Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 65

5

ja argang 57 / mei 2014


20 1 4

Huisarts en Wetenschap

Onder zoek
1

Het aiothotraject, 15 jaar na de start


2
3

Onder zoek
4

Een samenwerkingsmodel voor patiënten met


5

chronische nierschade
6
7

NHG-S tanda ard


8

Eczeem
9
10
11
12

M a a n d b l a d va n h e t N e d e r l a n d s H u i s a r t s e n G e n o o t s c h a p
inhoud

Onderzoek

5
W ETENSCH AP

226 Het aiothotraject, 15 jaar na de start


Corine den Engelsen, Bart Knottnerus, Geert-Jan Dinant
232 Een samenwerkingsmodel voor patiënten met chronische nierschade
Nynke Scherpbier-de Haan, Gerald Vervoort, Chris van Weel, Jozé Braspenning, Jan Mulder, Jack Wetzels, Wim de
Grauw
beschouwing
236 Somberheid in de palliatieve fase
Franca Warmenhoven, Mieke Vermandere, Peter Lucassen, Kris Vissers, Bert Aertgeerts, Jan De Lepeleire

240
nhg-standa ard
Eczeem
Pauline Dirven-Meijer, Kees de Kock, Marga Nonneman, Debby van Sleeuwen, Anne de Witt-de Jong, Jako
Burgers, Wim Opstelten, Corlien de Vries

Pr ak tische epidemiologie
KLINISCHE PR AKTIJK

239 Steekproefgrootte
Arie Knuistingh Neven, Wim van Geldrop
(Ver)stand van zaken
253 Comorbiditeit bij diabetes type 2
Hilde Luijks
huisartsenzorg in cijfers
259 Zorgen over patiënten met verstandelijke beperking
Nienke Bekkema, Anke de Veer, Anneke Francke
nascholing
254 Inzage in het patiëntendossier
Sjaak Nouwt, Marissa Scherptong-Engbers
260 Recente ontwikkelingen in de psychotherapie
Marcus Huibers, Harm van Marwijk
C asuïstiek
265 Bicepspeesruptuur
Allard Honig
klinische les
266 Gynaecomastie is niet altijd onschuldig
Henk Koopman, Jan Monkelbaan
Spreekuur
276 Klapvoet
Femke Stevens, Jochen Cals
277 Wondroos
Camiel Zeijen, Jochen Cals
c ats
278 Systemische corticosteroïden bij acute rhinosinusitis
Bart van Schijndel, Janneke Belo
pearls
279 Geen paracetamol én ibuprofen bij kind met koorts
Eefje de Bont

223 Journa al
272 Interview
231, 274 Columns
264 Boeken
275 Kennistoets
280 Colofon H&W

17
het nhg

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 221


R e dac t i o n e e l

Wat u ervan vindt

I edere maand ligt er een nieuwe H&W bij u op de mat en het is een hele
klus om dat voor elkaar te krijgen. Voor een deel bestaat H&W uit spon-
taan aangeboden artikelen, daarnaast gaan we actief op zoek naar mo-
gelijke artikelen en andere bijdragen. De redactie probeert een zo interes-
sant mogelijk blad te maken, gericht op het bevorderen van een
wetenschappelijk gefundeerde, kwalitatief hoogstaande uitoefening van
de geneeskunde door huisartsen. Om te weten in hoeverre wij daarin sla-
gen, doen wij eens in de paar jaar onderzoek onder onze lezers.

Lezersonderzoek
Begin dit jaar hebben we weer zo’n lezersonderzoek gedaan. Alle NHG-
leden ontvingen een mail met een link naar de enquête. Uiteindelijk
heeft ongeveer 14% gereageerd, we hadden graag gezien dat dit percen-
tage hoger was. Qua achtergrond van de respondenten (leeftijd, praktijk-
vorm, geslacht) was de uitkomst redelijk representatief, maar zij hebben
vermoedelijk wel een positievere mening over H&W dan de gemiddelde
lezer. Rekening houdend met deze beperkingen moeten we naar de uit-
komsten kijken.
H&W krijgt van 63% van de respondenten een rapportcijfer van 8 of ho-
ger, daar zijn wij blij mee. Voor 40% van de lezers is H&W de belangrijkste
bron voor het dagelijks werk. De rubrieken met een klinische invalshoek
– zoals de NHG-Standaarden, kleine kwalen, klinische lessen en casuïs-
tiek – worden het hoogst gewaardeerd. Onderdelen die minder met de
dagelijkse praktijk te maken hebben (zoals interviews en columns) wor-
den minder gewaardeerd. Ook vinden de lezers dat we veel rubrieken
hebben, zij herkennen het onderscheid dat wij daartussen maken niet.
Sommige lezers vinden onderzoeksartikelen lang en saai, maar een an-
dere groep vindt onderzoek juist een belangrijk onderdeel van H&W. Van
de lezers is 68% er (sterk) aan gehecht H&W op papier te lezen, bij een an-
dere vraag geeft 32% aan het blad ook graag op een tablet te willen lezen.
De redactie heeft in het verleden driemaal, zonder succes, geprobeerd
om H&W voor Medline geïndexeerd te krijgen, mede om onze artikelen
ook in PubMed te krijgen. Een Engelstalige H&W zou meer kans bieden
op artikelen van hoge kwaliteit, en dan zou ook de kans toenemen dat
H&W geïndexeerd wordt. Hoewel 20% van de lezers een Engelstalige H&W
prima zou vinden, wil 50% dit juist niet.

Steeds meer informatie online


De twee voorpublicaties over tekenbeten, die in mei 2013 al op onze site
stonden en pas in juli in print verschenen, werden door veel lezers zeer
gewaardeerd. De website van H&W wordt verder echter matig bezocht. De
nieuwe online service die we bieden – driemaal per week een kort bericht
over een belangrijk huisartsgeneeskundig onderzoek uit de grote Engels-
talige bladen – is nog niet bij veel lezers bekend.
Het lezersonderzoek geeft ons weer stof tot denken en wij zullen de re-
sultaten gebruiken om H&W nog beter te maken. Ons doel is immers dat
H&W u zo goed mogelijk helpt bij de zorg die u dagelijks levert aan uw pa-
tiënten. Wij danken degenen die de enquête hebben ingevuld en gaan er-
mee aan de slag. ▪
Just Eekhof

222 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


VitB12-tekort door bruik van protonpompremmers (PPI’s) mensen veel duidelijker dan bij oude-

journa al
en histamine-2-receptorantagonisten ren. Voor 30-jarigen was het risico 8
maagbeschermers (H2Ras). Wanneer patiënten 2 jaar of maal hoger dan normaal, met het stij-
langer een PPI of H2Ras gebruikten, gen van de leeftijd daalde het risico.
Vitamine B12-deficiëntie is niet zo’n bleken beide middelen een verhoogd Tevens bleek de associatie sterker
‘hype’ als vitamine D-deficiëntie, risico te geven op vitamine B12-defi- naarmate de dosis toenam. Oorzaken
maar toch een veel voorkomende ciëntie. Respectievelijk betekende dit hiervoor zijn divers en een goed cau-
diagnose binnen onze patiëntenpo- een OR van 1,65 (95%-BI 1,58 tot 1,73) en saal verband is niet te vinden. Mede
pulatie. Een tekort aan vitamine B12 een OR van 1,25 (95%-BI 1,17 tot 1,34). hierom zijn geen harde adviezen te ge-
kan verschillende oorzaken hebben. Tevens was er een sterkere associatie ven. Voor ons in de spreekkamer is het
Een van de bekendere is pernicieuze wanneer een hogere dosis dan 1,5 PPI- van belang de voor- en nadelen tegen
anemie, maar ook gebruik van maag- pillen per dag werd ingenomen: OR elkaar af te wegen. ▪
beschermers blijkt een tekort te kun- 1,63 (95%-BI 1,48 tot 1,78); p = 0,007. Bart van Wijk
nen veroorzaken. Zij concludeerden dan ook dat er
Onderzoekers in Californië voerden een sterke, significante associatie is Lam R, et al. Proton pump inhibitor and hista-
een case-controleonderzoek uit, waar- tussen het gebruik van PPI’s of H2Ras mine 2 receptor antagonist use and vitamin
in zij keken naar de associatie tussen en een vitamine B12-deficiëntie. Bo- B12 deficiency. JAMA 2013;310:2435-42.
vitamine B12-deficiëntie en het ge- vendien blijkt dit verband onder jonge

Meteen fysio bij lage met een korte klachtenduur (< 7 dagen) rekening van de patiënt. Anno 2014 zou
maakten hier gebruik van. Het effect het interessant zijn de baten en kosten
rugpijn van de behandeling is niet meegeno- van directe toegankelijkheid van de
men in dit onderzoek. fysiotherapeut nogmaals te onderzoe-
Sinds 2006 is een verwijzing van de Patiënten weten hun weg naar de ken. ▪
huisarts niet meer nodig voor ver- fysiotherapeut dus ook zonder tussen­ Linda Bröker
goeding van een fysiotherapeutische komst van de huisarts te vinden. Of
behandeling. Veel mensen maken behandeling door een fysiotherapeut Scheele J, et al. Direct access to physical therapy
intussen gebruik van deze directe echt nodig is bij kortdurende lage rug- for patients with low back pain in the Nether-
toegankelijkheid. Voor lage rugpijn is pijn, is natuurlijk de vraag. Daarnaast lands: prevalence and predictors. Pys Ther
nu in kaart gebracht hoeveel precies: zijn de meeste behandelingen door de 2014;94:363-70.
iets meer dan de helft van de door een fysiotherapeut tegenwoordig voor eigen
fysiotherapeut behandelde patiënten
met pijn in de rug kwam hier terecht
zonder tussenkomst van de huisarts.
Voor dit onderzoek is gebruik ge-
maakt van de Landelijke Informatie-
voorziening Paramedische Zorg (LiPZ),
een representatief registratienetwerk
van het NIVEL, waarbij tijdens het on-
derzoek 100 fysiotherapeuten waren
aangesloten. Zij waren verdeeld over 40
fysiotherapiepraktijken. Jaarlijks zagen
zij circa 10.000 patiënten. Van 2006 tot
2009 is bijgehouden hoe patiënten met
lage rugpijn – met of zonder uitstraling
– bij de fysiotherapeut terechtkwamen.
Voor de wetswijziging in 2006 consul-
Foto: Joe Belanger/Shutterstock

teerde 28,9% van de patiënten de fysio-


therapeut zonder verwijzing van de
huisarts. Na 2006 nam dit percentage
geleidelijk toe tot 52,1% in 2009. Met
name hoger opgeleide patiënten, pa­
tiënten met recidiverende klachten en

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 223


journa al

Samen leren en doel was een nascholing te ontwik- opzichte van ouderenzorg.
kelen die zowel aansluit bij de kennis Kanttekeningen betroffen vooral
werken van de huisarts als bij die van de prak- de inhoud van het aangeboden pro-
tijkondersteuner. Ook werd gekeken gramma. Dat was, gezien de complexe
Een voorwaarde voor goede samen- naar uitvoerbaarheid, taakverdeling en thematiek, te kort en te compact. Ook
werking tussen partijen en het slagen verantwoordelijkheden. Het onderwerp was de informatievoorziening van
van een project is dat eenieder over was een preventieproject, waarbij de huisarts richting praktijkondersteuner
de juiste (en liefst dezelfde) informa- nadruk van behandeling van zieke ou- niet optimaal. De inhoud van het pro-
tie beschikt. In de eerste lijn is het deren verschoof naar het promoten van gramma behoeft dus nog aanpassing
aanbieden van nascholingen voor gezond oud worden. voor het op grotere schaal kan worden
huisarts en praktijkondersteuner of Tien huisartsen en 10 praktijkonder- ingezet. De samenwerking in deze pilot
praktijkassistent een voorbeeld van steuners uit Noord-Nederland namen was geslaagd te noemen en genereerde
zo’n samenwerkingsproject, met name deel. Zij doorliepen een programma meerwaarde voor taakverdeling en
op het gebied van complexe medische van vier gezamenlijke bijeenkomsten, verantwoordelijkheden van de deelne-
zorg. Dat lijkt efficiënt en voor de hand literatuuronderzoek en casusinbreng. mers. ▪
liggend, maar werkt het ook? Tijdens de pilot verschoof het zwaarte- Wilma Spinnewijn
In Groningen deden Barth Oeseburg punt van taken en verantwoordelijkhe-
et al. een pilot rond nut en haalbaar- den rondom het zorgplan, zoals beoogd, Oeseburg B, et al. Interprofessional education in
heid van zo’n gezamenlijke nascholing van huisarts naar praktijkondersteu- primary care for the elderly: a pilot study. BMC
(interprofessioneel leren) op het gebied ner. Als bijkomend voordeel hadden de Medical Education 2013;13:161.
van ouderenzorg in de eerste lijn. Het deelnemers een positievere houding ten

Geef ook milde rokers per dag) dan bij mensen die meer dan
10 sigaretten per dag nuttigden (OR in
stopadvies Nederland: 0,6; 95%-BI 0,5 tot 0,7; OR in
Engeland: 0,6; 95%-BI 0,6 tot 0,7). Voor
Huisartsen blijken geneigd te zijn om bepaalde ziekten, zoals longkanker,
milde rokers ook milder te wijzen op geldt: hoe minder sigaretten, hoe min-
het belang van stoppen met roken dan der kans. Voor cardiovasculaire aandoe-
zware rokers. Bovendien blijkt dat de ningen gaat dit echter zeker niet altijd
Nederlandse huisarts het roken bij op. Het risico daarop is niet afhankelijk
meer dan driekwart van de patiënten van het aantal gerookte sigaretten.
niet aanstipt tijdens het spreekuur. Een mogelijke verklaring van het
In Groot-Brittannië is hier meer aan- verschil tussen de Nederlandse en
dacht voor, zo blijkt uit Nederlands- Engelse huisartsen zien de auteurs
Brits onderzoek. in de goede en goedkope infrastruc-
Maastrichtse en Londense onder- tuur, waarvan Engelse rokers gebruik
zoekers concluderen dit na analyse van kunnen maken als ze willen stoppen
twee nationale enquêtes, uitgevoerd met roken. Nederlandse huisartsen
in Nederland en Engeland (februari en rokers worden hierin minder goed
2010-december 2011). In totaal vroegen gefaciliteerd. Een stopadvies van de
zij 7734 Nederlandse en 10.383 Engelse huisarts blijkt echter een belangrijke
rokers > 16 jaar die het afgelopen jaar bij drijfveer om te besluiten met roken op
de huisarts waren geweest, of die hen te houden. Des te meer reden om dit ad-
had gewezen op het belang van stoppen vies bij elk consult aan iedere roker mee
met roken. te geven. ▪
In Nederland bleek 22,6% (95%-BI Marissa Scherptong-Engbers
21,5 tot 23,7) van de rokers dit advies te
Foto: WimL/Shutterstock

hebben meegekregen, tegenover 58,9% Kotz D, et al. Light smokers are less likely to
(95%-BI 57,6 tot 60,2) van de Engelse ro- receive advice to quit from their GP than mode-
kers. Opvallend genoeg kwam het rook- rate-to-heavy smokers: a comparison of natio-
gedrag in beide landen minder vaak ter nal survey data from the Netherlands and Eng-
sprake bij milde rokers (< 10 sigaretten land. Eur J Gen Pract 2013;19:99-105.

224 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


journa al

Hoe lang duurt sentatie in de huisartspraktijk of op de


spoedeisende hulp in een welvarend
oorpijn? land. In totaal werden 48 onderzoeken
geïncludeerd.
Luchtweginfecties, waaronder otitis Het verschil in duur van de verschil-
media, zijn de meest voorkomende re- lende luchtweginfecties bleek groot. Het
den waarvoor kinderen bij de huisarts gerapporteerde aantal dagen waarna 90%
komen. Meestal gaan de klachten van- van de kinderen klachtenvrij was, bleek
zelf over, maar de vraag is natuurlijk: 7-8 dagen voor oorpijn, 2-7 voor keelpijn,
wanneer? Een goed antwoord hierop 2 dagen voor croup, 21 dagen voor bron-
is belangrijk, want als klachten langer chiolitis, 25 dagen voor hoesten en 15
duren dan de dokter aangeeft, is dit dagen voor verkoudheid. Helaas was het
vaak een reden om terug te komen en niet mogelijk om subgroepanalyses te
antibiotica te verwachten. doen voor verschillende leeftijden.
Thompson et al. deden als eersten Bovenstaande duur van verschillende
systematisch literatuuronderzoek om infecties kan de huisarts houvast bieden
deze vraag te beantwoorden met best bij het informeren van ouders. De gevon-
evidence en niet op basis van losse on- den duur van 15 dagen voor verkoudheid
derzoeken of expert opinion. De auteurs (waarvoor geen NHG-Standaard bestaat)
concluderen dat met name oorpijn en komt overeen met de vermelding op

Foto: Image Point Fr/Shutterstock


verkoudheid bij kinderen langer aan- thuisarts.nl dat verkoudheid soms een
houden dan internationale richtlijnen paar weken kan duren. Wat betreft bij-
momenteel aangeven. voorbeeld keelpijn en hoesten komt het
In totaal werden 22.182 referenties gevonden beloop goed overeen met de
bekeken in de zoektocht naar geschikte huidige NHG-Standaarden. ▪
onderzoeken (observationeel onderzoek Alma van de Pol
of de controlegroep van een gerando-
miseerde trial). Inclusiecriteria waren: Thompson M, et al. Duration of symptoms of
leeftijd < 18 jaar en rapportage van het respiratory tract infections in children: syste-
beloop van luchtweginfecties na pre- matic review. BMJ 2013;347:f7027.

Dyspnoe bij ouderen ken. Bovenstaande conclusies zijn dus verwijzing voor onderzoek naar on-
gebaseerd op één onderzoek onder 129 derliggende oorzaken zinvol is. Ook is
Kortademigheid komt frequent voor personen uit 4 Deense praktijken. Ge- het belangrijk om de prognose goed te
bij ouderen. Regelmatig is de onder- zien de variatie in vóórkomen tussen de kunnen inschatten en te weten welke
liggende oorzaak niet duidelijk. Meer andere onderzoeken, is de bruikbaar- verwachtingen de patiënt mag hebben.
kennis hierover zou in de praktijk zeer heid in de Nederlandse praktijk be- Juist in de eerste lijn is deze diagnosti-
welkom zijn. Yvonne van Mourik et al. perkt. Pulmonale oorzaken, met name sche kennis nodig voor complexe afwe-
deden hier (onder andere) onderzoek COPD, kwamen met 40% het meest voor. gingen, en het vrijwel ontbreken van
naar. Hun conclusie: kortademigheid Cardiale oorzaken, waaronder hart- wetenschappelijk bewijs op dit terrein
wordt in 60% van de gevallen veroor- falen, stonden met 20% op de tweede is een ernstig hiaat. ▪
zaakt door long- en cardiale aandoe- plaats, gevolgd door een combinatie Sjoerd Hobma
ningen, waarbij longaandoeningen van die twee (10%). Bij 12% werd geen
twee maal zo vaak de oorzaak zijn. oorzaak gevonden en bij 16% een andere Van Mourik Y, et al. Prevalence and underlying
Om te achterhalen wat de preva- oorzaak (obesitas). Opvallend was dat causes of dyspnoea in older people: a systematic
lentie is van dyspnoe bij ouderen (> 65 schildklierproblemen en vooral anemie review. Age Ageing 2014 [Epub ahead of print].
jaar) en wat de onderliggende oorza- ontbraken.
ken hiervan zijn, werd gekozen voor De auteurs pleiten voor meer onder-
systematisch literatuuronderzoek. Dit zoek, omdat zij vermoeden dat behan-
leverde een teleurstellend aantal ‘hits’ delbare oorzaken mogelijk onvoldoende De berichten, commentaren en reacties in het Journaal richten
op. Slechts 20 artikelen beschreven de ontdekt blijven. Terecht, maar niet zich op de wetenschappelijke en inhoudelijke kanten van het
vak. Bijdragen van lezers zijn van harte welkom (redactie@nhg.
prevalentie in de algemene populatie alleen daarom: vooral bij kwetsbare
org).
en slechts één onderzocht de oorza- ouderen is het een lastige afweging of

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 225


Corine den Engelsen, Bart Knottnerus, Geert-Jan Dinant

Het aiothotraject, 15 jaar na de start


O nd er zo ek

Samenvatting Doel van ons onderzoek was in kaart te brengen hoe het
Den Engelsen C, Knottnerus BJ, Dinant GJ. Het aiothotraject, 15 jaar na de aantal aiotho’s zich heeft ontwikkeld en welke bijdrage het
start. Huisarts Wet 2014;57(5):226-30. aiothotraject tot dusver heeft geleverd aan de wetenschap-
Achtergrond Sinds 1998 is het mogelijk om de huisartsopleiding pelijke ontwikkeling van de huisartsgeneeskunde. Daartoe
te combineren met promotieonderzoek als ‘arts in opleiding tot onderzochten wij het aantal gestarte en afgeronde aiothotra-
huisarts en onderzoeker’ (aiotho). Ons doel was in kaart te bren- jecten sinds 1998, het aantal wetenschappelijke publicaties
gen hoe het aantal aiotho’s zich heeft ontwikkeld en hoeveel zij door (voormalige) aiotho’s en het aantal bijdragen aan NHG-
bijdragen aan de wetenschappelijke ontwikkeling van de huis- richtlijnen. Tevens inventariseerden we de huidige werk-
artsgeneeskunde. zaamheden van voormalige aiotho’s.
Methode In de database van het landelijk aiothonetwerk bepaal-
den wij het totaal aantal aiothotrajecten tussen 1 januari 1998 en 1 Methode
juli 2012. In PubMed inventariseerden wij voor die periode het aan- Definities en dataverzameling
tal huisartsgeneeskundig relevante publicaties waarin aiotho’s Wij hanteerden de volgende definities:
een aandeel hadden, en op basis van NHG-gegevens gingen wij na ▪▪ aiotho’s zijn artsen die de huisartsopleiding volgen en daar-
hoeveel aiotho’s deelnamen aan NHG-richtlijnwerkgroepen. De bij promotieonderzoek doen, en ten minste één van beide
huidige werkzaamheden van oud-aiotho’s brachten wij in kaart onderdelen nog niet hebben afgerond;
met behulp van een vragenlijst. ▪▪ oud-aiotho’s zijn artsen die zowel de huisartsopleiding als
Resultaten Op 1 juli 2012 bevatte de database 81 aiotho’s en 34 hun promotieonderzoek met succes hebben afgerond;
oud-aiotho’s, naast 16 ex-aiotho’s die het onderzoek of de oplei- ▪▪ ex-aiotho’s zijn artsen die hun aiothotraject voortijdig heb-
ding voortijdig beëindigd hadden. Van de oud-aiotho’s waren er 33 ben beëindigd door hetzij te stoppen met de opleiding, het-
(96%) werkzaam als huisarts en 13 (39%) als onderzoeker. Van de zij met het promotieonderzoek;
ex-aiotho’s die voortijdig met hun onderzoek gestopt waren, was ▪▪ voormalige aiotho’s is de verzamelterm voor oud- en ex-aio-
het merendeel werkzaam als huisarts, geen enkele als onderzoe- tho’s.
ker. Zowel het aantal gestarte als het aantal met succes afgeronde
aiothotrajecten toonde een globaal stijgende lijn, tot respectieve- De aiotho’s hebben zich in 2008 verenigd in een landelijk net-
lijk 11 en 7 in 2011. Dat gold ook voor het aantal huisartsgeneeskun- werk, dat de gegevens van alle individuele aiotho’s verzamelt
dig relevante onderzoeksartikelen in PubMed met een aiotho als in een database. Op iedere universiteit fungeert één aiotho als
(co)auteur: 80 in de eerste helft van 2012. Aiotho’s hadden zitting contactpersoon die deze database bijhoudt en het bestuur van
in de richtlijnwerkgroepen van 13 (15%) NHG-richtlijnen die op 1 juli het netwerk tweemaal per jaar een overzicht stuurt van de
2012 gepubliceerd waren, en van 6 (38% ) richtlijnen die op dat aiotho’s op zijn instituut. Aan de huisartsgeneeskundige on-
moment in herziening waren. derzoeksafdelingen van de verschillende universiteiten heb-
Conclusie Aiotho’s leveren een groeiende bijdrage aan de weten- ben we een overzicht gevraagd van hun (oud)promovendi, om
schappelijke ontwikkeling van de huisartsgeneeskunde in Neder-
land. Om uitval uit het promotietraject te verminderen zou meer
aandacht kunnen uitgaan naar een goede onderzoeksopzet, een Wat is bekend?
reële planning en goede begeleiding. ▪▪ Sinds 1998 is het mogelijk om de huisartsopleiding te combi-
neren met promotieonderzoek als ‘arts in opleiding tot huisarts
Inleiding en onderzoeker’ (aiotho).

V
anuit het groeiende besef dat ook in de huisartsgeneeskun-
de wetenschappelijk onderzoek onontbeerlijk is,1 werd in Wat is nieuw?
1998 in Maastricht de mogelijkheid in het leven geroepen om de ▪▪ Op 1 juli 2012 waren er in Nederland 81 aiotho’s en 34 oud-
opleiding tot huisarts te combineren met promotieonderzoek aiotho’s actief.
als ‘arts in opleiding tot huisarts en onderzoeker’ (aiotho). Ne- ▪▪ Gezamenlijk hadden zij meegewerkt aan 491 gepubliceerde
derland liep daarmee internationaal voorop. De aiothotrajecten onderzoeksartikelen die relevant zijn voor de huisartsgenees-
zijn sindsdien in ons land steeds populairder geworden.2 kunde.
▪▪ Zij namen deel aan de richtlijnwerkgroepen van 13 gepubli-
ceerde NHG-richtlijnen en van 6 richtlijnen die in herziening
UMC Utrecht, Julius Center for Health Sciences and Primary Care, Huispostnummer STR. 6.131, waren.
Postbus 85500, 3508 GA Utrecht: dr. C. den Engelsen, arts in opleiding tot huisarts en onderzoeker.
AMC, afdeling Huisartsgeneeskunde, Amsterdam: dr. B.J. Knottnerus, huisarts en onderzoeker. ▪▪ Aiotho’s die het traject voortijdig beëindigen, verlaten het
Universiteit Maastricht, CAPHRI School for Public Health and Primary Care, vakgroep Huisartsge-
onderzoek voorgoed. Veel van deze uitval lijkt te voorkomen
neeskunde, Maastricht: prof.dr. G.J. Dinant, hoogleraar huisartsgeneeskunde • Correspondentie: ­
c.denengelsen-2@umcutrecht.nl • Mogelijke belangenverstrengeling: niets aangegeven. door een betere onderzoeksopzet, planning en begeleiding.

226 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


O nd er zo ek

ook de gegevens van de periode 1998-2008 compleet te krijgen. 2009. In de eerste helft van 2012 startten 9 aiotho’s met hun
Als er gegevens ontbraken, hebben we de betreffende aiotho promotieonderzoek. [Tabel 2] geeft de jaarlijkse ontwikkeling
aangeschreven. in getallen.
Op het meetmoment, 1 juli 2012, waren in totaal 35 promo-
Aantal gestarte en afgeronde aiothotrajecten tietrajecten met succes afgerond. De eerste aiotho promoveer-
Uit de aiothodatabase haalden wij gegevens met betrekking tot de in 2002, in de jaren 2008, 2010 en 2011 vonden er jaarlijks 7
de aantallen actieve, oud- en ex-aiotho’s, de start- en (verwach- promoties plaats.
te) einddatum van hun opleiding en hun promotieonderzoek. In [figuur 2] is het aantal huidige en oud-aiotho’s per uni-
versiteit te zien. In 2012 hadden Rotterdam (n = 10), Maastricht
Aantal huisartsgeneeskundig relevante publicaties (n = 9) en Nijmegen (n = 7) de grootste aantallen oud-aiotho’s.
Op PubMed zochten wij alle publicaties, tot 1 juli 2012, waar- Utrecht (n = 15), Rotterdam (n = 12) en Groningen (n = 12) had-
aan auteurs hebben bijgedragen die ooit aan een aiothotraject den de grootste aantallen actieve aiotho’s.
zijn begonnen. Wij excludeerden artikelen die werden gepu-
bliceerd voor aanvang van het aiothotraject en niet-originele Aantal huisartsgeneeskundig relevante publicaties
onderzoeksartikelen (beschouwingen, nascholingen, opinies, Op 1 juli 2012 hadden de 131 aiotho’s, oud-aiotho’s en ex-aio-
brieven en commentaren). Twee auteurs (CdE en BJK) beoor- tho’s meegewerkt aan in totaal 516 originele onderzoeksarti-
deelden, op basis van titel en abstract, onafhankelijk van kelen, waarvan er 491 huisartsgeneeskundig relevant waren.
elkaar de huisartsgeneeskundige relevantie van de geselec- De overige 25 artikelen hadden betrekking op experimenteel
teerde artikelen. Om te worden geïncludeerd moest het on- dier- of laboratoriumonderzoek (n = 11), op tweede- of derde-
derzoek zijn uitgevoerd binnen de huisartsenpraktijk of van lijnsonderwerpen (n = 10), of waren uitgevoerd in niet-wester-
belang zijn voor de huisartsgeneeskundige zorg in Nederland. se landen (n = 4).
Als niet relevant voor de huisartsgeneeskunde beschouwden De eerste publicaties waaraan aiotho’s meewerkten, ver-
zij experimenteel dier- of laboratoriumonderzoek, onderzoek schenen in 2000. Sindsdien is er een duidelijk stijgende trend
naar zeer zeldzame aandoeningen die alleen in de tweede
of derde lijn behandeld worden, en onderzoek uitgevoerd in Abstract
niet-westerse landen. Wanneer het oordeel van de twee be- Den Engelsen C, Knottnerus BJ, Dinant GJ. The general practice medicine/research training
oordelaars over de huisartsgeneeskundige relevantie van een programme 15 years on. Huisarts Wet 2014;57(5):226-30.
artikel verschilde, kwamen zij op basis van consensus tot een Background Since 1998, medical students have been able to combine their vocatio-
eindoordeel. nal training in general practice with research leading to a PhD degree, the so-called
Voor ieder kalenderjaar scoorden wij het totale aantal ge- ‘aiotho’ training programme. The aim of this study was to investigate the further
vonden relevante artikelen. Een artikel dat meer dan één aio- careers of a number of these aiotho students and how they have contributed to the
tho als auteur had, telde slechts één keer mee. development of general practice.
Method Using the database of the national aiotho network, data from 1 January 1998
Betrokkenheid bij NHG-richtlijnen to 1 July 2012 were retrieved on the number of students who had started and com-
Voor iedere gepubliceerde NHG-richtlijn telden we het aantal pleted the aiotho programme, the number of articles in PubMed relevant to general
voormalige en huidige aiotho’s dat zitting had in de betref- practice published by former aiotho students, and the number of former aiotho stu-
fende werkgroep. Voor de richtlijnen die op 1 juli 2012 in ont- dents who had contributed to the development of guidelines published by the Dutch
wikkeling waren, deden we hetzelfde op basis van een van het College of General Practitioners (NHG). A questionnaire was used to determine the
NHG verkregen overzicht. current activities of former aiotho students.
Results On 1 July 2012, the database contained information on 81 aiothos and 34
Werkzaamheden van voormalige aiotho’s former aiothos; 16 other students had stopped their study prematurely. Of the for-
We stuurden alle oud- en ex-aiotho’s een vragenlijst waarin mer aiotho students, 33 (96%) worked in general practice and 13 (39%) in research.
we vroegen naar hun huidige werkzaamheden (huisarts, on- None of the students who stopped their study prematurely were in research; most
derzoeker, overig). were general practitioners. The number of students who had started and completed
their study increased from 1998 to 2012, by 11 and 7 per year, respectively. The same
Resultaten was true for the number of relevant publications with former aiotho students as
Aantal gestarte en afgeronde aiothotrajecten author or co-author: 10 in 2000 and 80 in the first 6 months of 2012. Former aiotho
Op 1 juli 2012 telden we 81 aiotho’s, 34 oud-aiotho’s en 16 ex- students were involved in the publication of 15% of the NHG guidelines and in 38% of
aiotho’s [tabel 1]. the guidelines currently under revision.
Tot en met 2012 bepaalden we in ieder kalenderjaar het Conclusion Since the aiotho programme started in 1998, the number of students
aantal gestarte en het aantal afgeronde promotieonderzoe- who started and completed the programme, the number of relevant publications by
ken, en voor de jaren 2013-2015 het aantal verwachte promoties former aiotho students, and the number of former aiotho students who participated
op basis van de reeds gestarte trajecten. [Figuur 1] laat zien in the development of NHG guidelines have increased. The aiotho programme ap-
dat het aantal gestarte promotieonderzoeken is gestegen van pears to deliver a substantial contribution to the development of general practice
6 in 1998 naar 11 in 2011, met pieken van 17 in 2008 en 20 in medicine and primary care in the Netherlands.

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 227


O nd er zo ek

Figuur 1 Aantal gestarte (n = 115) en met succes afgeronde (n = 35) promotieonderzoeken bin-
nen het aiothotraject tussen 1998 en 2012, en de nog te verwachten promoties tussen juli was het onderwerp gerelateerd aan het promotieonderzoek
2012 en december 2015 (n = 68) van de aiotho’s. In 5 werkgroepen was 1 aiotho actief, 1 werk-
groep telde 2 aiotho’s.
30

Werkzaamheden van oud-aiotho’s


25
Van de 34 aangeschreven oud-aiotho’s stuurden er 28 (82,4%)
een ingevulde vragenlijst terug. [Figuur 4] laat hun werk-
20
zaamheden zien: 27 (96,4%) waren werkzaam als huisarts, ge-
middeld voor 0,6 fte (variërend van 0,1 tot 1,0); 11 (39,3%) waren
15
gestart werkzaam als onderzoeker, gemiddeld voor 0,3 fte (variërend

afgerond
van 0,2 tot 0,5); 14 (50,0%) hadden andere werkzaamheden, zo-
10
als onderwijs en beleidsfuncties, gemiddeld voor 0,3 fte (vari-
ërend van 0,05 tot 0,8).
5

Werkzaamheden van ex-aiotho’s


0
Van de 16 aangeschreven ex-aiotho’s stuurden er 14 (88%) een
1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015
ingevulde vragenlijst terug, onder wie de 4 ex-aiotho’s die hun
huisartsopleiding voortijdig beëindigd hadden. Van deze 4
waren er 2 werkzaam als onderzoeker binnen de huisartsge-
zichtbaar in het jaarlijks aantal publicaties [figuur 3]. Tussen neeskunde en 1 binnen het huisartsgeneeskundig onderwijs.
januari en juli 2012 traceerden wij in PubMed 80 artikelen, dat De vierde had de huisartsopleiding verruild voor de opleiding
is meer dan het totaal over 2011. tot specialist ouderengeneeskunde.
Van de 12 aangeschreven ex-aiotho’s die voortijdig hun pro-
Betrokkenheid bij NHG-richtlijnen motieonderzoek beëindigd hadden, stuurden er 10 een inge-
Op 1 juli 2012 waren er 89 NHG-richtlijnen gepubliceerd. Bij vulde vragenlijst terug: 6 waren werkzaam als huisarts, 1 was
in totaal 13 richtlijnen (15%) waren 8 verschillende aiotho’s be- werkzaam als huisarts en docent, 2 waren nog in opleiding en
trokken, waaronder 3 ex-aiotho’s, 4 oud-aiotho’s en 1 aiotho die 1 was na de opleiding tot huisarts begonnen aan een andere
nog niet gepromoveerd was. Bij 10 van de 13 richtlijnen was opleiding tot medisch specialist. Geen van hen was nog werk-
het onderwerp gerelateerd aan het promotieonderzoek van de zaam als onderzoeker.
betreffende aiotho. Van de 8 respondenten die aangaven waarom ze hun pro-
Op 1 juli 2012 waren er 21 richtlijnen in herziening, voor 13 motieonderzoek beëindigd hadden, noemden er 3 factoren in
daarvan was reeds een werkgroep geformeerd en aan 6 daar- de privésfeer, bij 3 anderen liep het onderzoek niet goed en 2
van (46%) namen in totaal 7 aiotho’s deel, van wie 5 oud-aiotho’s noemden een gebrek aan begeleiding. Zij rapporteerden ook
en 2 nog niet gepromoveerde aiotho’s. Bij al deze 6 richtlijnen andere factoren: 4 ex-aiotho’s noemden tijdgebrek of pla-
ningsproblemen in combinatie met de opleiding, 2 ex-aiotho’s
Tabel 1 Aantallen aiotho’s, oud-aiotho’s en ex-aiotho’s en geslachtsver- bleken onderzoek doen niet zo leuk te vinden als ze hadden
deling per 1 juli 2012 verwacht.
Van de 7 ex-aiotho’s die de vraag beantwoordden of de voor-
n vrouw
tijdige beëindiging in hun ogen te voorkomen was geweest,
Aiotho’s 81 68%
▪▪ opleiding en onderzoek nog niet afgerond 61 74% gaven er 5 aan dat dit inderdaad het geval was. Als factoren
▪▪ opleiding afgerond 19 58% die hadden kunnen helpen noemden zij betere opzet van het
▪▪ onderzoek afgerond 1 0% onderzoek, reëlere planning en betere begeleiding.
Oud-aiotho’s 34 53%
Ex-aiotho’s 16 75% Beschouwing
▪▪ gestopt met opleiding 4 75% Doel van ons onderzoek was de groei van het aantal aiotho’s
▪▪ gestopt met onderzoek 12 75% weer te geven en in kaart te brengen in hoeverre het aiotho-

Tabel 2 Ontwikkeling van het aantal aiotho-onderzoekstrajecten, 1998-2012

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Gestart 6 1 5 3 6 5 3 8 7 7 17 20 7 11 9
Bezig 6 7 12 14 20 24 23 29 36 36 49 62 62 71
Afgerond 1 1 2 6 8 8 15 19 26 33 35
Totaal 6 7 12 15 21 26 29 37 44 51 68 88 95 106 115

Promotieonderzoeken, gestart en afgerond binnen het aiothotraject tussen januari 1998 en juli 2012. Van de 131 gestarte aiothotrajecten werden er 16
voortijdig gestaakt. Vier ex-aiotho’s promoveerden buiten het aiothotraject.

