief Europa, onderhandelen over
klimaatissues en over CO2, dat voor hen dan geen zwakte meer is maar een
sterkte.
Deze klimaattop bevestigt dat de wereldorde is veranderd. De Pacific Rim is
definitief het nieuwe centrum van de wereld geworden. De opkomende landen,
en vooral de BIC- landen en voorlopig natuurlijk ook Amerika, zullen de
hoofdrol gaan spelen. Dat was mijn eerste les.
De arme landen hebben dit beter begrepen dan het oude Europa, dat met zijn
schuldgevoelens tot wel tot 80% reductie van de CO2-uitstoot had willen gaan,
althans op papier. Dat zou mijns inziens overigens niets hebben opgeleverd aan
klimaatverandering, het zou alleen maar een hoop geld kosten, geld dat China
beter weet te besteden aan duurzame technologie en energie. Zelfs het
Wereldnatuurfonds ziet dit in en stapt af van de CO2 reductie en verlegt het
accent naar de gevolgen van de klimaatverandering.

Een tweede les, welke de klimaattop mij heeft geleerd, is dat de media een
totaal onacceptabele rol spelen in dit alles. De klimaatsceptici kregen praktische
geen aandacht en dan ook nog geheel vertekend. Wat te denken van een
cryptische samenvatting van de standpunten van de klimaatsceptici op radio en
TV met daarop een commentaar van de voorzitter van de Nederlandse

114
delegatie in het IPCC, zonder dat er vervolgens een weerwoord kan worden
gegeven door de critici.
Wat te denken van precies op tijd uitlekkende rapporten van het IPCC, die
zowat apocalyptische ontwikkelingen aankondigen. Daar staan natuurlijk ook
de onthullende E- mails van de klimaatwetenschappers tegenover, die
eveneens op een gevoelig moment werden geopenbaard. Waar bleef de pers
om dit soort zaken te duiden?

Een derde les is dat ik bespeur dat veel klimaatwetenschappers ongemerkt het
standpunt van de critici aan het overnemen zijn: ‘Als de klimaatverandering dan
niet aan de CO2 ligt, dan zijn de maatregelen toch ook wel goed voor de
oplossing van de problemen van duurzame energie en dan komen er toch
fondsen voor de aanpak van de gevolgen van de klimaatverandering?’
De pers zou toch minimaal dit soort denken ter discussie moeten stellen! Het
gaat daarbij niet meer om de waarheid, om wetenschappelijke onderbouwing,
maar het gaat duidelijk en expliciet om geld en macht. Het maakt kennelijk niet
uit met welke argumentatie het geld er komt. Men kijkt niet naar de schade
toegebracht aan de waarheid, de wetenschap en de controleerbaarheid van
politieke afwegingen.
.
Als het IPCC deze politieke draai niet kan maken, dan is er geen hoop voor een
effectief voortbestaan van de VN, denk ik wel eens in een sombere bui.

Een voorstel en enkele vragen


Het klimaatdebat lijkt me te zeer verengd te zijn tot een CO2-debat. De
bewijslast dat het CO2 meer negatieve dan positieve effecten heeft lijkt me zeer
mager en voor mij zeker niet overtuigend. Ik begrijp niet waarom er alleen naar
de menselijke activiteiten gekeken wordt en niet of weinig naar endogene
processen, zoals vulkanische activiteiten in de oceanen, of naar exogene
processen, zoals bijvoorbeeld zonnestraling
De verantwoording van de CO2-heffingen en de emissierechten mist volgens
mij een degelijke wetenschappelijke grondslag. Maar dit verhindert niet dat er
grote overeenstemming is over een aantal zaken zoals bijvoorbeeld de nodige
reductie van de CO2 uitstoot en de aanwending van de emissierechten voor het
bestrijden van negatieve effecten. Hierdoor dreigt er te weinig te worden
gedaan aan de aanpak van de werkelijk fundamentele problemen van de
mensheid:
-oneerlijke en onrechtvaardige verdeling van de kansen, middelen en macht
over de verschillende volkeren en culturen
- uitputting van grondstoffen en energieschaarste; aantasting leefmilieus en
biodiversiteit
- verlies van cultuurgoed ed.

115
Voorstel
Ik stel voor om een andere basis te vinden voor de aanpak van genoemde
fundamentele problemen. Richtinggevend daarbij zou, aansluitend bij de
definitie van Brundtland, moeten zijn:
‘een duurzame ontwikkeling, die aansluit op de behoeften van het heden
zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te
voorzien in gevaar te brengen.’

Voortgaand op het vele werk dat binnen het IPCC is en wordt verricht met
betrekking tot de “meting” van alle componenten van de aantasting van een
duurzame ontwikkeling zou een meer directe relatie gelegd moeten worden
tussen de “veroorzaking” en het “compenseren” van de schade.
Men dient dan eindelijk af te stappen van het uitgangspunt dat “vervuiling”
alleen meetbare en zichtbare zaken betreft zijn zoals CO2, fijnstof ed., maar
vooral ook de aantasting van bovengenoemde fundamentele zaken. Diegenen
die “vervuilen” moeten “betalen” maar bepalen de aanwending van het fonds
niet. Daarvoor zouden supranationale organen moeten worden aangewezen.
Dit zou nu al in praktijk gebracht kunnen worden door de markt van de
verhandelbare emissierechten voor CO2 niet als een vrije markt te bezien, maar
als een door een supranationaal orgaan gereguleerde markt. Daarbij zouden
niet vraag en aanbod en economische principes leidraad moeten zijn, maar een
stimulering van duurzame ontwikkeling. Als voorbeeld kunnen de
structuurfondsen van de EU gelden.

In min verkenning van het wetenschappelijk onderzoek stelde i ik twee


ingangen centraal:
Het uitgagspunt: CO2 is het probleem
En
Het uitgangspunt: Is CO2 wel het probleem

CO2 is het robleem!


De officiële leer is dat CO2 als broeikasgas verantwoordelijk is voor de
klimaatverandering.
Zie selectie van teksten uit Wikipedia om dit standpunt te onderbouwen:
In de loop van de twintigste eeuw zijn er verscheidene modellen ontworpen die
een systematische stijging van de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer
beschrijven. Dit wordt het versterkt broeikaseffect genoemd. Eind jaren vijftig
begon men systematisch de koolstofdioxideconcentratie in de atmosfeer te
meten. Pionier op dit gebied was Charles David Keeling (1928-2005), die als
eerste de concentraties met grote nauwkeurigheid en langdurig registreerde.
Dit deed hij zowel op de Mauna Loa-vulkaan op Hawaï, als op het Amerikaanse
militaire Zuidpoolstation. Na twee jaar meten meldde hij dat de
kooldioxideconcentratie in de atmosfeer wereldwijd aan het stijgen was.
Metingen uit 2005 laten een gemiddelde concentratie van circa 372 ppm (parts
per million) CO2 zien. Toen Keeling begon te meten was dit 315 ppm en uit
luchtbelletjes opgesloten in de ijskap van Antarctica wordt geconcludeerd dat

116
deze concentratie voor aanvang van de Industriële Revolutie ongeveer 280 ppm
was. Het is zeer waarschijnlijk dat deze stijging is te wijten aan menselijke
activiteiten; ruwweg 75% door verbranding van fossiele brandstoffen en 25%
door massale ontbossing en daaraan verwante erosie.

This figure shows the history ofCO2 concentrations directly measured at Mauna
Loa, Hawaii. This curve is known as the Keeling curve85, and is an essential piece
of evidence of the man-made increases in greenhouse gases that are believed
to be the cause of global warming.

De gemeten hoeveelheid CO2 in de atmosfeer is sinds de Industriële Revolutie


gestegen van ca. 270 naar ca. 370 ppm. Uit ijsboringen is bekend dat de
concentratie CO2 in de afgelopen 400.000 jaar niet eerder zo hoog is geweest
als nu. De herkomst van deze stoffen is met zekerheid vast te stellen uit
metingen van isotopenconcentraties van de koolstof hierin. Koolstof uit fossiele
brandstof bevat nauwelijks de isotoop koolstof-14 door de 200 miljoen jaar
ondergrondse opslagtijd, die koolstof-14 radioactief laat vervallen. In de
atmosfeer wordt gedurig koolstof-14 bijgemaakt. De samenstelling van de
toegenomen CO2 in de atmosfeer bevat weinig koolstof-14, wat wijst op
herkomst van fossiele brandstof. Ook in de oceanen neemt de concentratie CO2
toe, wat resulteerde in een afname van de zuurgraad pH met 0,1 tot dusver.
CO2 vormt in water immers koolzuur H2CO3 en dit is een zuur.

In AR4 stelt het IPCC: "het is zeer waarschijnlij,k dat het grootste deel van de
opwarming van de laatste 50 jaren kan worden toegeschreven aan menselijke
activiteit". Tevens stelt dit rapport dat de opwarming van de aarde
"onmiskenbaar" aan de gang is. Alle nationale academies van wetenschap van
de G8+5 landen onderschrijven deze conclusies van het IPCC86.

85
Zie: https://www.acs.org/content/acs/en/education/whatischemistry/landmarks/keeling-curve.html
86
Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Opwarming
Hoe rapporten worden opgesteld en verkregen kunnen worden http://www.ipcc.ch/ipccreports/index.htm
Historisch overzicht van de wetenschap van klimaatverandering http://ipcc-wg1.ucar.edu/wg1/Report/AR4WG1_Print_Ch01.pdf
Achtergronden bij klimaatverandering; van globale effecten tot regionale effecten
http://www.ucar.edu/news/features/climatechange/index.jsp
Relatie tussen klimaatverandering en watermanagement Integraal rapport 2007
http://www.ipcc.ch/ipccr eports/tp-climate-change-water.htm

117
De belangrijkste gevolgen zijn
•Een zeespiegelstijging tussen de 18 en 59 cm in 2100 ten opzichte van 1990.
De snelheid van de stijging groeit van 1 à 2 mm per jaar in de vorige eeuw naar
3 mm per jaar sinds 1992. Het aantal mensen dat getroffen wordt door
overstromingen zal toenemen van 13 naar 94 miljoen per jaar;
•Afname in landbouwproductiviteit: dit wordt verwacht in gebieden waar
droogte door klimaatverandering toeneemt, zoals in het Midden-Oosten en
India;
•Toename van extreme weersomstandigheden en verandering van
neerslagpatronen. In Nederland verwacht het KNMI een toename van de
neerslag in de winter, wat gevolgen heeft voor de waterafvoer van
infrastructuur en riolering;
•Verspreiding van ziekten zoals malaria;
•Aantasting van ecosystemen: klimaatverandering gaat samen met de
verschuiving van klimaatzones. De biodiversiteit op Aarde verandert: soorten
die in koudere gebieden beter gedijen zullen in aantal afnemen bij opwarming
en soorten die warmere klimaten prefereren zullen in aantal afnemen bij
afkoeling.
•Klimaatverandering kan op een aantal plaatsen leiden tot meer droogte, wat
kan leiden tot meer bosbranden en woestijnvorming.;
•Zoetwatertekort: een groot gedeelte van de wereldbevolking leeft in landen
waar een tekort is aan schoon drinkwater. Klimaatverandering kan het
watertekort in diverse regio's, zoals het Midden-Oosten, de Sahel en Australië,
groter maken; Voor andere gebieden kan er een gunstig effect optreden: in
sommige klimaatscenario's wordt in Noord-Afrika een toename van neerslag
voorspeld.
•Vernietiging van het koraalrif, al is dit technisch gezien een rechtstreeks gevolg
van de toename van CO2 en de daarmee samenhangende verzuring van het
zeewater; •Eveneens door de verzuring van het zeewater wordt een
verminderde van vruchtbaarheid van zee-egels verwacht;
•Opwarming van de Noordelijke IJszee waardoor er minder Krill hierin kan
leven met als gevolg dat de populatie van Blauwe vinvis terugloopt. Het ijs op
de noordpool zal verdwijnen in de zomer voor 2050, mogelijk al in 2013;
•Het terugtrekken van gletsjers en het verdwijnen van skigebieden;
•Afname van de ozonlaag.

Een belangrijke bron voor informatie over oorzaken, gevolgen en oplossingen


m.b.t. klimaatverandering is is Climate Quest. Daar zijn ook wetenschappelijke
achtergronden te vinden op het on-line platform Climate Quest.
Zie verder ook de websites van vb. het KNMI, VROM87

Recent onderzoek van het KNMI geeft aan dat de opmerkelijk warme periode
aan het eind van de twintigste eeuw in Nederland deels samenhangt met de
wereldwijde opwarming. Ongeveer de helft van de opwarming sinds de jaren

Climate Quest; http://www.climatequest.org/files/Background_Document_Climate_Quest _nl.pdf


87
Zie vb.: Verder o.a. http://www.vrom.nl/pagina.html?id=31570

118
'60 kan hiermee verklaard worden, de andere helft hangt samen met de
grilligheid van het Nederlandse klimaat.

Tien jaar gemiddelde wintertemperatuur 800-2000 voor de Lage Landen (de


blauwe lijn is het lopend gemiddelde over 150 jaar) gereconstrueerd door
Buisman, IJnsen en Van Engelen
(Bron: de toestand van het klimaat in Nederland 1999, KNMI, 1999, data)

119
Bron88: Van Ulden, A.P., and R. van Dorland, Natural variability of the global
mean temperatures.
Bij de temperatuurveranderingen spelen o.a. mee: veranderingen in
zonnestraling, vulkaanuitbarstingen en El Nino. De bovenste figuur geeft een
schatting van drie natuurlijke temperatuursignalen, ten gevolge van: Variaties in
zonnestraling (rood, Vulkaanuitbarstingen (blauw) en El Niño (groen). De
onderste figuur toont de rest die overblijft als je de som van de drie natuurlijke
processen aftrekt van de waarnemingen. Er blijft dan een signaal over dat
consistent is met de verwachte menselijke invloed. Dit lijkt overtuigend AGW
aan te tonen. De twee grafieken zijn voor mij niet direct vergelijkbaar: de ene
geeft de jaarlijkse schommelingen weer, de andere het cumulatieve effect.

Zonder klimaatbeleidsmaatregelen verwacht het IPCC voor de komende eeuw:


stijging van de wereldtemperatuur met 1,1 tot 6,4 graden, een toename van
de hevigheid van regenbuien, een stijging van de zeespiegel met 18 tot 59 cm.
De rekenmodellen van de atmosfeer zijn echter nog niet goed in staat om
regionale klimaatvoorspellingen te doen, dus we kunnen daarover weinig met
zekerheid zeggen. Een mogelijk scenario voor Nederland rond 2050 voor de rest
van de 21e eeuw schetst het KNMI in haar KNMI’06 klimaatscenario’s:
-de opwarming zet door, hierdoor komen zachte winters en warme zomers
vaker voor; de winters worden gemiddeld natter en ook de extreme
neerslaghoeveelheden nemen toe;
-de hevigheid van extreme regenbuien in de zomer neemt toe, maar het aantal
zomerse regendagen wordt juist minder;
-de berekende veranderingen in het windklimaat zijn klein ten opzichte van de
natuurlijke grilligheid;
-de zeespiegel blijft stijgen.

Aangezien de warmte in de recente jaren deels door toevallige oorzaken


bepaald lijkt te zijn, zou een terugval naar gemiddelde waardes de
temperatuurstijging de eerste tien jaar kunnen compenseren.
Over het klimaat (ruim) na de 21e eeuw kunnen we alleen maar speculeren.
Volgens de scenario's van het IPCC zullen de effecten van verhoogde
broeikasgasconcentraties, ook al wordt de CO2uitstoot gestopt, nog lang
merkbaar zijn. Zo zal de zeespiegelstijging in ieder geval honderden jaren
doorgaan.

88
Proc. 1st Solar and Space Weather Euroconference: The Solar Cycle and Terrestrial Climate, (ESA SP-463) 2000.

120
Atmosferische concentraties van koolstofdioxide, methaan en lachgas van de
laatste 10.000 jaren sinds 1750(kleine kaders) De waarnemingen van

121
ijsboringen worden voor verschillende studies met symbolen weergegeven; de
atmosferische- met een rode lijn. De overeenkomstige stralingsforcering staat
rechts in de uitvergrote kaders. Bron: ; http://www.knmi.nl/

Bronnen voor verdieping: Wikipedia89, KNMI90, CO2-feiten91,

Is CO2 wel het probleem?

