Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 19

Inleiding in de geschiedenis hoorcolleges samenvatting

Hoorcollege 1
De mens is een historisch wezen: het heeft herinneringen.

De beroemdste geschiedenisstudent: Johan Huizinga (7-12-1872-1-2-1945)


Aan het einde van zijn leven was hij wereldberoemd. Hij werd ook ingehuurd als sneltekenaar.
De studie van Huizinga lijkt veel op die van ons, maar hij studeerde Nederlandse Letteren. Onze
opleiding geschiedenis bestond toen nog niet. Zijn bekendste studente is Annie Verschoor.

P.J. Blok (1884-1894)


Hij was de leraar van Huizinga en zegt dat geschiedenis door de hele maatschappij moet worden
bestudeerd. Ook is er geen hiërarchie in de geschiedenis.

Clio/Kleio
Dit is de muze van geschiedschrijving en heldendicht.

Geschiedenis
-iets wat gebeurd is
-verhaal van iets wat gebeurd is
-de wetenschap, die erna streeft, dat verhaal te kunnen geven

Geschiedenis is de geestelijke vorm waarin cultuur zich rekenschap geeft van haar verleden.
Ook al zijn mensen dood, hun stem zou gehoord moeten worden.

Kun je je laten aanraken door de geschiedenis? Er zijn manieren om contact te maken met het
verleden zegt Huizinga.

Jules Michelet
-1 van de beroemdste historici van de 19e eeuw
-wordt als het ware verplaatst in het verleden door het zien van opengebroken graven

Leopold Ranke (1795-1886)


-je kunt objectief naar verleden kijken, je kunt jezelf uitschakelen
-bedacht hoe geschiedenis beoefend moest worden
-bedacht de huidige kritische beoefening
-neemt Clio zeer serieus
-bedrijfsfilosofie: er is maar 1 waarheid, en daar moet je je op focussen
-iedere periode heeft zijn eigen eigenaardigheden
-een historicus moet niet beoordelen maar begrijpen

Geschiedenis gaat ook over het heden. Het is dus belangrijk om de hedendaagse maatschappij te
begrijpen.

Je kunt historici in 2 kampen verdelen


-histoire-prèsent
-histoire-passé

Fiedrich NIetzsche
-uitkijken voor teveel geschiedenis
-3 typen mensen met eigen relatie tot het verleden:
Kritische mens, monumentale mens, antiquarische mens
- mens die goed wil leven heeft geschiedenis nodig

Historisme
-niet oordelen maar begrijpen
-objectief naar het verleden kijken
-kritisch bronnenonderzoek
-archiefstukken bekijken

Hoorcollege 2
Tijd
-lastig te benoemen begrip
-buigzaam

Kronas
-Vader Tijd
-werd altijd afgebeeld met een zeis en een zandloper

Wat is tijd?
-moeilijk te formuleren
-tijdvader Augustinus: benoemde tijd in passage, hij probeerde het begrip tijd onder woorden te
brengen. Niet een blik op tijd op de aarde, maar eeuwigheid in de wereld

Tijdrekening berust op astronomische gegevens. Er zijn een aantal pogingen ondernomen om


decimale stelsel in te voeren: dit werkte niet.

Franse Revolutie
Elke maand heeft 30 dagen, bestaat uit 3 weken van elk 10 dagen. Er waren dan 5/6 dagen over, dat
werd de vakantie.

Kloostertijd
-buitenwereld doet er niet toe
-gebedentijd
04.30 Nachtwake
06.45 Lauden
09.25 Terts (3e uur)
12.15 Sext (6e uur)
14.15 Nonen (9e uur)
17.15 Vespers
19.30 Completen

Synchronisatie
-elke cultuur heeft zijn eigen tijdrekening. Bijv. de Olympische Spelen begonnen in 776 v. Chr. De
Griekse tijdrekening was gebaseerd op olympiade: periode van 4 jaar tussen de Olympische Spelen.

Pas vanaf de 6e eeuw wordt de invoering van jaartelling A.D. (anno domini) gerekend. Dit is het Jaar
des Heren: geboorte van Jezus.

Reistijden
-voor 1800 gaat alles heel langzaam
-de komst van de trein maakt het nodig de aanduiding van de relatieve tijdsduur te vervangen door
absolute tijden
-lokale tijd wordt dan een probleem
Spoorwegtijd en burgerlijke tijd
-in 1892: Nederlandse spoorwegen gaan 1 tijd hanteren: overal dezelfde tijd invoeren
-je krijgt dan 2 tijden: lokale tijd en burgerlijke tijd

Tot 1909: tijd verschilt van plaatst tot plaats in Nederland. Dan wordt de plaatselijke tijd Amsterdam
ingevoerd (de tijd op de westertoren). In 1937 werd de Amsterdamse tijd vereenvoudigd tot +20
minuten.

Tijd en ruimte
Probleem bij tijd: we hebben allemaal een intuïtie van tijd, maar het is moeilijk tijd in termen te
vertalen. Lange tijd, hoogtijd, dieptepunt etc.

Dateren
-vaststellen van een historisch feit (bijv. teksten op papier).
-dateren is objectief, gewoon vaststellen
Periodiseren
-plaatsen van historische feiten in een interpretatief kader (reflectie over ede samenhang van de
gebeurtenissen). Dit laatste maakt het onvermijdelijk vaak gebruik van ruimtelijke metaforen
(keerpunt, wending etc.).
-interpretatie: keuze: bepaalde dingen in een periode zijn van meer belang
-periodisering wil niet zeggen: het onderverdelen van de geschiedenis in verschillende periodes. De
geschiedenis is geen taart.
-periodisering begint in een heden waarin onderscheid wordt gemaakt tussen verleden en toekomst.
Daarna onderscheidingen in wat vroeger het heden was.
-bij periodiseren maken we een onderscheid tussen manier waarop wij de wereld nu waarnemen en
representeren en de manier waarop dat vroeger gebeurde.