228 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


O nd er zo ek

Figuur 2 Aantallen actieve en oud-aiotho’s per instituut, per 1 juli 2012


traject een bijdrage levert aan de wetenschappelijke ontwik-
keling van de huisartsgeneeskunde.
16
Sinds de invoering van het aiothotraject is het aantal ge-
starte promotieonderzoeken geleidelijk gestegen. In 2011 14

startten 11 aiotho’s met hun promotieonderzoek, in de eerste 12


helft van 2012 waren dat er 9. De pieken van 17 promotieonder-
10
zoeken in 2008 en 20 in 2009 kunnen voor een deel verklaard
worden doordat de SBOH in die jaren geld beschikbaar stelde 8
aan alle huisartsopleidingen voor 2 (extra) aiotho’s. Ook de op- actief
6
richting van het landelijk aiothonetwerk in 2008 kan een rol
oud-aiotho’s
hebben gespeeld, onder andere doordat aiotho’s een duidelij- 4
kere vertegenwoordiging kregen in de Landelijke Organisatie
2
voor Aspirant Huisartsen (LOVAH) en gingen deelnemen aan
het Interfacultair Overleg Huisartsgeneeskunde-Research 0

(IOH-R). Dit alles vergrootte de naamsbekendheid van het aio-

mc
en

ht
vA

ht

m
ide

ge

rec
rda
ric
ing
C-U

VU
thotraject.

me
Le

ast

Ut
tte
on
AM

Nij
Ma

Ro
Gr
Het aantal huisartsgeneeskundige publicaties door aio-
tho’s toont een duidelijk stijgende lijn. Voor een deel komt
dat doordat wij niet alleen publicaties door huidige aiotho’s, wijzen. Ten eerste zijn niet alle mensen die tijdens hun huis-
maar ook die van oud- en ex-aiotho’s geïncludeerd hebben. artsopleiding promotieonderzoek doen ook in dienst van de
Wij zijn van mening dat ook deze publicaties kunnen worden SBOH. Een tweede reden is dat onze definitie ruimer is dan die
gerekend tot de bijdrage van het aiothotraject aan de weten- van de SBOH: wij noemen iemand een aiotho tot het moment
schappelijke ontwikkeling van de huisartsgeneeskunde. Een dat zowel de huisartsopleiding als het promotieonderzoek zijn
eerder onderzoek rapporteerde 108 publicaties van originele afgerond, bij de SBOH houdt het dienstverband van een aiotho
onderzoeksartikelen door huisartsen-in-opleiding in de pe- op zodra de huisartsopleiding is beëindigd, ongeacht de status
riode 2000-2005.2 Wij kwamen voor de genoemde periode tot van het promotieonderzoek.
slechts 93 publicaties, hoewel wij ook publicaties door oud- en
ex-aiotho’s meetelden. Dit komt wellicht doordat wij uitslui- Beperkingen
tend huisartsgeneeskundig relevante artikelen includeer- Onze methode kan op drie manieren tot onderschatting van
den en alleen in Pubmed hebben gezocht, waarin artikelen het aantal huisartsgeneeskundig relevante publicaties heb-
uit bijvoorbeeld Huisarts en Wetenschap niet geïndexeerd wor- ben geleid. Ten eerste is het niet uit te sluiten dat een aantal
den. artikelen ten onrechte terzijde is gelegd, ten tweede zijn alle
Ook de deelname van aiotho’s aan NHG-richtlijnen stijgt: niet-onderzoeksartikelen geëxcludeerd – zoals beschouwin-
van de in 2012 reeds gepubliceerde richtlijnen had 15% een gen, nascholingen, opinies, brieven en commentaren – en ten
aiotho in de werkgroep, van de richtlijnen die op dat moment derde hebben wij uitsluitend gezocht in PubMed, zodat publi-
herzien werden was dat 46%. caties in niet door PubMed geïndexeerde tijdschriften zoals
Vrijwel alle oud-aiotho’s (96%) waren werkzaam als huis- Huisarts en Wetenschap niet zijn meegeteld. Tegen dat laatste
arts, 39% was werkzaam als onderzoeker en 50% had daarnaast kan worden ingebracht dat de meeste onderzoeksartikelen in
nevenactiviteiten, met name in het onderwijs. Van de 17 oud-
Figuur 3 Gepubliceerde huisartsgeneeskundig relevante onderzoeksar-
aiotho’s die ten tijde van ons onderzoek niet meer actief waren
tikelen door aiotho’s, oud-aiotho’s en ex-aiotho’s, 2000-2012
als onderzoeker, leverden er 8 via deze nevenfunctie alsnog
een bijdrage aan de wetenschappelijke ontwikkeling van de
90
huisartsgeneeskunde.
80
Geen van de ex-aiotho’s was nog werkzaam als onderzoe-
ker. De helft van hen was van mening dat de voortijdige be- 70

ëindiging van hun promotietraject voorkomen had kunnen 60

worden. Hier lijkt winst te behalen, onder andere door reëlere 50


planning en betere begeleiding. 40

30
Vergelijking met SBOH-cijfers
20
Omdat ook de SBOH, de werkgever van huisartsen in oplei-
ding, het aantal aiotho’s bijhoudt, hebben wij hun cijfers ver- 10

geleken met die uit het aiothonetwerk. Waar wij medio 2012 81 0

actieve aiotho’s telden, waren er in 2011 slechts 52 aiotho’s in


10

12
00

02

03

04

05

06

08

09
0

1
0

20
20

20

20

20

20

20

20

20

20

20

20

20

dienst bij de SBOH.3 Voor dit verschil zijn twee oorzaken aan te

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 229


O nd er zo ek

deze tijdschriften dubbelpublicaties zijn, dus waarschijnlijk Figuur 4 Werkzaamheden van oud-aiotho’s
eerst elders gepubliceerd zijn.
De eerstgenoemde beperking berust op het feit dat wij al- Huisarts
3%
leen die artikelen hebben geïncludeerd die wij huisartsgenees-
kundig relevant achtten. Wij waren ons ervan bewust dat zo’n 18% Huisarts en andere
selectie noodzakelijkerwijs arbitrair is, omdat er geen harde 32% werkzaamheden*

criteria zijn voor huisartsgeneeskundige relevantie. Een alter-


natieve zoekstrategie, ontleend aan een Engels bibliometrisch Huisarts en onderzoeker
onderzoek naar huisartsgeneeskundig relevante artikelen in
18%
vijf landen, 4 leverde echter een substantieel aantal duidelijk Huisarts, onderzoeker en
niet-huisartsgeneeskundige artikelen op. Daarom hebben wij andere werkzaamheden*
toch vastgehouden aan onze oorspronkelijke analyse.
Dit alternatieve bibliometrische onderzoek zou wel een 29%
Onderzoeker en andere
werkzaamheden*
goed uitgangspunt kunnen zijn voor een vergelijking van het
aantal aiothopublicaties met de totale wetenschappelijke * Van de 28 respondenten hadden er 14 andere werkzaamheden naast hun
output in de Nederlandse huisartsgeneeskunde. De resul- werk als huisarts en/of onderzoeker. Het ging daarbij om onderwijs (n = 9),
taten bleken echter niet reproduceerbaar als gevolg van on- bestuur, coördinatie en advies.

duidelijkheden in de definities van huisartsgeneeskundige


relevantie en huisartsgeneeskundige affiliaties – het was kunde nader te bepalen, bijvoorbeeld aan de hand van het
bijvoorbeeld niet duidelijk of multidisciplinaire onderzoeks- aantal citaties in richtlijnen. Als zou blijken dat bepaalde stu-
afdelingen als behorend tot de huisartsgeneeskunde werden diekenmerken leiden tot relevantere resultaten, dan zou men
beschouwd. daar rekening mee kunnen houden bij de invulling van toe-
komstige aiothotrajecten.
Aanbevelingen Gezien de inmiddels opgedane ervaring is Nederland het
Als vervolg op dit kwantitatieve onderzoek kan het zinvol zijn aangewezen land om het voortouw te nemen in het opzetten
om de bijdrage van specifieke studies en aiothotrajecten aan van internationale aiothotrajecten. Een goed voorbeeld is een
de wetenschappelijke ontwikkeling van de huisartsgenees- recent opgezet samenwerkingsverband tussen de Universiteit
Maastricht en de University of Melbourne (Australië).

Conclusie
Sinds de start van het eerste aiothotraject in 1998 stijgt het
aantal gestarte promotietrajecten, het aantal promoties, het
aantal gepubliceerde artikelen en het aantal deelnames aan
richtlijncommissies door aiotho’s. Aiotho’s leveren een toe-
nemende bijdrage aan de wetenschappelijke ontwikkeling
van de huisartsgeneeskunde in Nederland. Een goede onder-
zoeksopzet, een reële tijdsplanning en een goede begeleiding
kunnen het aantal aiotho’s dat actief blijft in de wetenschap
mogelijk verhogen.

Dankbetuiging
De auteurs danken de (oud-)bestuursleden van het aiothonet-
werk voor het opzetten en bijhouden van de aiothodatabase en
Hans Schmidt van de SBOH voor het aanleveren van de SBOH-
cijfers en het becommentariëren van het conceptartikel. ▪

Literatuur
Foto: Shutterstock/David Pino Photography

1 Del Mar C, Askew D. Building family/general practice research capacity.


Ann Fam Med 2004;2 Suppl 2:S35-40.
2 Olde Hartman TC, Poels PJ, Licht-Strunk E, Van Weel C. Combining vocati-
onal and research training. Aust Fam Physician 2008;37:486-8.
3 SBOH sociaal jaarverslag 2011: Opleiding huisartsen & specialisten oude-
rengeneeskunde. Utrecht: SBOH, 2012.
4 Glanville J, Kendrick T, McNally R, Campbell J, Hobbs FD. Research output
on primary care in Australia, Canada, Germany, the Netherlands, the Uni-
ted Kingdom, and the United States: bibliometric analysis. BMJ
2011;342:d1028.

230 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


Het verschil fout van 10 mmHg. Nu zijn we slechts blootstelling aan oxytocine, enzovoort

Co l u m n
tussen A en B
1 standaardfout van 0 verwijderd, dus enzovoort. Alleen gehaaide huisartsen,
het effect is zeker niet significant (p = die trappen er niet meer in. ▪
0,32). Het verschil is evident – kunnen Hans van Maanen
Uit onderzoek blijkt, om maar wat te wij daarom besluiten voortaan middel
noemen, dat bloeddrukverlager A de A te gebruiken en middel B te laten voor Literatuur
bloeddruk significant verlaagt, terwijl wat het is? 1 Bero L, Oostvogel F, Bacchetti P, Lee K. Factors
bloeddrukverlager B daar niet in slaagt. Nee, dat kunnen we niet. Het ver- associated with findings of published trials of
drug-drug comparisons: why some statins ap-
Welke conclusie verbindt de gehaaide schil tussen A en B is namelijk niet sta- pear more efficacious than others. PLoS Med
2007;4:e184.
huisarts daaraan? tistisch significant. Dat verschil komt
2 Gelman A, Stern H. The difference between
Allereerst natuurlijk dat de verge- immers uit op 25 - 10 = 15 mmHg, maar “significant” and “not significant” is not itself
statistically significant. Am Stat 2006;60:328-
lijking wel zal zijn uitgevoerd door de de standaardfout is volgens de stelling
31.
fabrikant van middel A, en niet door de van Pythagoras 14,14 mmHg. Die 15 3 Nieuwenhuis S, Forstmann BU, Wagenmakers
EJ. Erroneous analyses of interactions in neu­
fabrikant van B of door onafhankelijke mmHg zit dus eveneens amper 1 stan- roscience: a problem of significance. Nat Neu­
onderzoekers. Daar heeft de huisarts daardfout van de nul, p = 0,29). Gelman rosci 2011;14:1105-7.

ook wel wetenschappelijke reden toe: en Stern zijn in hun titel natuurlijk wat
een al wat ouder, maar nog steeds spec- te stellig – het verschil kan zo groot Hans van Maanen is wetenschapsjournalist.
taculair onderzoek uit 2007 liet zien zijn dat het weer wel significant wordt
dat zoiets bij cholesterolverlagers in – maar de boodschap is duidelijk: om
ieder geval wel opgaat.1 Trials waarin te bekijken of het verschil tussen een
statines direct met elkaar werden significante en een niet-significante
vergeleken, vallen significant vaker uitslag significant is, is een aparte sig-
(oddsratio 34,6; 95%-BI 7,1 tot 168) in het nificantietoets nodig.
voordeel van het middel van de spon- Die boodschap klinkt, als je het zo
sor uit. ‘Deze vertekening moet bij de zegt, wat triviaal, maar dat blijkt hij
besluitvorming in overweging worden bepaald niet te zijn. De Amsterdamse
genomen,’ schrijven de onderzoekers neurowetenschapper Sander Nieuwen-
droogjes. huis moest eens, voor Nature Neurosci-
Maar dat bedoelen we hier niet. Er ence, twee manuscripten beoordelen.
is nog iets anders waaraan gehaaide In beide werd dezelfde fout gemaakt:
huisartsen moeten denken bij al dit een of ander effect was bijvoorbeeld bij
soort vergelijkingen. Het lijkt eenvou- gemuteerde muizen significant en bij
dig, maar dat blijkt het, althans voor controlemuizen niet, waarna de onder-
veel onderzoekers, bepaald niet te zijn: zoekers concludeerden dat er verschil
het feit dat middel A de bloeddruk sig- was tussen muizen met en zonder
nificant verlaagt en middel B niet, bete- mutatie. Van het een kwam het ander,
kent niet dat middel A significant beter en op uitnodiging van het tijdschrift
is dan middel B. ‘Het verschil tussen ploegde hij met collega’s 513 neurowe-
‘significant’ en ‘niet-significant’ is niet tenschappelijke artikelen in de grote
zelf significant,’ zoals statistici Andrew bladen door.3 In 157 artikelen werden
Gelman en Hal Stern het ooit verwoord- effecten vergeleken: 78 hanteerden de
den.2 Heel toevallig gebruiken zij ook juiste methode, 79 de onjuiste. Als toe-
bloeddrukverlagers als voorbeeld. gift namen ze een steekproef uit twee
Stel: het ene onderzoek, met middel jaargangen Nature Neuroscience zelf; ze
A, vindt een bloeddrukverlaging van 25 vonden geen enkel onderzoek dat de
mmHg met een standaardfout van 10 juiste procedure volgde en meer dan
mmHg. Als de nulhypothese was dat twintig die significantieniveaus verge-
we geen effect verwachtten, dan zitten leken zoals het niet moet.
we 25/10 = 2,5 standaardfout verwijderd Wie er eenmaal op bedacht is, ziet
van de nul, dus we hebben een duidelijk de fout voortdurend opduiken in elk
significant resultaat (p = 0,012, voor wie vakgebied – bij het vergelijken van mid-
het weten wil). Met middel B zijn we del en placebo, het effect van vrouwen-
minder gelukkig: daar vinden we in een tranen op mannenlust, het voorspellen
even goed onderzoek slechts 10 mmHg van gedrag op grond van verschillen
verlaging met eveneens een standaard- in muzieksmaak, knuffelen voor en na

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 231


Nynke Scherpbier-de Haan, Gerald Vervoort, Chris van Weel, Jozé Braspenning, Jan Mulder, Jack Wetzels, Wim de Grauw

Een samenwerkingsmodel voor patiënten met chronische nierschade


O nd er zo ek

Samenvatting Inleiding

C
Scherpbier-de Haan ND, Vervoort GM, Van Weel C, Braspenning JC, hronische nierschade komt veel voor bij patiënten met di-
Mulder J, Wetzels JF, De Grauw WJ. Een samenwerkingsmodel voor pa- abetes of hypertensie binnen de eerste lijn. In zeldzame
tiënten met chronische nierschade. Huisarts Wet 2014;57(5):232-5. gevallen kan nierschade leiden tot terminaal nierfalen. Een
Achtergrond In de eerste lijn komt chronische nierschade onder dagelijkse zorg is vooral dat chronische nierschade het cardio-
patiënten met diabetes of hypertensie veel voor. Deze cardiovas- vasculaire risico verhoogt.1 Tijdig cardiovasculair risicoma-
culaire risicofactor wordt echter vaak onvoldoende aangepakt. nagement kan de achteruitgang van de nierfunctie vertragen
Een samenwerkingsmodel waarin huisartsen en praktijkonder- en de incidentie van cardiovasculaire aandoeningen bij deze
steuners via internet een nefroloog kunnen consulteren, zou dat patiënten verlagen. Er zijn duidelijke richtlijnen voor de be-
kunnen verbeteren. handeling van chronische nierschade, maar de implementa-
Methode Wij voerden een cluster-RCT uit in negen huisartsen- tie daarvan in de eerste lijn is matig.2-4
praktijken, onder patiënten met diabetes of hypertensie en chro- Wij hebben voor patiënten met chronische nierschade in de
nische nierschade (geschatte glomerulaire filtratiesnelheid eerste lijn een model van gedeelde zorg ontwikkeld waarin de
< 60ml/min/1,73 m2), Vijf praktijken pasten een jaar lang het sa- praktijkondersteuner (POH) fungeert als centraal aanspreek-
menwerkingsmodel toe en vier praktijken leverden reguliere punt en zo nodig een nefroloog en nefrologieverpleegkundige
zorg. Onze belangrijkste uitkomstmaten waren de gemiddelde kan consulteren. In een cluster-RCT hebben we getest of dit
bloeddrukverlaging en het percentage deelnemers dat de streef- model leidde tot verbetering – in termen van bloeddrukverla-
bloeddruk (≤ 130/80 mmHg) bereikte. ging – voor patiënten met diabetes of hypertensie en chroni-
Resultaten Wij analyseerden de gegevens van 90 patiënten in sche nierschade.
de interventiegroep en 74 in de controlegroep. De kans dat een
patiënt een systolische bloeddruk van 130 mmHg bereikte, was in Methode
de interventiegroep 2,9 keer zo groot als in de controlegroep Aan het onderzoek deden negen huisartsenpraktijken mee
(95%-BI 1,4 tot 5,8), de kans op een diastolische bloeddruk van 90 van het Nijmeegs Monitoring Project (NMP) van de afdeling
mmHg was 2,5 keer zo groot (95%-BI 1,3 tot 4,7). In de interven- Eerstelijnsgeneeskunde van Radboudumc, met in totaal 54.231
tiegroep nam de systolische bloeddruk af met 8,1 mmHg (95%-BI patiënten. De zorg voor patiënten met diabetes en hypertensie
4,8 tot 11,3), de diastolische met 1,1 mmHg (95%-BI –1,0 tot 3,2), verloopt in deze praktijken strak volgens de NHG-Standaar-
tegenover –0,2 mmHg (95%-BI –3,8 tot 3,3) respectievelijk –0,5 den en met ondersteuning van POH’s.
mmHg (95%-BI –2,9 tot 1,8) in de controlegroep. In de interven- Wij includeerden patiënten > 18 jaar die bij de huisarts on-
tiegroep lag bovendien het gebruik van lipidenverlagende mid- der behandeling waren wegens hypertensie of type-2-diabe-
delen, RAS-remmers en vitamine D hoger en waren de concen- tes en die een (met de MDRD-formule) geschatte glomerulaire
traties parathormoon lager. filtratiesnelheid (eGFR) hadden lager dan 60 ml/min/1,73 m2.
Conclusie Een samenwerkingsmodel waarin huisarts, prak- Ernstige medische of psychiatrische aandoeningen, drugs- of
tijkondersteuner en nefroloog samenwerken in de begeleiding alcoholmisbruik of tweedelijns nefrologische zorg in het afge-
van patiënten met diabetes of hypertensie en chronische nier- lopen jaar waren redenen voor exclusie.
schade, leidt tot een significant lagere systolische bloeddruk dan Omdat de interventie de organisatie van de praktijk betrof,
reguliere zorg. werden de deelnemers gerandomiseerd per huisartsenprak-
tijk. De interventiepraktijken nodigden patiënten tijdens hun
gebruikelijke controleafspraak uit om deel te nemen, tot er
minimaal 20 en maximaal 28 patiënten per praktijk geïnclu-

Radboudumc, afdeling Eerstelijnsgeneeskunde, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen: dr. N.D. Scherp- Wat is bekend?
bier-de Haan, huisarts, hoofd Eerstelijnsvervolgopleidingen; prof.dr. C. van Weel, emeritus hoofdle-
raar Huisartsgeneeskunde (tevens Australian Primary Health Care Research Institute, Canberra, ▪▪ Chronische nierschade komt veel voor bij patiënten met dia-
Australia); J. Mulder, statisticus; dr. W.J.C. de Grauw, huisarts-onderzoeker. Radboudumc, afdeling betes mellitus of hypertensie. Dit gaat gepaard met hoge cardio-
Nefrologie: dr. G.M.M. Vervoort, nefroloog; prof.dr. J.F.M. Wetzels, nefroloog. Radboudumc, IQ
­Healthcare: dr. J.C.C. Braspenning, senior onderzoeker • Correspondentie: nynke.scherpbier-de- vasculaire morbiditeit en mortaliteit.
haan@radboudumc.nl • Mogelijke belangenverstrengeling: Nierstichting Nederland heeft dit on-
derzoek gefinancierd (PV 35). Jack Wetzels heeft bij andere gelegenheden subsidie ontvangen van
Amgen, Genzyme en Pfizer. De afdeling Eerstelijnsgeneeskunde van Radboudumc ontving subsidie Wat is nieuw?
van Amgen voor de Contact-studie (implementatie van telenefrologie).
▪▪ Een samenwerkingsmodel tussen huisarts, praktijkonder-
Dit artikel werd eerder gepubliceerd als Scherpbier-de Haan ND, Vervoort GM, Van Weel C, Bras- steuner en nefroloog is een effectieve manier om de bloeddruk
penning JC, Mulder J, Wetzels JF, De Grauw WJ. Effect of shared care on blood pressure in patients
with chronic kidney disease: a cluster randomised controlled trial. Br J Gen Pract 2013;63:798-806.
te verlagen bij patiënten met diabetes of hypertensie die ook
Publicatie gebeurt met toestemming van de uitgever. chronische nierschade hebben.

232 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


O nd er zo ek

deerd waren. Om definitief te kunnen deelnemen, moesten Tabel 1 Patiëntkenmerken bij aanvang van het onderzoek, zoals vermeld in het elektronisch
patiëntendossier
de patiënten schriftelijk hun informed consent geven en bij een
tweede meting opnieuw een eGFR < 60 ml/min/1,73 m2 heb- Controlegroep Interventiegroep
ben. In de controlepraktijken werden deelnemers aan het be- Man, n (%) 39 (52,7%) 34 (37,8%)
gin van het onderzoek geïdentificeerd. Om te voorkomen dat Leeftijd, jaren (SD) 72,4 (8,2) 73,9 (8,0)
zij tijdens het onderzoek toch een andere dan de gebruikelijke Serumcreatinine, μmol/l (SD) 117,6 (21,2) 109,0 (24,9)

behandeling zouden krijgen, werd de controlepersonen pas eGFR, ml/min/1,73 m2 (SD) 50,0 (6,7) 49,1 (7,9)
Systolische spreekuurbloeddruk, mmHg* 142,5 (15,1) 142,7 (17,6)
aan het eind van het onderzoek gevraagd om informed con-
Diastolische spreekuurbloeddruk, mmHg* 80,4 (8,2) 74,9 (9,2)
sent.
Comorbiditeit (%)†
De interventie bestond uit een training voor huisartsen en
diabetes mellitus 35,1% 37,8%
POH’s in de interventiepraktijken, gestructureerde zorg ver-
hypertensie 93,2% 90,0%
leend door de POH en de mogelijkheid om advies te vragen aan myocardinfarct 5,4% 13,3%
een nefrologisch team. De trainingen werden gegeven door hartfalen 4,1% 5,6%
een nefroloog en een nefrologieverpleegkundige. Bloeddruk- TIA 8,1% 6,7%
meting en bloeddrukverlaging, proteïnurie, cholesterolver- CVA 8,1% 11,1%
laging, bloedglucoseregulatie en leefstijladviezen waren de perifeer arterieel vaatlijden 6,7% 14,4%
belangrijkste aandachtspunten tijdens de training. Een pro- CVA=cerebrovasculair accident; eGFR =geschatte glomerulare filtratiesnelheid; TIA=transient ische-
tocol werd verstrekt met behandeldoelen en behandeladvie- mic attack.
* Bij één patient in de controlegroep kon in het huisartsinformatiesysteem geen spreekuurbloed-
zen. Daarnaast volgden de POH’s tijdens het interventiejaar
drukwaarde teruggevonden worden.
nog twee trainingen in de behandeling van hyperparathyreo- † Gebaseerd op ICPC-code.
ïdie en anemie. De POH zag de deelnemers elke drie maanden
voor een consult van 20 minuten, waarbij bloeddrukbehan- twee werd gebruikt voor de analyse. De laatst gemeten prak-
deling het belangrijkste aandachtspunt was. Patiënt en POH tijkbloeddruk vóór het onderzoek diende als uitgangswaarde.
bepaalden samen welke andere behandeldoelen uit de lijst De serumconcentratie creatinine werd enzymatisch be-
prioriteit kregen. De huisartsen superviseerden achteraf de paald. De eGFR werd berekend met de MDRD-formule.6 Al-
consulten. De huisartsen en POH’s konden, indien nodig, een buminurie werd gedefinieerd als een verhouding albumine/
nefrologisch team raadplegen via Telenefrologie, een consul- creatinine van ≥ 2,5 mg/mmol bij mannelijke of ≥ 3,5 mg/mmol
tatiemogelijkheid via internet.5 bij vrouwelijke deelnemers. Aanvullende informatie over de
Aan het eind van het onderzoek vergeleken wij de ge- functionele gezondheidstoestand van de deelnemer werd ver-
middelde bloeddrukdaling en het aantal deelnemers dat de zameld met behulp van COOP/WONCA-kaarten.7
streefbloeddruk van maximaal 130/80 mmHg bereikt had in Vanwege de clusterstructuur van het onderzoek hebben
de controle- en in de interventiegroep. Andere variabelen die we multilevelanalyses uitgevoerd waarbij we rekening hiel-
tijdens de consulten gemonitord werden, staan in [tabel 2]. den met de variabiliteit op elk niveau van inbedding. Voor de
Het aantal consulten bij de nefroloog werd beschreven, even- verschillen in bloeddrukverandering tussen de interventie- en
als het aantal doorverwijzingen. controlegroep gebruikten we een covariantieanalyse waarin
Tijdens het onderzoek maten de POH’s de bloeddruk met de eindmeting van de bloeddruk als uitkomstwaarde en de
een oscillometrische bloeddrukmeter (Stabil-O-Graph). Na uitgangswaarde van de bloeddruk als covariant werd gebruikt.
een rustpauze van vijf minuten werden drie metingen ver-
richt bij zittende patiënten; het gemiddelde van de laatste

Tabel 2 Uitkomsten na één jaar (gemiddelde met standaarddeviatie, tenzij anders aangegeven)

Variabele Controlegroep Interventiegroep Verschil/OR* (95%-BI)


n = 74 n = 90
Systolische bloeddruk, mmHg 142,9 (16,8) 134,7 (15,7) –8,2 (–12,9 tot –3,6)
▪▪ behandeldoel bereikt < 130 mmHg, n (%)   16 (21,6%)   40 (44,4%) OR 2,9 (1,4 tot 5,8)
▪▪ bloeddrukverschil begin-/eindmeting, mmHg    0,2 (–3,6 tot 3,8)   –8,1 (–11,3 tot –4,8)
(95%-BI)
Diastolische bloeddruk, mmHg   80,9 (11,2)   73,8 (9,6) –4,7 (–8,4 tot –1,1)
▪▪ behandeldoel bereikt < 80 mmHg, n (%)   37 (50%)   64 (71,1%) OR 2,5 (1,3 tot 4,7)
▪▪ toe- of afname, mmHg (95%-BI)    0,5 (–1,80 tot 2,9)   –1,1 (–3,2 tot 1,0)
Serumcreatinine, μmol/l 114,2 (24,6) 110,9 (25,4) –3,3 (–11,1 tot 4,4)
eGFR (MDRD-bepaling), ml/min/1,73 m2   49,4 (8,0)   48,6 (8,7) –0,7 (–3,3 tot 1,9)
Gebruik van RAAS-remmers, n (%)   47 (63,5)   73 (81,1)

95%-BI = 95%-betrouwbaarheidsinterval; eGFR =geschatte glomerulaire filtratiesnelheid; MDRD = modification of diet in renal disease; RAAS = renine-angio-
tensine-aldosteronsysteem.
* Voor continue variabelen wordt het verschil weergegeven, voor discrete variabelen de oddsratio (OR). Significante verschillen zijn vet gedrukt.

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 233


O nd er zo ek

Resultaten RAAS-remmers. Bovendien lag het gebruik van vitamine D en


Negen patiënten uit vier interventiepraktijken vielen uit: vijf lipidenverlagende middelen hoger en leidde de interventie ook
wegens slechte gezondheid en vier omdat ze de extra controles tot gemiddeld lagere parathormoonspiegels.
te veel vonden. Eén patiënt uit de controlegroep werd uitgeslo- Dit zijn gunstige resultaten omdat een lagere bloeddruk
ten van analyse vanwege extreme bloeddrukwaarden (270/170 samenhangt met een betere prognose.8 De behandeling van
mmHg). hypertensie valt over het algemeen toe aan de eerste lijn, maar
[Tabel 2] toont alle uitkomstmaten. Na 1 jaar was de gemid- bij patiënten met chronische nierschade is een bloeddrukbe-
delde bloeddruk in de interventiegroep lager dan in de contro- handeling in de eerste lijn minder effectief dan bij de nefro-
legroep. De diastolische bloeddruk was niet significant meer loog.9 Huisartsen achten zichzelf bij deze patiënten minder
gedaald, maar de systolische bloeddruk daalde met gemiddeld bekwaam om de bloeddruk te behandelen dan bij patiënten
8,1 mmHg versus een toename van 0,2 mmHg in de controle- met alleen diabetes of hypertensie, en zij bezien de bloeddruk-
groep. In de clusteranalyse was het verschil 8,6 mmHg (95%-BI doelen bij chronische nierschade vaak ook met enige scepsis.10
3,9 tot 13,2) voor de systolische en 0,1 mmHg (95%-BI –10,0 tot
9,7) voor de diastolische bloeddruk. Ook het percentage patiën- Sterke punten
ten voor wie het behandeldoel voor de systolische druk (≤ 130 Een sterk punt van ons onderzoek is dat het is opgezet als
mmHg) werd gerealiseerd, was hoger in de interventiegroep cluster-RCT. Immers, de interventie vond plaats op het niveau
(44,4%) dan in de controlegroep (21,6%). Voor de diastolische van de huisartsenpraktijk en randomisatie op het niveau van
druk (≤ 80 mmHg) waren deze percentages respectievelijk de patiënt had kunnen leiden tot ‘contaminatie’ binnen één
71,1% en 50,0%. De patiënten in de interventiegroep kregen praktijk doordat zorgverleners kennis uit de interventie on-
meer RAAS-remmers, maar daarnaast ook meer lipidenverla- bedoeld ook konden toepassen op controlepatiënten. De ge-
gende middelen en vitamine D dan patiënten in de controle- bruikelijke zorg voor patiënten met diabetes en hypertensie
groep. was al goed georganiseerd in de deelnemende praktijken, dus
De huisartsen in de interventiegroep consulteerden 50 de gevonden resultaten kunnen echt toegeschreven worden
keer een nefroloog over in totaal 31 patiënten; geen van deze aan het samenwerkingsmodel. De uitgangswaarden voor de
consultaties leidde tot een doorverwijzing. Twee patiënten bloeddruk waren relatief laag, dus in praktijken met minder
werden rechtstreeks doorverwezen naar een nefroloog. In de gunstige uitgangswaarden zou de verbetering nog groter
controlegroep werd één patiënt doorverwezen. kunnen zijn.
Mogelijke bias in de controlegroep hebben wij verminderd
Discussie door de betrokken patiënten, huisartsen en POH’s pas aan het
Het onderzochte samenwerkingsmodel leidt bij patiënten met eind van het onderzoek te informeren. Als we deze informa-
chronische nierschade en diabetes of hypertensie tot een sig- tie al aan het begin van het onderzoek hadden gegeven, had
nificante, en ook klinisch relevante, daling van de systolische de verhoogde aandacht voor de controlepatiënten tot een in-
bloeddruk. In de interventiepraktijken bereikten meer deel- tensivering van de zorg kunnen leiden. Retrospectieve ver-
nemers de nagestreefde bloeddruk en gebruikten ze ook meer zameling van praktijkbloeddrukwaarden was goed mogelijk
omdat de kwaliteit en registratie van bloeddrukmetingen al
jarenlang een aandachtpunt is in de NMP-praktijken. Nog een
sterk punt is dat de diagnose chronische nierschade pas werd
gesteld bij twee opeenvolgende bepalingen van een eGFR < 60
ml/min/1,73 m2.

Zwakke punten
Ons onderzoek heeft ook beperkingen. Bij de selectie kan bias
zijn opgetreden omdat de controlepatiënten pas een jaar na
de randomisatie van hun praktijk om informed consent werd
gevraagd. Wel werden zij al aan het begin van het onderzoek
geïdentificeerd. In theorie zouden vooral mensen die in de
loop van het onderzoeksjaar zieker werden, hebben kunnen
afzien van informed consent. Ervan uitgaande dat de over-
Foto: Chris Lock/catharsisjelly/Flickr

blijvende – gezondere – controlepersonen dan gemiddeld een


lagere bloeddruk zouden hebben, zou dat onze bevindingen
juist robuuster maken.
Een tweede beperking is de pragmatische wervingsproce-
dure: wanneer het maximum aantal patiënten in een cluster
was bereikt, stopten we met de inclusie binnen die praktijk.
Het is dus mogelijk dat wij juist de relatief gezonde patiën-

234 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


O nd er zo ek

ten hebben geselecteerd, die trouw naar de controles kwamen. tratie Netherlands Trial Register: Shared care for patients in
Een derde beperking is dat we moesten uitgaan van de prak- nephrology and general practice, NTR 1140 (http://www.trial-
tijkbloeddrukmetingen als uitgangswaarden. Het is bekend register.nl/trialreg/admin/rctview.asp?TC=1140).
dat praktijkbloeddrukmetingen hoger uitvallen dan bloed-
drukmetingen in een onderzoekssetting. Dat in de contro- Dankbetuiging
legroep de praktijkbloeddrukmetingen niet afweken van de Marjan Schoneveld en Wouter Koop van het laboratorium van
door de onderzoekers gemeten bloeddruk aan het eind van het het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis Nijmegen waren zeer
onderzoek is in dat kader geruststellend. Een laatste beper- behulpzaam bij het organiseren van de laboratoriumonder-
king is dat wij de kosteneffectiviteit van de interventie niet zoeken.
hebben onderzocht. We willen alle patiënten, huisartsen en assistenten van de
NMP-praktijken bedanken voor hun deelname. Ook danken
Bevindingen uit ander onderzoek we Lea Peters-van Gemert voor de praktische zaken rond het
In een observationeel onderzoek naar het effect van gestruc- onderzoek en Reinier Akkermans voor zijn statistische advie-
tureerde zorg door verpleegkundigen in de eerste lijn nam de zen. ▪
bloeddruk af met 9/5 mmHg, maar alleen bij patiënten zonder
diabetes of proteïnurie.11 Literatuur
In de tweede lijn zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar 1 Tonelli M, Muntner P, Lloyd A, Manns BJ, Klarenbach S, Pannu N, et al.
de rol van verpleegkundigen bij de behandeling van patiënten Risk of coronary events in people with chronic kidney disease compared
with those with diabetes: a population-level cohort study. Lancet
met chronische nierschade. In een observationeel onderzoek 2012;380:807-14.
2 De Grauw W, Kaasjager HAH, Bilo HJG, Faber EF, Flikweert S, Gaillard C, et
onder oudere patiënten bleek multidisciplinaire zorg van on-
al. Landelijke Transmurale Afspraak Chronische nierschade. Huisarts
der andere een nefroloog en een gespecialiseerde verpleeg- Wet 2009;52:586-7.
3 Chronic kidney disease: National clinical guideline for early identificati-
kundige te leiden tot een daling van het mortaliteitsrisico met
on and management in adults in primary and secondary care. NICE Clini-
50%. 12
En in het Nederlandse Masterplan-onderzoek leidde cal Guidelines, No. 73. London: Royal College of Physicians; 2008. http://
www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK51773/, geraadpleegd januari 2014.
aanvullende intensieve steun door nurse practitioners tot 3/2 4 Lenz O, Mekala DP, Patel DV, Fornoni A, Metz D, Roth D. Barriers to succes-
mmHg meer bloeddrukdaling (p < 0,001) dan de gebruikelijke sful care for chronic kidney disease. BMC Nephrol 2005;6:11.
5 Scherpbier ND, Wetzels JF, Vervoort G, De Grauw W. Telenefrologie kan
nefrologische zorg.13 verwijzing voorkomen. Med Contact 2011;66:1729-31. http://medischcon-
In het Verenigd Koninkrijk is een samenwerkingsmodel tact.artsennet.nl/archief-6/tijdschriftartikel/99097/telenefrologie-kan-
verwijzing-voorkomen.htm, geraadpleegd januari 2014.
onderzocht waarin de eerstelijns zorgverlener de mogelijk- 6 Levey AS, Coresh J, Greene T, Marsh J, Stevens LA, Kusek JW, et al. Expres-
heid had een nefroloog te consulteren over de uitslagen van sing the Modification of Diet in Renal Disease Study equation for estima-
ting glomerular filtration rate with standardized serum creatinine va-
laboratoriumonderzoeken en bloeddrukmetingen.14 De bloed- lues. Clinical Chemistry 2007;53:766-72.
druk nam af en gebruik van RAAS-remmers nam toe. 7 Van Weel C. Functional status in primary care: COOP/WONCA charts.
Disabil Rehabil 1993;15:96-101.
Al met al ondersteunt de bestaande literatuur onze bevin- 8 Wright JT, Jr., Bakris G, Greene T, Agodoa LY, Appel LJ, Charleston J, et al.
Effect of blood pressure lowering and antihypertensive drug class on pro-
ding dat gestructureerde zorg voor patiënten met chronische
gression of hypertensive kidney disease: results from the AASK trial.
nierschade bijdraagt aan bloeddrukverlaging. Het is veelbelo- JAMA 2002;288:2421-31.
9 Minutolo R, De Nicola L, Zamboli P, Chiodini P, Signoriello G, Toderico C, et
vend dat ons samenwerkingsmodel leidde tot verlaging van
al. Management of hypertension in patients with CKD: differences
de systolische bloeddruk, zelfs in praktijken die de zorg aan between primary and tertiary care settings. Am J Kidney Dis 2005;46:18-
25.
patiënten met diabetes of hypertensie al goed gestructureerd 10 Tahir MA, Dmitrieva O, De Lusignan S, Van Vlymen J, Chan T, Golmoha-
hadden. Om uitspraken te kunnen doen over cardiovasculaire mad R, et al. Confidence and quality in managing CKD compared with
other cardiovascular diseases and diabetes mellitus: A linked study of
eindpunten, ziekenhuisopnames en kosteneffectiviteit is ech- questionnaire and routine primary care data. BMC Fam Pract 2011;12:83.
ter uitgebreider en langer lopend onderzoek nodig. 11 Richards N, Harris K, Whitfield M, O’Donoghue D, Lewis R, Mansell M, et
al. Primary care-based disease management of chronic kidney disease
(CKD), based on estimated glomerular filtration rate (eGFR) reporting, im-
Verantwoording proves patient outcomes. Nephrol Dial Transplant 2008;23:549-55.
12 Hemmelgarn BR, Manns BJ, Zhang J, Tonelli M, Klarenbach S, Walsh M, et
Ethische goedkeuring en instemming al. Association between multidisciplinary care and survival for elderly pa-
Dit onderzoek is uitgevoerd volgens de Gedragscode voor tients with chronic kidney disease. J Am Soc Nephrol 2007;18:993-9.
13 Van Zuilen AD, Bots ML, Dulger A, Van der Tweel I, Van Buren M, Ten Dam
Gezondheidsonderzoek, goedgekeurd door het College Be- MA, et al. Multifactorial intervention with nurse practitioners does not
change cardiovascular outcomes in patients with chronic kidney disease.
scherming Persoonsgegevens volgens de geldende privacy-
Kidney Int 2012;82:710-7.
wetgeving, en conform de verklaring van Helsinki van 1975, 14 Jones C, Roderick P, Harris S, Rogerson M. An evaluation of a shared pri-
mary and secondary care nephrology service for managing patients with
die is herzien in 1983. Ethische goedkeuring was niet vereist
moderate to advanced CKD. Am J Kidney Dis 2006;47:103-14.
volgens de erkende medisch-ethische toetsingscommissie
Arnhem/Nijmegen (ABR NL16590.091.07). Onderzoeksregis-

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 235


Franca Warmenhoven, Mieke Vermandere, Peter Lucassen, Kris Vissers, Bert Aertgeerts, Jan De Lepeleire

Somberheid in de palliatieve fase


B e s ch o u w in g

Samenvatting de Diagnostic and statistical manual of mental disorders, de DSM, zie


Warmenhoven F, Vermandere M, Lucassen P, Vissers K, Aertgeerts B, [kader ].7
De Lepeleire J. Somberheid in de palliatieve fase. Huisarts Wet Ondanks de schijnbare duidelijkheid van deze definitie laat
2014;57(5):236-8. de wetenschappelijke literatuur een grote variatie zien in de
Dat patiënten in de palliatieve fase somber en verdrietig zijn, is prevalentiecijfers voor depressie in de palliatieve fase: 4-58%. 4
normaal en begrijpelijk. De exclusief psychiatrische blik die zulke Een van de problemen bij de diagnostiek van depressie in
somberheid benoemt als ‘depressieve stoornis’, is in zo’n situatie de palliatieve fase is dat de DSM-definitie uitsluitend voorziet
verraderlijk. Zij kan beter verruild worden voor een bredere, ‘salu- in symptomatische criteria en geen etiologische component
togene’ benadering die zich niet uitsluitend richt op klachten en bevat. Gebleken is dat artsen het juist in de palliatieve fase
risicofactoren, maar ook probeert krachtbronnen aan te boren die moeilijk vinden deze criteria toe te passen.8 Dat is niet ver-
de patiënt helpen het verdriet een plaats te geven en ‘gezond te wonderlijk, want een sombere stemming en interesseverlies
sterven’. passen in deze context en zijn erg invoelbaar. Daarbij komt
dat sommige symptomen zowel veroorzaakt kunnen worden
Inleiding door een depressieve stoornis als door een somatische ziekte.

