Professional Documents
Culture Documents
Seminar 1 - INtroduction
Seminar 1 - INtroduction
Hoorcollege 1
De mens is een historisch wezen: het heeft herinneringen.
Clio/Kleio
Dit is de muze van geschiedschrijving en heldendicht.
Geschiedenis
-iets wat gebeurd is
-verhaal van iets wat gebeurd is
-de wetenschap, die erna streeft, dat verhaal te kunnen geven
Geschiedenis is de geestelijke vorm waarin cultuur zich rekenschap geeft van haar verleden.
Ook al zijn mensen dood, hun stem zou gehoord moeten worden.
Kun je je laten aanraken door de geschiedenis? Er zijn manieren om contact te maken met het
verleden zegt Huizinga.
Jules Michelet
-1 van de beroemdste historici van de 19e eeuw
-wordt als het ware verplaatst in het verleden door het zien van opengebroken graven
Geschiedenis gaat ook over het heden. Het is dus belangrijk om de hedendaagse maatschappij te
begrijpen.
Fiedrich NIetzsche
-uitkijken voor teveel geschiedenis
-3 typen mensen met eigen relatie tot het verleden:
Kritische mens, monumentale mens, antiquarische mens
- mens die goed wil leven heeft geschiedenis nodig
Historisme
-niet oordelen maar begrijpen
-objectief naar het verleden kijken
-kritisch bronnenonderzoek
-archiefstukken bekijken
Hoorcollege 2
Tijd
-lastig te benoemen begrip
-buigzaam
Kronas
-Vader Tijd
-werd altijd afgebeeld met een zeis en een zandloper
Wat is tijd?
-moeilijk te formuleren
-tijdvader Augustinus: benoemde tijd in passage, hij probeerde het begrip tijd onder woorden te
brengen. Niet een blik op tijd op de aarde, maar eeuwigheid in de wereld
Franse Revolutie
Elke maand heeft 30 dagen, bestaat uit 3 weken van elk 10 dagen. Er waren dan 5/6 dagen over, dat
werd de vakantie.
Kloostertijd
-buitenwereld doet er niet toe
-gebedentijd
04.30 Nachtwake
06.45 Lauden
09.25 Terts (3e uur)
12.15 Sext (6e uur)
14.15 Nonen (9e uur)
17.15 Vespers
19.30 Completen
Synchronisatie
-elke cultuur heeft zijn eigen tijdrekening. Bijv. de Olympische Spelen begonnen in 776 v. Chr. De
Griekse tijdrekening was gebaseerd op olympiade: periode van 4 jaar tussen de Olympische Spelen.
Pas vanaf de 6e eeuw wordt de invoering van jaartelling A.D. (anno domini) gerekend. Dit is het Jaar
des Heren: geboorte van Jezus.
Reistijden
-voor 1800 gaat alles heel langzaam
-de komst van de trein maakt het nodig de aanduiding van de relatieve tijdsduur te vervangen door
absolute tijden
-lokale tijd wordt dan een probleem
Spoorwegtijd en burgerlijke tijd
-in 1892: Nederlandse spoorwegen gaan 1 tijd hanteren: overal dezelfde tijd invoeren
-je krijgt dan 2 tijden: lokale tijd en burgerlijke tijd
Tot 1909: tijd verschilt van plaatst tot plaats in Nederland. Dan wordt de plaatselijke tijd Amsterdam
ingevoerd (de tijd op de westertoren). In 1937 werd de Amsterdamse tijd vereenvoudigd tot +20
minuten.
Tijd en ruimte
Probleem bij tijd: we hebben allemaal een intuïtie van tijd, maar het is moeilijk tijd in termen te
vertalen. Lange tijd, hoogtijd, dieptepunt etc.
Dateren
-vaststellen van een historisch feit (bijv. teksten op papier).
-dateren is objectief, gewoon vaststellen
Periodiseren
-plaatsen van historische feiten in een interpretatief kader (reflectie over ede samenhang van de
gebeurtenissen). Dit laatste maakt het onvermijdelijk vaak gebruik van ruimtelijke metaforen
(keerpunt, wending etc.).
-interpretatie: keuze: bepaalde dingen in een periode zijn van meer belang
-periodisering wil niet zeggen: het onderverdelen van de geschiedenis in verschillende periodes. De
geschiedenis is geen taart.