Fernand Braudel (1902-1985)


-la méditerranée à l'époque de Philippe II (1949)
-drie tijdlagen:
1. longue durée (geografie: tijd die het minst veranderd)
2. durée moyenne (economie: verschuift iets meer na geldhandel)
3. événements (politiek etc. : gebeurtenissen) dit laatste is eigenlijk niet de moeite waard voor
historici

Reinhart Koseleck (1923-2006)


-geschiedenis als existentiële ervaring
-relatie tijd op klok en tijd hoe wij die beleven
-onderscheid tussen natuurlijke tijd en beleefde tijd
1. Erfahrungsraum: iedereen maakt zich op basis van kennis en ervaring een voorstelling
(gewoontedieren: dingen gaan zoals ze vroeger gegaan zijn) van de wereld waarin hij/zij leeft.
2. Erwartungshorizont: iedereen laat zich bij zijn/haar handelingen leiden door een bepaalde
voorstelling van de toekomst.

Geschiedenis en doorkruiste verwachtingen


-door ervaring ontstaan verwachtingen
-de behoefte om iets historisch te begrijpen ontstaat wanneer zich iets onverwachts voordoet (hoe
kan dit..?)
-de anomalie dwingt tot het herzien van de bestaande verwachtingspatronen: het unieke feit wordt
in het historische patroon ingepast (en is dan dus niet meer uniek)

Tijdlagen
-niet alle verwachtingspatronen moeten voortdurend worden bijgesteld (bijv. nine eleven)
Dit gebeurt alleen bij politieke rampen: niet alles veranderd in 1 keer.
- niet alles veranderd in één keer (zoals de periodisering vaak suggereert)
-daarom bestaan er verschillende tijdlagen, sommige van deze lagen veranderen sneller dan andere
(de metafoor van het metselwerk - liggen over elkaar heen)
-mensen leven in verschillende tijdlagen tegelijk: de ongelijktijdigheid van het gelijktijdige (in mijn tijd
etc.)

Koselleck
-komt zelf met periodisering
-periode 1750-1850: moderne wereld tot stand gekomen: sattelzeit/schwellenzeit (overgang van een
drempel)
-ontstaan van een visie op de samenleving die nieuwe abstracte begrippen vereist (politieke ideeën
en stromingen: de 'ismen' socialisme etc.)
-nieuw is het besef van een open toekomst (geschiedenis is niet langer een herhaling of een
cirkelgang) Dit was vroeger dus anders

Rad van Fortuna


-geschiedenis is herhaling
-wiel draait alleen maar rond
Glorious Revolution (1688)
-revolutie: terugkeer naar een eerdere, oudere toestand
Franse Revolutie 1789
-revolutie: niet terug, juist vooruit het diepe in: weg met de geschiedenis

Historisch relativisme?
-paradox: van de historicus worden ware uitspraken verwacht maar hij/zij moet zich ook bewust zijn
dat alle historische uitspraken tijdgebonden zijn
-geschiedschrijver wordt voortdurend door de geschiedenis achterhaald
historische waarheden zijn nooit waarheden 'voor eens en altijd'
-géén absoluut relativisme (of individuele subjectiviteit: historicus zegt maar wat)
-historici mogen niet afwijken van bronnen, moeten uitspraken verantwoorden
-maar in een interpretatie zijn ze vrij (wel binnen de grenzen van logica en waarschijnlijkheid)

Hoorcollege 3
Clio/Kleio
-muze van geschiedenis
-afgebeeld met boek en trompet (uit kunnen leggen!)

Apollo
-leider 9 muzen (beschermgoden)
-Clio is er een van

Geschiedenis
-voorbeeld
-bewaren van roem en bekendheid
=gemeenschappelijke identiteit

Wat is geschiedenis?
1. het verleden (verloop). Dat wat er gebeurd is = geschiedverloop
2. beschrijving van het verleden = geschiedverhaal
3. geschiedenis als wetenschap = geschiedwetenschap
Deze 3 dingen zijn niet even oud, het geeft een fase van menselijke ontwikkeling weer

Verhaal en wetenschap
-geschiedwetenschap: kritisch en methodisch. Onderzoek van bronnen: bestaat pas vanaf de 19e
eeuw.
-geschiedschrijving begint zodra schrift gebruikt wordt (eerst nog vooral in inscripties en kronieken,
vanaf 5e eeuw v. Chr. in grote geschiedwerken). Historia: onderzoek: Herodotus, thucydides
-geschiedverhalen zijn er al vanaf het vroegste begin van de mensheid, in alle samenlevingen en
culturen

Herodotus
-geeft naam aan geschiedschrijving
-historia = onderzoek
-hij wil weten waarom dingen zijn gebeurd

Verhaal en herinnering
-geschiedverhalen hebben vanaf het begin 2 functies
1. het bewaren van de herinnering aan het verleden uit bewondering en als voorbeeld (leerzaam of
afschrikwekkend) bijv. bijbel
2. het verklaren van het bijzondere karakter van de eigen groep, gemeenschap of samenleving

Beide functies dragen bij tot sociale samenhang en tot het vormen van een gezamenlijke identiteit

Johannes Vermeer
-allegorie op de schilderkunst (1665)
-verhaal van een verhaal
-meisje als Clio
-kaart Nederland: loftrompet op 80 jarige oorlog

Veritas filia temporis


-de waarheid is een dochter van de tijd
-al is de leugen nog zo snel..
-hoe moet de waarheid aan het licht komen als je alleen maar verhalen vertelt?
-schrift voor nodig

Mondelinge overlevering
-oudste vorm van geschiedverhalen: mondelinge overlevering
-herinnering aan feitelijke gebeurtenissen gaat niet verder terug dan 4 generaties
-wat daaraan vooraf gaat, krijgt een mythische vorm: goden en mensenwereld, historische en
bovennatuurlijke gebeurtenissen lopen door elkaar, het tijdsverloop wordt gecomprimeerd
(samengedrongen) (er was eens..)
-het epos (heldendicht) bewaart de herinnering aan grote daden, stelt een voorbeeld verklaart
waarom de wereld zo in elkaar zit

