Cursuswijzer Reguliere Stage 2018-2019 Periode 3 en 4

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 40

Cursus stage 3

MDT 3 Periode 3 en 4
stageverantwoordelijken: Segers Edwin en Katrien
Francque

Bachelor Orthopedagogie
Departement WOG
Academiejaar: 2018-2019
Inhoud
Overzichtskalender voor de student/mentor ..................................................... 3
INLEIDING ................................................................................................... 4
1. PRAKTISCHE AFSPRAKEN ......................................................................... 6
1.1. Algemene verwachtingen ............................................................................................... 6
1.2. Uurregeling .......................................................................................................................... 7
1.3. Contracten ........................................................................................................................... 8
1.4. Afwezigheden ..................................................................................................................... 8
1.5. Wat doe je bij een ongeval op stage of op de weg tussen thuis en
stageplaats? ........................................................................................................................................ 9
1.6. Medisch onderzoek ........................................................................................................... 9
1.6.1. Preventie .................................................................................................................... 10
1.7. Voortijdig beëindigen van de stage ......................................................................... 12
1.7.1. Je wil veranderen van stageplaats. ................................................................. 12
1.7.2. Je wil zelf de stage stopzetten ........................................................................... 12
1.7.3. De stageplaats wil de stage stopzetten.......................................................... 12
1.8. Portfolio ............................................................................................................................... 13
1.9. Buitenlandse stages ....................................................................................................... 13
2. STAGEPROCES .......................................................................................14
2.1. OPDRACHTEN ................................................................................................................... 14
2.1.1. Verslag wederzijdse verwachtingen................................................................. 14
2.1.2. Reflectieverslag........................................................................................................ 15
2.1.3. Bezoek studenten beroepsidentiteit ................................................................ 20
2.2. COACHING ......................................................................................................................... 21
2.2.1. Werkverslag .............................................................................................................. 21
2.2.2. Belevingsverslag...................................................................................................... 22
2.2.3. Rol van de deelnemers ......................................................................................... 23
3. EVALUATIE: STAPPENPLAN ......................................................................23
3.1. Voorbereiding tussentijdse evaluatie .................................................................. 24
3.2. Tijdens de tussentijdse evaluatie ......................................................................... 24
3.3. Na de tussentijdse evaluatie .................................................................................. 24
3.4. Voorbereiding eindevaluatie ................................................................................... 24
3.5. Eindevaluatie ................................................................................................................ 24
3.6. Voorbereiding puntenafstemming ........................................................................ 25
4. Bijlagen ................................................................................................................................... 26

Cursus stage 1
Bachelor Orthopedagogie www.kdg.be
4.1. Evaluatieleidraad stage 3de jaar. ......................................................................... 26
4.2. Orthopedagogisch grondplan ................................................................................. 33
4.3. Juridisch kader ............................................................................................................. 34
4.3.1. Ivm het afhalen van een kind door een student stagiair met openbaar
vervoer: 34
4.3.2. Mag de student stagiair alleen staan? ............................................................ 35
4.3.3. Uren stage ................................................................................................................. 35
4.3.4. Toedienen medicatie: ............................................................................................ 36
4.3.5. Ben je zwanger tijdens de stage?..................................................................... 36
4.3.6. Checklist beroepsgericht schrijven................................................................... 37

Cursus stage 2
Bachelor Orthopedagogie www.kdg.be
Overzichtskalender voor de student/mentor
ACADEMIEJAAR 2018-2019 STAGE 3e JAAR

stage De week
Activiteit Specifieke data en deadlines
week van
Startmoment op school in de namiddag
21/jan Toetsweek periode 2 25/jan
(16u-18u)
28/jan Activiteitenweek periode 2
1 4/feb Start op stage
Je levert je verslag wederzijdse
11/feb 1e coaching 13/feb
2 verwachtingen in via OneDrive
3 18/feb
Je levert je 1e reflectieverslag in via
25/feb 2e coaching 27/feb
4 OneDrive
5 4/mrt Krokusvakantie
Je levert je 2e reflectieverslag in via
11/mrt IPSIE en IPSIG 13/mrt
6 OneDrive
Je ontvangt een mail van 3
Afspraak maken met de studenten van
11/mrt maximum 4 studenten van 15/mrt
beroepsidentiteit
6 beroepsidentiteit
De tussentijdse evaluatie vindt in
18/mrt
7 deze periode plaats op je
stageplaats met je mentor en
25/mrt stagebegeleider op basis van je
8 verslag
Tussentijdse bespreking voor
1/apr 3e coaching 1/apr
9 stagebegeleiders
Je levert je 3e reflectieverslag in via
8/apr Paasvakantie 10/apr
10 OneDrive

11 15/apr Paasvakantie
Je ontvangt 3 maximum 4
Je levert je 4e reflectieverslag in via
22/apr studenten van beroepsidentiteit op 24/apr
OneDrive
12 je stageplaats
13 29/apr
14 6/mei 4e coaching
15 13/mei
Je levert je 5e reflectieverslag in via
20/mei 22/mei
16 OneDrive
17 27/mei 5e coaching
Eindevaluatie: jij, je
3/jun
18 stagebegeleider en je mentor
bespreken op de stageplaats jouw
10/jun functioneren op basis van jouw 14/jun Laatste stagedag
19 verslag
18/jun 18/jun Stagebegeleiders stemmen punten af
Examencommissie, publicatie van de
21/jun
punten vanaf 18u
24/jun 25/jun Diploma-uitreiking in de avond
*De stagebegeleider bepaalt wanneer de vijf coachingmomenten zullen plaatsvinden. Er worden geen
stage-uren geteld voor coaching.

Stagecoördinatoren: Edwin Segers en Katrien Francque stage3.ortho@kdg.be

+32 3 613 12 55 +32 3 613 18 64


Cursus stage 3
Bachelor Orthopedagogie www.kdg.be
INLEIDING

Je kent het al een beetje van een vorige stage, en toch zal het weer anders zijn. Je
gaat je sluitstuk van deze opleiding tegemoet waarin je kan groeien tot een
volwaardige bachelor orthopedagogie met de afstudeerrichting algemene
orthopedagogie of toegepaste jeugdcriminologie.

De opdracht waar je voor staat is mooi en groots: al wat je geleerd hebt en nog zal
leren toepassen in de praktijk. Je gaat hierin ondersteund worden door je
stageplaats en door de school.

Deze cursuswijzer gidst je doorheen het verloop van het stageproces. Wat extra
uitleg hierbij is noodzakelijk. In de cursuswijzer vind je verschillende onderdelen
terug:

1) Het eerste omvat de ‘praktische afspraken’ zoals


 Wat verwachten we van jou en wat kan jij van je mentor verwachten
 Wat valt onder stage-uren?
 Wat te doen bij afwezigheden?
 Wie contacteren bij een ongeval?

2) Het volgende geeft een omschrijving van het ‘stageproces’. Hier komen
heel wat inhoudelijke afspraken terug zoals
 Welke opdrachten moet je maken?
 Wat mag je verwachten van coaching?
 Hoe moet je een verslag opbouwen?

3) En laatst, maar zeker niet minst belangrijk, lichten we de ‘evaluatie’ toe in


een stappenplan. Hierin vind je de verschillende stappen die deel uitmaken
van het evaluatieproces:
 Wanneer maak je een evaluatieverslag?
 Wat moet er in dat verslag staan?
 Wie neemt er deel aan het evaluatiemoment?
 Wat kan je verwachten van je mentor en begeleider?
 Hoe ziet het evaluatiekader eruit?

Cursus stage 4
Bachelor Orthopedagogie www.kdg.be
We wensen je een boeiende en leerrijke stage.

Heb je vragen of opmerkingen dan kan je steeds bij ons terecht.

Edwin Segers en Katrien Francque

+32 3 613 12 55 +32 3 613 18 64

Coördinatoren stages 3° jaar Orthopedagogie en TJC

stage3.ortho@kdg.be

Campus Zuid

Brusselstraat 23, 2018 Antwerpen

+32 3 613 18 00

www.kdg.be

Cursus stage 5
Bachelor Orthopedagogie www.kdg.be
1. PRAKTISCHE AFSPRAKEN

Startdag op school: vrijdag 25/01/2019

Start op stage: dinsdag 04/02/2019

Einde stage: vrijdag 14/06/2019

Tijdens de stage word je begeleid door een stagementor (verantwoordelijke vanuit


de stageplaats) en een stagebegeleider (een docent van de opleiding).

