Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 7

Karel de Grote Hogeschool Stagebegeleider: Veerle van Gestel

Opleiding Sociaal Werk Student: Boagiu Dorina


Vak: Beroepspraktijk II Academisch jaar: 2017/ 2018

Eerste betekenisvolle situatie: Dagzorg


Fase 1: beschrijf de ervaring/situatie waarop je de reflectie zal toepassen

Wat was de concrete situatie?

Op een dag in de Dagzorg was ik niet aanwezig onmiddellijk na de pauze, ik was


15 minuten te laat en iemand van het team daar heeft mij gezegd dat ze zorgen
voor mij aan het maken waren. Ik was in de bureau kijken naar mijn notities die
tijdens de week had genomen – ik doe dat vaak eerst om de nieuwe woorden te
onthouden en als tweede om te zien of ik nog iets thuis moet voorbereiden voor
de volgende dag op stage. Met deze zoek ik geen excuses voor het feit dat ik te
laat terug naar de dagzorg ging, ik wil gewoon laten weten dat ik op de bureau
was en niet ergens anders.

In de voormiddag mocht ik de bewoners helpen met het ontbijt, koffie aan tafel
brengen, helpen met tafel opruimen, folders vouwen, verpakken van de
cadeautjes die het team van plan was op de Kerstmarkt te verkopen. Deze
activiteiten horen niet bij mijn taken pakket, maar ik wou zeker en vast mijn
kennis op de stageplaats uitbreiden met oude mensen helpen en zien hoe ze
met een diagnose als dementie functioneren. Bovendien, vertrouw ik mijn
stagementor dat als ze zegt dat ik iets moet doen, doe ik graag. De stagementor
heeft een positieve invloed over mij. Ze werk empowerend.

Wat gebeurde er concreet? Ik zag dat daar niet veel mensen met mij praten. Ze
waren bezig met hun eigen ding aan het doen. Ik heb geholpen waar het nodig
was, ik heb met mensen aan tafel yatztee gespeld; voor mij was het de eerste
keer dat yatztee speelde en ik dacht dat de bedoeling was om elke speler het
aantal lege plaatsen van links naar rechts moest invullen; ik vroeg naar de
mensen of ze willen verder spelen, want een paar keer heeft een van de spelers
aan mij gezegd dat ze geen zin in had. Die andere mensen aan wie ik vroeg of
ze leuk het spelletje vonden zeiden niks.

Na het gezelschapsspel was het eten binnen en ik heb daar geholpen. De vrouw
die aan mij de opdracht van het spellen gaf ,was niet in de buurt om te vragen
wat ik verder moest, maar aangezien dat het eten klaar was, dacht ik dat de
volgende stap was om te helpen met eten geven aan de bewoners.

Fase 2: terugblikken: wat gebeurde er concreet? • Wat zag ik? • Wat deed ik? •
Wat dacht ik? • Wat voelde ik?

Na de middagpauze, heeft de verzorgster mij gevraagd om tussen de mensen te


zitten. Ik heb aan tafel gezeten. Ik vond het eigenlijk raar dat ze me zeiden dat
ze zorgen over mij maakten want ik was op het bureau en ze konden bellen om
te zien waar ik was.
Wat wilde ik bereiken? Ik wou gewoon mensen helpen, ik had van het begin niet
veel uitleg gekregen en ik heb zelf niet veel gevraagd. Ik wilde opletten om
mensen een goed gevoel te geven en ik dacht dat ik samen met het team dat
daar werkt hetzelfde doel had.

Ik had op dat moment niet aan het personeel gedacht. Nu kan ik de situatie
anders bekijken omdat als ik de gebeurtenis beschrijf, lijkt het dat ik dan andere
mensen beter kan begrijpen en vanuit andere invalshoeken kan reflecteren.

Mijn gedrag was niet professioneel en ik kon achteraf er over reflecteren.