Het epos en het geheugen


-epische verhalen worden door mensen verteld die daar speciaal in geoefend zijn (vaak blinden!) en
van leermeester op leerling doorgegeven
-epische verhalen bevatten veel hulpmiddelen voor het geheugen (mnemotechniek: een vast ritme,
vaste zegswijzen, bijv. regels en fragmenten die op verschillende plaatsen kunnen worden ingezet)
-epische verhalen hebben daarom steeds een dichtvorm (of een nauwe band zang/muziek)
-epische verhalen zijn veranderlijk: elke verteller maakt een eigen keuze uit het repertoire
Homerus
-Ilias van Homerus is schriftelijk vastgelegd rond 550 v. Chr.
-schrift gaat terug op veel oudere mondelinge traditie (algemeen aangenomen)
-Ilias is een episode (gedeelte uit veel langer episch verhaal) zoals vertellers die naar believen kunnen
belichten en uitbreiden
-inhoudelijk argument: comprimeren tijd (bijv. gebruik van bronzen wapens: in de tijd dat het werd
opgeschreven werden er al ijzeren wapens gebruikt)
-formeel argument: herhalingen, vaste formules, steeds terugkerende uitdrukkingen

Orale tradities en het epos


-1920/1930: Amerikaanse onderzoekers tonen aan dat Homerische epos teruggaat om mondelinge
overlevering

Ontwikkeling communicatie
1. mondeling, vanaf 30.000 v. Chr.
2. chirografisch (handgeschreven), vanaf ca. 3000 v. Chr. (Egypte, Mesopotamië, China) blijft beperkt
tot een klein deel van de bevolking, kan ook weer verdwijnen en bestaat altijd naast mondelinge
tradities
3. typografisch, vanaf ca. 1500 n. Chr.
4. elektronisch, vanaf ca. 1945

Gevolgen van de verschriftelijking


-noodzaak tot memorisering verdwijnt en daarmee verdwijnen bepaalde tradities of verstenen deze
(schriftelijk vastgelegd)
-de mnemotechnische functie van de vaste vormen (versmaat, formules) verdwijnt, ontstaan proza
-andere verhouding tot verleden: interpretatie komt los te staan van presentatie

De twijfel van Plato


-428-348 v. Chr.
-maakte gebruik van schrift, was er ook sceptisch over
-phaidros 275a/b: schrift leidt tot verwaarlozing geheugen etc.

Vanaf begin is schrift dus een discussiepunt

Mondelinge en schriftelijke overlevering naast elkaar


-in ME blijft gebruik schrift beperkt tot geletterde (vaak kerkelijke) elite
-schrifttaal = latijn

Soorten schrift
A. Logografisch (China, Egypte)
1. pictografisch (afb.)
2. ideografisch (elk teken staat voor een woord)
B. Syllabisch (lettergrepenschrift) (Babylon, Japan)
C. Alfabetisch (elk teken duidt 1 klank aan)
1. medeklinkerschrift (hebreeuws)
2. volledig klankschrift (Fenicië, Griekenland, Rome)

Soorten van schrift


-Egyptische hiëroglyfen: begonnen als pictogram, ontwikkeld tot alfabet

Voor- en nadelen
- gemakkelijk te leren: alfabet bevat kleinste aantal letters
-idiografisch schrift (teken=woord): veel moeilijker om te leren. Maar door dit schrift kan door
sprekers van verschillende talen of dialecten worden benut. Daarom gebruikt China het nog steeds
-toonhoogtetalen: zoals Chinees hebben bij gebruik van alfabet vaak extra tekens (bijv. Vietnamees)

Niet ontcijferd schrift


-schijf (diskus van Phaistos) 1988 Kreta
-wat is het?

Soorten van boeken


-schrift kan in alle richtingen geschreven worden (boustrophèdon: heen en weer)
-boeken werden gemaakt van papier (rietstengel, papyrus) of dun leer (perkament of vellum)
-na ME weer papier, nu van textielvezels

Vroege vorm van boeken


-boekrol
-codex: 1 van de 1e opschrijven van de bijbel

Boekproductie vóór de drukkunst


-in christelijke Me werden meeste boeken overgeschreven door monniken. Later in ateliers
-perkament is kostbaar materiaal. Palimpsest: manuscript dat is uitgekrast en weer opnieuw
beschreven

Schrift en magie
-geschreven woord houdt nog lang iets van een magische kracht
-schrijven/bestuderen blijft dus ook nog lang aan speciale kaste priesters/ambtenaren
-veel godsdiensten hebben Heilig Boek: hier staat alles in
-vaak zijn deze boeken geschreven in een 'dode taal'

HEILIGE BOEK DER NATUUR - DIA

incunabel: wiegedruk: 1e druk boek rond 1500

Boekdrukkunst: een revolutie


-boeken werden goedkoper
-ideeën snel verspreid
-toename gedrukte teksten leidt tot toename geletterdheid
-intensivering communicatie is ontstaan
-mondige middenklasse sterk bevorderd

Boekdrukkunst: een revolutie?


-aanvankelijk bleven boeken een luxe product
-werden net zo behandeld als bestaande codices
-veruit meest gedrukte boek was de bijbel. Dit leidde dus niet tot meer modernisering etc.
-boeken blijven kostbaar
-twijfel of geletterdheid is toegenomen
-boekdrukkunst leidde niet tot meer betrouwbare tekstuitgaven

LAATSTE THEORIE ZIE DIA'S

Hoorcollege 4
Rond vorige eeuw begon men met de herordening van het verleden. Er kwam namelijk een nieuw
perspectief over het verleden.
-vooruitgang
-toekomst
-anders dan verleden
-nieuwe denken komt tot uitdrukking

Met name de klassieke oudheid gaf veel voorbeelden

Grote veranderingen in de geschiedenis


-boekdrukkunst bijvoorbeeld
-Ilse Rutgers: ingrijpend woord historica

Rond 1800 krijgt woord historica andere betekenis


Historica tot 1900
-retorische traditie
-alle weetjes, feitjes, verhalen en mythen over een bepaald onderwerp
-informatief en onderhoudend
-alles wat te verzamelen is
-verstrengeling wetenschap en literatuur
-historie: roman - historie van Sara Burgerhart

Historica in 19e eeuw:


zekere kennis over het verleden - tijdsaspect

Rationalisme en empirisme: historica is zakelijk verslag van waargebeurde - nieuwe kennis -


opslagkennis (Bulhof Rutgers). Strijd v.d. rede (geestesoog) tegen fabels

Geschiedfilosofie
-hoe geschiedschrijving zou moeten (normatief)
-hoe geschiedschrijving was/is
>histiografie (grafein- schrijven)
=alle geschiedschrijving & geschiedschrijving v.d. geschiedschrijving
>theoretische geschiedenis (geschiedfilosofie)
=sociale, sociologische, verklarende theorie etc.
>kritische analythische theorie over proces geschiedbeoefening.