I
eder jaar sterven in Nederland en Vlaanderen respectieve- Noch artsen, noch patiënten zullen daarom snel geneigd zijn
lijk ongeveer 135.000 en 58.000 mensen, in het merendeel om somberheid in de palliatieve fase aan te merken als ‘psy-
van de gevallen niet acuut.1,2 Veel mensen die uiteindelijk chische stoornis’. Anderzijds is ook gebleken dat huisartsen bij
overlijden aan kanker, luchtwegaandoeningen of hart- en palliatieve patiënten regelmatig somberheid en een behoefte
vaatziekten krijgen daaraan voorafgaand gedurende enige aan emotionele begeleiding signaleren, maar de diagnose
tijd palliatieve zorg. In de definitie van de World Health Orga- depressie niet stellen.9 Andere classificatiesystemen, waaron-
nization (WHO) heeft deze palliatieve zorg vier dimensies: li- der de ICD-10 met ‘somberheid’ (code R45.2)10 en de ICPC met
chamelijk, psychisch, sociaal en spiritueel of existentieel. 3
‘down/depressief gevoel’ (ICPC-code P03),11 kennen diagnoses
Deze dimensies vormen een complex samenhangend geheel die deze lacune in de DSM wellicht kunnen vullen.
die elkaar wederzijds kunnen beïnvloeden. Veel patiënten Huisartsen lijken, zeker in de context van palliatieve zorg,
hebben in de palliatieve fase te kampen met somberheid, en een andere behoefte te hebben ten aanzien van de diagnos-
dit geeft nog steeds aanleiding tot discussie. Enerzijds is men tiek van depressie dan bijvoorbeeld psychiaters.12 Het concept
beducht voor onderdiagnostiek van depressieve stoornissen, 4
‘depressieve stoornis’ is te krap bemeten om te voldoen aan
anderzijds vreest men de medicalisering van verdriet dat nor- de bredere behoefte van zowel palliatieve patiënten als huis-
maal is in de context van de palliatieve fase.5 Deze beschou- artsen die ook normale, te verwachten somberheid in deze
wing reflecteert op de manier waarop huisartsen kunnen om- context adequaat willen duiden om de beste begeleidings- of
gaan met somberheid bij palliatieve patiënten. behandelstrategie te kunnen bepalen.
Wellicht is het perspectief op somberheid dat de DSM biedt,
de achilleshiel van de palliatieve praktijk niet de meest passende manier om de diagnostiek van som-
De klassiek-medische kijk op somberheid stoelt op het para- berheid in de palliatieve fase te ondersteunen. Zoals gezegd
digma dat het medisch handelen slechts vorm kan krijgen is het de functie van diagnostiek om tot een interventie of
rondom ziekte-entiteiten.6 Zonder medische diagnostiek is beleid te kunnen komen. Het woord ‘diagnose’ is, nauwkeu-
er geen behandeling mogelijk en daarom is het van belang riger beschouwd, een samengesteld woord uit het Grieks: dia
om onderscheid te maken tussen ‘ziek’ en ‘gezond’. In het ge- betekent ‘ergens doorheen’ en gnosis kunnen we vertalen met
val van somberheid leidt dit onderscheid tot een nauwkeurig ‘onderzoek’ of ‘inzicht’. Zo beschouwd is diagnostiek de leer van
omschreven psychiatrische definitie van pathologische som-
berheid: de depressieve stoornis volgens de classificatie van
De kern
▪▪ Een belangrijk aspect van palliatieve zorg is de begeleiding
KU Leuven, Academisch Centrum voor Huisartsgeneeskunde, Kapucijnenvoer 33 blok j, bus 7001, van emotionele klachten; de klassieke medische benadering
3000 Leuven, België: dr. F.C. Warmenhoven, huisarts-onderzoeker; dr. M. Vermandere, huisarts-
onderzoeker; prof.dr. B. Aertgeerts, hoogleraar Huisartsgeneeskunde; prof.dr. J.D. De Lepeleire, schiet daarbij vaak tekort.
hoogleraar Huisartsgeneeskunde. Radboudumc, afdeling Anesthesiologie, Pijn en Palliatieve Ge- ▪▪ Somberheid en verdriet zijn verschijnselen die bij de pallia-
neeskunde, Nijmegen: prof.dr. K.C.P. Vissers, hoogleraar Palliatieve Zorg. Radboudumc, afdeling
Eerstelijnsgeneeskunde, Nijmegen: dr. P.L.B.J. Lucassen, huisarts-onderzoeker • Correspondentie: tieve fase horen en die aandacht verdienen zonder ze meteen te
franca.warmenhoven@med.kuleuven.be • Mogelijke belangenverstrengeling: ZonMw financierde
kwalificeren als een depressieve stoornis.
een deel van het onderzoek dat in het proefschrift is opgenomen (projectnummer 1150.0007).
▪▪ Goede palliatieve zorg probeert de eigen krachtbronnen van
Deze beschouwing is geschreven naar aanleiding van het proefschrift van Franca Warmenhoven,
de individuele patiënt aan te boren en zo goed mogelijk in te zet-
Depression in palliative care. Normal sadness or disorder? Radboud Universiteit Nijmegen, 27 mei
2013. http://repository.ubn.ru.nl/handle/2066/112641. ten in dienst van de ars moriendi.

236 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


B e s ch o u w in g

speelt sense of coherence een belangrijke rol, de mate waarin een


Definitie van depressieve stoornis in de DSM7
Gedurende minimaal twee weken bijna dagelijks minimaal vijf van persoon de wereld (en het eigen leven) ervaart als begrijpelijk,
de volgende symptomen: beïnvloedbaar en betekenisvol.17
•• sombere stemming; Als we de somberheid van een palliatieve patiënt vanuit deze
•• duidelijk verminderde interesse;
invalshoek bekijken, kunnen we ons afvragen of die somberheid
•• gewichtverlies of gewichtstoename;
•• slapeloosheid of overmatige slaperigheid; begrijpelijk, beïnvloedbaar en betekenisvol is. Het kan goed zijn
•• psychomotorische agitatie of remming; stil te staan bij de verandering van het levensperspectief van
•• vermoeidheid; de patiënt. David Kuhl beschrijft hoe patiënten die een termi-
•• schuldgevoelens;
•• concentratieverlies;
nale diagnose hebben gekregen vaak een perspectiefverande-
•• terugkerende gedachten aan de dood of suïcidegedachten. ring ondergaan ten aanzien van het leven, hun relaties en hun
geloof.18 Vanuit ‘salutogeen’ oogpunt kunnen verdriet en som-
De patiënt moet in ieder geval een van de eerste twee symptomen
berheid in deze fase een functie hebben en bij ‘gezond sterven’
hebben: sombere stemming of een duidelijk verminderde interesse.
horen, al is het maar doordat de patiënt afscheid neemt van
dierbaren of van de eigen identiteit. Een voorbeeld uit een kwa-
het doorzien, van het begrijpen ‘door de dingen heen’.13 Als men litatief onderzoek naar depressie in de palliatieve fase kan dit
vanuit deze hoek naar de diagnostiek kijkt, wordt duidelijk dat misschien illustreren.19 Een patiënte gaf tijdens een exploratie
we meer nodig hebben dan vaste criteria voor een depressieve van haar gevoelens van somberheid en verdriet aan dat zij zich
stoornis om de somberheid van een palliatieve patiënt daad- eerder zorgen zou maken als ze zich níet somber zou voelen.
werkelijk te kunnen begrijpen. In de klinische praktijk vullen Voor haar was de somberheid begrijpelijk en betekenisvol omdat
huisartsen de psychiatrische benadering dan ook wel degelijk ze afscheid moest nemen van de familie, die haar erg dierbaar
aan met individuele context wanneer zij de somberheid van een was. Zij was niet alleen maar somber of verdrietig, maar ook
patiënt in de palliatieve fase moeten beoordelen.9 dankbaar voor wat er allemaal nog wel was. Zo kon zij wellicht
Als het gaat om somberheid bij palliatieve patiënten hebben ervaren dat haar somberheid voor een deel beïnvloedbaar was,
huisartsen een brede taakopvatting. Ook advies en ondersteu- enerzijds door de ruimte te nemen stil te staan bij haar verdriet,
ning bij het omgaan met normale, te verwachten somberheid anderzijds door haar aandacht óók te richten op de mooie mo-
horen daar bij. Dat huisartsen uitgaan van een breder concept menten die er nog waren. Somberheid kan onderdeel zijn van
van somberheid, blijkt ook uit de Vlaamse en Nederlandse richt- een dynamisch proces en een duidelijke functie en betekenis
lijnen voor depressie. Beide richtlijnen noemen uitdrukkelijk hebben voor de patiënt.
ook ‘depressieve klachten’ als een onderwerp dat beoordeling
en beleid verdient.11,14 De huisarts kan klachten van somberheid Persoonlijke krachtbronnen van de patiënt
met de patiënt bespreken en samen kunnen zij het beste beleid De professionele expertise van de huisarts hoeft zich niet te
bepalen zonder dat het nodig is om de diagnose ‘depressieve beperken tot het in kaart brengen van somberheid in de palli-
stoornis’ te stellen. Het is belangrijk klachten van somberheid atieve fase. De ‘systeemtheorie’, die niet alleen rekening houdt
zo vroeg mogelijk in kaart te brengen, zodat men ook vroegtij- met de klachten van de patiënt maar alle belangrijke invloeden
dig signalen krijgt als ze ernstiger worden en zich dreigen te op diens leven in kaart brengt, past waarschijnlijk beter bij de
ontwikkelen tot een depressieve stoornis. De huisarts, die vaak huisartsgeneeskunde. Deze systeembenadering onderzoekt de
een langdurige behandelrelatie heeft met de patiënt, hem in samenhang tussen verschillende elementen die het ‘systeem’
zijn eigen leefomgeving bezoekt en goed op de hoogte is van de van de patiënt bepalen (karaktereigenschappen, sociale steun,
context van familie en gezin, kan een belangrijke rol spelen in familiegeschiedenis, persoonlijke ervaringen).6 Die benadering
de preventie van ‘pathologische somberheid’. geeft een dynamische blik op het leven van de patiënt en biedt
de ruimte om niet alleen naar negatieve maar ook naar posi-
Salutogenese: meer ruimte voor gezondheid tieve invloeden te kijken en de persoonsgerichte expertise in te
Een moeizame laatste levensfase die gepaard gaat met ernstige zetten die eigen is aan de huisartsgeneeskunde.
fysieke en emotionele klachten kan traumatiserend zijn voor De taak van de huisarts beperkt zich in deze zienswijze
familie en zorgverleners. Vaak maakt het juist ook veel indruk niet tot het behandelen van klachten, maar strekt zich ook
als de patiënt op een rustige, evenwichtige manier afscheid kan
nemen van het leven. Misschien zouden we dit een ‘gezonde’ Abstract
laatste levensfase kunnen noemen. Naar analogie van de toe- Warmenhoven F, Vermandere M, Lucassen P, Vissers K, Aertgeerts B, De Lepeleire J. Depres-
nemende interesse in ‘gezond oud worden’ kunnen we ook wel sion in the palliative phase. Huisarts Wet 2014;57(5):236-8.
eens stilstaan bij ‘gezond sterven’ en wat dat eigenlijk betekent.15 It is normal and understandable that patients are depressed and sad during the pal-
De medisch socioloog Aaron Antonovsky heeft het begrip ‘sa- liative phase, so it is not always appropriate to view and manage this depression from
lutogenese’ uitgewerkt, een benadering die meer nadruk geeft the psychiatric perspective of ‘depressive disorder’. Instead, it might be better to use
aan het identificeren en ondersteunen van gezondheidsbevor- the broader ‘salutogenic’ approach, by which emphasis is less on symptoms and risk
derende aspecten in plaats van de focus uitsluitend te leggen factors and more on finding sources of inner strength to enable the patient to ac-
op risicofactoren en ziekte.16 Binnen het concept salutogenese knowledge and accept their sadness and to ‘die well’.

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 237


B e s ch o u w in g

uit tot het ondersteunen van de patiënt in diens individuele in de context van het levenseinde. Ook normaal verdriet in de
waarden en krachtbronnen. Cicely Saunders (1918-2005), de palliatieve fase vraagt de aandacht van de huisarts, zonder
oprichtster van het eerste hospice, verwoordde dat als volgt: dat het nodig is dit verdriet te medicaliseren. Een goede bege-
leiding van normaal verdriet kan ernstiger stemmingsklach-
‘You matter because you are you, and you matter to the end of ten voorkomen.
your life. We will do all we can not only to help you die peacefully, Tot slot kan men proberen de weerbaarheid van palliatieve
but also to live until you die.’ patiënten tegen onvermijdelijke tegenslagen te vergroten door
zich expliciet meer te richten op persoonlijke krachtbronnen
Het identificeren en activeren van de eigen krachtbronnen en die te bespreken met de patiënt. ▪
bij moeilijke levenservaringen kan een belangrijke stimulans
zijn voor de weerbaarheid en de gezondheid, ook in de pallia- Literatuur
tieve fase, omdat dit het repertoire om te reageren op tegen- 1 Statline. Causes of death; main primary causes of death, sex, age [internet].
slagen vergroot.20 Voorburg: CBS, 1990-2014. http://statline.cbs.nl/StatWeb, geraadpleegd
maart 2014.
Patiënten blijken goed in staat te zijn de eigen krachtbron- 2 Cijfers over doodsoorzaken [internet]. Brussel: Vlaams Agentschap Zorg en
Gezondheid, 2010-2014. http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Sterfte-
nen te identificeren.21 Huisartsen zijn bij uitstek geschikt om
cijfers/Cijfers-over-doodsoorzaken/, geraadpleegd maart 2014.
daarbij te helpen. Op grond van de vaak langdurige behandel- 3 WHO definition of palliative care [internet]. Geneva: WHO, 1998-2014. http://
www.who.int/cancer/palliative/definition/en/, geraadpleegd maart 2014.
relatie en kennis van de context zijn die krachtbronnen vaak
4 Stiefel R, Die Trill M, Berney A, Olarte JM, Razavi A. Depression in palliative
al impliciet bekend bij de huisarts, maar als men ze concreet care: A pragmatic report from the Expert Working Group of the European
Association for Palliative Care. Support Care Cancer 2001;9:477-88.
benoemt – en ze een plek geeft in het medisch dossier naast 5 Horwitz AV, Wakefield JC. The loss of sadness: How psychiatry transformed
de risicofactoren die daar vaak al staan – wordt het makkelij- normal sorrow into depressive disorder. Oxford: Oxford University Press,
2007.
ker ze aan te boren en kan men ze misschien zelfs preventief 6 McWhinney IR. Textbook of family medicine. Oxford: Oxford University
inzetten. Press, 2009.
7 American Psychiatric Association. Diagnostic and statistical manual of
In een onderzoek gaven 15 palliatieve patiënten in diepte- mental disorders. 4th ed., text revision. Washington (DC): American Psychi-
interviews aan wat hen hielp in het omgaan met somberheid. atric Press, 2000. Ch. 6: Mood disorders.
8 Reeve JL, Lloyd-Williams M, Dowrick C. Revisiting depression in palliative
De aspecten die zij noemden, hadden te maken met henzelf care settings: the need to focus on clinical utility over validity. Palliat Medi-
(algemene attitude, levensgeschiedenis, manier van coping, cine 2008;22:383-91.
9 Warmenhoven F, Van Rijswijk E, Van Hoogstraten E, Van Spaendonck K, Lu-
spiritualiteitsbeleving), met hun relatie tot de omgeving cassen P, Prins J, et al. How family physicians address diagnosis and ma-
nagement of depression in palliative care patients. Ann Fam Med
(vrienden, familie) en met hun relatie tot de zorgverlener.
2012;10:330-6.
Leget heeft in zijn ars moriendi-model een aantal vragen 10 American Psychiatric Association. DSM-IV patiëntenzorg: Diagnostiek en
classificatie van psychische stoornissen voor de geneeskunde. Lisse: Swets &
geformuleerd waarmee men de krachtbronnen van de pal-
Zeitlinger, 1996.
liatieve patiënt in kaart kan brengen.22 Deze vragen [kader] 11 Van Weel-Baumgarten EM, Van Gelderen MG, Grundmeijer HGLM, Licht-
Strunk E, Van Marwijk HWJ, Van Rijswijk HCAM, et al. NHG-Standaard De-
zijn ook opgenomen in de Richtlijn spirituele zorg van Integraal pressie (tweede herziening). Huisarts Wet 2012;55:252-9. https://www.nhg.
Kankercentrum Nederland.23 De huisarts kan ze samen met org/standaarden/samenvatting/depressie, geraadpleegd maart 2014.
12 Dowrick C. Beyond depression: A new approach to understanding and ma-
de patiënt bespreken en vervolgens kijken hoe ze eventueel nagement. Oxford: Oxford University Press, 2009.
geactiveerd kunnen worden – soms is het bespreken alleen al 13 Baart A. Aandacht: etudes in presentie. Den Haag: Boom Lemma, 2011.
14 Heyrman J, Declercq T, Rogiers R, Pas L, Michels J, Goetinck M, et al. Depres-
voldoende. sie bij volwassenen: Aanpak door de huisarts. Huisarts Nu 2008;37:284-317.
http://www.domusmedica.be/documentatie/richtlijnen/overzicht/depres-

Conclusies en aanbevelingen
sie.html, geraadpleegd maart 2014.
15 Depp CA, Glatt SJ, Jeste DV. Recent advances in research on successful or
Als het gaat om de begeleiding van somberheid in de pallia- healthy aging. Curr Psychiatry Rep 2007;9:7-13.
16 Antonovsky A. Health, stress and coping. San Francisco: Jossey-Bass, 1979.
tieve fase zou de huisarts zich niet moeten beperken tot het 17 Antonovsky A. The salutogenic model as a theory to guide health promotion.
Health Promotion International 1996;11:11-8.
beperkte concept van de depressieve stoornis. Een belangrijk
18 Kuhl D. What dying people want: Practical wisdom for the end of life. New
gemis van dit psychiatrische concept is dat het weinig ruimte York: PublicAffairs, 2002.
19 Warmenhoven F, Lucassen P, Vermandere M, Aertgeerts B, Van Weel C, Vis-
laat voor de begeleiding van normale somberheid en verdriet
sers K, et al. ‘Life is still worth living’: A pilot exploration of self-reported re-
sources of palliative care patients while facing a terminal illness. In: War-
menhoven F. Depression in palliative care. Normal sadness or disorder?
Vragen om krachtbronnen in kaart te brengen22,23 [proefschrift]. Nijmegen: Radboud Universiteit, 2013. p. 91-106. http://hdl.
handle.net/2066/112641, geraadpleegd maart 2014.
•• Waar had u steun aan in eerdere moeilijke situaties?
20 Fredrickson BL. The role of positive emotions in positive psychology. The
•• Wie zou u graag bij u willen hebben? Door wie zou u gesteund broaden-and-build theory of positive emotions. Am Psychol 2001;56:218-26.
kunnen worden? 21 Malterud K, Hollnagel H. Positive self-assessed general health in patients
•• Waar houdt u zich aan vast? with medical problems: A qualitative study from general practice. Scand J
•• Wie of wat geeft u kracht in deze situatie? Prim Health Care 2004;22:11-5.
22 Leget C. Van levenskunst tot stervenskunst: Over spiritualiteit in de pallia-
•• Als u terugkijkt op uw leven tot nu toe, wat gaat er dan door u
tieve zorg. Tielt: Lannoo, 2008.
heen? 23 Leget C, Staps T, Van de Geer J, Mur-Arnoldi C, Wulp M, Jochemsen H. Richt-
•• Wat maakt het makkelijker om uzelf te zijn tijdens uw ziekte? lijn spirituele zorg, versie 1.0 [internet]. Utrecht: VIKC, 2010. http://www.on-
•• Heeft u steun aan een geloof of levensbeschouwing? coline.nl/spirituele-zorg, geraadpleegd maart 2014.
•• Als u terugkijkt op eerdere moeilijke ervaringen in uw leven, wat
hielp u in die tijd?

238 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


Arie Knuistingh Neven, Wim van Geldrop

Steekproefgrootte

P r a k t i s che ep id em i o l o g ie
Praktijkprobleem
Voorbeeld
Het is opvallend dat bij gerandomiseerde trials het aantal Onderzoekers willen nagaan of bij fasciitis plantaris de toevoeging
deelnemende patiënten sterk kan verschillen. Soms worden van een corticosteroïd aan de lokale injectie met een anestheticum
er 2000 patiënten ingesloten, soms zijn groepen van 25 pa­ op de langere termijn (bijvoorbeeld 3 maanden) een beter effect
heeft (minder klachten of klachtenvrij). Men weet uit de literatuur
tiënten kennelijk al groot genoeg om een eventueel verschil
dat een gunstig effect met een lokaal anestheticum op de lange
aan te tonen. Wat is de verklaring hiervoor? termijn slechts 30% is en wil een verbetering met 20% kunnen vast-
stellen. Met een power van 80% (bèta 0,20) en met een significan-
Achtergrond tie van 5% kan worden uitgerekend dat er ten minste 90 personen
in beide groepen moeten worden ingesloten. Wil je een power van
Bij een te verwachten groot verschil tussen twee therapeuti-
90%, dan moeten er 120 personen in beide groepen zitten. Om 30%
sche opties gaan we ervan uit dat dit verschil al met kleine verbetering te kunnen aantonen, zijn er met een power van 90%
groepen aangetoond kan worden. Indien echter een klein ver- 53 mensen nodig; met een power van 80% zijn er 40 personen per
schil al consequenties voor de behandeling zou kunnen heb- groep nodig. Vind je het pas echt relevant als er 40% verbetering
wordt aangetoond, dan zijn er met een power van 90% 28 mensen
ben, moeten er veel grotere steekproeven worden gebruikt. per groep nodig; met een power van 80% 21 personen.
De steekproefgrootte is afhankelijk van een aantal facto-
ren.1,2
▪▪ In de eerste plaats moeten we rekening houden met het Betekenis voor de praktijk
vinden van een verschil terwijl dat in feite niet bestaat. Hoeveel patiënten in een onderzoek nodig zijn is eenvoudig
Dit wordt een ‘type-1-fout’ genoemd en wordt aangeduid te berekenen met een formule. Vanuit de praktijk wordt bere-
als alfa (α). Onderzoekers hanteren vrijwel altijd een alfa deneerd welk gevonden verschil klinisch relevant is. Wanneer
van 5%. ook de kans op een type-1- en type-2-fout is gekozen, is te bere-
▪▪ Daarnaast moeten we ook rekening houden met het mis- kenen hoeveel patiënten minimaal in een onderzoek moeten
sen van een wél bestaand relevant verschil. Dit wordt een worden ingesloten om een effect aan te tonen. Er zijn overi-
‘type-2-fout’ genoemd en aangeduid als bèta (β). De power gens altijd nog meer patiënten nodig omdat je rekening moet
of het onderscheidingsvermogen van een onderzoek is het houden met uitvallers tijdens het onderzoek. Het is ook begrij-
complement van bèta (dus 1 - β). Meestal houden onderzoe- pelijk dat men concessies moet doen indien in een pilot van
kers een bèta op 10% of 20%. een onderzoek de inclusie van proefpersonen zeer moeizaam
▪▪ Ook is het van belang voor welke uitkomst de clinicus het blijkt te zijn. In dergelijke gevallen wordt dan met name de
huidige beleid wil veranderen. Op basis van kennis uit de power vaak aangepast van 90% naar 80%, zodat de steekproef
praktijk of uit de literatuur geeft hij aan welk verschil er kleiner kan zijn. De onderzoekers nemen dan wel bewust het
werkelijk toe doet. Dit noemt men een minimaal klinisch risico dat een wel bestaand verschil niet wordt gevonden. ▪
relevant verschil. Bijvoorbeeld: met een bepaald genees-
Literatuur
middel wordt bij 50% genezing bereikt. De onderzoekers
1 Knuistingh Neven A, Jamin RH, Van Geldrop WJ (redactie). Vraagbaak sta-
kunnen dan beredeneren dat een nieuw geneesmiddel pas tistiek en methodologie. Een leidraad met praktische oefeningen opge-
beter is als het 10% meer mensen van hun klacht afhelpt. steld door de Commissie Wetenschappelijk Onderzoek NHG. Utrecht:
NHG, 2003.
2 Pocock SJ. Clinical trials, a practical approach. Chichester: John Wiley &
Uitwerking Sons, 1995.

Met een fictief voorbeeld lichten we toe hoe groot de groepen


zijn bij verschillende keuzes van de bèta en/of het minimaal
klinisch relevante verschil. Bij ernstige consequenties (mor-
taliteit) is een kleine afname al klinisch relevant, terwijl bij
behandelingen waar de consequenties minder groot zijn gro-
tere verschillen pas relevant zijn [voorbeeld]. De gebruikte
(eenvoudige) formules staan toegelicht in de geciteerde litera-
tuur.1,2

De serie Praktische epidemiologie laat zien dat er een wetenschap-


pelijke onderbouwing bestaat voor veel handelingen die de huisarts
in de dagelijkse praktijk intuïtief uitvoert. Aan de hand van een her-
kenbaar praktisch gegeven in de praktijk geven we kort aan hoe de
wetenschap achter dit praktijkprobleem in elkaar zit. Correspon-
LUMC, afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde, Postbus 9600, 2300 BC Leiden: dr. A.
dentie: j.eekhof@nhg.org Knuistingh Neven, huisarts-epidemioloog, oud CWO-lid; W. van Geldrop, huisarts te Helmond, oud
CWO-lid • Correspondentie: a.knuistinghneven@upcmail.nl

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 239


NHG-Standaard Eczeem
Pauline Dirven-Meijer, Kees de Kock, Marga Nonneman, Debby van Sleeuwen, Anne de Witt-de Jong, Jako Burgers, Wim Opstelten,
Corlien de Vries

Belangrijkste wijzigingen richtlijn Constitutioneel eczeem en tie, als gevolg van een niet-infectieuze
NH G-S ta nda a r d

•• Deze standaard vervangt de NHG- de richtlijn Contacteczeem van de ontstekingsreactie van de huid, ver-
Standaard Constitutioneel eczeem en Nederlandse Vereniging van Derma- oorzaakt door intrinsieke en/of omge-
geeft ook richtlijnen voor diagnostiek tologie en Venereologie (NVDV) en de vingsfactoren.2
en behandeling van contacteczeem, JGZ-richtlijn Huidafwijkingen. 1
Om- Constitutioneel eczeem: eczemateuze
acrovesiculeus eczeem, nummulair dat de incidentie en prevalentie van huidaandoening op kenmerkende, leef-
eczeem, hypostatisch eczeem en as- verschillende eczemen sterk zijn gere- tijdsafhankelijke plaatsen bij een droge
teatotisch eczeem. lateerd aan leeftijd, houdt de standaard huid en atopische constitutie.3,4
•• Teerpreparaten worden niet meer in het diagnostische deel een leeftijds- Contacteczeem: eczemateuze huid­
aangeraden voor de behandeling van indeling aan: tot vier jaar, van vier tot aan­­doening veroorzaakt door huidcon-
M37 constitutioneel eczeem in de huisart- achttien jaar, en ouder dan achttien tact met bepaalde stoffen. Hierbij wordt
senpraktijk. jaar. Bij jonge kinderen (arbitrair tot onderscheid gemaakt in:
vier jaar) is constitutioneel eczeem het •• irritatief contacteczeem, veroorzaakt door
Kernboodschappen meestvoorkomende type eczeem in de huidcontact met irriterende stoffen,
•• Bij de differentiaaldiagnostiek van ec- huisartsenpraktijk. Andere bij jonge zoals schoonmaakmiddelen; ook luier­
zeem speelt leeftijd een belangrijke rol. kinderen veelvoorkomende huidaan- eczeem is een voorbeeld van irritatief
•• Indifferente middelen, al dan niet in doeningen zijn seborroïsch eczeem en contacteczeem;
combinatie met lokale corticosteroï- luiereczeem. Hiervoor wordt verwe- •• allergisch contacteczeem, veroorzaakt
den, vormen de basis van de behande- zen naar de FTR Seborroïsch eczeem door huidcontact met een allergeen
ling van eczeem. en de FTR Luierdermatitis. Bij oudere waarvoor bij eerder contact sensibi-
•• Bij matig eczeem voldoen meestal kinderen komen naast constitutioneel lisatie is opgetreden; een voorbeeld
klasse-1- of klasse-2-corticosteroïden. eczeem andere typen eczeem voor, hiervan is nikkelallergie.5
•• Bij ernstig eczeem heeft starten met zoals acrovesiculeus eczeem, num-
een klasse-3-corticosteroïd de voor- mulair eczeem en contacteczeem. Bij Acrovesiculeus (dyshidrotisch) eczeem:
keur. volwassenen is contacteczeem naast eczemateuze huidaandoening aan de
•• Bij verbetering van het eczeem worden of in combinatie met constitutioneel handpalmen, voetzolen en zijkanten
corticosteroïden afgebouwd, maar de eczeem het meestvoorkomende type van vingers en tenen, waarbij jeuk en
indifferente middelen gecontinueerd. eczeem. Hypostatisch eczeem en aste- blaasjes domineren.6
•• Lokale calcineurineremmers, zoals ta- atotisch eczeem komen voornamelijk Nummulair eczeem: eczemateuze huid­
crolimus en pimecrolimus, worden voor op oudere leeftijd voor. aandoening dat zich manifesteert met
behandeling van eczeem in de huisart- ronde (‘nummulair’, ter grootte van een
senpraktijk afgeraden. Achtergronden munt), matig scherp begrensde plekken.
•• Wees bij ieder eczeem bij volwassenen Begrippen Hypostatisch eczeem: eczemateuze
alert op de invloed van of op beroeps- Eczeem: een verzamelnaam voor jeu- huidaandoening van de onderbenen,
werkzaamheden. kende, polymorfe huidaandoeningen met vooral (nattende) roodheid, korstjes
met roodheid, oedeem, papels, blaas- en schilfering bij chronische veneuze
Inleiding jes, korstjes, schilfers en/of lichenifica- insufficiëntie.
De NHG-Standaard Eczeem geeft
richtlijnen voor diagnostiek en behan- Inbreng van de patiënt wijken van het hierna beschreven beleid
deling van constitutioneel eczeem, De NHG-Standaarden geven richtlijnen voor kunnen rechtvaardigen. Dat laat onverlet
het handelen van de huisarts; de rol van de dat deze standaard bedoeld is om te fun-
contacteczeem, acrovesiculeus ec-
huisarts staat dan ook centraal. Daarbij geren als maat en houvast.
zeem, nummulair eczeem, hyposta- geldt echter altijd dat factoren van de kant
tisch eczeem en asteatotisch eczeem. Delegeren van taken
van de patiënt het beleid mede bepalen. Om
NHG-Standaarden bevatten richtlijnen
Deze standaard vervangt de NHG- praktische redenen komt dit uitgangspunt
voor huisartsen. Dit betekent niet dat de
niet telkens opnieuw in de richtlijn aan de
Standaard Constitutioneel eczeem en huisarts alle genoemde taken persoonlijk
orde, maar wordt het hier expliciet vermeld.
de Farmacotherapeutische richtlijn moet verrichten. Sommige taken kunnen
De huisarts stelt waar mogelijk zijn beleid
worden gedelegeerd aan de praktijkassis-
Contacteczeem. De aanbevelingen vast in samenspraak met de patiënt, met
tente, praktijkondersteuner of praktijkver-
in de standaard zijn afgestemd op de inachtneming van diens specifieke omstan-
pleegkundige, mits zij worden ondersteund
digheden en met erkenning van diens eigen
door duidelijke werkafspraken waarin
verantwoordelijkheid, waarbij adequate
wordt vastgelegd in welke situaties de huis-
voorlichting een voorwaarde is.
Dirven-Meijer PC, De Kock CA, Nonneman MGM, Van Sleeuwen D, De arts moet worden geraadpleegd en mits de
Witt-de Jong AWF, Burgers JS, Opstelten W, De Vries CJH. NHG-Stan-
Afweging door de huisarts huisarts toeziet op de kwaliteit. Omdat de
daard Eczeem. Huisarts Wet 2014;57(5):240-52.
Het persoonlijk inzicht van de huisarts is feitelijke keuze van de te delegeren taken
Deze standaard vervangt de NHG-Standaard Constitutioneel eczeem: uiteraard bij alle richtlijnen een belangrijk sterk afhankelijk is van de lokale situatie,
Cleveringa JP, Dirven-Meijer PC, Hartvelt-Faber G, Nonneman MMG, aspect. Afweging van de relevante factoren bevatten de standaarden daarvoor geen
Weisscher P, Boukes FS, NHG-Standaard Constitutioneel eczeem (eerste in de concrete situatie zal beredeneerd af- concrete aanbevelingen.
herziening). Huisarts Wet 2006;49(9):458-65.

240 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


NH G-S ta nda a r d

Asteatotisch eczeem (eczema craquelé): van de aangedane huid is oedemateus gische reacties op voedsel (zie de NHG-
droge huid met bleekrode barstjes, voor- met toegenomen perivasculaire infil- Standaard Voedselovergevoeligheid).12
al op onderbenen van oudere patiënten. tratie van lymfocyten, macrofagen en Een belangrijke beïnvloedende fac-
Zie de afbeeldingen in [kader Ver- andere ontstekingscellen in de dermis. tor is het gebruik van water en zeep.
schillende typen eczeem]. De precieze oorzaak van constitutio­neel Frequent gebruik hiervan verstoort de
eczeem is onbekend. Meerdere factoren barrièrefunctie van de huid, waardoor
Epidemiologie spelen een rol. Aanleg (constitutie) is de huid uitdroogt.
Bij kinderen jonger dan 4 jaar komt con- een belangrijke factor. Het optreden en Constitutioneel eczeem begint
stitutioneel eczeem verreweg het persisteren van constitutio­neel eczeem meestal 3 tot 4 maanden na de geboorte.
meest frequent voor.7 De prevalentie in op jonge leeftijd is geassocieerd met ge- De meeste kinderen hebben mild ec-
de huisartsenpraktijk is bij kinderen < netische defecten in het huidbar­r ière- zeem.13 Op de leeftijd van 15 jaar heeft
1 jaar ongeveer 14%. In deze leeftijds- eiwit filaggrine, waardoor de huid ongeveer 80% van de patiënten geen
groep is voor jongens de prevalentie water minder goed kan vasthouden en eczeem meer. Risicofactoren voor per-
hoger dan voor meisjes (respectievelijk sneller uitdroogt.9 sisterend eczeem zijn: begin voor de
17 en 12%). Met het toenemen van de Meer dan de helft van de kinderen leeftijd van 1 jaar, ernstig eczeem op
leeftijd daalt de prevalentie. Bij kin- met constitutioneel eczeem en een eer- jonge leeftijd en aanwezigheid van
deren van 1 tot 4 jaar is de prevalentie stegraadsfamilielid met een atopische astma. Van alle kinderen met ernstig
ongeveer 8%. aandoening heeft specifieke IgE-an- constitutioneel eczeem krijgt op latere
Op de leeftijd van 4 tot 18 jaar is de tistoffen tegen inhalatie- en voedsel- leeftijd ongeveer 30% astma en 15% aller-
prevalentie van constitutioneel eczeem allergenen.10,11 De klinische betekenis gische rinitis.14
ongeveer 3%. De prevalentie van irrita- hiervan is onduidelijk. Er is geen bewijs De lokalisatie van het eczeem veran-
tief contacteczeem bedraagt ook onge- dat blootstelling aan of eliminatie van dert met de leeftijd: bij kinderen onder
veer 3%. Allergisch contacteczeem wordt inhalatieallergenen het beloop van het de twee jaar zijn meestal het gelaat (het
in deze leeftijdsgroep zelden gezien. eczeem beïnvloedt. Evenmin is er bewijs gebied rond de neus en mond blijft vrij)
De overige eczemen die bij kinderen dat eliminatie van voedselallergenen en de behaarde hoofdhuid aangedaan,
voorkomen (acrovesiculeus eczeem en het eczeem beïnvloedt, tenzij er sprake soms met uitbreiding naar de romp en
nummulair eczeem) worden niet afzon- is van, overigens zeldzame, acute aller- de strekzijde van de extremiteiten. Na
derlijk geregistreerd, waardoor preva-
lentiecijfers ontbreken. Abstract
Vanaf 18 jaar is de prevalentie van con- Dirven-Meijer PC, De Kock CA, Nonneman MGM, Van Sleeuwen D, De Witt-de Jong AWF, Burgers JS, Opstelten W, De
tacteczeem in de huisartsenpraktijk Vries CJH. NHG Guideline Eczema. Huisarts Wet 2014;57(5):240-52.
ongeveer 4%. Het betreft vooral irritatief The Dutch College of General Practitioners’ Guideline Eczema gives recommendations for the diagnosis
contacteczeem en veel minder vaak al- and treatment of atopic dermatitis in children and adults. It replaces the earlier guideline on atopic der-
lergisch contacteczeem. De prevalentie matitis. The revised guideline also covers the diagnosis and treatment of contact dermatitis, acrovesicular
van constitutioneel eczeem is ruim 1%. eczema, nummular eczema, hypostatic eczema, and asteatotic eczema.
De overige eczemen worden niet afzon- The occurrence of the different types of eczema is age dependent. For example, the prevalence of atopic
derlijk geregistreerd, waardoor preva- dermatitis is highest in children, whereas contact dermatitis mainly occurs in adults, as a result of daily
lentiecijfers ontbreken. Bij verschillende activities or work, and hypostatic eczema typically occurs in the elderly, as a result of venous insufficiency.
beroepsgroepen komt werkgerelateerd The diagnosis is based on the patient history and examination. Additional investigations seldom contri-
irritatief of allergisch contacteczeem bute to the diagnosis or treatment of eczema and are only recommended if food allergy or contact derma-
frequent voor, zoals bij kappers, schoon- titis is suspected.
makers, werknemers in de gezond- Patient education is an important aspect of the management of eczema. Emollients, whether or not used
heidszorg en metaalbewerkers.8 Vanaf in combination with topical corticosteroids, are the cornerstone of treatment. To optimize compliance,
de leeftijd van (arbitrair) 50 jaar neemt patient preference is the main determinant of the choice of emollient. Patients with moderate eczema
de prevalentie van hypostatisch eczeem can often be treated adequately with class 1 or 2 topical corticosteroids. In contrast, patients with severe
en asteatotisch eczeem toe. eczema should be treated with a class 3 topical corticosteroid; however, these corticosteroids should not
be applied to the face or skin folds.
Pathofysiologie en natuurlijk beloop If the response to treatment is good, the use of topical corticosteroids should be reduced while the use of
Constitutioneel eczeem emollients is continued. The guideline provides recommendations for the stepwise reduction in cortico-
Kenmerkend voor constitutioneel ec- steroid use and for follow-up. General practitioners should consider how the daily activities and work of
zeem zijn een aangeboren gestoorde patients are affected by eczema and provide specific advice for the different types of eczema.
barrièrefunctie van de huid, waardoor If appropriate topical treatment has insufficient effect or the use of corticosteroids cannot be reduced, the
een droge huid ontstaat, en een IgE- patient should be referred for specialist treatment. If the treatment of suspected contact dermatitis or
gemedieerde sensibilisatie voor inhala- acrovesicular eczema does not have a satisfactory effect after 6 to 8 weeks, patients should be referred for
tie- en voedselallergenen. De epidermis investigation of potential contact allergens.

