Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 32

OG 5: De sociale GPS

Sociale zekerheid

 openbaar systeem om inkomen en/of verzorging te garanderen voor individuen of gezinnen


die, tijdelijk of blijvend, niet (langer) in staat zijn om zelf (voldoende) inkomen en/of
verzorging te voorzien (zorgen dat alle mensen die in België wonen een inkomen hebben.
 Doel:
o De bevolking beschermen door een geheel van regels, waaraan alle sociale
zekerheidsinstellingen zich moeten houden.

o Indexering van de sociale uitkeringen:


 Als de prijs van een consumptie bv.: Voeding gedurende 4maanden blijft
stijgen dan moeten de uitkeringen ook stijgen. (Dit wordt elke maand
berekend.)
De klassieke sociale zekerheid bevat zeven takken:

1. rust- en overlevingspensioenen;

2. werkloosheid;

3. arbeidsongevallenverzekering

4. beroepsziekteverzekering

5. gezinsbijslag

6. verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen

* verplicht zich aan te sluiten met de mutaliteit/hulpkas

7. jaarlijkse vakantie.

 2 systemen:
 De klassieke sectoren,
 Sociale bijstand.

 Voor zelfstandige bestaat er ook:


o Een sociale verzekering in geval van faillissement.
o Een stelsel van moederschapshulp.

 Sociale bijstand of residuaire regelingen, betekent:


o Leefloon (en sociale bijstand in brede zin),
o Inkomensgarantie voor ouderen,
o Gewaarborgde gezinsbijslag,
o Tegemoetkomingen aan personen met een handicap.

 Klassieke sociale zekerheidsstelsel:


o 3 stelsels.
 Een stelsel voor werknemers.
 Voorbeeld:
o Bankbedienden.
o Arbeiders in een autoassemblagebedrijf.
 Een stelsel voor zelfstandigen:
 Een stelsel voor (federale) ambtenaren.

o De meeste mensen zijn onderworpen aan het stelsel voor Werknemers.

 Het belang van de sociale zekerheid:


o Het centrale begrip van ons sociaalzekerheidssysteem is solidariteit.
o Solidariteit tussen:
 Werkende & werklozen.
 Jongeren & ouderen.
 Gezonden & zieken.
 Mensen met een inkomen & mensen zonder.
 Gezinnen zonder kinderen & gezinnen met kinderen.
 …
o Die solidariteit is gewaarborgd doordat:
 Werkende mensen bijdragen moeten betalen in verhouding tot hun
loon.
 De financiering grotendeels gebeurt door de gemeenschap, dat zijn
dus alle burgers samen.
 De vakbonden, de ziekenfondsen en de werkgeversorganisaties mee
beslissen over verschillende aspecten van het systeem.

 Sociale zekerheid zorgt voor 3 zaken:


o Vervangingsinkomen:
 Ontvang je bij loonverlies.
 Voorbeeld:
 Werkloosheid,
 Pensionering,
 Arbeidsongeschiktheid.

o Bijstandsuitkeringen:
 Ontvang je als je onvrijwillig niet over een beroepsinkomen beschikt.

o Aanvulling op het inkomen:


 Ontvang je als je bepaalde ‘sociale lasten’ moet dragen.
 Voorbeeld:
 Het opvoeden van kinderen.
 Ziektekosten.
Ideologische achtergrond ?

 Twee belangrijke grondleggers


o Bismarck
 Heeft een sociale zekerheidssysteem uitgewerkt waarvan de financiering
wordt gedragen door de werknemers en de werkgevers, met een
staatsbijdrage voor de pensioenen.
o Lord Beveridge
 Niet alleen de werknemers maar de totale bevolking heeft recht op
bestaanszekerheid.
 Het Belgische systeem bevat kenmerken van beide stromingen.
o Pensioenen (met uitzondering van de minimum-en maximumbedragen) bepaald op
basis van de betaalde bijdragen (Bismarck) maar heeft bijna iedereen recht op
terugbetaling van ziekenhuiskosten + de regelingen van de sociale bijstand
(Beveridge)

Hoe is de organisatie van het Belgische sociale zekerheidsstelsel?


 3 stelsels:
o Werknemersstelsel.
o Ambtenaren.
o Zelfstandigen.

 Werknemers:
 Werknemersstelsel is het grootste van de 3.
o RSZ is hiervoor de overkoepelende instelling.
 RSZ:
 Int zowel de werknemers – als de werkgeversbijdragen voor de
sociale zekerheid.

 Via een arbeidsovereenkomst.


 Van ‘openbare orde’.  Kan niet van worden afgeweken met bijzondere
overeenkomsten.

 Financiering:
o Globaal financieel beheer via de RSZ.
 Werkgever en werknemer betalen bijdrage aan RSZ.
 De werkgever houdt bij elke loonbetaling de persoonlijke bijdragen van
de werknemer in en voegt daarbij de werkgeversbijdrage.
o De uitbetalingen van de uitkeringen gebeurt via de belastinginstelling ( =
parastatale instellingen).

 De uitbetaling van de uitkeringen gebeurt door betalingsinstellingen:


o = Parastatale instellingen.
 RVA:
 Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
 RVP:
 Rijksdienst voor Pensioenen.
 RIZIV:
 Rijksinstituut voor ziekte en – invaliditeitsverzekering.
 FAO:
 Fonds voor arbeidsongevallen.
 FBZ:
 Fonds voor beroepsziekten.
 RJV:
 Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie.
 FAMIFED:
 Federaal agentschap voor de kinderbijslag.
 Zie kader hc van gastdocent!
 Zelfstandigen:
 Zelfstandigen zijn verzekerd voor 5 takken in de sociale zekerheid:
o Geneeskundige verzorging.
o Arbeidsongeschiktheid of invaliditeit.
o Moederschapsverzekering.
o Gezinsbijslag.
 De bevoegdheid om kinderbijslag uit te betalen is overgegeven aan de
kinderbijslag fondsen.  Het verschil tussen ZN en WN is
weggewerkt.
o Pensioen en faillissement.

 Ze sluiten zich aan en betalen een sociale bijdrage aan een sociaal
verzekeringsfonds voor zelfstandigen. (of bij de Nationale Hulpkas voor de Sociale
Verzekeringen der Zelfstandigen.)
o Wordt beheerd door RSVZ.
 = Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen.

 Sociale verzekeringsfondsen hebben ook de taak om bepaalde uitkeringen uit te


betalen aan zelfstandigen.
o Gezinsbijslag.
o Moederschapshulp.
o Uitkeringen in het kader van de sociale verzekering in geval van faillissement.
o Uitkeringen mantelzorg en onvoorwaardelijke pensioenen.

 Financiering:
o ZN betalen een 3 – maandelijkse sociale zekerheidsbijdrage aan het sociaal
verzekeringsfonds waarbij ze zijn aangesloten.
 Het RSVZ heeft 2 taken:
o Het innen van alle bijdragen.
o Het coördineren van de uitbetaling van uitkeringen (behalve voor ziekte en
invaliditeit).

 Ambtenaren: (vb.: Leerkracht).


 Kan je opdelen tussen:
o Personeelsleden van plaatselijke en provinciale overheden:
 De DIBISS is hiervoor opgericht als overkoepelend orgaan.
 = DIenst voor de BIjzondere SocialezekerheidsStelsels.

o Personeelsleden van andere administraties:


 De tewerkstellende overheid is zelf verantwoordelijk voor de inning en
uitbetaling van de bijdragen.
 UITZONDERING: Bijdrage voor geneeskundige verzorging.  Komt
terecht in de gewone werknemersregeling.

Werknemers

 Werknemers In het werknemersstelsel moeten zowel de werknemers als de werkgevers


bijdragen betalen aan de RSZ.
 Het stelsel voor arbeiders en dat voor werknemers verschillen.
o De jaarlijkse vakantie van bedienden wordt rechtstreeks door de werkgever betaald,
terwijl die van arbeiders betaald wordt door de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie of
door een vakantiekas gefinancierd met specifieke sociale bijdragen die de werkgever
aan de RSZ betaalt.
 Die bijdragen bestaan uit een driemaandelijkse bijdrage van 6% berekend op
het tot 108% verhoogde brutoloon, en een jaarlijkse bijdrage van 10,27%
berekend op het eveneens tot 108% verhoogde brutoloon van het jaar
voordien. Gewoonlijk (met name vanuit internationaal standpunt) wordt de
jaarlijkse vakantie niet tot de sociale zekerheid gerekend.