meta= ernaast, erbuiten

Leopold van Ranke


-vader Duitse geschiedschrijving
-beginpunt nieuwe
-positivisme: bloss zeigen.. wie es eigentlich gewesen (alleen laten zien hoe het echt in elkaar zat -
zakelijk verslag)
-grondlegger empirische geschiedschrijving
-vooral primaire bronnen

Er ontstond een jacht op primaire bronnen onder historici

Metafoor van de spiegel


-in de spiegel van verleden kijken om te zien wat er is gebeurd
-speculum historiale

Uitspraak Ranke
-historisme: jede epoche ist onmittelbar zu Gott
=elke periode heeft eigen kenmerken en ook elk land heeft eigen verleden

Voor vorming wetenschappelijk dienen is historische seminar


-soort werkcollege
-laboratorium historicus

Vader Nederlandse geschiedschrijving


-Robert Fruin (1823-1899)
-Nederlandse Ranke
-eerste die geschiedenis als wetenschap beoefende
-1860: eerste geschiedenis hoogleraar Leiden
-onpartijdigheid geschiedenis
-niet de man van het grote overzicht, schreef vooral kleine monografieën
-zijn benadering 17e eeuw stond in dienst van natievorming 19e eeuw (introductie 1 tijd heeft hier
ook mee te maken)

Niet alleen naar de inhoud kijken maar ook naar intellectuele deugden. Dus ook naar het gedrag van
een historicus.

Willem Byvanck
-biografie over Fruin
-stelde dat het werk van Fruin iets onvruchtbaars had
-geen baanbreker

Johan Huizinga
-oratie - intrerede - het esthetisch bestanddeel van geschiedkundige voorstellingen 1905.
-bestreed spiegel idee
-het gaat om begrijpen en interpreteren
-je moest esthetisch vermogen hebben

Met esthetisch bestanddeel krijg je subjectief element en pluriformiteit. Je hebt verschillende


interpretaties.

De toga van Fruin


-vader v.d. Nederlandse geschiedschrijving
-nadruk op empirie
-ethos: onpartijdig, nauwgezet, doorzettingsvermogen etc.

Universitaire context
-verwetenschappelijking geschiedschrijving was niet mogelijk zonder veranderingen op universiteit
-nieuwe empirische ontwikkelingen
-Parijs 1200: gemeenschap leerlingen en leraren, Leiden 1575

Wilhelm van Humboldt


-forchungsuniversität
-bedoeling: studenten moeten geen hapklare kennis voor zich nemen maar middelen hebben om
zelfkennis te vergaren
-dictatuur is geestdodende manier van lesgeven - studenten haten dit

Historisches seminar
-komt van onderzoeksuniversiteit
-historicus Blok zag in dat je af moest stappen van de magistratuur
-Blok is oprichter historisch genootschap
-Historisch seminarium (1965-1990) gebouw van seminar

Met de geschiedenis in de 19e eeuw ontstaan ook geschied instituten

Honoré Daumier - studenten van elkaar onderscheiden

1921 - academisch instituut wordt zodanig aangepast dat je kunt afstuderen in geschiedenis

Verschillen en tegenstellingen, diversiteit en conflict


-politieke geschiedenis versus cultuur/sociale geschiedenis
-posivitisme versus postmodernisme
-gs van structuren versus gs van evenementen
-algemene gs versus vrouwengs
-verklaren versus begrijpen

Hoorcollege 5
Dwangbuis van de periodisering: als je bv. een moderne historicus bent, mag je niet over de jaren ’60
bv. schrijven.

Bunna Ebels-Hoving, medewerker geweest bij het instituut voor geschiedenis in 1968-1993. Is altijd
blijven publiceren en heeft zich altijd gemengd in het historisch debat.
Ze stond erom bekend dat ze fascinerende (hoor)colleges gaf.
Vorig jaar een boek geschreven wat tussen de middens ligt van memoires en geschiedenis als vak. Is
een hybride boek, niet echt memoires, niet echt geschiedenis van geschiedwetenschap, ook niet echt
geschiedenis van de faculteit. Is een soort meta-geschiedenis geworden. Meta is een soort zijdelings
standpunt waardoor je naar de geschiedenis kijkt. Meta-geschiedenis = theoretische geschiedenis.

BMGN

Aantekeningen voor het leven > belangrijk hoe je alle kennis die je tot je krijgt opslaat.

Bunna Ebels staat stil bij: hoe kom je nu tot je verhaal?


Er is een soort van derde partij: dat zijn de notities die je maakt tijdens je bronnenonderzoek.
Het maken van aantekeningen is iets wat in de renaissance is begonnen. Begonnen met de grotere
verspreiding van het boek. Mensen wilden onthouden, belangrijke/memorabele plaatsen
onthouden.

Mensen legden dan heel overlegd een aantekeningenboek aan: common place book. Men ziet nu in
dat het een techniek is voor kennisverwerfing.
Common place books (van ‘locu communes’ (gemeenplaatsen)) = verzameling van
bekende/memorabele passages en uitspraken.
Op een gegeven moment kwam men in de problemen (?).
Men begon op een gegeven moment een index te maken, om dingen terug te kunnen vinden. Dit
gebeurde ook in de common place books (niet simpel een notitieboek).
Er waren mensen die nadachten hoe je het beste zo’n common place book kon maken.
John Locke (filosoof) > uitgebreide uiteenzetting over hoe hij dacht hoe je het beste zo’n common
place book kon opzetten. Op een gegeven moment zagen drukkers de waarde van dit systeem en
begonnen ‘voor’ te drukken (de voorgeschreven indeling was hierin opgenomen).
Veel mensen gaan deze voorgedrukte common place books gebruiken en gaan erin schrijven. De
common place books veranderen in hele hybride teksten (dagboeken, reisverslagen, genoteerde
citaten/conversaties etc.). Wordt wel eens vergeleken met tegenwoordige blogs. Dient als een soort
geheugenplaats. Waar mensen hun kennis opslaan en hun identiteit opbouwen.
Common place books zijn vaak een soort bloemlezingen verworden. Veel voortgedrukte uitreksels uit
de literatuur moesten uit het hoofd geleerd worden bij het onderwijs.

