1 Algemene Inleiding

You might also like

Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 12

Inleiding

1. Wat is recht?
 Recht = de geïnstitutionaliseerde ordening van het menselijk handelen in de samenleving
1.1. Kenmerken van het recht
 recht = een geheel v bindende regels Vb: verkeersregels
 recht = verbonden met het begrip gezag
 recht = afdwingbaar
 recht moet het samenleven mogelijk maken
1.2. Ontstaan & oorzaak
Geen recht zonder gezag
 recht heeft toezicht nodig -> toepassingen vh recht moeten gecontroleerd w
-> om wetten te kunnen maken
 geen gezag = chaos & dat leid tot burgeroorlog
Recht & rechtvaardigheid
 recht = een middel om rechtvaardigheid na te streven
 rechtvaardigheid = het streefdoel vh recht
-> bedoeling om zo dicht mogelijk bij doel te geraken
 wetten = overeengekomen waarden
 Romeinen -> recht = rechtvaardigheid, er is geen ≠
-> jus est quod justem est = het recht is wat rechtvaardigheid is
-> wat v god komt is juist, want god heeft altijd gelijk
 Sharia = islamitisch recht
-> wat daarin staat is altijd juist, want het komt van Allah
=> Rechtsregel = niet altijd rechtvaardigheid
Vb: verjaring -> fac die niet binnen h jaar aankomt, moet niet meer betaald worden
-> moord verjaard 10 jaar na geklasseerd
Recht statisch of dynamisch
Statisch
= het recht is vaak een laattijdige registratie, een vormgeving ve door de meerderheid reeds
aanvaarde toestand
 gewoonteregel word wetregel
 dit is in sommige takken al verdwenen
Dynamisch
1. = het recht creëert ook nieuwe toestanden
 vooruitlopen om iets te bereiken
Vb: EU wil Europa één maken
2. = het recht schept nieuwe mentaliteitsveranderingen
Vb: Wet 29/08/1919: wet v Van De Velden op het alcoholgebruik
-> 1 maatregel: ipv 1L jenever, verplicht 2L kopen
-> men had geen geld voor 2L => er werd minder alcohol gedronken
Vb: Wet 03/04/1975: wet op roken:
-> op verpakking moest staan: “Roken is waarschijnlijk ongezond!”
-> nu: “Roken is dodelijk!” + afbeeldingen
Vb: KB 28/12/1979: rookverbod in openbare gebouwen.
Vb: 2006: rookverbod op de werkplaats
Vb: 2007: rookverbod in taverne, restaurants enz.
3. = rechtsregels liggen nu NIET voor eeuwig vast, ze evolueren met de publieke
opvattingen
 evolutie wordt vertaald door wetgeving
Vb: abortuswet 1988 -> uit de strafwet gehaald
Vb: wet over druggebruik -> softdrugs mag voor bepaalde ziekten
Vb: holebies -> Vroeger: geen rechten
-> Nu: mogen trouwen, kinderen adopteren, ...
2. Inleidingen van het recht
Objectief & subjectief recht
 Objectief = de pure, naakte wetregel Vb: eigendomsrecht
 Subjectief = de toepassing vh recht op concrete gevallen Vb: eigendom verhuren/verkopen
Geografische indeling
Nationaal recht
= recht dat enkel binnen de grenzen van een staat geldt, ook al is dit niet steeds voor het
gehele grondgebied en voor alle onderdanen.
 bevat: - alle rechtsregels die uitgevaardigd worden door een bevoegde politieke instelling
- alle rechtsregels die van toepassing zijn binnen het Belgisch grondgebied.
Internationaal of grensoverschrijdend Recht
 bevat: - alle rechtsregels uitgevaardigd door een supranationale politieke instelling,
- alle verdragen afgesloten tussen België & andere staten
- alle rechtsregelen die bep welk nationaal recht van toep. is bij privaatrechtelijke
verhoudingen tussen Belgen & vreemdelingen of m.b.t. Belgen in het buitenland.
Vb: Europees recht = grensoverschrijdende rechtsregelen.
Bemerkingen
 Historisch achterhaald -> uithollingen van binnen- en buitenaf
-> binnenaf: door federalisering (gewesten & gemeenschappen
-> buitenaf: EU -> Landbouwbeleid = niet meer nationaal, maar voor EU
Volgens de aard van de betrokken party
Privaatrecht
 regelt de rechtsverhoudingen tussen de burgers onderling door hun subjectieve rechten te
bepalen
Publiek recht
 regelt de rechtsverhoudingen tussen de burgers en de overheid & tussen de
overheidsorganen onderling
Bemerkingen
 rechtstakken zijn soms een mengeling van de 2
Vb: sociaal - economisch recht:
-> 1944: wg bijdragen voor RSZ betalen
=> publiek recht: de overheid regelt alles ivm de RSZ
=> privaat recht: wg moet aangesloten zijn bij een ziekenfonds
|-> = een privé-instelling
Schema:
Publiek Privaat Publiek-Privaat
Staatsrecht
Burgerlijk recht
Admin. recht
Handelsrecht
Nationaal Fiscaal recht Professioneel recht
Sociaal recht
recht Strafrecht = Soc. eco. recht
Privaatrechtelijk
Strafprocesrech
procesrecht
t
Internationaa
Volkenrecht Internationaal Privaatrecht Europees recht
l recht