De verschillende takken van de sociale zekerheid:


 De 7 takken van de sociale zekerheid:
1. Gezinsbijslag:
 Zowel de WN, ZN als ambtenaren hebben hier recht op.
 De gezinsbijslag omvat:
o De gewone kinderbijslag.
o De wezenbijslag.
o De forfaitaire bijslag voor kinderen geplaats bij een particulier.
o De bijkomende bijslag.
 Sociale bijslagen,
 Bijslagen voor kinderen getroffen door een aandoening of voor
gehandicapte kinderen,
 Leeftijdsbijslagen,
 De bijslag voor eenoudergezinnen,
 Een jaarlijkse bijslag bij de gewone kinderbijslag & bij de wezenbijslag.
o Kraamgeld.
o Adoptiepremie.
 3 betrokken personen:
o De rechthebbende:
 = Doet het recht op gezinsbijslag bestaan door zijn arbeid als
werknemer, zelfstandige of ambtenaar.

 Niet meer werkende personen zoals:


 Werklozen,
 Gepensioneerden,
 Zieken,
 Invaliden,
 Mensen in loopbaanonderbreking.
  Hebben onder bepaalde voorwaarden recht op
gezinsbijslag.

 Stel dat er meer rechthebbenden zijn binnen hetzelfde gezin, dan


hanteert men een rangorde om de uiteindelijke rechthebbende te
bepalen, namelijk:
1. De wees.
2. Diegene die voor de opvoeding van het kind instaat
heeft voorrang om degene die niet voor de opvoeding
instaat.
3. Vader > moeder > stiefvader > stiefmoeder > oudste
rechthebbende.
4. Bij gezamenlijk ouderlijk gezag heeft een vader buiten
het gezin steeds voorrang op een moeder binnen het
gezin.

o De bijslagtrekkende:
 = Ontvangt de bijslag.

 In de werknemersregeling wordt de gezinsbijslag uitbetaald aan:


1. De moeder.
2. De persoon die het kind daadwerkelijk opvoedt. (kan ook een
instelling zijn).
3. Het rechtgevend kind zelf als het gehuwd, ontvoogd of 16 jaar is
en niet meer woont bij de persoon die het kind effectief opvoedt, of
als het zelf bijslagtrekkend is voor een of meer kinderen.

o Het rechtgevende kind:


 Je hebt recht op kinderbijslag voor:
 Eigen kinderen.
 Adoptiekinderen of kinderen onder pleegvoogdij.
 Kleinkinderen, achterkleinkinderen, neven en nichten.
 Broers en zussen.
 Geplaatste kinderen en kinderen over wie men per vonnis het
ouderlijke gezag kreeg toegewezen.

 Er worden voorwaarden opgelegd inzake onderwijs en leeftijd.


 Er moet een verwantschap bestaan tussen het rechtgevend kind & de
rechthebbende.

 Tot 31 augustus van het kalenderjaar in de loop waarvan het 18 wordt.


 Tot de leeftijd van 25jaar bestaat er recht op kinderbijslag onder de
volgende voorwaarden:
 Leerjongens of leermeisjes.
 Kinderen die nog onderwijs volgen of stage lopen om in een
ambt te worden benoemd.
 Thesisstudenten.
 Tijdens de beroepsinschakelingstijd.  Dat is de periode
tussen het behalen van het diploma en de eerste
werkloosheidsuitkering.
Soorten bijslag
De gezinsbijslagregeling bevat zes soorten bijslagen:

 Kraamgeld:
o Ontvangen bij de geboorte van iedere kind dat recht geeft op kinderbijslag.

 Adoptiepremie
o Bij de adoptie van een kind, gelijk aan het kraamgeld voor een eerste kind.

 Gewone kinderbijslag:
o Forfaitaire bijslag wanneer het kind geplaatst is bij een particulier door
bemiddeling of ten laste van een openbare overheid.

 Wezenbijslag:
 Als één of beide ouders overlijden wordt de gewone kinderbijslag vervangen door
één bedrag, de wezenbijslag.

 Forfaitaire bijslag:
Bij kinderen geplaatst bij een particulier.

 Bijkomende bijslagen:
 Leeftijdsbijslag.
o Naar gelang leeftijd kind.
 6-12 jaar.
 12-18 jaar.
 Vanaf 18 jaar.
 Bijslag voor éénoudergezinnen.
 Jaarlijkse bijslag bij de kinderbijslag.
 Sociale bijslagen.
o Pensioengerechtigden, volledig uitkeringsgerechtigde werklozen vanaf de
7e maand van werkloosheid en arbeidsongeschikte werknemers vanaf de
7e maand van arbeidsongeschiktheid.
 Bijslag voor kinderen getroffen door een aandoening en gehandicapte kinderen
tot 21 jaar.
o Aandoening die gevolgen heeft voor de lichamelijke/geestelijke
welgesteldheid, voor de graad van activiteit/participatie of voor hun
familiale omgeving.
o Lichamelijke/geestelijke handicap van min. 66%.
2. Werkloosheid:

 Vervangingsinkomen aan de werknemer die onvrijwillig zijn werk verliest.


 Afhankelijk van de gezinstoestand, werkloosheidsduur en van het laatste loon dat
men ontving.
 Niet voor zelfstandigen, omdat ze hier geen bijdragen voor betalen.
 Niet in geval van occasionele arbeid.

 Referteperiode:
o Betrokken persoon moet voldoende aantal arbeids- of gelijkgestelde dagen
bewijzen tijdens een bepaalde referteperiode.

 Toekenningsvoorwaarden:
o Geen loon ontvangen.
o Geen arbeid verrichten.
 Geen arbeid verrichten voor eigen rekening.
 Geen arbeid verrichten voor derden.
o Werkloosheid zijn buiten je wil.
o Beschikbaar voor de arbeidsmarkt.
 Inschrijven VDAB.
 Actief werk zoeken.
o Arbeidsgeschikt zijn.
o In België verblijven.
o Voldoen aan leeftijdsvoorwaarden.
o Een voldoende aantal arbeids-of gelijkgestelde dagen bewijzen tijdens een
bepaalde referentieperiode.
 Je moet een aantal dagen gewerkt hebben om recht te krijgen, anders
kom je op een wachtlijst.

 Uitkeringen:
o Werkloos zijn na een voltijdse betrekking.
 Een voltijds WN die volledig werkloos wordt kan genieten van een
werkloosheidsuitkeringen voor alle dagen v/d week behalve voor
zondagen.

o Het bedrag v/d uitkeringen- degressiviteit (= afnemend) v/d


werkloosheidsuitkeringen.
 Het bedrag v/d uitkeringen is afhankelijk v/d gezinstoestand, de
werkloosheidsduur en v/h laatste loon dat men als loontrekkende
ontving.

 Het bedrag van de werkloosheidsuitkering zal afnemend zijn naarmate


de duur van werkloosheid.
 Binnen het werkloosheidsstelsel onderscheiden we 3 categorieën WN:
o Werknemer met gezinslast:
 In geval van werkloosheid verliest hij het enige gezinsinkomen terwijl
hij personen ten laste heeft.

o Alleenwonende:
 Verliest enige inkomen maar heeft geen personen ten laste.

o Samenwonende:
 Verliest niet het enige gezinsinkomen.

Eerste vergoedingsperiode (ongeacht de gezinstoestand) KORT ZIEN

 Gedurende de eerste 3 maanden werkloosheid is de uitkering gelijk aan 65% van het laatste
loon
 Gedurende de volgende 3 maanden werkloosheid is de uitkering gelijk aan 60% van het
laatste loon
 Gedurende de volgende 6 maanden werkloosheid is de uitkering gelijk aan 60% van het
laatste loon

Tweede vergoedingsperiode (vanaf de 13de maand werkloosheid)


 Voor de werknemers met gezinslast: gedurende de volgende 2 maanden is de uitkering gelijk
aan 60% van het laatste loon). Die periode kan worden verlengd met maximum 10 maanden
(2 maanden per arbeidsjaar als loontrekkende).
 Voor de alleenwonenden: gedurende de volgende 2 maanden is de uitkering gelijk aan 55%
van het laatste loon Die periode kan worden verlengd met maximum 10 maanden (2
maanden per arbeidsjaar als loontrekkende).
 Voor de samenwonenden: gedurende de volgende 2 maanden is de uitkering gelijk aan 40%
van het laatste loon Die periode kan worden verlengd met maximum 10 maanden (2
maanden per arbeidsjaar als loontrekkende).