-periodisering begint in een heden waarin onderscheid wordt gemaakt tussen verleden en toekomst.
Daarna onderscheidingen in wat vroeger het heden was.
-bij periodiseren maken we een onderscheid tussen manier waarop wij de wereld nu waarnemen en
representeren en de manier waarop dat vroeger gebeurde.
Tijdlagen
-niet alle verwachtingspatronen moeten voortdurend worden bijgesteld (bijv. nine eleven)
Dit gebeurt alleen bij politieke rampen: niet alles veranderd in 1 keer.
- niet alles veranderd in één keer (zoals de periodisering vaak suggereert)
-daarom bestaan er verschillende tijdlagen, sommige van deze lagen veranderen sneller dan andere
(de metafoor van het metselwerk - liggen over elkaar heen)
-mensen leven in verschillende tijdlagen tegelijk: de ongelijktijdigheid van het gelijktijdige (in mijn tijd
etc.)
Koselleck
-komt zelf met periodisering
-periode 1750-1850: moderne wereld tot stand gekomen: sattelzeit/schwellenzeit (overgang van een
drempel)
-ontstaan van een visie op de samenleving die nieuwe abstracte begrippen vereist (politieke ideeën
en stromingen: de 'ismen' socialisme etc.)
-nieuw is het besef van een open toekomst (geschiedenis is niet langer een herhaling of een
cirkelgang) Dit was vroeger dus anders
Historisch relativisme?
-paradox: van de historicus worden ware uitspraken verwacht maar hij/zij moet zich ook bewust zijn
dat alle historische uitspraken tijdgebonden zijn
-geschiedschrijver wordt voortdurend door de geschiedenis achterhaald
historische waarheden zijn nooit waarheden 'voor eens en altijd'
-géén absoluut relativisme (of individuele subjectiviteit: historicus zegt maar wat)
-historici mogen niet afwijken van bronnen, moeten uitspraken verantwoorden
-maar in een interpretatie zijn ze vrij (wel binnen de grenzen van logica en waarschijnlijkheid)
Hoorcollege 3
Clio/Kleio
-muze van geschiedenis
-afgebeeld met boek en trompet (uit kunnen leggen!)
Apollo
-leider 9 muzen (beschermgoden)
-Clio is er een van
Geschiedenis
-voorbeeld
-bewaren van roem en bekendheid
=gemeenschappelijke identiteit
Wat is geschiedenis?
1. het verleden (verloop). Dat wat er gebeurd is = geschiedverloop
2. beschrijving van het verleden = geschiedverhaal
3. geschiedenis als wetenschap = geschiedwetenschap
Deze 3 dingen zijn niet even oud, het geeft een fase van menselijke ontwikkeling weer
Verhaal en wetenschap
-geschiedwetenschap: kritisch en methodisch. Onderzoek van bronnen: bestaat pas vanaf de 19e
eeuw.
-geschiedschrijving begint zodra schrift gebruikt wordt (eerst nog vooral in inscripties en kronieken,
vanaf 5e eeuw v. Chr. in grote geschiedwerken). Historia: onderzoek: Herodotus, thucydides
-geschiedverhalen zijn er al vanaf het vroegste begin van de mensheid, in alle samenlevingen en
culturen
Herodotus
-geeft naam aan geschiedschrijving
-historia = onderzoek
-hij wil weten waarom dingen zijn gebeurd
Verhaal en herinnering
-geschiedverhalen hebben vanaf het begin 2 functies
1. het bewaren van de herinnering aan het verleden uit bewondering en als voorbeeld (leerzaam of
afschrikwekkend) bijv. bijbel
2. het verklaren van het bijzondere karakter van de eigen groep, gemeenschap of samenleving
Beide functies dragen bij tot sociale samenhang en tot het vormen van een gezamenlijke identiteit
Johannes Vermeer
-allegorie op de schilderkunst (1665)
-verhaal van een verhaal
-meisje als Clio
-kaart Nederland: loftrompet op 80 jarige oorlog
Mondelinge overlevering
-oudste vorm van geschiedverhalen: mondelinge overlevering
-herinnering aan feitelijke gebeurtenissen gaat niet verder terug dan 4 generaties
-wat daaraan vooraf gaat, krijgt een mythische vorm: goden en mensenwereld, historische en
bovennatuurlijke gebeurtenissen lopen door elkaar, het tijdsverloop wordt gecomprimeerd
(samengedrongen) (er was eens..)