2.1 Nationaal Recht


2.1.1 Privaatrecht
 regelt de rechtsverhoudingen tussen de burgers onderling
 in principe -> suppetiel recht = aanvullend recht
-> geld slechts wnr de betrokkenen in hun rechtshandeling niet op een uitdrukkelijke
wijze zijn afgeweken vd wettelijk aanvullende regeling
Vb: huwelijkscontract
-> als je geen stelsel kies => kiest de overheid in uw plaats voor wettelijk stelsel
 uitzondering :> imperatief recht = dwingend recht
 dwingend recht = op vlak van openbare orde
= op vlak van goede zeden
= beschermt de zwakke party in een contractuele verhouding
Vb: de huurderswet => verhuurder = sterke,, huurder = zwakke
Vb: de arbeidsovereenkomstwet => wg = sterke,, wn = zwakke

2.1.1.A Burgerlijk recht


Inhoud: (wat?)
 regelt de elementaire verhoudingen tussen burgers onderling
 ‘gemeen’ recht = gemeenschappelijk recht (moederdochter relatie)
Vorm: (waar?)
Burgerlijk wetboek (1804) = gecodificeerd
-> codificeren komt van ‘code’ = Frans woord voor wetboek
-> codificatie = samenvatten van al de wetten omtrent een bep
rechtsmaterie in een wetboek
-> Fransen hebben het wetboek gemaakt
-> is gebaseerd op het Romeinse recht
 aanvullende wetten = wetten die later zijn toegevoegd
Vb: de wet op de ruilverkaveling, het Vlaamse bosdecreet
2.1.1.B Handelsrecht
Inhoud:
 regelt het statuut van de handelaren en de commerciële activiteiten.
 onderscheid tussen handelsdaden
Objectieve = al wat men koopt om te verkopen
Subjectieve = al wat men koopt om niet te verkopen, dingen die nodig zijn om hun
bedrijf te kunnen runnen
Vorm:
Wetboek van Koophandel (1872)
Afzonderlijke wetten = handelswetten
 commerciële gewoonte
Onderscheid handelsrecht & economisch recht
 handelsrecht = eerder privaat recht
 economisch recht = eerder publiek recht => mengvorm van privaat & publiek recht
Vb: vestigingsrecht, prijsreglementering

2.1.1.C Vennootschapsrecht
Inhoud:
 bevat de regels die van toepassing zijn op alle vennootschappen of op een vennootschap in
het bijzonder
 soorten vennootschappen: NV, BVBA, CV, VOF, …
 vennootschappen: -> handelsvennootschappen => daden van koophandel = handelsdaden
-> burgerlijke vennootschap => geen daden van koophandel = geen
handelsdaden
-> altijd onder vorm ve handelsvennootschap
Vb: advocatenkantoor onder de vorm ve NV
=> beide soorten vennootschappen maken winst
Vorm:
 Wetboek van Vennootschappen (1999)
-> geen verengingen!! Vb: VZW, internationale verenigingen & beroepsverenigingen