Derde vergoedingsperiode (na maximum 48 maanden werkloosheid)

 De werknemers met gezinslast ontvangen een forfaitaire uitkering van € 1.157,52 per maand
(bedrag op 1 september 2015).
 De alleenwonenden ontvangen een forfaitaire uitkering van € 972,14 (bedrag op 1
september 2015).
 De samenwonenden ontvangen een forfaitaire uitkering van € 513,50 (bedrag op 1
september 2015).
 De werkloosheidsuitkering wordt berekend op basis van het loon dat de werknemer ontving
tijdens zijn laatste betrekking als loontrekkende van minstens 4 opeenvolgende weken bij
dezelfde werkgever. Het uitkeringsbedrag vermindert niet meer of kent een beperkte
degressiviteit wanneer de werkloze de leeftijd van 55 jaar bereikt, een als voldoende
gekwalificeerd beroepsverleden als loontrekkende bewijst (23 jaar, en zal worden
opgetrokken tot 25 jaar vanaf 1 november 2016) of een blijvende arbeidsongeschiktheid van
minstens 33% bewijst.

Anciënniteitstoeslag?

 Vroeger konden oudere werklozen vanaf 55 jaar na een jaar werkloosheid en met een
beroepsverleden van 20 jaar onder bepaalde voorwaarden, bovenop de gewone
werkloosheidsuitkering, genieten van een aanvullende vergoeding, de zogenaamde
anciënniteitstoeslag. Deze anciënniteitstoeslag mag sinds 1 januari 2015 niet meer worden
toegekend.
 Naast alle uitkeringen die we tot nu toe hebben opgesomd, zijn er ook nog de
inschakelingsuitkeringen (dit is sinds 1 januari 2012 de nieuwe benaming voor de
wachtuitkeringen).
o Deze uitkeringen worden toegekend aan de jongeren die na hun studies en na het
doorlopen van een beroepsinschakelingstijd (dit is sinds 1 januari 2012 de nieuwe
benaming voor de wachttijd) tot de werkloosheid worden toegelaten. Zij ontvangen
in dat geval (forfaitaire) inschakelingsuitkeringen waarvan het bedrag varieert
afhankelijk van hun leeftijd en hun gezinstoestand

 Procedure:
o Betrokken persoon moet een aanvraag indienen bij een uitbetalingsinstelling
naar keuze. Dit zijn ofwel instellingen verbonden met een vakbond (ABVV,
ACLVB of ACV), ofwel de openbare uitbetalingsinstelling, de Hulpkas voor
Werkloosheidsuitkeringen (HVW). ALS JE NIET BIJ EEN VAKBOND ZIT 
HULPKAS

 Uitsluitingen en sancties:
o Vrijwillige werkloosheid
o Niet beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt.
o Nalaten verplichte aangifte te doen.
Vrijwillige werkloosheid (NIET GEZIEN)

De werkloosheid wordt als vrijwillig beschouwd in de volgende gevallen:

 Het verlaten van een passende dienstbetrekking zonder wettige reden


 het ontslag dat het gevolg is van een foutieve houding van de werknemer
 het zich zonder voldoende rechtvaardiging niet aanmelden bij een werkgever na een
uitnodiging van de bemiddelingsdienst of het weigeren van een passende betrekking
 het zonder voldoende rechtvaardiging niet komen opdagen bij de bevoegde dienst voor
arbeidsbemiddeling en/of beroepsopleiding
 het weigeren of mislukken van een inschakelingsparcours; voor de ontslagen werknemer
van 45 jaar of ouder met minstens 1 jaar anciënniteit in de onderneming: het feit niet deel te
nemen aan een outplacement dat hij heeft gevraagd of dat de werkgever hem verplicht
moest aanbieden
 het feit de werkgever niet tijdig in gebreke te hebben gesteld terwijl deze verplicht was het
outplacement aan te bieden
 het feit zich niet tijdig in te schrijven bij de verplichte tewerkstellingscel in het kader van het
activerend beleid bij herstructureringen.

B) Niet beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt

 Als gevolg van een reglementaire bepaling of een feitelijke toestand, zoals pre- of
postnataal verlof
 Wanneer een werkloze voor zijn wedertewerkstelling voorwaarden stelt die op basis van
de criteria van de passende dienstbetrekking niet gerechtvaardigd zijn
 Een negatieve evaluatie van de inspanningen van de werkloze om werk te zoeken.
Werkloosheid Vrijwillige werkloosheid Niet beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt
Nalaten een verplichte aangifte te doen

C) Nalaten een verplichte aangifte te doen, een laattijdige, onjuiste of onvolledige aangifte of het
gebruik van onjuiste documenten kan aanleiding geven tot de terugvordering van de onterecht
ontvangen uitkeringen en tot een uitsluiting van het recht op uitkeringen voor een bepaalde periode

Werklozen met bedrijfstoeslag (vroeger bruggepensioneerden) en jonge schoolverlaters

 Het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag is voorbehouden aan door de werkgever
ontslagen oudere werklozen, op wie een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) van
toepassing is, die de vereiste leeftijd hebben bereikt en een voldoende lang beroepsverleden
als loontrekkende bewijzen. Als zij ontslagen worden, hebben zij tot hun pensioen recht op
werkloosheidsuitkeringen aan 60% van hun begrensd loon tot 2.106,15 € per maand; (bedrag
geldig op 1 september 2015), ongeacht hun gezinstoestand. Bovendien ontvangen zij een
bedrijfstoeslag ten laste van hun vroegere werkgever.
 Schoolverlaters ontvangen niet onmiddellijk een uitkering. Eerst moeten zij een
beroepsinschakelingstijd doorlopen van 310 dagen. Tijdens deze beroepsinschakelingstijd
blijven zij in principe recht hebben op kinderbijslag.
 De jongeren die hun beroepsinschakelingstijd doorlopen, moeten onder andere
ingeschreven zijn als werkzoekende, beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt en actief naar
werk zoeken. Het actief zoeken naar werk is ook een voorwaarde om te worden toegelaten
tot het recht op inschakelingsuitkeringen, aangezien de jongeren slechts
inschakelingsuitkeringen zullen kunnen genieten na twee positieve evaluaties van hun
inspanningen om werk te vinden.
 Na de beroepsinschakelingstijd kunnen zij inschakelingsuitkeringen aanvragen. Indien alle
voorwaarden vervuld zijn (onder meer de vereiste studies voltooid hebben, of, als het gaat
om jongeren onder de 21 jaar, het vereiste diploma of een getuigschrift van het einde van de
studies behaald hebben de beroepsinschakelingstijd op een geldige wijze doorlopen hebben,
twee keer positief geëvalueerd geweest zijn wat betreft hun actief zoekgedrag naar werk en
een aanvraag voor uitkeringen vóór de leeftijd van 25 jaar ingediend hebben), kunnen ze een
(forfaitaire) inschakelingsuitkering ontvangen, waarvan het bedrag ook afhangt van de
gezinssituatie en de leeftijd van de jongere. De periode tijdens dewelke de
inschakelingsuitkering wordt toegekend is beperkt in de tijd (3 jaar).
o Werklozen met bedrijfstoeslag (vroeger bruggepensioneerden) en jonge
schoolverlaters:
o Brugpensioen:
- Oudere werklozen krijgen een werkloosheidsuitkering en
ontvangen een bedrijfstoeslag = een premie die hun vroegere
WG betaald.

- Cao (= collectieve arbeidsovereenkomst) is van toepassing

- 60% van hun loon.

o Schoolverlaters:
- Moeten eerst 310 dagen gewerkt hebben.

- Beroepsinschakelingstijd.

 Tewerkstellingsmaatregelen:
o Bijdragevermindering voor de sociale zekerheid bij het in dienst nemen van
werknemers uit bepaalde categorieën.

o Verhogen van werkgelegenheidsgraad van bepaalde doelgroepen

Pensioenen:
 Pensioenproblematiek: toename pensioenkosten.
 Stijging van de levensverwachting.
 Werknemers stoppen steeds vroeger met hun loopbaan.
 Steeds langer wordende studieperiodes.
 Dalend geboortecijfer.
 Toenemende vrouwelijke tewerkstelling.