Een voortdurende strijd tussen het maken van aantekeningen en de techniek erbij: van vaste
ordening naar ‘mogelijke bruikbaarheid’.
Onderstrepen komt vanuit de Middeleeuwen. In de pagina marges zetten ze aantekeningen,
vergelijkbaar als wat nu voor reacties op teksten wordt gegeven.

Kaartenbaksysteem.

Multoschriften.

Keith Thomas, bekende historicus. Stukje geschreven over allemaal verschillende notitiesystemen.
Als hij belangrijke dingen tegenkwam stopte hij het in een envelop. Rangorde in categorieën. Schreef
ook achter in boeken opmerkelijke dingen.

Het historische verhaal: wat is hier nu echt kenmerkend voor?


Ebels zegt dat het kenmerkende van historische stijl is dat je (je) verantwoord. Allemaal dingen die
uitgaan boven handboek-, encyclopedie kennis etc. verantwoord, door middel van noten
(annotatiesysteem).
… notatie gemaakt van verschillende stijlen van historici. Romantische, tragische, komische/satirische
en ironische stijl.
Kenmerkend voor het historische verhaal is de verantwoording.
Dit is wat een historische verhaal onderscheid van veel andere soorten verhalen (bv. romans,
journalistieke verhalen).
Via de noten verwijzen we naar sporen uit het verleden en secundaire literatuur. Zo verankeren we
ons verhaal in teksten uit het verleden, hier verwijzen we naar, en zo komt het verhaal in een
netwerk van teksten. Zo houd geschiedschrijving een conversatie in tussen teksten uit het heden en
verleden (verloopt via noten).

Het hoofdstuk dat Ebels heeft geschreven over annotatie heeft ze geschreven in de vorm van een
conversatie. Een kringgesprek, werkcollege waarin studenten met elkaar in discussie gaan.
Intertekstualiteit?

Ze deelt noten in in twee soorten noten:


Verwijzende noten, als lezer zijnde wil je iets kunnen nagaan. Verplichte noten zeggen ook precies
waar je iets vandaan haalt. Referenties (refereren = verwijzen naar noten).
Niet-verplichte noten.

Verwijzende noten. Uitspraken moet je verantwoorden voor je lezer. Noten kun je op verschillende
manieren vorm geven. Eind noten kunnen aan het eind van een hoofdstuk, deel of boek staan.
Binnen sociale wetenschappen wordt veel gebruik gemaakt van auteursverwijzingen. In Amerika vaak
heel veel noten. Johan Huizinga plaatste altijd heel weinig noten en deze noten waren altijd heel erg
zakelijk. Verschillende soorten en vormen.
Verschillende annotatiestijlen (bv. Turebian style).

Een hele bijzondere annotatiestijl is die van Jan Romeijn, een heel summier systeem. Op de pagina’s
van het boek zelf heeft hij alleen per noot de pagina (?). Achterin de noten, hierin ook geen enkele
titel voluit geschreven, deze verwijzen direct naar de bibliografie. Hij gebruikt ook een aantal niet-
verplichte noten.
Niet-verplichte noten.
Dwangnoten: uitgevers van dure wetenschappelijke tijdschriften vragen wel eens van auteurs om in
hun artikelen te verwijzen naar artikelen te verwijzen die naar tijdschriften te verwijzen die onder
dezelfde uitgever vallen. Auteurs worden dus verplicht.
Vertalende noten: vertaling geven van bv. een citaat.
Verklarende noot: een verklarende uitdrukking/standpunt wordt uitgebreider uitgelegd.
Polemische noot. Wat zijn nu de formele stukken waar het echt om gaat (?).
Danknoot. Heel hoffelijk en vaak ook arbitrair. Een soort persoonlijke noot dat je van allemaal
beroemde mensen commentaar hebt gekregen om een beter artikel te maken > je maakt een soort
frame, jezelf positioneren.
In noten zit vaak veel betekenis.

Ebels: zijn noten eigenlijk wel noodzakelijk als dit overal verschillend is (verschillende systemen etc.).
Conclusie: een noot is een soort formulering wat een verantwoording inhoudt (?).
De verantwoorde stijl van een historicus is niet echt afhankelijk van de annotatie (vaak in teksten zelf
ook al aardig verwijzen naar andere dingen).
Kranten willen geen verwijzingen (dus echt zeggen van: ‘het is zo’, in plaats van: ‘die en die zegt dit’).
Voor historici is dit moeilijk, willen alles verantwoorden.
De verantwoordende stijl als centraal kenmerk van het historische verhaal.

Verhaal versus verslag?


Het blijkt dat er heel veel betekenis verschil zit tussen verhaal en verslag.

Verwetenschappelijking van de geschiedschrijving. Meer objectiviteit, meer onpartijdigheid en


passieloosheid.
Verhaal (rood), verslag (blauw).

Iedereen vond aan het einde van de 18e eeuw dat in de wetenschap poëzie uitgebannen moest
worden. Het ging om verslag maken: precies opschrijven wat er te horen is, precies tekenen wat er te
zien is. Betekend dat er allemaal onpersoonlijke taalconstructies werden gebruikt/bedacht.
Probleem bij ‘wij’ > wie zijn wij?
Onpersoonlijk maken van teksten:
Je ziet dat in veel verhalen passieve constructies worden gebruikt.
Het uitschrijven van handelende personen: werkwoorden als zelfstandig naamwoord (?) maken.
Antropomorfisering: objectivering, onzichtbaar maken wie wat doet.
Het boek van Ebels is in de ik-vorm geschreven, wilde uit persoonlijk standpunt kijken naar de
geschiedenis als opleiding en beroep.
Tegenwoordig veel meer toegestaan om ik te zeggen. Partijdigheid is alleen misleidend als het
verhult (?). Als je van tevoren je ik-standpunt uitlegt kun je mensen daar niet mee misleiden.
Darwin verteld veel uit een ik-standpunt, geeft veel van zichzelf bloot.
Ego-documenten en alto-documenten.
Onpartijdigheid die o.a. uitte in onpersoonlijke taalgebruik is enigszins geneutraliseerd.