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 241


NH G-S ta nda a r d

Kader Verschillende typen eczeem

Constitutioneel eczeem 1 Constitutioneel eczeem 2

Nummulair eczeem

Hypostatisch eczeem

Constitutioneel eczeem 3 Irritatief contacteczeem

Allergisch contacteczeem

Asteatotisch eczeem Acrovesiculeus eczeem

242 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


NH G-S ta nda a r d

het tweede jaar zijn vooral de knieholten, hernieuwd contact. De aanwezigheid loop van hypostatisch en asteatotisch
elleboogplooien, polsen en enkels aange- van actief constitutioneel eczeem ver- eczeem. Vaak worden bij deze eczemen
daan.15 De ernst en de omvang kunnen groot het risico op allergisch contactec- klachtenvrije periodes afgewisseld met
sterk variëren, klachtenvrije periodes zeem door beschadiging van de huid en exacerbaties.
worden vaak afgewisseld met exacerba- verminderde barrièrefunctie.17
ties. Factoren die het eczeem kunnen ver- Een bijzondere vorm van aller- Richtlijnen diagnostiek
ergeren zijn: zweten, warm of juist koud gisch contacteczeem is het fotoaller­ Anamnese
weer, textiel (ruwe vezels, zoals wol), ziek- gisch contact­eczeem. Dit is een allergisch Omdat incidentie en prevalentie van
te, stress, schoonmaakmiddelen, zeep en contacteczeem van de aan zonlicht de verschillende soorten eczeem sterk
shampoo.16 blootgestelde huid waarbij ultravio- afhankelijk zijn van de leeftijd, is de
lette straling leidt tot vorming van al- leeftijd sturend bij het afnemen van de
Contacteczeem lergenen. Sommige geneesmiddelen anamnese.
Irritatief contacteczeem ontstaat door- zoals sulfonamiden, tetracyclines en Vraag bij alle patiënten naar:
dat lokaal irriterende stoffen de huid fenothiazinen, parfumbestanddelen en •• begin en beloop van de huidklachten;
via directe inwerking beschadigen. zonnebrandcrèmes (UV-filters) kunnen •• lokalisatie van de huidafwijkingen, nu
Het ontstaan van irritatief contactec- een fotoallergisch contacteczeem indu- en tijdens eerdere episoden;
zeem hangt af van frequentie en duur ceren.18 •• hinder: jeuk, krabben, eventuele ver-
van de blootstelling aan de irriterende Na consequent vermijden van de ir- storing van de nachtrust van de pati-
stof en de barrièrefunctie van de huid. riterende stof of het allergeen duurt het ënt en het gezin, hinder bij dagelijkse
Hoewel er geen sensibilisatie plaats- ongeveer vier tot zes weken totdat het bezigheden;
vindt en er dus geen sprake is van een contacteczeem verdwenen is. Bij aan- •• eerdere episoden van (constitutioneel)
allergische reactie, leidt irritatief con- wezigheid van constitutioneel eczeem eczeem, beloop en (effect van) behan-
tacteczeem, door beschadiging van de duurt het herstel langer.19 deling daarvan;
huid en verstoorde huidbarrière, wel •• beïnvloedende factoren, zoals baden,
tot een verhoogd risico op sensibilisatie Acrovesiculeus en nummulair eczeem douchen, gebruik van zeep;
voor contactallergenen en op bacterië­ Deze kunnen beide een uiting zijn van •• gebruik van (zelf)medicatie.
le huidinfecties. Voorkeurs­
lokalisaties constitutioneel of allergisch contact­
van contacteczeem zijn bij volwassenen eczeem (ook als strooireactie bij een der- Vraag eventueel naar:
de handen, voeten en het gelaat. Con- matomycose), maar vaak is de precieze •• schaamte voor het eczeem, vermin-
stitutioneel eczeem en atopie verhogen oorzaak onduidelijk. Er is weinig bekend derd zelfvertrouwen, invloed op sek-
het risico op irritatief contacteczeem. over het natuurlijke beloop van acrove- sualiteit;
Sommige plantensoorten (bereklauw, siculeus en nummulair eczeem.20 Vaak •• ideeën van de patiënt, ouders/verzor-
wijnruit, bleekselderij) veroorzaken in worden bij deze eczemen klachtenvrije genden over behandeling met cortico-
combinatie met zonlicht huidreacties. periodes afgewisseld met exacerbaties. steroïden.21
Dit zijn toxische irritatieve reacties. Ir-
ritatief contacteczeem kan persisteren Hypostatisch en asteatotisch eczeem Leeftijd tot 4 jaar
wanneer vermijding van contact met de Zowel hypostatisch eczeem als aste- Indien sprake is van jeukende huidafwij­
irriterende stof onmogelijk is. atotisch eczeem komen voornamelijk kingen op wangen, voorhoofd, de strekzijde
Allergisch contacteczeem ontstaat door aan de onderbenen voor en zijn soms van de extremiteiten bij kinderen < 2 jaar, in
een immunologische, vertraagde (type moeilijk van elkaar te differentiëren. de elleboog- en knieholten, voorzijde enkels,
IV) overgevoeligheidsreactie bij contact Hypostatisch eczeem komt vaak voor nek en/of rond ogen bij kinderen vanaf 2 jaar
met een allergeen waarvoor na eerder bij veneuze insufficiëntie. Waarschijn- (passend bij constitutioneel eczeem), vraag
contact sensibilisatie is opgetreden. Re- lijk speelt het oedeem daarbij een rol, naar:
acties kunnen zich hematogeen over het maar de precieze etiologie is onduide- •• een droge huid;
lichaam verspreiden via gesensibiliseer- lijk. Daarnaast kan het dragen van the- •• astma of allergische rinitis bij de pa­
de T-lymfocyten en worden strooireacties rapeutisch-elastische kousen irritatie tiënt of een eerstegraadsfamilielid;
genoemd. Een strooireactie is een ecze- geven en is allergisch contacteczeem •• constitutioneel eczeem bij een eerste-
mateuze reactie op een huidafwijking een mogelijke oorzaak. graadsfamilielid;
elders. Ook een strooireactie op een der- Asteatotisch eczeem wordt veroor- •• aanwijzingen voor (zelden voorko-
matomycose (een ide-reactie of mykide) is zaakt door uitwendige factoren, zoals mende) voedselallergie, zoals het op-
een vorm van allergisch contacteczeem een droge omgevingslucht in de winter treden van acute klachten van de huid
(zie de NHG-Standaard Dermatomycose). en frequent wassen met zeep. Deze lei- (galbulten, rash), het maagdarmstel-
Allergisch contacteczeem verdwijnt den tot een uitdroging van de huid met sel (zwelling en jeuk van mondslijm-
na vermijding van het oorzakelijke al- barsten van het stratum corneum. Er is vlies en lippen, buikpijn en diarree),
lergeen, maar kan snel recidiveren na weinig bekend over het natuurlijke be- de luchtwegen (hoesten en piepen) of

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 243


NH G-S ta nda a r d

bewustzijnsdaling na inname van be- gisch contacteczeem kunnen veroor- Indien sprake is van jeukende huidafwij­
paalde voedingsmiddelen. zaken);22 kingen aan de onderbenen (passend bij hy­
•• huidafwijkingen elders (dermatomy- postatisch eczeem of asteatotisch eczeem),
Leeftijd van 4 tot 18 jaar cose); vraag dan naar:
Indien sprake is van jeukende huidafwij­ •• (eerder) constitutioneel eczeem. •• klachten van veneuze insufficiëntie,
kingen in elleboog- en knieholten, voorzijde zoals oedeem aan de onderbenen, een
enkels, nek en/of, rond ogen (passend bij con­ Leeftijd van 18 jaar en ouder vermoeid zwaar gevoel in de benen en
stitutioneel eczeem), vraag dan naar: Indien sprake is van jeukende huidafwij­ varices;
•• een droge huid; kingen aan de handen, voeten en/of het gelaat •• gebruik van therapeutische elastische
•• astma of allergische rinitis bij de pa­ ontstaan na huidcontact met irriteren- kousen;
tiënt of een eerstegraadsfamilielid; de of mogelijk allergene stoffen (passend •• andere klachten/aandoeningen van
•• constitutioneel eczeem bij een eerste- bij contacteczeem), vraag dan naar: de huid (pijn, toenemende roodheid,
graadsfamilielid; •• werk (zoals werk met frequent water- koorts).
•• aanwijzingen voor (zelden voorkomen- contact), dagelijkse bezigheden, hob-
de) voedselallergie, zoals het optreden by’s, collega’s met vergelijkbare huid- Lichamelijk onderzoek
van acute klachten van de huid (galbul- klachten;23 Inspecteer de aangedane huid en pal-
ten, rash), het maagdarmstelsel (zwel- •• huidcontact met metalen, zoals nik- peer de niet aangedane huid. Let daar-
ling en jeuk van mondslijmvlies en kel, chroom (in leer, cement), chemica- bij op:
lippen, buikpijn en diarree), de lucht- liën, parfumbestanddelen (zie [figuur •• lokalisatie (gelaat, behaarde hoofd,
wegen (hoesten en piepen) of bewust- 1] in de noot voor een overzicht per romp, extremiteiten, handen en voe-
zijnsdaling na inname van bepaalde lichaamsdeel van producten die aller- ten);
voedingsmiddelen. gisch contacteczeem kunnen veroor- •• aard van de huidafwijkingen: rood-
zaken);22 heid, oedeem, papels, krabeffecten,
Indien sprake is van jeukende blaasjes aan •• huidafwijkingen elders (dermatomy- blaasjes, korstjes, schilfering, lichen­
de vingers, tenen, handpalmen of voetzolen cose); ificatie;
(passend bij acrovesiculeus eczeem) of van •• (eerder) constitutioneel eczeem. •• aspect van de huidafwijking (nattend
meerdere jeukende ronde plekken op de romp of droog);
of extremiteiten (passend bij nummulair ec­ Indien sprake is van jeukende huidafwij­ •• tekenen van infectie: nattend aspect
zeem), vraag dan naar: kingen van elleboog- en knieholten, voorzijde met pustels, purulent exsudaat, gele
•• huidafwijkingen elders (dermatomy- enkels, nek, en/of rond de ogen (passend bij korstjes;
cose); constitutioneel eczeem), vraag dan naar: •• droge huid (ruw en droog aanvoelend).
•• dagelijkse bezigheden, hobby’s, eventu- •• een droge huid;
eel opleiding of werk; •• astma of allergische rinitis bij de pa­ Inspecteer bij afwijkingen aan de han-
•• huidcontact met metalen, zoals nik- tiënt of een eerstegraadsfamilielid; den ook de voeten (strooireactie bij een
kel, chroom (in leer, cement), chemica- •• constitutioneel eczeem bij een eerste- dermatomycose). Let bij patiënten met
liën, parfumbestanddelen (zie [figuur graadsfamilielid. eczeem aan de onderbenen op tekenen
1] in de noot voor een overzicht per van chronische veneuze insufficiëntie
lichaamsdeel van producten die aller- Indien sprake is van jeukende blaasjes aan (oedeem).
gisch contacteczeem kunnen veroor- de vingers, tenen, handpalmen en/of voetzolen Voor bepaling van de ernst van con-
zaken);22 (aanwijzingen voor acrovesiculeus eczeem) stitutioneel eczeem kan de Three-Item-
•• (eerder) constitutioneel eczeem. of van meerdere jeukende ronde plekken pas- Severity-score als praktisch hulpmiddel
send bij nummulair eczeem), vraag dan gebruikt worden. Drie aspecten van con-
Indien sprake is van jeukende huidafwij­ naar: stitutioneel eczeem (roodheid, oedeem/
kingen aan de handen, voeten en/of het gelaat •• huidafwijkingen elders (dermatomy- papels en krabeffecten) worden gescoord
ontstaan na huidcontact met irriteren- cose); naar ernst (afwezig = 0, mild = 1, matig
de of mogelijk allergene stoffen (passend •• werk, dagelijkse bezigheden, hobby’s, = 2, ernstig = 3) op een plaats waar het
bij contacteczeem), vraag dan naar: collega’s met vergelijkbare klachten; eczeem het duidelijkst is. Mild eczeem
•• dagelijkse bezigheden, hobby’s, even- •• huidcontact met metalen, zoals nik- komt overeen met een TIS-score < 3, ma-
tueel opleiding of werk (zoals werk met kel, chroom (in cement, leer), chemica- tig eczeem met een TIS-score ≥ 3 en < 6
frequent watercontact); liën, parfumbestanddelen (zie [figuur en ernstig eczeem met een TIS-score ≥ 6.
•• huidcontact met metalen, zoals nik- 1] in de noot voor een overzicht per De JGZ-richtlijn Huidafwijkingen advi-
kel, chroom (in leer, cement), chemica- lichaamsdeel van producten die aller- seert JGZ-artsen om kinderen met con-
liën, parfumbestanddelen (zie [figuur gisch contacteczeem kunnen veroor- stitutioneel eczeem met een TIS-score ≥
1] in de noot voor een overzicht per zaken);22 3 te verwijzen naar de huisarts voor be-
lichaamsdeel van producten die aller- •• (eerder) constitutioneel eczeem. handeling met corticoste­roïden.24

244 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


NH G-S ta nda a r d

Let bij patiënten met een donkere •• begin van de aandoening onder de leef- met meestal centrale genezing in ge-
huid op een plaatselijk donkere verkleu- tijd van 2 jaar. laat, hals, romp, extremiteiten; aan
ring.25 Door het pigment is de roodheid de voeten rode schilferende plek(ken)
minder goed zichtbaar, waardoor het ri- Geïmpetiginiseerd eczeem: bij nattend met blaasjes en pustels op voetzool en
sico bestaat dat de mate van ernst wordt eczeem met aanwezigheid van pustels, voetrand of maceratie en interdigitale
onderschat. purulent exsudaat en gele korstjes. Im- kloofjes, vooral tussen vierde en vijfde
petiginisatie komt voornamelijk voor bij teen (zie de NHG-Standaard Dermato-
Aanvullend onderzoek constitutioneel eczeem. mycose);
Aanvullend onderzoek is zelden nodig. Eczema herpeticum: bij snel uitbreidende •• intertrigo door candida: felrode nattende
Bloedonderzoek (IgE-bepaling) heeft papels en blaasjes met uitgebreid puru- scherpbegrensde plekken met rand-
geen therapeutische consequenties voor lent exsudaat, ziek zijn, malaise en hoge schilfering, jeuk en, zeer specifiek, sa-
constitutioneel eczeem of andere typen koorts.27 tellietvorming, ‘eilandjes voor de kust’
eczeem.10 Irritatief contacteczeem: bij ontstaan en (zie de NHG-Standaard Dermatomy-
In de volgende situaties kan gericht verergeren van eczeem op plaatsen van cose);
aanvullend onderzoek wel zinvol zijn: huidcontact met lokaal irriterende stof- •• psoriasis: rode, scherp begrensde, verhe-
•• bij vermoeden van voedselallergie: verricht fen, vooral handen, voeten en gelaat. ven plekken met een zilvergrijze schil-
of verwijs voor voedselprovocatieonder- Allergisch contacteczeem: bij ontstaan en fering op de strekzijden van de knieën
zoek (zie de NHG-Standaard Voedsel­ verergeren van eczeem na huidcontact of ellebogen, het behaarde hoofd en de
overgevoeligheid); (handen, voeten, gelaat) met allergenen of lumbosacrale regio (zie de NHG-Stan-
•• bij vermoeden van allergisch contacteczeem: als strooireactie bij huidafwijking elders daard Psoriasis);
aanvullend onderzoek naar mogelijke op het lichaam. Zo nodig kan aanvullend •• tylotisch eczeem: onscherp begrensde
allergenen (‘plakproeven’); dit vindt al- onderzoek de diagnose bevestigen. roodheid met schilfering en forse ke-
leen plaats in de tweede lijn (zie Verwij­ Acrovesiculeus eczeem: bij hevig jeukende ratose, al dan niet met ragaden aan de
zing).26 blaasjes aan de handpalmen en voetzolen handpalmen en voetzolen;28
en zijkanten van vingers en tenen zonder •• dermatitis perioralis: branderige roodheid,
Evaluatie duidelijke onderliggende oorzaak. papels en pustels rond de mond, waar-
Eczeem wordt vaak veroorzaakt door een Nummulair eczeem: bij jeukende ronde bij een smalle zoom rond het lippenrood
combinatie van factoren. Differentiatie matig scherp begrensde rode huidaf- vrij blijft (zie de FTR Dermatitis perio-
tussen verschillende typen eczeem kan wijkingen met blaasjes, papels en/of ralis);
moeilijk zijn. Deze kunnen ook naast schilfers zonder duidelijk onderliggende •• rosacea: symmetrische persisterende
elkaar voorkomen. Dit geldt met name oorzaak. vlekkerige roodheid in het gelaat met
voor eczeem aan de handen. [Tabel 1] Hypostatisch eczeem: bij onscherp be- teleangiëctasieën en recidiverende pa-
geeft een schematische samenvatting grensde roodheid, oedeem en krabef- pels en papulopustels;
van de verschillende typen eczemen. fecten aan de onderbenen bij chronische •• granuloma annulare: niet-jeukende licht-
Stel op basis van anamnese en licha- veneuze insufficiëntie. rode gladde dermale papels en noduli,
melijk onderzoek de volgende diagnoses: Asteatotisch eczeem: bij een droge huid die kunnen samenvloeien tot ringvor-
Constitutioneel eczeem: wanneer er naast met bleekrode barstjes in de hoornlaag, mige papuleuze of noduleuze huidaf-
jeuk (hoofdkenmerk), ten minste 3 van de meestal aan de onderbenen bij ouderen. wijking met centrale genezing, vooral
volgende kenmerken aanwezig zijn:3 op vingers, handruggen, armen en
•• eczeem op de buigzijden van de extre- Differentiaaldiagnostisch zijn de volgende voetruggen;
miteiten (elleboog- en knieholten, voor- aandoeningen van belang: •• cellulitis: onscherp begrensde glanzend
zijde enkels), nek, rond de ogen of, bij •• seborroïsch eczeem: meestal scherp be- rode, warm en gezwollen huid, soms
kinderen < 4 jaar, op wangen, voorhoofd grensde roodheid met vettige, gelige bulleus (zie de NHG-Standaard Bacte­
en/of strekzijde van de extremiteiten; schilfering, vooral op plaatsen waar riële huidinfecties);
•• klachten van een droge huid in het af- veel talgklieren aanwezig zijn; behaar- •• scabiës: roodheid, jeuk, krabeffecten,
gelopen jaar; de hoofdhuid, haargrens, nasolabiaal- ‘gangetjes’ tussen de vingers (zie de FTR
•• een voorgeschiedenis van huidafwij- plooien, bij jonge kinderen voorname- Scabiës);
kingen op de buigzijden van de extre- lijk de behaarde hoofdhuid (zie de FTR •• urticaria: snel opkomende, voorbijgaande
miteiten (elleboog- en knieholten, voor- Seborroïsch eczeem); scherp begrensde erythemateuze zwel-
zijde enkels), nek, rond de ogen of op de •• luiereczeem: roodheid, schilfering, soms lingen, die in grootte variëren van en-
wangen, voorhoofd en/of strekzijde van papels, vesikels, erosies in het luierge- kele millimeters tot centimeters en die
de ledematen; bied (zie de FTR Luierdermatitis); meestal hevig jeuken of een branderig
•• astma of allergische rinitis, nu of in het •• dermatomycose: zich centrifugaal uit- gevoel geven (zie de FTR Urticaria);
verleden of bij een eerstegraadsfamilie- breidende, scherp begrensde rood- •• lichen sclerosus: atrofie (‘sigarettenpapier’)
lid; heid met schilfering en randactiviteit, en/of hyperkeratose, macroscopisch

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 245


NH G-S ta nda a r d

herkenbaar als scherp begrensde, por- vermindert de jeuk en irritatie. De prak- ernst van het eczeem, het effect van de
seleinwitte glanzende plekken (zie de tische adviezen berusten voornamelijk behandeling en de frequentie waarin
NHG-Standaard Lichen sclerosus). op ervaring. Het is onbekend welk mid- exacerbaties optreden (zie [tabel 4]); eer-
del het meest effectief is. De voorkeur dere ervaringen van de patiënt bepalen
Richtlijnen beleid van de patiënt speelt een belangrijke rol mede de keuze;
Voor het beleid wordt onderscheid ge- bij de keuze voor het indifferente mid- •• begin bij mild eczeem (TIS-score < 3)
maakt tussen een algemeen beleid dat del.33 met indifferente middelen. Start bij
bij alle typen eczeem van toepassing is Hierbij gelden de volgende aanbeve- matig eczeem (TIS-score ≥ 3 en < 6) met
en een specifiek beleid gericht op het lingen: een klasse-1-corticosteroïd en behandel
type eczeem. •• geef elke patiënt onafhankelijk van de vervolgens bij onvoldoende effect met
ernst van het eczeem voorlichting over een klasse-2-corticosteroïd. Start bij
Algemeen beleid het doel en gebruik van indifferente ernstig eczeem (TIS-score ≥ 6) met een
Voorlichting en niet-medicamenteuze adviezen middelen; klasse-3-corticosteroïd (niet in gelaat of
Geef de volgende uitleg en adviezen: •• laat de patiënt verschillende indif- lichaamsplooien);38
•• leg uit dat eczeem niet vies of besmet- ferente middelen proberen (zie [tabel •• kies bij nattend eczeem een corticoste-
telijk is; 2] voor een overzicht van preparaten); roïd op crèmebasis en kies bij droog ec-
•• adviseer bij een droge huid altijd indif- eerdere ervaringen van de patiënt be- zeem een vette basis (zalf of vetcrème,
ferente middelen te gebruiken; palen mede de keuze;34 zoals vaselinecrème);
•• adviseer kort (richttijd 5 minuten), •• schrijf als de patiënt tevreden is over •• start met 2 maal daags aanbrengen van
handwarm (37 C
̊ ) en weinig frequent het indifferente middel (of een com- corticosteroïden (zie [tabel 4]) en verlaag
te baden/douchen (bij kinderen < 1 jaar binatie van indifferente middelen) de frequentie na 1 tot 2 weken altijd
2 tot 3 keer per week),29 weinig zeep te meerdere tubes van 100 g voor; naar 1 maal daags;39
gebruiken en een droge huid daarna in •• adviseer de zalf en/of (vet)crème 1 tot 2 •• uitleg (mondelinge en schriftelijke in-
te smeren met een indifferent middel. keer per dag (afhankelijk van de droog- structie) over het smeren is belangrijk
Overweeg ongeparfumeerde badolie te te van de huid) te smeren. De frequen- voor een optimaal effect. [Tabel 5] is
laten gebruiken; tie en hoeveelheid van aanbrengen is een hulpmiddel voor de hoeveelheid te
•• in aansluiting op de gegeven monde- in principe niet beperkt; gebruiken zalf/crème per lichaamsdeel,
linge voorlichting kan de huisarts de •• adviseer bij gelijktijdig gebruik van uitgedrukt in het aantal vingertopeen-
patiënt verwijzen naar de informatie lokale corticosteroïden de indifferente heden (VTE). Een streepje zalf met de
over eczeem op de NHG-Publieksweb- zalf en/of (vet)crème minimaal 1 uur lengte van een vingertop (het distale
site www.thuisarts.nl of de betreffende na de corticosteroïden aan te bren- wijsvingerkootje van een volwassene) is
tekst (voorheen NHG-Patiëntenbrief) gen.35 een VTE en komt ongeveer overeen met
meegeven (via het HIS). Deze patiën- 0,5 g zalf (zie [figuur 2] en [tabel 5]);40
teninformatie is gebaseerd op de NHG- Lokale behandeling met corticosteroïden •• behandel eczeem met corticosteroïden
Standaard. Corticosteroïden onderdrukken de ont- totdat de roodheid, oedeem/papels en
stekingsreactie en bestrijden de jeuk.36 krabeffecten verdwenen zijn;
Medicamenteuze behandeling Deze middelen zijn ingedeeld in klas- •• houd bij langdurig gebruik rekening
Indifferente middelen, al dan niet in sen van oplopende sterkte. Het is ondui- met de maximaal te gebruiken hoeveel-
combinatie met lokale corticosteroïden, delijk welk middel per klasse het meest heden per week (zie [tabel 6]);
vormen de basis van de behandeling van effectief is. Bij de keuze wordt rekening •• benadruk dat bijwerkingen van klas-
eczeem. Het gebruik van lokale calci- gehouden met de kosten. [Tabel 3] bevat se-1- of klasse-2-corticosteroïden zeld-
neurineremmers wordt afgeraden voor voorbeelden van goedkope generieke zaam zijn bij het geadviseerde beleid;
behandeling van eczeem in de eerste middelen. Overweeg bij kinderen met •• klasse-1- of klasse-2-corticosteroïden
lijn. Deze zijn niet effectiever dan cor- uitgebreid ernstig eczeem een duurder kunnen ook kortdurend (2 tot 3 weken)
ticosteroïden en de effecten van lokale klasse-3-corticosteroïd te gebruiken met op de oogleden worden gebruikt, be-
immunosuppressie zijn op lange termijn een korte halfwaardetijd, zoals fluti- halve bij oogaandoeningen zoals glau-
onbekend.30,31 Teerpreparaten worden casonpropionaat.36 Klasse-4-corticoste­ coom;41
niet meer aanbevolen voor de behande- roïden worden voor behandeling van •• beperk dagelijks gebruik van klasse-
ling van eczeem in de eerste lijn, wegens eczeem in de eerste lijn ontraden. 3-corticosteroïden tot 2 à 3 weken; bij
beperkt bewijs voor de effectiviteit en langdurig dagelijks gebruik is er kans op
veiligheid.32 Het doel van behandeling met cortico- lokale bijwerkingen, zoals atrofie, tele-
steroïden is een volledige remissie van angiëctasieën, hypopigmentatie en
Lokale behandeling met indifferente middelen het eczeem. Hierbij gelden de volgende striae. Wanneer de corticosteroïden
Gebruik van indifferente middelen ver- aanbevelingen: slechts enkele dagen per week voor lan-
hoogt het vochtgehalte van de huid en •• bepaal de behandeling op grond van de gere tijd worden gebruikt (als pulse-thera­

246 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


NH G-S ta nda a r d

Tabel 1 Kenmerken verschillende typen eczeem

Leeftijd en type eczeem Lokalisatie Kenmerken klinisch beeld, natuurlijk beloop Differentiaaldiagnose
< 4 jaar
Constitutioneel eczeem < 2 jaar: wangen, ▪▪ vanaf 3 tot 4 maanden na geboorte ▪▪ seborroïsch eczeem (‘berg’)
voorhoofd, (‘narcosekapje’ ▪▪ krabeffecten ▪▪ luiereczeem
vrij), strekzijden ▪▪ droge huid ▪▪ intertrigo door candida
extremiteiten ▪▪ atopische constitutie ▪▪ geïmpetiginiseerd constitutioneel eczeem
vanaf 2 jaar: knie- en ▪▪ invloed van externe factoren zoals warmte, seizoen,
elleboogholtes, voorzijde baden/douchen, stress
enkels, nek en/of rond de ▪▪ 80% heeft op 15-jarige leeftijd geen klachten meer
ogen ▪▪ bij ernstig eczeem: ontwikkelt ongeveer 30% later
astma, 15% allergische rinitis
4 tot 18 jaar
Constitutioneel eczeem knie- en elleboogholtes, ▪▪ krabeffecten ▪▪ geïmpetiginiseerd constitutioneel eczeem
voorzijde enkels, nek en/ ▪▪ droge huid ▪▪ irritatief contacteczeem
of rond ogen ▪▪ atopische constitutie ▪▪ allergisch contacteczeem
▪▪ invloed van externe factoren zoals warmte, seizoen,
baden/douchen, stress
▪▪ verhoogd risico op irritatief eczeem
▪▪ vaak spontane remissie op oudere leeftijd
Acrovesiculeus eczeem zijkanten vingers, tenen, ▪▪ krabeffecten ▪▪ strooireactie bij dermatomycose
handpalmen en voetzolen ▪▪ blaasjes (of kleine erosies) domineren ▪▪ constitutioneel eczeem
▪▪ allergisch contacteczeem
▪▪ scabiës
Nummulair eczeem romp, extremiteiten ▪▪ krabeffecten ▪▪ constitutioneel eczeem
▪▪ ronde huidafwijkingen ▪▪ geïmpetiginiseerd eczeem
▪▪ allergisch contacteczeem
▪▪ dermatomycose
▪▪ psoriasis
▪▪ granuloma annulare
Irritatief contacteczeem afhankelijk van lokalisatie ▪▪ jeuk minder dominant ▪▪ constitutioneel eczeem
huidcontact met ▪▪ beloop afhankelijk van huidcontact met irriterende stof ▪▪ geïmpetiginiseerd eczeem
irriterende stof (meestal (dagelijkse bezigheden/eventueel beroep) ▪▪ allergisch contacteczeem
handen, voeten, gelaat) ▪▪ dermatitis perioralis
Allergisch contacteczeem afhankelijk van lokalisatie ▪▪ beloop afhankelijk van huidcontact met allergeen ▪▪ strooireactie bij dermatomycose
huidcontact met allergeen (dagelijkse bezigheden/eventueel beroep) ▪▪ constitutioneel eczeem
(meestal handen, voeten ▪▪ irritatief contacteczeem
of gelaat) of strooireactie ▪▪ dermatomycose
▪▪ dermatitis perioralis
▪▪ urticaria
≥ 18 jaar
Irritatief contacteczeem afhankelijk van lokalisatie ▪▪ jeuk minder dominant ▪▪ constitutioneel eczeem
huidcontact met ▪▪ beloop afhankelijk van huidcontact met irriterende stof ▪▪ geïmpetiginiseerd eczeem
irriterende stof (meestal (dagelijkse bezigheden/beroep) ▪▪ allergisch contacteczeem
handen, voeten of gelaat) ▪▪ tylotisch eczeem
▪▪ dermatitis perioralis
Allergisch contacteczeem afhankelijk van lokalisatie ▪▪ beloop afhankelijk van huidcontact met allergeen ▪▪ strooireactie bij dermatomycose
huidcontact met allergeen (dagelijkse bezigheden/eventueel beroep) ▪▪ constitutioneel eczeem
(meestal handen, voeten ▪▪ irritatief contacteczeem
of gelaat) of strooireactie ▪▪ dermatomycose
▪▪ dermatitis perioralis
▪▪ urticaria
Constitutioneel eczeem knie- en elleboogholtes, ▪▪ krabeffecten ▪▪ geïmpetiginiseerd eczeem
voorzijde enkels, nek en/ ▪▪ droge huid ▪▪ irritatief contacteczeem
of rond ogen ▪▪ atopische constitutie ▪▪ allergisch contacteczeem
▪▪ invloed van externe factoren als warmte, seizoen, ▪▪ rosacea
baden/douchen, stress
▪▪ verhoogd risico op irritatief eczeem
Acrovesiculeus eczeem zijkanten vingers, tenen, ▪▪ krabeffecten ▪▪ strooireactie bij dermatomycose
handpalmen en voetzolen ▪▪ blaasjes (of kleine erosies) domineren ▪▪ constitutioneel eczeem
▪▪ allergisch contacteczeem
▪▪ tylotisch eczeem
▪▪ scabiës

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 247


NH G-S ta nda a r d

Nummulair eczeem romp, extremiteiten ▪▪ krabeffecten ▪▪ constitutioneel eczeem


▪▪ ronde huidafwijkingen ▪▪ geïmpetiginiseerd eczeem
▪▪ allergisch contacteczeem
▪▪ dermatomycose
▪▪ psoriasis
▪▪ granuloma annulare
Hypostatisch eczeem onderbenen ▪▪ (nattende) roodheid ▪▪ asteatotisch eczeem
▪▪ oedeem ▪▪ cellulitis
▪▪ krabeffecten ▪▪ allergisch contacteczeem
▪▪ vooral bij chronische veneuze insufficiëntie
Asteatotisch eczeem (vooral) onderbenen ▪▪ droge huid, bleekrode barstjes ▪▪ hypostatisch eczeem
▪▪ oudere patiënten ▪▪ cellulitis
▪▪ invloed van externe factoren zoals seizoen en baden/
douchen

pie), treden deze bijwerkingen zelden op; leeftijd astma en 15% allergische ri- worden tegengegaan door de nagels
•• overweeg bij kinderen met uitgebreid nitis. Klachtenvrije periodes worden kort te houden en door het kind even-
ernstig eczeem een klasse-3-preparaat vaak afgewisseld met exacerbaties; tueel handschoentjes of wantjes te
te gebruiken met een korte halfwaar- •• bloedonderzoek en eliminatie allergenen: laten dragen. Overweeg bij uitgebreid
detijd, zoals fluticasonpropionaat;36 bloedonderzoek (IgE-bepaling) heeft matig of ernstig eczeem een verband-
•• tijdens de zwangerschap is gebruik van geen consequenties voor de diagnose pak voor te schrijven;46
klasse-1- en klasse-2-corticoste­
roïden en behandeling. Eliminatie van huis- •• psychosociale gevolgen: huidcontact is
veilig (zie ook de NHG-Standaard stofmijt heeft geen duidelijke invloed belangrijk voor de ontwikkeling van
Zwangerschap en Kraamperiode). 42 op constitutioneel eczeem en wordt een kind. Bij oudere kinderen en vol-
ontraden. Voedselallergie is meestal wassenen wordt aandacht besteed aan
Specifiek beleid geen oorzaak van constitutioneel ec- de gevoelens die met het eczeem ge-
Constitutioneel eczeem zeem. Ontraad experimenteren met paard kunnen gaan, zoals schaamte,
Voorlichting en niet-medicamenteuze advie­ eliminatiediëten, ook tijdens de lacta- angst en verminderd zelfvertrouwen.
zen44 tieperiode;45 Ga ook in op de gevolgen hiervan voor
Besteed aandacht aan de volgende pun- •• belang van indifferente middelen: gebruik het sociaal functioneren;
ten: van indifferente middelen verhoogt •• werk: bij hinder van het eczeem op het
•• oorzaak: de precieze oorzaak is onbe- de vochtigheid van de huid en vermin- werk is het verstandig om contact op
kend. Aanleg (constitutie) en omge- dert de jeuk en irritatie, ook als het ec- te nemen met de bedrijfsarts (indien
vingsfactoren spelen een rol; zeem rustig is; aanwezig) voor preventieve maatre-
•• beloop: ongeveer 80% van de kinderen •• risicofactoren voor exacerbaties: warmte, gelen. Ook bij geïnfecteerd eczeem
heeft op de leeftijd van 15 jaar geen synthetische of wollen kleding en en werkzaamheden in de zorg of voe-
klachten meer. Indien het eczeem in ook ontvettende stoffen zoals zeep en dingsmiddelenindustrie is contact
het eerste levensjaar begint, ernstig shampoo kunnen de huid prikkelen met de bedrijfsarts aangewezen voor
is op jonge leeftijd of bij aanwezig- of uitdrogen en de klachten doen ver- eventuele aanpassing van de werk-
heid van astma, is het risico op aan- ergeren. Door intercurrente (infectie) zaamheden om verspreiding te voor-
houdend eczeem verhoogd. Van alle ziekten kan het eczeem opvlammen. komen (zie de NHG-Standaard Bacte-
kinderen met ernstig constitutioneel De seizoenen kunnen een wisselende riële huidinfecties);
eczeem krijgt ongeveer 30% op latere invloed hebben: bij sommigen verer- •• patiëntenvereniging: de patiëntenver-
gert het eczeem in de winter, bij ande- eniging Vereniging voor Mensen met
ren juist in de zomer. Stress kan een rol Constitutioneel Eczeem (VMCE) kan
Tabel 2 Indifferente middelen (in oplopende spelen; patiënten met (chronisch) eczeem on-
vethoudendheid)
•• krabben: jeuk geeft aanleiding tot krab- dersteunen in het omgaan met hun
ben, waardoor het eczeem verergert. aandoening. 47
Basis Preparaat
Crème cetomacrogolcrème
Huidbeschadiging door krabben kan
lanettecrème

Vetcrème vaselinecetomacrogolcrème Tabel 3 Voorbeelden corticosteroïden per klasse37


vaselinelanettecrème
Sterkte Middel Basis
Zalf koelzalf (= unguentum leniens)
Klasse 1 hydrocortisonacetaat 1% zalf/vaselinecrème/crème
cetomacrogolzalf
lanettezalf Klasse 2 triamcinolonacetonide 0,1% zalf/vaselinecrème/crème
paraffine/vaseline in gelijke delen Klasse 3 betamethasonvaleraat 0,1% zalf/crème

248 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


NH G-S ta nda a r d

Tabel 4 Lokale behandeling van eczeem

Ernst Behandeling38,39
mild eczeem Start indifferent middel 1 tot 2 maal daags en na douchen of baden.
(lichte roodheid, weinig tot geen ▪▪ evalueer het effect van (aanpassing van) behandeling na 1 tot 2 weken:
oedeem of krabeffecten) bij verbetering:
TIS-score < 3 ▪▪ continueer indifferent middel, minimaal 1 maal daags en na douchen of baden; zo nodig vaker.
bij onvoldoende effect:
▪▪ ga mogelijke oorzaken na (therapietrouw, beïnvloedende factoren) en continueer de behandeling voor 1 week bij
onvoldoende therapietrouw;
▪▪ continueer bij goede therapietrouw met een vetter preparaat of zie beleid bij matig eczeem.
matig eczeem (matige roodheid, Start klasse-1-corticosteroïd 2 maal daags en indifferent middel 1 tot 2 maal daags.
licht oedeem en krabeffecten) ▪▪ evalueer het effect van (aanpassing van) behandeling na 1 tot 2 weken:
TIS-score ≥ 3 en < 6 bij verbetering:
▪▪ klasse-1-corticosteroïd 1 maal daags;
▪▪ bouw af door steeds meer opeenvolgende dagen te staken (zie voor afbouwschema [tabel 10] en [tabel 11] in de noot);43
▪▪ continueer de indifferente therapie.
bij onvoldoende effect:
▪▪ ga mogelijke oorzaken na (therapietrouw, beïnvloedende factoren) en continueer de behandeling voor 1 week bij
onvoldoende therapietrouw;
▪▪ bij goede therapietrouw zie beleid bij klasse-2-corticosteroïd.

Klasse-2-corticosteroïd 1 tot 2 maal daags en indifferent middel 1 tot 2 maal daags.