-het epos (heldendicht) bewaart de herinnering aan grote daden, stelt een voorbeeld verklaart
waarom de wereld zo in elkaar zit
Ontwikkeling communicatie
1. mondeling, vanaf 30.000 v. Chr.
2. chirografisch (handgeschreven), vanaf ca. 3000 v. Chr. (Egypte, Mesopotamië, China) blijft beperkt
tot een klein deel van de bevolking, kan ook weer verdwijnen en bestaat altijd naast mondelinge
tradities
3. typografisch, vanaf ca. 1500 n. Chr.
4. elektronisch, vanaf ca. 1945
Soorten schrift
A. Logografisch (China, Egypte)
1. pictografisch (afb.)
2. ideografisch (elk teken staat voor een woord)
B. Syllabisch (lettergrepenschrift) (Babylon, Japan)
C. Alfabetisch (elk teken duidt 1 klank aan)
1. medeklinkerschrift (hebreeuws)
2. volledig klankschrift (Fenicië, Griekenland, Rome)
Voor- en nadelen
- gemakkelijk te leren: alfabet bevat kleinste aantal letters
-idiografisch schrift (teken=woord): veel moeilijker om te leren. Maar door dit schrift kan door
sprekers van verschillende talen of dialecten worden benut. Daarom gebruikt China het nog steeds
-toonhoogtetalen: zoals Chinees hebben bij gebruik van alfabet vaak extra tekens (bijv. Vietnamees)
Schrift en magie
-geschreven woord houdt nog lang iets van een magische kracht
-schrijven/bestuderen blijft dus ook nog lang aan speciale kaste priesters/ambtenaren
-veel godsdiensten hebben Heilig Boek: hier staat alles in
-vaak zijn deze boeken geschreven in een 'dode taal'
Hoorcollege 4
Rond vorige eeuw begon men met de herordening van het verleden. Er kwam namelijk een nieuw
perspectief over het verleden.
-vooruitgang
-toekomst
-anders dan verleden
-nieuwe denken komt tot uitdrukking
Geschiedfilosofie
-hoe geschiedschrijving zou moeten (normatief)
-hoe geschiedschrijving was/is
>histiografie (grafein- schrijven)
=alle geschiedschrijving & geschiedschrijving v.d. geschiedschrijving
>theoretische geschiedenis (geschiedfilosofie)
=sociale, sociologische, verklarende theorie etc.
>kritische analythische theorie over proces geschiedbeoefening.
Uitspraak Ranke
-historisme: jede epoche ist onmittelbar zu Gott
=elke periode heeft eigen kenmerken en ook elk land heeft eigen verleden
Niet alleen naar de inhoud kijken maar ook naar intellectuele deugden. Dus ook naar het gedrag van
een historicus.
Willem Byvanck
-biografie over Fruin
-stelde dat het werk van Fruin iets onvruchtbaars had
-geen baanbreker
Johan Huizinga
-oratie - intrerede - het esthetisch bestanddeel van geschiedkundige voorstellingen 1905.
-bestreed spiegel idee
-het gaat om begrijpen en interpreteren
-je moest esthetisch vermogen hebben
Universitaire context
-verwetenschappelijking geschiedschrijving was niet mogelijk zonder veranderingen op universiteit
-nieuwe empirische ontwikkelingen
-Parijs 1200: gemeenschap leerlingen en leraren, Leiden 1575
Historisches seminar
-komt van onderzoeksuniversiteit
-historicus Blok zag in dat je af moest stappen van de magistratuur
-Blok is oprichter historisch genootschap
-Historisch seminarium (1965-1990) gebouw van seminar
1921 - academisch instituut wordt zodanig aangepast dat je kunt afstuderen in geschiedenis
Hoorcollege 5
Dwangbuis van de periodisering: als je bv. een moderne historicus bent, mag je niet over de jaren ’60
bv. schrijven.