2.1.1.D Sociaal recht


Inhoud:
Sociaal zekerheidsrecht (= SZR)
 regelt de verplichte sociale voorzieningen voor wn & zelfstandigen
Vb: kindergeld, ziekte, arbeidsongeval, …
 voor 1944 gaan RSZ
Arbeidsrecht (=AR)
 regelt de verhouding tussen wg & wn die arbeid presteren in ondergeschikt verband
IAR = Individueel arbeidsrecht -> IAO individuele arbeidsovereenkomst
CAR = collectief arbeidsrecht -> CAO collectieve arbeidsovereenkomst
-> ontstaan door vertegenwoordigers van wg- en werknemersorganisaties
Vorm:
 niet gecodificeerd => geen wetboek
 partiële codificatie = geordend samenbundelen ve aantal kleine wetten in een grote wet.
Vb: arbeidsovereenkomstwet.
Veel afzonderlijke wetten

2.1.1.E Privaatrechterlijk procesrecht


Inhoud:
 regelt de inrichting & de bevoegdheid vd privaatrechterlijke rechtscolleges & het verloop
van privaatrechterlijke processen
Vb rechtscolleges: vredegerecht, rechtbank v 1e aanleg/ van koophandel, arbeidsrechtbank,
Vorm:
 Gerechtelijk Wetboek (1967)
 andere wettelijke en reglementaire bepalingen
2.1.2 Publiek recht
Inhoud:
 omvat de regels m.b.t. de bevoegdheid & samenstelling vd overheidsorganen & de regels
m.b.t. de verhouding tussen burgers & overheid
 organisatie overheden
 verhouding overheid – burger (overheid = bevoorrecht)

Relatie overheid – burger


Publiekrechterlijke aard Privaatrechterlijke aard
geweldmonopolie Geen geweldmonopolie
Onteigening Kan niets in beslag leggen
Vb: de overheid heeft een deel van uw grond Vb: de overheid heeft pc’s nodig voor haar
nodig om een fietspad aan te leggen, zij werknemers, de overheid moet de pc’s
kunnen dat stukje grond zo van u afnemen. bestellen & betalen. De overheid kan ze
Zonder dat ze u geld geven voor de grond. niet in beslag nemen.

-> Eerst altijd via privaatrechterlijke aard -> overheid bied een lage prijs voor grond
-> eigenaar weigert -> geweldmonopolie -> onteigening -> eigenaar geen grond & geen geld
 burger mag zelf geen geweld gebruiken = eigenrichting = zichzelf recht verschaffen
Vb: Kind word gepest -> vader mag zelf niet afrekenen met pester -> moet naar juf gaan
Vb: Buurman laat haag te hoog groeien -> zelf niet de haag gaan afdoen
 Uitzondering eigenrichting -> de wet op wettige zelfverdediging

2.1.2.A Grondwettelijk recht


Inhoud:
= alles wat in de grondwet geregeld wordt
 grondwet = basiswetgeving ve land
-> regelt de inrichting vd staat = de basisstructuur vd politieke & gerechtelijke
instellingen & hun fundamentele bevoegdheden
-> geeft fundamentele rechten & plichten aan de burgers
Vb: persvrijheid, stemplicht, recht op sociale zekerheid, …
Vorm:
 de grondwet (1831)
 grondwettelijke gebruiken: ongeschreven algemene rechtsbeginselen

2.1.2.B Administratief recht


Inhoud:
 regelt de inrichting & werking vd administratie (= de uitvoerende macht)
 federale overheidsdiensten (fod’s)
Vorm:
 talrijke & diverse wetten  decreten & ordonnanties
 Koninklijke & ministeriële besluiten  dienstorders
 regionale, provinciale & gemeenschappelijke verordeningen
 ministeriële omzendbrieven