Uiteraard is het belangrijk om weten wat je van je mentor, je begeleider kan


verwachten en wat wij van jou als school verwachten.

1.1. Algemene verwachtingen

Wat verwachten we van jou?

- Lees heel grondig de verwachtingen die gelinkt zijn aan het Orthopedagogisch
grondplan. Deze zijn tevens een vertaling van de domeinspecifieke
leerresultaten.
- Je werkt tijdens je stage van het derde traject aan de domeinspecifieke
leerresultaten zoals beschreven in de ECTS-fiche (die vind je terug via een link
bij lesmateriaal stage);
- Je grijpt regelmatig terug naar deze cursus om een antwoord te vinden op
vele vragen en om de verwachtingen vanuit de school te kennen.
- Je neemt zelf verantwoordelijkheid op bij het verzamelen van informatie;
- Je respecteert de deontologische code:
 Geen enkele familienaam, noch van de leden van de opgenomen groep,
noch van de medewerkers (tenzij die van de stagementor) mag in de
notities worden vermeld.
 Geen enkel herkenbaar dossiergegeven mag op gelijk welke wijze
genoteerd, afgeschreven, gekopieerd of overgenomen worden.
 Ook na de stage mag onder geen enkele voorwaarde over familienaam
of toenaam van een kind en/of volwassene gepraat worden.
 Elke stagiair is strikt gebonden door de zwijgplicht. Stellen de
begeleiders vast dat deze zwijgplicht of de in de voorziening geldende
normen op een flagrante wijze worden geschonden, dan kunnen
sancties getroffen worden. Deze schending kan eventueel uitsluiting
tot gevolg hebben.

Cursus stage 6
Bachelor Orthopedagogie www.kdg.be
Van je stagementor mag je vragen dat je:

- bij aanvang van de stage wordt verwelkomd en de nodige


achtergrondinformatie krijgt zodat de inwerkperiode vlot kan verlopen;
- wekelijks contact hebt met je stagementor zodat je handelen kan
bijgestuurd worden en eventuele moeilijkheden direct kunnen uitgepraat en
opgelost worden enz...;
- voldoende leer- en groeikansen krijgt zodanig dat je mede dankzij de
stage kan uitgroeien tot een waardevolle orthopedagogische begeleider;
bij voorkeur begeleid wordt door een collega orthopedagogische begeleider die
jou van nabij kan opvolgen bij alle opdrachten mag je vragen dat je stagementor
ondersteuning geeft door:

 de nodige informatiebronnen ter beschikking te stellen;


 gesprekken te voeren en nuttige tips te geven;
 kritische feedback te geven op het materiaal dat je inlevert.

Je stagebegeleider:

- neemt een dubbele rol op. Enerzijds treedt hij/zij op als begeleider/coach
en anderzijds als evaluator.

1.2. Uurregeling

Tijdens de opgegeven periode zal jij als stagiair dienst doen in de voorziening zoals
je zou moeten werken als tewerkgestelde orthopedagogische begeleider in deze
voorziening. Dat betekent ook dat de uren tellen zoals voor een orthopedagogische
begeleider onder contract: studiedagen, nachten, opendeurdagen, weekends,
kampen vallen onder die regeling.

De stage loopt over een periode van 19 weken.

Tijdens deze periode presteer je 500 uren; je hebt recht op in totaal 15 vrije
dagen (inclusief feestdagen) waarvoor geen stage-uren mogen geteld worden.
Wanneer deze vrije dagen worden genomen, gebeurt in onderling overleg tussen
jou en de stagementor.

Je moet in de voorziening strikt de uurregelingen en afspraken volgen die er gelden


voor een orthopedagogische begeleider. Nacht- en weekendwerk zijn daardoor
perfect mogelijk alsook het werken op feestdagen en tijdens de schoolvakanties.

Wanneer je tijdens de stageperiode nog een ander opleidingsonderdeel in je pakket


hebt, kan je geen vrije uren vragen om de lessen te volgen. Je kan wel vragen je
uurrooster zo te regelen dat je de nodige lessen kan volgen indien dat de werking
niet belemmert.

Cursus stage 7
Bachelor Orthopedagogie www.kdg.be
Je hebt wel het recht een vrije dag te vragen om het examen te kunnen uitvoeren
en om naar het inzagemoment te komen.

Je houdt per maand zelf een overzicht bij van de gepresteerde uren en
vakantiedagen. Dit kan ten allen tijde door je stagebegeleider opgevraagd worden.
Je voegt het overzicht zowel bij je tussentijdse evaluatie als bij je eindevaluatie.

1.3. Contracten

Enige tijd voor aanvang van de stage wordt het definitieve contract door alle partijen
ondertekend.

Eén exemplaar blijft in het bezit van de stageplaats.


Eén exemplaar blijft in het bezit van de student.
Het exemplaar voor de opleiding moet voor de aanvang van de stage bezorgd worden
aan de dienst studentenadministratie. Indien dit niet in orde gebracht is, kan de
stage niet aanvatten.

1.4. Afwezigheden

Voor stage dient elke afwezigheid gewettigd te zijn.


Afwezigheden op de stageplaats moeten ALTIJD en vanaf de eerste dag gemeld
worden. De stageplaats en stagebegeleider moeten voor aanvang van de geplande
uren verwittigd worden. Je meldt je ziekte ook op de eerste dag zelf op e-
studentservice.
Afwezigheden tijdens coaching moeten ALTIJD voor aanvang van het geplande
tijdstip gemeld worden aan de stagebegeleider.
Bij onwettige afwezigheid kan men geen credit behalen voor dit
opleidingsonderdeel, ongeacht het aantal gepresteerde uren. Een ongewettigde
afwezigheid op een coaching kan een sterke impact hebben op je punt bij de
eindevaluatie. Volg je geen coaching kan je niet slagen voor dit
opleidingsonderdeel.
Het originele doktersattest bezorg je binnen de drie dagen aan de voorziening en
je laadt je attest van afwezigheid op via e-studentservice binnen de 5
werkdagen.
Om je ziektetijd in te halen overleg je met je stagementor en je stagebegeleider.

Andere afwezigheden dan ziekte (bv. begrafenis, getuigen voor rechtbank, …)


kunnen enkel gewettigd worden door studentenzaken/ombuds.

Cursus stage 8
Bachelor Orthopedagogie www.kdg.be
1.5. Wat doe je bij een ongeval op stage of op de weg tussen
thuis en stageplaats?

Indien de schade enkel materieel is dient er voor de school niets te gebeuren: de


schoolverzekering dekt enkel lichamelijke schade.

Indien je gewond bent ten gevolge van een lichamelijk ongeval, vraag je aan de
behandelende geneesheer een attest voor de verzekering dat je samen met het
aangifteformulier binnen de 8 dagen inscant en zendt aan robin.deridder@kdg.be
(tel: 03/502.20.26 of 03/613.13.05). Je mag dit natuurlijk ook persoonlijk komen
afgeven, meld je in dat geval aan bij de STIP op campus Zuid.

Het aangifteformulier vind je op


https://intranet.student.kdg.be/studeren/administratie/verzekeringen

Je verwittigt onmiddellijk (of zodra je toestand het toelaat) je stageplaats en je


stagebegeleider en meld je afwezigheid ook zoals hoger vermeld.

Je betaalt zelf de kosten van de behandeling en dient deze in bij de mutualiteiten. Je


krijgt een attest van de mutualiteit van terugbetaling. Dat bezorg je samen met alle
betalingsbewijzen aan de KdG-verzekeraar. Je ontvangt hiervoor een brief. De
verzekering zal het resterende bedrag terugstorten, rekening houdend met de
limieten zoals voorzien in de polis.

1.6. Medisch onderzoek

IDEWE is een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.

De taak van deze arbeidsgeneeskundige dienst is hoofdzakelijk preventief gericht:


helpen voorkomen dat iemands werk of beroep de gezondheid zou aantasten.