Er zijn veel bronnen, die kritisch zijn over de invloed van de relatie tussen CO2
en opwarming. Sommige wetenschappers stellen dat de conclusies van het IPCC
niet kloppen, anderen stellen dat het data verkeerd interpreteert of dat de
onzekerheden veel groter zijn dan het IPCC aangeeft. Hieronder volgt een
overzicht van kritiekpunten. Slechts een beperkt deel ervan is gepubliceerd in
peer reviewed tijdschriften:
-het eerste punt is dat de temperatuurmeetreeksen, die gebruikt zijn volgens
hen te kort van duur zijn om vast te stellen dat de huidige opwarming
significant afwijkt van natuurlijke variaties. De Canadese onderzoekers McIntyre
en McKitrick wezen in 2005 op statistische onjuistheden in
temperatuurreconstructies, die stonden in het IPCC Third Assessment Report
uit 2001.
-onzekerheidsmarges. Er is nauwelijks nog een debat gevoerd over de mate van
de temperatuurstijging sinds 1900.
-het derde kritiekpunt gaat over de oorzaak van de opwarming. Er wordt soms
gesuggereerd dat de toename van de CO2-concentratie het gevolg was van de
opwarming van de Aarde in plaats van de oorzaak. Deze positieve
terugkoppeling speelde inderdaad in het geologische verleden. De huidige
toename van CO2 wordt voornamelijk veroorzaakt door de mens (AGW).
-sommige onderzoeken wijzen op de correlatie tussen de zonneactiviteit en de
temperatuur tussen 1940 en 1980. Volgens hen zal er tussen 2006 en 2035 een
periode van relatieve afkoeling plaatsvinden. Het IPCC en het KNMI verwachten
echter dat de opwarming van de Aarde zal doorzetten in de komende eeuw
mede doordat volgens hun berekeningen de zonneactiviteit niet sterk genoeg is
om de opwarming van de afgelopen decennia te verklaren. Sinds 1980 is de
zonneactiviteit, hoewel historisch gezien hoog, niet significant toegenomen
terwijl de temperatuur wel sterk steeg.
-het vijfde kritiekpunt betreft de klimaatscenario's. Zoals beschreven onder
Modellen zijn klimaatmodellen niet goed in staat om klimaatveranderingen op
subcontinentale schaal te beschrijven. De gesimuleerde opwarming van de
troposfeer in de tropen is niet conform de waarnemingen.
89
Wikipedia , er zijn zeer veel verwijzingen, zowel informatief en beschrijvend:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Opwarming_van_de_Aarde
90
KNMI: http://www.knmi.nl/klimaatverandering_en_broeikaseffect/ en
http://www.zqcentral.com/index/news/show/6347 http://www.knmi.nl/toekomstig_klimaat/ en
http://www.knmi.nl/kenniscentrum/ipcc_2007/inleiding/
91
CO2 Feiten, Informaties over de relatie tussen CO2 in de dampkring en temperatuur http://www.co2-feiten.nl/disclaimer.php

122
-het zesde kritiekpunt is dat het IPCC niet onafhankelijk zou zijn en dat kritiek
van sommige wetenschappers niet is opgenomen in de eindrapportages. De
commissie economische zaken van de House of Lords had in 2005 twijfel of de
IPCC emissiescenario's en de samenvattingen wel vrij waren van politieke
invloed. Deze twijfels werden later verworpen door de Britse regering.
Sommige critici hebben hun zorgen geuit dat de rapporten van het IPCC de
neiging hebben de gevolgen en risico's van klimaatverandering te overschatten.
-het zevende kritiekpunt betreft de implicaties van de opwarming van de Aarde.
Geoloog Salomon Kroonenberg (naar eigen zeggen geen klimaatscepticus )
relativeert de IPCC- conclusies, omdat volgens hem over 10.000 jaar het
interglaciaal afloopt en de aarde dan in ieder geval weer afkoelt. Hij stelt dat we
beter kunnen investeren in hogere dijken dan in het terugdringen van
broeikasgasemissies. Bjørn Lomborg wijst op de hoge kosten van het
terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen en ook hij propageert
aanpassing aan klimaatverandering. Volgens de Stern Review en de IPCC is
mitigatie echter wel kosteneffectief92.

Zie ook algemene informaties en standpunten van de US Senate Commission


on Environment and Public Works93 en informatie over het
minderheidsstandpunt: U. S. Senate Minority Report:
More Than 650 International Scientists Dissent Over Man-Made Global
Warming Claims; Scientists Continue to Debunk “Consensus”, 2008:
‘Over 650 dissenting scientists from around the globe challenged man-made
global warming claims made by the United Nations Intergovernmental Panel on
Climate Change (IPCC) and former Vice President Al Gore. This new 231-page
U.S. Senate Minority Report -- updated from 2007’s groundbreaking report of
over 400 scientists who voiced skepticism about the so-called global warming
“consensus” -- features the skeptical voices of over 650 prominent international
scientists, including many current and former UN IPCC scientists, who have now
turned against the UN IPCC. This updated report includes an additional 250 (and
growing) scientists and climate researchers since the initial release in December
2007. The over 650 dissenting scientists are more than 12 times the number of
UN scientists (52) who authored the media-hyped IPCC 2007 Summary for
Policymakers.’
‘The chorus of skeptical scientific voices grow louder in 2008 as a steady stream
of peer- reviewed studies, analyses, real world data and inconvenient
developments challenged the UN’s and former Vice President Al Gore's claims
that the "science is settled" and there is a "consensus." On a range of issues,
2008 proved to be challenging for the promoters of man- made climate fears.
Promoters of anthropogenic warming fears endured the following: Global
temperatures failing to warm; Peerreviewed studies predicting a continued lack
of warming; a failed attempt to revive the discredited “Hockey Stick”;
inconvenient developments and studies regarding rising CO2; the Spotless Sun;
Clouds; Antarctica; the Arctic; Greenland’s ice; Mount Kilimanjaro; Global sea
ice; Causes of Hurricanes; Extreme Storms; Extinctions; Floods; Droughts; Ocean

92
Zie Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Opwarming_van_de_Aarde
93
http://www.epw.senate.gov/public/index.cfm?FuseAction=Home.Home

123
Acidification; Polar Bears; Extreme weather deaths; Frogs; lack of atmospheric
dust; Malaria; the failure of oceans to warm and rise as predicted.’
‘In addition, the following developments further secured 2008 as the year the
“consensus” collapsed. Russian scientists “rejected the very idea that carbon
dioxide may be responsible for global warming”. An American Physical Society
editor conceded that a “considerable presence” of scientific skeptics exists. An
International team of scientists countered the UN IPCC, declaring: “Nature, Not
Human Activity, Rules the Climate”. India Issued a report challenging global
warming fears. International Scientists demanded the UN IPCC “be called to
account and cease its deceptive practices,” and a canvass of more than 51,000
Canadian scientists revealed 68% disagree that global warming science is
“settled.’

Dit is slechts een voorbeeld van vele rapporten, welke ik heb gelezen, die een
tegenwicht bieden aan de claim van het IPCC dat 95 of 97% van alle
wetenschappers de uitgangspunten en de rapporten van het IPCC
ondersteunen. Dat is zeer aanvechtbaar. Van alle peerreviewed
wetenschappers, die wetenschappelijke bijdragen v aan het werk van het IPCC,
zal waarschijnlijk iedereen deze uitgangspunten ondersteunen. Van de kritische
of sceptische wetenschappers en dan vooral de klimaatwetenschappers als
aardwetenschapper en meteorologen en palaeoklimatologen, die direct of
indirect met klimaatverandering bezig zijn, is dat aandeel kleiner, maar
wellicht nog meer dan 50%. Maar de massa van wetenschappers, die slechts
zeer zijdelings of helemaal niets met klimaat of CO2 te maken hebben kunnen
of mogen geen uitgesproken oordeel hebben.

Heeft CO2 werkelijk invloed op de temperatuur?


Recent onderzoek naar ijskernen bewijst dat CO2-concentraties niet in de pas
lopen met de temperatuur. Dennis T. Avery van het Caillonteam zegt dat het
resultaat van dit onderzoek de Fischer bevindingen bevestigt. (dat CO2
toename dus een achterstand laat zien t.o.v. de Antarctische opwarming).
Maar, zegt hij: argon geeft hun een meer precieze inschatting gegeven over de
grootte van de gap tussen opwarming en CO2. Deze ligt tussen 200 en 800 jaar.
De bevindingen van Avery94 zijn te downloaden “The Physical Evidence of
Earth’s Unstopable 1.500 Year Climate Cycle” , ( NCPA Report #279. Hierin zou
het bewijs voor deze cyclus geleverd worden.

Ook Hans Labohm , zie rapport okt. 2002, heeft kritiek op de aanpak van het
IPCC en scetich over de opwarming van de aarde. In tegenstelling tot wat vele
mensen denken, bestaat er onder gekwalificeerde wetenschappers geen
overeenstemming over de vraag of de door de mens veroorzaakte uitstoot van
broeikasgassen tot een opwarming van de aarde zal leiden en of dit allerlei
schadelijke gevolgen zal hebben. Zij wijzen er op daat de werkwijze van het
IPCC belangrijke gevolgen heeft. voor de eindrapportage. Hij vindt het

94
Zie ook : ncpa.org

124
opmerkelijk dat er in de 'Summaries for Policymakers' van de IPCC- rapporten
aan de ene kant voortdurend gewag wordt gemaakt van de onzekerheden,
waarmee de verwachtingen zijn omringd, terwijl er aan de andere kant
expliciete waarschuwingen worden gegeven voor de nadelige gevolgen van
klimaatveranderingen. De klimaatveranderingen worden als ‘’waarschijnlijk ‘’
afgeschilderd. In feite neemt het IPCC hier een heel duidelijke stelling in, die er
op neer komt dat toekomstige rampen onvermijdelijk zijn tenzij er door de
mens drastisch wordt ingegrepen…
Men zou dit een alarmistisch standpunt van het IPCC kunnen noemen.
De vrij ongenuanceerde stellingname van het IPCC heeft reeds in 1990 geleid
tot kritiek van wetenschappers van buiten de kringen van het IPCC. Na de
tweede rapportage in 1996 nam de kritiek aanzienlijk toe. Overigens waren de
uitspraken van het IPCC toen nog vrij voorzichtig: 'The balance of evidence
suggests a discernable human influence on global climate'.
Tch werden daarna uitspraken gedaan die konden worden uitgelegd als
dramatische voorspellingen. Na het derde rapport in 2001 nam de kritiek nog
verder toe. Juist omdat de media en de politici de onheilsvoorspellingen als
zekerheden verkondigden, werden veel wetenschappers geprikkeld hun kritiek
luid en duidelijk uit te spreken. In Amerika nam deze de vorm aan van een
publieke discussie, die vooral op gang is gebracht door S.F. Singer en R.S
Lindzen. In Europa werd de kritiek door de media tot voor kort grotendeels
doodgezwegen…..
De belangrijkste punten van de wetenschappelijke kritiek op de uitspraken van
het IPCC zijn de volgende:
-de bepaling van een stijging van de gemiddelde temperatuur van de aarde uit
oppervlaktemetingen is niet voldoende betrouwbaar. Satellietmetingen, die
wijzen op een niet veranderende temperatuur, lijken betrouwbaarder.
-het is nog niet goed mogelijk om eventuele korte termijn
klimaatveranderingen te scheiden van de lange termijn klimaatveranderingen,
zoals de opwarming na de laatste ijstijd.
-de voorspellingen van de toekomstige ontwikkelingen van het CO2-gehalte van
de atmosfeer zijn gebaseerd op veronderstellingen die wellicht onjuist zijn.
-de grootste onzekerheden betreffen de snelheid van CO2-opname door
planten en door oceanen. - de klimaatmodellen, die gebruikt worden om
verwachtingen over de toekomst uit te rekenen, zijn niet specifiek daarvoor
gemaakt en dus onbetrouwbaar. Bovendien zijn nog vele terugkoppelingen
onbekend en worden belangrijker ‘drivers’ van de opwarming niet
meegenomen zoals: de invloed van variaties in de zonneactiviteit, het
wisselende wolkendek, aërosolen (zeer fijne stofdeeltjes) en de invloed van
water (vloeibaar en ijs en sneeuw; waterdruppels als wolken en waterdamp in
de tropsfeer).

Het klimaatonderzoek van het IPCC rust sterk op klimaatmodellen. Door


sommigen wordt geargumenteerd dat men zelfs met de beste modellen en de
grootste computers nooit voorspellingen kan doen over een periode van meer
dan enkele jaren.
.

125
Over de aanpak van de CO2-emissies merkt Labohm op: bij een stelsel van
emissierechten creëren overheden kunstmatige schaarste aan energie en
wijzen zij vervolgens de rechten om deze energie te gebruiken toe aan bepaalde
bedrijven. Deze krijgen daarbij een soort monopolie. Daardoor krijgen zij er
belang bij om te vermijden dat de kunstmatige schaarste n ooit wordt
opgeheven, bijvoorbeeld als gevolg van technologische doorbraken of nieuwe
klimatologische inzichten waaruit blijkt dat de antropogene uitstoot van
broeikasgassen nauwelijks invloed heeft op het klimaat. Want in dat geval
zouden hun emissierechten, die zij misschien voor (veel) geld hebben gekocht,
immers waardeloos worden. Over emissierechten stelt hij zich de volgende
vragen:
-hoe dienen emissierechten te worden verdeeld?
-hoe kunnen we voorkomen dat schone bedrijven worden benadeeld ten
opzichte van concurrenten die meer CO2 uitstoten?
-hoe voorkomt men fraude?
-hoe voorkomt men conflicten, handelsoorlogen, internationale spanningen en
beschuldigingen van eco-imperialisme?
-gaat de aankoop van emissierechten door westerse bedrijven in de derde
wereld aldaar een rem gaat vormen op lokale industrialisatie?.
-wordt er niet te veel macht gegeven aan politieke leiders om te bepalen wie
energie mag gebruiken in de samenleving?
- vormt dit geen grote bedreiging voor de individuele vrijheid van de burger?
-zullen minderheidsgroeperingen “buitenstaanders” niet aan het kortste eind
trekken bij gepolitiseerde verdelingsschema's?

Labohm95 is niet de enige, die ernstige vragen stelt bij het instrument van de
emissierechten om de CO2-emissies te verlagen.

Opwarming van de aarde kent perioden van stilstand


Als de theorie klopt moet de opwarming groter worden als er steeds meer CO
in de dampkring aanwezig is. In het eerste decennium van de 21-ste eeuw was
dit niet het geval. Tal van wetenschappers hebben hier reeds op gewezen, maar
de voorstanders AGW baseren zich liever op theoretische modellen, waarin
berekend wordt wat er zou moeten gebeuren, dan op wat er werkelijk gebeurt.
De meetgegevens laten zien dat de temperatuursstijging (tijdelijk) tot stilstand
is gekomen.
Hieronder staat een grafiek met daarop de ontwikkeling van de temperatuur op
aarde. Het betreft hier satellietmetingen, die zijn het meest nauwkeurig, maar
bestaan pas sinds 1979. Men moet bij alle grafieken en data goed beseffen, dat
temperaturen op verschillende hoogten de lucht en diepten in de zee zich heel
anders kunnen ontwikkelen.

95
Bron: http://www.meervrijheid.nl/index.php

126
Goed is te zien hoe uitzonderlijk warm het jaar 1998 was, een fenomeen dat
ondermeer toegeschreven wordt aan een extra krachtige El Nino in dat jaar
(een periodieke stroming in de Stille Oceaan met grote invloed op het weer).
Aan het einde van de jaren 90 veroorzaakte La Nina [Een periodieke opwarming
van het zeewater in de zuidelijke Pacific met grote gevolgen voor het weer.]
afkoeling. NB: dit is niet omstreden: skeptici en alarmisten zijn het er over eens
dat deze fenomenen deze effecten hadden, alleen denken alarmisten dat ook
CO2 hier een belangrijke rol heeft gespeeld.
De temperatuur svarieert rondom een langzaam stijgende lijn, die een stuk
lager ligt dan de temperatuur in het ‘topjaar’ 1998. Deze vrij stabiele en
relatieve lage temperatuur valt niet te rijnen met de forse toename van de
hoeveelheid CO2 in de lucht.
Hoe de temperatuur zich verder zal ontwikkelen weet niemand. De alarmisten
voorspelden een verdere stijging , maar dat klopt niet. Astrofysici voorzien een
afkoeling, maar dat moeten we ook nog maar zien. Goed nieuws dus: de mens
veroorzaakt weliswaar een toename van de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer,
maar dat heeft relatief weinig effect op de opwarming.

Er zijn veel invloedsfactoren, die het klimaat op aarde bepalen

Ascentie
Is de mens hoofdverantwoordelijk voor de globale temperatuurstijging (middels
het versterkte broeikaseffect) of zijn er andere oorzaken? Op deze site wordt
een totaal andere invalshoek voor de opwarming verkend. Binnen deze theorie

127
wordt gesteld dat de huidige klimaatverandering het gevolg is van het
ascentieproces van de Aarde zelf. Indien dat daadwerkelijk het geval zou zijn
dan zou dat logischerwijs moeten inhouden dat de klimaatverandering niet
volledig verklaard kan worden door andere factoren.
Dit Centrum96 onderzoekt de aannemelijkheid van het idee dat de aarde bezig is
met een zogenaamd 'ascentieproces'. Er is zeer veel informatie verzameld over
verschillende klimaatonderzoeken. Er is een zeer uitgebreid
literatuuronderzoek.
Indien er sprake zou zijn van een 'ascenderende planeet' dan zou de oorzaak
van de temperatuurveranderingen vooral te vinden zijn door verwarming vanuit
de Aarde zelf .