Wat deed ik? Ik was te laat aangekomen van de middagpauze en ik heb niet
gedaan wat de mensen op de dagzorg aan me vroegen: ‘Zit tussen de mensen!’

Ik had geen uitleg voor en ik heb geen verdere uitleg gevraagd. Het resultaat
was dat na 2 uur moest ik terug weg zijn op bureau. Mijn hart begon harder te
kloppen. Ik was heel teleurgesteld en ik voelde mij niet blij met de beslissing
van de verpleegster en ik heb gezegd dat ik wou nog blijven, want dit was de
taak die Sara aan mij gegeven had voor die dag. Ik vond het dat ik onterecht
behandeld werd en ik heb gezegd dat ik wou daar helpen, dat was mijn doel,
maar ik kreeg geen andere uitleg, gewoon dat ik weg moest.

Aan de collega’s van het onthaal, toen ik over de dagzorg gebeurtenis vertelde,
zeiden ze mij dat ze mij lief vonden en ze wilden niet geloven wat de mensen
van de dagzorg zeiden. Een van de vrouwen daar zei mij dat ik normaal
reageerde op hun vraag om tussen de mensen te zitten, zonder uitleg. Ze
beschouwde mij als een volwassen iemand die kan reageren en niet direct doen
wat anderen vragen.

Een andere collega zei dat ik uit de frustratie dat ik niet vlot iets kon zeggen wat
ik dacht, daarom zou ik geroepen hebben (want de mensen van de dagzorg
belden ondertussen naar het onthaal en vertelden hun versie).

Alle vrouwen daar op het onthaal zeiden dat als de stagebegeleider daar komt,
willen ze ook haar iets over mij zeggen en een van de collega’s zei dat ze
aanwezig wil zijn in de bureau van de directeur als het team in de dagzorg
insisteren met hun verhaal aan de directeur te vertellen.

De bewoner met wie ik een babbeltje had wanneer ik eindelijk tussen de mensen
ging zitten zei over de verzorgster dat ze ’alles daar bemoeit en dat ze gaat heel
de dag buiten om te roken’.

Ik voelde mij aangevallen toen ik in de dagzorg was; gedeeltelijk door mijn eigen
frustraties, een andere deel van de autoriteit die de verpleegkundige en de
verzorgster manifesteerden. Ik was ook bang omdat ik dacht dat het team tegen
mij was, ik voelde me alleen en ik had niemand die mij kon verdedigen. Ik had
schrik ook omdat ik alleen was en ze waren met meer en ze hadden niet de
meest vriendelijke attitude tegen mij.

Ik voelde mij onveilig daar.


Fase 3: bewustwording van essentiële aspecten • Wat betekent dat nu voor mij?
• Wat is het probleem (of de positieve ontdekking)? • Wat heeft dat allemaal
veroorzaakt? Waar heeft het mee te maken?

Wat dacht ik toen? Ik dacht, toen de vrouw daar tegen mij zei: ‘Ga tussen de
mensen zitten’, dat ze uit mij wilden uitlachen. Hoe kon ik mensen die bezig
waren met TV aan het kijken storen? Nadien volgde een uitleg – gevraagd door
mij en ik voelde mij beter en tevreden met het antwoord: ‘Je moet tussen
mensen zitten om hen te stimuleren, om een babbeltje te doen’; hier ben je niet
op bureau, hier moet je helpen met afwas en dergelijke, we hebben geen bureau
werk voor jou hier’. En toen ging ik tussen de mensen zitten en babbeltjes doen.

Zwijgen was van mij verkeerd. Mijn hoofd zat vol verkeerde interpretaties. Ik
had beter vragen gesteld, want anders wisten ze niet wat ik begreep of niet.

Voor mij was dit een betekenisvolle situatie. Het probleem is dat ik mijn stem
moet leren controleren. Waarom? Mijn vriend zegt tegen mij soms ‘rustig’, terwijl
ik heel rustig ben, maar bij hem komt het als onrustig. Dus, ik vind het een
negatieve ontdekking dat ik onbewust een hogere stem gebruik.