▪▪ evalueer het effect van (aanpassing) van behandeling na 1 tot 2 weken:
bij verbetering:
▪▪ continueer klasse-2-corticosteroïd 1 maal daags;
▪▪ bouw af door steeds meer opeenvolgende dagen te staken (zie voor afbouwschema [tabel 10] en [tabel 11] in de noot);43
▪▪ continueer de indifferente therapie;
▪▪ evalueer (eventueel telefonisch) bij afbouwen na 2 tot 3 weken en na 6 weken en behandel een eventueel recidief op
basis van de ernst.
bij onvoldoende effect:
▪▪ ga mogelijke oorzaken na (therapietrouw, beïnvloedende factoren) en continueer de behandeling voor 1 week bij
onvoldoende therapietrouw;
▪▪ bij goede therapietrouw zie beleid bij ernstig eczeem of verwijs indien afbouwen van klasse-2-corticosteroïden niet lukt bij
eczeem in gelaat of lichaamsplooien.
ernstig eczeem (forse roodheid, Start klasse-3-corticosteroïd (niet in gelaat of lichaamsplooien) 1 tot 2 maal daags en indifferent middel 1 tot 2 maal daags.
oedeem/papels en duidelijke ▪▪ evalueer het effect van (aanpassing) van behandeling na 1 tot 2 weken:
krabeffecten) bij verbetering:
TIS-score ≥ 6 ▪▪ bouw af door steeds meer opeenvolgende dagen te staken (zie voor afbouwschema [tabel 10] en [tabel 11] in de noot)43
of behandel als bij matig eczeem;
▪▪ continueer de indifferente therapie;
▪▪ evalueer bij afbouwen na 2 tot 3 weken en na 6 weken en behandel een eventueel recidief op basis van de ernst.
bij onvoldoende effect:
▪▪ ga onderliggende oorzaken na (therapietrouw, beïnvloedende factoren) en continueer de behandeling voor 1 week bij
onvoldoende therapietrouw;
▪▪ continueer bij goede therapietrouw klasse-3-corticosteroïd maximaal 1 maal daags en evalueer wekelijks;
▪▪ bouw altijd af na 2 tot 3 weken door steeds meer opeenvolgende dagen te staken (zie voor afbouwschema [tabel 10] en
[tabel 11] in de noot); 43
▪▪ verwijs indien afbouwen van corticosteroïden niet lukt.
frequente recidieven ▪▪ overweeg bij frequente recidieven preventieve pulse-therapie met klasse-2-corticosteroïd 1 maal daags gedurende 2 tot 4
opeenvolgende dagen per week, naast dagelijks gebruik van een indifferent middel of verwijs.49

Medicamenteuze behandeling eczeem. Overweeg uitsluitend bij ver- corticosteroïden volgens de adviezen in
Lokale behandeling storing van de nachtrust door hevige [tabel 4]. Overweeg afspraken te maken
Huidverzorging met indifferente mid- jeuk, kortdurend (maximaal 1 tot 2 met de patiënt over het zelfstandig aan-
delen is de basis van de behandeling, weken) en alleen voor de nacht, een passen van de lokale behandeling bij een
ook als het eczeem rustig is. Geef zo no- sederend antihistaminicum voor te exacerbatie. De afbouwschema’s zijn te
dig (bij jeuk en tekenen van ontsteking) schrijven of verwijs. Zie noot voor de gebruiken als leidraad voor de behande-
corticosteroïden conform het stappen- middelen en doseringen. 48 ling (zie voor afbouwschema [tabel 10] en
plan in [tabel 4]. [tabel 11] in de noot). 43
Behandeling bij recidief of exacerbatie
Behandeling met sederende antihistaminica Ga eventuele oorzaken na (therapietrouw Behandeling bij frequente recidieven van matig
Er is onvoldoende bewijs voor een gun- bij gebruik van indifferente middelen en tot ernstig eczeem
stig effect van niet-sederende antihis- eventueel corticosteroïden, beïnvloe- Overweeg preventieve behandeling
taminica op jeuk bij constitu­
t ioneel dende factoren). Hervat het gebruik van met klasse-2-corticosteroïden op 2 tot 4

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 249


NH G-S ta nda a r d

Figuur 2 Vingertopeenheid (VTE) conform [tabel 4] wordt gecontinu- •• werk: bij werkgerelateerd contactec-
eerd; zeem is het belangrijk om contact op
•• overweeg behandeling met orale anti- te nemen met de bedrijfsarts voor pre-
biotica bij uitgebreide impetiginisatie ventieve maatregelen.52
of persisterende afwijkingen ondanks
lokale behandeling (zie de NHG-Stan- Medicamenteuze behandeling
daard Bacteriële huidinfecties), waar- Het medicamenteuze beleid bij contact-
bij de behandeling met corticosteroï- eczeem is als volgt:
den en een indifferent middel conform •• Bij irritatief contacteczeem:
[tabel 4] wordt gecontinueerd. ––start met indifferente middelen, (mi-
nimaal) 2 maal daags en na (handen)
Contacteczeem wassen;
Voorlichting en niet-medicamenteuze behan­ ––overweeg kortdurende behandeling
deling met een klasse-1- of klasse-2-cortico-
Besteed aandacht aan de volgende pun- steroïd [tabel 4].
achtereenvolgende dagen van de week ten: •• Bij allergisch contacteczeem:
(pulse-therapie), naast dagelijks gebruik •• oorzaak en beloop: contacteczeem wordt ––volg het beleid conform [tabel 4],
van een indifferent middel. 49 De af- veroorzaakt door contact met stof- schrijf bij lokalisatie op de behaarde
bouwschema’s zijn te gebruiken als lei- fen die de huid irriteren (bij irritatief hoofdhuid zo nodig een corticosteroïd
draad voor de behandeling (zie voor contacteczeem) of stoffen die een al- als lotion voor;
afbouwschema [tabel 10] en [tabel 11] in lergische reactie veroorzaken op de ––bij een eenmalige reactie kan onder-
de noot). 43 Of verwijs (zie Verwijzing). contactplaats of elders op het lichaam houdsbehandeling met indifferente
(bij allergisch contacteczeem). Bij ver- middelen achterwege gelaten worden.
Behandeling van geïnfecteerd eczeem mijding van de irriterende stof of het
Bij de aanwezigheid van pustels, puru- allergeen duurt het ongeveer vier tot Acrovesiculeus eczeem
lent exsudaat en gele korstjes is er spra- zes weken totdat het eczeem verdwe- Voorlichting en niet-medicamenteuze adviezen
ke van geïnfecteerd eczeem, ook wel nen is. Bij hernieuwde blootstelling Besteed aandacht aan de volgende pun-
geïmpetiginiseerd eczeem genoemd. kan het eczeem recidiveren; constitu- ten:
De verwekker is doorgaans Staphylococ­ tioneel eczeem vergroot het risico op •• oorzaak: naast een strooireactie bij een
cus aureus. De infectie kan het eczeem irritatief eczeem; dermatomycose, zijn constitutioneel
verergeren. Door het eczeem goed te •• vermijden expositie: de basis van de be- eczeem en allergisch contacteczeem
behandelen, neemt de kolonisatie met handeling is het vermijden van irrite- of een combinatie van beide mogelijke
Staphylococcus aureus af en kan de infec- rende stoffen en allergenen; onderliggende oorzaken. Vaak blijft de
tie overgaan.50 Behandel als volgt: •• belang van indifferente middelen: bij irrita- precieze oorzaak onduidelijk;
•• intensiveer bij lokaal beperkte impeti- tief eczeem vermindert gebruik van •• beloop: afhankelijk van de onderliggen-
ginisatie van eczeem de behandeling indifferente middelen de jeuk en ir- de oorzaak kan acrovesiculeus eczeem
gedurende een week conform [tabel 4]; ritatie. Het is vooral belangrijk deze te een chronisch beloop hebben.
•• wanneer na een week onvoldoende gebruiken na het wassen;
verbetering is opgetreden, schrijf dan •• geen zeep: bij irritatief contacteczeem Medicamenteuze behandeling
fusidinezuurcrème driemaal daags aan de handen is het belangrijk om Het medicamenteuze beleid bij acrovesi-
gedurende een week voor (zie de NHG- deze te wassen met water zonder zeep culeus eczeem is als volgt:
Standaard Bacteriële huidinfecties), of eventueel met een handalcohol. Bij •• bij afwezigheid van aanwijzingen voor
waarbij de behandeling met cortico- nat werk is het zinvol om wegwerpvi- een dermatomycose: volg het beleid
steroïden en een indifferent middel nylhandschoenen te dragen;51 conform [tabel 4];53

Tabel 5 Overzicht gebruik vingertoppen zalf bij kinderen en volwassenen

Leeftijd Aantal vingertopeenheden* per keer smeren


hoofd en hals arm en hand been en voet romp (voorzijde) rug en billen gehele lichaam
3-12 mnd 1 1 1,5 1 1,5 8,5
1-2 jaar 1,5 1,5 2 2 3 13,5
3-5 jaar 1,5 2 3 3 3,5 18
6-10 jaar 2 2,5 4,5 3,5 5 24,5
> 10 jaar 2,5 4 (alleen hand: 1) 8 (alleen voet: 2) 7 7 40,5†
*
een vingertopeenheid komt ongeveer overeen met 0,5 g.

komt overeen met 140 g zalf per week bij 1 dd smeren.

250 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


NH G-S ta nda a r d

•• bij aanwijzingen zijn voor een derma- behandeling met een klasse-1- of klas- •• bij (allergisch of irritatief) contactec-
tomycose: behandel conform de NHG- se-2-corticosteroïd [tabel 4];54 zeem en acrovesiculeus eczeem als
Standaard Dermatomycosen. •• zie voor de behandeling van chroni- de behandeling na zes tot acht weken
sche veneuze insufficiëntie de NHG- geen effect heeft; aanvullende diag-
Nummulair eczeem Standaard Varices. nostiek (plakproeven) is dan geïndi-
Voorlichting en niet-medicamenteuze advie­ ceerd.56
zen Asteatotisch eczeem
Besteed aandacht aan de volgende pun- Voorlichting en niet-medicamenteuze advie­ JGZ-artsen: JGZ-artsen zien veel jonge
ten: zen kinderen met constitutioneel eczeem. In
•• oorzaak: constitutioneel eczeem en al- Besteed aandacht aan de volgende pun- de richtlijn Huidafwijkingen wordt ge-
lergisch contacteczeem of een com- ten: bruik van de Three-Item-Severity (TIS)-
binatie van beide zijn mogelijke on- •• oorzaak: asteatotisch eczeem wordt score aanbevolen voor het bepalen van de
derliggende oorzaken. Vaak blijft de veroorzaakt door uitwendige factoren ernst van het eczeem. Bij een score van 3
precieze oorzaak echter onduidelijk; zoals een droge lucht (in de winter) en of hoger (matig tot ernstig eczeem) is het
•• beloop: afhankelijk van de onderlig- frequent wassen met water en zeep; advies te verwijzen naar de huisarts voor
gende oorzaak kan nummulair ec- •• beloop: bij hernieuwde blootstelling behandeling met corticosteroïden.24
zeem een chronisch beloop hebben. aan de genoemde uitwendige factoren Bedrijfsartsen: bij hinder van het ec-
kan asteatotisch eczeem recidiveren. zeem bij beroepswerkzaamheden is het
Medicamenteuze behandeling verstandig om contact op te (laten) ne-
Het medicamenteuze beleid bij num- Medicamenteuze behandeling men met de bedrijfsarts voor preventieve
mulair eczeem is als volgt: •• Volg het beleid conform [tabel 4]. maatregelen. Het is de taak van een be-
•• volg het beleid conform [tabel 4]. drijfsarts om zowel aan de werkgever als
Controle en verwijzing aan de patiënt advies te geven over reduc-
Hypostatisch eczeem Controles tie van belasting door huidirriterende
Voorlichting en niet-medicamenteuze advie­ Met betrekking tot het controleren van factoren op het werk. Indien de bedrijfs-
zen patiënten gelden de volgende aanbeve- arts verwijzing naar een dermatoloog
Besteed aandacht aan de volgende pun- lingen: voor aanvullende diagnostiek of behan-
ten: •• evalueer het effect van de behandeling deling noodzakelijk acht, verwijst de be-
•• oorzaak: hypostatisch eczeem kan ver- bij alle vormen van eczeem na één tot drijfsarts naar de dermatoloog.52 Ook bij
oorzaakt worden door veneuze insuf- twee weken; 55
geïnfecteerd eczeem bij werknemers in
ficiëntie, door uitdroging van de huid, •• adviseer de patiënt terug te komen bij de zorg of voedingsmiddelenindustrie is
door irritatie van een elastische kous verergering of exacerbatie van het ec- contact met de bedrijfsarts aangewezen.
en (zelden) door allergisch contactec- zeem;
zeem; •• controleer patiënten ten minste jaar- © 2014 Nederlands Huisartsen Genoot-
•• beloop: afhankelijk van de onderliggen- lijks bij chronisch gebruik van lokale schap
de oorzaak kan hypostatisch eczeem middelen.
een chronisch beloop hebben. Noten en literatuur
Verwijzing en samenwerking Zie voor de noten en de literatuur www.
Medicamenteuze behandeling Overweeg verwijzing naar een derma- henw.org, rubriek NHG-Standaard.
Het medicamenteuze beleid bij hypo- toloog:
statisch eczeem is als volgt: •• bij onvoldoende reactie op de behande-
•• indifferente (vet)crème gedurende de ling of wanneer het niet lukt om corti-
nacht; resten van indifferente midde- costeroïden af te bouwen; overweeg bij
len kunnen de levensduur van de kou- kinderen (bijvoorbeeld bij aanwezig-
sen nadelig beïnvloeden; heid van andere atopische aandoenin-
•• bij veel jeuk en roodheid: kortdurende gen) verwijzing naar een kinderarts;

Tabel 6 Maximaal toe te passen hoeveelheid corticosteroïden per week bij langdurig gebruik *

Leeftijdsgroep Klasse 1 Klasse 2 Klasse 3


< 2 jaar 30 g 30 g uitsluitend
kortdurend bij ernstig
eczeem
2-18 jaar 60 g 60 g 50 g
volwassenen geen beperking 100 g 100 g
*
gebruik klasse-2- en klasse-3-preparaten niet langer dan 2 tot 3 weken dagelijks.

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 251


NH G-S ta nda a r d

Totstandkoming Constitutioneel eczeem herzien (herziening in horst, M.L. Brouwer, dr. E.H.G. van Leer en
In juni 2011 startte een werkgroep met het maart 2014 in afrondende fase) en is de richtlijn Y.C.M. Duijvestijn, allen kinderarts namens de
maken van de NHG-Standaard Contactec- Contacteczeem ontwikkeld, deze tevens in Nederlandse Vereniging voor Kindergenees-
zeem. De werkgroep bestond uit de volgende samenwerking met de Nederlandse Vereni- kunde (NVK); D. Dost, apotheker KNMP Ge-
leden: A.W.F. de Witt-de Jong, huisarts te Den ging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde neesmiddel Informatie Centrum; M.K. Schut-
Haag; D. van Sleeuwen, huisarts te De Meern; (NVAB). C.J.H. de Vries, wetenschappelijk me- te apotheker, adviseur Geneesmiddelenzorg
A.M. Sprengers, huisarts (werkgroeplid tot dewerker van de afdeling Richtlijnontwikke- namens het College voor Zorgverzekeringen
september 2012) te Utrecht en C.A. de Kock, ling en Wetenschap, participeerde namens het (CvZ); J. Oltvoort, senior beleidsadviseur ge-
huisarts te Deurne. Mede op advies van de NHG in beide werkgroepen. P.C. Dirven-Meijer zondheidseconomie Nefarma; M. Favié, voor-
NHG-Adviesraad Standaarden (NAS) werd was lid van de adviesgroep van de JGZ-richtlijn zitter Bogin; G. Salemink, arts Maatschappij
besloten de NHG-Standaard Contacteczeem Huidafwijkingen. en Gezondheid/medisch adviseur namens
om te vormen naar de NHG-Standaard Ec- Zorgverzekeraars Nederland (ZN); dr. J.A.H.
zeem. Vervolgens werd in september 2012 de In augustus 2013 werd de standaard bespro- Eekhof, huisarts en hoofdredacteur van Huis­
werkgroep uitgebreid met P.C. Dirven-Meijer, ken in een focusgroep die bijgewoond werd arts en Wetenschap; dr. D. Bijl, arts-epidemio-
huisarts te Renswoude en M.M.G. Nonneman, door tien huisartsen, van wie twee aios, onder loog en hoofdredacteur van het Geneesmid­
specialist ouderengeneeskunde Stichting leiding van M. Ballieux, senior wetenschap- delenbulletin. Naamsvermelding als referent
Groenhuysen. pelijk medewerker van de afdeling Implemen- betekent overigens niet dat een referent de
De begeleiding van de werkgroep en de redac- tatie. Tevens werd commentaar ontvangen standaard inhoudelijk op ieder detail onder-
tie was in handen van C.J.H. de Vries, weten- van een aantal referenten, te weten: prof.dr. schrijft.
schappelijk medewerker. Dr. W. Opstelten was M.Y. Berger, hoogleraar Huisartsgeneeskunde W. Willems en J. van Dongen, huisartsen, heb-
betrokken als senior wetenschappelijk mede- UMC Groningen; dr. S. Koning, huisarts te ben namens de NAS tijdens de commentaar-
werker, M.M. Verduijn, apotheker, als senior Vlaardingen; A.M. Sprengers, huisarts te ronde beoordeeld of de standaard antwoord
wetenschappelijk medewerker Farmacothe- Utrecht; dr. P. Leusink, huisarts te Gouda en geeft op de vragen uit het herzieningsvoorstel.
rapie en dr. J.S. Burgers als hoofd, allen van de seksuoloog Groene Hart Ziekenhuis Gouda; dr. In november 2013 werd de standaard becom-
afdeling Richtlijnontwikkeling en Wetenschap. F.H.W. Jungbauer, bedrijfsarts-klinisch arbeids- mentarieerd en geautoriseerd door de NHG-
F. Jonkers was betrokken als wetenschappelijk geneeskundige namens de Nederlandse Ver- Autorisatiecommissie.
medewerker van de afdeling Implementatie. eniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde Prof.dr. W. Bergman, dermatoloog, stelde de
(NVAB); prof.dr. C.A.F.M. Bruijnzeel-Koomen, foto’s in de standaard ter beschikking.
Patiëntenparticipatie: er is een gesprek geweest dr. M.S. de Bruin-Weller, prof.dr. A.P. Oranje, Op de NHG-website (www.nhg.org) staat bij
met de patiëntenvereniging Vereniging voor prof.dr. S.G.M.A. Pasmans, dr. Th. Rustemeijer de webversie van deze standaard de zoekstra-
Mensen met Constitutioneel Eczeem (VMCE), en dr. R.A. Tupker, allen dermatoloog en lid van tegie beschreven die de werkgroep volgde bij
waarin ervaren knelpunten vanuit het pa­ de domeingroep AllergieEczeem, namens de het zoeken naar wetenschappelijke literatuur
tiëntenperspectief zijn geïnventariseerd. De Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en ten behoeve van de herziening van de stan-
VMCE heeft ook commentaar geleverd op de Venereologie (NVDV). Prof.dr. S.G.M.A. Pas- daard. Tevens zijn de procedures voor de ont-
conceptversie van de standaard. mans is tevens lid van de domeingroep Kin- wikkeling van de NHG-Standaarden in te zien
Samenwerking: in parallelle trajecten met de derdermatologie; dr. M. Kamphuis, jeugdarts in het procedureboek (zie www.nhg.org).
Nederlandse Vereniging voor Dermatologie namens de Artsen Jeugdgezondheidszorg
en Venereologie (NVDV) werd de richtlijn Nederland (AJN); Y.M. Roosen, dr. I. Terree-

252 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


Hilde Luijks

Comorbiditeit bij diabetes type 2

(V er) s ta nd va n z a k en
glycaemische instelling van diabetespatiënten beperkter is bij
In de rubriek (Ver)Stand van zaken geeft de aiotho (arts-in-oplei-
ding tot huisarts-onderzoeker) een korte samenvatting van de lite-
patiënten die naast diabetes veel comorbide aandoeningen
ratuur die heeft geleid tot de belangrijkste onderzoeksvraag, waar- hebben.1 Onderzoeken die het effect van comorbiditeit op de
op hij/zij aan het promoveren is. De coördinatie van de rubriek is in diabetesinstelling beschrijven, rapporteren wisselende uit-
handen van M.J. Scherptong-Engbers, LUMC Leiden, aiotho en re-
komsten. Er zijn zowel gunstige als ongunstige effecten van
dactielid H&W • Correspondentie: m.j.scherptong@gmail.com.
comorbiditeit op de instelling beschreven, alsook afwezig-
heid van effect.2 Voorham beschreef een gunstig effect op de
Praktijkvraag behandeling van de bloeddruk (HR 4,5; p-waarde < 0,001) en
Wat is de invloed van chronische comorbide aandoeningen bij HbA1C (HR 2,4; p-waarde 0,03) van nieuwe, aan diabetes gere-
patiënten met diabetes type 2 op diabetes uitkomstwaarden lateerde comorbide aandoeningen; en afwezigheid van effect
op de lange termijn? van niet aan diabetes gerelateerde comorbide aandoeningen.3
Methodologische nadelen van eerdere onderzoeken zijn on-
Huidig beleid der andere een kleine (of onduidelijke) selectie van comorbide
Richtlijnen voor diagnostiek en behandeling van diabetes aandoeningen en een korte follow-up van enkele maanden.
mellitus, zoals de NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2, Daarbij waren de bestudeerde patiëntengroepen niet altijd re-
richten zich meestal op één specifieke ziekte. De interacties presentatief voor de gehele diabetespopulatie.
tussen ziektes of de (medicamenteuze) behandeling ervan
zouden echter ook een rol kunnen spelen in de behandeling en Conclusie
prognose van een ziekte. In onderzoeken naar diabetes wor- Het is van belang de effecten te kennen van comorbiditeit op
den de patiënten met (ernstige) andere ziekten desondanks de diabetes uitkomstwaarden van patiënten met diabetes
meestal geëxcludeerd van deelname. De toepasbaarheid van type 2 ter evaluatie van de streefwaarden voor de behandeling
resultaten van deze trials en de daaruit voortvloeiende behan- van de diabetes.
deladviezen in de richtlijnen zijn dus beperkt voor diabetespa-
tiënten met comorbiditeit. Belangrijkste onderzoeksvraag
De recente herziening van de NHG-Standaard Diabe- Wat is het effect van reeds aanwezige, chronische comorbidi-
tes mellitus type 2 noemt comorbiditeit als een factor die de teit (totaal aantal ziekten en specifieke typen comorbiditeit
streefwaarde zou kunnen beïnvloeden. Vooralsnog is het niet afzonderlijk) op HbA1C en systolische bloeddrukwaarden van
duidelijk in welke mate of in welke richting dit geldt. patiënten met diabetes type 2 in de huisartsenpraktijk in een
follow-up van vijf jaar? ▪
Relevantie voor de huisarts
Literatuur
Het is denkbaar dat aanwezigheid van comorbide aandoe-
1 Greenfield S, Billimek J, Pellegrini F, Franciosi M, De BG, Nicolucci A, et al.
ningen interfereert met de effectiviteit van de behandeling Comorbidity affects the relationship between glycemic control and car-
van diabetes. Bovendien zouden bepaalde typen of combina- diovascular outcomes in diabetes: a cohort study. Ann Intern Med
2009;151:854-60.
ties van comorbiditeit, naast diabetes, de streefwaarden van 2 Bayliss EA, Blatchford PJ, Newcomer SR, Steiner JF, Fairclough DL. The ef-
HbA1C of systolische bloeddruk kunnen beïnvloeden. Infor- fect of incident cancer, depression and pulmonary disease exacerbations
on type 2 diabetes control. J Gen Intern Med 2011;26:575-81.
matie over daadwerkelijk behaalde (gemiddelde) waarden van 3 Voorham J, Haaijer-Ruskamp FM, Wolffenbuttel BH, De Zeeuw D, Stolk RP,
HbA1C en bloeddruk bij een specifiek ‘comorbiditeitsprofiel’ Denig P. Differential effects of comorbidity on antihypertensive and glu-
cose-regulating treatment in diabetes mellitus--a cohort study. PloS one
zou kunnen dienen als basis voor een gesprek met de patiënt 2012;7:e38707.
over het opstellen van realistische streefwaarden voor deze
specifieke patiënt. Dit weerspiegelt dat diabeteszorg, zoals
deze binnen de ketenzorg wordt geleverd, onderdeel is van
generalistische zorg voor de patiënt als geheel met al zijn ge-
zondheidsproblemen.

Stand van zaken in de literatuur


Van de patiënten met diabetes mellitus type 2 in de huisart-
senpraktijk heeft 85% op het moment dat de diagnose wordt
gesteld al ten minste één andere chronische aandoening,
zoals atriumfibrilleren, COPD, een ziekte van het bewegings-
apparaat of een chronische psychische aandoening. Het is be-
Radboudumc, afdeling Eerstelijnsgeneeskunde, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen: H. Luijks, huis-
kend dat de reductie van cardiovasculaire events door stricte arts en aiotho • Correspondentie: Hilde.Luijks@radboudumc.nl

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 253


Sjaak Nouwt, Marissa Scherptong-Engbers

Inzage in het patiëntendossier

E
N a s ch o l in g

Het dossier In deze nascholing zullen we verder ingaan op het laatst be-
Een huisarts is wettelijk verplicht om met betrekking tot de schreven doel van het patiëntendossier: wat houdt het inzage-
behandeling van een patiënt een dossier over die patiënt aan recht in het dossier in voor de huisarts en de patiënt?
te leggen en te onderhouden. Artikel 7:454 lid 1 van het Bur-
gerlijk Wetboek (wellicht beter bekend als de Wgbo: Wet op Inhoud van het patiëntendossier
de geneeskundige behandelingsovereenkomst) omschrijft dit In het algemeen geldt dat een dossier moet bestaan uit in-
als volgt: ‘De hulpverlener (...) richt een dossier in met betrek- formatie die voor ‘goede hulpverlening’ noodzakelijk is.1 Van
king tot de behandeling van de patiënt. Hij houdt in het dos- belang is dat de huisarts in een patiëntendossier feitelijke en
sier aantekening van de gegevens over de gezondheid van de objectieve informatie vastlegt. Dit is informatie over de in-
patiënt en de te diens aanzien uitgevoerde verrichtingen en houd van het medisch handelen (zoals diagnoses, verwijzin-
neemt andere stukken, bevattende zodanige gegevens, daarin gen), gegevens die van belang zijn voor de continuïteit van de
op, een en ander voor zover dit voor een goede hulpverlening zorgverlening (bijvoorbeeld chronische ziekten), gegevens die
noodzakelijk is.’ bij een volgende behandeling nodig zijn (zoals administra-
Dit patiëntendossier heeft verschillende doeleinden: tieve gegevens) en schriftelijke wilsverklaringen (bijvoorbeeld
▪▪ het systematisch vastleggen van de verschillende con- non-reanimatie- en euthanasieverklaringen).2 De huisarts is
tacten om overzicht te houden van wat er in het verleden zelf verantwoordelijk voor het patiëntendossier en zal dus per
medisch is gebeurd en het vastleggen van afspraken; dit patiënt moeten beoordelen welke gegevens in het dossier op-
wordt nu veelal met de SOEP-methode gedaan: Subjectief, genomen dienen te worden.
Objectief, Evaluatie en Plan;
▪▪ het systematisch documenteren van bepalingen die zijn
gedaan (bijvoorbeeld bloeddrukmetingen, laboratorium­ De kern
uitslagen); ▪▪ Het medisch dossier bevat informatie die noodzakelijk is voor
▪▪ het waarborgen van de kwaliteit van de zorgverlening aan een ‘goede hulpverlening’. Niets meer en niets minder.
de patiënt (goede hulpverlening); ▪▪ Patiënten hebben recht op inzage in en afschrift van de in-
▪▪ het waarborgen van de continuïteit van de zorgverlening houd van hun medisch dossier. Inzage of afschrift mag niet wor-
aan de patiënt; den verstrekt als dat de privacy van een ander schendt.
▪▪ het afleggen van verantwoording van het medisch hande- ▪▪ Persoonlijke werkaantekeningen zijn aantekeningen die be-
len (in juridische procedures); doeld zijn voor de eigen, voorlopige gedachtevorming en die bij
▪▪ het toetsen en bewaken van de kwaliteit; de huisarts gerezen indrukken, vermoedens of vragen bevatten.
▪▪ het leveren van gegevens ten behoeve van wetenschappe- Ze maken geen deel uit van het medisch dossier, zijn niet ter in-
lijk onderzoek; zage voor collega-artsen en ook niet voor de patiënt.
▪▪ het informeren van de patiënt (via inzage). ▪▪ Noch de huisarts, noch de patiënt heeft het absolute eigen-
domsrecht op een medisch dossier. Minderjarigen hebben vanaf
twaalf jaar zelfstandige zeggenschapsrechten over de verstrek-
Samenvatting king van gegevens uit hun medische dossiers.
Nouwt S, Scherptong-Engbers MJ. Inzage in het patiëntendossier. ▪▪ Na echtscheiding behouden de ouders in principe beiden het
Huisarts Wet 2014;57(5):254-8. ouderlijk gezag. Bij gerede twijfel gaat de huisarts na wie het ge-
Deze bijdrage gaat over de vraag wat het recht op inzage in het zag heeft/hebben over een minderjarige. Niet-gezagdragende
patiëntendossier inhoudt voor de huisarts en de patiënt. We be- ouders hebben wel recht op algemene informatie over de min-
schrijven wat er in een patiëntendossier moet staan en wat niet. derjarige, maar niet op inzage in het medisch dossier.
Ook gaan we in op de veelgestelde vraag wie de eigenaar is van ▪▪ Het medisch beroepsgeheim geldt ook na het overlijden van
het patiëntendossier. Naast het recht op inzage voor patiënten de patiënt. Nabestaanden hebben wel recht op inzage als de pa-
zelf, komt ook het recht op inzage van gescheiden ouders en van tiënt bij leven toestemming heeft gegeven voor de gegevensver-
nabestaanden aan de orde. Ook besteden we aandacht aan de strekking, als de huisarts de toestemming van de overleden pa­
overdracht van patiëntendossiers. In de conclusie beantwoorden tiënt mag veronderstellen, als sprake is van een conflict van
we de vraag welke informatie uit het patiëntendossier de huisarts plichten of als sprake is van een zwaarwegend belang en vast-
uit de casus verplicht is te verstrekken. staat dat alleen het medisch dossier opheldering kan verschaffen.
▪▪ Een huisarts moet zorgvuldig met medische dossiers om-
gaan. Om de continuïteit en kwaliteit van de zorg te waarborgen
Artsenfederatie KNMG, Postbus 20051, 3502 LB Utrecht: mr.dr. S. Nouwt, adviseur gezondheidsrecht.
geeft een huisarts het dossier niet aan de patiënt zelf mee, ook
LUMC, afdeling Klinische Epidemiologie, Leiden: M.J. Scherptong-Engbers (huisarts-in-opleiding) •
Correspondentie: s.nouwt@fed.knmg.nl • Mogelijke belangenverstrengeling: niets aangegeven. niet als die van huisarts verandert.

254 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


N a s ch o l in g

Casus ter op het spreekuur wegens hoestklachten. Tussen neus en lippen


Op het spreekuur komen mevrouw Pasman van 48 jaar en haar echt- door vertelt hij dat mevrouw Pasman niet helemaal eerlijk is geweest
genoot. De huisarts kent haar als een vrouw die al jaren wisselende over haar alcoholgebruik. Hij vertelt dat ze het afgelopen jaar steeds
buikpijnklachten heeft en daarvoor af en toe langskomt. Dit bezoek meer is gaan drinken, tot wel zes tot zeven glazen witte wijn per dag
geeft patiënte aan dat haar buikklachten verergerd zijn en dat ze hier- en dat hij zich zorgen maakt. Hij wil niet dat zijn echtgenote weet dat
door geregeld op haar werk verzuimt. Ook beperken de klachten haar hij dit heeft verteld, want ‘dan is het huis te klein’. Omdat de huisarts
in de dagelijkse activiteiten, zoals boodschappen doen. De huisarts het belangrijke informatie vindt, vermeldt hij het toch in het dossier
verricht zorgvuldig de anamnese en lichamelijk onderzoek, waarbij van mevrouw Pasman.
hij geen duidelijke aanknopingspunten voor de klachten vindt. Op de Bij het volgende contact met patiënte zelf vraagt de huisarts
vraag of patiënte alcohol gebruikt vertelt ze in het weekend voor de nogmaals naar het alcoholgebruik. Patiënte geeft wederom aan bijna
gezelligheid een tot twee wijntjes te drinken. Vanwege de toename niet te drinken. Vanwege toenemende ontevredenheid bij mevrouw
van de buikklachten besluit de huisarts, mede op haar verzoek, la- Pasman verloopt de communicatie steeds moeizamer en op een ge-
boratoriumonderzoek en een echo van de buik te laten maken. Ge- geven moment geeft ze aan weinig vertrouwen meer in haar huisarts
zien het patroon van de klachten en het gebrek aan afwijkingen bij te hebben. Ze wil de brief van de internist graag hebben en wil weten
aanvullend onderzoek stelt hij de werkdiagnose prikkelbaredarmsyn- wat de huisarts de afgelopen jaren precies over haar in het dossier
droom. Omdat de klachten onlangs zijn toegenomen, besluit de huis- heeft geschreven. Ze wil een kopie van haar hele dossier. De huisarts
arts haar naar een internist te verwijzen. Deze bevestigt de diagnose zegt haar toe dat zij de volgende dag een uitdraai van het dossier kan
prikkelbaredarmsyndroom. komen ophalen. De huisarts vraagt zich af welke informatie hij ver-
Haar echtgenoot, ook patiënt van de huisarts, komt enige tijd la- plicht is aan patiënte te overleggen.

Patiënten hebben onder andere recht op inzage in en af- rechten die de patiënt heeft met betrekking tot dossiergege-
schrift van de inhoud van hun medisch dossier. De huisarts vens (zoals het recht op inzage of het recht op afschrift) niet
moet inzage en afschrift verlenen binnen drie maanden na van toepassing zijn op persoonlijke werkaantekeningen.
een daartoe strekkend verzoek. Er mag geen inzage in en af- Persoonlijke werkaantekeningen zijn níet hetzelfde als een
schrift van onderdelen van een dossier worden gegeven als zogenaamd ‘schaduwdossier’: een dossier dat een huisarts
daardoor de privacy van een ander geschonden wordt. Daarbij aanmaakt voor persoonlijk gebruik of voor een behandelteam
kan het gaan om gegevens die door een familielid of partner waarin subjectieve gegevens over de patiënt worden opgeno-
zijn verstrekt over zichzelf of over de patiënt, op voorwaarde men die later – in samengevatte vorm – in het dossier terecht-
of in het vertrouwen dat de patiënt daarvan geen kennis zal komen. Dit dossier valt wél onder het inzagerecht.
verkrijgen. De huisarts kan dan de privacy van die ander res- Na verloop van tijd moet de huisarts de persoonlijke aan-
pecteren door de betreffende gegevens te verwijderen of af te tekeningen wel vernietigen of overnemen in het dossier. In
schermen tegen kennisneming door de patiënt. Het privacy- het algemeen moet men zeer terughoudend zijn met het vast-
belang van die ander zal wel zwaarder moeten wegen, volgens leggen van persoonlijke werkaantekeningen. Informatie over
de huisarts, dan het belang van inzage door de patiënt. Een een patiënt dient men immers zo veel mogelijk in het dossier
voorbeeld hiervan is de aantekening in het dossier van de vast te leggen, mede met het oog op het waarborgen van de
echtgenoot van mevrouw Pasman, waarin hij zijn zorgen uit kwaliteit en continuïteit van de zorgverlening aan de patiënt.
over haar alcoholgebruik. Persoonlijke werkaantekeningen zouden zich dan bijvoor-
beeld kunnen beperken tot vermoedens die de huisarts (nog)
Persoonlijke werkaantekeningen niet met de patiënt zelf heeft besproken.
In de praktijk leggen huisartsen, naast de voor een goede In elektronisch opgeslagen dossiers is vaak apart ruimte
hulpverlening noodzakelijke aantekeningen, ook persoonlijke voor het maken van persoonlijke werkaantekeningen. Hier-
werkaantekeningen vast. Dit zijn aantekeningen die bedoeld voor geldt ook dat de huisarts ze in een afzonderlijk deel van
zijn voor de eigen, voorlopige gedachtevorming en die bij de het dossier moet opslaan en dat ze niet voor anderen toegan-
arts gerezen indrukken, vermoedens of vragen bevatten. De kelijk mogen zijn. Zoals hierboven gezegd, kan in specifieke
aantekeningen zijn per definitie tijdelijk van aard en zijn niet gevallen een uitzondering worden gemaakt voor de aios. In
bedoeld als middel tot overdracht van informatie aan an-
deren. Zodra de huisarts de inhoud aan een derde verstrekt Abstract
(schriftelijk of mondeling), is er geen sprake meer van een Nouwt S, Scherptong-Engbers MJ. Right to access medical records. Huisarts Wet
‘persoonlijke’ werkaantekening. Derden zijn in dit geval ook 2014;57(5):254-8.
medebehandelaars, waarnemers en vervangers. In beginsel This article is about the consequences to both patients and general practitioners of
vallen dus ook huisartsen-in-opleiding (aios) daar onder. Maar the right of patients to access their medical records. This article describes what
men kan een aios beschouwen als degene die namens en on- should, and should not, be recorded in a medical record and discusses the often-
der verantwoordelijkheid van de huisarts een patiënt behan- posed question about who ‘owns’ a medical record. Besides the right of a patient to
delt. Om die reden kan het in specifieke gevallen verdedigbaar access his or her medical record, there is also the question of the right of divorced
zijn als de huisarts-opleider de persoonlijke werkaantekenin- parents or the relatives of deceased patients. The article also covers the sharing of
gen wel deelt met de aios. medical records with other healthcare professionals. On the basis of a hypothetical
Vanwege de aard van dit soort aantekeningen maken ze case, the article concludes by answering the question about what information from
géén onderdeel uit van het dossier. Dit betekent dat ook de the medical record the general practitioner is obliged to provide.