Bunna Ebels-Hoving, medewerker geweest bij het instituut voor geschiedenis in 1968-1993. Is altijd
blijven publiceren en heeft zich altijd gemengd in het historisch debat.
Ze stond erom bekend dat ze fascinerende (hoor)colleges gaf.
Vorig jaar een boek geschreven wat tussen de middens ligt van memoires en geschiedenis als vak. Is
een hybride boek, niet echt memoires, niet echt geschiedenis van geschiedwetenschap, ook niet echt
geschiedenis van de faculteit. Is een soort meta-geschiedenis geworden. Meta is een soort zijdelings
standpunt waardoor je naar de geschiedenis kijkt. Meta-geschiedenis = theoretische geschiedenis.
BMGN
Aantekeningen voor het leven > belangrijk hoe je alle kennis die je tot je krijgt opslaat.
Mensen legden dan heel overlegd een aantekeningenboek aan: common place book. Men ziet nu in
dat het een techniek is voor kennisverwerfing.
Common place books (van ‘locu communes’ (gemeenplaatsen)) = verzameling van
bekende/memorabele passages en uitspraken.
Op een gegeven moment kwam men in de problemen (?).
Men begon op een gegeven moment een index te maken, om dingen terug te kunnen vinden. Dit
gebeurde ook in de common place books (niet simpel een notitieboek).
Er waren mensen die nadachten hoe je het beste zo’n common place book kon maken.
John Locke (filosoof) > uitgebreide uiteenzetting over hoe hij dacht hoe je het beste zo’n common
place book kon opzetten. Op een gegeven moment zagen drukkers de waarde van dit systeem en
begonnen ‘voor’ te drukken (de voorgeschreven indeling was hierin opgenomen).
Veel mensen gaan deze voorgedrukte common place books gebruiken en gaan erin schrijven. De
common place books veranderen in hele hybride teksten (dagboeken, reisverslagen, genoteerde
citaten/conversaties etc.). Wordt wel eens vergeleken met tegenwoordige blogs. Dient als een soort
geheugenplaats. Waar mensen hun kennis opslaan en hun identiteit opbouwen.
Common place books zijn vaak een soort bloemlezingen verworden. Veel voortgedrukte uitreksels uit
de literatuur moesten uit het hoofd geleerd worden bij het onderwijs.
Een voortdurende strijd tussen het maken van aantekeningen en de techniek erbij: van vaste
ordening naar ‘mogelijke bruikbaarheid’.
Onderstrepen komt vanuit de Middeleeuwen. In de pagina marges zetten ze aantekeningen,
vergelijkbaar als wat nu voor reacties op teksten wordt gegeven.
Kaartenbaksysteem.
Multoschriften.
Keith Thomas, bekende historicus. Stukje geschreven over allemaal verschillende notitiesystemen.
Als hij belangrijke dingen tegenkwam stopte hij het in een envelop. Rangorde in categorieën. Schreef
ook achter in boeken opmerkelijke dingen.
Het hoofdstuk dat Ebels heeft geschreven over annotatie heeft ze geschreven in de vorm van een
conversatie. Een kringgesprek, werkcollege waarin studenten met elkaar in discussie gaan.
Intertekstualiteit?
Verwijzende noten. Uitspraken moet je verantwoorden voor je lezer. Noten kun je op verschillende
manieren vorm geven. Eind noten kunnen aan het eind van een hoofdstuk, deel of boek staan.
Binnen sociale wetenschappen wordt veel gebruik gemaakt van auteursverwijzingen. In Amerika vaak
heel veel noten. Johan Huizinga plaatste altijd heel weinig noten en deze noten waren altijd heel erg
zakelijk. Verschillende soorten en vormen.
Verschillende annotatiestijlen (bv. Turebian style).
Een hele bijzondere annotatiestijl is die van Jan Romeijn, een heel summier systeem. Op de pagina’s
van het boek zelf heeft hij alleen per noot de pagina (?). Achterin de noten, hierin ook geen enkele
titel voluit geschreven, deze verwijzen direct naar de bibliografie. Hij gebruikt ook een aantal niet-
verplichte noten.
Niet-verplichte noten.
Dwangnoten: uitgevers van dure wetenschappelijke tijdschriften vragen wel eens van auteurs om in
hun artikelen te verwijzen naar artikelen te verwijzen die naar tijdschriften te verwijzen die onder
dezelfde uitgever vallen. Auteurs worden dus verplicht.