Afhankelijkheidsgraad neemt toe


= Verhouding gepensioneerden-actieven.
1. Rustpensioen
= Uitkering die je ontvangt door vroegere tewerkstelling nadat je een bepaalde leeftijd hebt bereikt

 Normale pensioenleeftijd is 65 jaar voor mannen en vrouwen.


o Kan hoger (magistraten) of lager (sommige militairen) liggen
 Cummulatie is mogelijk, tenzij je een vervanginkomen genoten hebt/geniet. (mits limieten)
 Het vervroegd pensioen

Uitzonderingen op de algemene regel :

 Zodra de werkende op een bepaald moment (tot 31/12/2012) de leeftijdsgrens- en


loopbaanvoorwaarden om een vervroegd pensioen te bekomen heeft vervuld, behoudt hij
zijn rechten ongeacht de latere werkelijke ingangsdatum van zijn pensioen
 Voor het rijdende personeel vd NMBS, militairen en politie blijven de huidige
pensioenvoorwaarden tot het bekomen van een vervroegd pensioen bestaan
 Personen die voor 1/01/1956 geboren zijn, kunnen op de leeftijd v 62j vertrekken als ze
minstens 37 jaren loopbaan op de teller hebben staan, berekend volgens het
werknemersstelsel
 Personen die op 1/01/2012 zich in disponibiliteit of in gelijkaardige situatie bevinden die
gevat wordt door het koninklijk besluit van 20 september 2012 kunnen nog steeds op
pensioen gaan vanaf de leeftijd van 60 jaar. Deze regel is eveneens van toepassing op
personen die bij hun werkgever een aanvraag hebben ingediend om vóór 5 maart 2013 in
een situatie geplaatst te worden die door dit besluit gevat wordt. De aanvraag moest vóór 1
januari 2012 of na 31 december 2011 ingediend geweest zijn maar in dit geval had de
aanvraag vóór 5 maart 2012 door de werkgever goedgekeurd moeten worden.

Specifiek voor statutaire ambtenaren :

 Voor vastbenoemde ambtenaren is de normale pensioenleeftijd gelijk voor mannen en


vrouwen: 65 jaar.
 Ambtenaren kunnen vragen om vervroegd op pensioen te worden gesteld, onder bepaalde
leeftijds- en loopbaanvoorwaarden

 Prestaties na de leeftijd van 65j


In het werknemersstelsel is deze pensioenregeling niet verplicht. Een werknemer kan dus, als de
werkgever akkoord is, nog na zijn 65ste verjaardag blijven werken

 De berekening
 Onderscheid tss de 3 stelsels (werknemersstelsel, stelsel van de openbare sector en dat van
de zelfstandigen) is fundamenteel

Werknemerspensioenen
Formule
Jaarloon aangepast aan inflatie x 60% (alleenstaande) of 75% (gezin)

45

 De uitkomsten worden opgeteld en geven het brutopensioen

Beroepsloopbaan
Beroepsloopbaanjaren = de jaren die voor de pensioenberekening in aanmerking komen

 Naast de bewezen activiteitsjaren heb je ook nog de gelijkgestelde perioden al dan niet na
betaling van bijdragen
 Er is een maximumgrens bepaald

Brutolonen
Behalve het aantal loopbaanjaren spelen ook de brutolonen een belangrijke rol bij het bepalen van
het pensioen.

 Onderscheid tss
o Werkelijke lonen
 = die lonen waarop de pensioenbijdragen werden berekend
o Fictieve lonen
 = die hebben betrekking op de inactiviteitsperioden die worden gelijkgesteld
o Forfaitaire lonen
 Het totaal van die lonen wordt per werknemer ingeschreven op een persoonlijke rekening
o Ieder jaar ontvangt iedere werknemer een uittreksel van zijn persoonlijke rekening
 Op de lonen die voor het pensioen in aanmerking komen, worden er twee bewerkingen
uitgevoerd
o Eerst aangepast aan de index der consumptieprijzen
o Vervolgens aangepast aan het peil van het algemene welzijn om tegemoet te komen
aan de algemene welzijnsstijging onder de bevolking
 = Herwaardering

Zelfstandigenpensioenen
Voor de berekening van het zelfstandigenpensioen werkt men met forfaitaire, reële of fictieve (voor
gelijkgestelde periodes) beroepsinkomsten.

 Hangt ook af vd gezinssituatie

Ambtenarenpensioenen
De berekening van het ambtenarenpensioen verloopt niet op dezelfde manier.

 De formule voor het pensioen is:


Referentiewedde x aantal aanneembare dienstjaren
60
 Minimumpensioen
In alle regelingen bestaan er regels om kleine pensioenen te vermijden voor mensen die tijdens hun
loopbaan een laag loon hadden.

 Voor de werknemerspensioenen voorziet de wetgeving bijvoorbeeld in een minimumrecht


per loopbaanjaar

 De pensioenbonus (geldig voor alle wettelijke stelsels


 De opbouw van een pensioenbonus start 1 jaar na de datum waarop een werknemer aan de
algemene voorwaarden voldoet om op vervroegd rustpensioen te gaan
 De periode tijdens dewelke men de pensioenbonus opbouwt heet de referteperiode
 De pensioenbonus is een forfaitair bedrag dat wordt toegekend per dag van werkelijke
prestaties

 Cumulatie rustpensioen
Cumulatie met een beroepsinkomen
 Het pensioen mag gecumuleerd worden met beroepsinkomsten onder strikte voorwaarden
 Financiële jaargrens mag niet overschreden worden, afhankelijk van leeftijd, gezinssituatie en
statuut

Grensbedragen voor 2016

 De bedragen worden elk jaar automatisch geïndexeerd op 1 januari


 Indien de beroepsinkomsten voormelde bedragen overschrijden, wordt het pensioenbedrag
voor gans het betrokken kalenderjaar in verhouding tot de overschrijding verminderd met
het percentage van de overschrijding
Cumulatie met een vervangingsinkomen
 Het rustpensioen zal geschorst worden voor alle kalendermaanden tijdens dewelke een
persoon het genot van een vervangingsinkomen heeft, behalve wanneer hij afstand doet van
zijn vervangingsinkomen

2. Overlevingspensioen
= Uitkering die je ontvangt wegens tewerkstelling van een overleden echtgen(o)t(e)

Voorwaarden :
 Zekere leeftijd bereikt hebben:
o 45 jaar.
o Leeftijdsvoorwaarden tellen niet wanneer je voor 66% ongeschikt bent of een
kind ten laste hebt.
o Overgangsuitkering van 1 à 2 jaar wanneer je geen 45 jaar bent, afhankelijk van of je
een kind ten laste hebt.
 Met de overledene gehuwd geweest zijn:
o Huwelijk moet minstens 1 jaar geduurd hebben of er moet een kind uit geboren zijn.
o Niet noodzakelijk 1 jaar gehuwd geweest te zijn wnnr je andere kinderen uit een
vorig huwelijk ten laste hebt of wnnr het overlijden gevolg was van een
ongeval/beroepsziekte die plaatshad na het huwelijk.
 Zodra langstlevende echtgenoot hertrouwt, wordt het overlevingspensioen geschrapt.

4.Verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen:


Rechthebbenden:
 Richt zich tot:
o Werknemers,
o Zelfstandigen,
o Ambtenaren,
o Werklozen,
o Gepensioneerden,
o Personen die recht hebben op leefloon,
o Gehandicapten,
o Studenten,
o Wezen,
o Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen,..
o + De personen die zij ten laste hebben en die aan de voorwaarden
(p62) voldoen om persoon ten laste te kunnen zijn:
 Echtgenoten,
 Samenwonenden,
 Kinderen,
 Kleinkinderen,
 Achterkleinkinderen,..

 Hele Belgische bevolking heeft dus toegang tot de gezondheidsprestaties.