Iets wat mooi is kan bijna niet waar/wetenschappelijk zijn. Dit zie je nog steeds terugkomen in
discussies. Versobering van de taal was een kenmerk van de (ontwikkeling van de) wetenschap (niet
alleen op geschiedkundig gebied). Veel filosofen en wetenschappers (bv. Kant en Rousseau)
bepleitten een uitbanning van poëzie (?) uit de wetenschap.
Poëzie vaak geassocieerd met vrouwen.
In de 18e eeuw zie je dat de literature wereld (?) een veel gemengdere wereld werd. Door de
uitbanning van schoonheid uit de literaire taal > teken voor vrouwen van: wetenschap is even niks
voor jullie.
Saaie voorstellingen: alleen exacte voorstelling van feiten (dus niet aan elkaar schrijven).

Tuchman. Een hele succesvolle schrijfster van geschiedenis boeken. Boeken over WOI. Amerikaanse
zusterorganisatie van het historisch genootschap hield ze een pleidooi.
Hield een pleidooi voor leesbaarheid. Het maakt niet uit als het goed geschreven is en goed te lezen
is, dat bevorderd juist de communicatie.
De bestsellers op historisch gebied waren geschreven door onafhankelijke schrijvers (i.p.v.
wetenschappelijke schrijvers). Bestseller hoeft niks over kwaliteit te zeggen, maar zegt wel iets over
de communicatie, over de reikwijdte van het historische werk. Het ‘bad’ van Geert Mak ligt heel erg
in het verlengde van zulke discussies als goed schrijven, mooi schrijven en verantwoord schrijven etc.

Johan Huizinga. Toen zijn boek verscheen werd het boek onder de pers/historici vrijwel genegeerd.
Niet geregistreerd in het BNGM. Kreeg een hele korte en oppervlakkige recentie. Als het al door
vaklui werd besproken werd er gewezen op een hele korte uiteenzetting in het begin van Huizinga’s
boek dat geschiedschrijving zich tot dan toe veel te veel gericht had op diplomatieke bronnen. Veel
te veel gericht op authenticiteit. Te weinig oog voor narratieve bronnen (bv. kronieken in de
Middeleeuwen). Dit viel verkeerd.
Opperman. Huizinga viel in zijn context helemaal niet, en ook zijn stijl niet.
Vernieuwing van de manier waarop je naar geschiedenis kon kijken, hiervoor had je uitspraken van
mensen voor nodig (narratieve bronnen uit het verleden).

Huizinga er later van verweten dat hij later mensen afzette die net als hem literair wilden schrijven
(?). Hij viel onder andere de populaire bibliografie aan van Emil Ludwig. Hij noemde dit
geparfumeerde geschiedenis, was volgens hem geromaniseerde levens. Huizinga werd verweten dat
hij zo gekwetst was geweest (door vakgenoten?) dat hij niet de literaire schrijfstijl overnam (?).

‘De waarheid en retorica zijn geen goede maatjes.’


Anderen zeggen dat juist fictie een hoog waarheidsgehalte heeft.
Fictie versus non-fictie:
- Historische romans en films kunnen wel helpen inzicht te krijgen in het verleden.
- Wetenschap is niet beter dan schoonheid: ze zijn anders en hebben ook een ander doel.
In films wordt er maar 1 tijd neergezet, ongelijktijdigheid verdwenen.
Anachronisme = objecten etc. in de verkeerde tijd plaatsen (bv. een auto in een film die speelt in een
tijd dat deze nog niet was uitgevonden).

De tegenstelling tussen verhaal en wetenschap komt ook heel erg uit de periode na de WOII waarin
heel erg probeert werd de geschiedenis te verwetenschappelijken, alleen op een andere manier >
geschiedschrijving … maken (?).
Alle concepten/theorieën die we gebruiken dat dat samenhangt.

Hoorcollege 6
Erinnerungskulturen: cultures of memory - brain as startingspoint

Uitwisseling van iedeeën en theorieën maakt geschiedenis interessant.

Pierre Nora
-les lieux de mémoire
-stimuleerde ook andere werken

Maurice Halbwachs (1877-1945)


-wat is memory?
-zijn boek kwam in 1925 uit, maar werd pas echt in 1980 toegepast
-what can we do with it?
-the frame of memory
-memory stabilizes social life - is essentieel, why can we trust somebody? memory is not automatic of
organic. Memory is formed in certain frames by family, gender, social class etc.

Collectief geheugen is essentieel - lijm dat groep bij elkaar houdt.

Jaren '60 en '70


History and memory
-a systematic discipline based on evidence
-knowledge that is organized, shareable and verifiable
-countermemory (m. Foucault)
-georganiseerd en gestructureerd

memory
-link to the identity of individuals, groups or institutions
-creates values and meaning
-tradition
-custom
-ideology
-myth
-ritual
-gevoelsmatig

Memory is a function of individuals

Memory: a neurological function


-memory as a capacity of the mind to sore and then to recall vents, practices people etc.
-amnesia as the cpacity to forget
-memory is situational and relational (halbwachs) (memory changes and relative to the
communication partner - mother tells son etc.)
-st. Augustine - memory as a storehouse

Aleida Assmann: four formats of memory


-individual memory
social memory
=based on lived experience and linked to autobiographical memory

-political memory
cultural memory
=grounded on durable manifestations: archives commemorations, monuments, texts, intstitutions

Collective memory
-a product of continuous social interaction
-from un-mediated (face-to-face) interaction to mediated symbolic communication
-framing historical events in the shape of affectively charged narratives and mobilizing symbols
-memory is blind to all but the group it binds (P. Nora)

Collective memory: different interpretations


-Eric Habsbawn - Terence Ranger, the invention of Tradition (1983)
-Benedict Anderson, Imagined Communities Reflections on the origin and spread of nationalism
(1985)
-ideology (Reinhart Koselleck)

history and memory: connections and seperations/changes over time


1. the identification between history and memory
History as a preservative against oblivion writing history as the business of mnemonic preservation
J.H. Plumb: the past has always been the handmaid of authority (the death of the post, 1969)

Anna Comnena (ca. 1083-1154) The alexiad


-12 century princess
-biography of her dad
-she's a historian
-herinneringen mogen niet vergeten worden

2. the polarization between history and memory


R.G. Collingwood - history is a certain kind of organized and inferential knowledge, and memory is
not organized, not inferential at all (the idea of history, 1946)
History as counter memory (m. Foucault, 1977)
R Samuel - popular memory is the very antithesis of written history (the theatre of memory, vol. 1,
1994) (memory is history, those who are not be heard should be heard)

3. the interaction between history and memory


mnemohistory: a study of the modes of remembering as social and cultural practise - as a discourse
of power

The rediscription of history as memory is a sure sign of the personalization or privatization of our
relationship to the past (f. Ankersmit, historical representation, 2001)

Studie of memory
-autobiography
-oral history - gazzering of memory of people. Experiences of people of the past capturing the voices
of those not being recorded
-why do we read about slavery but do we not hear the recoverings of slaves? then it became
interesting. Civil right movements: searching for slave voices.
-what is remembered what does it say about the society?