2.1.2.C Fiscaal recht


Inhoud:
 bepaald hoe de overheidsinkomsten worden gevormd & geïnd
 ≠ vormen van belastingen -> inkomstenbelasting, BTW, successierechten, …
Vorm:
 ≠ fiscale wetboeken: Wetboek vd BTW, Wetboek van Successierechten, …
 aanvullend met vele wetten, verordeningen, reglementen,….
2.1.2.D Strafrecht (materieel)
Inhoud:
 bepaald welke handelingen strafbaar zijn & welke straffen daarop v toep zijn
-> daad, wat? Vb: diefstal, moord, …
-> tarief, hoe? Vb: geldboete, celstraf, inbeslagname v goed, ontzetten vd rechten
Vorm:
 Wetboek van Strafvordering 1808
 afzonderlijke wetten Vb: de wapenwet, wegcode
2.1.2.E Strafprocesrecht (formeel)
= strafvorderingsrecht
Inhoud:
 regelt de inrichting & bevoegdheid vd strafcolleges & de procedure in strafzaken
 strafprocedure = openbaar ministerie tegen de beklaagde (“ de schuldige)
-> burgers kunnen elkaar nooit voor deze rechtbank dagen
Vorm:
 wetboek van strafvordering (1808)
2.2 Grensoverschrijdend recht
2.2.1 Internationaal privaatrecht
Inhoud:
 doel = uit maken welke nationale wetgeving v toep is op een rechtsverhouding waarin
elementen voorkomen uit ≠ staten
-> gebeurd door verwijzingsregels of conflictregels
|-> die regels vormen het internationaal privaatrecht
 beheerst de relaties & geschillen tussen burgers
 elke staat eigen internationaal privaatrecht -> geeft problemen
 Territorialiteitsprincipe = Jus Soli <-> Personaliteitsprincipe = Jus sanguines
-> Soli = grond Vb : als je in VS geboren word, ben je een Amerikaan
-> Sanguines = bloed Vb: je moeder is een belg, dus jij ook
Vorm:
 verwijzingsregels, vervat in internationale verdragen
Wetboek van internationaal privaat recht
2.2.2 Internationaal publiek recht
= Volkenrecht = onvolmaakt recht -> er zijn geen internationale wetten
-> geen internationale dwangmacht
|-> de regels zijn niet afdwingbaar
Inhoud:
 regelt de betrekkingen ts de staten onderling & ts staten & internationale instellingen
 regelt de inrichting en werking v internationale instellingen of diensten
Vorm:
 internationale verdragen
 internationale gewoontes Vb: immuniteit vd ambassade, ultimatum,
 Alg. rechtsbeginsel = normen vd beschaafde volkeren die niet steeds uitdrukkelijk
verwoord worden Vb: verbod op staatsterrorisme

3. De bronnen van het recht


3.1 Wettenrecht & feitenrecht
 Wettenrecht = continentaal recht -> wettekst primeert op de rechtspraak
 Feitenrecht = Angelsaksisch recht -> president primeert op de wettekst
-> President = de vroegere uitspraken op gelijkaardige zaak
3.2 Internationale rechtsbronnen
 verdragen -> verdragen met directe werking = self-executing
-> traditionele verdragen
Directe werking = rechten & verplichtingen uit h verdrag worden zonder verdere
tussenkomst vh parlement aan de burgeres toegekend & opgelegd
Vb: verordeningen & beschikkingen vanuit de EU
Traditionele verdragen -> moeten geratificeerd worden
|-> = bekrachtigd door het parlement
Vb. charter vd raad v europa (1961), in 1990 is het geratificeerd
3.2.1 Normen vd EU
Verordeningen
= gericht tot alle lidstaten vd EU & zijn rechtstreeks bindend
|-> =directe werking
Vb: vrij verkeer van goederen & personen binnen de EU, de gelijke beloning van mannen &
vrouwen
Richtlijn
= de belangrijkste norm = gericht op bepaalde landen of alle landen vd EU
|-> = traditioneel verdrag
 is enkel bindend t.o.v. het te bereiken resultaat, maar de lidstaten mogen zelf de vorm &
de middelen kiezen om het vooropgestelde resultaat te bereiken
-> = men gaat een streefdatum aanduiden & tegen die datum moet je de richtlijn ingepast
hebben in je eigen wetgeving v je land
Vb: de gelijke behandeling van mannen & vrouwen op het gebied vd sociale zekerheid,
productaansprakelijkheid, gemeentelijk stemrecht voor Europese burgers,
Beschikking
= gericht tot een lidstaat of een onderneming binnen een lidstaat
|-> = directe werking
Vb: boetes voor kartelvorming, fusies, concurrentievervalsing
Aanbeveling
= niet bindend advies
Vb: bestrijding vd hormonenmaffia,
3.2.2 Wat bij tegenstrijdigheid?
Primoriteit vh Europese recht = de Europese rechtsregel gaat altijd primeren op de Belgische
wetregel
3.3. Belgische federale wetgeving
3.3.1. Hiërarchie
 binnen federale wetgeving -> 2 hiërarchieën van rechtsbronnen
1. hiërarchie betreft rechtsregels die geldig zijn voor het gehele land
-> grondwet, wet, koninklijk besluit & ministerieel besluit
2. hiërarchie betreft rechtsregels die van elkaar ≠ door het grondgebied waarop ze
betrekking hebben, naast de regels die voor heel het grondgebied gelden zijn dit:
regionale wetgeving, provinciale wetgeving & gemeentelijke wetgeving
Schema:
Wetgevend = Uitvoerend = regering
parlement
Grondwet
Federaal Wet KB, MB => regering maakt ze
Regionaal Decreet, Ordonnantie Besluit van een gewest- of
=> staat los vd koning gemeenschapsregering
Provinciaal Provinciaal reglement Provinciaal reglement
gemeentelij gemeentelijk reglement Gemeentelijk reglement
k
Schema:

