Professional Documents
Culture Documents
Anatomie Onderste Extremiteiten
Anatomie Onderste Extremiteiten
4
INHOUDSOPGAVE
ANA1 Liesregio............................................................................................................................................. 2
ANA2 Knie/ Menisci................................................................................................................................. 10
ANA4 Enkel- en voetregio / ligamentuur.......................................................................................... 17
ANA5 De schouder.................................................................................................................................... 24
ANA8 CWK................................................................................................................................................... 36
1
ANA1 LIESREGIO
INHOUD
- Bekken regio
- Buikspieren
- Inguinale regio
- Adductoren
- Anatomische relaties
LEERDOELEN
- De FIO kan de functie, origo en insertie van de adductoren en buikspieren benoemen
- De FIO kan de structuren van de inguinale region benoemen.
- De FIO kan de klinische importantie benoemen van de anatomische varianties in de liesregio.
BEKKEN REGIO
- De rectus abdominis en de adductor longus zitten vast aan de symphysis pubica en het kapsel.
- De rectus schacht is continu met de AL via de capsulaire vezels van de symphysis pubica
COMPOSITIE VAN M. ADDUCTOR LONGUS
- De pees is dun anterior
- De diepe laag wordt gekarakteriseerd door spiervezels (92%)
- Het gedeelte peesvezels was maar (38%) en verminderd verder naar distaal
Hier zou je rekening mee kunnen houden bij een patiënt die komt met liesklachten, dicht bij de origo zit veel
peesweefsel dus ga je niet zo snel masseren.
ARRANGEMENT VAN DE DISTALE VEZELS VAN DE OBLIQUUS INTERNUS EN TRANSVERSUS ABDOMINIS
- Gezamenlijke pees: 3 %
- Directe aanhechting op os pubis: 8 %
- Komen samen in rectus schacht: 89%
CONCLUSIE
- De directe anatomische verbinding verklaart het mechanisme van overlappende pathologieen.
- Het versterkt de hypothese dat bij chronische liespijn meerdere structuren verantwoordelijk zijn.
ANA2 KNIE/ MENISCI
INHOUD
- Bouw - aanzichten
- Ligamenten
- Bursae
- Innervatie
- Bewegingsmogelijkheden
- Meniscus en knie bewegingen
- Meniscus: vascularisatie en pathologie
TIBIOFEMORALE GEWRICHT
Dubbel condyllair: vermindert bewegingen in het frontale vlak.
Bewegingsgraden:
- Flexie en extensie in het sagittale vlak
- Endo-en exo in transversale vlak
- Abductie en adductie in frontale vlak
GEWRICHTSVLAK FEMUR
- Grote AP (anterior posterior) convexiteit voorkant en kleine curvatuur aan de achterkant
- Condylen gescheiden door intercondylaire brug (hierdoor weinig ab/adductie
- Mediale condyl oppervlakte langer dan lateral
- Mediale condyl strekt verder uit naar distal vanwege hoek met femurkop
GEWRICHTSVLAK TIBIA
- Mediale en laterale plateaus zijn plat en incongruent.
- Menisci compenseren voor de incongruentie
VOORAANZICHT
ACHTER AANZICHT
Bursae verminderd de wrijving tussen musculair tendinogene (pezen) structuur ten opzichte van oscaal (bot).
INNERVATIE VAN DE KNIE
BEWEGINGSMOGELIJKHEDEN
- Flexion mm. Hamstrings (en m. Gastrocnemius)
- Extension m. Quadriceps
- Endorotatie (90 gr flexie) m. Sartorius, m. Gracilis and m. Semitendinosus
- Exorotatie (90 gr flexie) m. Biceps femoris
- In extensiestand zijn beide ligg. collateralia en beide ligg. cruciata aangespannen, dus dan geen rotatie
mogelijk!
BEPERKINGEN VAN ROM
- Flexie: weke delen weefsel (mm. Hamstrings en kuitmusculatuur)
- Extensie: spanning op zowel collaterale als cruciatum ligamenten
- Endorotatie: om elkaar draaien van cruciatum ligamenten en spanning op collaterale laterale ligament
- Exorotatie: spanning op collaterale mediale ligament
MENISCI
- 2 asymetrische fibrocartilagenouze gewrichts schijven.
- Mediaal is een halve cirkel ‘maanvorm’
- Lateraal is 2/3 van een ring ‘C-vorm’
- Dik aan de buitenkant en dun centraal, wigvormig vergroot gewrichtscontact
- Mediale meniscus is veel gevoeliger voor blessures. Dit komt omdat de laterale meniscus meer mee kan
bewegen bij bewegingen dan de mediale meniscus
FUNCTIE MENISCI
- Gewrichtsstabiliteit
- Verspreiding van belasting
- Absorptie van schokken
- Verminderen van frictie
AANHECHTING MENISCI
- Laterale meniscus: PCL en m. Popliteus via menisco-tibiale ligamenten en posterior kapsel, sommige vezels van
voorste kruisband hechten aan ventrale en dorsale hoorn
- Mediale meniscus: MCL en m. Semimembranosus
VERPLAATSING MENISCI BIJ FLEXIE/ EXTENSIE
VERPLAATSING MENISCI TIJDENS ROTATIE
- Menisci volgen bewegingen tibia tijdens flexie en extensie (t.o.v. het femur)
- Menisci volgen bewegingen femur tijdens exo- en endorotatie (t.o.v. de tibia)
- Mediale meniscus beweegt niet veel mee, de laterale meniscus doet dit meer
VASCULARISATIE
Buitenzijde van de meniscus is veel meer doorbloed dan de binnenzijde. Dit heeft invloed op het herstel van een
menicus. De menisci worden gevasculariseerd vanuit het kapsel. Meniscus wordt ook gevoed door diffusie.