Astronomische oorzaken voor temperatuurverandering op aarde97.


John R. Christy beschrijft in Global Warming: A Chilling Perspective, 1997,een
kort overzicht van de geschiedenis van de IJstijden en van de verschillende cycli
in het klimaat van de aarde als gevolg van Astronomical Causes. Er bestaan
kennelijk cycli , welke verschillen in tijdsduur en die elkaar soms kunnen
versterken of verzwakken. Deze cycli zijn:
- 21,000 jaar cyclus als gevolg van asverschuiving (tilt en de precession van de
equinox) van de aarde en de baan om de zon. Deze cyclus wordt in verband
gebracht met zonnevlekken en zonne-energie.
-41,000 jaar cyclus waarin de aarde +/- 1.5° wankelt. De is de cyclus van de tilt
van de aarde.
-100,000 jaar cycluse als gevolg van variaties in de vorm van de eliptische baan
van de aarde (excentriciteit van de baan an de aarde). Dez e cyclus wordt in
verband gebracht met de ijstijden.

Atmosferische oorzaken voor klimaatverandering


-veranderingen in Albedo, de reflectie van straling (energie).
-warmteretentie: Daarbij spelen waterdamp en waterdruppels (wolken) een
grote rol

Er er zijn veel meer stoffen welke enerzijds een broeikaseffect hebben, vb. CO2
en methaan en anderzijds de opwarming tegengaan zoals aerosolen en fijn stof,
zoals vb. vulkanische as.

Invloeden van continentale drift en vulkanisme op het klimaat


-de verdeling van de landmassa’s bepaalt de polariteit. Noor- en Zuidpool
wiswelen regelmatig van plaats. Het verschuiven van de continenten beïnvloed
de oceaanstromingen en het klimaat.
-het verschuiven van continentale platen veroorzaakt een tektoniek met
aardbevingen en vulkanisme. Beide beïnvloeden het klimaat.

96
Bron; http://www.ascentie.dds.nl/2004-01-09.htm
97
Zie: http://www.geocraft.com/WVFossils/ice_ages.html

128
-opwarming door vulkanische erupties en warmwaterbronnen zowel op land als
in de diepzee.

Een voorbeeld: gedurende de laatste eeuw zijn er in Amerika twee cycli van
opwarming en afkoeling te onderscheiden. Zie afbeelding:

Satelietwaarnemeingen tonen pver de periode van 1998-2017 geen significante


opwarming aan.

Er is nog een onverlaarbare factor: Charles R. Anderson, Ph.D merkt op dat het
volume CO2 in de laatste 50 jaar is verzesvouigd, maar de CO2 concentratie in
de atmosfeer is slechts 22% toegenomen. Hierdoor is de plantengroei sterk
toegenomen, niet alleen in natte limaten maar ook in droge klimaten98.

In mijn literatuuronderzok kom ik zeer veel wetenschappers tegen, die vragen


stellen bij de negatieve invloed van CO2 op het klimaat. Zie vb. de Origon
Petitie, 1998, ondertekend door 17.000 wetenschappers, gebaseerd op het
artikel: A.B. Robinson, S.L. Baliunas, W. Soon en Z.W. Robinson, “Environmental
Effects of Increased Atmospheric Carbon Dioxide”.99.

Enige figuren uit dit rapport ter informatie:

98
Zie: http://objectivistindividualist.blogspot.com/2009/01/environmental-effects-of- increased.html
99
Zie: www.oism.org/pproject

129
Surface temperatures in the Sargasso Sea, a 2 million square mile region of the
Atlantic Ocean, with time resolution of 50 to 100 years and ending in 1975, as
determined by isotope ratios of marine organism remains in sediment at the
bottom of the se. The horizontal line is the average temperature for this 3,000-
year period. The Little Ice Age and Medieval Climate Optimum were naturally
occurring, extended intervals of climate departures from the mean. A value of
0.25 °C, which is the change in Sargasso Sea temperature between 1975 and
2006, has been added to the 1975 data in order to provide a 2006 temperature
value.

Average length of 169 glaciers from 1700 to 2000 (4). The principal source of
melt energy is solar radiation. Variations in glacier mass and length are
primarily due to temperature and precipitation. This melting trend lags the
temperature in crease by about 20 years, so it pre dates the 6-fold in crease in
hydrocarbon use even more than shown in the figure. Hydrocarbon use could
not have caused this shortening trend.

130
Global sea level measured by surface gauges between 1807 and 2002 (24) and
by satellite between 1993 and 2006. Satellite measurements are shown in gray
and agree with tide gauge measurements. The overall trend is an increase of 7
inches per century. Intermediate trends are 9, 0, 12, 0, and 12 inches per
century, respectively. This trend lags the temperature increase, so it predates
the increase in hydrocarbon use even more than is shown. It is unaffected by
the very large increase in hydrocarbon use.

U.S. surface temperature as com pared with total solar irradiance

131
IPCC computer-projected global temperature increase for the coming century.
Gray area is the range of IPCC predictions; red line is the Easterbrook projection
based on past cyclic climate changes.

Comparison of IPCC global warming predictions to 2050 and the Easterbrook


projection.

Global temperature projection for the coming century, based on


warming/cooling cycles of the past several centuries. The 30-year global cooling
prediction was first made in 1998 and reaffirmed in 2001. The recent setting up
of the cool phase of the PDO appears to confirm the strong likelihood that the
prediction will indeed happen.

132
Summary data from 279 published experiments in which plants of all types
were grown under paired stressed (open red circles) and unstressed (closed
blue circles) conditions. There were 208, 50, and 21 sets at 300, 600, and an
average of about 1350 ppm CO2, respectively. The plant mixture in the 279
studies was slightly biased toward plant types that respond less to CO2
fertilization than does the actual global mixture. Therefore, the figure
underestimates the expected global response. CO2 enrichment also allows
plants to grow in drier regions, further increasing the response.

Temperature rise versus CO2 rise from seven ice-core measured interglacial
periods; from calculations and measurements of sea water out-gassing; and as
measured during the 20th and 21st centuries rises through (10,72). The
interglacial temperature increases caused the CO2 release of ocean CO2. The
CO2 rises did not cause the temperature rises.
In addition to the agreement between the out-gassing estimates and
measurements, this conclusion is also verified by the small temperature rise
during the 20th and 21st centuries. If the CO2 versus temperature correlation
during the seven interglacials had been caused by CO2 green house warming,
then the temperature rise per CO2 rise would have been as high during the
20th and 21st centuries as it was during the seven interglacial periods.

133
Ook op theoretische gronden is er twijfel aan de opwarming als gevolg van CO2-
emissies.
Dipl. Biol. Ernst-Georg Beck rtoont aan in 180 jaar CO2 analyse van CO2 in de
atmosfeer, Freiburg, 2007 aan dat op basis van wetenschappelijke analyse het
IPCC of liever Arrhenius, Calendar en Keeling de verkeerde conclusies hebben
getrokken uit hun metingen. Hij geeft ook een diapresentatie100, waarin dit
standpunt wordt toegelicht.

Ook Don J. Easterbrook101. Dept. of Geology. Western Washington University


stelt vragen bij de voorspellinge van het IPCC op basis van AGW:
‘’As shown in the Greenland GISP2 ice cores, late Pleistocene abrupt
temperature fluctuations occurred in only 20–100 years, clearly not caused by
atmospheric CO2 because they occurred thousands of years before
atmospheric CO2 levels began to rise. Global temperature curves show a cool
reversal from 1950 to 1977, inferring that global temperatures then were not
driven by atmospheric CO2. Solar irradiance curves almost exactly match the
global temperature curve and satellite data suggest that the earth has received
increased solar radiation over the past 25 years, coinciding with the present 25–
year warm cycle. If the cycles continue as in the past, the current warm cycle
should end soon, and global warming should abate, rather than increase, in the
next 25-30 years. Using these data as a basis, the coming century should
experience a cooler climate from 2006 to 2035, a warmer period (probably
warmer than the 1977–2005 warm period) from 2035 to 2065, followed by
another cooler period from 2065 to about the end of the century. The coming
decades will test this prediction.’’

We zullen zien of deze voorspelling van Easterbrook hout snijdt en of de


temperaratuur in de periode 2006-2045 niet veel oploopt.

Gary Novakgeeft in The Science of Global Warming in Perspective aan waarom


AGW niet de oorzaak van de klimaatverandering kan zijn:
-de meeste warmte ontsnapt niet van het aardoppervlak door ‘uitstraling’ maar
door geleiding, convectie en verdamping
-veruit het meeste CO2 wordt in de atmosfeer gebracht door de natuur : 26
maal meer dan het antropogene CO2
-van alle ‘uitstraling’ wordt slechts 8% geabsorbeerd door CO2
-20% van het CO2 wordt verbruikt door natuurlijke processen
-oceanen absorberen bijna al het antropogene CO2
I
Ik heb te weinig kennis en inzicht om te kunnen beoordelen of dit werkelijk DE
AGW ontkracht.

100
http://www.biokurs.de/treibhaus/180CO2/Bad_Honnef/bhonnef1e.htm
101
Bron: http://www.ac.wwu.edu/~dbunny/research/global/geoev.pdf

134
The official claim by the IPCC is that only 1/3 of the global warming is caused directly by CO2,

Prof. Lance Endersbee102 stelt dat de opwarming meer verdamping van het
oppervlaktewater van de oceanen veroorzaakt. Hij vraagt zich af of een hogere
luchtvochtigheid als gevolg van meer CO2 meer droogte kan veroorzaken. Hij
geeft het voorbeeld van El Niño, welke veroorzaakt wordt door een relatief erg
warme watermassa op de Grote Oceaan, die enorme regens veroorzaakt in
Centraal- en Zuid-Amerika. Door een grote verdamping van het oceaanwater.
Dit in tegenstelling tot El Nina, welke veroorzaakt wordt door een relatief koude
watermasa, die juist voor koude en extreme droogte zorgt in Centraal0 en Zuid-
Amerika.
Wetenschappers weten niet wat de El Nino’s en El Nina’s veroorzaakt. Wel
weten we dat deze een relatief vast patroon volgen van Het IPCC gaat niet in
op dit verschijnsel. Zij hebben dus geen inzicht in een belangrijke invloedsfactor
die het klimaat beïnvloed.

Kaart van afwijkende watertemperatuur [°C] in de oceanen gedurende de


laatste sterke El Niño in december 1997
Bron: Wikipedia103

Ik heb nog zeer veel meer informatie gevonden, onder andere op websites waar
de klimaatverandering vanuit een metafysische of astrologische optiek wordt
verklaard. Deze verklaringen staan meestal haaks op de rationele, meetbare
invloedsfactoren, waarop het IPCC zich baseert. Wellicht hebben deze
invalshoeken te maken met periodieke, cyclische processen of verschijnselen
zoals vb. El Niño.

Men kan zichzelf op het klimaatprobleem oriënteren door op het web te surfen.
Tik bijvoorbeeld een zoekterm in als

102 Bron: http://www.seafriends.org.nz/issues/global/acid2.htmh en ttp://nov55.com/gbwm.html


103
Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/El_Niño_(natuurverschijnsel)

135
CO2, temperatuurstijging CO2, klimaatverandering
Dit surfen op internet levert veel nieuwe inzichten op. Wellicht is het hovaardig
van de mensheid te denken dat we de natuur kunnen beïnvloeden. We zijn
slechts een onderdeel van de totale natuur. Het klimaat wordt bepaald door
processen, welke waarschijnlijk een bredere context hebben dan de natuur
alleen. Natuurlijk moeten we ons best doen de natuur te respecteren en zeer
zeker om de CO2-emissies als gevolg van het verbranden van fossiele
brandstoffen te beperken. Maar er zijn nog zoveel andere, dringender zaken die
ook moeten gebeuren: vervuiling (o.a. plastic en radioactiviteit, chemische
stoffen etc) , armoede, voedsel en drinkwater voorziening.

Wij zouden meer moeten beseffen dat de mensheid ook maar een experiment
van de natuur is. Als we werkelijk in een duurzame relatie met de natuur willen
leven dan passen we ons aan de mogelijkheden van de natuur aan. De CO2
hype verdoezelt deze vereiste. De wereldgemeenschap is niet eens begonnen
aan het scheppen van een kader om als gemeenschap de moderne tijd te
kunnen overleven. Natuurlijk is de VN van goede wil. Maar goede wil is lang niet
genoeg.
Nodig is een ‘macht ‘, die een gedegen en gedragen klimaatbeleid kan
afdwingen. De CO2- problematiek dreigt een spaak in het wiel te steken van het
vehikel dat hiervoor bedoeld was, de VN. Zie de enorme vertrouwensbreuk
tussen wat het IPCC beweert en de politiek, die wel zegt te ondersteunen maar
dit niet echt doet, en de vele kritische wetenschappers . Problemen moeten bij
de wortel aangepakt worden. Daarover zou het in de klimaatdiscussie moeten
gaan. Helaas heb ik hierover zeer weinig teruggevonden in de literatuur en in de
rapporten van de VN en het IPCC104.
Binnen dit beleid zal de rol van het bedrijfsleven in de transitieprocessen moeten worden erkend
en middels beleidsmaatregelen moeten worden ondersteund. Voorbeelden waar het bedrijfsleven
het voortouw kan nemen zijn: de voedselcrisis in de arme landen, de watervoorziening, de
ontwikkeling van duurzame energie en de aanpak van de vervuiling. Ik verwijs naar de volgende
links voor meer informaie.105

Een afrondend voorbeeld: Zeespiegel


Zakt Nederland weg in de zee, of overspoelt de zee Nederland door de
opwarming en de grote ‘smelt’
Het niveau van de zeespiegel, en opzichte van vb. Normaal Amsterdams Peil, is van velerlei
factoren afhankelijk o.a. de absolute zeespiegelrijzing en de absolute bodemdaling de inklinking
van de bode men de factoren zal eb en vloed, wind en de stand van de maan. Vrij algemeen
verwacht men een zeespiegelrijzing van 1-3 mm per jaar. De hoogste inschattingen voor 2100 zijn

104
Opm. zie mijn aanvulling n.a..v. de klimaatconferentie in Kopenhagen in 2009.
105
http://www.djeppink.eu/nl/blog/de-klimaatbedwingers (Op zijn minst vragen bij de klimaatpolitiek
http://kloptdatwel.nl/2014/03/24/klimaatsceptici-scoren-puntje-tegen-lewandowsky-recursive-fury-ingetrokken/
http://www.kritischdenken.info/climategate-deel-2/ (interessante video over kritisch denken over het klimaat; toepassing van Poppers
denken)
http://www.djeppink.eu/nl/blog/de-klimaatbedwingers (over de ‘kosten’ van eenzijdige kijk op het manipuleren van de energie uit olie)
http://www.ademloos.be/nieuws/had-ik-vroeger-ongelijk-nee-te-weinig-bewijs (een bekeerde klimaatcirticus)

136
30 tot max. 60 cm.. Ik meen dat RWS voor de waterstaatswerken uitgaat van maximaal 85 cm over
100 - 150 jaar inclusief de bodemdaling. Daarnaast is voor RWS de vergroting van het maximale
debiet van de afvoer van de rivieren door meer extreme weer een belangrijke factor voor deze
werken. Zie o.a. Ruimte voor de Rivier. Alles bijeen is dit voor RWS eerder een uitdaging om
Nederland mooier te maken dan een een dreiging voor een grote watersnood. Maar er zijn ook
veel rampscenario’s, zie voetnoot

In Nederland is de bodemdaling positief ten westen van de lijn Breda-Amersfoort-Emmen. De


daling bedraagt daar maximaal tussen 20 en 60 cm per eeuw. Nederland bevindt zich al ruim zestig
miljoen jaar in de randzone van een dalend Noordzeebekken. Het noordwesten van ons land en het
Nederlands deel van de Noordzee dalen, terwijl de oost- en zuidranden van het bekken
omhoogkomen. De scheidslijn tussen het daling- en het stijgingsgebied, de as van kanteling, ligt
ruwweg langs de lijn Breda-Amersfoort-Emmen. Deze daling is geheel natuurlijk van aard. Het
noordwesten daalt hierdoor tot 2015 met tussen de 20 en 60 cm. Ook andere oorzaken dragen bij
aan de bodemdaling. Door de gaswinning n Gronngen wordt teen extra daling veroorzaakt van 20
tot 35 cm. Zie voor meer informatie Bijlage 4.