Deze preventieve opdracht richt zich naar verschillende welzijnsdomeinen:

 arbeidsveiligheid
 de bescherming van de gezondheid van de werknemers op het werk
 psychosociale belasting veroorzaakt door het werk
 ergonomie
 arbeidshygiëne
 verfraaiing van de werkplaatsen
 maatregelen van de onderneming inzake leefmilieu wat betreft hun invloed
op de vorige 6 domeinen.
De taak van de arbeidsgeneesheer van de externe dienst voor preventie en
bescherming op het werk is dan ook heel divers:

 uitvoeren van bedrijfsbezoeken


 bijwonen van comités

Cursus stage 9
Bachelor Orthopedagogie www.kdg.be
 verlenen van adviezen aan directie en interne preventieadviseur m.b.t.
veiligheid en welzijn op het werk
 verrichten van verplichte medische onderzoeken voor bepaalde categorieën
werknemers
 opvolging vaccinatie.

1.6.1. Preventie

Net als werknemers staan studenten/stagiaires mogelijks bloot aan


gezondheidsrisico’s:

 tillen en dragen van lasten


 biologische agentia: allerhande infectieziekten zoals hepatitis B, tuberculose,
……
De stageplaats laat het risico inschatten door hun arbeidsgeneesheer. Op basis van
die inschatting is er al dan niet een medisch onderzoek nodig.

Vandaar vragen wij een risico-analyse of een werkpostfiche die vermeldt

 of een medisch onderzoek al dan niet nodig is


 aan welke risico’s de stagiaire mogelijks wordt blootgesteld
 eventueel welke onderzoeken en inentingen noodzakelijk zijn
Voor de studenten wordt er jaarlijks een gratis medisch onderzoek georganiseerd
indien nodig.

De arbeidsgeneesheer van IDEWE komt op afgesproken dag in de campus deze


onderzoeken uitvoeren.

De studenten worden hiervan tijdig via op de hoogte gebracht.

Elke student brengt naar aanleiding van het onderzoek de volgende documenten
mee ten behoeve van de arbeidsgeneesheer:

 Indien je een attest hebt van een vorig onderzoek


 naam en adres van de huisarts
 vaccinatiegegevens
Tijdens dit jaarlijks medisch onderzoek wordt onder meer de individuele
vaccinatiestatus nagekeken en wordt er bij elke student een tuberculinetest (om
contact met tuberculose op te sporen) uitgevoerd. Je moet na 3 dagen zelf het
resultaat aanduiden op je fiche: A, B, C, D of E. Deze fiche bezorg je op school in
het daarvoor voorziene bakje in de praktijkcel.

Na het medisch onderzoek ontvangt de student een ”Formulier voor


gezondheidsbeoordeling”.

Cursus stage 10
Bachelor Orthopedagogie www.kdg.be
Een kopie van dit document moet de student meenemen naar de stageplaats en
afgeven indien dit gevraagd wordt.

De stageplaats heeft het recht dit onderzoek te laten doorgaan bij de eigen
arbeidsgeneesheer.

Indien de student wenst om het onderzoek bij de eigen huisarts te laten doorgaan
is dit op eigen kosten.

Preventie tegen besmetting met hepatitis B


Voor studenten eerste jaar orthopedagogie, is vaccinatie tegen hepatitis-B
verplicht.

Wanneer de stageplaats een inenting vereist tegen hepatitis B, moet je voldoende


antistoffen tegen Hepatitis-B hebben.

Om hiervan zeker te zijn moet je bij de huisarts verplicht een bloedafname


ondergaan met de bedoeling de juiste titer van antistoffen tegen hepatitis B te
kunnen bepalen.

Zonder de vaccinatiegegevens EN de bloeduitslag kan/zal geen medische toelating


gegeven worden om op stage te gaan.

Studenten die deze informatie laattijdig bezorgen lopen kans niet op stage te
mogen omdat de volledige vaccinatie dan niet meer in orde kan zijn tegen de
eerste stagedag.

Met deze documenten kan nagegaan worden welk (bijkomend) vaccin nodig is en
worden overbodige vaccinaties (en kosten) vermeden.

Een volledig vaccinatieschema (3 vaccinaties en 1 bloedafname) duurt minimum 32


weken.

Cursus stage 11
Bachelor Orthopedagogie www.kdg.be
1.7. Voortijdig beëindigen van de stage

1.7.1. Je wil veranderen van stageplaats.

Dat doe je nooit zomaar, je hebt een contract getekend. Heb je twijfels over je
stageplaats bespreek het in de eerste plaats met de stagementor en
stagebegeleider. Je stuurt een mail naar de stagecoördinatie om door te geven
dat je in overweging neemt de stage stop te zetten.
Wil je na dit gesprek alsnog veranderen laat dat dan weten aan je stageplaats en
je begeleider en bespreek een regeling:

- welke uren je alsnog op de stage loopt


- hoe je dit communiceert met de doelgroep
- of er een eindevaluatie plaatsvindt
Je zoekt zelf een nieuwe stageplaats en stelt die voor aan de stagecoördinatie ter
goedkeuring.

1.7.2. Je wil zelf de stage stopzetten

Het gebeurt zelden maar het kan gebeuren dat je om persoonlijke redenen je
stage stop wil zetten. Ook in dit geval bespreek je dat eerst met je mentor en
stagebegeleider. Je stuurt een mail naar de stagecoördinatie om door te geven
dat je in overweging neemt de stage stop te zetten.

Je bespreekt eveneens een regeling:

- welke uren je alsnog op de stage loopt, teneinde de praktische organisatie


van de dienst te vrijwaren
- hoe je dit communiceert met de doelgroep
Indien mogelijk spreek je ook een eindevaluatie af waardoor je zicht krijgt op je
sterktes en je werkpunten, wat belangrijk kan zijn voor een volgende stage.

Wanneer je de stage zelf stopt komt dit overeen met een examen dat niet
afgelegd is. De enige manier om dit administratief in orde te maken is dat je als
‘niet aangemeld’ wordt doorgegeven wat resulteert in een 0/20. Dit is louter een
administratief cijfer en heeft niets te maken met de waardering voor de weg die
je wel aflegde.

1.7.3. De stageplaats wil de stage stopzetten

Ook de stageplaats mag een stage niet zomaar stopzetten. Daarvoor is een hele
procedure nodig :

1 de stageplaats neemt contact op met de stagebegeleider en vraagt een


gesprek hierover

12
2 De stagebegeleider zal een bemiddelingsgesprek organiseren met de student
en de stageplaats. De stagecoördinatie van de school zal eveneens aanwezig zijn
op dit gesprek. Het resultaat van dit gesprek kan leiden tot een verderzetten van
de stage onder bepaalde afspraken die op papier worden gezet, of tot een
onderling overleg om de stage stop te zetten. In dit laatste geval wordt een
eindevaluatie georganiseerd en krijgt de student punten op basis van deze
evaluatie of dient het evaluatiekader als basis (tussentijdse evaluatie) om je
werkpunten te bepalen voor een eventuele nieuwe stage.

3 Leidt het bemiddelingsgesprek niet tot een oplossing of houdt de student zich
niet aan de afspraken roept de stagecoördinatie een commissie samen onder
voorzitterschap van het opleidingshoofd. De commissie neemt een beslissing: de
student krijgt een andere stageplaats of moet de stage stopzetten. Indien de
student de stage moet stopzetten wordt er ook beslist of er een eindevaluatie
volgt op basis waarvan de punten gegeven worden, of er geen eindevaluatie
doorgaat waardoor het administratieve cijfer 0/20 wordt gegeven. Dit laatste is
een louter administratieve invulling en drukt op geen enkele manier een al dan
niet waarderen uit van het proces dat reeds werd afgelegd.

1.8. Portfolio

Tijdens de opleiding Orthopedagogie ga je voor verschillende opleidingsonderdelen


aan de slag met een digitaal portfolio. Dit portfolio maak je aan in OneDrive. Je
kan dit vinden door online te surfen naar https://www.office.com en in te loggen
met je KdG-gegevens. Vervolgens zal je verschillende icoontjes te zien krijgen,
waaronder de toegang tot OneDrive. Een handleiding om nieuwe mappen aan te
maken (er moet een aparte map gemaakt worden voor stage).