Dit misverstand heeft een niet plezante situatie gecreëerd zodanig dat de
volgende keer mocht ik niet meer in de dagzorg komen – ik kreeg daar de
tweede kans niet. (maar het was een belangrijke gebeurtenis tijdens mijn stage,
ik heb er veel van geleerd!)

Fase 4: alternatieven • Welke alternatieven zie ik (oplossingen of manieren om


gebruik te maken van mijn ontdekking)? • Welke voor- en nadelen hebben die? •
Wat neem ik me nu voor, voor de volgende keer?

Op een rustige manier naar uitleg vragen en doen wat anderen aan mij vragen,
dit is wat ik heb geleerd dat ik moet tegen volgende keer doen.

Kan ik dat anders (beter) doen en wat heb ik daarvoor nodig? Ik kan dat beter
doen en ik heb geduld nodig en mijn eigen interpretatie mijn gedachten niet
laten overheersen. Ik moet ook op tijd op een plaats zijn.

Als maatschappelijk werker heb je jezelf als instrument om iets te bereiken en


zelfkennis is essentieel. Ik ken mezelf nu beter en tegen volgende keer zou ik
doorvragen en op een rustige manier antwoorden aan mensen die mij niet op de
beste manier aanpakken. Zo doen levert enkel voordelen.

Fase 5: Uitproberen • Wat wil ik bereiken? • Waar wil ik op letten? • Wat wil ik
uitproberen?

Ik heb als doel op dit moment hier en nu reflecteren en ik moet opletten om


tegelijkertijd mij bezig houden met doen, denken, voelen en willen. Eigenlijk,
vind ik fascinerend het feit dat na elke ervaring word je rijker als je jouw
ervaring in reflectie brengt.

Ik zou op de eerste plaats in de dagzorg veel vragen stellen; bijvoorbeeld wat is


de rol van het spelen met mensen die geen zin in hebben of ze doen dat niet
graag; ik zou verder vragen als ik iets niet goed begrijp en van het begin zeggen
dat voor mij is de contact met mensen met dementie nieuw en ik heb een beetje
uitleg nodig.

Ik versta nu dat het personeel daar onder druk zit met alle mensen die niet voor
zichzelf kunnen zorgen en ik zou willen helpen in plaats van extra zorg voor het
team te creëren. Ik zou verder mij excuseren en vragen of ze alles begrijpen.

Daarnaast ontvang ik van jou ook graag een reflectie over de tussentijdse
evaluatie. Hoe is die voor jou verlopen, wat had je (niet) verwacht, hoe
reageerde alle aanwezigen (jij, ik, je mentor). Deze twee verslagen maak je
tegen 9 januari.

Tweede betekenisvolle situatie

Toen Veerle voor de intervisie moment kwam, voelde ik mij beter na het moment
in de school wanneer ik vroeger moest aanwezig zijn om aan Veerle de
gebeurtenis van de dagzorg duidelijker te maken.

Op school, nadat ze naar mij luisterde zei ze mij dat ik onvoldoende op veel
competenties scoor en dat ze niet ziet hoe ik een voldoende kan krijgen tegen
het einde van de stage. Ze zei dat ik ‘mocht blijven’ voor de bijenkomst met de
andere twee studenten.

Op de stageplaats, toen ik binnenkwam met de koffie voor Veerle, hoorde ik haar


zeggen dat ik andere keer andere stage kan.

Op authenticiteit, empathie, open leerhouding, reflecteren, kritische


ingesteldheid, feedback geven en ontvangen als op mondelinge
uitdrukkingsvaardigheid kreeg ik een onvoldoende.

Op mondelinge vlak wist ik dat ik gebuisd zou zijn. En op reflecteren, kritische


ingesteldheid en open leerhouding liet mij de stagebegeleider weten vanaf de
tweede bijeenkomst dat ik geen kans op een voldoende heb.