Rijkswaterstaat lijkt de grote dreiging t.g.v. de ‘opwarming’ als een uitdaging te zien om Nederland
beter en mooier te maken. Daar sta ik volledig achter. Beter en mooier, ook door minder vervuiling
van ecosystemen en door meer samenwerking binnen sociaaleconomisch en politieke organisaties
en door meer mededogen met ecosystemen en bevolkingsgroepen, die getroffen worden door de
negatieve gevolgen van de klimaatverandering. We moeten minder naar schuldigen zoeken en
meer naar slachtoffers.

137
138
Bijlage 2: Beleid, klimaat en duurzame ontwikkeling
Beleidsbepaling m.b.t. milieu, klimaatverandering en regionale ontwikkeling op
het niveau van de VN

Wie de moeite neemt om de resoluties van de Algemene Vergadering van de


VN door te nemen ziet dat de problemen van beperkte grondstoffen, vervuiling
van het milieu, duurzame en rechtvaardige ontwikkeling en de opwarming als
sinds 1962 duidelijk onderkent en onderschreven worden. Bijna alle landen
onderschrijven deze ontwikkelingen en geven aan daaraan wat te willen doen.
Helaas schort het bijna altijd aan concrete acties. Soms lukt het ,zoals met de
aanpak van het ozongat en de zure regen, om heldere en kwantificeerbare
afspraken te maken om het probleem aan te pakken.
De opwarming en de daarmee samenhangende milieuproblemen worden
veroorzaakt door antropogene uitstoot van CO2 door de ontwikkelde, westerse,
landen. Deze zijn verantwoordelijk voor de gevolgen en moeten de kosten voor
onderzoek, maatregelen en negatieve gevolgen dragen. In de volgende
resoluties, een kleine keus uit vele, wordt dit aangegeven.

1992 United Nations Framework Convention on Climate Change


Enige uitreksels
‘Concerned that human activities have been substantially increasing the
atmospheric concentrations of greenhouse gases, that these increases enhance
the natural greenhouse effect, and that this will result on average in an
additional warming of the Earth’s surface and atmosphere and may adversely
affect natural ecosystems and humankind,
Noting that the largest share of historical and current global emissions of
greenhouse gases has originated in developed countries, that per capita
emissions in developing countries are still relatively low and that the share of
global emissions originating in developing countries will grow to meet their
social and development needs,
Aware of the role and importance in terrestrial and marine ecosystems of sinks
and reservoirs of greenhouse gases,
Noting that there are many uncertainties in predictions of climate change,
particularly with regard to the timing, magnitude and regional patterns thereof,
Acknowledging that the global nature of climate change calls for the widest
possible cooperation by all countries and their participation in an effective and
appropriate international response, in accordance with their common but
differentiated responsibilities and respective capabilities and their social and
economic conditions,
Recalling the pertinent provisions of the Declaration of the United Nations
Conference on the Human Environment, adopted at Stockholm on 16 June
1972’
en
‘ Affirming that responses to climate change should be coordinated with social
and economic development in an integrated manner with a view to avoiding

139
adverse impacts on the latter, taking into full account the legitimate priority
needs of developing countries for the achievement of sustained economic
growth and the eradication of poverty…’,
en
‘A subsidiary body for scientific and technological advice is hereby established
to provide the Conference of the Parties and, as appropriate, its other
subsidiary bodies with timely information and advice on scientific and
technological matters relating to the Convention. This body shall be open to
participation by all Parties and shall be multidisciplinary. It shall comprise
government representatives competent in the relevant field of expertise. It
shall report regularly to the Conference of the Parties on all aspects of its work.’
en
‘Developing country Parties may, on a voluntary basis, propose projects for
financing, including specific technologies, materials, equipment, techniques or
practices that would be needed to implement such projects, along with, if
possible, an estimate of all incremental costs, of the reductions of emissions
and increments of removals of greenhouse gases, as well as an estimate of the
consequent benefits.’
en
‘The developed country Parties and other developed Parties included in Annex
II shall provide new and additional financial resources to meet the agreed full
costs incurred by developing country Parties in complying with their obligations
under Article 12, paragraph 1. They shall also provide such financial resources,
including for the transfer of technology, needed by the developing country
Parties to meet the agreed full incremental costs of implementing measures
that are covered by paragraph 1 of this Article and that are agreed between a
developing country Party and the international entity or entities referred to in
Article 11, in accordance with that Article. The implementation of these
commitments shall take into account the need for adequacy and predictability
in the flow of funds and the importance of appropriate burden sharing among
the developed country Parties.
The developed country Parties and other developed Parties included in Annex
II shall also assist the developing country Parties that are particularly vulnerable
to the adverse effects of climate change in meeting costs of adaptation to those
adverse effects. ‘

70-ste Algemene Vergadering VN A/RES/43/53, 5 dec. 1988106

Protection of global climate for present and future generations of mankind

The General Assembly,

Welcoming with appreciation the initiative taken by the Government ofMalta in


proposing for consideration by the Assembly the item entitled"Conservation of
climate as part of the common heritage of mankind",
106
Zie http://www.un.org/documents/ga/res/43/a43r053.htm

140
Concerned that certain human activities could change global climate patterns,
threatening present and future generations with potentially severe economic
and social consequences,
Noting with concern that the emerging evidence indicates that continued
growth in atmospheric concentrations of "greenhouse" gases could produce
global warming with an eventual rise in sea levels, the effects of which could be
disastrous for mankind if timely steps are not taken at all levels,
Recognizing the need for additional research and scientific studies into all
sources and causes of climate change,
Concerned also that emissions of certain substances are depleting the ozone
layer and thereby exposing the earth's surface to increased ultra-violet
radiation, which may pose a threat to, inter alia, human health, agricultural
productivity and animal and marine life, and reaffirming in this context the
appeal, contained in its resolution 42/182 of 11 December 1987, to all States
that have not yet done so to consider becoming parties to the Vienna
Convention for the Protection of the Ozone Layer, adopted on 22 March 1985,
and the Montreal Protocol on Substances that Deplete the Ozone Layer,
adopted on 16 September 1987, as soon as possible,
Recalling its resolutions 42/186 and 42/187 of 11 December 1987 on the
Environmental Perspective to the Year 2000 and Beyond and on the report of
the World Commission on Environment and Development, respectively,
Convinced that changes in climate have an impact on development,
Aware that a considerable amount of valuable work, particularly at the
scientific level and in the legal field, has already been initiated on climate
change, in particular by the United Nations Environment Programme, the World
Meteorological Organization and the International Council of Scientific Unions
and under the auspices of individual States,
Welcoming the convening in 1990 of a second World Climate Conference,
Recalling also the conclusions of the meeting held at Villach, Austria, in 1985,
which, inter alia, recommended a programme on climate change to be
promoted by Governments and the scientific community with the collaboration
of the World Meteorological Organization, the United Nations Environment
Programme and the International Council of Scientific Unions,
Convinced that climate change affects humanity as a whole and should be
confronted within a global framework so as to take into account the vital
interests of all mankind,
1. Recognizes that climate change is a common concern of mankind, since
climate is an essential condition which sustains life on earth;
2. Determines that necessary and timely action should be taken to deal
with climate change within a global framework;
3. Reaffirms its resolution 42/184 of 11 December 1987, in which, inter alia,
it agreed with the Governing Council of the United Nations Environment
Programme that the Programme should attach importance to the problem of
global climate change and that the Executive Director of the United Nations
Environment Programme should ensure that the Programme co-operates
closely with the World Meteorological Organization and the International

141
Council of Scientific Unions and maintains an active, influential role in the
World Climate Programme;
4. Considers that activities in support of the World Climate Programme,
approved by the Congress and Executive Council of the World Meteorological
Organization and elaborated in the system-wide medium-term environment
programme for the period 1990-1995, which was approved by the Governing
Council of the United Nations Environment Programme,be accorded high
priority by the relevant organs and programmes of the United Nations system;
5. Endorses the action of the World Meteorological Organization and the
United Nations Environment Programme in jointly establishing an
Intergovernmental Panel on Climate Change to provide internationally co-
ordinated scientific assessments of the magnitude, timing and potential
environmental and socio-economic impact of climate change and realistic
response strategies, and expresses appreciation for the work already initiated
by the Panel;
6. Urges Governments, intergovernmental and non-governmental
organizations and scientific institutions to treat climate change as a priority
issue, to undertake and promote specific, co-operative action-oriented
programmes and research so as to increase understanding on all sources and
causes of climate change, including its regional aspects and specific time-frames
as well as the cause and effect relationship of human activities and climate, and
to contribute, as appropriate, with human and financial resources to efforts to
protect the global climate;
7. Calls upon all relevant organizations and programmes of the United
Nations system to support the work of the Intergovernmental Panel on Climate
Change;
8. Encourages the convening of conferences on climate change, particularly
on global warming, at the national, regional and global levels in order to make
the international community better aware of the importance of dealing
effectively and in a timely manner with all aspects of climate change resulting
from certain human activities;
9. Calls upon Governments and intergovernmental organizations to
collaborate in making every effort to prevent detrimental effects on climate and
activities which affect the ecological balance, and also calls upon and non-
governmental organizations, industry and other productive sectors to play their
due role;
10. Requests the Secretary-General of the World Meteorological
Organization and the Executive Director of the United Nations Environment
Programme, through the ntergovernmental Panel on Climate Change,
immediately to initiate action leading, as soon as possible, to a comprehensive
review and recommendations with respect to:
(a) The state of knowledge of the science of climate and climatic change;
(b) Programmes and studies on the social and economic impact of climate
change, including global warming;
(c) Possible response strategies to delay, limit or mitigate the impact of
adverse climate change;

142
(d) The identification and possible strengthening of relevant existing
international legal instruments having a bearing on climate;
(e) Elements for inclusion in a possible future international convention on
climate;
11. Also requests the Secretary-General to bring the present resolution to
the attention of all Governments, as well as intergovernmental organizations,
non-governmental organizations in consultative status with the Economic and
Social Council and well-established scientific institutions with expertise in
matters concerning climate;
12. Further requests the Secretary-General to report to the General
Assembly at its forty-fourth session on the implementation of the present
resolution;
13. Decides to include this question in the provisional agenda of its forty-
fourth session, without prejudice to the application of the principle of
biennialization

85-ste Algemene Vergadering VN 22 December 1989107


Resolutie 44/228. United Nations Conference on Environment and
Development
Waarin zij verwijzen naar de Resolutie 43/196 of 20 December 1988
Deze bijeenkomst legde de basis voor Vervolgbijeenkomsten m.b.t. het beleid
t.a.v. de klimaatverandering

The General Assembly,


Recalling its resolution 43/196 of 20 December 1988 on a United Nations
conference on environment and development,
Taking note of decision 15/3 of 25 May 1989 of the Governing Council of
the United Nations Environment Programmeon a United Nations conference
on
environment and development,
Taking note also of Economic and Social Council resolution 1989/87 of
26 July 1989 on the convening of a United Nations conference on environment
and development,
Taking note further of Economic and Social Council resolution 1989/101 of
27 July 1989 on strengthening international co-operation on environment
through the provision of additional financial resources to developing
countries,
Recalling its resolutions 42/186 of 11 December 1987 on the Environmental
Perspective to the Year 2000 and Beyond and resolution 42/187 of
11 December 1987 on the report of the World Commission on Environment
and
Development,
….

107
Zie: http://www.un.org/documents/ga/res/44/ares44-228.htm of
http://www.refworld.org/docid/3b00f2220.html

143
Gravely concerned that the major cause of the continuing deterioration of
the global environment is the unsustainable pattern of production and
consumption, particularly in industrialized countries,
Stressing that poverty and environmental degradation are closely
interrelated and that environmental protection in developing countries must,
in this context, be viewed as an integral part of the development process and
cannot be considered in isolation from it,

Affirming that the responsibility for containing, reducing and
eliminating global environmental damage must be borne by the countries
causing
such damage, must be in relation to the damage caused and must be in
accordance with their respective capabilities and responsibilities,
….
Recognizing that new and additional financial resources will have to be
channelled to developing countries in order to ensure their full participation
in global efforts for environmental protection,
1. Decides to convene the United Nations Conference on Environment and
Development, which shall be of two weeks' duration and shall have the highest
possible level of participation, to coincide with World Environment Day, on
5 June 1992;
2. Accepts with deep appreciation the generous offer of the Government
of Brazil to act as host to the Conference;

9. Notes that the largest part of the current emission of pollutants
into the environment, including toxic and hazardous wastes, originates in
developed countries, and therefore recognizes that those countries have the
main responsibility for combating such pollution;
….
13. Emphasizes the need to strengthen international co-operation for the
management of the environment to ensure its protection and enhancement
and the
need to explore the issue of benefits derived from activities, including
research and development, related to the protection and development of
biological diversity;
..
15. Decides that the Conference, in addressing environmental issues in
the developmental context, should have the following objectives:

(f) To examine strategies for national and international action with a
view to arriving at specific agreements and commitments by Governments for
defined activities to deal with major environmental issues in order to restore
the global ecological balance and to prevent further deterioration of the
environment, taking into account the fact that the largest part of the current
emission of pollutants into the environment, including toxic and hazardous
wastes, originates in developed countries, and therefore recognizing that
those countries have the main responsibility for combating such pollution;

144
….
(r) To promote the development or strengthening of appropriate
institutions at the national, regional and global levels to deal with
environmental matters in the context of the socio-economic development
processes of all countries;
….
1. Decides to establish the Preparatory Committee for (in 1990 in Rio de
Janeiro) the United
Nations Conference on Environment and Development , which shall be open to
all
States Members of the United Nations or members of the specialized agencies,
with the participation of observers, in accordance with the established
practice of the General Assembly;
2. Decides that the Preparatory Committee shall hold an organizational
session of two weeks' duration in March 1990 and a final session, both at
United Nations Headquarters, as well as three additional substantive sessions,
the first at Nairobi and the following two at Geneva, the timing and duration
of which shall be determined by the Preparatory Committee at its
organizational session;
…..
9. Requests the United Nations Environment Programme, as the main organ
dealing with environmental issues, and other organs, organizations and
programmes of the United Nations system, as well as other relevant
intergovernmental organizations, to contribute fully to the preparations for
the Conference on the basis of guidelines and requirements to be established
by the Preparatory Committee;
11. Invites all States to take an active part in the preparations for
the Conference, to prepare national reports, as appropriate, to be submitted
to the Preparatory Committee in a timely manner, and to promote
international
co-operation and broad-based national preparatory processes involving the
scientific community, industry, trade unions and concerned non-governmental
organizations

Zie voor meer informatie108:


-resolution adopted by the General Assembly, 22 December 1989,
A/RES/44/227
-Conference of the Parties:
https://unfccc.int/resource/docs/convkp/conveng.pdf
-beleid en acties VN

108
Zie de volgende websites:
https://unfccc.int/resource/docs/convkp/conveng.pdf
http://legal.un.org/avl/ha/ccc/ccc.html
https://www.revolvy.com/topic/List%20of%20UN%20General%20Assembly%20Resolutions&item_type=topic
https://www.pbs.org/wghh/frontline/article/timeline-the-politic-of-climate-changewww.climategate.nl
https://www.cigionline.org/sites/default/files/documents/UNEPUNEABackground%20Guide2017.pdf

145
http://legal.un.org/avl/ha/ccc/ccc.html
-lijst van alle VN resoluties van de Algemene /vergadering:
https://www.revolvy.com/topic/List%20of%20UN%20General%20Assembly%20
Resolutions&item_type=topic

-politieke geschiedenis klimaatoverleg USA109:


https://www.pbs.org/wghh/frontline/article/timeline-the-politic-of-climate-
changewww.climategate.nl
- overzicht van de geschiedenis van de aanpak van Climate Change binnen de
UN Environment Program Mitigating and Adapting to Climate Change110:
https://www.cigionline.org/sites/default/files/documents/UNEPUNEABackgrou
nd%20Guide2017.pdf

Beleidsbepaling m.b.t. klimaatverandering in Nederland


Nederland volgt in grote lijnen het klimaatbeleid van de VN. Als gidsland heeft
Nederland de mond vol van opwarming en de noodzaak om hieraan iets te
doen. In de praktijk valt dit tegen.

Vanuit Nederland waren de volgende wetenschappers betrokken bij het


opstellen de
First Assessment Report (FAR): A. Baede T. Buishand J. de Ronde W. de Ruijter
A. Kattenberg J. Rozema C. Schuurmans R. J. Swart H. Tennekes R. Van Dorland
A. van Ulden, het KNMI, Rijkswaterstaat, Ministerie van OW, Meteorologishe
en Oceanografischt Instituut, Universiteit Utrecht en het RIVM. Ook bij de
volgende Assessments Reports was Nederland intensief betrokken.