Uiteindelijk zal je alle gevraagde opdrachten voor stage hier moet opladen, je
stagebegeleider zal hier ook meer informatie over geven. Bij inhoudelijke
problemen omtrent de opdrachten contacteer je uiteraard je stagebegeleider. Bij
technische problemen (maar niet voor je de handleiding grondig gelezen hebt!)
omtrent Onedrive contacteer je margaux.devos@kdg.be of
servicedesk.ict@kdG.be

1.9. Buitenlandse stages

Voor alle informatie over de buitenlandse stage kan je terecht bij


Mario.Haine@kdg.be

13
2. STAGEPROCES

2.1. OPDRACHTEN

2.1.1. Verslag wederzijdse verwachtingen

Tijdens de eerste stageweek voer je een gesprek met je stagementor. In dit


gesprek kan het volgende aan bod komen:

 Wat is je functieprofiel als stagiair en omschrijf dit? Werk je bijvoorbeeld als


thuisbegeleider of als crisisbegeleider,…en wat is het profiel hiervan binnen
je voorziening?
 Nadat het profiel duidelijk is, is het gemakkelijk om te overlopen welke
taken je zal opnemen tijdens je stage vanuit het profiel en/of eventueel
vanuit eigen uitdagingen/uitdagingen vanuit de voorziening.
 Wat verwacht je voorziening tegen het einde van je stage?
 Wat verwacht men van jou naar de doelgroep toe?
 Wat verwacht men van jou wat betreft het teamwork?
 Welke adviezen/tips biedt men aan in je stageproces? Hierbij kunnen de
eerste weken overlopen worden zodat er een goede en gedragen start kan
zijn van je stage?
 Wat verwacht jij van je mentor, de teamleden, de voorziening?
 Wat verwacht je tijdens de stage te mogen doen?
 Wat zijn je persoonlijke doelstellingen? Neem hier ook de uitdagingen
(aandachtspunten en werkpunten) op die geformuleerd werden op het
einde van het tweede jaar.
 Hoe wil je deze doelstellingen proberen te bereiken?
 Wat is je motivatie?

We verwachten geen beschrijvend verslag van het verloop van het gesprek.
We verwachten een verslag waarbij bovenstaande punten aan bod komen
en zo concreet en helder mogelijk geformuleerd worden.
Vraag en neem tijd voor dit gesprek en laat het verslag nalezen door je
mentor. Als het af is, laat je het tekenen en geef je het af aan je
stagebegeleider en je mentor.

14
2.1.2. Reflectieverslag

We verwachten dat je vijf reflectieverslagen maakt volgens Korthagen.

Het reflectieverslag vertrekt vanuit een stage-ervaring. Hierover ga je


reflecteren aan de hand van het model van Korthagen (Groen, 2006, p.60-
61) zoals je dit in het eerste jaar geoefend hebt, maar met een aanzienlijke
uitbreiding. Je hebt al geleerd om te kijken naar de samenhang tussen jouw
gedachten, gevoelens en handelen. Vanaf nu ben je verantwoordelijk voor
cliëntsystemen, collega’s, … Het is nu ook de opdracht om te kijken welk
effect je hebt op de andere(n). Daarvoor zal je op zoek moeten gaan naar
de samenhang tussen gedachten, gevoelens en handelen van de andere(n).

Model van Korthagen (Groen, 2006, p. 60, 61)

Stap1 : Handelen/ervaring opdoen (betekenisvolle situatie).


Je kiest een betekenisvolle situatie. Dat is een situatie die jou op één of
andere manier geraakt heeft.
Beschrijf de situatie concreet. Wat is de context waarin de situatie plaats
vond? Wat is er gebeurd? Wat ging er aan vooraf? Schrijf deze situatie zeer

15
concreet uit dit wil zeggen het gedrag van de andere, maar ook je eigen
gedrag. Na het lezen moet de lezer zich een goed beeld kunnen vormen van
wat er aan de hand was.

Geef een korte weergave van jouw gedrag, jouw gevoel en jouw gedachten.
Je kan dat doen aan de hand van het schema: doen – denken – voelen.

doen

denken voelen

Je doet iets in een bepaalde situatie, je denkt en je voelt daar allerlei bij.
Die drie aspecten zijn wel te onderscheiden, maar nooit te scheiden.
Bovendien werken ze voortdurend in op elkaar.

Wat doe je?


Beschrijf concreet wat je gedaan hebt. Omschrijf ook de omstandigheden
waarin je handelde, noteer wie erbij betrokken was, op welke manier je iets
aanpakte. Probeer een schriftelijke video-opname te maken van wat je
gedaan hebt. Het is belangrijk dat je beschrijft hoe het concreet verlopen
is. Niet hoe je het zou willen of hoe het beter zou kunnen. Dat komt later.

16
Wat denk je?
Je gedachten komen en gaan. Luister naar die gedachten die door je heen
gaan. Om je gedachten op het spoor te komen zijn volgende zinnen
mogelijks een hulp: wat vind je van ..., wat denk je over ..., wat vind je
goed/niet goed, wat is je oordeel over ..., waaraan doet dit je denken, wat
wilden de anderen, wat verwachtten de anderen van jou, ... .

Denken heeft vaak te maken met oordelen. Vanuit je referentiekader


oordeel jij over jezelf, anderen en een situatie. Je hebt je eigen waarden-
en normensysteem. Je maakt onderscheid tussen juist en fout, tussen goed
en kwaad, tussen geoorloofd en niet geoorloofd, tussen belangrijk en niet
belangrijk.
Ook plannen en fantaseren horen bij ‘denken’. Wat je wil, wat je verlangt,
wat je vreest, ... het heeft allemaal zijn belang.

Wat voel je?


Noteer zo nauwkeurig mogelijk wat je gevoeld hebt. Vermijd om al te vage
omschrijvingen te geven. ‘Ik voel me goed’ is zo ’n vage omschrijving.
Probeer te concretiseren. Je goed voelen kan betekenen: je blij voelen, of
opgetogen, of rustig, of tevreden, ... .
Beschrijven hoe je je voelt is niet gemakkelijk. Velen verwarren ‘voelen met
‘denken’. Voelen gebeurt aan je. Je hebt het niet onder controle en meestal
kan je het niet veranderen. Voelen gebeurt ergens in je lichaam. Denken
gebeurt in je hoofd.
In deze fase doe je het volgende:
- Gevoelssignaal herkennen
- Bewust worden van de betekenisvolle situatie
- Selecteren van de betekenisvolle situatie

Stap 2: Afstand nemen en terugkijken op deze situatie.


Je hebt een beeld van wat je deed, voelde en dacht. Nu ga je die foto wat
nauwkeuriger bekijken. Je zit nu niet meer in de situatie, je kan de situatie
nu beter onderzoeken. Je gaat namelijk zoeken naar de achtergrond van
het hele gebeuren: hoe heeft jouw persoon je handelen, denken, voelen

17
beïnvloed? Welke rol heeft jouw referentiekader gespeeld? Je gaat ook
kijken naar de gevolgen van je handelen-denken-voelen. Wat zijn de
positieve gevolgen? Welke minder positieve gevolgen zijn er?
Om dit goed te kunnen onderzoeken doen we dit in stapjes.

In deze fase zoek je de samenhang tussen jouw gedachten, gevoelens en


gedrag en kijk je of je het gewenste effect had.
Wat dacht ik? Je hebt je eerste gedachte al geschreven in stap 1. Nu ga je
op zoek naar de achterliggende redenen van deze gedachten (Waarom?)
Zitten er subjectieve theorieën in je hoofd, zijn deze gedachten gestoeld op
vroegere ervaringen, betrap je jezelf op denkfouten? Ben je beïnvloed door
jouw omgeving? …
Wat deed ik? Je hebt je gedrag al beschreven in stap 1. Je bekijkt hoe je
gedachten en gevoelens dit gedrag hebben beïnvloed. Wat was het effect
van je handelen op de ander en op jezelf? Handel je ook zo in andere
gelijkaardige situaties; zit er een patroon in?
Wat voelde ik? In stap 1 heb je dit gevoel al beschreven en je hebt al
nagedacht over de gedachten die oorzaak zijn van dat gevoel. Past het
gevoel dat je had bij deze situatie (was er een werkelijke reden om je zo te
voelen)?
Wat wilde ik? Soms gaan situaties zo snel dat je pas nadien tot het besef
komt van wat je wilde. Als je nu op de situatie terug kijkt: wat wilde je dan
en waarom? Heb je bereikt wat je wilde bereiken? Wat waren de gevolgen
voor jezelf en de anderen?