The study of memory as a form of social practise, customs, traditions (remembered and repeated
whic become habits)commerative practices, mythes and their uses.

Aleida Assmann
-bestaat er zoiets als het collectief geheugen?

Maurice Halbwachs (1925)


-notie van 'social frame' : impliciete/expliciete structuur van gedeelde belangen, waarden,
ervaringen, verhalen

Om deel uit te maken van een bepaalde groep moet je de geschiedenis van die groep aannemen.

Collective memory? Koselleck/sontag


Sontag - alleen individuen hebben een geheugen herinnering
Koselleck - onderscheid tussen subjectieve herinnering en objectieve geschiedschrijving.
Daartussenin: ideologie
collective memory (jaren 90)
-notie van ideologie onder kritiek
-psychologen: individueel geheugen fluctueert eveneens
-professionele geschiedschrijving maakt ook een retorisch gebruik van taal en schrijft vanuit een
bepaald gezichtspunt
-memory boom

fases verhouding geschiedenis - geheugen


-geschiedenis en herinnering liggen in elkaars verlengstuk
-geschiedenis en herinnering zijn tegengesteld: polarisering (jaren '60/'70)
-interactie tussen geschiedenis en herinnering (jaren '80/'90)

Hoorcollege 7
[Mondriaan: curves are too emotional]
Verhouding die historici hebben met beeld. Historici vinden ‘beeld’ vaak moeilijk.
Het schilderij zegt wel degelijks iets over de periode waarin Mondriaan hem heeft gemaakt.
Heeft het Jazz gevoel proberen weer te geven in het schilderij.

[Cicero Ranke]
Veel visies van historici lijken meer hierop.
Komt omdat veel historici bronnen belangrijk vinden en hier waarde aan hechten (?).
Cicero werkte vooral als advocaat, voor juridische procedures is dit noodzakelijk (wat niet in de
documenten staat, bestaat niet)
Is dit voor historici wel zo handig? Het betekend dat je alleen maar met bronnen, archieven etc. staat
(kan je dan wel tot een goed geschiedbeeld komen).

[Reconstructie]
In de loop van de eeuwen heeft het gebouw andere functies gekregen, maar is wel altijd heel
iconisch voor Rome gebleven.

[Procopius, Oorlogen 5.22.12-22]


Wordt beschreven waar het gebouw voor staat.

[Gregorius de Grote]
590 wordt Gregorius de Grote paus, er heerst op dat moment pest.
Aartsengel Michael trekt z’n zwaard weer weg > teken voor einde pest.
Beeld van aartsengel Michael > wordt een Lieu de Memoire.
Deze Lieu de Memoire verandert, refereert naar verschillende dingen door de eeuwen heen.

[A …]
Goed voorbeeld aan de gehechtheid aan voorwerpen, maar dat er steeds een andere gehechtheid
aan komt.

Betekenis van beeld.


Vroeger: gestileerde vlakke voorstelling van Christus, Maria of de heiligen in de orthodoxe
(Byzantijnse) kerkelijke kunstvormvariant.
Nu: computerterm – pictogram
Mode-icoon, muziekicoon, stijlicoon komt van ‘iemand die beeldbepalend is voor de tijd waarin hij of
zij leeft’.
Iconografie: het beschrijven van beeld in de kunstgeschiedenis.
Iconologie: tijd waarin het gebeurd.
Iconodulen: mensen die dol zijn op beelden.
Iconoclasme: mensen die beelden verwerpen/vernietigen (???)
Damnatio memoriae: mensen die beelden vernietigen, maar er iets anders voor in de plaats zetten.
Aniconisme: mensen die helemaal tegen beeld zijn.
Mozes komt van de berg, heeft de wetten daar op gehaald. De mensen hebben ondertussen van
sieraden een gouden kalf gemaakt, ze dansen dus om een icoon/beeld. Mozes gooit de wetstafelen
meteen kapot (= reactie op het vereren van beelden) (schilderij).

[Iconostasis]
Orthodoxe kerken: een wand van iconen. De heiligste gebeurtenissen vinden plaats achter deze
wand, deze mogen de gelovigen niet zien.
[Iconoclasme, ca. 700 – 850]
Vinden dat er helemaal geen afgodsbeelden mogen zijn in de (orthodoxe) kerk.

[Beeldenstorm]
Beelden worden kapot gemaakt. Vergelijk met Irak > beelden van Saddam Hoessein omver
geworpen.

[…]
Als een keizer overleed, herbruikte de nieuwe keizer zijn beelden, of zette er een nieuwe kop op. Dit
nieuwe kop opzetten > damnatio memoriae (je probeert de herinnering aan iemand uit te vagen,
maar het is handiger om het meteen te vervangen naar een nieuw beeld, wat een nieuwe
herinnering voor mensen kan worden).

[Kunst nog steeds vernield]


Beeld en voorwerpen hebben de neiging om agressie op te roepen.
Wat doe je met voorwerpen die je onttrekt aan het normale gebruik, en bewaard in een
museum/kast > je bewaard het als herinnering. Het voorwerp wordt iets anders, het wordt een
museumstuk i.p.v. een gebruiksvoorwerp (bv. tassen in een museum zijn geen tassen meer, je
gebruikt ze namelijk niet meer als tas).

[Power in the image]


Pin up > brengt opwinding teweeg.

Vera icon > het verhaal dat Jezus gekruisigd werd. Veronica drukte een doek tegen hem aan, hierop
zijn gezicht. Veronica is een bepaald beeld tegenwoordig (???).

[Pelgrimsinsignes]
De buttons van de … tijd (?).
Linksboven is de bekendste pelgrimsinsigne (de schelp)

[Shell]
De schelp kennen wij nog steeds als het logo van shell.
Was eerst een mossel, wordt later een Jacobsschelp.
Een insigne, een beeld dat teruggaat op een vroegere periode.