Het KNAW werd nauwe betrokken bij het klimaatbeleid, door de vraag van de
Algemene Vergadering van de VN om de medewerking van de nationale
regeringen te laten onderbouwen met een verklaring van de nationale
associaties van wetenschappen. Daartoe was een ‘modelverklaring’ opgesteld
dat door de meeste landen bijna letterlik is overgenomen. Dat was op zich een
heel begrijpelijk en acceptabel verzoek, ware het niet dat in de resoluties van
de VN en ook in de ‘modelverklaring ’de oorzaak van de opwarming expliciet
benoemd werd: het lag aan de de uitstoot van antropogene broeikasgassen
door de westerse landen. De uitstoot van CO2 wordt daarbij als het
belangrijkste broeikasgas gezien. Sommige landen, vb. de VS, maakten daarbij
een voorbehoud. Nederland heft dat niet gedaan. Daardoor ontstond er een
spagaat: wetenschappers moeten onderbouwen dat de opwarming door de
uistoot van CO2 komt. Een dergelijke opdracht mag aan de wetenschap niet
gegeven wworden. Deze opdracht zou later tot veel problemen leiden.

De Nederlandse overheid heeft het IPCC daarmee de rol toebedeeld om het


juiste klimaatbeleid te onderzoeken, voorbereiden en te laten accorderen op de
klimaatconferenties. . Daarmee is het gevaar ontstaan dat het politieke conflict
109
https://www.pbs.org/wghh/frontline/article/timeline-the-politic-of-climate-change www.climategate.nl
110
https://www.cigionline.org/sites/default/files/documents/UNEPUNEABackground%20Guide2017.pdf

146
over klimaatverandering en de onderliggen ideologische conflicten over vb. de
vrije markt of .. conflicten kunnen veroorzaken binnen de klimaatwetenschap.
Deze conflicten zijn tweeërlei: conflicten binnen de vrije
wetenschapsuitoefening en conflicten m.b.t. de belangenverstrengeling van
politiek, opdrachtgevers en wetenschappelijke peerreview. Hiermee werd de
klimaatwetenschap ten dele gepolitiseerd. Daarbij kan men denken aan vb.
beleidskeuzes als, welk energiebron is het meest geschikt en hoe kunnen we
dat onderzoeken.
Dergelijke conflicten veroorzaakten onnodig felle discussies tussen
wetenschappers, welke ik in drie categorieën wil indelen: wetenschappers die
vanuit de stanspunten van de VN onderzoek doen naar de relatie CO2 –
duurzaamheid in algemene zin, wetenschappers die vanuit een
meteorologische of paleoklimatologische of natuurkundige achtergrond de
opwarming bestuderen en wetenschappers die vanuit de positie van
belangengroepen bepaald bevindingen van de eerste twee groepen aanvechten
met de bedoeling om twijfel te zaaien en/of onderliggende belangen te
promoten. Deze drie ingangen naar het klimaatonderzoek leiden naar een
doolhof, waarin men verdwaalt maar helaas ook gevechten in het duister
meemaakt. Een goede plek om dit te ervaren is de website van de Stichting
Milieu, Wetenschap & Beleid111, waar Hans Labohm hoofdredacteur is. Labohm
is zeker geen conformistische klimaatwetenschapper en ook geen
wetenschapper met een natuurkundige achtergrond. Ik zie ook niet welke
belangen hij zou willen verdedigen, behalve wellicht de rol van klimaat
criticaster. Ik begrijp dat al deze ingangen legitiem kunnen zijn, maar het levert
een heleboel confrontaties op, waar de politiek naar believen ut kan putten.
Trump doet dat door te stellen dat AGW niet bestaat of bewezen is eb
vervolgens het Akkoord van Parijs eenzijdig op te zeggen. Rutte doet het wat
subtieler en stelt dat het akkoord belangrijk en nodig is en dat we doelen in de
toekomst halen maar nu nog even niet vanwege economische en energetische
belangen. In feite verwijzen zij beiden naar de noden en de waan van de dag. Er
zijn geen spelregels voor politieke besluitvorming en de wetenschap zou zich
ver daarvan moeten houden.

Ondanks d toenemende consensus van de klimaatwetenschappers uit de kring


van het IPCC neemt de kritiek toe. Dat bleek vb. uit de bijeenkomst van de top-
G8 in Duitsland in 2017, waar de klimaatproblematiek centraal stond. Ook
rondom Live Earth, een wereldwijd concert in het teken van de
klimaatverandering, ontstond veel herrie. Ook de film An Inconvenient Truth
van Al Gore riep naast veel belangstelling ook veel tegenstelling op. De
documentaire The Great Global Swindle, die een jaar later in 2007 door de BBC
werd uitgezonden, trok de onafhankelijkheid en de eerlijkheid van veel
klimaatwetenschappers en van het IPCC in twijfel. Het werd sinds 2007 niet
beter. Vooral rond 2010 werd na Climategate het klimaatbeleid van het IPCC
opnieuw aangevallen op ‘onnauwkeurigheden, ‘fake news’ zou Trump riepen.
Ook al waren dat volgens mij vaak overdreven reacties op bepaalde ‘feiten’ uit
technische rapporten van het IPCC, zij maakten wel duidelijk dat er conflicten
111
Zie: https://www.climategate.nl/

147
waren tussen verschillende wetenschappers. In Nederland zette vooral de PVV
het IPCC weg als een door linkse politiek gedreven activiteit. De
klimaatwetenschap werd er tevens van beschuldigd dat ze geprofiteerd had van
de politieke vraag naar meer wetenschappelijke zekerheid. Ondanks deze
grotendeels onterechte kritiek bleek hieruit wel dat er in de samenleving, en
ook in de politiek, veel kritiek was/is op het werk van het IPCC.

Hier wreekt zich de weeffout, die er bij de oprichting van het IPCC gemaakt is.
Niet alleen de wetenschappers maar vooral ook het IPCC moeten twee heren
dienen: een politieke meerderheid (consensus) bereiken en wetenschappelijk
verantwoord onderzoek doen en de resultaten hiervan beleidsmatig vertalen.
Kort door de bocht: de politiek eiste een onderbouwing van de politieke
beleidsuitgangspunten, zie voorgaande resoluties van de Algemene Vergadering
van de VN, en het IPCC moest hiervoor een wetenschappelijk verantwoorde
oplossing vinden. Natuurlijk zijn er in de honderden rapporten met duizenden
onderzoeksresultaten, ‘onjuist feiten’, ‘fouten’ te vinden, afhankelijk van de
optiek waarmee men hiernaar kijkt. Vanuit de wetenschap kwamen excuses
voor die fouten of liever toelichtingen op de ‘feiten’. De wetenschappers
moesten steeds weer uitleggen dat die ‘fouten niets afdoen aan de
hoofdboodschap van het IPCC: aan de oorzaak van de klimaatverandering, of
aan de inzichten over de opwarming, welke wordt veroorzaakt door de
antropogene uitstoot van CO2 door de mensheid. Het valt me op dat de
stelligheid waarmee het IPCC dit beweerd toeneemt, naarmate de kritiek hierop
lijkt te groeien en de modellen meer afwijken van de gemeten
temperatuurstijging, van de werkelijkheid. Het IPCC is er nu voor 95% zeker van
de dat de minimale opwarming op het eind van deze eeuw, hier en daar lees ik
zelfs voor 2015, 2 graden zal zijn, tenzij er snel een drastische beperking van de
CO2-emissies komt.

Met zoveel rapporten, overleggen kunnen politici altijd wel ergens een ‘fout’
vinden, welke zij als stok kunnen gebruiken om te slaan. Een voorbeeld:
minister Cramer van VROM noemde het foute jaartal in het klimaatrapport voor
het verdwijnen van gletsjers in de Himalaya verontrustend. De regering moet
blind kunnen varen op het klimaatpanel, stelde ze (NRC Handelsblad 27 januari
2010). “Op dat stevig wetenschappelijke fundament bouwen we ons
klimaatbeleid” Zei ze. De minister maakt duidelijk dat zij het IPCC ziet als een
instrument ziet, dat een wetenschappelijk onbetwistbare autoriteit
representeert. Zij zegt ook “Politici en wetenschappers zullen ervoor moeten
zorgen dat mensen zich een realistische voorstelling kunnen maken van de
gevolgen van de klimaatverandering. Die voorstelling van zaken moet
gebaseerd zijn op onafhankelijk onderzoek en verifieerbare gegevens.” Het IPCC
moet de rol spelen van het wetenschappelijk onderbouwen en verklaren van
het overheidsbeleid. In feite wentelt de politiek de rechtvaardiging van zijn
beleid af op de wetenschap. Dat kan natuurlijk niet. Wetenschappers kunnen
en mogen deze rol niet spelen. Dat Cramer in dit kader praat over onafhankelijk
onderzoek is een gotspe. Noch de wetenschappers, noch het IPCC mogen een
volledig vrije, onafhankelijke koers varen. De politiek zou, natuurlijk op basis

148
van de beste wetenschappelijke inzichten inclusief de onzekerheden, zijn
eiegen koers moeten varen. In deite doet zij dat ook steeds. De politiek heeft
een zeer slecht trackrecord als het gaat om het opvolgen van wetenschappelijke
adviezen.

Dat ingrijpen, waarover in de resoluties van de VN en in de rapprten over het


klimaatbeleid van de Nederlandse overheid gesproken wordt, blijkt in de
werkelijkheid vaak niet van de grond te komen. De werkelijk van he
klimaatbeleid, en vooral van de aanpak van CO2-emissies in Nederland, is totaal
anders. Nederland behoort tot de meest vervuilende landen in Europa. Dat
komt doordat de economie van Nederland zwaar steunt op het transport en de
overslag, op de veestapel en op de aanwezigheid van fossiele brandstoffen. Het
delven van kolen werd, om economische redenen, gestopt en vervangen door
het oppompen van aardgas in Groningen. Gelukkig dat daar nu de eerste
stappen ezet worden om dat af te bouwen.
We staan voor de uitdaging de energietransitie naar duurzame energie tot
stand te brengen. Nederland kiest daarbij momenteel vooral voor het verstoken
van biomassa, windmolens en zonnepanelen. In de komende 10 jaar wordt
hierin ongeveer 100 miljard euro geïnvesteerd. De vraag is of dit geld goed
beteed wordt. We zien dat er in China meer kolencentrales worden gebouwd,
omdat zij volgens de klimaatverdragen nog tot 2030 hogere CO2-emissies
mogen hebben. Maar naast het bouwen van kolencentrales is China daarnaast
volop bezig de energietransitie voor te bereiden. Er wordt veel geld
geïnvesteerd in onderzoek naar veilige kernenergie op basis van thorium en
kernfusie en ook op andere terreinen zijn zij actief bezig. . Wij liggen nu al
ongeveer 10 jaar achter in kennis en technologie op dit terrein. Over 10 jaar zijn
we 100 miljard armer, relatief t.o.v. China, die deze investeringen niet maakt en
is onze achterstand nog groter geworden.
We hebben ondanks onze grote investering amper, waarschijnlijk in het geheel
niet, minder CO2 uitgestoten en weinig geïnvesteerd in ‘duurzame, ‘oneindig
beschikbare’ nen ‘schone’ energie. Ondanks onze investeringen staan we zeer
zwak t.o.v. China, dat tegen die tijd wel over ‘oneindig voorradige en schone’
energie beschikt. Nederland zou zich meer op de geopolitieke kant van de
energietransitie moeten richten. Daar zou het energiebeleid van de overheid op
gericht moeten zijn. Naast schone en veilige kernenergie zou meer geïnvesteerd
moeten worden in aardwarmte, getijdencentrales , energieneutraal bouwen,
alternatieve vormen van windenergie en waterkracht.

Problemen als gevolg van de werkwijze van het IPCC


Toen in 1988 het IPCC werd opgericht leek dit een goede zet. Daarmee zou
vanaf het hoogste niveau nl. de Algemene Vergadering van de VN richting
gegeven kunnen worden aan de aanpak van het klimaatprobleem. Zo
eenvoudig lijkt dit niet te gaan. Hiervoor is al het probleem genoemd van de
verstrengeling van wetenschap en politiek. Maar er is nog een ander probleem
nl. de afstemming van de beleidsvorming en de beleidsuitvoering. De
beleidsvoorbereiding ligt op het internationale niveau van de VN en de

149
uitvoering van het beleid ligt op het niveau van individuele staten. Dit geeft
belangenconflicten niet alleen tussen staten maar vooral ook binnen staten. Als
men de verslagen van de Algemene Vergadering leest dan wordt fit probleem
duidelijk.
Het IPCC heeft steeds getracht binnen deze conflictvelden te opereren. Als ik de
vele Assessment Reports en Synthesis Reports bekijk en zie hoeveel honderden
Technical Papers dit alles schragen, dan heb ik respect voor de inzet en het
organisatievermogen van het IPCC. Dat neemt niet weg dat ik zie dat het IPCC
een aantal fundamentele fouten heeft gemaakt:
Peerreview:
-beperking van de acceptatie van Tehnical Papers tot peer reviewed papers. De
oorzaak hiervan ligt in de gevolgde procedure:
-vastlegging van de oorzaken van het klimaatprobleem in resoluties van de
Algemene Vergadering van de VN, welke
-werden onderschreven door individuele lidstaten, die
-samen met hun nationale wetenschappelijke associaties een verklaring
ondertekenden om het nodige wetenschappelijk onderzoek te doen naar de
invloedsfactoren naar de gevolgen en mogelijke maatregelen in overleg en
samenleving met het IPCC via nationale vertegenwoordiging in het IPCC ,
-via welke de inbreng van peer reviewed papers en de verwerking hiervan in de
Assessment Reports werd verzorgd.

Deze procedure heb ik in 2007 uit officiële stukken, afgeleid. Helaas ben ik niet
meer in het bezit van deze stukken. De zoektocht daarnaar wordt voortgezet.
Hulp daarbij is zeer gewenst. Deze stukken beschrijven het lineaire
interactiemodel, dat de overheden en de VN hanteren.

Problemen veroorzaakt door het uitgangspunt van ‘Consensus


-in feite werd de consensus verkregen door de peer review en
-door de toewijzing van budgetten voor onderzoek door de nationale
wetenschappelijke associaties, de universiteiten en de vertegenwoordiging in
het IPCC dat gericht was/is op AGW
-wordt de inbreng van kritische ‘vak’-wetenschappers zoals meteorologen,
paleoklimatologen en natuurkundigen beperkt
-vooral van die wetenschappers die zich niet kunnen vinden in de ‘mainstream’-
klimaatwetenschap, of in de uitgangspunten van de VN over de oorzaak en
aanpak van de klimaatproblemen
-met name de ‘aardwetenschappers’ voelden zich tekort gedaan door het
sterke accent op simulatiemodellen door o.a. wiskundigen.
-veel kritische wetenschappers leggen andere accenten binnen de negatieve
gevolgen van de klimaatverandering en op de aanpak van zowel de mitigatie en
vooral adaptatie en
-vragen aandacht voor andere theorieën en onderzoek, dat buien de bestaande
consensus valt.
-consensus wordt door belangenbehartigers van bedrijven, sectoren en wellicht
ook door bepaalde landen aangegrepen om met fake news twijfel te zaaien
over de integriteit van het IPCC. . Op deze groep ga ik in Bijlage 3 verder in.

150
Door al deze spanningen en uitsluitingen is het wetenschappelijke klimaatdebat
uiteengevallen in ‘peer reviewed’ en ‘kritische’ klimaatwetenschappers.

Eerder heb ik opgemerkt:


‘Door het grote maatschappelijke belang van de klimaatdiscussie werd de
wetenschap door de politiek onder druk gezet om het klimaatbeleid met
wetenschappelijke argumenten te ondersteunen.’.

Ik heb dit impliciet, en op mijn eigen wijze, in het voorgaande herhaaldelijk als
de oorsprong van veel ongewenste ontwikkelingen benoemd. Ik zie dat het het
rapport van het Rathenau Instituut Ruimte voor klimaatdebat: zicht op
interactie tussen klimaatpolitiek, wetenschap en media. Den Haag, 2010, dit
veel scherper formuleert. Enige excerpten uit dit rapport:.