In het derde jaar wordt het inzoomen op de ‘overkant’ belangrijker. Probeer


dieper in te gaan op de ervaring van de ‘andere’ in het verhaal.
Je zoekt hierbij theorie die je daarbij kan helpen. Vb; je gaat op zoek wat
kenmerkend is voor de leeftijdsfase waarin de andere zich bevindt, je zoekt
informatie op over de diagnose/problematiek van de andere, je bekijkt de
context van de andere wat nader, je verdiept je in het handelingsplan,…

Wat deed de andere en waarom, wat denk je dat hij/zij dacht of voelde?
Kan je het verklaren vanuit theorie, dossiergegevens, informatie van
collega’s, …?

18
Wat wilde de andere? Welke betekenis geef je aan zijn/haar gedrag? Heeft
hij/zij hiermee het effect bereikt dat hij/zij wilde bereiken?

Stap 3: Het expliciet formuleren van de kern.


Je gaat op zoek naar de essentiële aspecten van de betekenisvolle situatie.
Wat is daarin voor mij het belangrijkst? Wat is voor mij het moeilijkst? Wat
ging goed? Vaststellen wat mogelijke consequenties van gedrag kunnen zijn
voor de toekomst. De consequenties zijn dus gericht op toekomstig
handelen. De vragen zijn: “Wat wil ik?” en “Wat zijn de mogelijke gevolgen
voor mijzelf en anderen?” Vul voor jezelf de volgende zin in: “Als ik….
(niet)doe, dan is …………….het gevolg”.
Formuleer een leervraag voor jezelf.

Stap 4: Onderzoeken welke alternatieven er zijn voor eigen handelen met


behulp van theorie en/of ervaring van jezelf en van anderen. Alternatieven
kan je ook zoeken in modellen die je aangeboden werden in de opleiding
vb, nieuwe autoriteit of modellen die op de stage worden toegepast en
modellen die je zelf kan terugvinden in de literatuur. Kiezen welk alternatief
je gaat uitproberen om jouw (professioneel) handelen te verbeteren. Kies
niet voor het eerste beste alternatief, maar leg verschillende opties naast
elkaar. Je gaat zoeken hoe je in een gelijkaardige situatie een andere manier
van aanpak kan ontwikkelen zodat je een groter gepaster resultaat behaalt.

Stap 5: Alternatief uitproberen (handelen/ervaring opdoen).


In een gelijkaardige of nieuwe situatie ga je ook nieuw gedrag ontwikkelen.
Je hebt geleerd dat je meer resultaat behaalt met ander gedrag en dat ga
je nu ook toepassen.
Met het uitproberen begint weer een nieuwe cyclus, waarmee de
reflectiespiraal ontstaat.

Het kan zinvol zijn om deze reflectieverslagen ook aan bod te laten komen
tijdens het wekelijks feedbackmoment met je mentor.

19
Op beide reflectieverslagen zal je feedback krijgen van je stagebegeleider.
Zij worden meegenomen in de beoordeling voor stage.

De verslagen worden door je stagebegeleider gescreend aan de hand van


de checklist voor zakelijke schrijfvaardigheid. (zie bijlage 2)
Uiteraard wordt de tekst niet enkel vormelijk bekeken maar ook inhoudelijk.
Deze verslagen worden tijdig ingeleverd bij je stagementor en
stagebegeleider (zie bijlage 1 overzichtskalender).

De opdrachten geven je stagementor en stagebegeleider een beeld van jouw


inzichten en jouw manier van reflecteren. Dit veronderstelt uiteraard dat je
tijdig met vragen en materiaal komt. Als blijkt dat je stagementor of
stagebegeleider onvoldoende zicht hebben op jouw denken, kunnen zij
bijkomende opdrachten geven.

2.1.3. Bezoek studenten beroepsidentiteit


In de loop van periode 4 (tussen 22/04/2019 en 03/05/2019) krijgen studenten van
beroepsidentiteit de mogelijkheid om een bezoek aan jullie stageplaats te brengen.

Tegen het einde van periode 3 (vrijdag 15/03/2019) zullen deze studenten jullie
mailen om een afspraak te maken voor een bezoek op jullie stageplaats.

Hoeveel eerstejaars zijn dat:

- 3 maximum 4 studenten. Wanneer jullie met meer stagiairs van KdG op


dezelfde stageplaats staan krijgen jullie afzonderlijk de vraag om een
groepje te ontvangen. In samenspraak met je stageplaats beslis je dan om
dit apart of samen te doen.

Wat is het doel van dit bezoek:

- De eerstejaars krijgen meer zicht op de sector en krijgen zicht op hoe het


is om stage te lopen. Voor jullie als 3e jaar is het de kans om de visie, de
structuur en de werking van je stage uit te leggen aan eerstejaars
studenten.

Wat krijg je er voor in de plaats:

- De studenten van het eerste jaar moeten voldoende vragen stellen zodat zij
zicht hebben op jouw doelgroep. Ze zullen op basis van dat verhaal een

20
activiteit voorbereiden die je toegestuurd krijgt. Die mag je achteraf
uiteraard gebruiken, na de nodige aanpassingen.

Wat als je stageplaats hier moeilijkheden mee heeft:

- Laat ze deze opdracht lezen om te kijken wat ze van de opdracht vinden.


- Benadruk dat het slechts over 3 maximum 4 studenten gaat.
- De studenten moeten niet noodzakelijk in contact komen met de doelgroep.
- Wanneer een rondleiding niet mogelijk is, vraag je na of je de studenten in
een vergaderlokaal mag ontvangen.
- Als dit alles niet kan, stel dan aan de eerstejaars voor om je uitleg op school
te komen doen.

Je bereidt dit bezoek schriftelijk voor:

- De visie, structuur en werking van je stageplaats moet je toelichten


(verplaats jezelf in een eerstejaars).
- Je krijgt ook vragen van de eerstejaars die je kan voorbereiden.
- Je geeft je voorbereiding aan je mentor en vraagt feedback.
- Je geeft je voorbereiding aan je stagebegeleider en vraagt feedback.

2.2. COACHING

Er vinden vijf coaching-momenten plaats tijdens de stage. Wanneer precies


en waar beslis je in overleg met je stagebegeleider. Voor de coaching mag
je geen stage-uren tellen.
Tijdens de coaching ga je onder leiding van de stagebegeleider samen met
je medestudenten je stage-ervaringen delen. Wat er aan bod komt wordt
tijdens de sessies bepaald maar is steeds stage-gerelateerd.
Om je voor te bereiden op de coaching maak je een werkverslag

2.2.1. Werkverslag

Het werkverslag vertrekt vanuit een stage-ervaring. Je schrijft deze ervaring


uit volgens stap 1 van het model van Korthagen (zie hierboven)
Dit verslag bezorg je aan alle deelnemers van de coaching en de
stagebegeleider conform de gemaakte afspraken. Dit verslag moet je niet
delen met je mentor.

21
2.2.2. Belevingsverslag

Na de coaching maak je een verslag waarbij je terugkijkt op de afgelopen


sessie, je persoonlijke waarneming, belevingen, opgeroepen vragen … enz.
weergeeft. Je tracht deze in verband te brengen met de geformuleerde
leerdoelen.

Volgende vragen kunnen als leidraad dienen:


- Hoe heb ik de coaching ervaren?
- Hoe werd er volgens mij gewerkt?
- Wat werd er geleerd?
- Welke nieuwe inzichten heb ik opgedaan en wat betekenen die voor mijn
handelen en mijn houding?
- Wat vond ik belangrijk en wat vond ik onbelangrijk?

Een belevingsverslag is nodig om de ‘rode draad’ te blijven zien en om na


te gaan tot welke inzichten je bent gekomen en wat die voor jou betekenen.
Niet alles wat in de sessie aan bod komt leidt immers tot nieuwe inzichten.
Ook is het mogelijk dat slechts zijdelings besproken punten achteraf gaan
doorwerken.

Niet alleen de inhoud, maar ook de relationele aspecten van de coaching


(een terugblik op de manier van met elkaar omgaan) kunnen in het
belevingsverslag aan bod komen. Soms kan een belevingsverslag een
middel zijn om terug te komen op iets van de vorige zitting dat anders
wellicht onuitgesproken zou blijven. Dit kan gaan over iets dat je niet kon
of niet durfde uitspreken, maar ook over iets waarvan je je pas achteraf
bewust bent geworden.