Vertalende noten: vertaling geven van bv. een citaat.
Verklarende noot: een verklarende uitdrukking/standpunt wordt uitgebreider uitgelegd.
Polemische noot. Wat zijn nu de formele stukken waar het echt om gaat (?).
Danknoot. Heel hoffelijk en vaak ook arbitrair. Een soort persoonlijke noot dat je van allemaal
beroemde mensen commentaar hebt gekregen om een beter artikel te maken > je maakt een soort
frame, jezelf positioneren.
In noten zit vaak veel betekenis.
Ebels: zijn noten eigenlijk wel noodzakelijk als dit overal verschillend is (verschillende systemen etc.).
Conclusie: een noot is een soort formulering wat een verantwoording inhoudt (?).
De verantwoorde stijl van een historicus is niet echt afhankelijk van de annotatie (vaak in teksten zelf
ook al aardig verwijzen naar andere dingen).
Kranten willen geen verwijzingen (dus echt zeggen van: ‘het is zo’, in plaats van: ‘die en die zegt dit’).
Voor historici is dit moeilijk, willen alles verantwoorden.
De verantwoordende stijl als centraal kenmerk van het historische verhaal.
Iedereen vond aan het einde van de 18e eeuw dat in de wetenschap poëzie uitgebannen moest
worden. Het ging om verslag maken: precies opschrijven wat er te horen is, precies tekenen wat er te
zien is. Betekend dat er allemaal onpersoonlijke taalconstructies werden gebruikt/bedacht.
Probleem bij ‘wij’ > wie zijn wij?
Onpersoonlijk maken van teksten:
Je ziet dat in veel verhalen passieve constructies worden gebruikt.
Het uitschrijven van handelende personen: werkwoorden als zelfstandig naamwoord (?) maken.
Antropomorfisering: objectivering, onzichtbaar maken wie wat doet.
Het boek van Ebels is in de ik-vorm geschreven, wilde uit persoonlijk standpunt kijken naar de
geschiedenis als opleiding en beroep.
Tegenwoordig veel meer toegestaan om ik te zeggen. Partijdigheid is alleen misleidend als het
verhult (?). Als je van tevoren je ik-standpunt uitlegt kun je mensen daar niet mee misleiden.
Darwin verteld veel uit een ik-standpunt, geeft veel van zichzelf bloot.
Ego-documenten en alto-documenten.
Onpartijdigheid die o.a. uitte in onpersoonlijke taalgebruik is enigszins geneutraliseerd.
Iets wat mooi is kan bijna niet waar/wetenschappelijk zijn. Dit zie je nog steeds terugkomen in
discussies. Versobering van de taal was een kenmerk van de (ontwikkeling van de) wetenschap (niet
alleen op geschiedkundig gebied). Veel filosofen en wetenschappers (bv. Kant en Rousseau)
bepleitten een uitbanning van poëzie (?) uit de wetenschap.
Poëzie vaak geassocieerd met vrouwen.
In de 18e eeuw zie je dat de literature wereld (?) een veel gemengdere wereld werd. Door de
uitbanning van schoonheid uit de literaire taal > teken voor vrouwen van: wetenschap is even niks
voor jullie.
Saaie voorstellingen: alleen exacte voorstelling van feiten (dus niet aan elkaar schrijven).
Tuchman. Een hele succesvolle schrijfster van geschiedenis boeken. Boeken over WOI. Amerikaanse
zusterorganisatie van het historisch genootschap hield ze een pleidooi.
Hield een pleidooi voor leesbaarheid. Het maakt niet uit als het goed geschreven is en goed te lezen
is, dat bevorderd juist de communicatie.
De bestsellers op historisch gebied waren geschreven door onafhankelijke schrijvers (i.p.v.
wetenschappelijke schrijvers). Bestseller hoeft niks over kwaliteit te zeggen, maar zegt wel iets over
de communicatie, over de reikwijdte van het historische werk. Het ‘bad’ van Geert Mak ligt heel erg
in het verlengde van zulke discussies als goed schrijven, mooi schrijven en verantwoord schrijven etc.