Nationale hiërarchie territoriale hiërarchie territoriale bevoegdheidsverdeling

 Wetten tegenstrijdig -> grondwettelijk hof


-> Grondwettelijk hof kan wetten, decreten, ordonnanties vernietigen
-> Raad van Staten, afdeling administratie -> KB’s, MB’s & uitvoeringsbesluiten
vernietigen
 Gewesten houden toezicht op provincie/gemeente
 Grondwet bepaald de bevoegdheden vd federale & regionale regering
 Wet bepaald de bevoegdheden vd gemeenten & provincie
3.3.1.A De grondwet
= grondwetgevende macht
 7/2/1831
 Eerst in Frans -> 1923 in Nederlands
-> 1967 -> evenwaardige wettekst in Nederlands
 Wijzigingen -> enkel als het noodzakelijk is
Proces:
1. preconstituante
-> gaan art vd grondwet aanduiden & voor herziening vaststellen -> parlement ontbonden ->
nieuwe verkiezingen = volksraadpleging
=> voor art vast te stellen voor herziening -> gwn meerderheid nodig = Helft + 1
2. constituante
= nieuwe parlement -> kan art wijzigen (enkel die da voor herziening zn vast gesteld)
-> kan enkel gewijzigd worde door een dubbele meervoudige meerderheid = K: 2/3 & S: 2/3
3. bekrachtiging & afkondiging door koning
-> koning moet bekrachtigen of aftreden
4. publicatie in Belgisch staatsblad
Bijzondere wet -> wet ivm de taalgrens
-> 2/3 meerderheid in kamer & senaat +
-> gwn meerderheid in elke taalgroep van kamer & senaat
3.3.1.B De wet
= wetgevende macht
 uitgevaardigd door federaal parlement
 gwn meerderheid in kamer, bekrachtigen & aankondigen in staatsblad
 evocatierecht -> als de senaat ook wil debatteren,
-> senaat -> amendementen toevoegen -> daarna trg na de kamer
-> kamer altijd het laatste woord
 wetsvoorstel in senaat -> automatisch naar kamer gaan
-> senaat = tweederangskamer, = reflectiekamer = langer rekken
3.3.1.C Decreten & ordonnanties
 decreten -> uitgevaardigd door Vlaams parlement & franse gemeenschapsparlement, Waals
gewestparlement & Duitstalige gemeenschapsparlement
-> er is enkel de kamer, geen senaat
-> gwn meerderheid, bekrachtigd, afkondigen door de gewest- of
gemeenschapsregering die het beslist heeft & gepubliceerd in staatsblad
 Ordonnanties -> uitgevaardigd door Brussel Hoofdstedelijke Raad
-> gwn meerderheid, bekrachtigd & afkondigen door Brussel Hoofdstedelijk
regering & gepubliceerd in Belgisch Staatsblad
 ≠ tussen ordonnanties & decreten -> decreten kunne niet vernietigd worden door koning of
federaal parlement, ordonnanties wel
3.3.1.D KB
= uitvoerende macht
 word uitgevaardigd door de koning
 bevat uitvoerende maatregelen die een uitwerking & precisering inhouden v 1 of +1 wetten
 kan niet gewijzigd worden door een wet
3.3.1.E MB
= uitvoerende macht
 word uitgevaardigd door minister & gepubliceerd in Staatsblad
 Circulaires = ministeriële omzendbrieven = geen formele rechtsbron