Ook dit verslag bezorg je aan alle deelnemers van de coaching en de


stagebegeleider conform de gemaakte afspraken. Dit verslag is
vertrouwelijk, blijft onder de coachingdeelnemers en mag onder geen enkel
beding door anderen gelezen worden.

22
2.2.3. Rol van de deelnemers

In de groep wordt er gewerkt op basis van gelijkwaardigheid van alle


deelnemers.
Student:
Van jou wordt verwacht dat jij
 materiaal inbrengt dat leerkansen inhoudt voor jezelf (zie
leerdoelen), dat mogelijkheden biedt om samen te denken, te
luisteren, te leren …
 leerkansen helpt scheppen voor de medestudent(en) door te
luisteren, mee te denken, te bevragen, eigen ervaringen, ideeën en
belevingen in te brengen, … .

Stagebegeleider:
Van de stagebegeleider wordt verwacht dat hij/zij de doelstellingen en het
verloop van de coaching bewaakt en stimuleert.
Binnen de sessies kan zij/hij:
 vragen stellen
 confronteren
 verwijzen naar de theorie
 opdrachten geven binnen de sessie (rollenspel, gestructureerde
oefening, tekening …)
 opdrachten meegeven voor de praktijk
 schriftelijke opdrachten meegeven (vb: Zet eens op papier wat je
precies tegenhoudt om in het team je mening te zeggen).

3. EVALUATIE: STAPPENPLAN

In dit stappenplan staat chronologisch beschreven wat er verwacht wordt van jou
en je stagebegeleider in het kader van de evaluatie. Het stappenplan is een
minimum, je stagebegeleider kan ter ondersteuning nog bijkomende
verwachtingen en opdrachten formuleren.

Tijdens de stage worden er twee evaluatiemomenten gepland. Deze evaluaties


worden gehouden in de voorziening en bestaan uit een evaluatiegesprek tussen
jou, je stagementor en/of teamleden en je stagebegeleider. Dit gesprek moet je
schriftelijk voorbereiden aan de hand van de evaluatieleidraad

23
3.1. Voorbereiding tussentijdse evaluatie
Je maakt een uitgebreid verslag over je functioneren op basis van alle
competenties vermeld in de evaluatieleidraad stage. Je bezorgt dit verslag enkele
dagen (op het afgesproken tijdstip) voor de tussentijdse stagebespreking aan je
stagebegeleider en stagementor.

Op basis van dit verslag bereidt je stagebegeleider het gesprek voor.

3.2. Tijdens de tussentijdse evaluatie


Je neemt deel aan het gesprek en neemt nota (afspraken, aandachtspunten,
sterke punten, …).

Je stagebegeleider zit het gesprek voor en neemt eveneens nota.

3.3. Na de tussentijdse evaluatie


Het doel is om na de tussentijdse evaluatie een document te hebben dat voor
alle betrokken partijen duidelijk maakt waar je staat en vooral waar je nog aan
gaat werken gedurende de stage. Het geeft je meteen ook een startpunt om
later je eindevaluatie voor te bereiden.

Jij vult het evaluatiekader (staat op CANVAS) in op basis van de bespreking op


de tussentijdse evaluatie: daarbij noteer je de kern per onderdeel en vooral
welke afspraken er gemaakt worden: welke werkpunten ga je op focussen in het
tweede deel van de stage, welke extra opdrachten kreeg je mee, eventuele
afspraken over wat er op de eindevaluatie zal gevraagd worden. Dat stuur je
binnen de week na de evaluatie door naar je stagebegeleider. Je stagebegeleider
zal binnen de week het kader of gewoon goedkeuren of aanvullingen geven. Je
kan daar nog een laatste keer op reageren.

3.4. Voorbereiding eindevaluatie


Je maakt een voorbereidend verslag op basis van het verslag van de tussentijdse
evaluatie en het evaluatiekader.

Je bezorgt deze voorbereiding aan je stagebegeleider en stagementor. Bespreek


dit verslag best met je stagementor voor het eindevaluatie gesprek.

Je stagebegeleider bereidt de eindevaluatie voor aan de hand van het


evaluatiekader van de tussentijdse bespreking en jouw verslag.

3.5. Eindevaluatie
Je stagebegeleider zit het gesprek voor. Het evaluatiekader dient als leidraad
voor het gesprek. Op het einde van het gesprek kan de stagebegeleider je nog
geen punten geven. Wanneer het duidelijk is kan er al wel gezegd worden of je al
dan niet geslaagd bent. Indien twijfel kan je dit ook meegedeeld worden.

De mentor maakt een kort verslag (max. 1 A4 ) met de bevindingen van de


stageplaats en mailt dit naar de student en de stagebegeleider.

24
3.6. Voorbereiding puntenafstemming
Je stagebegeleider vervolledigt het evaluatiekader met bevindingen uit de
eindevaluatie. Dat kader krijg je binnen de week na de evaluatie, zonder
bekendmaking van de punten. Op de puntenafstemmingscommissie stelt de
stagebegeleider een punt voor dat wordt afgestemd met de andere
stagebeleiders. Indien er twijfel was over het al dan niet slagen mag de
stagebegeleider je na deze vergadering meedelen of je al dan niet geslaagd bent.
Na deze commissie volgt nog de examencommissie. Het punt is pas definitief na
goedkeuring van de examencommissie en kan ook dan pas meegedeeld worden
via e-studentservice.

25
4. Bijlagen

4.1. Evaluatieleidraad stage 3de jaar.


In bijlage de vernieuwde evaluatieleidraad. Bij de leidraad hoort het schema
stagecompetenties 2-3. Daarin kan je samengevat de verwachtingen van wat je
moet bereiken tijdens je stage terugvinden.

Naast dit schema is er de evaluatieleidraad die de competenties opsplitst in


verschillende topics. Deze gebruik je voor het voorbereiden van je tussentijdse
en je eindevaluatie. Je bespreekt enkel de topics die van toepassing zijn op je
stageplaats. Je stagebegeleider kan bij de tussentijdse evaluatie aangeven
wanneer er onderdelen niet besproken zijn die wel relevant zijn. Die moet je dan
wel in je eindevaluatie opnemen.

26
CLIENT TEAM ORGANISATIE ORTHOPEDAGOGISCH BEGELEIDER

BEGELEIDINGSATTITUDE SAMENWERKINGSATTITUDE EN ZELFZORGATTITUDE EN LEERATTITUDE EN


ZICHT OP ORGANISATIE
VAARDIGHEDEN EN KENNIS VAARDIGHEDEN VAARDIGHEDEN VAARDIGHEDEN

NODEN LEZEN: observeren, MEEDRAAIEN in een Wie ben ik in een professioneel Informatie zoeken in
ZICHT HEBBEN OP de aangeboden
interpreteren, hypothese. professioneel team = team?
organisatie: zicht hebben bronnen.
(Toepassingsniveau) toepassen. GRENZEN DURVEN AANGEVEN.
op de verschillende Reflecteren NA ACTIE
Linken met aangereikte Begrijpen van de eigen noden,
functies, weten waar alle
2 theoretische kaders kunnen
leggen.
informatie te vinden is
van de cliënt en die van de
organisatie.

NODEN LEZEN wordt De werking MEE DRAGEN/ INZICHT HEBBEN IN de Wie ben ik als orthopedagogisch Zelf informatie zoeken en
geïntegreerd ANTWOORD stempel drukken. Toont initiatief organisatie: inzicht in begeleider in de sector? bijdragen.
BIEDEN (minimum en functioneert autonoom in een verschillende KUNNEN OMGAAN MET Reflecteren IN ACTIE
toepassen, integratie = gespecialiseerde context= taakinvullingen en gepast GRENZEN In
schitteren): integratie. gebruiken, inzicht in evenwicht tussen zelf, cliënt en
observeren, interpreteren, positie in de brede sector organisatie.
hypothese, uitwerken,

3 evalueren. Linken leggen


met theoretische kaders.