Johan Huizinga. Toen zijn boek verscheen werd het boek onder de pers/historici vrijwel genegeerd.
Niet geregistreerd in het BNGM. Kreeg een hele korte en oppervlakkige recentie. Als het al door
vaklui werd besproken werd er gewezen op een hele korte uiteenzetting in het begin van Huizinga’s
boek dat geschiedschrijving zich tot dan toe veel te veel gericht had op diplomatieke bronnen. Veel
te veel gericht op authenticiteit. Te weinig oog voor narratieve bronnen (bv. kronieken in de
Middeleeuwen). Dit viel verkeerd.
Opperman. Huizinga viel in zijn context helemaal niet, en ook zijn stijl niet.
Vernieuwing van de manier waarop je naar geschiedenis kon kijken, hiervoor had je uitspraken van
mensen voor nodig (narratieve bronnen uit het verleden).
Huizinga er later van verweten dat hij later mensen afzette die net als hem literair wilden schrijven
(?). Hij viel onder andere de populaire bibliografie aan van Emil Ludwig. Hij noemde dit
geparfumeerde geschiedenis, was volgens hem geromaniseerde levens. Huizinga werd verweten dat
hij zo gekwetst was geweest (door vakgenoten?) dat hij niet de literaire schrijfstijl overnam (?).
De tegenstelling tussen verhaal en wetenschap komt ook heel erg uit de periode na de WOII waarin
heel erg probeert werd de geschiedenis te verwetenschappelijken, alleen op een andere manier >
geschiedschrijving … maken (?).
Alle concepten/theorieën die we gebruiken dat dat samenhangt.
Hoorcollege 6
Erinnerungskulturen: cultures of memory - brain as startingspoint
Pierre Nora
-les lieux de mémoire
-stimuleerde ook andere werken
memory
-link to the identity of individuals, groups or institutions
-creates values and meaning
-tradition
-custom
-ideology
-myth
-ritual
-gevoelsmatig
-political memory
cultural memory
=grounded on durable manifestations: archives commemorations, monuments, texts, intstitutions
Collective memory
-a product of continuous social interaction
-from un-mediated (face-to-face) interaction to mediated symbolic communication
-framing historical events in the shape of affectively charged narratives and mobilizing symbols
-memory is blind to all but the group it binds (P. Nora)
The rediscription of history as memory is a sure sign of the personalization or privatization of our
relationship to the past (f. Ankersmit, historical representation, 2001)
Studie of memory
-autobiography
-oral history - gazzering of memory of people. Experiences of people of the past capturing the voices
of those not being recorded
-why do we read about slavery but do we not hear the recoverings of slaves? then it became
interesting. Civil right movements: searching for slave voices.
-what is remembered what does it say about the society?
The study of memory as a form of social practise, customs, traditions (remembered and repeated
whic become habits)commerative practices, mythes and their uses.
Aleida Assmann
-bestaat er zoiets als het collectief geheugen?
Om deel uit te maken van een bepaalde groep moet je de geschiedenis van die groep aannemen.
Hoorcollege 7
[Mondriaan: curves are too emotional]
Verhouding die historici hebben met beeld. Historici vinden ‘beeld’ vaak moeilijk.
Het schilderij zegt wel degelijks iets over de periode waarin Mondriaan hem heeft gemaakt.
Heeft het Jazz gevoel proberen weer te geven in het schilderij.
[Cicero Ranke]
Veel visies van historici lijken meer hierop.
Komt omdat veel historici bronnen belangrijk vinden en hier waarde aan hechten (?).
Cicero werkte vooral als advocaat, voor juridische procedures is dit noodzakelijk (wat niet in de
documenten staat, bestaat niet)
Is dit voor historici wel zo handig? Het betekend dat je alleen maar met bronnen, archieven etc. staat
(kan je dan wel tot een goed geschiedbeeld komen).
[Reconstructie]
In de loop van de eeuwen heeft het gebouw andere functies gekregen, maar is wel altijd heel
iconisch voor Rome gebleven.
[Gregorius de Grote]
590 wordt Gregorius de Grote paus, er heerst op dat moment pest.
Aartsengel Michael trekt z’n zwaard weer weg > teken voor einde pest.
Beeld van aartsengel Michael > wordt een Lieu de Memoire.