 Voorwaarden voldoen om recht te hebben:


- Aansluiting/inschrijving bij verzekeringsinstelling. (bv ziekenfonds of gewestelijke
dienst van de Hulpkas voor Ziekte- en invaliditeitsverzekering…)
- Bijdragen moeten betaald zijn en een minimumwaarde moet bereikt worden.
- In principe dient men geen stage van 6 maanden te voldoen om een terugbetaling
voor geneeskundige verstrekkingen te verkrijgen
Geneeskundige verstrekkingen

 Omvatten Zowel preventieve als curatieve verzorging die nodig zijn voor het behoud
en herstel van de gezondheid:
o Opgenomen in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen:
 = Gecodeerde lijst met de geneeskundige verstrekkingen die de
ziekteverzekering geheel of gedeeltelijk vergoedt.
 Bevat ook specifieke toepassingsregels, bekwaamheidseisen vd
zorgverleners.
 Verschillende categorieën van geneeskundige verstrekkingen:
 Gewone geneeskundige hulp,met onder andere bezoeken en raadplegingen
van de algemeen geneesheren en geneesheer-specialisten en de verzorging
verstrekt door kinesitherapeuten
 Tandheelkundige verzorging
 Verlossingen
 Verstrekking farmaceutische producten
o Voorgeschreven.
o gedekt door ziektekostenverzekering.
 Ziekenhuisverpleging
 Verzorging nodig voor revalidatie
Terugbetalingstarieven
 Geneeskunde:
o Gaat naar de dokter  betaald het volledige bedrag  naar
verzekeringsinstelling (het ziekenfonds) doktersattest of getuigschrift binnen
brengen  deel terugbetaald
o Verzekeringstegemoetkoming  varieert
 Persoonlijk aandeel betalen = remgeld meestal 25%
o twee manieren om een stelsel van verhoogde terugbetaling voor
geneeskundige verstrekkingen voor bepaalde categorieën personen te
verkrijgen:
1. automatisch, op basis van een voordeel of op basis van een
hoedanigheid/ situatie statuut wordt verleend zonder
inkomensvoorwaarde aan:
a. rechthebbenden op het ‘leefloon’ vh OCMW
b. rechthebbenden op een gelijkaardige hulp van het OCMW
c. personen die de inkomensgarantie voor ouderen of het
gewaarborgd inkomen voor bejaarden genieten of personen die
het recht op de rentebijslag behouden;
d. rechthebbenden op één van de uitkeringen van personen met
een handicap ten laste van de FOD Sociale zekerheid;
e. kinderen ingeschreven in de hoedanigheid van gerechtigde
NBMV
f. gehandicapte kinderen met een lichamelijke of geestelijke
ongeschiktheid van ten
g. minste 66% erkend door een arts van de FOD Sociale
zekerheid;
h. kinderen ingeschreven in de hoedanigheid van gerechtigde
wees.
2. Na een inkomensonderzoek, uitgevoerd door de verzekeringsinstelling
o Verhoogde tegemoetkoming:
o hogere terugbetalingen voor geneeskundige verzorging en
geneesmiddelen
o gunstiger stelsel voor de vooruitbetaling en het remgeld (bij hospitalisatie)
 Apotheek
o Voorschrift erkende geneesheer  bedrag niet volledig betalen
o Terugbetalingstarieven worden altijd direct toegepast (derdebetalersregeling)
o Verhoogde tegemoetkoming  hogere terugbetalingstarieven
o 7 terugbetalingscategoriën: A, B, C, Cs, Cx, Fa, Fb
 A, B, C, Fa, Fb  noodzakelijke geneesmiddelen
 A: levensnoodzakelijke specialiteiten
 B: therapeutisch belangrijke farmaceutische specialiteiten
 C: bestemd voor symptomatische behandelingen
 Fa en Fb: vergoedingsbasis met een vast bedrag
o Magistrale bereidingen  ook onderverdeeld
 Terugbetalingstarieven  uitgedrukt in forfaitaire bedragen
o Opname ziekenhuis  per verpleegdag: forfaitair bedrag van 0,62 euro
 Ziekenhuis:
o Tabel p67
o 1ste dag:
 Forfaitair bedrag: 27,27 euro per opname, ongeacht of er al dan niet
technische geneeskundige verstrekking werd verleend
o Vanaf de 91ste dag:
 betalen alle categorieën van gerechtigden, met uitzondering van de
gewone gerechtigden zonder persoon ten laste, een persoonlijk
aandeel (remgeld) van 5,44 €.
o Psychiatrisch ziekenhuis: persoonlijk aandeel van de derechtigde tijdens de
eerste 5 jaar hetzelfde als bij een opname in een algemeen ziekenhuis
 Andere verzorgingsinstellingen:
o RVT’s
o Psychiatrische verzorgingstehuizen
o Rustoorden voor voor bejaarden en/of gemeenschappelijke woon- en
verblijfplaatsen voor bejaarden
o dagverzorgingscentra
o de plaatsing in beschut wonen
 recht op een forfaitaire terugbetaling.

 Soms moet je enkel het remgeld betalen

 Samenvatting: Andere verzorgingsinstellingen die recht geven op forfaitaire


terugbetaling:
o Verblijf in een ziekenhuis (algemeen of psychiatrisch),
o Prestaties verleend in rust- en verzorgingstehuizen,
o Psychiatrische verzorgingstehuizen,
o Rustoorden voor bejaarden en/of gemeenschappelijke woon- en
verblijfplaatsen voor bejaarden,
o Dagverzorgingscentra en de plaatsing in beschut wonen.

 Maximumfactuur (MaF)
o = Wanneer het te betalen deel na tegemoetkoming door ziekenfondsen hoog
blijft in geval van langdurige of ernstige ziekte, voorziet deze garantie niet
meer te betalen dan een vastgesteld bedrag (op basis van gezinsinkomens).
o Soorten:
 Sociale maximumfactuur:
 Rechthebbende op verhoogde tegemoetkoming en aan hun
partners en personen ten laste.

 Maf op grond van individuele titel


 Bijzondere oplossing voor kinderen jonger dan 19 jaar
 Maf inkomens.
 Alle gezinnen komen in aanmerking hiervoor.
 Hoe hoger inkomen, hoe hoger u maximum factuur en hoe
lager inkomen hoe lager max factuur.

Globaal medisch dossier (GMD)


 Verzamelt alle medische gegevens van een patiënt (medicatie, onderzoeken, behandelingen,
diagnoses, verslagen van de specialist …)
 Huisdokter houdt dit bij
 Patiënt moet altijd bij zelfde huisdokter gaan

Voordelen
 Huisdokter heeft een overzicht van de medische situatie van de patiënt
 De patiënt krijgt tot 30 % meer terugbetaald
 Het is mogelijk dat het remgeld vermindert als de huisdokter de patiënt doorverwijst naar de
specialist.

Aanvragen
 Patiënt moet dit aanvragen bij de huisdokter
 Huisdokter kan dit ook zelf voorstellen

Kostprijs
 Gratis voor patiënt
 Huisdokter krijgt vergoeding

Hoe lang geldig ?


 1 jaar
o Jaarlijks vernieuwd
 Als de patiënt verandert v huisarts : nieuwe huisarts vraagt het dossier op bij de vorige
o Patiënt moet hier zelf niks voor doen
De regeling sociale derdebetaler
 Patiënt betaalt enkel het remgeld aan de huisdokter
o Rest vd kost ve bezoek krijgt de huisdokter rechtstreeks van de mutualiteit
 De huisdokter is niet verplicht om deze regeling toe te passen

Voor wie?
 Patiënten met verhoogde tegemoetkoming of recht op het Omnio-statuut
 Patiënten in een (tijdelijke) financiële noodsituatie

Werking
 Patiënt :
o Betaalt enkel het remgeld
o Geeft aan de huisdokter een kleefbriefje van de mutualiteit
o Krijgt van de huisdokter een betalingsbewijs met vermelding remgeld en ZIV-
tegemoetkoming
 Huisdokter :
o Kleeft het kleefbriefje op het getuigschrift voor verstrekte hulp
o Vermeldt het volledige bedrag (remgeld + ZIV-tegemoetkoming) op het getuigschrift
voor verstrekte hulp
o Maakt een verzamelstaat op en voegt er het getuigschrift bij
o Stuurt de documenten naar de mutualiteit van de patiënt

Het systeem van forfaitaire betaling


 = ‘abonnementsgeneeskunde’
 De zorgverstrekker, de mutualiteit en de patiënt tekenen een contract
 De zorgverstrekker krijgt maandelijks een vast bedrag per ingeschreven patiënt
 De patiënt betaalt niets wanneer hij/zij op consultatie komt
 Inschrijven gebeurt best wanneer mensen nog niet ziek zijn
 De patiënt die zich inschrijft in een praktijk, kan vanaf de maand na zijn inschrijving gratis
terecht bij deze praktijk