27
Leidraad stage Professionele Bachelor Orthopedagogie
voor beide afstudeerrichtingen

Cliënt/Cliëntsysteem/Begeleiding
Meting van DLR 1 t.e.m. 8
de cijfers 1,2,3 staan voor het jaar waarin de focus ligt op deze competentie. In het 3e jaar wordt verondersteld alle competenties
te bereiken

Begeleidingsattitudes
1,2 toont respect
1,2 heeft respect voor het anders zijn
1,2 heeft geduld
1,2 laat waardering blijken naar cliënten
1,2 neemt contact met elk individu
3 creëert een basissfeer die structuur, veiligheid en uitdaging biedt
2 geeft ruimte aan het anders zijn
3 handelt bewust (straffen / belonen, structuur bieden, emancipatorisch denken, ruimte bieden,…)
2 hanteert een respectvolle houding naar cliënten en cliëntsysteem
3 hanteert conflicten en probleemsituaties
2 stelt zich empathisch op
3 werkt preventief
3 kan omgaan met sympathiën en antipathiën

Begeleidingsvaardigheden
2 begrijpt het gedrag van de cliënten vanuit verschillende theorieën en observatie

28
3 kan risico- en protectieve factoren op vlak van het cliëntsysteem /de dader/het slachtoffer/de omgeving in kaart brengen TJC
2 heeft zicht op de noden van het cliëntsysteem op microniveau en waar nodig ook reeds op mesoniveau (zie orthopedagogisch
grondplan)
3 heeft zicht op de noden van het cliëntsysteem op micro, meso en macro niveau (zie orthopedagogisch grondplan)
3 heeft inzicht in theoretische modellen en theorie, betrekking hebbend op de doelgroep
3 kan bestaande netwerken van het cliëntsysteem in kaart brengen en activeren
3 verantwoordt zijn (ped)agogisch optreden vanuit theoretische kaders/visies over opvoeding en menselijke ontwikkeling en licht
toe welk effect dit heeft op de cliënt

3 draagt bij aan de kwaliteit van leven OR


3 ondersteunt aspecten van het wonen, werken, leren en / of de vrije tijd op maat van het cliëntsysteem (rekening houdend met de
visie en de praktische mogelijkheden van de organisatie)
3 kan nieuwe steungevende netwerken ontwikkelen
3 kan op basis van bestaande en eventueel nieuwe netwerken, met het cliëntsysteem werken aan herstel TJC
3 kiest, organiseert en (bege)leidt (groeps)activiteiten op maat van de doelgroep
3 verantwoordt de gekozen activiteiten

2 kan onderlinge relaties tussen groepsleden beschrijven


3 speelt in op groepsprocessen, kan onderlinge relaties tussen groepsleden hanteren

2 heeft zicht op de eigen begeleidingsstijl


2 stemt communicatie af op het cliëntsysteem
2 is zich bewust van eigen lichaamstaal
2 toont een gepast evenwicht in afstand – nabijheid
3 varieert begeleidingsstijl afhankelijk van de noden van het cliëntsysteem
2 kan omschrijven wat de waarden en normen van het cliëntsysteem zijn
3 kan het verschil in waarden en normen een plaats geven in het omgaan met het cliëntsysteem
3 kan in een concrete situatie bewust handelen op basis van hypotheses, evalueren en bijsturen
3 past de binnen de organisatie gehanteerde kaders toe
3 past het handelingsplan toe

29
Team
Meting DLR 2, 7, 8, 9
Samenwerkingsattitude
1,2 heeft een respectvolle houding tgo. collega’s
1,2 heeft een gepaste houding tijdens de vergadermomenten
2 laat waardering blijken naar collega's
2 gaat voldoende in overleg bij het nemen van initiatieven en organiseren van activiteiten

2 neemt spontaan taken op


2 werkt teamtaken af
2 maakt opdrachten voor school nauwkeurig, houdt hierbij rekening met feedback en legt deze taken tijdig voor aan teamleden,
stagementor, stagebegeleider (ngl. de gemaakte afspraak)

Samenwerkingsvaardigheden
2 communiceert met het team
2 communiceert professioneel zowel schriftelijk als mondeling (mail, brief, verslag)
2 deelt eigen observaties en ervaringen
2 vraagt om uitleg en toelichting wanneer iets niet duidelijk is
3 verwoordt en beargumenteert eigen mening
3 deelt reflecties mondeling met collega's

2 geeft aan waar problemen zich voordoen en vraagt hulp


3 vindt oplossingen wanneer zich een probleem voordoet
3 overlegt constructief met collega’s in het kader van handelingsplanning
3 heeft inbreng tijdens de vergaderingen (geeft informatie door, stelt vragen, formuleert voorstellen)

30
2 kent de dagelijkse werking en kan hierin functioneren
3 kent de dagelijkse werking en functioneert hierin zelfstandig
2 kent de taakverdeling binnen het team
2 kent zijn positie als stagiaire in het team

Zicht op de organisatie
3 kan het aanbod en de visie van de organisatie kritisch bekijken
2 kent de inhoud van de functies
3 kan de verschillende functies binnen de organisatie gebruiken
3 kent de plaats van de voorziening in het werkveld nu en in het toekomstig zorglandschap (perspectief 2020, integrale
jeugdhulpverlening, …)
2 onderkent formele en informele communicatie en overlegkanalen binnen de voorziening
3 heeft inzicht in de formele en informele communicatie en overlegkanalen binnen de voorziening

Zelfzorg/Levenslang Leren
Meting DLR 1, 7, 10, 11
Zelfzorgattitude
2 herkent eigen stresssignalen, stressfactoren en communiceert over stresservaringen
3 kan een work-lifebalans vinden zodat hij/zij goed kan functioneren, plezier in het werk houdt en zich blijft ontwikkelen
2 laat problemen waar ze horen
3 kan omgaan met (onuitgesproken) verwachtingen van cliënt, collega en organisatie

Zelfzorgvaardigheden
2 kent de grenzen van de eigen verantwoordelijkheden en mogelijkheden, en is bereid deze grenzen te stellen
3 geeft grenzen aan om overbelasting te voorkomen
2 heeft inzicht in eigen sterke en zwakke punten als opvoeder/begeleider binnen het professionele team
3 heeft zicht op wat je als als opvoeder/begeleider binnen de sector kan betekenen met je eigen sterktes en zwaktes

31
3 kan eigen sterktes en zwaktes benutten in het professionele werken
3 kan omgaan met moeilijke of vervelende ervaringen

Leerattitude
1,2 is bereid tot leren
1,2 staat open voor feedback
2 gaat aan de slag met gekregen feedback
3 gaat actief op zoek naar feedback
2 neemt initiatief om nieuwe ervaringen op te doen
2 maakt een onderscheid tussen hoofd- en bijzaken
2 reflecteert kritisch over zichzelf in de begeleidingsrelatie
3 reflecteert over eigen aandeel, de beleving van de cliënt en de relatie in het beroepsspecifiek functioneren
2 heeft een open attitude en houding ten aanzien van mediawijsheid en (zorg)technologie in functie van de cliënt, het
cliëntsysteem, collega’s en externen. De student verkent vanuit deze attitude de mogelijkheden en alternatieven in functie van
de cliënt, het cliëntsysteem, collega’s en externen.

Leervaardigheden
3 gebruikt verschillende informatiebronnen
3 gaat zelf op zoek naar informatie
2 geeft aan wanneer hij/zij iets niet weet of niet kan
2 vraagt om informatie of hulp
2 durft nieuwe zaken uit te proberen
2 durft fouten te maken
2 leert uit fouten en successen
3 communiceert over nieuw verworven kennis
3 kan kritisch kijken naar mediawijsheid en zorgtechnologie
3 brengt eventueel nieuwe ideeën in de zorgtechnologie aan en zet deze in, waar mogelijk
2 kan correct Nederlands spreken en schrijven wanneer dit verwacht wordt

32
4.2. Orthopedagogisch grondplan

33
4.3. Juridisch kader

Om een antwoord te bieden op vragen die jaarlijks terugkomen tijdens de


stageperiode, hebben we enkele juridische (deontologische) vragen gekaderd. Zo
weet je wat mag en wat niet mag:

4.3.1. Ivm het afhalen van een kind door een student stagiair met
openbaar vervoer:

Het minderjarige kind valt niet onder de waarborgen van de


verzekeringscontracten afgesloten door de Karel de Grote-Hogeschool. Het kind
blijft verzekerd door de polis van de instelling waar hij/zij op dat ogenblik
verblijft of werd toegewezen.

De KdG-student blijft verzekerd voor de lichamelijke ongevallen en zijn


burgerlijke aansprakelijkheid door de verzekering van de hogeschool.