‘Om het besmeurde blazoen van het IPCC weer op te poetsen, heeft de
(inter)nationale politiek de evaluatie van de wetenschappelijke werkwijze van
het IPCC verordonneerd:
‘Doordat de (inter)nationale politiek het lineaire model heeft omarmd, is de
klimaatwetenschap in het hart van het politieke conflict terechtgekomen.
Anders gezegd: het wetenschappelijke klimaatdebat is een belangrijke arena
voor het politieke gevecht geworden. Als gevolg daarvan zoeken diverse
politieke visies rechtvaardiging voor hun positie in het wetenschappelijke
debat. Daarbij gebruiken voorstanders van klimaatbeleid de IPCC-rapporten om
het klimaatdebat te depolitiseren en zo te monopoliseren. Met het IPCC-
rapport in de hand claimen ze een voorkeurspositie in het politieke debat. Aan
de andere kant proberen tegenstanders juist het politieke debat open te breken
door de onzekerheden en onvolmaaktheden in die wetenschap uit te vergroten.
Dit verklaart dat op blogs uit de klimaatsceptische hoek zoals climategate.nl en
klimatosof.nl de pijlen nu vooral op de wetenschap gericht zijn en niet op de
politiek. Ook het voorstel om de wetenschappelijke procedures en werkwijze
van het IPCC politiek te evalueren past in dit plaatje. De verwachting daarachter
is dat de huidige controverse te beslechten is door de beleidsgeoriënteerde
klimaatwetenschap te perfectioneren. Men ziet dus wetenschappelijke
onzekerheid als de hoofdoorzaak van het uitblijven van (solide draagvlak voor)
beleid. Dit is exact de centrale kern van het technocratische lineaire model
voor het politiek omgaan met wetenschappelijke onzekerheden…
‘Reparatie van het technocratische model door evaluatie van het IPCC is gelet
op de storm van kritiek e en logische en goede stap. Een goed beeld van de
stand van de klimaatwetenschap is namelijk een belangrijke randvoorwaarde
voor (inter)nationaal klimaatbeleid. Toch is er meer nodig. De huidige aanpak
kent namelijk twee fundamentele beperkingen: een wetenschappelijke en een
politieke. Ten eerste zullen door de complexiteit van het klimaatsysteem er
altijd grote onzekerheden blijven in de kennisbasis. Zekere kennis over
toekomstige klimaatverandering is een onhaalbaar ideaal, evenals een foutloos
IPCC-rapport. Ten tweede wordt te weinig onderkend dat wetenschappelijke

151
onzekerheid en dissensus niet slechts een wetenschappelijk fenomeen is. Ze
zijn tevens een manifestatie van politieke verdeeldheid en een context waarin
de wetenschap bedreven en in stelling gebracht wordt om een politiek geschil
over belangen en waarden te slechten. Vaak is voor elke politieke visie wel een
wetenschappelijke studie te vinden die die waarden positie ondersteunt
(Sarewitz 2004). Meer of foutloze wetenschap helpt dus ook niet om politieke
waardeconflicten uit de wereld te helpen….
‘De uitdaging voor de politiek is om andere criteria of principes te ontwikkelen
voor de rechtvaardiging van beleidskeuzes in een context van een inherent
onzekere kennisbasis. Ook het voorzorgsprincipe biedt politici onvoldoende
houvast om beleidskeuzes te rechtvaardigen, want dat doet de roep om zeker
en eenduidige wetenschap geenszins verstommen, zelfs al is zulke kennis door
de aard van het vraagstuk onmogelijk.’’

Het rapport pleit voor een depolitisering van de wetenschap:


‘Het lineaire model heeft de politisering van de klimaatwetenschap bevorderd.
Meer pluralisme in de klimaatwetenschap en een betere communicatie
daarover biedt mogelijkheden om de wetenschap tedepolitiseren. Daarnaast is
het van belang dat de invloed van beleidsmakers op het wetenschappelijke
proces zelf tot een minimum beperkt wordt….
Stimuleer en faciliteer pluralisme in de wetenschap….
Met betrekking tot het IPCC betekent een pleidooi voor meer pluralisme dat
behalve aan onzekerheden en dissensus, en communicatie daarover, ook
aandacht wordt geschonken aan andersoortige wetenschappelijke paradigma’s.
Het is belangrijk om met dissidenten binnen de wetenschap in dialoog te treden
en daar binnen de agenda van de wetenschap, ook wat onderzoek financiering
betreft, ruimtevoor te bieden. Klimaatsceptici kunnen daar zelf ook een
positieve rol in spelen. Nu gooien zij nog
regelmatig argumenten in de politieke strijd die wetenschappelijk gezien al een
hele tijd achterhaald zijn.
Op die manier ondermijnen klimaatsceptici hun eigen legitimiteit en
geloofwaardigheid in het politieke en wetenschappelijke debat. Het zou goed
zijn voor het publieke debat wanneer klimaatsceptici meer aan zelfregulering
zouden doen en in eigen kring het ‘kaf van het koren scheiden’. (Zie voor
voorbeeldenklimaatportaal.nl) Dat vereist een heldere scheiding tussen
wetenschappelijk gezien houdbare kritiek diede ‘toets der peerreview’ heeft
doorstaan en anderzijds speculatieve en retorische argumenten die (nog)niet of
niet langer meer in gepubliceerd wetenschappelijk werk zijn gegrond. Op deze
wijze kunnen valide klimaatsceptische geluiden ook een helderder en
constructieve rol binnen het wetenschappelijke discours claimen……..’

Het rapport waarschuwt voor een te grote afhankelijkheid van wetenschap van
beleid:
‘Het IPCC is een hybride forum, met daarin naast wetenschappers ook
beleidsmakers. Ook de wetenschappelijke status van de drie delen van het IPCC
rapport – deel I: klimaatsysteem en oorzaken,deel II: gevolgen, aanpassing en
kwetsbaarheid, deel III: mitigatie – is verschillend. Verder worden het

152
wetenschappelijk rapport zelf en de beleidsmakersamenvatting vaak ten
onrechte door elkaar gehaald.
Voor de interactie tussen wetenschap en politiek is het van belang het verschil
in wetenschappelijke status van de drie deelrapporten en de beleid
samenvatting te verhelderen. Het is verstandig om deelrapport I (kennis over
klimaatsysteem en oorzaken) als een apart wetenschappelijk rapport te
publiceren. Daarin gaat het om fundamentele kennis over het klimaatsysteem.
Bij de totstandkoming van dat deelrapport hoeven beleidsmakers geen enkele
te rol spelen. De toepassingsgerichte deelrapporten II en III, waarbij inbreng
vanuit de beleidspraktijk wel noodzakelijk is, kunnen zich dan consistent
baseren op de wetenschappelijke basis uit deelrapport I.’

Naar mijn mening geeft het Rapport Ruimte voor klimaatdebat: zicht op
interactie tussen klimaatpolitiek, wetenschap en media heldere aanwijzingen
voor depolitisering van de klimaatwetenschap en voor meer politisering van het
klimaatdebat. De politiek moet zijn verantwoording nemen en hierover r met
de bevolking communiceren. De politiek kan en moet gebruik maken van
wetenschappelijke bevindingen, maar mag zich hier niet achter verschuilen. Dat
geldt ook oor de VN, dat zich geadviseerd moet voelen door het IPCC, maar
zich niet achter de wetenschappelijke zekerheden van het IPCC mag
verschuilen. Het probleem is dat zowel onze overheid als de VN op basis van het
politieke krachtveld beslissingen nemen, die vaak afwijkend zijn van de
aanbevelingen vanuit het klimaatonderzoek, maar dat dit omgekeerd niet
getolereerd wordt.
Het rapport geeft voldoende aanknopingspunten voor een meer open aanpak.
Het is jammer dat noch de regering noch het KNAW noch onze
vertegenwoordiging in het IPCC daar, naar mijn weten, niets mee gedaan
hebben.

Ik wil de aandacht vestigen op twee voorstellen in het rapport:


-lineair model: het rapport spreekt over een ‘lineair model’ als het gaat over de
interactie tussen politiek en wetenschap. Dit model zou moeten worden
aangepast. In de richting van een mer open model. Prima.
De terminologie ‘lineair model ’roept bij mij een connotatie op met de
klimaatmodellen. De huidige klimaatmodellen, evenals die van de Club van
Rome, zijn exponentiële groeimodellen. Dergelijke modellen houden te veel
rekening met positieve terugkoppelingen en te weinig met negatieve
terugkoppelingen. Wanneer dergelijke modellen afgestemd worden op de
beste schattingen uit het verleden over de bijdragen van broeikasgassen,
vulkanisch stof, variaties in de zonnestraling, antropogene emissies van vb.
aërosolen etc. aan de opwarming en men extrapoleert deze modellen op basis
van groeifactoren m.b.t. de invloedsvariabelen voor de toekomst, dan komen
daar altijd extreem hoge waarden uit.
De werkelijkheid blijkt veelal anders te zijn omdat de groei niet per definitie
altijd doorzet en omdat er steeds weer onvoorzien invloedsfactoren blijken te
zijn, die een negatieve terugkoppeling veroorzaken. Daarvan ken men vele

153
voorbeelden geven. Beter is het om uit te gaan van lineaire groeimodellen,
trendlijnen, waarbij de jaarlijkse groei constant is. veelal. Hierbij moet men wel
bedenken dat de modellen op diezelfde observaties geijkt.
Ook in het rapport van het Rathenau instituut wordt opgemerkt dat de
exponentiële klimaatmodellen strikt genomen geen voorspellende waarde voor
klimaatsysteem hebben, omdat de klimaatcondities wijzigen.

-peer review: het rapport wil de peerreview verbreden naar wetenschappers


die vanuit andere wetenschappelijke disciplines kijken naar de
klimaatverandering, ook al zijn geen onderdeel van de huidige generatie
‘klimaatwetenschappers’. Daar ben ik het volledig mee eens. Meteorologen
zoals …, paleoklimatologen als Marc Crok hebben wellicht een afwijkende visie
op de huidige klimaatontwikkeling, maar hun stem dient wel gehoord te
worden, zolang zij binnen hun wetenschappelijke discipline peer reviewed
papers publiceren. Het is belangrijk dat zij de ‘state of the art’ binnen hun
vakgebied inbrengen in het klimaatdebat. We begeven ons hiermee op glad ijs,
want waar ligt de grens? Mijn persoonlijke mening is dat deze mensen op een
of andere manier gehoord moeten worden. Dat geldt niet voor
klimaatontkenners, die zich vanuit een zakelijk belang, of een verouderd of een
niet-wetenschappelijk inzicht in het klimaatdebat mengen. Hierop kom ik in
Bijlage 3 terug.

Samenvattend
Er is niets mis met de beleidsuitgangspunten van de VN, welk in vele Resoluties
werden bekrachtigd, te beginnen in de eerste klimaatconferentie in 1972 en die
werden onderschreven in de Framework Conference in 1992 en in het
Kyotoprotocol in 2000. De negatieve effecten van de klimaatverandering
werden benoemd en de opwarming werd als een gevolg van de antropogene
emissies van CO2 gezien.
Dit riep reacties op bij kritische vakwetenschappers en ook bij partijen, die zich
benadeeld voelden door deze uitgangspunten. De laatsten waren actief in
lobbyen en gaven ook bekende wetenschappers onderzoeksopdrachten, die
gericht waren op het zaaien van twijfel over deze uitgangspunten. Deze
wetenschappers schaar ik onder de klimaatontkenners.
De aanpak van het IPCC, welke gebaseerd is op consensus en peerreview, heeft
veel negatieve reacties opgeleverd en heeft zijn houdbaarheidsdatum volgens
mij bereikt. Veel wetenschappers pleiten voor een meer open en transparante
aanpak.
Ik constateer dat het accent binnen het onderzoek van het IPCC zeer sterk is
komen te leggen op ADW ten koste van e andere negatieve effecten van de
klimaatverandering. Dat vind ik een verkeerde ontwikkeling, die geen recht
doet aan de ‘slachtoffers’ van de klimaatverandering.

154
155
Bijlage 3: De strijd tussen de wetenschappers
Het is duidelijk dat er veel onenigheid bestaat tussen wetenschappers. In het
voorgaande heb ik een driedeling gemaakt in ‘wetenschappers’:
-A- wetenschappers, die werken vanuit de beleidsuitgangspunten, welke in de
resoluties van de VN zijn vastgelegd en die de basis vormen voor het werk
binnen het IPCC. Deze wetenschappers doen vooral onderzoek naar de relatie
tussen CO2 en opwarming in het kader van AGW . Veel wetenschappers
werken aan klimaatmodellen, waarbij veel onderzoek gedaan wordt om deze
te onderbouwen en te valideren. Ik noem deze wetenschappers: peerreviewed
wetenschappers

-B- wetenschappers, die vanuit allerlei disciplines naar de klimaatverandering


kijken en onderzoek doen naar de oorzaken en gevolgen hiervan op velerlei
terreinen o.a. straling, astronomische cycli, natuurlijke processen, milieu en
duurzaamheid etc. . Deze wetenschappers stellen vragen bij bepaalde
uitgangspunten van het IPCC zoals vb. AGW. Ik noem deze wetenschappers:
klimaatcritici, alhoewel deze wetenschappers de klimaatverandering niet
betwisten.

-C- wetenschappers, die vanuit een heel bepaalde optiek en/of belang kritisch
naar het werk van wetenschappers ‘a’ en ‘b’ kijken, met de bedoeling om dit
werk in diskrediet te brengen. Zij betwisten de uitgangspunten van AGW en
vaak ook van de klimaatverandering. Zij voeren hiervoor echter zelden gedegen,
wetenschappelijke onderbouwingen aan. Ik noem deze wetenschappers:
klimaatontkenners

Deze indeling is vrij arbitrair en geeft veel overlappen en onduidelijkheden.


Maar ik kan geen betere vinden om deze mêlee van wetenschappers, die alle
op een of andere manier met het onderzoek naar de klimaatverandering bezig
zijn, te ontrafelen. Als men naar de personen kijkt dan is het vaak moeilijk deze
in te delen.
Ik begeef me met deze indeling op glad ijs want voor ik het weet word ik zelf in
een kamp ingedeeld en is alles wat ik zeg slechts een echo van het beeld, dat
men van dat kamp heeft.

Als men de literatuur doorneemt dan ontkomt men niet aan de indruk dat er
heel veel onderlinge haat en nijd is en ook belangenverstrengelingen.
Discussiëren met vertegenwoordigers van andere kampen wordt als verraad
gezien. Het ‘eigen-gelijk’ wordt vaak als niet-bespreekbaar gezien.
Juist daarom is het belangrijk om dit onderscheid te maken, zodat men weet
welke wetenschappers in welk kamp zitten. Men kan dan inschatten welke
financieringsbronnen, welk belangen en welke wetenschappelijke ethiek deze
wetenschappers hebben. Dat te weten is al een grote stap in de goede richting
van vruchtbaar overleg.

156
Ad. A: In kamp A zitten de peerreviewed wetenschappers, die onderzoek doen
naar het aantonen van de opwarming en de gevolgen hiervan op allerlei
gebieden. Aangezien hier klimaatmodellen een belangrijke rol spelen is er veel
onderzoek naar elementen van deze modellen: interrelaties tussen
invloedsgrootheden, de sterkte van verbanden, theorievorming op allerlei
deelterreinen vb. fysische verschijnselen, energie-uitwisseling en conversie,
wiskundige modellen.
Deze wetenschappers werken vaak in collectieve verbanden onder koepel van
het IPCC samen en hebben onderling veel contact. Hun onderzoek wordt vaak
door overheden of nationale wetenschappelijke instituten of universiteiten
gefinancierd.
Deze wetenschappers hebben vaak relaties met bewegingen of organisaties, die
zich met het milieu en de duurzaamheid bezig houden. Maar ten diepste zijn
deze wetenschappers met fundamenteel en toegepast onderzoek bezig.