Deze Lieu de Memoire verandert, refereert naar verschillende dingen door de eeuwen heen.
[A …]
Goed voorbeeld aan de gehechtheid aan voorwerpen, maar dat er steeds een andere gehechtheid
aan komt.
[Iconostasis]
Orthodoxe kerken: een wand van iconen. De heiligste gebeurtenissen vinden plaats achter deze
wand, deze mogen de gelovigen niet zien.
[Iconoclasme, ca. 700 – 850]
Vinden dat er helemaal geen afgodsbeelden mogen zijn in de (orthodoxe) kerk.
[Beeldenstorm]
Beelden worden kapot gemaakt. Vergelijk met Irak > beelden van Saddam Hoessein omver
geworpen.
[…]
Als een keizer overleed, herbruikte de nieuwe keizer zijn beelden, of zette er een nieuwe kop op. Dit
nieuwe kop opzetten > damnatio memoriae (je probeert de herinnering aan iemand uit te vagen,
maar het is handiger om het meteen te vervangen naar een nieuw beeld, wat een nieuwe
herinnering voor mensen kan worden).
Vera icon > het verhaal dat Jezus gekruisigd werd. Veronica drukte een doek tegen hem aan, hierop
zijn gezicht. Veronica is een bepaald beeld tegenwoordig (???).
[Pelgrimsinsignes]
De buttons van de … tijd (?).
Linksboven is de bekendste pelgrimsinsigne (de schelp)
[Shell]
De schelp kennen wij nog steeds als het logo van shell.
Was eerst een mossel, wordt later een Jacobsschelp.
Een insigne, een beeld dat teruggaat op een vroegere periode.
[…]
Met name Engelse koningen in de vroegmoderne tijd > beelden (?).
Als iemand overleed: wat doen we dan met de staat? Er werd een enorme staatsbegrafenis
georganiseerd, tijdens deze begrafenis werden veel nagemaakte poppen van de koning meegedragen
> ervoor te zorgen dat de koning zo lang mogelijk bij hen bleef. Het natuurlijke lichaam, het lichaam
van de staat > het levende beeld moet aanwezig zijn.
[Opwinding]
De pin-up > beelden die opwinding veroorzaken.
In de oudheid ook al > Venusbeelden.
Pygmalion verhaal: een beeldhouwer heeft zo’n mooi beeld gemaakt, dat hij er verliefd op wordt. De
Goden verklaren dan dat ze een echte vrouw mag worden, dat ze levend wordt.
Dit is de mannelijke scheppingskracht die de perfecte vrouw creëert.
Idee is verwant aan het woord idool. Historici doen vele met het woord ‘idee’, maken een
voorstelling, scheppen een beeld. Dit gaat terug naar Plato.
Er zijn onvergetelijke ideeën in een ideeënwereld. Van ons meer van belang: hoe scheppen we
ergens ons eigen beeld van?
Historici waren bang voor beeld. Toch hadden ze al snel door dat beelden veel ‘indringender’ zijn dan
het schrift.
Horatius maakt een vergelijking tussen de schilderkunst en de poëzie, hij zet ze op één lijn. Je moet
schilderen alsof het een gedicht is en je moet dichten alsof het een schilderij is.
In de Middeleeuwen ontstaat de discussie: wat is nu het beste? Teksten? Schilderijen? Wat is het
meest reëel, wat vertolkt het meeste?
Welke van de zintuigen zijn nu het meest indringend? Aan welke heb je het meeste?
Erasmus had ook een grens, onkuise beelden moesten verwijderd worden.
De discussie tussen poëzie en schilderkunst: wat is het beste, welke kunst kan het beste
werkelijkheid weergeven? Daar ging het vooral om in de 16e eeuw.
Alle referenties combineren, zo kom je op het beeld uit van een periode.
[Frank Ankersmit]
Hij vond de laatste jaren dat er helemaal niet zoveel verschil tussen woord en beeld is, dit is meer
afspraak. Als iemand schrijft, gebruikt hij altijd visuele metaforen. Als een historicus een verhaal
maakt, dan integreert hij verschillende dingen uit het verleden, en voegt het samen tot een soort van
schilderij. Elke historische tekst is op zo’n manier een beeld.