Kosten en organisatie
 Maandelijks ontvangt de praktijk een vast bedrag voor alle ingeschreven patiënten (ongeacht
of ze in die maand langs kwamen)
 Voor patiënten met recht op verhoogde tegemoetkoming is dit bedrag hoger dan voor de
andere patiënten
 Als de huisdokter de patiënt verwijst naar een specialist, betaalt de patiënt de specialist zelf
(eventueel via derdebetalersregeling)

Solidariteit
 Solidariteit speelt in dit systeem een belangrijke rol: de 'gezonde' ingeschreven patiënten
dragen mee bij aan het budget dat het team kan gebruiken om de meer zorgbehoevenden te
behandelen
De doorverwijzing naar de specialist
 De verwijzing naar een specialist gebeurt bijvoorbeeld als de huisdokter bijkomend
onderzoek nodig vindt of als de patiënt lijdt aan een chronische aandoening
 Verwijsbrief v huisdokter voor de specialist
 Specialist stuurt een verslag of de resultaten van onderzoeken naar de vaste huisdokter
 Elk ziekenhuis of specialist kiest een eigen manier om de betalingen te regelen

 Echelonnering  de doorverwijzing naar de specialist.

Het Omnio-statuut en de sociale maximumfactuur


Het Omnio-statuut
 = een beschermingsmaatregel voor personen met een laag gezinsinkomen
 De patiënt heeft recht op de verhoogde tegemoetkoming
o Patiënt krijgt ongeveer 90 % in plaats van 75 % terugbetaald van zijn
doktersbezoeken, tandzorgen, geneesmiddelen …

De patiënt
 Kan gebruik maken van de sociale maximumfactuur
 Komt in aanmerking voor de regeling sociale derdebetaler
 Heeft nog extra voordelen zoals 50 % korting op het openbaar vervoer
 Als deze recht heeft op een verhoogde tegemoetkoming, hoeft hij het Omnio-statuut niet
aan te vragen

Voor wie?
 Iedereen : werknemers, werklozen, zelfstandigen, alleenstaanden, eenoudergezinnen …
 Aanvrager moet enkel voldoen aan de inkomensvoorwaarden

Werking
 Patiënt vraagt het Omnio-statuut aan bij zijn mutualiteit
 Patiënt moet bij zijn aanvraag alle inkomensbewijzen voorleggen
 Mutualiteit helpt de patiënt verder om de aanvraag in te vullen
 Als de situatie is onderzocht, zal de mutualiteit de patiënt en zijn medebewoners uitnodigen
om de gegevens op de SIS-kaart(en)* aan te passen. Daarna hebben ze het Omnio-statuut

De sociale maximumfactuur
 = sociale MAF
 Een financiële beschermingsmaatregel
 Beperkt de medische kosten voor gezinnen met recht op een verhoogde tegemoetkoming of
Omnio-statuut tot 450 euro per jaar
 Voor mensen met een gewoon mutualiteitsstatuut geldt de MAF op basis van het
gezinsinkomen

Voor wie?
 Voor mensen met een Omnio-statuut of een verhoogde tegemoetkoming

Werking
 Patiënt moet hier zelf niks voor doen
o Mutualiteit regelt dit zelf
 Mutualiteit houdt alle medische kosten bij per gezin en per persoon
 Als het bedrag van 450 euro per gezin is bereikt, betaalt de mutualiteit elke maand de kosten
terug die de patiënt te veel heeft betaald
 De patiënt krijgt na de eerste terugbetaling een attest.
 Uitzondering :
o Onder bepaalde voorwaarden beschouwt de mutualiteit personen die inwonen bij
een gezin met een hoog inkomen, als apart gezin. Het gaat om :
 Chronisch zieke patiënten
 Personen met een handicap (zorgafhankelijke personen)
 Een of meerdere personen met recht op de verhoogde tegemoetkoming

Begrippen
RIZIV
= Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering

Nomenclatuurnummer
= Code bepaald door het RIZIV voor een bepaalde medische handeling. Elke code komt overeen met
een honorarium en/of meerdere bedragen die de mutualiteiten terugbetalen.

Wijkgezondheidscentrum
= een laagdrempelig, multidisciplinair centrum voor eerstelijnsgezondheidszorg.

 Het werkt wijkgericht in het kader van het forfaitaire betalingssysteem. De centra krijgen
maandelijks per ingeschreven patiënt een vast bedrag van de mutualiteit.

Geneeskunde voor het volk


= een dienst van de Partij Van de Arbeid (PVDA). Geneeskunde voor het Volk (GvhV) is een netwerk
van 11 eerstelijnscentra, verspreid over gans België. De eerstelijnszorgen zijn er gratis.

Geconventioneerd zorgverlener
= Een zorgverlener die geconventioneerd is rekent de officiële tarieven aan en aanvaardt het akkoord
met de mutualiteiten over tarifiëring.

Huisartsenkring
= een vereniging van huisartsen uit een bepaalde regio. Zij organiseren de wachtdienst in die
bepaalde regio. Elke huisartsenkring heeft een voorzitter en organiseert vormingen voor zijn
huisartsen.

Remgeld
Of persoonlijk aandeel. Het remgeld is het verschil tussen het wettelijke honorarium en wat de
mutualiteit terugbetaalt.

Verzamelstaat
= een lijst waarop de huisarts per maand en per mutualiteit een overzicht maakt van de
getuigschriften voor verstrekte hulp, waarvoor hij de regeling sociale derdebetaler toepaste. Dit
document kan dus getuigschriften bevatten van verschillende patiënten aangesloten bij dezelfde
mutualiteit.

ZIV-tegemoetkoming
= tussenkomst van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering.
Echelonnering
= doorverwijzing van de huisdokter naar de specialist. In sommige gevallen met extra
remgeldvermindering.

SIS-kaart
= kaart van het Sociaal Informatie Systeem.

Wachtdienst
= een centraal oproepnummer, waarbij de huisdokter van wacht tijdens weekends en op feestdagen
de consultaties doet in zijn kabinet of bij de patiënt thuis langs gaat.

Wachtpost
= een centrale plek waar de huisdokters steeds op weekends en op feestdagen om de beurt
consultatie houden.

Driehoek van de gezondheidszorg in België


5. Ziekte-uitkeringen:
 In geval van ziekten en ongevallen in de privésfeer:
o Ziektekosten terugbetaald.
o Recht op uitkeringen die het loonverlies dekken.
o Verschil tussen werknemers, ambtenaren en zelfstandigen.

Werknemers:

Voorwaarden recht op uitkering te doen gelden:


 In een periode van 6 maanden, voorafgaand aan het verkrijgen van de uitkeringen,
120 arbeidsdagen/ ermee gelijkgestelde dagen presteren.
 Bewijs leveren dat ze voldoende bijdragen voor de sector uitkeringen hebben
betaald.
 Bij het voldoen aan deze voorwaarden, behoudt de gerechtigde het recht op
uitkeringen tot het einde van het kwartaal na dat waarin zijn hun wachttijd hebben
beëindigd.

Arbeidsongeschiktheid bestaat uit twee tijdvakken, met name de primaire


arbeidsongeschiktheid en de invaliditeit:

Wanneer er geen vermoeden van arbeidsongeschiktheid (vb ziekenhuisopname):


o Arbeidsongeschiktheid aan verzekeringsinstelling aangeven met
geneeskundig getuigschrift dat is ingevuld, gedateerd ondertekend en dat de
reden van ongeschiktheid vermeldt.
o Adviserend geneesheer van de verzekeringsinstelling moet de graad van
arbeidsongeschiktheid vaststellen en kan de betrokkene oproepen.
 Primaire arbeidsongeschiktheid:
o Begint bij begin arbeidsongeschiktheid.
o Duurt max. 1 jaar.
o Door verzekering 60% van je normaal loon uitbetaald.
o Bij werkloze is de uitkering de eerste 6 maanden gelijk aan de
werkloosheidsuitkering waarop hij normaal recht zou hebben als hij niet
arbeidsongeschikt was.

o Wanneer je terug gaat werken is de periode van primaire


arbeidsongeschiktheid gedaan.
o Binnen 2 weken weer ziek  nieuwe arbeidsongeschiktheid wordt geacht de
periode niet te hebben onderbroken. (herval)

Periode van moederschapsrust schorst de periode van primaire


arbeidsongeschiktheid.