Ad. B: In kamp B zitten veel wetenschappers, die binnen universiteiten en vaak


ook zelfstandige onderzoeksinstituten onafhankelijk onderzoek doen op een
van de vele terreinen, die aan de natuur, het klimaat en de geologie raken. Hier
vind men veel aardwetenschappers, meteorologen en paleoklimatologen, die
vaak theoretisch bezig, zijn, vaak ook aangevuld met empirisch onderzoek, met
onderzoek naar natuurverschijnselen. hun theorieën en inzichten zijn soms
moeilijk in te passen in klimaatmodellen en meteorologische modellen. Hun
onderzoekshorizon is i.h.a. zeer veel verder dan die van de modellenbouwers.
Hun onderzoeksveld is vaak ook breder: astronomie en astrologie, evolutie en
veranderingsprocessen, fysica en wiskunde etc.
Veel van deze wetenschappers zijn ook met milieu- en
duurzaamheidvraagstukken bezig. Zij hebben vaak contacten met
belangenorganisatie op het gebied van milieu en duurzaamheid, ruimte en
astronomie of Earth system Science. Zij zijn vaak mondig en dragen hun mening
uit via velerlei websites. Zij voelen zich vaak niet thuis in kamp ‘A’, omdat hun
opvattingen daar niet worden ‘gehoord.’
Ik noem deze de groep ‘klimaatcritici’, niet zozeer omdat zij kritisch zijn t.a.v. de
klimaatverandering maar kritisch t.a.v. het uitgangspunt van de AGV van het
IPCC. Deze groep is zeer groot, zoals niet alleen uit de literatuur blijkt maar ook
uit onderzoek. Zie vb.:
‘This new report issued by the Senate Environment and Public Works
Committee's office of the GOP Ranking Member is the latest evidence of the
growing groundswell of scientific opposition challenging significant aspects of
the claims of the UN IPCC and Al Gore. Scientific meetings are now being
dominated by a growing number of skeptical scientists. The prestigious
International Geological Congress, dubbed the geologists' equivalent of the
Olympic Games, was held in Norway in August 2008 and prominently featured
the voices of scientists skeptical of man-made global warming fears. [See:
Skeptical scientists overwhelm conference: '2/3 of presenters and question-
askers were hostile to, even dismissive of, the UN IPCC'

157
Ad. C: In kamp ‘B’ zitten vaak gerenommeerde wetenschappers, die vanuit die
positie onderzoek doen voor belangengroepen, meestal met het doel om
bepaalde bevindingen van de eerste twee groepen aan te vechten. Daarmee
wordt niet beoogd een betere verklaring van de oorzaken en effecten van de
klimaatverandering te geven, maar om twijfel te zaaien over de bevindingen
van wetenschappers uit de kampen ‘A ‘en ‘B’ en/of om de opwarming of de
klimaatverandering te ontkennen. Zij proberen vaak aan te tonen dat vb. AGW
niet wordt veroorzaakt door het verbranden van fossiele brandstof.
Het onderzoek van deze wetenschappers is zelden fundamenteel of toegepast
en omvat bijna nooit afweging vanuit het algemene belang. De meeste van
deze wetenschappers zijn geen klimaatwetenschappers., maar vaak
systeemanalisten en wiskundigen, die gebruik maken van wetenschappelijke
methoden en technieken om gaten in het onderzoek van de wetenschappers ‘A’
en ‘B’ te schieten.
Deze wetenschappers hebben vaak grote fondsen tot hun beschikking en
hebben vaak directe toegang tot beleidsmakers buiten het IPCC om. Vaak gaat
het om economische belangen. vb. van de oliesector. Hun onderzoek krijgt vaak
buitenproportionele aandacht van politici, die daarmee hun voordeel kunnen
doen, en de daaraan gelieerde media. Anderzijds worden hun onderzoeken
door andere journalisten vaak ontmaskerd als fake. Door hen worden deze
Klimaatontkenners vaak tegenover de ‘good guys’ geplaatst.

Aangezien het eerste kamp ‘A’ i n het voorgaande duidelijk in beeld gebracht is
en omdat kamp ‘C’ mij niet boeit, zal ik mijn aandacht vooral richten op het
tweede kamp. Dit kamp verdient meer aandacht omdat het enerzijds door
kamp ‘A ‘ in een hoek gedrukt wordt en anderzijds omdat er volgens mij vanuit
dit kamp een waardevolle inbreng in de klimaat- en milieudiscussie mogelijk is.
Ik verwijs naar onderstaand commentaar om het belang van de klimaatcritici
aan te tonen.

Zie bron: U.S. Senate Environment and Public Works Committee Minority Staff
Report 112(Inhofe) www.epw.senate.gov/minority , Released: December 11,
2008
‘Even the mainstream media has begun to take notice of the expanding number
of scientists serving as “consensus busters.” A November 25, 2008, article in
Politico noted that a “growing accumulation” of science is challenging warming
fears, and added that the “science behind global warming may still be too shaky
to warrant cap-and-trade legislation.” Canada’s National Post noted on October
20, 2008, that “the number of climate change skeptics is growing rapidly.” New
York Times environmental reporter Andrew Revkin noted on March 6, 2008, "As
we all know, climate science is not a numbers game (there are heaps of signed
statements by folks with advanced degrees on all sides of this issue)," ….In
2007, Washington Post Staff Writer Juliet Eilperin conceded the obvious, writing
that climate skeptics "appear to be expanding rather than shrinking."….
112
https://www.inhofe.senate.gov/download/?id=c94cb1b0-747e-4d6b-984a-f27664a23831&download=1

158
….Skeptical scientists are gaining recognition despite what many say is a bias
against them in parts of the scientific community and are facing significant
funding disadvantages. Dr. William M. Briggs, a climate statistician who serves
on the American Meteorological Society's Probability and Statistics Committee,
explained that his colleagues described “absolute horror stories of what
happened to them when they tried getting papers published that explored non-
‘consensus’ views.” In a March 4, 2008, report Briggs described the behavior as
“really outrageous and unethical … on the parts of some editors. I was
shocked.” [Note: An August 2007 report detailed how proponents of man-made
global warming fears enjoy a monumental funding advantage over skeptical
scientists. A July 2007 Senate report details how skeptical scientists have faced
threats and intimidation ……’’

Het Minderheidsrapport113van de Senaat uit 2008 , is erg informatief en toont


aan dat er in 2008 een reikende hand werd uitgestrekt naar het IPCC. Deze
hand werd niet gegrepen, evenmin als de hand, die het Ratheneau Instituut in
2007 uitstrekte.
Dit rapport werd ondersteunt door 650 wetenschappers. Ik heb meer kritische
rapporten uit de VS gezien ,waar 6500 wetenschappers zich achter schaarden.

Ik heb mijn verkenning op mijn eigen wijze gedaan. Het heeft me veel inzichten
en weinig bemoedigends opgeleverd. Maar het is slechts ‘mijn zoektocht’.
Meer mensen zouden dat in alle vrijheid moeten doen. Ik raad die mensen aan:
ga zelf zoeken op het internet!.
-

113
Zie minderheidsrapport, senaat 2008
http://epw.senate.gov/public/index.cfm?FuseAction=Minority.Blogs&ContentRecord_id=2674e64f-802a-23ad-490b-bd9faf4dcdb7

159
Bijlage 4 De stijging van de zeespiegel
De stijging van de zeespiegel moet altijd als een relatieve zaak bekeken
worden. Enerzijds kan het watervolume toenemen door opwarming en door
het smelten van landijs, anderzijds kan de bodem lokaal dalen of stijgen of kan
door plaattektoniek ook de bodem van de oceanen stijgen of dalen. Er zijn nog
een aantal factoren die de relatieve stijging van de zeespiegel op een specifieke
locatie bepalen. We nemen hier het voorbeeld van de Nederlandse kust.
Verderop geef ik ook een verwijzing naar de situatie in Tuvalu.
https://www.clo.nl/indicatoren/nl0229-zeespiegelstand-nederland-en-
mondiaal

Uit deze grafiek valt af te leiden dat de trendlijn zeer stabiel is. De
zeespiegelstijging bedraagt 1,9 mm/jaar. Ook de jaarlijkse variaties zijn relatief
stabiel. De spreiding hiervan is relatief groot met een van en jaarlijkse variaties
van ongeveer 10 mm. Zo kon het gebeuren dat de zeespiegel in 1918 even hoog
was dan in 1995. Dit zijn gemiddelden ver een jaar. De werkelijke hoogte van de
zeespiegel per getijde kan zeer sterk variëren. Dit plaatje over de afgelopen
120 jaar is wel heel anders dan het plaatje dat Deltares voor de komende 80
jaar schetst, geen trendmatige stijging met 16 cm maar een ‘mogelijke’ stijging
van 300 cm:
‘De huidige scenario’s voor het Deltaprogramma gaan voor Nederland uit van
een zeespiegelstijging tussen 0,35 meter en 1 meter tot 2100. Nieuwe
projecties van het KNMI (april 2017) wijzen er echter op dat de zeespiegel tot
wel 2 meter kan stijgen. Ook als de doelen van het klimaatakkoord van Parijs -
een temperatuurstijging van maximaal 2°C in deze eeuw- worden gehaald. Bij

160
een sterkere opwarming van de aarde (met 4°C in 2100) kan de zeespiegel
stijgen tot 3 meter.’

Verklaring van de trendmatige ontwikkeling in het compendium


voor de Leefomgeving
Het trendmatige patroon over de periode 1890-2014 is voor een klein deel te
verklaren uit factoren die lokaal langs de Nederlandse kust invloed hebben.
Voor het grootste deel wordt de trend verklaard uit factoren die op
wereldschaal spelen (Katsman et al., 2011). De meest relevante lokale factor is
een bodemdaling over eeuwen. Deze daling is het gevolg van een herstel van de
bodem na het wegsmelten van de ijskappen aan het einde van de laatste ijstijd
(Peltier, 1999). De bodemdaling wordt voor de Nederlandse kust geschat op 0,2
mm per jaar. Als we deze lokale bodemdaling verdisconteren in de jaarlijkse
toename van 1,9 mm per jaar, dan vinden we een stijging van de zeespiegel sec
van 1,7 mm per jaar.
Een tweede lokale factor is een luchtdrukverandering over de afgelopen eeuw
(Ponte, 2006). Of zo'n luchtdrukverandering heeft plaats gevonden langs de
Nederlandse kust, is afgeleid uit de historische luchtdruk-dataset HadSLP2.0r,
afkomstig van het Britse Hadley Centre. Het blijkt dat de luchtdruk over de
periode 1890-2014 trendmatig toegenomen is met 0,43 mbar. Dat is
omgerekend een verlaging van de zeespiegel van slechts 0,04 mm per jaar. Op
de jaarlijkse toename van 1,9 mm per jaar is deze bijdrage dus gering.
Daarnaast zijn er mondiale factoren, die de zeespiegstijging langs de
Nederlandse kust verklaren uit de stijging van de mondiale zeespiegel. Deze
stijging wordt verklaard uit vier processen: thermische uitzetting van
opwarmend zeewater (ongeveer 1,1 mm per jaar); het wereldwijd smelten van
gletsjers en kleine ijskappen (ongeveer 1,4 mm per jaar); smelten van de ijskap
op Groenland en het smelten van landijs op Antartica (ongeveer 0,6 mm per
jaar); het gebruik van grondwater (zeer gering, ongeveer 0,02 mm per jaar).

Opmerking Korsmit
De berekening van de mondiale zeespiegelstijging is niet sluitend: de stijging is
gemiddeld 1,7 mm/jaar, maar de verklarende oorzaken, excl. Antarctica,
leveren een totaal van 2,5 mm/jaar op. Daarenboven wordt opgemerkt dat ook
de randen van Antarctica door een grote ijssmelt een bijdrage leveren aan de
zeespiegelstijging. Deze bijdrage aan de zeespiegelstijging wordt geschat op 0,6
mm/jaar. Dit alles levert een ‘gat’ in de berekeningen op van 1,4 (3,1 minus
1,7) mm/jaar. In feite is de huidige inschatting van de zeespiegelrijzing op basis
van de veronderstellingen waarschijnlijk te hoog.
De verklaring voor dit ’gat’ van 0,8 resp. 1,4 mm/jaar moet gevonden worden in
de opslag van sneeuw in het centrale gedeelte van Antarctica, welke door NASA
is berekend op basis van satellietwaarnemingen: de netto aangroei van de
ijsmassa is 112 biljoen ton per jaar in de periode 1992 tot 2001 en 82 biljoen
ton per jaar in de periode e 2003 tot 2008. Deze trend lineair doortrekkend zou

161
dit in 2020 ongeveer 40 biljoen ton per jaar zijn. Dit zou de zeespiegel ongeveer
0,30mm/jaar omstreeks 1995 hebben doen dalen, omstreeks 2005 met 0,22
mm/jaar en zou dit effect op dit moment ongeveer 0,10 mm/jaar bedragen. Zie
vb.
https://www.nasa.gov/feature/goddard/nasa-study-mass-gains-of-antarctic-ice-sheet-greater-than-losses
Map showing the rates of mass changes from
ICESat 2003-2008 over Antarctica. Sums are
for all of Antarctica: East Antarctica (EA, 2-17);
interior West Antarctica (WA2, 1, 18, 19, and
23); coastal West Antarctica (WA1, 20-21); and
the Antarctic Peninsula (24-27). A gigaton (Gt)
corresponds to a billion metric tons, or 1.1
billion U.S. tons.
Credits: Jay Zwally/ Journal of Glaciology
Voor Zeespiegelstijging zie ook link:
https://klimaatgek.nl/wordpress/zeespiegel/

Aangezien de berekeningen van NASA ook de smelt aan de randen van Antarctica
meenemen is hiermede het gat ten dele verklaard: in plaats van een bijdrage van plus
0,6 mm/jaar aan de zeespiegelrijzing is er een daling van de zeespiegel 0,3 mm/jaar
aflopend naar 0,1 mm/jaar. Het gat zou dan eind vorige eeuw verkleind zijn tot ongeveer
0,5 mm/jaar eind vorige eeuw en tot ongeveer 0,3 nu. Wellicht dat hiervoor een nog
weinig besproken oorzaak gezocht moet worden in de platentektoniek en in de
bewegingen van de bodem als gevolg van geologische processen gedurende lange
tijdsperioden. Een voorbeeld is het ‘wegzakken van vulkanische eilanden in de oceanen’.
Een voorbeeld is Tuvalu, waar de complexiteit van deze processen duidelijk wordt: een
klein gedeelte zinkt weg in de oceaan, een groter gedeelte groeit aan. Op lokaal niveau
kan de relatieve zeespiegelstijging veel groter zijn en veel dramatischer gevolgen hebben
dan in Nederland.
Voorlopig is er weinig reden om aan te nemen dat de lineaire ontwikkeling van de
zeespiegelstijging in de nabije toekomst sterk gaat veranderen. Voorlopig wijst de som
van alle verklarende oorzaken niet op een knik in de trendlijn. Ook de invloed van CO2
lijkt hierop weinig invloed te hebben. De reden daarvoor is dat er zeer waarschijnlijk nog
onbekende negatieve terugkoppelingen zijn, die deze invloed beperken. Op internet zijn
een aantal van deze terugkoppelingen te vinden. Een andere factor is dat door
opwarming en meer CO2 de neerslag sterk kan vergroten en dat dat een invloed heeft
op de zeespiegelstijging. In de alarmistische boodschap van Deltares, gebaseerd op een
n.m.m. eenzijdige interpretatie van KNMI-inschattingen, kan ik mij niet vinden.
Natuurlijk moeten we vooruit denken en alle mogelijke ontwikkelingen verkennen en
hiervoor plannen maken, maar dat hoeft niet meteen tot beleidsuitgangspunten te
worden verheven. Op deze wijze is er geen wetenschappelijk onderzoek meer mogelijk.
Zie vb. de link:

162
https://wetenschap.infonu.nl/weer/17794-de-verwachte-zeespiegelstijging-in-de-21e-eeuw.htm

Verwijzingen naar bodemdaling en Zeespiegelstijging:

Tuvalu De bodem van de oceanen is continu in beweging. Zo ontstaat er op de


breuklijnen van de platen, die van elkaar afdrijven, een aangroei van de bodem door
opwellend gesteente met veel vulkanische activiteit. Deze vulkanen komen soms boven
de zeespiegel uit en vormen dan vulkanische eilanden. Zo zijn bijna alle eilanden in de
oceanen ontstaan, zoals vb. Tuvalu. Deze vulkanen zijn relatief, t.o.v. de vulkanen op het
‘vaste land’, zeer hoog en zwaar. Zij zinken dan ook weer langzaaam weg in de
zeebodem. Als zij onder het wateroppervlak verdwijnen ontstaan er atollen. Zie vb.
Google maps om hier een beeld van te krijgen op en rond Tuvalu.

Dit alles is een natuurlijk proces en geen gevolg van meer CO2, klimaatverandering of
zeespiegelstijging. Dit proces beïnvloed wel de relatieve hoogte van de zeespiegel en
wellicht ook het lokale klimaat. Hierdoor kunnen er ernstige gevolgen zijn voor de lokale
bevolking die moet ‘vluchten’. Dit zijn geen klimaatvluchtelingen, maar mensen, die
vanwege natuurlijke veranderingen een andere leefplek moeten zoeken. Dergelijke
processen zijn van alle tijden en de mensheid heeft zich hieraan altijd weten aan te
passen. Dit mag niet worden ‘misbruikt’ om de angst over zeespiegelstijging aan te
wakkeren of om de gevolgen van de klimaatverandering te dramatiseren.

Zie vb. de volgende links:


https://www.scientias.nl/tuvalu-minder-onderhevig-aan-klimaatverandering-dan-gedacht-landoppervlak-
neemt-toe/
https://www.nature.com/articles/s41467-018-02954-1
http://salomonkroonenberg.nl/doc/De-zeespiegel-van-Tuvalu.html

163
Bijlage 5 Allerhande

Visie op een effectieve aanpak van het ‘duurzaamheidsprobleem’


Aanvulling op notitie Zijn we met het klimaatbeleid op de goede weg?
Jan Korsmit, oktober 2018.