-> kan bindend zijn voor ambtenaren vd overheidsadministratie
-> niet bindend voor rechtsonderhorigen of rechters
3.3.1.F Besluit van een Gewest- of gemeenschapsregering
 besluiten kunnen uitgevaardigd worden door:
Vlaamse Regering/Franse Gemeenschapsregering/Waalse Gewestregering/Duitse
Gemeenschapsregering/Brussele Hoofdstedelijke Regering
 besluiten zijn uitvoerende maatregelen & worden gepubliceerd in Staatsblad
3.3.1.G Provinciaal Reglement
 uitgevaardigd door provincieraad = parlement vd provincie
 gepubliceerd in Bestuursmemoriaal vd betrokken provincie
 zijn niet duidelijk afgelijnd zoals op federaal niveau
 geen scheiding ts uitvoerende & wettelijke macht
3.3.1.H Gemeentelijk Reglement
 uitgevaardigd door gemeenteraad
 bekendmaking = door aanplakking in de gemeente
 geen scheiding ts uitvoerende & wettelijke macht
3.3.2 publicatie
Belgisch staatsblad
 grondwetart., wetten, decreten, ordonnanties, KB, MB, besluiten vd gewest- of
gemeenschapsregering w gepubliceerd in Belgisch staatsblad
 10 d na publicatie -> wet v kracht
-> vroegere of latere datum kan bep w
Bestuursmemoriaal
= staatsblad vd provincie
 dwingende kracht na 8 dagen
Aanplakking
= staatsblad vd gemeente
 dwingende kracht na 5 dagen
3.3.3. Interpretatie
 authentieke interpretatie = de interpretatie vd wet door de wetgever zelf
|-> word minder gebruikt
 niet authentieke interpretatie = de interpretatie vd wet door de rechter
 feitelijke controle -> Hof v Cassatie => vonnissen & arresten vernietigen
vonnissen -> rechter in rechtbank
arresten -> raadsheer in hof
-> Raad van Staten => administratieve zaken
 grondwettelijk hof -> vernietigen van wetten, decreten & ordonnanties
3.4 Gewoonterecht
 omvat de gevestigde gebruiken die in een samenleving alg als bindend beschouwd w zonder
dat zij hun neerslag hebben gevonden in een of andere maatregel
 eindigt daar waar een wetregel ontstaat
 komt voor in de grondwet & handelsrecht (maritiemenrecht)
 verdwenen in arbeidsrecht & strafrecht
|-> botst met legaliteitsprincipe = geen straf zonder wet
3.5 Rechtspraak
=jurisprudentie
 v groot belang bij: -> vaste rechtspraak = gelijklopende beslissingen v ≠ rechters
-> Cassatierechtspraak
 w beïnvloed door rechtsleer (= indirecte rechtsbron)
|-> = nuttig in rechtszaken
 geannoteerd wetboek = wetboek waar commentaar bij staat
3.6 Algemene rechtsbeginselen
Ongeschreven alg rechtsbeginselen zijn niet uitdrukkelijk in e wettekst geformuleerd, omdat
men ze als evident beschouwd
= basisprincipes vd hedendaagse rechtsorde
Vb: principe vd goede trouw in e contract
 w door de rechtspraak geformuleerd & toegepast ter aanvulling vd wetgeving
 zijn tot ontwikkeling gekomen in het administratief recht

You might also like