 Invaliditeit:
o Begint na één jaar primaire arbeidsongeschiktheid.
o Begin wordt vastgesteld door Geneeskundige Raad voor Invaliditeit van het
RIZIV op basis van verslag van de adviserend geneesheer van de
verzekeringsinstelling.
o Einde van de staat van de invaliditeit wordt vastgesteld door de adviserende
geneesheer
o Betaling afhankelijk van:
 de gezinssituatie
 datum van de aanvang van de ongeschiktheid
 met het al dan niet wegvallen van het enige inkomen
o tijdvak van de invaliditeit wordt niet onderbroken door een herneming van het
werk gedurende minder dan drie maanden (herval)
o Maandelijks betaald.
o verboden om te werken, behalve in beperkte mate als je een aanvraag hebt
ingediend bij de adviserende geneesheer en de toelating hebt verkregen.
o Kan geweigerd of verminderd worden.

6. Moederschapsuitkeringen:
Moederschapsverlof  vergoeding  grote verschillen tussen de verschillende stelsels
Periode moederschapsbescherming ≠ periode van arbeidsongeschiktheid
Moederschapsbescherming:
 Werkneemsters:
Twee tijdvakken:

o Periode van voorbevallingsrust.


 Max. 6 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum (8 bij een
meerling).
 5 weken mogen overgedragen worden na de bevalling
 1 week ervoor verboden te werken

o Periode van nabevallingsrust.


 In de 9 weken na de bevalling -> kan verlengd worden met 5 (of 7
meerling) weken.

 Bij overlijden of ziekenhuisopname van de moeder kan de vader de rest van de


nabevallingsrust van de moeder opnemen op voorwaarde dat hij rechthebbend is op
uitkeringen.
 bedrag van de moederschapsuitkering is in principe vastgesteld op een
percentage van het begrensde loon
met uitzondering van de uitkering voor de eerste dertig dagen
moederschapsrust van de werkneemster.

 De vrouwelijke zelfstandigen:
o Recht op moederschapsrust van max. 8 weken (9 bij meerling).
o Geen verplichting om alle weken op te nemen.
o Kunnen na de bevalling beroep doen op iemand die huishoudelijke taken.
uitvoeren en die moeten zorgen voor hun kind.

 Ambtenaren:
o Recht op 15 weken moederschapsrust.
o Behouden 100% van hun wedde.
Vaderschapsverlof:
 Recht op 10 dagen afwezigheid op zijn werk bij de geboorte  dienen opgenomen te
worden binnen de 4 maanden vanaf de geboorte.
 10 dagen kan in 1x of worden opgesplitst
 Loon:
o Eerste 3 dagen: normaal loon
o Volgende 7 dagen: uitkering ten laste van het ziekenfonds
 percentage van de uitkering is vastgelegd op 82% van het gederfde
loon
7.Arbeidsongevallen:
 Alle werknemers zijn gedekt tegen arbeidsongevallen en ongevallen op de weg van
en naar het werk.
o Zelfstandigen vallen buiten deze regelgeving.
o Ambtenaren hebben een specifieke regeling

 Bij het FAO verzekerd zijn (Fonds voor Arbeidsongevallen)

 Moet binnen de 8 dagen door de werkgever aangegeven worden. (speciaal


formulier/elektronische weg)

 Gedekte risico’s:
o ieder ongeval dat een werknemer tijdens en wegens de uitvoering van zijn
arbeidsovereenkomst overkomt en dat een letsel veroorzaakt.
o De oorzaak van ieder ongeval moet een "plotselinge gebeurtenis" zijn.
o "de weg van en naar het werk" verstaat men het normale traject dat de
werknemer moet afleggen

 Vergoede schade:
o Medische en aanverwante kosten.
 recht op de terugbetaling van de kosten vaneen opname in het
ziekenhuis, kinesitherapie, medische, chirurgische, tandheelkundige
en farmaceutische verzorging en orthopedische toestellen
 verzekeringsinstelling moet het remgeld betalen
o Vergoeding voor komstenverlies.
 2 periodes: tijdelijke arbeidsongeschiktheid en blijvende
arbeidsongeschiktheid
 Tijdelijke volledige arbeidsongeschiktheid: vergoeding
basisloon
 Tijdelijke gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid: nadruk echter meer
op de hervatting van het werk en de re-integratie van de
werknemer in het arbeidsmilieu
 De periode van blijvende arbeidsongeschiktheid begint vanaf de
"consolidatie".
 De consolidatie is de vaststelling dat het letsel dat door het
arbeidsongeval veroorzaakt werd een zekere stabiliteit vertoont.
 Herzieningstermijn: na 3 jaar  vragen om een herziening van de
graad van ongeschiktheid
 Arbeidsongeschiktheidsgraad: percentage dat weergeeft in welke mate
het arbeidsvermogen van het slachtoffer ten gevolge van het ongeval
is afgenomen
o Verplaatsingskosten.
 Voorwaarden  in aanmerking komen
o Dodelijke arbeidsongeval.
 Als een WN overlijdt t.g.v. een arbeidsongeval geeft dit aanleiding tot
de volgende vergoedingen:

Een vergoeding voor begrafeniskosten


 Die bedraagt 30 keer het gemiddelde dagloon van het
slachtoffer.
 Vergoeding voor de kosten van transport van de overledene
 De kosten (ook die voor administratieve formaliteiten) voor de
overbrenging van de overledene naar de plaats waar hij zal
worden begraven, worden volledig vergoed.
 Een lijfrente voor de echtgeno(o)t(e) of de wettelijk samenwonende
 De echtgeno(o)t(e) of de wettelijk samenwonende hebben
recht op een lijfrente van 30% van het basisloon van de
overledene. In bepaalde gevallen kunnen ook ouders of
grootouders op een lijfrente aanspraak maken.
 Een tijdelijke rente voor de kinderen
 Verschil in kosten: Volle wezen en halve wezen
 Een tijdelijke rente wordt uitgekeerd tot de leeftijd van 18 jaar zolang
het kind recht heeft op kinderbijslag
 Betaling gebeurt op zelfde dag van loonbetaling.

 Burgerlijke aansprakelijkheid (BA):


o Vergoeding die een slachtoffer van een arbeidsongeval ontvangt, is dus een
forfaitaire vergoeding die gebaseerd is op het loon
o Slachtoffer enkel eis tot schadevergoeding tegen eventuele derde die
aansprakelijk is voor het ongeval
8.Beroepsziekten:
Beroepsrisico’s = arbeidsongevallen + beroepsrisico’s
o Ieder slachtoffer of één van zijn gezinsleden kan een aanvraag indienen tot erkenning
van een beroepsziekte met een officieel formulier. Dat moet naar het Fonds voor de
beroepsziekten (FBZ) worden gezonden
o FBZ
o is een openbare instelling van sociale zekerheid die instaat voor de
verzekering tegen beroepsziekten en zorgt voor de schadeloosstelling van
slachtoffers
o curatieve kant van de beroepsziekten en preventie
 Wat is een beroepsziekten:
o Het is een verband tussen de blootstelling aan een risico van een ziekte die is
opgetreden na een lange blootstelling.
o Lijstsysteem: Als de beroepsziekte op de lijst voorkomt en het slachtoffer in
een sector werkt waar men aan het risico van deze ziekte is blootgesteld, dan
wordt zijn ziekte als beroepsziekte erkend
 Vergoede risico’s
o Parallellisme met arbeidsongevallen
o Verschilpuntjes:
 een beroepsziekte kan vanaf het begin blijvend van aard zijn;
 een ziekte die niet op de lijst voorkomt, kan als beroepsziekte worden
vergoed wanneer er een oorzakelijk verband tussen het beroep en de
ziekte kan worden bewezen. Naast het lijstsysteem bestaat er immers
ook een open systeem;
 bij de beroepsziekten wordt er niet met een herzieningstermijn
gewerkt, omdat de ziekten steeds kunnen evolueren, ook na een lange
periode;
 het slachtoffer heeft recht op een volledige terugbetaling van de
kosten, maar het FBZ vergoedt alleen het remgeld en de niet-
terugbetaalbare prestaties in het kader van de ziekteverzekering als ze
bij koninklijk besluit opgenomen werden in de specifieke nomenclatuur
van het FBZ.
 Voorwaarden voor werknemers om een uitkering te krijgen:
- Moeten in een periode van 6 maanden voorafgaand aan het verkrijgen van de
uitkeringen 120 dagen werken.
- Moeten voldoende bijdragen betaald hebben.