Volgens de stagebegeleider, op empathie ben ik gebuisd omdat ik niet in staat


ben op gevoelens en wensen van anderen niet adequaat te communiceren. Ik
stel bijkomende vragen om de ander beter te begrijpen niet.

Op open leerhouding kreeg ik ook een onvoldoende; hoewel ik een leergierige


houding aanneem , benader ik de fouten waaruit geleerd kan worden niet als
positief en ervaar ik de bemerkingen waaruit geleerd kan niet positief.

Fase 2: terugblikken: wat gebeurde er concreet? • Wat zag ik? • Wat deed ik? •
Wat dacht ik? • Wat voelde ik?

Voor de stagebegeleider ben ik niet goed op 7 competenties, waaronder:


kritische ingesteldheid, open leerhouding, mondelinge uitdrukkingsvaardigheid.

De stagementor gaf mij een onvoldoende op open leerhouding (gedeeltelijk, heb


ik ook een voldoende gekregen), actief luisteren (ook gedeeltelijk), feedback
geven en ontvangen, mondelinge uitdrukkingsvaardigheid, empathie (ook en
voldoende en onvoldoende gekregen).
Sara zei dat ik meer vragen mocht stellen over wat ze elke dag doet; dat ze van
een stagiair(e) apprecieert wanneer er meer vragen worden gesteld. Dat wist ik
niet. Ik dacht dat ze druk heeft/ had en ze zou nooit appreciëren wanneer
iemand haar met veel vragen bemoeit. Ik had slechte ervaringen met andere
personen wanneer ik nieuwsgierig was om iets ervan te leren en het antwoord
was niet het verwachtte antwoord.

Dat zag ik voordat de stagebegeleider op intervisiemoment kwam en hoopte dat


ik op het einde tot een voldoende zou krijgen. Waarom? Omdat de stagementor
kon goed in mij zien waar nog moet gewerkt worden en dankzij haar kon ik een
positieve beeld over mij krijgen.

Ik werd teleurgesteld toen de stagebegeleider zei dat ik een onvoldoende kreeg


en dat te verwachten was omdat ik van de tweede bijeenkomst op school moest
ik al weten dat ik niet geslaagd was.

Ik voelde wanhoop en ik zag direct dat ik geen kans op verder de opleiding te


volgen heb; aangezien mijn leeftijd en mijn persoonlijke situatie, het is voor mij
niet meer mogelijk om volgend jaar de stage van de tweede jaar te doen en in
de jaar nadien af te studeren.

En ik dacht dat ik hier moet stoppen. De woorden van de stagebegeleider


klonken in mijn oren zoals een definitieve beslissing. De stagementor wou dat ik
de stage stop om verder Nederlands te kunnen studeren. Commented [SW1]: Probeer even om terug te denken aan het
gesprek, aan de evaluatie. Heb ik gezegd dat je de stage moest
De stagementor zei dat ik zenuwachtig word als ik een gesprek moet voeren. stoppen om het Nederlands verder te kunnen inoefenen?

Wanneer ik rustig ben, loopt het gesprek goed. Ze vindt ook dat ik het moeilijk
heb met feedback ontvangen.

De stagementor zei ook dat ik niet zie wanneer er iets goed loopt. Sara heeft ook
gezegd dat als maatschappelijk werker heb je jezelf als instrument, het is niet
zoals op andere beroepen waar je verschillende instrumenten kan gebruiken die
buiten jou als persoon te vinden zijn.

De stagebegeleider begreep dat de situatie voor mij niet plezant was, ze gaf mij
een hand en ze nam afscheid van ons.

Er werd ook over de taalnuances gesproken. Om onderscheid te maken tussen


verschillende meningen en soort antwoorden moet je de juiste woorden
gebruiken. En dit heeft te maken met een beheersing van de taal waarin je iets
wil verwoorden.

Fase 3: bewustwording van essentiële aspecten • Wat betekent dat nu voor mij?
• Wat is het probleem (of de positieve ontdekking)? • Wat heeft dat allemaal
veroorzaakt? Waar heeft het mee te maken?