Tenzij er bezwaren zijn vanuit geldende regelgeving eigen aan de sector ivm
begeleiding van minderjarigen, zijn er vanuit verzekeringstechnisch standpunt
geen bezwaren voor deze activiteit.

Ter info geven we mee dat we vanuit verzekeringsstandpunt maar ook ter
bescherming van de KdG-student steeds negatief advies geven in het kader van
vervoer van kinderen met eigen voertuig, voertuig derden of voertuig
stagegever.

De KdG-student is in zijn hoedanigheid van stagiair verzekerd voor:

- de lichamelijke ongevallen op de weg van en naar de stageplaats door de


polis onderwijsinstellingen
- de lichamelijke ongevallen op de stageplaats door de polis
arbeidsongevallen student stagiairs van de hogeschool
- zijn burgerlijke aansprakelijkheid
De schade aan voertuigen waarmee de student zich verplaatst (eigen voertuig
– voertuig derde/stagegever) is niet verzekerd door de hogeschool of diens
verzekeraar.

34
4.3.2. Mag de student stagiair alleen staan?

Ja, op voorwaarde dat

- de student voldoende onderricht kreeg en een zekere maturiteit kan


aantonen in het afgelegde studietraject van de opleiding (de student staat
m.a.w. niet aan het begin van de opleiding)
- de student voldoende instructies, begeleiding en ondersteuning krijgt van
de stagementor op de stageplaats
- zo lang interne reglementen en wettelijke verplichtingen van toepassing
op/in de voorziening worden gehandhaafd

Uitgangspunt is dat de stagegever als ‘aansteller van het werk’ bepaalt welke
taken de student stagiair krijgt, rekening houdend met diens opleidingsniveau en
de stage-opdracht. Men handelt steeds vanuit het principe van ‘de goede
huisvader’ en vanuit een maximale bekommernis voor veiligheid van de te
begeleiden - soms minderjarige - jongere.

4.3.3. Uren stage

- De stage loopt over een periode van 19 weken. Tijdens deze periode
moet de student(e) 500 uren presteren; hij/zij heeft ook recht op in
totaal 15 vrije dagen (inclusief feestdagen) waarvoor geen stage-uren
mogen geteld worden. Wanneer deze vrije dagen worden genomen,
gebeurt in onderling overleg tussen student(e) en stagementor.
- De student(e) moet in de voorziening strikt de uurregelingen en
afspraken volgen die er gelden voor een opvoed(ster)/begeleid(st)er.

Stap 1: Afwezigheid melden

- De student meldt zijn afwezigheid voor de aanvang van de geplande uren


bij
o de school (03 613 18 00) én
o de stageplaats én
o de stagementor én
o stagebegeleider
- De student meldt zijn afwezigheid via e-studentservice
Stap 2: afwezigheid wettigen

- Afwezigheid omwille van ziekte:

35
o De student kan een bewijs (ziektebriefje) digitaal uploaden bij zijn
melding via e-studentservice.
o Indien je dit per post wil verzenden: postadres is Brusselstraat 45 –
2018 Antwerpen)
o Wanneer dit binnengeleverd en geldig is, wordt de afwezigheid
gewettigd.
o Opgelet: de student bezorgt het originele ziektebriefje aan de
hogeschool, een kopie ervan aan de stageplaats.
- Afwezigheid omwille van overmacht:
o De student neemt contact op met de ombuds om zijn afwezigheid te
laten wettigen. Hij doet dit binnen de 5 kalenderdagen na de eerste
dag afwezigheid.
o De student zorgt indien mogelijk voor bewijzen van de overmacht.
o De ombuds onderzoekt de vraag en zal de afwezigheid al dan niet
wettigen.
EXTRA:

Stap 3: inhalen van afwezigheden

- De student overlegt met stagebegeleider en stagementor over het inhalen


van afwezigheid.
Stap 4: hervatting na ziekte

- De student laat de stagebegeleider ook weten wanneer hij na een ziekte


terug aan het werk gaat.

4.3.4. Toedienen medicatie:

Werkelijk toedienen van medicatie (dus bv. insuline spuiten) mag effectief alleen
maar door artsen of verpleegkundigen gebeuren en zal een stagiair dus nooit
mogen doen. Dit is zelf strafbaar !

Aanbieden van medicatie die de patiënt vervolgens zelf neemt kan enkel onder
strikt toezicht van een begeleider. Wij raden dit zeer sterk af !

4.3.5. Ben je zwanger tijdens de stage?

Dan kan je enkel stage lopen indien je medisch geschikt wordt bevonden door de
arbeidsgeneesheer.

36
Ben je net bevallen? In de eerste 9 weken na de bevalling is een stagiair niet
verzekerd en mag er dus geen stage-activiteit zijn. (Aan andere activiteiten in
het schoolleven zoals lessen en examens kan je wel deelnemen.)”

4.3.6. Checklist beroepsgericht schrijven

Criteria Score

Onvoldoende
voldoende
goed

O V
G

1) Het doel van de tekst is duidelijk en consequent ☐ ☐ ☐


Het doel van de tekst is al duidelijk van bij de inleiding.
De tekst staat in functie van het doel (de informatie is relevant).

2) De tekst is afgestemd op de lezer ☐ ☐ ☐


De tekst prikkelt de interesse van de lezer.
De informatie is duidelijk en helder voor de lezer.
De moeilijkheidsgraad is aangepast aan het niveau van de lezer..
De stijl is aangepast aan de relatie tot je lezer ((in)formele taal,
vakjargon,…).

3) Er is een duidelijk onderscheid tussen objectieve en subjectieve ☐ ☐ ☐


informatie
Er is een duidelijk onderscheid tussen feiten en meningen; er staat altijd
wie wat gezegd heeft.
Interpretaties zijn onderbouwd met feitelijke gegevens.
De tekst bevat neutrale woorden (bv. Vertellen i.p.v. zagen).
Er zijn geen veralgemeningen; conclusies zijn gefundeerd.

4) De vormgeving is verzorgd ☐ ☐ ☐
De lay-out is aantrekkelijk en overzichtelijk.
De opmaak (lettertype, uitlijning,…) is consequent.
De lay-out is conform de tekstsoort/ voorschriften.

37
De lay-out sluit aan bij het doel van je tekst.

5) De structuur van de tekst is helder ☐ ☐ ☐


De tekst bevat:
* een aantrekkelijke inleiding,
*een helder midden met een logische opbouw,
*een concluderend of samenvattend slot.

6) De alinea’s zijn goed opgebouwd ☐ ☐ ☐


Elke alinea bevat slechts één kerngedachte.
Elke alinea bevat een kernzin met uitbreidingszinnen.
De alinea’s zijn duidelijk met elkaar verbonden door structuuraanduiders
en signaalwoorden.
De relatie tussen de zinnen is duidelijk en correct door gebruik van
verbindings- en verwijswoorden.
De alinea’s zijn gescheiden door een witregel.

7) De taal is correct ☐ ☐ ☐
De zinsconstructies zijn correct. (hoofd- en bijzin, samentrekking,…)
Er is consequentie bij het gebruik van de werkwoordtijden.
Er is overeenkomst tussen onderwerp en persoonsvorm.
Voornaamwoorden, voegwoorden, voorzetsels, lidwoorden,
verwijswoorden,… zijn correct gebruikt.
Andere (docent geeft verduidelijking)
…..

8) De stijl is zakelijk en aantrekkelijk ☐ ☐ ☐


De stijl is beknopt (geen herhalingen en overbodige woorden).
De stijl is concreet (geen algemene woorden zoals men, ding,
verschillende,…).
De stijl is actief en dynamisch (vermijd passieve constructies met worden
en zijn).
De stijl is levendig en aantrekkelijk (er is variatie in zinsbouw en
woordgebruik).
De tekst bevat geen tussentaal en dialect.

9) De tekst is zo goed als foutloos geschreven ☐ ☐ ☐


De tekst bevat geen slordige tikfouten.

38
De tekst bevat geen systematische spellingfouten.
De tekst bevat de juiste leestekens.

10) De bronvermelding in de tekst is aanwezig en correct ☐ ☐ ☐


In de tekst is er een correcte verwijzing naar bronnen in de literatuurlijst.
Op het einde van de tekst is er een correcte literatuurlijst.

39

You might also like