 Ieder slachtoffer of een van zijn gezinsleden kan een aanvraag indienen tot
herkenning van een beroepsziekte met een officieel formulier dat naar het FBZ (=
Fonds voor Beroepsziekten) moet worden gezonden.

 Zelfstandigen zijn niet verzekerd tegen beroepsziekten.


 Er is een lijst van beroepsziekten die erkend zijn.

9.Jaarlijkse vakantie:
 Arbeiders (en arbeiders op leercontract) en niet- zelfstandige kunstenaars
 Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie en de bijzondere vakantiefondsen.
 20 dagen bij een voltijdse tewerkstelling van minstens 231 dagen.
 Vakantie duur: arbeider en de niet-zelfstandige kunstenaar wordt bepaald
in functie van

 De vakantieduur bij een voltijdse tewerkstelling (231 dagen en meer)


bedraagt:

 Het vakantiegeld van e arbeider en de niet-zelfstandige kunstenaar


bestaat uit:
Aanvullende vakantie
 Het is mogelijk om bij het aanvatten van een activiteit, aanvullende
vakantie te nemen vanaf het eerste jaar dat je als werknemer werkt.
 Aanloopperiode: moet minstens 3 maanden of 90 kalenderdagen hebben
gewerkt en je mag geen verlof meer hebben.

Jeugdvakantie+ senioren vakantie  zie HC

 Bedienden:
 Uitbetaling door werkgever.
 Dubbel vakantiegeld bij hoofdvakantie.
 Vakantieduur: 2 dagen per gewerkte maand = 24 dagen.

 Ambtenaren:
 Aantal verlofdagen veranderd a.d.h.v. de leeftijd
 Hij verdient gewoon zijn loon elke maand, enkel in mei krijgt hij een extra
(= vakantiegeld)
 Volgens hun eigen statuut, kan federaal en per overheidsinstelling
verschillen.
 Dubbel vakantiegeld bij hoofdvakantie.

 Wat betekent detachering?


 = Werkgever kan een werknemer die in zijn bedrijf werkt naar het
buitenland sturen voor een welbepaalde opdracht van korte duur.
 Tijdens de detachering blijft de werknemers exclusief onderworpen aan
het socialezekerheidsstelsel waaraan hij ook al voor de detachering was
onderworpen.

Het Belgische socialezekerheidsstelsel voor werknemers


 De sociale zekerheid voor werknemers geldt voor alle werknemers & werkgevers die
met elkaar een arbeidsovereenkomst hebben gesloten.
o Arbeidsovereenkomst:
 = Een contract waarbij een persoon (werknemer) zich ertoe verbindt
arbeidsprestaties te leveren in ruil voor een loon onder het gezag van
een andere persoon (werkgever).

 Exploitatiezetel van een bedrijf:


o Betaalt het loon van de werknemer.
o Oefent rechtstreeks gezag uit over de werknemer.
o Werknemer brengt hier verslag uit over zijn activiteiten.

 Sociale zekerheidsbijdragen:
o Voor bepaalde categorieën van werknemers worden de bijdragen berekend op
een forfaitair bedrag i.p.v. op het brutoloon.
 Forfaitair bedrag varieert met het beroep.
 De werkgever kan van de werknemer geen bijdrage terugvorderen die hij destijds is
vergeten in te houden op het loon.

 Het totale bedrag aan werknemers – en werkgeversbijdragen moet de werkgever


betalen aan de RSZ of DIBISS.  = Inninginstelling.
o =  Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
o =  Dienst voor de Bijzondere Sociale zekerheidsstelsels.

Wat is de sociale bijstand?


 Behoort niet tot de sociale zekerheid, maar maakt wel deel uit van de totale sociale
bescherming va de Belgische bevolking.

 Is van toepassing als men:


o Geen recht heeft op werkloosheidsuitkering,
o Geen pensioen heeft.
o Gehandicapt is.
o Niet kan gaan werken,…

 Doel:
o Een minimuminkomen te garanderen aan de gehele bevolking.
o Deze bijstand wordt gefinancierd met belastingbedragen en is dus niet
gebaseerd op het loon.

je moet een aanvraag doen voor 65j

 Het bevat de volgende voorzieningen:


o 4 takken:
 Uitkering aan gehandicapten:
 Doel:
o Een inkomen tegemoet komen of verhogen aan
personen met een handicap die niet meer instaat zijn
om te werken (om voldoende inkomen binnen te halen).

 Persoon met handicap moet een aanvraag indienen bij de


gemeente of bij het ziekenfonds waarbij deze behoort.

 Minstens 21 jaar zijn, maximum 65 jaar.

2 soorten:
 Integratietegemoetkoming:
o Rekening gehouden met zelfredzaamheid via medische
– sociale schaal.
o Bij elk criterium aantal punten.
 Minder dan 7 punten  Niks.
 Inkomensvervangende tegemoetkoming:
o Bepaalde voorwaarden moeten aan voldaan worden.
 Administratieve voorwaarden.
 Medische voorwaarden.
 Minimale handicap hebben.
 Persoon kan beide tegemoetkomingen hebben.

 Leefloon / recht op maatschappelijke integratie:


o Sociale uitkering die een minimuminkomen waarborgt.
o OCMW van elke gemeente heeft de taak om iedereen de mogelijkheid te
bieden om een menswaardig bestaan te leiden.
 OCMW helpt op 2 manieren:
 Tewerkstellen.
 Leefloon en een geïndividualiseerd project voor
maatschappelijke integratie.
 Beide gecombineerd.

o Materiële hulp = Financieel, voeding, …


o Immateriële hulp = Budgetbegeleiding, advies, …

o Wie heeft hierop recht:


 In België verblijven.
 Moet Belgische nationaliteit hebben.
 Meerderjarig zijn.
 Niet over toereikende bestaansmiddelen (= manieren om in leven te
blijven) beschikken.
 Bereid zijn om te werken.
 Je rechten laten gelden op uitkeringen.

3 categorieën  zie HC

 Inkomensgarantie voor ouderen (IGO) en tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden:


o 2 soorten tegemoetkomingen voor bejaarden:

 IGO is een soort leefloon dat toegekend wordt vanaf 65 jaar voor
mannen en vrouwen.

 Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden zijn hetzelfde als de


tegemoetkoming voor gehandicapten.

o Voorwaarden zijn hetzelfde als bij het leefloon.


 Gewaarborgde gezinsbijslag:
o Is bedoeld voor de meest behoeftige gezinnen.
o De band tussen de arbeid v/h gezinshoofd en het recht op kinderbijslag wordt
doorbroken.
o Erkende vluchtelingen en mensen die geen nationaliteit hebt (stateloze) 
niet ingeschreven zijn
o Aanvraag bij VKVW.
Extra

De vaste huisarts
 1ste aansprekingspunt
 Coördineert de gezondheidszorgen vd patiënt
 Elke patiënt heeft maar één vaste huisdokter of groepspraktijk

Organisatie
 Huisdokter kan op verschillende manieren werken
o Eenmanspraktijk
o Groepspraktijk
o Wijkgezondheidscentrum
o Bij Geneeskunde voor het Volk
o …
 Wachtdienst tijdens weekend en feestdagen

Vertrouwen
 Huisdokter schrijft niet altijd medicatie voor : soms is rusten het belangrijkst en is er geen
medicatie nodig
 Een huisdokter kan een bepaalde behandeling voorschrijven. Als de behandeling niet werkt,
kan de patiënt best opnieuw naar de huisdokter gaan. Soms is er een doorverwijzing nodig
naar de specialist...
 Een huisdokter heeft beroepsgeheim. Hij vertelt niets over zijn patiënten aan anderen

Een afspraak maken


 Ik neem mee: SIS-kaart, kleefbriefje mutualiteit, geld
 Huisdokter onderzoekt me
 Ik betaal
 Huisdokter geeft mij : bewijs betaling, voorschrift medicijnen, attest afwezigheid
werk/school

You might also like