De stagebegeleider zei dat enkel als ik terug de verslagen kan corrigeren met de
juiste reflectie erbij kan nog een kans voor een voldoende krijgen.

Ik was te diep ingegaan op een negatieve spiraal, ik had in mijn achterhoofd al


de volgende stappen van het stoppen met de opleiding. Voor mij was hier de
‘punt final’.
Ik kon niet reageren, ik kon maar zwijgen want ik voelde dat ik binnen aan het
huilen was; mijn hart zeker, ik weet nu niet of vanbuiten iets zichtbaar was.

Enfin, ik was niet direct in staat om te reageren op de vraag van de


stagebegeleider of ik de stage wil stoppen of verder het volgen.

Fase 4: alternatieven • Welke alternatieven zie ik (oplossingen of manieren om


gebruik te maken van mijn ontdekking)? • Welke voor- en nadelen hebben die? •
Wat neem ik me nu voor, voor de volgende keer?

Voor mij betekent dit nu dat ik alles wat mogelijk is moet ondernemen om mijn
mondelinge uitdrukkingsvaardigheden te verbeteren. Oefeningen doen en niet
alleen van ‘Wat te doen met grammatica’, maar ook radio luisteren, t.v. – het
nieuws, ik ga ook een Nederlands cursus volgen, zoals aangeraden aan mij is
door de taalcoach op school, Tom Roofthooft.

Het voordeel is dat ik mijn Nederlands kan verbeteren en zo kan ik zelfzeker


worden, aangezien dat door en breder woordenschat, kan ik mij vlotter
verwoorden. Het nadeel is dat ik niet aanwezig kan zijn op stage elke dag en ik
moet in sommige namiddagen afwezig zijn om de taal te oefenen.

Voor de volgende keer neem ik het bewust worden van de situatie waarin ik mij
bevind en qua mogelijkheid graad om te verwoorden in het Nederlandse taal en
ik wil continu de taal verbeteren.

Fase 5: Uitproberen • Wat wil ik bereiken? • Waar wil ik op letten? • Wat wil ik
uitproberen?

Ik wil een verbetering van de Nederlandse taal bereiken zo snel mogelijk. Ik


besef dat zoiets niet heel snel gebeurt, het is een proces en er moet aan gewerkt
worden maanden, jaren en heel de leven. Ik moet altijd opletten om niet meer in
mijn eigen taal te denken, maar proberen om in het Nederlandse taal dit te doen.

Ik wil ook meer vragen stellen ter verduidelijking. Feedback kunnen ontvangen
en verder verwerken in het leerproces is ook iets die ik wil bereiken; hier moet ik
opletten om niet in een negatieve spiraal te geraken en iets niet persoonlijk te
nemen.

Ik wil verder uitproberen mijn open leerhouding in gesprek met iemand zichtbaar
te maken en hier vind ik durven concretiseren een belangrijk factor. Omdat ik Commented [SW2]: Bedoel je dit?
bang ben voor een afwijzend antwoord, durf ik meestal niet doorvragen.

De stagebegeleider zei ooit dat ik onzekerheid uitstraal en de mensen nemen dit


als waar. Voor dit wil ik hier iets mooi toevoegen die een beetje hoop brengt aan
mijn innerlijke onzekerheid:

Our greatest fear

Marianne Williamson

Our deepest fear is not that we are inadequate. Our deepest fear is that weare
powerful beyond measure. It is our light no tour darkness that most frightens us.
Weask ourselves who am I to be briliant, gorgeous, talented en fabulous?
Actually, who are you not to be? Your playing small does not serve the world.
There is nothing enlightend about shrinking so that other people won’t feel
insecure around you.

We were born to manifest the glory that is within us. It’s not in some of us, it’s in
everyone. And as we let our own light shine, we unconsciously give other people
permission to do the same. As we are liberated from our own fear, our presence
automatically liberates others.

You might also like