De noodzaak van het aanpakken van de door de mensheid zelf veroorzaakte problemen
wordt in steeds bredere kringen onderkend. Daarbij ligt de focus momenteel op de
opwarming als gevolg van de door de mensheid sterk vergrote uitstoot van
broeikasgassen. De gevolgen hiervan zijn het meest zichtbaar in de zeespiegelrijzing, in
de klimaatverandering,in de verzuring van het water, in de aantasting van koraalriffen
en vb. in het steeds sneller verdwijnen van diersoorten.
De invloed van menselijk handelen op de natuur en het klimaat houdt mij, en vele
anderen, al sinds de jaren zestig en zeventig bezig. Ik heb sinds die tijd de literatuur
verkend en ben op zoek gegaan naar wetenschappelijke bevindingen en naar
verklaringen van oorzaak en beschrijvingen van de gevolgen van menselijk handelen op
o.a. de klimaatverandering. Daarbij lag het accent bij mij op de negatieve gevolgen, al
zag ik ook positieve gevolgen van dit handelen. Met name op het gebied van de
landbouw en de energieopwekking zijn er stappen gezet, die hoop geven voor een meer
duurzame toekomst. Ook het denken in meer circulaire processen geeft hoop.
Sinds het verschijnen van het boek Silent Spring van Rachel Carson in 1962, het rapport
van de Club van Rome De Grenzen aan de Groei in 1968 en later het Brundtland-rapport
Our Common future in 1988 zijn alle daar gesignaleerde problemen steeds groter
geworden. Dat ging gelukkig minder snel dan de voorspelde exponentiele stijging. Het
ombuigpunt in de stijging van verschillende ongewenste groeipatronen ligt zeer globaal
omstreeks de millenniumwisseling. Dat betekent dat de groei nog wel even door zal
gaan en dat er nog harder gewerkt moet worden om deze sneller om te zetten in een
afname.
Ik constateer een verenging van de probleemstelling in het politieke debat tot de
gevolgen van het verstoken van fossiele brandstoffen om in onze energievoorziening te
voorzien. Sinds het begin van de industriële revolutie zijn we afhankelijk geworden van
fossiele brandstoffen. Omschakeling op andere technologieën, vb. zonne-energie of
aardwarmte of windenergie botst met economische belangen en levert politieke en
technologische omschakelproblemen op.
Deze omschakelproblemen zijn zo groot dat andere problemen als gevolg van menselijk
handelen m.b.t. bodemgebruik, grondstoffen, het milieu en de bevolkingsontwikkeling
e.a. overschaduwd worden. Wellicht is de complexiteit van deze problemen en de
inertie van overheden de oorzaak van deze verenging van de probleemstelling tot een
klimaatprobleem als gevolg van de opwarming. Dit probleem werd weer verder verengd
tot vb. de gevolgen voor de zeespiegelrijzing als gevolg van verhoogde emissies van CO2
door menselijk handelen.
Ik betreur deze verenging, maar besef dat er gelukkig toch al veel bereikt is door het
werk van o.a. Urgenda. Voorbeelden zijn: milieunormen, toepassingen op het gebied
van circulaire economie, grote vooruitgang in agrarische productie, inzichten in ecologie
en ontwikkeling van technologie en onderzoek naar kleinschalige, duurzame
energieopwekking zoals windenergie en zonnepanelen. Maar er liggen nog zeer grote

164
probleemvelden open, waar de sociaal-politieke ontwikkeling bijgestuurd moet worden.
Voor het stimuleren van een duurzame ontwikkeling is een internationale aanpak nodig,
waarin met name de VN het voortouw moet (kunnen) nemen.
Aangezien de VN vooral een politiek orgaan is, waarin grote machtsblokken, zowel
politiek als economisch, een grote rol spelen, is het van belang dat het
duurzaamheidsprobleem in zijn volle omvang op de agenda komt. Gelukkig gebeurt dat
ook, zij het n.m.m. zonder de nodige follow-up. Mijn opvatting is dat het daarbij minder
om de negatieve gevolgen, die eigenlijk al lang onderkend worden, zou moeten gaan en
meer over de mogelijk oplossingen. Deze oplossingen zullen voor alle partijen minstens
ten dele aantrekkelijk moeten zijn. Op dit moment lijkt dit met het CO2-probleem het
geval te zijn, daar ontstaan steeds meer win-win situaties en wordt snel vooruitgang
geboekt. Het gevecht met overheden en economische machtsblokken over de nodige
maatregelen is echter ver van over en gewonnen terrein kan weer verloren gaan, zoals
de terugtrekking van de VS uit het Akkoord van Parijs aantoont.
Ik zie het CO2-probleem als een proxy voor het probleem van de impact van het
handelen van de mensheid op de natuur en het klimaat. De CO2-voetafdruk op de
natuur en het klimaat is een proxy voor de totale voetafdruk van de mensheid op de
natuur en het klimaat. Als men dit accepteert dan moet de CO2-voetafdruk integraal
gerelateerd worden aan de natuur en het klimaat. Op dit moment wordt dit vooral
vertaald in de gevolgen in termen van de opwarming en van de daarvan afgeleide
zeespiegelstijging.
Wil de CO2-voetafdruk een proxy voor het totaal zijn dan moet deze buiten kijf zijn. Met
andere woorden dan moet de opwarming en de zeespiegelrijzing een direct gevolg zijn
van de verbranding van fossiele en organische brandstoffen. Natuurlijk is dat juist wat
alle klimaatwetenschappers zeggen. Zij, die dit ontkennen, zijn klimaatontkenners. Dit
mag een politiek-correct standpunt zijn, maar de oorzakelijke relatie moet
wetenschappelijk onderbouwd zijn en niet alleen als een plausibele correlatie
beschreven worden. Zo daarover een discussie blijft bestaan zal deze discussie ook
afbreuk doen aan de aanpak van de vele andere ook zeer dringende
duurzaamheidsproblemen, doordat de geloofwaardigheid van de VN, het IPCC en de
wetenschap hierdoor zal worden aangetast.
Als onafhankelijk onderzoeker ben ik sinds 2005 op zoek gegaan naar deze
wetenschappelijke onderbouwing. Ik hoopte deze snel te vinden, omdat ik het grotere
doel, van het beperken van de negatieve voetafdruk van de mensheid op natuur en
klimaat, zo goed en zo snel en zo krachtig mogelijk onderbouwd wil zien. Ik heb deze
zoektocht samengevat in een notitie ‘Zijn we met klimaatbeleid op de goede weg?’. Ik
constateer dat de onderbouwing op een breed vlak wordt aangevochten. Ik constateer
ook dat er op politiek niveau wel lippendienst aan het CO2-uitstoot probleem werd
bewezen, maar dat dat niet tot effectieve actie leidt. Dat betreur ik. Ik vrees dat
hierdoor het grotere doel niet wordt bereikt.
Wil de CO2-voetafdruk een proxy zijn voor de totale voetafdruk van de mensheid op
natuur en milieu dan moet dit spanningsveld weggewerkt worden. Dit is zeer wel
mogelijk,. Het draagvlak is aanwezig. De wetenschappelijke controverses blokkeren een
open discussie en maken concrete stappen op weg naar duurzaamheid moeilijker. Voor
de oplossing van deze controverses is de wetenschap geen geschikte scheidsrechter. De
wetenschap is nooit bedoeld noch in staat geweest om definitieve antwoorden en
oplossingen te geven. Zij is wel een belangrijke steunpilaar, die onzekerheidsmarges kan

165
verkleinen en kennis en inzichten vergroten. Besluitvorming vereist sociaal-politiek
overleg, waarin alle belangen zo goed als mogelijk is tegen elkaar worden afgewogen.
Mijn persoonlijke mening is dat dit in het IPCC onvoldoende gebeurt. In feite vindt deze
afweging plaats bij het opstellen van de policy papers. De transparantie is daarbij echter
beperkt.
De invloed van het menselijk handelen op de natuur en het klimaat is, anders dan dat bij
de meeste organismen, niet beperkt tot het eigen ecosysteem, maar heeft invloed op
alle ecosystemen op aarde. Voor het eest in de geschiedenis heeft een ‘soort’ een
doorslaggevende invloed op de ontwikkeling van het klimaat en de natuur.
Invloedsfactoren zijn o.a. ontbossing, vervuiling van grond en water, vergiftiging van
lucht en water, vernietiging van ecosystemen, waarvan de mensheid mede afhankelijk
is.
De complexiteit van de zeer vele koppelingen en terugkoppelingen in de natuur en de
dampkring is momenteel nog te groot voor wetenschappelijk verantwoorde uitspraken.
Wel kunnen op deelgebieden concrete aanwijzingen gevonden en gegeven worden om
de negatieve menselijke voetafdruk te verkleinen, vb.
-duurame, circulaire processen
-sociaaleconomische ontwikkeling gericht op gelijkwaardigheid en gelijke rechten
met medeneming van de rechten en eisen van het Earth System
- bevolkingsplanning, in relatie met gezondheidszorg en sociaaleconomische
ontwikkelingen
Deze complexiteit vraagt om inclusieve studies en rapporten, die een bredere basis
hebbe dan de technical papers, die het klimaatbeleid ondersteunen. Daar ligt een grote
opgave voor samenwerkende onderzoekers uit velerlei disciplines.

Dat het klimaat verandert staat buiten kijf, evenals de noodzaak om de uitstoot van CO2
te beperken. Daarvoor zijn zeer veel valide redenen te geven naast de opwarming en de
gevolgen daarvan. CO2 kan een proxy zijn voor de grotere duurzaamheidsproblemen,
waarvoor de mensheid zich gesteld ziet. De CO2-discussie zou zich moeten verbreden
naar de CO2 uitstoot tot opwarming en zeespiegelstijging kan op den duur
contraproductief werken. Ik vrees voor een terugslag als er aangetoond zou worden dat
CO2-beperking niet de oplossing kan bieden voor de klimaatproblemen.
Het inzicht dat de beperking van de CO2-uitstoot ook een uitdaging kan zijn, een bron
van nieuw elan, een ‘omdenken’ is zich aan het nestelen. Ik meen dat China dit beter
begrijpt dan het Westen. Ik pleit voor een verbreding van de discussie over de
menselijke voetafdruk naar alle aspecten van natuur en klimaat. Het CO2-beleid kan
daarbij een structuur of een richting aanbieden, als het de huidige spanningen in het
klimaatdebat weet te overbruggen. Als men het CO2-belei als een proxy wil zien dan zal
dit beleid meer inclusief moeten worden vb. inclusief het beleid t.a.v. duurzaam ge- en
herbruik van grondstoffen, duurzame energie, bescherming van ecosystemen in
samenhang met de nodige groei van de voedselproductie en bevolkingsontwikkeling.
Om dit te realiseren zal een doelgerichte en geïntegreerde aanpak noodzakelijk zijn.
Daarvoor zijn bevlogen, creatieve en doortastende mensen nodig in de politiek, in de
wetenschappen en vooral in organisaties en media, die het grotere, duurzame beeld van
de toekomst van de aarde en de mensheid kunnen schetsen.

166
Het papagaaiencongres
Vandaag, 3 december 2018, begint in Katowice in Polen een internationaal
klimaatcongres over de uitvoering van het Akkoord van Parijs van drie jaar geleden. De
bedoeling is dat er eindelijk harde, bindende afspraken gemaakt worden om de
opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 - 2 graden.
Bij het opstarten van mijn computer zag ik deze morgen een prachtige foto, aangeboden
door Microsoft, van een veelkleurige kaketoe. Meteen zag ik een connotatie met het
congres: het papegaai-congres. Dit congres gaat over drie zaken: over de
klimaatverandering, over de ellende die daardoor veroorzaakt wordt, vooral in de
ontwikkelingslanden, en over de oorzaak van dat alles zijnde, zoals vrij algemeen
aangenomen wordt, de door de Westerse wereld uitgestoten CO2 als gevolg van het
verbranden van fossiele brandstoffen.
Eigenlijk gaat het alleen over het laatste. Het zou natuurlijk vooral om het tweede punt
moeten gaan, en de relatie hiervan met de klimaatverandering, en dan pas over de
politiek algemeen aanvaarde oorzaak van de klimaatverandering en de maatregelen om
de CO2-uitstoot te beperken.
Met name over dat laatste ben ik al meer dan 20 jaar bezig met een speurtocht naar de
onderbouwing van deze stelling. Arrhenius vond al een eeuwigheid geleden dat een
verdubbeling van het O2 gehalte in de lucht een opwarming van tussen 1 en 6 graden
Celsius zou veroorzaken. De huidige klimaatmodellen tonen hetzelfde aan. Ondanks al
mijn zoeken vind ik hiervoor geen hard, wetenschappelijk of experimenteel bewijs. De
theorie van Arrhenius is onderuit gehaald en de meer dan 300 klimaatmodellen vormen
geen solide basis. Het ‘middelen’ van de uitkomsten van al deze modellen, wat het IPCC
lijkt te doen, is wetenschappelijk onverantwoord. Klimaatmodellen zijn een
onontbeerlijk instrument van/voor klimaatwetenschappers, niet voor politici. Dus zit ik
nog steeds, zoals de Vlamingen zeggen, op mijn honger. Mijn speurtocht leverde me het
inzicht op dat het onderzoek naar de klimaatverandering ongelofelijk ingewikkeld is als
gevolg van de zeer vele positieve en negatieve koppelingen.
Naar mijn mening is de wetenschap op dit moment (nog) niet in staat om verantwoorde
uitspraken te doen over de klimaatverandering op de langere termijn. Dat vind ik
jammer, want ik ben sinds begin 90-er jaren, toen ik als gastdocent op de VUB werkte
binnen de vakgroep Menselijke Ecologie bij prof. Hens, op zoek naar een
wetenschappelijk onderbouwd, en dus verifieerbaar, verantwoord op de vraag in
hoeverre de CO2-uitstoot de doorslaggevende factor is in de klimaatverandering. Ik
was er al lang voor die tijd van overtuigd dat de verbranding van fossiele bandstoffen
een dwaze en onnodige zaak is. Er waren en zijn voldoende alternatieven.
Wetenschappers hebben politici niet echt kunnen overtuigen, of deze wilden zich niet
laten overtuigen, door hun sterke verbondenheid met economische belangen.
Persoonlijk vind ik het nog veel erger dat de politiek nooit gepoogd heeft de omvang van
de problematiek als gevolg van de klimaatverandering vast te leggen in termen van
specifieke doelgroepen en regio’s . in de besluiten van de Algemene Vergaderingen van
de VN is hierover veel te vinden, maar deze zijn te algemeen. Zie voor meer informatie
hierover o.a. mijn notitie Zijn we met het klimaatbeleid op de goede weg.

167
Als er in Polen geen bindende afspraken gemaakt worden over hoe de door
klimaatverandering veroorzaakte problemen worden aangepakt, dan is deze conferentie
voor mij weer een stap in de verkeerde richting. Het klimaat verandert, wellicht of
waarschijnlijk mede als gevolg van de uitstoot van CO2, en de hierdoor veroorzaakte
problemen vereisen een snelle en directe aanpak in de betrokken regio’s en voor de
betrokken doelgroepen. Het gaat niet om de schudvraag, het gaat om solidariteit en
effectiviteit. Sinds ik op de VUB werkte en sinds ik vanaf 2005 het klimaatdebat in en
rondom het IPCC volg heb ik geen echt nieuwe geluiden gehoord. De papagaaien
spreken elkaar na en overstemmen elk ander geluid. Het gekakel is een mantra
geworden het ligt aan de CO2, het ligt aan de CO2,….. Ik heb medelijden met de
slachtoffers van de klimaatverandering, die te weinig gehoord worden en voor wie niet
gezorgd wordt. Ook onze eerste minister kakelt mee in dit koor: ‘we moeten meer en
sneller de uitstoot van CO2 verminderen’. Maar hij stelt weer een voorwaarde: Europa
moet meedoen. Een onmogelijke voorwaarde en een voorwaarde die haaks staat op wat
van burgers verwacht wordt. Hij ziet er voor het gemak maar over get hoofd, dat zijn
eigen beleid juist meer CO2 genereert. Het is gekakel voor de bühne.
Het oude Europa beseft niet dat de geschiedenis haar dreigt in te halen. Europa verwijst
naar de enorme luchtvervuiling door kolengestookte centrales in China, te weinig
beseffend dat men daar op technologisch gebied o.a. met duurzame energie al voor ligt
opEuropa. Beleidsmakers denken te veel dat praten over beleid, beleid is. Het gaat om
actie, in dit geval n.m.m. primair om actie om de negatieve gevolgen van de
klimaatverandering daar waar deze gevoeld worden aan te pakken. Ik ben zeer
benieuwd wat daarover in de slotverklaring gezegd wordt.
Maar wellicht gebeurt er een wonder vb. afspraken over een directe relatie tussen de
opbrengsten van de emissierechten en programma’s voor schone energie en voor de
adaptatie aan de klimaatverandering binnen probleemgebieden. Ik hoop dat de wereld
wakker wordt en dar de VN de middelen krijgt voor programma’s gericht op de
slachtoffers van de klimaatverandering. Ik hoop dat deze meer te bieden hebben dan
bed, bad en brood.
Jan Korsmit

168

You might also like