[…]
Met name Engelse koningen in de vroegmoderne tijd > beelden (?).
Als iemand overleed: wat doen we dan met de staat? Er werd een enorme staatsbegrafenis
georganiseerd, tijdens deze begrafenis werden veel nagemaakte poppen van de koning meegedragen
> ervoor te zorgen dat de koning zo lang mogelijk bij hen bleef. Het natuurlijke lichaam, het lichaam
van de staat > het levende beeld moet aanwezig zijn.
[Opwinding]
De pin-up > beelden die opwinding veroorzaken.
In de oudheid ook al > Venusbeelden.

Pygmalion verhaal: een beeldhouwer heeft zo’n mooi beeld gemaakt, dat hij er verliefd op wordt. De
Goden verklaren dan dat ze een echte vrouw mag worden, dat ze levend wordt.
Dit is de mannelijke scheppingskracht die de perfecte vrouw creëert.

Idee is verwant aan het woord idool. Historici doen vele met het woord ‘idee’, maken een
voorstelling, scheppen een beeld. Dit gaat terug naar Plato.
Er zijn onvergetelijke ideeën in een ideeënwereld. Van ons meer van belang: hoe scheppen we
ergens ons eigen beeld van?

- Huizinga, wilde geen plaatjes in Herfsttij (van de Middeleeuwen)


- beeld of voorwerp als bron levert andere geschiedschrijving op, waarin nieuwe groepen een plek
kunnen krijgen.
- zie Darnton, van kunstgebit naar beeld van Verlichting.
- zie jullie essays over een voorwerp uit je familie.
De laatste jaren is duidelijk dat je beeld als bron goed kan gebruiken, net als voorwerpen.
Geschiedschrijving dus niet alleen op archiefstukken gebaseerd.
Darnton geeft via het kunstgebit beeld van de Verlichting.

Historici waren bang voor beeld. Toch hadden ze al snel door dat beelden veel ‘indringender’ zijn dan
het schrift.

[Horatius, Ars Poetica, 180-184]


Horatius zegt al dat dingen die je ziet veel indringender zijn dan dingen die je hoort.
Er gaat zich een debat afspelen: wat is nu het verschil tussen beeldtekst en schrift?
Horatius verwijst al naar dit debat in zijn Ars Poetica.
Bepaalde dingen moet je bv. niet op het toneel laten zien, wordt veel te veel versterkt (bv. hoe
mensen in teksten worden vermoord).

Horatius maakt een vergelijking tussen de schilderkunst en de poëzie, hij zet ze op één lijn. Je moet
schilderen alsof het een gedicht is en je moet dichten alsof het een schilderij is.

In de Middeleeuwen ontstaat de discussie: wat is nu het beste? Teksten? Schilderijen? Wat is het
meest reëel, wat vertolkt het meeste?
Welke van de zintuigen zijn nu het meest indringend? Aan welke heb je het meeste?
Erasmus had ook een grens, onkuise beelden moesten verwijderd worden.

De discussie krijg je in de 16e eeuw.

De discussie tussen poëzie en schilderkunst: wat is het beste, welke kunst kan het beste
werkelijkheid weergeven? Daar ging het vooral om in de 16e eeuw.

[Laocoön, Vaticaanse Musea, 25 v.Chr.]


Komt een discussie op: welke kunst is nu het beste. Spitst zich toe op dit schilderij.
Men gaat discussiëren: is het wel een mooi klassiek beeld? Het is namelijk onrustig en emotioneel,
vind men niet passen bij klassieke beelden.
Men vindt het emotionele ook ingewikkeld, omdat ze vinden dat het meer iets is voor het toneel (bv.
de Griekse tragedie).
[Gotthold Ephraim Lessing, …]
Lessing is begonnen als toneelschrijver.
Hij zegt dat beeld en tekst iets wezenlijks anders is.

[Aby Warburg 1866-1929]


Er zijn een aantal mensen in de 19e eeuw die bronnenkunde in een beeld te creëren.
Warburg verzamelt beeld en wil er achter komen wat deze over de mentaliteit van een periode
zeggen.
Knipte en plakte alles bij elkaar, een plaatjesarchief > probeerde hier een beeld van een periode mee
te vormen.

[Karl Lamprecht 1856-1915]


Lamprecht, veel gelezen door Huizinga.
Het gaat erom: hoe ontwikkeld de Duitse geest zich nu? Waar kun je zo’n geest het beste mee
destilleren? Daar heb je kunst voor nodig. Je kan hiermee het beste zien hoe mensen leefden in een
bepaalde periode.

[Iconologie – Erwin Panofsky (1892-1963)]


- Je moet eerst goed naar een plaatje kijken, het beschrijven, wat is het onderwerp?
- Wat bedoelde de kunstenaar ermee?
- Dan kom je bij de iconologie: wat zegt zo’n plaatje over de tijdsgeest?

Alle referenties combineren, zo kom je op het beeld uit van een periode.

[J. Huizinga, Het esthetisch bestanddeel van geschiedkundige voorstellingen (1905)]


Hoe komen we nu tot het geschiedbeeld?
Huizinga worstelt met het beeld, maar probeert vooral uit te leggen hoe je nu precies bij het
geschiedbeeld komen? Onze geschieduitoefening is wel een heel Duits (???).
Hij analyseert de samenhang van de feiten en presenteert deze in een voorstel.
Uit kritiek op Ranke en z’n medestanders. Deze gaan alleen naar de archieven en rijgen de feiten aan
elkaar. Volgens Huizinga niet goede geschieduitoefening, je geeft er altijd een interpretatie aan en
maakt er altijd een verhaal van. Subjectiviteit is er altijd. Huizinga zegt: het is unbilden (je verandert
het (???)).

[Frank Ankersmit]
Hij vond de laatste jaren dat er helemaal niet zoveel verschil tussen woord en beeld is, dit is meer
afspraak. Als iemand schrijft, gebruikt hij altijd visuele metaforen. Als een historicus een verhaal
maakt, dan integreert hij verschillende dingen uit het verleden, en voegt het samen tot een soort van
schilderij. Elke historische tekst is op zo’n manier een beeld.

You might also like