MEEST VOORKOMENDE MENISCI RUPTUREN
Rotatie is heel belangrijk voor meniscusletsel. Vooral flexie en rotatie zorgt voor meniscusletsel.
ANA4 ENKEL- EN VOETREGIO / LIGAMENTUUR
LEERDOELEN
- Anatomie van de verschillende botstructuren
- Anatomie van de verschillende gewrichten in de voet
- Passieve structuren
- Onder de voet fasci planaris
- Ottawa ankle rules
Humerus
- Caput humeri & collum anatomicum
- Tuberculum major & tuberculum minor
- Intertubercular groove loopt biceps brachii caput longum doorheen
Scapula
Kijkt onder naar de rechterclavicula. De eerste rib zit onder het sternale deel.
Sternum
ARTROLOGIE
Glenohumerale gewricht
- Oriëntatie
o Fossa glenoïdale
o Caput humeri
- Gewrichtskapsel is inferieur lax / ruim om volledige elevatie toe
te kunnen laten
- Het kapsel laat veel beweging toe.
Labrum
- Ring van fibreus kraakbeen
- 50% diepere fossa glenoïdale en meer concaviteit
- Verbonden aan het gewrichtskapsel en de rand van het glenoïd
- Voorziet het gewricht van stabiliteit
Het witte onder humeruskop is het labrum.
Acromioclaviculare gewricht
- Tussen de mediale rand van het acromion en het laterale einde van de calvicula.
- Intra-articular fibreuze discus kan aanwezig zijn.
www.fysiopedia.com handige website voor ac gewricht.
Sternoclaviculaire gewricht (sc-Gewricht)
- Clavicula: concaaf (AP richting), convex (CC richting)
- Manibrium: convex (AP richting), concaaf (CC richting)
- Aanwezigheid van een dikke discus
- Stabiliteit vooral door ligamenten en kapsel.
o AP= Anterior posterior
o CC = Craniaal caudaal
Als je kijkt naar de elevatie en depressie dan is in dat geval de clavicula convex en het manibrium sterni concaaf.
Bij protractie en retractie zie je dat het clavicula concaaf is en het manibrium convex.
Scapulothoracic joint
- Geen synoviaal gewricht
o Hierdoor kan het gewricht ooit crepitaties geven
- Scapulo-humerale ritme
KAPSEL EN MYOLOGIE
Glenohumerale kapsel
- Origio: rand fossa glenoidale. Vooral in verbinding met het labrum.
- Insertie: collum anatomicum
Kapsel componenten:
1. Membrana fibrosa
2. Membrana synovialis
3. (tendons en ligamenten)
Rotator cuf
1. Teres minor
2. Infraspinatus
3. Supraspinatus
4. Subscapularis
m. Biceps Brachii
- 7 cervical vertebrae
- Atlanto-occipital junction (CO-C2) (hoog cervicaal)
- Midcervical vertebrae: C2 to C5
- Lower cervical vertebrae: C5 to T1
- Cervicothoracic junction: C4 to T3 (cervicothoracale overgang)
- C7 is (mostly) the vertebra prominens
A TLAS EN DRAAIER (BANDJE IS ATLANTO - AXIALE LIGAMENT )
Atlanto-occipital junction (C0-C2)
- C0 = scull
- C1: no body / spinous process
- C1: ring of bone with ant./ post. arches
- C1: superior articular facets: carry skull
- C2: inferior articular facets; joints with C2
Atlanto-axial joint
- Atlas-axis (C1-C2)
- Synovial joints
Segments C3 to C7:
- Body/corpora: oval, wide
- Vertebral foramen: large and triangular
- Transverse processes: with foramen for arteries
- Superior articular facets
- Inferior articular facets
- C7: spinous process is short and bifid
Cervical nerve plexus (C4-T1). Als de ruimte tussen de eerste rib en het clavicula kleiner wordt kan je de n.plexus
comprimeren.
Cervical spine:
- Superior facets: superoposteriorly
- Inferior facets: inferoanteriorly
- Movements: in all directions:
o Flexion – extension
o Lateral flexion
o Rotation
https://www.youtube.com/watch?v=q0cKhkJk30A
Laag cervicaal beweegt niet goed/ weinig mee in het filmpje)
C1-C2 roteert heel veel. Bij C4-C5 C5-C6 vind er meer beweging plaats, hierdoor is er meer kans op degeneratieve
verschijnselen.
Spieren kennen: sternocleinomastoideus, trapezius descendens, levator scapulae, scalenus (een hulpademhalingsspier)
Bij een korte knik train je de diepe flexoren.
WHIPLASH
- Collective name for various symptoms that may occur after a hyperextension - hyperflexion motion of the
cervical spine.
- After impact (+/-150 ms) cervical spine S-shaped curve (not curved in normal C-shape)
- The lower and upper part moves beyond normal ROM.
- Injury to the ligaments and discs in that area.
Een whiplash kan niet alleen bij een auto ongeluk gebeuren maar ook bijvoorbeeld bij duiken.
Whiplash wordt meer gezien als de beweging, de klacht wordt als Whiplash and Disorders gezien
QUEBEX TASK FORCE
Jull heeft veel geschreven over cervicale nekklachten.
ANATOMY TEKST-NECK
- “Forward headposture”
- Deep neckflexors F
- Upper trapezius / levator scapulae hypertonic
- Pain neck/shoulders
- Headaches
- Neurological symptoms
- Neutral spine (0 degrees): load = 10 pounds
- Spine in 60 degrees: load = 60 pounds
SYNOVIAL FOLD ENTRAPMENT SYNDROME
Als deze klacht er is dan ga je tractie uitvoeren op de nek (is een optie).