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 255


N a s ch o l in g

het HIS kan deze persoonlijke werkaantekeningen bijvoor- Na echtscheiding behouden de ouders in de regel allebei
beeld bij ‘kladblok’, ‘additionele gegevens’ of iets dergelijks het ouderlijk gezag over hun kind. Beide ouders hebben dan
noteren (dat verschilt per HIS). Als zij wel voor anderen toe- ook evenveel recht op informatie over de behandeling en de
gankelijk zijn, mag men deze gegevens niet als persoonlijke gezondheidstoestand van het kind, omdat zij beiden moeten
werkaantekeningen beschouwen. kunnen beslissen over de behandeling van het kind. Als de
rechter na echtscheiding het gezag aan één ouder heeft toege-
Eigenaar van het dossier wezen, dan heeft dit gevolgen voor de rechten en bevoegdhe-
Een veel gestelde vraag is wie de eigenaar is van het medisch den van de andere, niet-gezagdragende ouder.
dossier. Noch de huisarts, noch de (meerderjarige) patiënt Anders dan een gezagdragende ouder heeft een niet-gezag-
heeft het absolute eigendomsrecht op een medisch dossier. dragende ouder geen recht op inzage in het medisch dossier
Wel hebben ze allebei bepaalde zeggenschapsrechten over van het kind jonger dan twaalf jaar. Een niet-gezagdragende
het dossier. De huisarts bepaalt immers welke informatie in ouder heeft daarentegen wel recht op algemene belangrijke
het dossier terechtkomt. De patiënt heeft recht op inzage, af- informatie over de verzorging en opvoeding van het kind.
schrift, aanvulling en zelfs op vernietiging van het volledige Dit recht geldt niet alleen tegenover artsen, maar bijvoor-
medisch dossier of van onderdelen daaruit. beeld ook tegenover leerkrachten en maatschappelijk werkers.
Met betrekking tot de zeggenschap van minderjarigen over Een vraag van een niet-gezagdragende ouder als ‘Heeft mijn
hun dossiers maakt de Wgbo onderscheid in vier categorieën: kind de afgelopen tijd gezondheidsproblemen gehad en zo ja
▪▪ minderjarigen tot twaalf jaar worden vertegenwoordigd door de welke?’, moet de huisarts gewoon beantwoorden. Weigeren is
ouder(s) of voogd(en). Alle verplichtingen die uit de Wgbo mogelijk als het informatie betreft die ook niet aan de gezag-
voortvloeien, komt de arts jegens hen na. Zo is voor het dragende ouder zou worden gegeven of als het belang van het
sluiten van de behandelingsovereenkomst en het uitvoe- kind zich tegen de informatieverstrekking verzet. Maar een
ren van verrichtingen uit die overeenkomst de toestem- vraag als ‘Vindt u het ook niet toevallig dat mijn kind vaker
ming van de ouder(s)/voogd(en) nodig. Daarnaast hebben in bed plast sinds ze minder contact met mij heeft?’, hoeft een
de ouders of voogden recht op informatie. Ook voor de ge- huisarts niet te beantwoorden.
gevensverstrekking aan derden is de toestemming van de Zoals gezegd is de hoofdregel dat beide ouders na echt-
ouder(s) of voogd(en) noodzakelijk. scheiding gezagdragend blijven. Als daar geen aanleiding
▪▪ de minderjarige van twaalf tot zestien jaar dient zelf toestemming voor is hoeft een huisarts niet na te gaan of dat in een con-
te geven voor het verstrekken van gegevens aan derden. crete situatie ook het geval is. Bij gerede twijfel is het echter
Deze groep minderjarigen mag echter niet zelfstandig een wel raadzaam om na te gaan wie het gezag heeft/hebben over
behandelingsovereenkomst sluiten. Behalve de minderja- een minderjarig kind. De huisarts kan kosteloos een uittrek-
rige zelf, moeten ook de ouders of voogden daarvoor toe- sel uit het centraal gezagsregister opvragen. Hij kan dit ver-
stemming geven (dubbele toestemming). zoek schriftelijk (via post of fax) indienen bij de rechtbank in
▪▪ minderjarigen van zestien en zeventien jaar gelden in het gezond- het arrondissement waar de minderjarige is geboren. Daarbij
heidszorg als meerderjarig en mogen zonder tussenkomst moet hij de naam van de minderjarige, de geboortedatum en
van de ouder(s) of voogd(en) een behandelingsovereen- de geboorteplaats vermelden.
komst sluiten. De zestien- of zeventienjarige heeft ook een Tot slot dient de huisarts er op te letten dat hij als behan-
zelfstandig recht op geheimhouding. Zonder diens toe- delend arts in het algemeen geen waardeoordelen mag geven
stemming mag de huisarts geen informatie aan derden over de vraag wie van beide ouders bijvoorbeeld het beste in
verstrekken, en dus ook niet aan de ouder(s) of voogd(en). staat is de verzorging van het kind op zich te nemen. Als be-
▪▪ minderjarigen die wilsonbekwaam ‘ter zake’ zijn (twaalf tot achttien handelend arts beperkt hij zich altijd tot het verstrekken van
jaar), dat wil zeggen niet in staat zijn tot een redelijke afwe- feitelijke informatie.3
ging van hun belangen ter zake, worden vertegenwoordigd
door de ouder(s) of voogd(en). Zij oefenen het recht op in- Inzage door nabestaanden
lichtingen, inzage en afschrift en vernietiging uit. Indien, na het overlijden van een patiënt, de nabestaanden
inzage wensen in het dossier, dan geldt als hoofdregel dat dit
Recht op informatie voor gescheiden ouder niet mogelijk is, aangezien de huisarts ook na het overlijden
Totdat een kind zestien jaar is, treden de ouders op als wet- van een patiënt gebonden is aan het medisch beroepsgeheim.
telijk vertegenwoordigers bij beslissingen over medische be- Nabestaanden of anderen kunnen de huisarts niet ontheffen
handelingen. De ouders hebben dan ook recht op de medische van zijn geheimhoudingsplicht. De huisarts mag alleen in
informatie over hun kind die nodig is om dergelijke beslis- specifieke gevallen een uitzondering maken op de geheim-
singen te kunnen nemen. Als het verstrekken van informatie houdingsplicht: als de patiënt bij leven toestemming heeft
echter in strijd zou zijn met het belang van het kind of als het gegeven voor de gegevensverstrekking, als de huisarts de toe-
kind nadrukkelijk bezwaar heeft gemaakt tegen de informa- stemming van de overleden patiënt mag veronderstellen, als
tieverstrekking aan een of beide ouder(s), mag een huisarts een wet (bijvoorbeeld de Wet op de lijkbezorging) tot gegevens-
weigeren de ouders informatie te geven. verstrekking verplicht, als de huisarts zich in een conflict van

256 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


N a s ch o l in g

plichten-situatie bevindt of als er sprake is van een zwaarwe- rechter dagen, kan de huisarts aan de rechter uitleggen welke
gend belang. afweging aan de weigering ten grondslag lag.
De toestemming die de patiënt bij leven kan hebben gege-
ven is bijvoorbeeld vastgelegd in een schriftelijke wilsverkla- Overdracht van het dossier
ring. De huisarts moet er dan wel op letten dat die verklaring Hoewel een patiënt dus zeggenschapsrechten heeft met be-
een gerichte toestemming bevat die expliciet aangeeft aan trekking tot het medisch dossier, kan de patiënt het originele
wie hij welke gegevens mag verstrekken. De huisarts mag de dossier niet opeisen van de huisarts. Als hoofdregel geeft een
toestemming veronderstellen als er een verzoek om inzage huisarts nooit het medisch dossier mee aan de patiënt. De
is gedaan door een nabestaande die bij leven een goede band ratio hierachter is dat een huisarts zorgvuldig met medische
had met de overleden patiënt. Bijvoorbeeld de echtgenoot die dossiers moet omgaan. Het dossier is een belangrijk docu-
volledig en in alle openheid bij de behandeling van de patiënt ment dat de continuïteit en kwaliteit van de zorg mede moet
betrokken was en die (bijna) altijd mee kwam met de patiënt waarborgen. Om die zorgplicht niet in gevaar te brengen kan
op het spreekuur. Ook mag hij toestemming veronderstellen de huisarts het beste het dossier niet aan de patiënt zelf mee-
als belanghebbenden gegevens opvragen in verband met een geven. Ook niet als die van huisarts verandert.
klacht die tegen de huisarts is ingediend wegens een ver- Er volgt namelijk uit de ‘zorg van een goed hulpverlener’
meende medische fout. dat de ‘oude’ huisarts het volledige dossier aan de nieuwe
De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behande- huisarts ter beschikking stelt. De patiënt moet wel toestem-
lend arts in geval van een natuurlijk overlijden van een pa- ming geven voor deze overdracht.
tiënt een verklaring van overlijden afgeeft. Betreft het een In de praktijk komen echter wel eens situaties voor waar-
niet-natuurlijke dood, dan moet de huisarts een forensisch bij de patiënt het dossier zelf wil beheren, bijvoorbeeld indien
arts (de gemeentelijk lijkschouwer) inschakelen. In geval van een patiënt een nieuwe huisarts wenst, maar niet kenbaar wil
euthanasie bestaat eveneens een wettelijke verplichting tot maken wie deze nieuwe huisarts is. De patiënt geeft dus geen
informatieverstrekking. toestemming tot overdracht van zijn dossier. De ‘oude’ huis-
Ook als sprake is van een conflict van plichten mag de arts dient dan op verzoek van de patiënt een kopie van zijn
huisarts gegevens van een overledene aan een ander verstrek- medisch dossier mee te geven. Zolang niet zeker is dat pa­tiënt
ken. Het gaat dan bijvoorbeeld om een situatie waarin een een nieuwe huisarts heeft en niet bekend is wie dit is, moet de
derde schade kan oplopen als de huisarts zijn beroepsgeheim ‘oude’ huisarts het originele dossier blijven bewaren. 4
zou handhaven. Een derde kan bijvoorbeeld een ander kind in Overdragen van het originele dossier zonder tussenkomst
het gezin zijn van wie een broertje of zusje is mishandeld. Ook van de patiënt kan op verschillende manieren. De ‘oude’ huis-
als sprake is van een erfelijke aandoening en de gezondheid arts kan het dossier persoonlijk of via (aangetekende) post
van familieleden in het geding is, kan sprake zijn van een con- overdragen aan de nieuwe huisarts. Een elektronisch dossier
flict van plichten. kan via e-mail worden overgedragen. Huisartsen die patiënt-
De huisarts mag gegevens aan een nabestaande verstrek- gegevens via e-mail versturen moeten dat uiteraard uitslui-
ken als diegene een ‘zwaarwegend belang’ heeft bij die gege- tend met een goed beveiligde e-mail doen. Anders kunnen
vens. De nabestaande zal de huisarts van dat belang moeten onbevoegden de gegevens eenvoudig onderscheppen. Ook uit
overtuigen. Is de huisarts overtuigd van een dergelijk ‘zwaar- het huisartsinformatiesysteem is het veelal mogelijk om elek-
wegend belang’ en is voldoende aannemelijk dat de overle- tronische dossiers ‘met een druk op de knop’ over te dragen
dene, als die nog in leven was geweest, toestemming voor de aan de nieuwe huisarts. Na de overdracht dient de ‘oude’ huis-
gegevensverstrekking zou hebben gegeven, dan mag de huis- arts het dossier te vernietigen. Vaak plaatsen huisartsen een
arts de relevante informatie verstrekken. Als die toestemming vernietigd dossier in een HIS eerst enige tijd in ‘quarantaine’,
niet kan worden verondersteld, mag de huisarts zijn geheim- zodat het, indien nodig, nog terug te zetten is. Een andere
houdingsplicht doorbreken in gevallen waarin de nabestaan- optie voor elektronische dossieroverdracht is door overdracht
den een testament aanvechten en: van een ‘eigenstandig document’. Dat is een elektronisch be-
▪▪ er zwaarwegende aanwijzingen bestaan dat de erflater ten stand dat niet meer gewijzigd kan worden. Het is te vergelij-
tijde van het verlijden van het testament niet over zijn ver- ken met een pdf-versie van het dossier. Voor de ‘oude’ huisarts
standelijke vermogens beschikte (dus wilsonbekwaam zou kan het bijvoorbeeld ter verdediging in een klacht- of tucht-
zijn geweest); en rechtprocedure van belang zijn om te kunnen beschikken
▪▪ het aannemelijk is dat opheldering daarover niet op andere over het dossier zoals hij dat heeft overgedragen. De nieuwe
wijze kan worden verkregen dan door dossierinzage. huisarts kan dit document naast het nieuwe medisch dossier
elektronisch opslaan. Hij kan vervolgens in een nieuw me-
Het is aan de huisarts om eerst vast te stellen of het dossier disch dossier doorwerken.
wel informatie bevat die de gewenste opheldering kan geven. Heeft de huisarts het elektronisch dossier van een patiënt
Is dat niet het geval dan mag de huisarts volstaan met deze die hij heeft aangemeld bij het Landelijk Schakel Punt (LSP)
mededeling en blijft het dossier gesloten. In het geval de nabe- overgedragen, dan moet hij die patiënt nog wel afmelden bij
staanden de huisarts vanwege deze weigering voor de civiele het LSP. Als de patiënt daarvoor toestemming geeft, meldt de

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 257


N a s ch o l in g

nieuwe huisarts de patiënt dan opnieuw aan bij het LSP. Als er de KNMG-Artseninfolijn (e-mail: artseninfolijn@fed.knmg.
geen overdracht van het elektronisch dossier heeft plaatsge- nl; telefoon: (030) 282 33 22 (maandag tot en met vrijdag: 8.30-
vonden, dan meldt de ‘oude’ huisarts de patiënt niet af bij het 17.00 uur)). Veelgestelde vragen en praktijkdilemma’s kunt u
LSP, tenzij de patiënt daar zelf om verzoekt. vinden op de website van de KNMG: http://knmg.artsennet.nl/
Diensten/artseninfolijn/FAQ-Praktijkdilemmas.htm. ▪
Conclusie
Het is tijd voor een antwoord op de vraag van de huisarts
uit de casus van mevrouw Pasman: welke informatie ben ik Dit nascholingsartikel is een aflevering in de serie ‘Huisarts en recht’.

verplicht aan de patiënte te overleggen? De huisarts is ver-


plicht om in beginsel alle informatie die in het dossier van
Literatuur
de pa­
tiënte is vastgelegd binnen drie maanden aan haar
1 KNMG-Richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens (2010). Te
te verstrekken. Een uitzondering geldt als de persoonlijke vinden op: http://knmg.artsennet.nl/Publicaties/KNMGpublicatie/Richt-
levenssfeer van een ander in het geding is. Dit betekent bij- lijnen-inzake-het-omgaan-met-medische-gegevens-2010.htm.
2 KNMG-consult arts en schriftelijke wilsverklaringen (2002). Te vinden op:
voorbeeld dat de opmerking van de echtgenoot dat mevrouw http://knmg.artsennet.nl/Publicaties/KNMGpublicatie/Arts-en-schrifte-
Plasman wel zes tot zeven glazen wijn per dag drinkt, door lijke-wilsverklaringen-2002.htm.
3 KNMG-Praktijkdilemma: welke informatie mogen (gescheiden) ouders
de huisarts mag worden afgeschermd van inzage en afschrift. over hun kind(eren) ontvangen? (2013). Te vinden op: http://knmg.artsen-
Voor zover de huisarts ‘persoonlijke werkaantekeningen’ heeft net.nl/Diensten/KNMG-Artseninfolijn-10/FAQ-Praktijkdilemmas/Casus-
Artseninfolijn/Welke-informatie-mogen-gescheiden-ouders-over-hun-
vastgelegd, vallen deze ook niet onder het recht op inzage en kinderen-ontvangen.htm.
afschrift van de patiënte. 4 KNMG-Advies voor overdracht patiëntendossier bij verandering van huis-
arts, een actualisering (2008). Te vinden op: http://knmg.artsennet.nl/
Bent u lid van de federatie KNMG en hebt u een medisch- Publicaties/KNMGpublicatie/Advies-voor-overdracht-patientendossier-
bij-verandering-van-huisarts-een-actualisering-2008.htm.
ethische of juridische vraag, bijvoorbeeld over het medisch
dossier, dan kunt u telefonisch of per e-mail advies vragen bij

Nico van Duijn

Wachttijden iets anders van vinden. Het is lastiger is minder capaciteit. Dit kan door alle
In t er m e z zo

uit te leggen dat je niets wilt doen. Iets zelfstandige klinieken uit de basisver-
zijn gezond doen is leuker en gaat veel sneller. zekering te halen en in de aanvullende
Afwachten is ook lastig uit te leggen verzekering te plaatsen. Die aanvullende
De wachttijden voor medisch specia- als over de brug een kliniek zit die van premie stijgt dan fors, de basisverzeke-
listen zijn jammer genoeg erg kort ge- elke rug met spoed een MRI-scan maakt ring wordt veel goedkoper. Dan worden
worden. Niets krijgt meer de tijd vanzelf om een mogelijke hernia voor het week- mensen met een aanvullende verzeke-
over te gaan. Desondanks durven veel end te kunnen opereren. Vlot opereren ring direct aan hun hernia geopereerd
specialisten, zeker die in ons lokale zie- heeft grote nadelen, maar dat wil niet ie- als ze dat willen. Dan krijgen mensen
kenhuis, alsnog te zeggen: ‘In dit geval, dereen weten. Diezelfde kliniek kan zich met alleen een basisverzekering de bes-
gezien de bevindingen, is afwachten overigens tv-spotjes permitteren. Waar te zorg, van geduldige dokters die geen
beter.’ Dat durven ze helemaal als je dat ze dat van betalen, ik zou het echt niet schade willen aanrichten, volgens de mo-
ook zo in de verwijsbrief zet. Dan zegt weten. dernste richtlijnen. Dan wordt de duurste
de specialist: ‘Zoals uw huisdokter al Als we nu eens wachttijden organise- zorg matige maar snelle zorg. Dan wordt
schrijft, we kijken het even aan.’ Ik kan ren van één tot twee maanden. Wat wel de goedkoopste zorg de beste zorg. Bezui-
dat rustig opschrijven, want mijn pa- eerder moet, is met een telefoontje van nigen is niet zo moeilijk. ▪
tiënten zijn mans genoeg om over hun huisarts naar specialist te regelen. De
opvattingen te onderhandelen als ze er beste manier om wachttijden te krijgen

258 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


Nienke Bekkema, Anke de Veer, Anneke Francke

Zorgen over patiënten met verstandelijke beperking

H u i s a rt senzo r g in cijfer s
Naar verwachting zullen geleidelijk aan meer mensen met Kennis gedrag en specifieke ziektebeelden
een verstandelijke beperking aanspraak maken op huisart- Huisartsen die knelpunten ervaren vinden dat vooral hun
senzorg. Uit onderzoek van het NIVEL blijkt dat huisartsen kennis verbeterd kan worden, zowel over gedragsproblemen,
zorgen hebben over deze ontwikkeling. Zij vinden dat hun psychiatrische problematiek als over specifieke medische
zorg aan mensen met een verstandelijke beperking op een ziektebeelden (zoals neurologische, zintuiglijke, gastro-intes-
aantal punten verbeterd kan worden. tinale of syndroomspecifieke problemen) [tabel]. Daarnaast
ervaart bijna de helft van deze huisartsen een tekort aan tijd
Extramuralisering van de zorg in een consult met een verstandelijk beperkte patiënt. Ook de
De overheid is bezig met een grote hervorming van de lang- samenwerking met begeleiders en artsen uit de verstandelijk
durige zorg. Dit betekent onder meer dat verantwoordelijkhe- gehandicaptenzorg kan beter.
den voor welzijnsvoorzieningen worden overgeheveld naar de
gemeente en een deel van de langdurige zorg wordt geëxtra- Samenwerken met de AVG
muraliseerd. Hierdoor kan een deel van de mensen met een Een tekort aan kennis onder huisartsen zou onder meer opge-
lichte of matige verstandelijke beperking niet wonen binnen vangen kunnen worden door betere samenwerking met AVG’s.
een instelling voor gehandicaptenzorg. Zij zullen daardoor Huisartsen kunnen patiënten doorverwijzen naar een AVG-
vaker zelfstandig of bij familie wonen. De verwachting is dat polikliniek, zie www.nvavg.nl. AVG’s kunnen bijvoorbeeld
hierdoor het aantal patiënten met een lichte of matige ver- ingeschakeld worden voor consultatie, medebehandeling, pe-
standelijke beperking in de huisartsenpraktijk geleidelijk aan riodieke screening en voor ondersteuning van de familie. Op
toeneemt. De komende jaren moet duidelijk worden hoe groot de website staat ook een handreiking voor de samenwerking
de groep verstandelijk beperkte patiënten is die bij de huisarts tussen huisartsen en AVG’s. ▪
komt. Ook moet nog duidelijk worden wie deze mensen gaan
ondersteunen bij het wonen, werken en het zoeken van me-
dische hulp. Tabel Verbeterpunten voor de zorg aan patiënten met een verstandelijke beperking

% van huisartsen dat


Knelpunten in de zorg verbeterpunt aangeeft*
Achtenvijftig procent van de huisartsen voorziet problemen Kennis over gedragsmatige en psychiatrische problematiek 69
bij een groei van het aantal mensen met een verstandelijke Kennis over specifiek medische ziektebeelden (bijvoorbeeld 63
beperking in zijn of haar praktijk. Die verwachting is niet neurologische, zintuiglijke, gastro-intestinale of syndroomspeci-
fieke problemen)
gestoeld op onbekendheid met de doelgroep. Bijna alle huis-
Tekort aan tijd in een consult 48
artsen (95%) hebben al mensen met een lichte verstandelijke
Samenwerking met begeleiders uit de verstandelijk gehandicap- 40
beperking in hun praktijk. Tweederde (68%) heeft mensen met tenzorg
een matige verstandelijke beperking en een kwart (26%) heeft Samenwerking en taakverdeling tussen huisarts en AVG 40
mensen met een (zeer) ernstige verstandelijke beperking in Communicatie met de patiënt 39
de praktijk. Huisartsen schatten hun kennis en vaardighe- Kennis van medicatiegebruik bij deze groep en/of de interactie 38
tussen bepaalde medicijnen
den om zorg te verlenen aan mensen met een matige en ern-
Vaststellen van symptomen en klachten 32
stige verstandelijke beperking lager in dan hun kennis over
Omgang met relationele en seksuele problematiek 26
mensen met een lichte verstandelijke beperking. Vierenzestig
Kennis van palliatieve zorg voor deze groep 24
procent ervaart op dit moment al knelpunten in de zorg aan
Omgang met grensoverschrijdend middelengebruik (alcohol, 23
mensen met een verstandelijke beperking. Ruim de helft van drugs)
de huisartsen werkt niet samen met een arts voor mensen Duidelijk aanspreekpunt in de familie 21
met een verstandelijke beperking (AVG). Spreken over de gevolgen van ouder worden 11

* Deze percentages slaan op de groep huisartsen die knelpunten ervaart (243 van de 377
huisartsen).

De resultaten zijn gebaseerd op een vragenlijstonderzoek dat begin


2013 gehouden is onder een representatieve steekproef van 1000
Nederlandse huisartsen (respons n = 377). Contactpersoon: Nienke
Bekkema (n.bekkema@nivel.nl) of Anke de Veer (a.deveer@nivel.nl).

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 259


Marcus Huibers, Harm van Marwijk

Recente ontwikkelingen in de psychotherapie

D
N a s ch o l in g

Inleiding In een tijd van kostenbesparing en wachtlijsten in de gees-


De huisarts ziet vrijwel dagelijks patiënten met psychische telijke gezondheidzorg heeft internet een aantal eviden-
problemen. Soms gaan ze vanzelf over of is eerst nadere di- te voordelen: het is goedkoop en laagdrempelig, en zeer
agnostiek nodig, soms is een behandeling van de klachten in gebruiksvriendelijk omdat de patiënt zelf bepaalt waar en
de huisartsenpraktijk afdoende (door de huisarts of POH-ggz), wanneer hij zijn therapielessen volgt. Een nadeel is het ont-
maar bij ernstige en/of complexe problematiek is het meestal breken van contact met een echte therapeut, wat het voor
nodig om de patiënt voor gespecialiseerde hulp te verwijzen sommige mensen moeilijk maakt om therapietrouw te zijn en
naar de geestelijke gezondheidszorg (ggz). Het doel van alle de lessen af te maken.
interventies is dat er verandering plaatsvindt waardoor de pa- Er is de laatste jaren voor tal van stoornissen zeer veel on-
tiënt zich uiteindelijk beter voelt. In dit overzichtsartikel be- derzoek naar internettherapie gedaan, vooral naar modules
schrijven we enkele nieuwe vormen van psychotherapie die de die gebaseerd zijn op cognitieve gedragstherapie (CGT). Uit re-
laatste jaren zijn ontwikkeld: internettherapie, Eye Movement cente meta-analyses blijkt dat internettherapie voor lichte tot
Desensitization and Reprocessing (EMDR), Mindfulness-based Cognitive matige angst en depressie effectiever is dan een niet-actieve
Therapy (MBCT), Acceptance and Commitment Therapy (ACT) en sche- controleconditie (wachtlijstconditie) en net zo effectief als
matherapie. We beschrijven wat de therapie inhoudt, voor wie gewone face-to-face-therapie.1,2 Dat laatste verdient een kant-
deze vorm van therapie het meest geschikt is, en bespreken tekening, want er zijn maar weinig onderzoeken waarin men
de wetenschappelijke evidentie aan de hand van een aantal internettherapie met gewone therapie vergelijkt. Bovendien is
recente overzichtsartikelen. Ook gaan we in op de discussie de ‘gewone’ therapie in deze sessies vaak een speciale onder-
die er over deze nieuwe vormen van psychotherapie gevoerd zoekstherapie met een klein aantal sessies, die niet represen-
wordt. We sluiten af met praktische implicaties voor de huis- tatief is voor de therapie die doorgaans in de gespecialiseerde
artsenpraktijk. ggz wordt gegeven. We weten dus niet hoe effectief internet-
therapie is vergeleken met reguliere psychotherapie.
Internettherapie Er is ook onderzoek gedaan naar de effectiviteit van inter-
Het laatste decennium is er veel te doen geweest over het volgen nettherapie in de huisartsenpraktijk. Brits onderzoek liet zien
van therapie via internet of de computer. Daarbij gaat het door- dat cognitieve gedragstherapie via internet effectiever is dan
gaans om een zelfhulpmodule, meestal gebaseerd op cognitieve de gebruikelijke huisartsenzorg bij angst en depressie in de
gedragstherapie, in de vorm van een beperkt aantal lessen die eerste lijn.3 Nederlands onderzoek van onder andere de eerste
de patiënt op elk gewenst moment zelf kan volgen, al dan niet auteur liet juist zien dat er bij de behandeling van depressie
ondersteund door een hulpverlener die op afstand advies en geen verschil is in effectiviteit tussen CGT via internet, ge-
feedback kan geven. Het gaat daarbij nadrukkelijk niet om een bruikelijke zorg door de huisarts en een combinatie van CGT
nieuwe vorm van therapie, maar om een nieuwe manier van via internet en gebruikelijke zorg, en dat de effecten van de
het aanbieden of beschikbaar maken van therapie. behandeling in alle drie condities zeer beperkt waren. 4 In dit
onderzoek werd de CGT via internet niet begeleid en inmid-
Samenvatting dels is duidelijk dat dat de effectiviteit ernstig beperkt.5 Uit
Huibers MJ, Van Marwijk HWJ. Recente ontwikkelingen in de psychothera- een ander onderzoek dat plaatsvond in Engelse huisartsen-
pie. Huisarts Wet 2014;57(5):260-4. praktijken bleek dat CGT via internet met een therapeut ef-
Op het gebied van de psychotherapie heeft zich de laatste jaren een fectiever is dan gebruikelijke zorg door de huisarts, waarbij de
aantal nieuwe ontwikkelingen voorgedaan. In dit nascholingsarti- onderzoekers aantekenen dat de kosten bijna even hoog zijn
kel beschrijven we een aantal van deze nieuwe vormen van psy- als bij face-to-face-therapie.6
chotherapie: internettherapie, Eye Movement Desensitization and Internettherapie is dus een veelbelovende, maar vrijwel
Reprocessing, Mindfulness-based Cognitive Therapy, Acceptance
and Commitment Therapy en schematherapie. We beschrijven de
inhoud van deze behandelingen, gaan in op de wetenschappelijke De kern
evidentie ervoor en geven aan voor welke groepen patiënten deze ▪▪ Nieuwere vormen van psychotherapie zijn niet per se effec-
therapieën effectief zijn gebleken. We eindigen met praktische im- tiever dan bestaande.
plicaties voor de huisartsgeneeskundige praktijk. ▪▪ Een aantal van de nieuwere vormen zijn alleen bewezen ef-
fectief bij een specifieke diagnose.
▪▪ Eye Movement Desensitization and Reprocessing is effectief
VU, afdeling Klinische Psychologie, Van der Boechorststraat 1, 1081 BT Amsterdam: prof.dr. M.J.H.
Huibers, psycholoog/psychotherapeut, en hoogleraar Klinische Psychologie en Experimentele Psy- bij PTSS, schematherapie bij de borderline persoonlijkheids-
chotherapie. VUmc, afdeling Huisartsgeneeskunde en Ouderengeneeskunde: dr. H.W.J. van Mar-
stoornis en Mindfulness-based Cognitive Therapy bij herhaalde-
wijk, huisarts en universitair hoofddocent Huisartsgeneeskunde • Correspondentie: m.j.huibers@
vu.nl • Mogelijke belangenverstrengeling: niets aangegeven. lijk herstelde depressie.

260 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


N a s ch o l in g

nog niet in de eerste lijn geïntegreerde therapievorm voor lich- en die niet per definitie de realiteit weerspiegelen. Zo leert de
te tot matige klachten. Bij ernstigere klachten is doorverwij- patiënt om afstand te nemen van zijn negatieve gedachten en
zing naar de gespecialiseerde ggz waarschijnlijk verstandiger. gevoelens, en vooral het rumineren (het onophoudelijk ‘rond-
Het kan voor een breed scala aan problemen een goede eerste pompen’ van negatieve gedachten in de hoop daarmee iets op
stap zijn in de eerste lijn of als wachtlijstconditie in de tweede te lossen) te doorbreken.
lijn. Een internetapplicatie biedt als extra voordeel dat deze Uit een recente meta-analyse blijkt dat MBCT bij patiën-
ook ondersteuning bij het diagnostisch proces geeft (mits er ten die hersteld zijn van depressie effectiever is in de preventie
terugkoppeling aan de huisarts plaatsvindt). Vooral hieraan is van terugval, dan de gebruikelijke zorg of placebocontrole, en
in de eerste lijn grote behoefte, bijvoorbeeld bij de afgrenzing even effectief is als voortgezette antidepressieve medicatie.12
van levensproblemen en stress met psychische stoornissen in Wel is het zo dat dit terugvalpreventie-effect relatief vaker
engere zin. Modules zoals KleurJeLeven.nl zijn beschikbaar op optreedt bij patiënten die drie of meer eerdere depressieve epi-
internet en bieden ook informatie aan de huisarts en andere sodes hebben doorgemaakt, en niet bij patiënten met twee of
verwijzers. minder episodes.
Inmiddels weten we iets meer over het mogelijke wer-
EMDR kingsmechanisme van MBCT. Brits onderzoek liet zien dat
Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) is een be- een toename in mindfulness en zelfcompassie tijdens de
handeling die men speciaal heeft ontwikkeld voor mensen die MBCT-behandeling de effecten van MBCT bij recidiverende
een traumatische gebeurtenis hebben meegemaakt en voor depressie kon verklaren. Dergelijke veranderingen trof men
mensen met een posttraumatische stress-stoornis (PTSS). Het in veel mindere mate aan bij de controlegroep, die gecontinu-
is een op het eerste gezicht curieuze behandeling: de patiënt eerde antidepressiva kreeg voorgeschreven.13
wordt gevraagd een traumatische herinnering op te roepen, Het gaat dus om een heel specifieke subgroep van pa­
waarna hij met zijn ogen de vinger van de therapeut moet vol- tiënten waarvoor MBCT een bewezen effectieve interventie is.
gen die horizontaal voor het gezicht van de patiënt heen en Toch is MBCT mateloos populair in de ggz en zelfs daarbuiten,
weer gaat. en wordt het inmiddels toegepast bij tal van andere klachten
EMDR werd aanvankelijk met veel scepsis ontvangen door en problemen. Dat is zorgwekkend, want er is nog maar wei-
therapeuten en onderzoekers,7 maar uit verschillende meta- nig bewijs beschikbaar dat MBCT ook voor andere klachten
analyses blijkt inmiddels dat het een effectieve behandeling effectief is. Eerder hebben we wel eens opgemerkt dat psycho-
voor PTSS is, en net zo effectief als CGT.8 Aanvankelijk dacht therapeutische interventies waarvoor het minste bewijs voor
men dat EMDR, dat qua structuur en opzet op CGT lijkt, in we- de effectiviteit bestaat, meestal zeer populair zijn.14 Er wordt
zen niet veel anders is dan CGT en daaraan zijn effectiviteit op dit moment onderzoek gedaan naar MBCT als behandeling
ontleent, maar een recente meta-analyse laat zien dat de oog- voor de acute fase van depressie en een aantal andere stoornis-
bewegingen een additief effect hebben.9 Bovendien weten we sen, maar het is nog te vroeg om hieruit conclusies te trekken.
inmiddels meer over het onderliggende werkingsmechanis-
me. Uit een reeks experimenten van de Utrechtse psycholoog Acceptance and Commitment Therapy
Marcel van den Hout blijkt dat de oogbewegingen het werk- Grondlegger Steven Hayes heeft Acceptance and Commitment The-
geheugen zodanig belasten dat de traumatische herinnering rapy (ACT) volgens eigen zeggen ontwikkeld uit onvrede met
als minder levendig en minder emotioneel wordt ervaren.10,11 de vermeende tekortkomingen van CGT. ACT is volgens hem
Dit illustreert dat het aantonen van het onderliggende wer- gebaseerd op gedragstherapie (en niet op cognitieve gedrags-
kingsmechanisme de beste empirische onderbouwing voor therapie, waarbij naast het gedrag ook de gedachten worden
een bewezen effectieve therapie vormt, en bovendien ruimte onderzocht en veranderd) en maakt gebruik van de zogeheten
biedt voor verbetering van de therapie. We kunnen dus stellen relational frame theory, waarin de therapeut relaties legt tussen
dat EMDR een effectieve behandeling is voor PTSS. taal, cognities en gedrag.
ACT deelt dus met MBCT aspecten als mindfulness en ac-
Mindfulness-based Cognitive Therapy ceptatie, waardoor patiënten leren een andere houding aan
Mindfulness-based Cognitive Therapy (MBCT) bouwt voort op cog-
nitieve gedragstherapie, maar voegt daar elementen als Abstract
meditatie aan toe, gebaseerd op het mindfulness-based Huibers MJH, Van Marwijk H. Recent developments in psychotherapy. Huisarts Wet
stressreductieprogramma dat Kabat-Zinn heeft ontwikkeld. 2014;57(5):260-4.
Men heeft MBCT ontwikkeld als terugvalpreventieprogram- The field of psychotherapy has seen several new developments in recent years. In this
ma voor patiënten die hersteld zijn van depressie. MBCT leert refresher course paper, we describe a few of these new forms atization and reproces-
patiënten om zich meer bewust (‘mindful’) te worden van hun sing, mindfulness-based cognitive therapy, acceptance and commitment therapy,
gedachten, gevoelens en lichamelijke gewaarwordingen. In and schema therapy. We describe the content of these treatments, review the scien-
plaats van gedachten en gevoelens te willen veranderen (zo- tific evidence for these therapies, and indicate for which groups of patients these
als in CGT), leert MBCT de patiënt om deze te zien voor wat ze therapies have been found to be effective. We conclude with a few practical implica-
zijn, namelijk representaties in de geest die komen en gaan, tions for general practice.

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 261


N a s ch o l in g

te nemen ten opzichte van hun gevoelens en gedachten. ACT zelf.18 Ook stelde men vast dat schematherapie een effec-
kent zes zogeheten ‘behandelprocessen’: acceptatie (niet meer tieve behandeling is voor BPS, al is het aantal onderzoeken
vechten tegen het onvermijdelijke), ‘cognitieve defusie’ (leren klein. Een zeer recent onderzoek vond dat schematherapie
scheiden van gedachten en gedrag), contact met het huidige op de langere termijn effectiever is dan de gebruikelijk zorg
moment (mindfulness), het zelf als context (zien dat je niet of een andere vorm van psychotherapie in een grote groep
je eigen problemen bent), verhelderen van waarden (wat vind patiënten met voornamelijk cluster C persoonlijkheidsstoor-
ik zelf belangrijk?) en gecommitteerde actie (bereidheid om nissen (afhankelijke persoonlijkheidsstoornis, ontwijkende
stapsgewijs te veranderen). Patiënten passen deze processen persoonlijkheidsstoornis, obsessieve-compulsieve persoon-
vervolgens toe aan de hand van concrete opdrachten waarin lijkheidsstoornis).19 Ook is er onderzoek gaande naar de effec-
ze leren om ‘naar hun eigen, persoonlijke waarden toe te wer- tiviteit van schematherapie bij chronische depressie, maar de
ken’. resultaten daarvan zijn nog niet bekend.20
Een recente meta-analyse laat zien dat ACT voor een Schematherapie is dus een effectieve behandeling voor
aantal stoornissen en problemen, zoals angst en depressie, BPS, en is mogelijk ook geschikt voor andere persoonlijkheids-
effectiever is dan wachtlijstcondities, placebocontroles of ge- stoornissen en complexe psychopathologie.
bruikelijke zorg.15 ACT is niet effectiever dan andere vormen
van psychotherapie, zoals cognitieve gedragstherapie. De dodo en de derde golf
Een bekend fenomeen in de psychotherapie is het ‘oordeel van
Schematherapie de dodo’ (the dodo bird verdict, verwijzend naar een scene uit Alice
Ook schematherapie is ontwikkeld omdat de grondlegger in Wonderland), de bevinding dat bijna alle vormen van psycho-
ervan, Jeffrey Young, van mening was dat cognitieve ge- therapie ongeveer even effectief zijn. Dit wordt al gevonden
dragstherapie onvoldoende effectief is in de behandeling van sinds de jaren dertig van de vorige eeuw en is onlangs nog eens
complexe problematiek, zoals persoonlijkheidsproblematiek bevestigd in een meta-analyse waaruit blijkt dat er geen ver-
en chronische depressie. Schematherapie bouwt nadruk- schillen zijn in effectiviteit tussen therapieën voor depressie.21
kelijk voort op CGT, maar voegt daar technieken uit andere Er zijn echter ook meta-analyses die dit weer tegenspreken.22
therapiestromingen aan toe, zoals experimentele technieken Bovendien zijn er voorbeelden van therapieën die wel degelijk
(waarbij de patiënt leert om contact te maken met zijn emo- beter zijn dan andere, zoals cognitieve gedragstherapie bij de
ties) en het nadrukkelijk inzetten van de therapeutische re- paniekstoornis. Daarbij moeten we ook opmerken dat cogni-
latie als interventietechniek. Een belangrijk uitgangspunt is tieve gedragstherapie veel vaker is onderzocht dan andere vor-
dat vroege, disfunctionele schema’s (early maladaptive schemas, men van psychotherapie, en dus naar alle waarschijnlijkheid
gedefinieerd als een negatieve opvatting of perceptie van de meest nauwkeurige evidentie biedt. Er zijn onderzoekers die
zichzelf, anderen en de omgeving die al op jonge leeftijd is beweren dat het ‘oordeel van de dodo’ aantoont dat alle thera-
ontwikkeld) ten grondslag liggen aan de problematiek en het pieën via dezelfde mechanismen werken, terwijl anderen be-
ongewenste gedrag veroorzaken, en dat die schema’s daarom weren dat je dat zo niet kunt vaststellen.23
veranderd moeten worden. Schematherapie wijkt af van de Een aantal van de beschreven nieuwe behandelingen (in
eerder genoemde therapieën als het gaat om duur: waar de het bijzonder MBCT en ACT) duidt men wel eens aan als ‘third
meeste vormen van psychotherapie slechts tien tot twintig wave’ (derde golf) therapieën. De eerste golf is de gedragsthe-
(wekelijkse) sessies kosten, kan schematherapie een aantal ja- rapie, die in de jaren vijftig werd ontwikkeld door mensen als
ren in beslag nemen. Skinner en Ferster. Cognitieve gedragstherapie stamt uit het
Schematherapie is in eerste instantie ontwikkeld voor de eind van de jaren zestig en is door Aaron Beck ontwikkeld, en
behandeling van de borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS). geldt als de ‘second wave’ (tweede golf). Lange tijd beschouwde
In de laatste jaren is er veel onderzoek verschenen naar de men de tweede golf als een verbetering ten opzichte van de
empirische basis van het schemamodel en de effectiviteit van eerste golf, omdat de therapeut met de focus op gedachten
schematherapie, veelal gecentreerd rond de Maastrichtse psy- (cognities) een breder arsenaal tot zijn beschikking kreeg om
choloog Arnoud Arntz. In een inmiddels beroemde RCT von- de klachten aan te pakken. Overigens staan strikt gedragsma-
den de onderzoekers dat schematherapie bij BPS effectiever is tige behandelingen de laatste jaren weer in de (hernieuwde)
dan transference-focused therapy, een psychoanalytische vorm van belangstelling, bijvoorbeeld bij de behandeling van depressie.24
psychotherapie. Bovendien bleek dat de therapie effect heeft
16
Wat opvalt bij de zogenaamde third wave-therapieën is dat
op alle negen DSM-kenmerken van BPS, wat zeer opmerkelijk er geen enkele tussen zit die het duidelijk beter doet dan be-
is gezien het feit dat men persoonlijkheidsstoornissen als BPS staande therapieën als CGT. Nadere beschouwing leert boven-
tot voor kort als onbehandelbaar beschouwde. Ook bleek uit de dien dat wat men vaak als iets heel nieuws verkoopt in wezen
kosteneffectiviteitsanalyse bij dit onderzoek dat schemathe- toch is terug te voeren tot elementen die ook in de bestaande
rapie zich al tijdens de behandeling begint uit te betalen door therapieën aanwezig zijn. Bij de cognitieve gedragstherapie
een besparing op kosten, zoals crisisopvang.17 bijvoorbeeld leert de patiënt om meer afstand van zijn ge-
Een recente review liet zien dat er veel empirisch bewijs dachten te nemen door de functionaliteit van de gedachten te
bestaat voor het schemamodel, vooral wat betreft de schema’s onderzoeken (‘wat heb ik eraan om dit te denken?’), wat verge-

262 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


N a s ch o l in g

Tabel Overzicht van de nieuwe vormen van psychotherapie en hun indicatiegebied

Psychotherapie Wanneer geschikt?


Internettherapie Voornamelijk bij lichte tot matige depressieklachten
EMDR Bij trauma en posttraumatische stress-stoornis
MBCT Vooralsnog alleen als terugvalpreventie na herhaaldelijk herstelde depressie (mogelijk ook bij depressie en andere stoornissen)
ACT Bij verschillende stoornissen, zoals angst, depressie, pijnklachten, enzovoort
Schematherapie Vooralsnog alleen bij de borderline persoonlijkheidsstoornis (mogelijk ook bij andere persoonlijkheidsstoornissen en chronische depressie)

lijkbaar is met wat de patiënt bij MBCT of ACT leert. Daarmee onale kaderhuisartsen ggz, die inmiddels overal in Nederland
is natuurlijk niet gezegd dat het strikt dezelfde therapieën beschikbaar zijn, kunnen hierbij adviseren (https://psyhag.
zijn, maar van een zekere overlap is duidelijk sprake. nhg.org). Regionale of lokale samenwerkingsafspraken kun-
Er zijn daarom onderzoekers die het nut van deze nieuwe nen huisartsen en patiënten ook houvast geven en maken het
therapieën betwijfelen.25 Als ze niet effectiever zijn dan de mogelijk geïntegreerde zorg te bieden.
bestaande therapieën en ook nog eens volgens dezelfde prin-
cipes werken, waarom dan al die moeite gestoken in de ont- Conclusies
wikkeling van iets nieuws? Beter is het om het onderzoek naar ▪▪ Nieuwe vormen van psychotherapie die de laatste jaren
bestaande therapieën uit te breiden, in het bijzonder naar de zijn verschenen zijn onder andere internettherapie, EMDR,
onderliggende mechanismen die het effect kunnen verkla- MBCT, ACT en schematherapie.
ren of de indicatie kunnen aanscherpen. Dergelijk onderzoek ▪▪ Deze vormen van psychotherapie zijn effectief, maar niet
is ingewikkeld en vraagt om geduld, maar levert op de lan- per se effectiever dan bestaande vormen, zoals cognitieve
gere termijn waarschijnlijk meer op dan de ontwikkeling van gedragstherapie (op schematherapie na wellicht).
nieuwe therapieën. ▪▪ EMDR, MBCT en schematherapie zijn alleen bewezen ef-
fectief bij een specifieke diagnosecategorie (EMDR is effec-
Beschouwing tief bij PTSS, MBCT bij herhaaldelijk herstelde depressie en
We bespreken in dit artikel een aantal nieuwe vormen van schematherapie bij BPS).
psychotherapie die het even goed doen als bestaande thera- ▪▪ Omdat de nieuwe therapieën sterk lijken op de bestaande,
pieën [tabel]. Maar wat kan de huisarts met deze informatie? zonder dat er sprake is van grotere effectiviteit, is het zaak
Allereerst is er de kwestie van zelf behandelen of doorverwij- kritisch te blijven ten opzichte van de nieuwe therapieën.
zen. Die keuze is niet altijd gemakkelijk te maken, maar een ▪▪ De huisarts doet er goed aan om ernstige en/of complexe
vuistregel is dat de huisarts enkelvoudige én eenvoudige psy- gevallen door te verwijzen naar een gespecialiseerde ggz-
chische klachten het beste zelf kan behandelen, al dan niet in instelling waar men evidence-based werkt. ▪
samenwerking met de POH-ggz. Bij ernstige en/of complexe
Literatuur
problematiek verwijst de huisarts de patiënt door naar de ggz.
1 Andrews G, Cuijpers P, Craske MG, McEvoy P, Titov N. Computer therapy for
De patiënt met laatstgenoemde klachten is naar ons idee uit- the anxiety and depressive disorders is effective, acceptable and practical
eindelijk het meest gebaat bij precieze diagnostiek en zorgvul- health care: a meta-analysis. PLoS One 2010;5:e13196.
2 Van ’t Hof E, Cuijpers P, Stein DJ. Self-help and Internet-guided interven­
dige stagering en profilering, in het beste geval door een goed tions in depression and anxiety disorders: a systematic review of meta-
multidisciplinair team. analyses. CNS Spectr 2009;14(Suppl 3):34-40.
3 Proudfoot J, Ryden C, Everitt B, Shapiro DA, Goldberg D, Mann A, et al. Cli-
Wij adviseren daarom om patiënten met psychische klach- nical efficacy of computerised cognitive-behavioural therapy for anxiety
ten die niet in de huisartsenpraktijk of eerste lijn geholpen and depression in primary care: randomised controlled trial. Br J Psychia-
try 2004;185:46-54.
kunnen worden door te verwijzen naar een goed georgani- 4 De Graaf LE, Gerhards SA, Arntz A, Riper H, Metsemakers JF, Evers SM, et
seerde en gemakkelijk toegankelijke ggz-instelling, waar al. Clinical effectiveness of online computerised cognitive-behavioural
therapy without support for depression in primary care: randomised trial.
men zo veel mogelijk evidence-based werkt, waar zorgvuldige Br J Psychiatry 2009;195:73-80.
5 Spek V, Cuijpers P, Nyklícek I, Riper H, Keyzer J, Pop V. Internet-based cog-
diagnostiek en indicatiestelling plaatsvindt met gevalideerde
nitive behaviour therapy for symptoms of depression and anxiety: a meta-
instrumenten (bijvoorbeeld semigestructureerde klinische analysis. Psychol Med 2007;37:319-28.
6 Kessler D, Lewis G, Kaur S, Wiles N, King M, Weich S, et al. Therapist-deli-
interviews, zoals de SCID), waar men snel en kort terugkop-
vered Internet psychotherapy for depression in primary care: a random­
pelt naar de eerste lijn en waar een breed aanbod aan soorten ised controlled trial. Lancet 2009;374:628-34.
7 Herbert JD, Lilienfeld SO, Lohr JM, Montgomery RW, O’Donohue WT, Ro-
therapie voorhanden is. Op die manier is de kans het grootst sen GM, et al. Science and pseudoscience in the development of eye move-
dat de patiënt een behandeling krijgt aangeboden die bij hem ment desensitization and reprocessing: implications for clinical psy­
chology. Clin Psychol Rev 2000;20:945-71.
past. Denk als huisarts vooral mee over type psychotherapie 8 Bisson J, Andrew M. Psychological treatment of post-traumatic stress dis-
en overleg met de POH-ggz, die de ggz vaak goed kent. Bij order (PTSD). Cochrane Database Syst Rev 2007;(3):CD003388.
9 Lee CW, Cuijpers P. A meta-analysis of the contribution of eye movements
complexe casussen met bijvoorbeeld persoonlijkheidsproble- in processing emotional memories. J Behav Ther Exp Psychiatry
matiek kan de indicatiestelling echter het beste bij de ggz zelf 2013;44:231-9.
10 Van den Hout MA, Engelhard IM, Rijkeboer MM, Koekebakker J, Horns-
plaatsvinden, waar een multidisciplinair team zich over de veld H, Leer A, et al. EMDR: eye movements superior to beeps in taxing
casus kan buigen. Nu is de vraag wel hoe de huisarts kan be- working memory and reducing vividness of recollections. Behav Res Ther
2011;49:92-8.
palen of een instelling aan deze voorwaarden voldoet. De regi-

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 263


N a s ch o l in g

11 Van den Hout MA, Bartelski N, Engelhard IM. On EMDR: eye movements chotherapy. Br J Psychiatry 2008;192:450-7.
during retrieval reduce subjective vividness and objective memory acces- 18 Sempertegui GA, Karreman A, Arntz A, Bekker MH. Schema therapy for
sibility during future recall. Cogn Emot 2013;27:177-83. borderline personality disorder: A comprehensive review of its empirical
12 Piet J, Hougaard E. The effect of mindfulness-based cognitive therapy for foundations, effectiveness and implementation possibilities. Clin Psychol
prevention of relapse in recurrent major depressive disorder: a systematic Rev 2013;33:426-47.
review and meta-analysis. Clin Psychol Rev 2011;31:1032-40. 19 Bamelis LL, Evers SM, Spinhoven P, Arntz A. Results of a multicentered
13 Kuyken W, Watkins E, Holden E, White K, Taylor RS, Byford S, et al. How randomized controlled trial on the clinical effectiveness of schema ther­
does mindfulness-based cognitive therapy work? Behav Res Ther apy for personality disorders. Am J Psychiatry, in druk 2013.
2010;48:1105-12. 20 Renner F, Arntz A, Leeuw I, Huibers M. Treatment for chronic depression
14 Huibers MJ, Bockting CL, Van Oppen P, Cuijpers P. De kwaliteit van cogni- using schema focused therapy. Clin Psychol Sci Prac 2013;20:166-80.
tieve therapie in Nederland. Gedragsther 2010;43:115-8. 21 Cuijpers P, Van Straten A, Andersson G, Van Oppen P. Psychotherapy for
15 Powers MB, Zum Vorde Sive Vording MB, Emmelkamp PM. Acceptance and depression in adults: a meta-analysis of comparative outcome studies. J
commitment therapy: a meta-analytic review. Psychother Psychosom Consult Clin Psychol 2008;76:909-22.
2009;78:73-80. 22 Tolin DF. Is cognitive-behavioral therapy more effective than other thera-
16 Giesen-Bloo J, Van Dyck R, Spinhoven P, Van Tilburg W, Dirksen C, Van As- pies? A meta-analytic review. Clin Psychol Rev 2010;30:710-20.
selt T, et al. Outpatient psychotherapy for borderline personality disorder: 23 Huibers MJH, Cuijpers P. Common (non-specific) factors in psychotherapy.
randomized trial of schema-focused therapy vs transference-focused psy- In The Encyclopedia of Clinical Psychology, Cautin R, Lilienfeld SO, Edi-
chotherapy. Arch Gen Psychiatry 2006;63:649-58. tors. New York: Wiley & Sons; 2013.
17 Van Asselt AD, Dirksen CD, Arntz A, Giesen-Bloo JH, Van Dyck R, Spinho- 24 Dimidjian S, Barrera M Jr, Martell C, Muñoz RF, Lewinsohn PM. The ori-
ven P, et al. Out-patient psychotherapy for borderline personality disorder: gins and current status of behavioral activation treatments for depressi-
cost-effectiveness of schema-focused therapy v. transference-focused psy- on. Annu Rev Clin Psychol 2011;7:1-38.
25 Hofmann SG, Sawyer AT, Fang A. The empirical status of the ‘new wave’ of
cognitive behavioral therapy. Psychiatr Clin North Am 2010;33:701-10.

zeer matig ⦁
matig  ⦁ ⦁
redelijk  ⦁ ⦁ ⦁
goed  ⦁ ⦁ ⦁ ⦁
uitstekend  ⦁ ⦁ ⦁ ⦁ ⦁

Overzichtelijke update over gevolgen van kanker. De auteurs beschrijven de belangrijke


B o ek b e sp r ek in g

oncologie rol van de huisarts bij screening op en diagnostiek van kan-


ker. In algemene hoofdstukken houden zij de belangrijkste
Bröker LE, Eekhof JAH. Ontwikkelingen in de oncologie. Klinische screeningsprogramma’s tegen het licht en staan ze stil bij
relevantie voor de huisarts. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van behandeling.
2014. ISBN: 978-90-36804-35-6. Van de top-tien bij mannen en vrouwen komen 18 lokalisaties
aan bod.
Doelgroep Huisartsen en artsen-in-opleiding tot specialist De hoofdstukken zijn logisch opgebouwd. Ze brengen de
huisartsgeneeskunde. huisarts met kernpunten, heldere tekst, tabellen, een enkele
Inhoud Het perspectief van iemand die kanker heeft, is afbeelding en het benoemen van aandachtspunten snel op de
de afgelopen decennia fors verschoven. Vroege opsporing hoogte van bestaande en nieuwe kennis. In de meeste hoofd-
en gerichtere behandeling hebben de vooruitzichten van stukken schetsen de auteurs in klare taal om hoeveel patiën-
kankerpatiënten verbeterd. Ie- ten het in de praktijk gaat; als maat voor succes noemen ze de
dere huisarts heeft circa 80 (ex-) extra overleving in maanden dan wel jaren, of het sterfteper-
kankerpatiënten in de praktijk centage. Het was de duidelijkheid ten goede gekomen als dit
en dat aantal breidt zich uit. Zij consequenter was doorgevoerd. Meer aandacht voor de uni-
leven aanmerkelijk langer dan formiteit van de hoofdstukken zou de standaard van dit boek
voorheen. De auteurs pleiten voor verhogen. De index is een goede hulp voor wie zoekt naar één
een actievere rol van de huisarts begrip, medicament of behandeling.
bij de nacontrole en nazorg van Oordeel Het boek is een aanrader voor huisartsen en artsen-
kanker. Voorwaarden hiervoor op in-opleiding tot specialist huisartsgeneeskunde. Het brengt
het gebied van kennis en orga- de grote hoeveelheid kennis van oncologie die een huisarts
nisatie staan beschreven in het nodig heeft in één uitgave samen. Na lezing ben je weer op de
laatste hoofdstuk, ‘De huisarts als hoogte, en als naslagwerk geeft het precies voldoende infor-
hoofdbehandelaar in de chroni- matie. Het verdient, gelijk de standaarden, uniformering en
sche fase’. een regelmatige update. ▪
Het boek laat zich goed gebruiken ter aanvulling van ken- Herman Bueving
nishiaten over behandelwijzen en korte- en langetermijn- Waardering:  ⦁ ⦁ ⦁ ⦁

264 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


Allard Honig

Bicepspeesruptuur

C A S UÏ s t iek
CASUS
Een 69-jarige man meldt zich op het spreekuur vanwege een voor
hem onverklaarbaar hematoom op zijn rechterbovenarm. Hij heeft
een aantal dagen geleden zijn balkondeuren met kracht achter zich
gesloten, daarna is het hematoom geleidelijk ontstaan. Er is anam-
nestisch verder geen sprake van een trauma of overbelasting van
deze arm. De medische voorgeschiedenis bevat geen bijzonderhe-
den en de patiënt gebruikt evenmin bloedverdunners.
Bij lichamelijk onderzoek ziet de huisarts een fors hematoom
over de ventrale zijde van zijn rechterbovenarm, verder is er bij
flexie van de rechterbovenarm tegen weerstand een opvallende
contour van de musculus biceps te zien.
Er is geen functiebeperking van de schouder of bovenarm en er
zijn geen pijnklachten.
Aanvullend onderzoek met een echo van de rechterbovenarm
toont naast een fors hematoom proximaal in de bovenarm mogelijk
een partiële ruptuur van de lange arm van de bicepspees (proxi-
maal).
In overleg met de orthopeed stelt de huisarts een conservatief

H
beleid voor, dat bestaat uit rust, NSAID’s en fysiotherapie. De pa­
tiënt is na zes weken volledig hersteld. klassiek beeld is een palpabel defect in de distale biceps, die
toeneemt bij flexie van de elleboog.3
De huisarts stelt de diagnose op basis van anamnese en li-
Beschouwing chamelijk onderzoek. Echografie kan de diagnose bevestigen,
Huisartsen zien vaak patiënten met klachten van het bewe- maar is niet altijd nodig. 4
gingsapparaat. Zij kunnen diagnostiek en behandeling veelal De behandeling kan chirurgisch en conservatief zijn, en
in eigen hand houden, maar deze casus beschrijft een andere hangt af van leeftijd, activiteit, comorbiditeit en mate van
situatie. last. 4 De prognose is bij beide behandelingen goed. Gemiddeld
Een (partiële) bicepspeesruptuur is een relatief zeldzame genomen wordt er 20% krachtsverlies gemeten. Een partiële
aandoening. De incidentie wordt geschat op 1,2 per 100.000 bicepspeesruptuur kan meestal conservatief worden behan-
patiënten per jaar en betreft in het merendeel van de gevallen deld. In een aantal gevallen is echter verwijzing naar de or-
(96%) een proximale ruptuur van de lange arm van de biceps, thopedisch chirurg nodig voor reconstructie.5 ▪
vaak van de dominante arm. De piekincidentie ligt tussen de
Literatuur
40 en 60 jaar en het betreft meestal mannen.1,2
1 Safran MR, Graham SM. Distal biceps tendon ruptures: incidence, demo-
De klinische presentatie is divers; patiënten kunnen kla- graphics, and the effect of smoking. Clin Orthop Relat Res 2002;404:275-
gen over pijn en krachtsverlies, maar soms zijn er nauwelijks 83.
2 Mazzocca AD, Spang JT, Arciero RA. Distal biceps rupture Orthop Clin
klachten. Er kan ook sprake zijn van een ‘knappend geluid’ in North Am 2008 ;39:237-49.
de bovenarm na zwaar tillen, na een val of sporten. 3 Bernstein AD, Breslow MJ, Jazrawi LM. Distal biceps tendon ruptures: a
historical perspective and current concepts. Am J Orthop 2001;30:193-200.
Bij lichamelijk onderzoek kan de huisarts een ecchymose 4 Chillemi C, Marinelli M, De Cupis V. Rupture of the distal biceps brachii
bij de bovenarm zien en soms een abnormale positie van een tendon: conservative treatment versus anatomic reinsertion-clinical and
radiological evaluation after 2 years. Arch Orthop Trauma Surg
spierbuik van de biceps: te hoog bij een ruptuur van de dis- 2007;127:705-8.
tale pees, te laag bij een proximale ruptuur (Popeye sign). Een 5 Bain GI, Johnson LJ, Turner PC. Treatment of partial distal biceps tendon
tears. Sports Med Arthrosc 2008;16:154-61.

Huisartsenpraktijk Arntzeniusweg 41, 1098 GL Amsterdam: A. Honig, huisarts • Correspondentie:


allardhonig@gmail.com

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 265


Henk Koopman, Jan Monkelbaan

Gynaecomastie is niet altijd onschuldig

G
K l ini s che l e s

Inleiding
Patiënt A
Gynaecomastie is een proliferatie van het borstweefsel bij
Een 21-jarige jongeman met een blanco voorgeschiedenis meldt
mannen. Deze één- of tweezijdige borstvergroting is meestal zich op het spreekuur vanwege een zwelling van de rechter borst,
fysiologisch, als gevolg van veranderingen in de verhouding die last geeft bij hardlopen. De zwelling bestaat al jaren, maar is
voor zijn gevoel het laatste jaar groter geworden. Er is geen tepel-
tussen oestrogenen en androgenen in verschillende levensfa-
vloed. Aan de huid rond de tepel zijn geen bijzonderheden te zien en
sen. Bij pasgeborenen zijn het transplacentair overgebrachte de tepel is niet gevoelig. De aanvullende anamnese vermeldt geen
moederlijke oestrogenen die zowel bij jongens als bij meisjes klachten. De familieanamnese is negatief voor mamma-, ovarium-
borstvergroting kunnen veroorzaken. Deze vorm van gynaeco- of testistumoren. Patiënt gebruikt matig alcohol en geen drugs.
Bij het lichamelijk onderzoek zien we een niet-zieke 21-jarige
mastie verdwijnt meestal binnen het eerste levensjaar.1 In het
jongeman met een BMI van 26 kg/m2. Achter de rechter tepel is een
begin van de puberteit veroorzaakt het door de testes geprodu- schijf palpabel met een doorsnede van ongeveer 5-6 cm. De schijf is
ceerde oestrogeen bij een nog niet voldoende op gang gekomen mobiel en niet drukpijnlijk. Aan de linker mamma worden geen bij-
testosteronproductie gynaecomastie bij ongeveer de helft van zonderheden gezien of gevoeld. Aan hoofd, hals, oksels, supra- en
infraclaviculair worden geen vergrote lymfeklieren gepalpeerd. De
alle jongens.2 De piekincidentie ligt bij 13-14 jaar, het fenomeen testes imponeren beiderzijds als normaal.
verdwijnt meestal spontaan binnen 12-18 maanden. Gynaeco-
mastie heeft de hoogste prevalentie (72%) onder mannen in de
leeftijd 50-69 jaar,3 als gevolg van een dalende testosteronspie- Patiënt B
Een 28-jarige jongeman meldt zich op het spreekuur vanwege een
gel en gedeeltelijke omzetting van testosteron naar oestradiol ‘bolletje’ dat hij sinds enkele weken onder de linker tepel voelt. De
in het vetweefsel. tepel is gevoelig bij aanraking. Er is geen afscheiding uit de tepel en
Gynaecomastie kan ook niet-fysiologisch zijn en ontstaan ook aan de huid rond de tepel is niets bijzonders opgemerkt. Er zijn
verder geen klachten, de libido is niet verminderd en er zijn geen
als gevolg van een onderliggende aandoening of van medicijn-
erectiestoornissen.
of druggebruik waardoor de balans tussen oestrogenen en an- De voorgeschiedenis van patiënt B vermeldt een orchidopexie
drogenen verstoord raakt. rechts op 12-jarige leeftijd en een appendectomie op 24-jarige
Een klein percentage van de patiënten met gynaecomastie leeftijd. De familieanamnese is negatief voor mamma- en testis-
carcinoom. Patiënt gebruikt geen medicijnen. Enkele jaren geleden
gaat ermee naar de huisarts. De meesten zijn 5-25 jaar. 4 Deze
heeft hij korte tijd anabole steroïden gebruikt. Die gebruikt hij nu
klinische les bespreekt drie jonge mannen met gynaecomastie. niet meer, maar hij neemt wel voedingssupplementen.
Bij het lichamelijk onderzoek wordt een gezond uitziende, at-
letisch gebouwde jongeman gezien met een BMI van 21,2 kg/m2.
Onder de linker tepel wordt een schijfje gevoeld van circa 1 cm
doorsnede, dat los ligt van huid en onderlaag. Aan de regionale lym-
feklierstations worden geen bijzonderheden gevoeld. De rechter
testis voelt iets kleiner aan dan de linker testis. Volgens patiënt is
dit onveranderd en al langere tijd het geval. Verder worden er geen
afwijkingen gevonden, in het bijzonder geen tekenen die wijzen op
het gebruik van anabole steroïden zoals spierhypertrofie, striae en
Samenvatting acne en/of huiddefecten ten gevolge van injecties.
Koopman H, Monkelbaan JF. Gynaecomastie is niet altijd onschuldig.
Huisarts Wet 2014;57(5):266-70.
Gynaecomastie is vaak fysiologisch bij pasgeborenen, pubers en De kern
mannen boven de 50. Men kan meestal volstaan met geruststel- ▪▪ Gynaecomastie bij pasgeborenen, pubers en mannen ouder
ling en afwachtend beleid. Bij mannen van andere leeftijdsklassen, dan 50 is vaak fysiologisch. Men kan meestal volstaan met ge-
vooral als de gynaecomastie in korte tijd ontstaat, kan er een on- ruststelling en afwachtend beleid.
derliggende oorzaak in het spel zijn. Vaak gaat het om drugs, me- ▪▪ Bij patiënten uit andere leeftijdsgroepen kan gynaecomastie,
dicatie, voedingssupplementen of anabole steroïden; men kan de vooral als die in korte tijd ontstaat, een onderliggende oorzaak
patiënt vragen deze op proef gedurende één maand te staken. hebben.
Aanvullend onderzoek is geïndiceerd als er aanwijzingen zijn voor ▪▪ Onderliggende oorzaken kunnen zijn: medicamenten, voe-
een lever-, nier- of schildklieraandoening, primair of secundair hy- dingssupplementen of anabole steroïden, lever-, nier- en schild-
pogonadisme of een (zeldzame) testistumor. Dat onderzoek zal klieraandoeningen, primair of secundair hypogonadisme, en in
meestal bestaan uit echografie van mammae en scrotum, gevolgd zeldzame gevallen een testistumor.
door laboratoriumonderzoek. ▪▪ Indien met anamnese en lichamelijk onderzoek geen oorzaak
kan worden gevonden, zijn laboratoriumonderzoek (lever-, nier-
Militair Gezondheidscentrum Apeldoorn, Koning Willem III kazerne, Sportlaan 55, 7312 TG Apel- en schildklierfunctie) en eventueel echografie van mammae en
doorn: dr. H. Koopman, huisarts. Centraal Militair Hospitaal, afdeling Interne Geneeskunde en
scrotum aangewezen. In tweede instantie kan hormonale
MDL-ziekten, Utrecht: kolonel-arts J.F. Monkelbaan, internist en MDL-arts • Correspondentie:
henkkoopman159@hotmail.com • Mogelijke belangenverstrengeling: niets aangegeven. screening worden ingezet.

266 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


K l ini s che l e s

Tabel 1 Oorzaken van gynaecomastie*


Patiënt C
Oorzaak Frequentie
Een 21-jarige jongeman meldt zich op het spreekuur vanwege een
sinds drie dagen bestaande, bij aanraking gevoelige linker tepel. Te- Idiopathisch 25%
vens voelt hij daar een schijfje onder de tepel. Hij heeft verder geen Puberteit 25%
klachten. Zijn medische voorgeschiedenis is blanco. Een neef van hem Medicatie 10-20%
had testiscarcinoom op 19-jarige leeftijd. In de anamnese zijn geen Levercirrose of ondervoeding 8%
alcohol- of drugintoxicaties gebleken.
Primair hypogonadisme (bijvoorbeeld syndroom van Klinefelter) 8%
Bij het lichamelijk onderzoek wordt een tengere jongeman gezien
met een BMI van 19 kg/m2. Achter de linker tepel wordt een schijfje Testistumor 3%
gepalpeerd van ongeveer 1 cm doorsnede. Het schijfje is mobiel en Secundair hypogonadisme (bijvoorbeeld door hypofysetumor) 2%
iets gevoelig bij aanraking. Er is geen tepelvloed en aan de huid rond Nieraandoening 1%
de tepel zijn geen afwijkingen te zien. Er worden geen vergrote lymfe- Hyperthyreoïdie 2%
klieren gepalpeerd. Aan de rechter mamma worden geen bijzonder-
Andere 6%
heden gezien of gevoeld. De rechter testikel voelt aanzienlijk groter
aan dan de linker, maar patiënt heeft dit nooit bemerkt. * De percentages berusten op onderzoek in de tweede lijn. In de huisartsen-
praktijk is het percentage idiopatische gynaecomastie waarschijnlijk groter.

Wel of geen gynaecomastie? jaren bestaat, heeft zelden een pathologische achtergrond en
Als men bij lichamelijk onderzoek onder een of beide tepels een rechtvaardigt terughoudendheid in de diagnostiek.8 Een gy-
schijfvormige, mobiele en elastisch aanvoelende zwelling vindt naecomastie die in korte tijd ontstaat, vereist wel de nodige
die concentrisch is ten opzichte van de tepel, dan is gynaeco- waakzaamheid, omdat dan de kans op onderliggende patholo-
mastie waarschijnlijk. Als de patiënt klaagt over borstvorming gie groter is. Pijn en gevoeligheid van de tepel en/of tepelhof wij-
terwijl er geen schijf voelbaar is, kan er sprake zijn van pseudo- zen op ontstaan van gynaecomastie in minder dan 6 maanden.
gynaecomastie. Pseudo-gynaecomastie is een lokale vetopho- Relatief veel voorkomende oorzaken van gynaecomastie zijn
ping zonder glandulaire proliferatie die vooral bij patiënten met drug- of medicijngebruik, anabole steroïden en voedingssup-
overgewicht kan worden aangetroffen. plementen [tabel 3]. Sommige voedingssupplementen bevat-
Een hard aanvoelende zwelling in een van de borsten die ex- ten fyto-oestrogenen, plantaardige stoffen die affiniteit voor de
centrisch ligt ten opzichte van de tepel of het tepelhofcomplex oestrogeenreceptor hebben, of anabole steroïden die eveneens
is verdacht voor een mammacarcinoom, zeker als de tepel ook is gynaecomastie kunnen veroorzaken. Het Nederlands Zeker-
ingetrokken of (bloederig) vocht afscheidt. Pijn en gevoeligheid heidssysteem Voedingssupplementen Topsport (NZVT) publi-
worden vaker gezien bij gynaecomastie en zijn ongebruikelijk ceert een database met de producten die voldoen aan de eisen
bij mammacarcinoom. van de dopingautoriteit.9 Van de producten op deze lijst heeft
Echografisch onderzoek kan helpen het onderscheid te ma- men zekerheid dat zij geen dopinggeduide stoffen (waaronder
ken tussen gynaecomastie en pseudo-gynaecomastie. Bij een anabole steroïden) bevatten. Uitgebreide diagnostiek kan ach-
verdenking op mammacarcinoom is mammografie aange- terwege blijven als blijkt dat de gynaecomastie verdwijnt of
wezen, zo nodig met biopsie. De diagnose mammacarcinoom afneemt bij staken van het middel. Dit is meestal binnen een
wordt in Nederland bij ongeveer 100 mannen per jaar gesteld, maand te verwachten.
meestal bij oudere mannen. Gynaecomastie, ongeacht de oor- Gynaecomastie op latere leeftijd komt vaak voor en wordt
zaak, is niet geassocieerd met een verhoogde kans op mam- niet zelden bij toeval ontdekt. Met het stijgen van de leeftijd
macarcinoom. Een uitzondering vormen mannen met het neemt het percentage lichaamsvet toe en bij oudere mannen
syndroom van Klinefelter: zij hebben een 16 maal zo grote kans kan de reeds genoemde verstoring in de balans tussen oestro-
op mammacarcinoom als mannen zonder dit syndroom.5 genen en androgenen proliferatie van borstklierweefsel veroor-
zaken. Asymptomatische gynaecomastie is bij deze patiënten
Diagnostische benadering van gynaecomastie zelden een reden voor nader onderzoek.
[Tabel 1] vermeldt voor alle leeftijden de oorzaken van gynaeco-
mastie en hun relatieve frequentie.6 De in de literatuur genoem-
de percentages lopen nogal uiteen, afhankelijk van de definitie Abstract
van gynaecomastie (grootte van de klierschijf), de gemiddelde Koopman H, Monkelbaan JF. Gynaecomastia is not always harmless. Huisarts Wet
leeftijd van de onderzochten en de populatie waarin het on- 2014;57(5):266-70.
derzoek plaatsvond. Met zorgvuldige anamnese en lichamelijk Gynaecomastia can occur in newborn infants, adolescents, and men older than 50
onderzoek kan bij 83% van de patiënten de oorzaak van de gy- years. In most cases, patients can be reassured and a wait-and-see policy adopted.
naecomastie worden opgespoord.7 [Tabel 2] geeft een overzicht However, in males in other age groups and with rapid-onset gynaecomastia, there
van de klachten en bevindingen die bij de verschillende oorza- may be an underlying problem. In many cases, drugs, medication, and food supple-
ken kunnen passen. ments are the culprits and patients can be advised to discontinue their use for 1
Allereerst moet de hulpvraag worden verhelderd. Is de pa­ month; however, further investigations, usually echography of the breast and scro-
tiënt ongerust (bijvoorbeeld over borstkanker) of is het probleem tum, followed by laboratory investigations, are warranted if there are signs of liver,
vooral cosmetisch? Vervolgens is het van belang te weten wan- kidney, or thyroid gland disorders, primary or secondary hypogonadism, or, albeit
neer de gynaecomastie is begonnen. Een gynaecomastie die al rare, testicular tumour.

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 267


K l ini s che l e s

Tabel 2 Klachten en afwijkingen die passen bij de verschillende oorzaken van gynaecomastie.

Afwijking Klachten Bevindingen bij lichamelijk en aanvullend onderzoek


Testistumor vergrote testis, infertiliteit, lage rugpijn, libidoverlies, bloed ophoesten palpabele, vast-elastische zwelling in testis
Hypogonadisme
▪▪ primair erectiele disfunctie, vasovegetatieve verschijnselen achtergebleven grootte en veranderde consistentie van de testis, onvolledige
ontwikkeling van secundaire geslachtskenmerken voor de puberteit
▪▪ secundair libidoverlies, erectiele disfunctie, hoofdpijn, visusklachten afname testisgrootte, gezichtsveldverlies, tekenen van hypothyreoïdie, overmaat
of tekort van groeihormoon, zelden galactorroe
Hyperthyreoïdie gewichtsverlies, palpitaties, diarree, nervositeit, slapeloosheid, struma, tremor, tachycardie, exophthalmus
warmte-intolerantie
Leveraandoening anorexia, misselijkheid, overgeven, gewichtsverlies (of toename door geelzucht, vergrote of verschrompelde lever, ascites, oedeem, spidernaevi
ascites), jeuk
Nieraandoening anorexia, moeheid, misselijkheid, braken, oligurie of polyurie lethargie, hypertensie, geelgrauwe huid
Anabole steroïden libidoverlies, erectiele disfunctie spierhypertrofie, striae op borsten en schouders, acne, testisatrofie, huiddefec-
ten door injecties

Tabel 3 Middelen die gynaecomastie kunnen veroorzaken


een tweetal pathologisch aandoende en vergrote lymfeklieren zien.
Antibiotica metronidazol, ketoconazol, minocycline, isoniazide
De X-thorax toont een minimale densiteit, projecterend over de
Antiandrogenen cyproteron, finasteride
ventrale zijde van de negende rib rechts.
Anxiolytica/antidepressiva diazepam, tricyclische antidepressiva, fenothiazinen, haloperidol,
SSRI’s
Cardiovasculaire middelen digoxine, ACE-remmers, calciumantagonisten, amiodaron,
spironolacton, reserpine, minoxidil Aanvullend onderzoek
Chemotherapeutica methotrexaat, vincristine Scrotale echo
Maagmiddelen cimetidine, ranitidine, omeprazol Treft men bij lichamelijk onderzoek een palpabele tumor in
Hormonen anabole steroïden, oestrogenen een van de testes aan, dan is scrotale echografie noodzakelijk.
Overige antivirale therapie tegen hiv, metoclopramide, penicillamine, Of dit onderzoek ook moet plaatsvinden als men géén palpa-
fenytoïne, sulindac, theofylline
bele tumor aantreft, is een punt van discussie want er zijn on-
Drugs marihuana, amfetamine, cocaïne, heroïne, alcohol
derzoeken die melding maken van echografisch vastgestelde
Voedingssupplementen vooral fyto-oestrogeenbevattende plantaardige stoffen
testistumoren die niet palpabel waren.10,11 Er zijn zelfs auteurs
die aanbevelen bij gynaecomastie altijd een scrotale echogra-
fie te doen.12 Men zou in dergelijke gevallen kunnen overwe-
Patiënt A (vervolg)
Op eigen verzoek wordt patiënt A verwezen naar een chirurg. Deze gen de risicofactoren voor een testiscarcinoom (bijvoorbeeld
laat echografisch onderzoek van mammae en testes verrichten. cryptorchisme in de voorgeschiedenis of een positieve fami-
De echo brengt rechts een duidelijke klierschijf met vetweefsel in lieanamnese) te betrekken in de beslissing wel of geen scro-
beeld. Aan de testes worden echografisch geen afwijkingen gezien.
In overleg wordt besloten de klierschijf te verwijderen. Bij histolo-
tale echografie te verrichten. Testiscarcinomen hebben een
gisch onderzoek toont het verwijderde weefsel geen tekenen van piekincidentie van 17-18 per 100.000 in de leeftijdsgroep van
maligniteit. 25-34 jaar en zijn dus in het algemeen vrij zeldzaam.13 Toch is
waakzaamheid geboden bij een acuut ontstane gynaecomas-
tie. Gemiddeld wordt bij ongeveer 2-3% van de patiënten met
Patiënt B (vervolg)
gynaecomastie een testistumor gevonden.6,14 Het gaat hier
Patiënt B wordt verwezen voor echografisch onderzoek van de
mammae en de testes. Bij dit onderzoek wordt dorsaal van de linker echter wel om onderzoeken die voornamelijk in tweedelijns-
tepel een in vergelijking met rechts prominent aanwezige klierschijf populaties werden verricht, dus er kan sprake zijn geweest van
gezien, passend bij gynaecomastie. Bij scrotale echografie wordt selectiebias. Veelvoorkomende vormen van gynaecomastie die
een normale linker testis (14 ml) gevonden. De rechter testis (10 ml)
toont het beeld van enige fibrosering, passend bij een status na or- fysiologisch zijn of ontstaan zijn door het gebruik van genees-
chidopexie. Alvorens verder onderzoek te verrichten krijgt patiënt middelen of voedingssupplementen worden niet vaak door-
B het advies het gebruik van de voedingssupplementen te staken. verwezen naar de tweede lijn, dus het werkelijke aandeel van
testistumoren bij gynaecomastie zal in de huisartsenpraktijk
waarschijnlijk kleiner zijn.
Patiënt C (vervolg)
Bij echografisch onderzoek van de mammae wordt dorsaal van de
linker tepel ter plaatse van de gepalpeerde schijf een inhomogeen, Laboratoriumonderzoek
echoarm, niet scherp afgrensbaar gebied gezien met een door- Indien alle voorgaande onderzoeken niets hebben opgele-
snede van 1 cm. Het echobeeld past bij gynaecomastie. Bij scrotale
verd, dan is de volgende stap laboratoriumonderzoek naar
echografie heeft de rechter testis een volume van 23 ml en bevat
centraal een inhomogene, goed gevasculariseerde, echoarme en lever-, nier- en schildklierfuncties. Als deze normaal blijken,
matig afgrensbare laesie. Dit beeld past bij een maligne afwijking moet vervolgens hypogonadisme worden uitgesloten door de
[figuur]. De linker testis is 13 ml en is echografisch normaal. Aanvul- serumconcentraties testosteron, oestradiol en luteïniserend
lend echografisch onderzoek van het abdomen laat para-aortaal
hormoon (LH) te bepalen. In endocrinologie geïnteresseerde

268 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


K l ini s che l e s

Figuur Echografisch beeld van de rechter (A) en de linker (B) helft van het scrotum
huisartsen kunnen dit in eigen beheer doen, meestal zal de van patiënt C
internist dit onderzoek uitvoeren.
Er is sprake van primair hypogonadisme wanneer men bij
een verlaagde testosteronspiegel een verhoogd LH aantreft.
Dit is onder andere het geval bij het syndroom van Klinefelter.
Een verlaagde testosteronspiegel bij een normaal of verlaagd
LH kan wijzen op secundair hypogonadisme, een aanvullende
prolactinebepaling kan dan onthullen of dit hypogonadisme
het gevolg is van een prolactineproducerende hypofysetumor.
Ten slotte wordt de concentratie humaan choriongonadotro-
fine (hCG, positieve zwangerschapstest!) bepaald om eventuele
ectopische productie door een testiscarcinoom op het spoor te
komen. Een testiscarcinoom kan daarnaast ook zorgen voor
een verhoogde oestradiolspiegel bij een normaal of verlaagd
LH.

Patiënt A (vervolg)
Na een korte herstelperiode kan patiënt A zonder klachten weer
aan het werk. Een half jaar later blijkt zich geen recidief meer te
hebben voorgedaan.

A De rechter testis bevat centraal een inhomogene, echoarme en matig afgrensbare laesie.

Patiënt B (vervolg)
Een maand na het staken van de voedingssupplementen meldt pa-
tiënt B dat de klachten zijn verdwenen. Bij onderzoek is het schijfje
onder de linker tepel niet meer voelbaar.

Patiënt C (vervolg)
Patiënt C wordt verwezen naar de uroloog. Deze vindt een ver-
hoogde concentratie tumormarkers in het serum en verricht een
radicale inguïnale orchidectomie rechts. Het pathologisch-anato-
misch onderzoek wijst uit dat er sprake is van een non-seminoom
testiscarcinoom. CT-scans van thorax en abdomen bevestigen het
bestaan van een viertal longlaesies en een para-aortale lymfadeno-
pathie. Patiënt wordt verwezen naar de oncoloog voor een in opzet
curatieve chemotherapie.

Bespreking
Patiënt A wilde eigenlijk al meteen worden doorverwezen
naar een chirurg om de klierschijf te laten verwijderen. De
zwelling bestond al sinds zijn puberteit maar was de laatste
jaren iets toegenomen. Bekend is dat gynaecomastie die tij- B Het echobeeld van de linker testis vertoont geen afwijkingen.
dens de puberteit ontstaat bij 4% van de patiënten persisteert. 8

Bij ruim de helft (58%) van deze patiënten komt gynaecomastie


in de familie voor.15 Na één à anderhalf jaar is het klierweefsel berteit ontstaan, en bovendien in korte tijd. Bij patiënt B wees
in de borst gefibroseerd, het blijft dan voelbaar als een schijf. de anamnese er al op dat een voedingssupplement de oorzaak
De borstvergroting die daarna nog plaatsvond, kan op het zou kunnen zijn. Het gebruikte supplement stond niet op de
conto van lokaal vetweefsel worden geschreven. Het gaat bij lijst van het NZVT, dus het kan naast fyto-oestrogenen ook
patiënt A duidelijk niet om een acuut ontstane gynaecomas- anabole steroïden bevat hebben. Toch besloot de arts patiënt B
tie en anamnestisch is er ook geen verdenking op een hormo- te verwijzen voor een echografie, vanwege de orchidopexie in
nale stoornis of een schildklier- of nierfunctiestoornis. Ook de anamnese en omdat de testes asymmetrisch aanvoelden.
het lichamelijk onderzoek deed geen verdenking rijzen op een Bij patiënt C bleek het echografisch onderzoek cruciaal
tumor in de borst of testis. De huisarts zou patiënt A hebben voor het constateren van een testistumor. Bij laboratorium-
kunnen vragen eerst wat af te vallen alvorens verder te gaan onderzoek bleek dat de in korte tijd ontstane gynaecomastie
met onderzoek en behandeling. Patiënt zag hier echter geen het gevolg was van ectopische productie van hCG (humaan
heil in. chorion-gonadotrofine) door deze testistumor.
Bij patiënt B en patiënt C is de gynaecomastie wél na de pu-

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 269


K l ini s che l e s

Conclusie Literatuur
1 McKiernan JF, Hull D. Breast development in the newborn. Arch Dis Child
Gynaecomastie tijdens de puberteit en bij mannen boven de
1981;56:525-9.
50 jaar komt vaak voor en is meestal fysiologisch. Na zorgvul- 2 Biro FM, Lucky AW, Huster GA, Morisson JA. Hormonal studies and physi-
cal maturation in adolescent gynecomastia. J Pediatr 1990;116:450-5.
dige anamnese en lichamelijk onderzoek zijn geruststelling
3 Niewoehner CB, Nuttal FQ. Gynecomastia in a hospitalized male popula-
en afwachtend beleid geïndiceerd. Bij patiënten van andere tion. Am J Med 1984;77:633-8.
4 De Jongh TOH. Borstzwelling bij mannen/gynaecomastie. In: Eekhof JAH,
leeftijden moet men rekening houden met een onderliggende Knuistingh Neven A, Opstelten W, redactie. Kleine kwalen in de huisarts-
oorzaak. Zeker bij jonge mannen bij wie zich in korte tijd gy- praktijk. 6e dr. Amsterdam: Reed Business Education, 2013.
5 Male breast cancer. In: Fentiman IS. Detection and treatment of early
naecomastie ontwikkelt, moet men actief op zoek gaan naar breastcancer. Philadelphia (PA): Lippincott, 1990.
een onderliggende aandoening. 6 Braunstein GD. Gynecomastia. N Engl J Med 1993;328:490-5.
7 Hines SL,Tan WW, Yasrebi M, DePeri ER, Perez EA. The role of mammo-
Bij patiënten die een middel gebruiken dat het optreden graphy in male patients with breast symptoms. Mayo Clin Proc
van gynaecomastie kan verklaren, wacht men gedurende een 2007;82:297-300.
8 Braunstein GD. Clinical practice: Gynecomastia. N Engl J Med
maand het effect van staken af. 2007;357:1229-37.
Het vermoeden van een testiscarcinoom is een indicatie 9 NZVT: Nederlands Zekerheidssysteem Voedingssupplementen Topsport
[internet]. Rotterdam: Dopingautoriteit, 2001-2014. http://www.doping-
voor scrotale echografie. Zo nodig kan aanvullend laboratori- autoriteit.nl/nzvt, geraadpleegd maart 2014.
10 Pierik FH, Dohle GR, Van Muiswinkel JM, Vreeburg JT, Weber RF. Is routi-
umonderzoek een eventuele lever-, nier- of schildklierfunctie-
ne scrotal ultrasound advantageous in infertile men? Is routine scrotal
stoornis uitsluiten. Zijn de laboratoriumuitslagen normaal, ultrasound advantageous in infertile men? J Urol 1999;162:1618-20.
11 Carmignani L, Gadda F, Mancini M, Gazzano G, Nerva F, Rocco F, et al.
dan volgt een hormonale screening om primair of secundair
Detection of testicular ultrasonographic lesions in severe male infertility.
hypogonadisme uit te sluiten. Bij deze screening kan alsnog J Urol 2004;172:1045-7.
12 Hendry WS, Garvie WH, Ah-See AK, Bayliss AP. Ultrasonic detection of oc-
een oestrogeen- of hCG-producerende testistumor aan het cult testicular neoplasms in patients with gynaecomastia. Br J Radiol
licht komen. ▪ 1984;57:571-2.
13 Testicular cancer incidence statistics [internet]. London: Cancer Research
UK, 2013. http://www.cancerresearchuk.org/cancer-info/cancerstats/ty-
pes/testis/incidence, geraadpleegd maart 2014.
14 Harris M, Rizvi S, Hindmarsh J, Bryan R. Testicular tumour presenting as
gynaecomastia. BMJ 2006;332:837.
15 Johnson RE, Murad MH. Gynecomastia: Pathophysiology, evaluation, and
management. Mayo Clin Proc 2009;84:1010-5.

Driemaal per week nieuws op onze website: www.henw.org


Heeft u al naar de nieuwsberichten op Een vijftigjarige vrouw komt op het Fotoquiz van de maand mei
onze website gekeken? Driemaal per spreekuur met een pijnlijke blauwge-
week (maandag, woensdag en vrijdag) kleurde middelvinger. Wat is uw diag-
worden daar korte samenvattingen van nose?
voor de huisarts relevant wetenschap- a. Traumatisch hematoom
pelijk nieuws uit buitenlandse medi- b. Ziekte van Raynaud
sche tijdschriften gepubliceerd. Wilt u c. Achenbach-syndroom
op de hoogte worden gehouden van de d. Acute arteriële afsluiting
nieuwe nieuwsberichten? Volg ons dan
op Twitter, Facebook of via RSS. Wilt u het goede antwoord weten?
Kijk op www.henw.org

270 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


Ondertussen in TPO…

In t er m e z zo
In het redactioneel staat hoofdredac- maken als het ware een geheel eigen structurele financiering van de case-
teur Sietsche van Gunst stil bij de tran- transitie door en als praktijkonder- manager is een punt van aandacht.
sitie van ziektegeorienteerde zorg naar steuner moet je uitvogelen hoe je hen Sandra Torn is in opleiding tot case-
persoonsgerichte zorg. Want dat klinkt zo goed mogelijk kunt helpen. De case- manager dementie en haakt met haar
allemaal mooi, maar wat betekent het manager dementie is er om zoveel mo- praktijkverhaal mooi aan bij De Lange.
eigenlijk voor de praktijkondersteuner? gelijk te regelen voor deze patiënten en
Persoonsgerichte zorg voor mensen hun mantelzorgers. Jacomine de Lange Welzijn op recept
met complexe zorgvragen is immers beschrijft in haar beschouwing welke De huisartsen in Gezondheidscentrum
belangrijk maar niet eenvoudig. taken de casemanager precies heeft De Roerdomp in Nieuwegein constateer-
en hoe complex die zijn. Zo heeft de den dat eenderde van hun patiënten last
Casemanager Dementie casemanager vaak te maken met zorg- heeft van psychosociale aandoeningen
Bij de zorg voor demente patiënten is weigering en met overbelaste man- als eenzaamheid, angst of depressie. Pa-
het helemaal lastig. Deze patienten telzorgers. Ook het ontbreken van een tiënten die ze blijkbaar niet voldoende
konden helpen met hun reguliere zorg
in de praktijk. Dat, en het boek Mentaal
vermogen van Jan Auke Walburg bracht
hen op het project Welzijn op recept.
Walburg schrijft over zes principes van
duurzaam geluk die het mentaal ver-
mogen bepalen: positief en optimistisch
denken, zingeving, bewust leven en ge-
nieten, interactie met anderen, gezonde
leefstijl en geluk delen. In een interview
vertelt Karen de Groot hoe de huisartsen
samen met Walburg deze principes heb-
ben verwerkt in welzijnsprojecten en
hoe Welzijn op recept werkt.

Nieuwsgierig?
Dit is maar een kleine greep uit de
inhoud. Dus heeft uw praktijkon-
dersteuner nog geen abonnement?
Vraag dan een proefexemplaar aan
en bezoek ook eens de website www.
tijdschriftpraktijkondersteu ­n ing.nl.
Het Tijdschrift voor praktijkondersteuning is
een gezamenlijke uitgave van het NHG en Bohn
Stafleu van Loghum. Het verschijnt tweemaan-
delijks en kost € 81,00 per jaar (print en online
toegang).
Meer informatie: Klantenservice Bohn Staf-
leu van Loghum, Postbus 246, 3990 GA Houten.
Telefoon (030) 6383736, www.bsl.nl. ▪

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 271


Interview met Nynke Scherpbier-de Haan

‘Telenefrologie heeft gen, ofwel ‘telenefrologie’. Scherpbier: ‘Al algemeen advies verbinden voor alle pa-
In t erv ie w

veel praktische tijdens onze pilot verspreidde die telene-


frologie zich door heel Nederland. Daar-
tiënten met chronische nierschade.’

voordelen’ door kreeg het onderzoek vleugels en dat Bloeddruk en Sharing


was erg leuk!’ Deel van het promotieonderzoek was de
In juni promoveerde Nynke Scherpbier Sharing-studie, waarin het ging om ge-
op haar proefschrift Optimising chronic Eiwituitscheiding deelde zorg tussen huisarts, praktijkon-
kidney disease management in primary care. Een van de onderzoeken bracht de stand dersteuner en nefroloog. Vier praktijken
Is shared care the answer? In een inter- van zaken rond chronische nierschade in vormden de controlegroep waarin ‘ge-
view vertelt ze over haar onderzoeks- de huisartsenpraktijk in kaart. Scherp- bruikelijke zorg’ werd verleend. In de vijf
bevindingen die van belang zijn voor bier: ‘Opmerkelijk was dat van veel pa­ praktijken die het Sharing-model toe-
het werk van de huisarts. tiënten de nierfunctie wel bekend was pasten was er een training voor de me-
bij de huisarts, maar dat vervolgens wei- dewerkers, een praktijkondersteuner die
Onderzoek met vleugels nig werd gekeken naar de albuminurie. gestructureerde zorg verleende en een
Scherpbier vertelt dat ze altijd al belang- Eigenlijk zou je standaard moeten kijken consultatiemogelijkheid via ‘telenefrolo-
stelling heeft gehad voor het onderwerp naar de eiwituitscheiding bij deze pa­ gie’. Scherpbier keek vervolgens naar het
van haar promotieonderzoek. ‘Tijdens tiënten. Vermoedelijk is dit inmiddels effect op de bloeddruk, de nierfunctie-
mijn opleiding deed ik in Indonesië on- wel meer bekend nu hierover een Lande- waarden, het medicatiegebruik en de
derzoek naar het nefrotisch syndroom lijke Transmurale Afspraak is versche- functionele gezondheidstoestand van de
bij kinderen en dat vond ik erg interes- nen. Misschien is die zorg nu dus wel betreffende patiënten. ‘De effecten van
sant. En ik wilde altijd huisarts worden, beter; dat zouden we eigenlijk opnieuw Sharing waren over de gehele linie goed,
maar vond mijn arts-assistenschap in- moeten bekijken. Tijdens mijn onder- maar bovenal zagen we bij de interven-
terne geneeskunde zo leuk dat ik zelfs zoek kwam chronische nierschade erg in tiegroep een veel lagere bloeddruk en dat
even overwoog of ik niet toch internist the picture en het was dan ook helemaal is heel gunstig. Bij een kortetermijn­
zou worden. De Nierstichting honoreerde niet moeilijk om praktijken te vinden die onderzoek als het mijne is de bloeddruk
in 2007 dit projectvoorstel, dat huisarts wilden meedoen. Ze kregen lijstjes van zelfs het enige waar je op kunt varen.
Wim de Grauw samen met twee nefrolo- alle patiënten met nierschade in de Maar of de patiënten uiteindelijk geen
gen had ingediend. Het achterliggende praktijk en het “verwijsadvies” uit de hart- en vaatziekten ontwikkelen kun je
idee was: chronische nierschade neemt Landelijke Transmurale Afspraak. Zelfs alleen bepalen in onderzoek met een
alleen maar toe; wetende welke zorg- dát vonden ze al heel leuk en nuttig, laat langere looptijd. Hoe dat ook zij, we za-
vraag op ons afkomt, hoe organiseren we staan als ze ook nog mochten meedoen gen door Sharing veel verbetering.’
dat dan? Je hebt het daarbij over taakde- met de telenefrologie-pilot. Veel praktij-
legatie en zorgafstemming tussen de ken gebruikten hun aanpak van deze Voordelen van telenefrologie
eerste en tweede lijn.’ zorg als verbe­teringsproject in het kader Het meest enthousiast is Scherpbier als
Onderdeel van het onderzoek betrof van de praktijkaccreditering. Dan leverde ze dieper ingaat op de pilot waarin tele-
de ontwikkeling van een consultatiemo- het dus ook nog iets tastbaars op; dat nefrologie werd ingezet. ‘We ontwikkel-
gelijkheid tussen huisartsen en nefrolo- maakte het extra aantrekkelijk om aan den eerst het instrument en keken
dit onderzoek in combinatie met zorgin- vervolgens wat er gebeurde als dit in de
novatie mee te doen.’ praktijk werd toegepast. Die resultaten
waren gunstig. Huisartsen verwezen
Verlaging van het PTH nog maar weinig, terwijl ze aangaven
‘Een verhoogd PTH kwam erg veel voor dat ze dat zonder telenefrologie vaker
bij patiënten met chronische nierschade zouden doen. Daarnaast heeft telenefro-
in de eerste lijn’, vertelt Scherpbier. ‘Hier logie veel praktische voordelen: je kunt
wordt echter maar weinig naar gekeken. het op een tijdstip doen dat jou goed uit-
Lastig is dat je het PTH wel gemakkelijk komt en de gemiddelde duur van de con-
kunt verlagen met vitamine D, maar dat sultering was slechts negen minuten.
we eigenlijk niet weten of pa­tiënten Bovendien is je consultering meteen
daardoor ook langer en gezonder zullen goed gedocumenteerd, want het wordt
leven. Iemand zou eens daadwerkelijk direct weggeschreven in je HIS.’
moeten aantonen dat verlaging van het Scherpbier vervolgt: ‘Inmiddels heeft
PTH de kans op hart- en vaatziekten ver- een andere onderzoeker het onderzoek
kleint. We weten alleen dat het bij dialy- naar het effect van telenefrologie voort-
sepatiënten goed is om het PTH te gezet bij een veel grotere groep patiën-
verlagen, maar we kunnen hieraan geen ten. Hierin bleek dat huisartsen veel

272 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


In t erv ie w

minder vaak consulteren en verwijzen functie van de geïncludeerde patiënten kunnen sommige HIS’en de labuitslagen
dan de Landelijke Transmurale Afspraak en keken vervolgens hoe vaak zij advies uitdraaien. Maar je kunt ook aan het lab
voorschrijft. Ook komt er een onderzoek gaven tot wijziging van de voorgeschre- een overzicht vragen of dit via het dash-
naar de redenen waarom huisartsen zo ven medicatie en hoe vaak de huisartsen board ‘gezonde nieren’ zichtbaar maken;
weinig overleggen en verwijzen. Daarbij die adviezen overnamen. Bij een op de daarop kun je zo bekijken wie je zelf kunt
kijken we dan ook of nefrologen telene- negen voorschriften deed de apotheker behandelen, wanneer je moet consulte-
frologie kunnen gebruiken om patiënten een voorstel tot wijziging en in de helft ren en wanneer verwijzen.’
terug te verwijzen. En tot slot gaat weer van die gevallen nam de huisarts dat ad- Een andere aanbeveling plaatst bij
een andere aiotho in samenwerking met vies over.’ het belang van bloeddrukverlaging de
Oxford onderzoeken of het zin heeft om Dat gaat dus om minder dan 5% van kanttekening dat de bloeddruk – zeker
te screenen op chronische nierschade.’ de voorschriften; is dat niet te weinig om bij kwetsbare ouderen – ook niet óverbe-
echt significant te zijn? Scherpbier: ‘Nee, handeld moet worden. Scherpbier: ‘Bij de
Even speculeren… want de gevolgen kunnen ingrijpend zeer ouderen moet de systolische bloed-
Heeft Scherpbier op voorhand enig ver- zijn. In de HARM-studie bleek de nier- druk niet onder de 70 dalen om de door-
moeden waarom huisartsen zo weinig functie een prominente plaats in te ne- stroming in de hersenen en nieren niet
overleggen en verwijzen? ‘Daar ben ik men. Verschillende factoren kunnen een te belemmeren.’
vooral zelf ook benieuwd naar, nu kan ik rol spelen. Sommige geneesmiddelen
er hooguit over speculeren. Misschien worden niet of onvoldoende geklaard bij Verder onderzoek
komt het doordat er bij deze oudere pa­ een verstoorde nierfunctie en dan moet Een soortgelijk rijtje aanbevelingen geeft
tiënten veel comorbiditeit speelt en de je deze lager doseren. Diuretica moet je Scherpbier voor nader onderzoek. Ook dit
huisarts dus denkt: deze patiënt heeft al juist hoger doseren. En dan zijn er nog is goeddeels al in dit interview aange-
zo veel ernstigs, diens prognose wordt geneesmiddelen die schadelijk zijn voor stipt, maar Scherpbier vult aan: ‘Ik vind
door andere factoren beïnvloed. Ook kan de nieren. Die 5% lijkt dus misschien niet het leuk dat er vervolgonderzoek is ge-
er sprake zijn van wat ik altijd “thera- zo veel, maar is wel degelijk relevant. Te- start naar aanleiding van de bevindin-
peutisch nihilisme” noem, oftewel: er is genwoordig moeten apothekers dan ook gen uit mijn onderzoek. Daarbij gaat het
toch niets aan te doen. Misschien is er over de nierfunctie kunnen beschikken. dus vooral om het verwijzen en terugver-
gebrek aan kennis en weet niet iedere Huisartsen hebben zelf ook een medica- wijzen. Maar ook vind ik het van belang
huisarts dat chronische nierschade een tiebewakingssysteem, maar toch haalt dat we kijken hoe we de patiënt kunnen
echte risicofactor is voor hart- en vaat- de apotheker er nog dingen uit. Als huis- betrekken bij de terugverwijzing. Dan
ziekten. Maar ook het omgekeerde kan arts krijg je nu eenmaal verschrikkelijk moeten we hem dus wel goed informe-
een rol spelen, dat de huisarts denkt: wat veel alerts op je scherm, die klik je mak- ren! Bij huisartsen leeft soms onterecht
de nefroloog doet, kan ik met de Lande- kelijk weg. Het is dus heel gunstig dat de het idee dat je de patiënt niet hoeft te
lijke Transmurale Afspraak in de hand samenwerking met apothekers op veel vertellen dat hij chronische nierschade
zelf net zo goed.’ plaatsen al goed op gang is gekomen.’ heeft omdat dit past bij de leeftijd of om-
Scherpbier overweegt verder: ‘We zien dat ze geen ongerustheid teweeg willen
dat nefrologen in Engeland hun patiën- Praktisch ingesteld brengen.’
ten heel gemakkelijk terugverwijzen naar Scherpbier sluit haar proefschrift af met
de eerste lijn, omdat chronische nierscha- ‘Aanbevelingen voor de dagelijkse prak- Na de promotie
de daar is vervat in het Quality of Outcome tijk’. Dat zouden meer promovendi moe- Scherpbier werkte voorheen altijd al bij
Framework. Daar wordt dus goed gelet op ten doen! Scherpbier glim­lacht: ‘Daar de opleiding en is daar na haar promotie
chronische nierschade, ook in de eerste houd ik nu eenmaal van. De vragen in weer teruggekeerd. Ze is nu hoofd van de
lijn, en dat geeft de nefrologen vertrou- mijn onderzoek komen voort uit de prak- vier Nijmeegse eerstelijns vervolgoplei-
wen dat ze veilig kunnen terugverwijzen. tijk, dus moeten ook de antwoorden ge- dingen: die van huisarts, specialist ou-
In Nederland geven nefrologen daarente- richt zijn op de praktijk.’ derengeneeskunde, bedrijfsarts en
gen aan dat ze niet goed zicht hebben op De meeste van deze aanbevelingen verslavingsarts. ‘Dat bepaalt natuurlijk
wat er in de eerste lijn gebeurt; dat kan zijn in dit interview al wel aan de orde een groot deel van mijn agenda. Daar-
dus de reden zijn waarom ze niet gemak- gekomen, maar een paar verdienen nog naast draai ik nog een dag per week
kelijk terugverwijzen.’ aandacht. Bijvoorbeeld: ‘Feedback aan praktijk en doe ik nog wat onderzoek
huisartsenpraktijken op basis van labo- naar nieraandoeningen. Het leuke van
Samenwerking met apothekers ratoriumuitslagen zou een goede manier mijn functie vind ik dat opleiding, prak-
In weer een volgende onderzoekspoot kunnen zijn om praktijken te helpen de tijk en onderzoek nu zo mooi bij elkaar
bekeek Scherpbier het nut van samen- patiënten met CNS te herkennen.’ komen, want dat voedt elkaar. Voor mij is
werking tussen huisarts en apotheker bij Scherpbier licht toe: ‘Wil je bekijken hoe die driepoot onlosmakelijk met elkaar
chronische nierschade. ‘We verstrekten in je praktijk de zorg voor patiënten met verbonden!’ ▪
de apotheken informatie over de nier- chronische nierschade is geregeld, dan Ans Stalenhoef

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 273


Gelijk uit dat dit een aanwijzing voor suiker- En ik schaamde me. Het blijft een raar
Co l u m n

ziekte zou kunnen zijn. ‘Nee hoor dok- vak, dokter zijn. Heb ik gelijk of niet? ▪
‘Hoeveel graden is het absolute ter, dat heb ik niet, ik eet haast nooit Siri Visser
nulpunt?’ suiker,’ zei de vrouw overtuigd. Maar
‘–273 graden, dacht ik.’ helaas, haar suiker was fors verhoogd. Siri Visser is waarnemend huisarts.
‘Ja, je hebt gelijk!’ Ik had gelijk, maar de patiënt was er
‘Yes!!’ absoluut niet blij mee. Dat voelde niet
goed.
Soms onthoud je triviale feitjes. Toch gebeurt er iets aparts wan-
Waarom je nou net die informatie neer je de juiste diagnose stelt. Voor
hebt onthouden is vaak onduidelijk. Ik de patiënt is het vaak akelig nieuws,
heb bijvoorbeeld helemaal niets met maar als dokter voel ik me juist goed
het absolute nulpunt. Het onthouden dat ik er achter ben gekomen wat er
van dat feit heeft me ook nooit iets aan de hand is. Het heeft me jaren
extra’s gebracht, behalve dat ik er vo- studie gekost om bij een bepaald scala
rige maand een keer mee scoorde met aan symptomen de juiste diagnose
Triviant. En dat is eigenlijk al heel wat. te stellen. Dus wanneer dit lukt geeft
Want gelijk hebben is leuk. Tenminste, dat toch een gevoel van triomf, ook al
dat vind ik. Het is in ieder geval beter is dat soms totaal misplaatst. Ik denk
dan geen gelijk hebben. Maar voor een nog regelmatig terug aan de eerste
arts gaat dit niet altijd op. Soms voelt keer dat ik deze misplaatste triomf
het dan beter om ongelijk te hebben of meemaakte.
is het vervelend wanneer je gelijk hebt. Het gebeurde tijdens mijn laatste
fase als co-assistent. Ik werkte toen in
Zo had ik enige tijd geleden een 48-ja- een klein ziekenhuis in Tanzania op de
rige vrouw op mijn spreekuur. Ze had mannenafdeling. Zoals bij veel tropi-
de laatste tijd een ‘vol’ gevoel in haar sche stages kreeg ik hier veel meer ver-
bovenbuik. Hierdoor had ze weinig antwoordelijkheid dan ik in Nederland
trek en was ze ook ongewild een paar gewend was. Iedere ochtend deed ik
kilo afgevallen. Tien jaar geleden had op mijn afdeling de visite en bepaalde
ze borstkanker gehad en de huidige ik het beleid bij de patiënten die de af-
klacht maakte haar angstig. Ze vroeg gelopen nacht waren opgenomen. Op
zich af of dit met de borstkanker te een ochtend lag er een zieke, brakende
maken kon hebben. Bij het lichamelijk man op mijn afdeling. Hij had de afge-
onderzoek voelde ik een keiharde lever lopen dagen diarree gehad met hevige
tot voorbij het maagkuiltje. ‘Oei, dit is pijn in zijn buik. Na het lichamelijk
vast uitgezaaide borstkanker,’ dacht onderzoek dacht ik dat deze man een
ik. Ik verwees haar direct door voor darmperforatie zou kunnen hebben.
aanvullend onderzoek. Een dag later Hij kon direct door naar de operatie-
volgde de uitslag. Ik had ongelijk! Het zaal waar de andere co-assistent bezig
bleek een hemangioom in de lever te was. Vanwege een structureel tekort
zijn. Vanwege de positie ook niet ide- aan personeel bracht ik de patiënt er
aal, maar het was in ieder geval geen zelf naartoe. Ik nam hem mee over een
kanker. Het voelde goed om geen gelijk stuk onverhard terrein in een rolstoel
te hebben. met lekke banden. Bij iedere hobbel gaf
Een paar weken later had ik een die arme man een gil van de pijn.
ouder echtpaar tegenover me zitten. Later die dag kwam mijn collega
Ze kwamen bijna nooit bij de dokter en naar me toe. Ze hadden de patiënt
dat wilden ze graag zo houden. De re- geopereerd en hij bleek inderdaad een
den van hun bezoek was dat de vrouw darmperforatie te hebben. ‘Je had ge-
sinds een paar weken last had van lijk!’ zei mijn collega lachend en gaf me
jeukende huiduitslag, met name bij de een schouderklop. ‘Yes!’ riep ik uitge-
oksels en de vagina. Ze bleek meerdere laten. Een paar seconden later hoorde
schimmelinfecties te hebben. Ik stelde ik dat de man het niet had gered. Be-
voor om glucose te prikken en legde duusd liep ik weg over het knollenveld.

274 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


Kennistoets: vragen Hij vertoonde trekkingen en is nu verminderd aanspreekbaar.

K enni s t o e t s
De huisarts treft een zwetende jongeman aan in stabiele zij-
Op de huisartsenpost ziet de huisarts Ruben, anderhalf jaar. ligging. Op de vloer ligt braaksel. Zijn Glasgow Coma Score is
Ruben heeft sinds drie dagen koorts en oorpijn. Hij is zieker verlaagd. Hij heeft koorts (40,8°C), de bloeddruk is 180/110 mm
aan het worden en huilt veel. Bij onderzoek vindt de huisarts Hg en de pols 110 slagen/min. Zijn pupilreacties zijn normaal,
symptomen van een dubbelzijdige otitis media acuta, hij wil maar zijn pupillen zijn opvallend wijd. De huisarts vermoedt
een antibioticakuur voorschrijven. Omdat eerder gebleken is intoxicatie met een geestverruimend middel. Tot de mogelijke
dat Ruben overgevoelig is voor amoxicilline, schrijft de huis- oorzaak/oorzaken hiervan behoort/behoren in dit geval:
arts cotrimoxazol voor in een correcte dosering. De huisarts
instrueert de ouders contact op te nemen als de klachten bin- 6. - cocaïne;
nen 24 uur na het starten van het middel niet zijn verminderd.
7. - ingestie van cannabis (‘spacecake’);
1. Het gekozen antibioticum is in dit geval correct.
8. - amfetamine.
2. De termijn van 24 uur is correct.
De huisarts heeft mevrouw Wiegers, 35 jaar, gedurende
De heer Jaspers, 81 jaar, bezoekt het spreekuur. Hij heeft een vier weken behandeld met ferrofumaraat vanwege ijzerge-
gezwollen scrotum. Hij heeft geen pijn en is niet ziek. De huis- breksanemie. De anemie is het gevolg van overmatig vloeien
arts onderzoekt de heer Jaspers. Bij palpatie voelt (1) de huis- tijdens de menstruaties. De uitgangswaarde was 6,0 mmol/l.
arts links geen duidelijke grens tussen testikel en zwelling, Inmiddels gebruikt zij orale anticonceptiva en is het maan-
en (2) bevindt de zwelling zich proximaal van de epididymis. delijks bloedverlies minimaal geworden. Het Hb is inmiddels
(3) Doorlichting van het scrotum is diafaan. De huisarts over- 7,8 mmol/l. De huisarts adviseert mevrouw nog (1) vier weken
weegt de diagnoses varicokèle en hydrokèle. Voor een vari- door te gaan met dezelfde ferrofumaraatdosering. Zij legt uit
cokèle pleit/pleiten: dat dit nodig is om de ijzervoorraad weer op peil te brengen.

3. - de bevinding na (1); 9. De correcte dosering ferrofumaraat bedraagt


3 maal daags 200 mg.
4. - de locatie van de zwelling na (2);
10. De genoemde termijn bij (1) is correct.
5. - de bevinding na (3).
De antwoorden staan op pagina 280.
Tijdens een nachtdienst gaat de huisarts op spoedvisite bij
Coen, 17 jaar. Coen is onwel geworden op een eindexamenfeest.

De toetsvragen zijn afkomstig van de Landelijke Huisartsgeneeskundige Kennistoetsen van


Huisartsopleiding Nederland. De vragen zijn altijd als juist/onjuist geformuleerd. De antwoorden
worden verzorgd door de afdeling Implementatie van het NHG. Correspondentie over de vragen is
mogelijk via: Secretariaat Huisartsopleiding Nederland, rubriek H&W, Postbus 20072, 3502 LB
Utrecht of per e-mail: secretariaat@huisartsopleiding.nl.

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 275


Femke Stevens, Jochen Cals

Klapvoet

E
Sp r eek u u r

Wat is het probleem? mellitus of chemotherapie. Vraag of de patiënt verdere proble-


Een klapvoet (voetheffersparese) is een vervelende aandoening men in been of rug ervaart. Let op pijn, zwelling en roodheid
die direct problemen geeft bij het lopen en een valgevaar ople- van het been. Laat de patiënt lopen en kijk of er een hanen-
vert. Een klapvoet heeft vele oorzaken, maar meestal gaat het tred is (looppatroon waarbij de knie hoog wordt opgetild om
om verminderd functioneren van de kuitbeenzenuw (nervus slepen van de voet te voorkomen). Dit laatste is het geval bij
peroneus neuropathie). In veel gevallen is de diagnose te stel- een ernstige voetheffersparese. Controleer of de patiënt op
len op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek. de hakken kan staan en gaan. Onderzoek de dorsaalflexie en
eversie van de voet en beoordeel de kracht. Ga na of er sprake is
Wat moet ik weten? van verminderde sensibiliteit van de (onder)benen en de voe-
De voetheffers worden aangestuurd door de kuitbeenzenuw ten. Sla de reflexen van de kniepees en achillespees aan beide
die vlak boven de knie aftakt van de heupzenuw (nervus is- kanten. Beoordeel en vergelijk ook de spierkracht van de grote
chiadicus), die op zijn beurt vanuit de plexus lumbosacralis spiergroepen van het bovenbeen. Bij een peroneus mononeu-
en de zenuwwortels L4 en L5 ontspringt. Ter hoogte van de ropathie is de kracht in deze spieren normaal, zijn de reflexen
knie loopt de kuitbeenzenuw over het fibulakopje, waar hij normaal en is er geen roodheid of zwelling en zelden pijn. Con-
zeer gevoelig is voor compressie en rek, en splitst vervolgens troleer de knieholtes op palpabele massa’s en laat zo nodig een
in de oppervlakkige en diepe kuitbeenzenuw (nervus pero- echo maken. Palpeer ook het verloop van de nervus peroneus
neus superficialis en profundus). Een spontane klapvoet heeft en tik erop ter hoogte van de fibulakop. Indien dit sensaties
doorgaans een perifere oorzaak: meestal betreft het een ver- opwekt in het verloop van de zenuw (teken van Tinel), wijst dit
minderde functie van de peroneus (veelal door compressie op drukneuropathie op deze plek. Verwijs naar een neuroloog
ter hoogte van de knie), minder vaak een L5-radiculopathie bij een dubbelzijdige klapvoet of een eenzijdige klapvoet ge-
of polyneuropathie en zelden uitval van de heupzenuw of combineerd met andere neurologische afwijkingen.
een spierziekte. Indien de voetheffersparese pijnloos is, gaat
het vrijwel altijd om een peroneus neuropathie. Uitval van de Wat moet ik uitleggen?
profundus zorgt voor verminderde dorsaalflexie van de voet Leg uit dat een klapvoet ontstaat door een verlamming van de
en tenen, en verminderde sensibiliteit van de huid tussen de spieren die de voet en tenen omhoog tillen, waardoor de voet
eerste en tweede teen. Uitval van de superficialis zorgt voor tijdens het lopen eerst met de tenen de grond raakt en vervol-
zwakte van de enkeleversie en verminderde sensibiliteit van gens met de hak tegen de grond klapt. Leg uit dat de klachten
de voetrug en de laterale zijde van het onderbeen. De mate meestal binnen twee tot drie maanden vanzelf overgaan. Ad-
van uitval is afhankelijk van de locatie, de ernst en de duur viseer de patiënt om niet met de benen over elkaar te zitten
van het letsel of de compressie. Een klapvoet komt vrijwel en zo weinig mogelijk te hurken. Vraag de patiënt om na twee
uitsluitend voor bij volwassenen en meer bij mannen dan bij maanden terug te komen en verwijs naar een neuroloog in-
vrouwen. Centrale oorzaken zijn zeer zeldzaam (uitval van de dien er geen verbetering is. Adviseer schoenen met een platte
mediofrontale cortex cerebri, caudacompressie of motorische hak die tot boven de enkel reiken om zwikken van de enkels
voorhoornaandoeningen) en geven vrijwel altijd meer klach- te voorkomen. Verwijs bij ernstige zwakte naar de fysiothera-
ten dan een klapvoet alleen. peut voor gerichte spierkrachttraining. Adviseer bij een ern-
stige parese om een enkel-voetorthese te laten aanmeten om
Wat moet ik doen? valgevaar te minimaliseren. ▪
Ga na of er sprake is (geweest) van uitlokkende factoren voor
Literatuur
een klapvoet: externe compressie (zoals veel met de benen
1 Stewart JD. Foot drop: where, why and what to do? Practical neurology
over elkaar zitten, lang gehurkt zitten, recent trauma aan het 2008;8:158-69.
been, gipsverband of langdurige bedrust), overrekking (inver- 2 Marciniak C. Fibular (peroneal) neuropathy: electrodiagnostic features
and clinical correlates. Phys Med Rehabil Clin N Am 2013;24:121-37.
sietrauma van de enkel of het langdurige gestrekt houden van 3 Nederlandse Vereniging voor Neurologie. Patiëntvoorlichting: Klapvoet.
het been), lokale druk in de knieholte (bijvoorbeeld Bakerse www.neurologie.nl (beschikbaar via: http://www.neurologie.nl/publiek/
patientenvoorlichting/klapvoet).
cyste), recent gewichtsverlies, een (heup)operatie, diabetes

Universiteit Maastricht, School for Public Health and Primary Care (CAPHRI), vakgroep Huisarts-
geneeskunde, Postbus 616, 6200 MD Maastricht: F. Stevens, semi-arts; dr. J.W. Cals, huisarts en on-
derzoeker • Correspondentie: j.cals@maastrichtuniversity.nl

276 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


Camiel Zeijen, Jochen Cals

Wondroos

Sp r eek u u r
Wat is het probleem? Behandel een vastgestelde erysipelas met flucloxacilline 4
Huidinfecties komen vaak voor. De bijbehorende roodheid of dd 500 mg oraal gedurende 10 dagen. Een smalspectrumpeni-
pijn is voor de patiënt meestal de reden om naar de dokter te cilline is voor de Streptococcus pyogenes-infectie voldoende,
gaan. Bij diepe huidinfecties gaat het meestal om het been, de maar gezien de kans op een menginfectie met Staphylococcus
arm of het gezicht en de klacht gaat regelmatig gepaard met aureus, die in 80% van de gevallen bètalactamase vormt, is flu-
koorts en algehele malaise. Het is soms lastig onderscheid te cloxacilline de eerste keus. Geef bij een allergie voor penicil-
maken tussen diepe bacteriële huidinfecties zoals erysipelas, line claritromycine 2 dd 500 mg oraal gedurende 7-10 dagen
cellulitis en erysipeloïd, en andere diagnoses zoals diepveneu- (kinderen 2 dd 7,5 mg/kg lichaamsgewicht/dag) of azitromy-
ze trombose (DVT), tromboflebitis, contactdermatitis, necroti- cine 1 dd 500 mg oraal gedurende 3 dagen (kinderen 10 mg/kg
serende fasciitis of hypostatisch oedeem bij varices. lichaamsgewicht/dag).
Verwijs de patiënt met spoed bij (vermoeden van) zeer
Wat moet ik weten? zeldzame complicaties als sepsis, necrotiserende fasciitis of
Cellulitis is een bacteriële infectie van de subcutis, terwijl gangreen. Verwijs ook bij persisterende hoge koorts én niet re-
erysipelas een bacteriële infectie van de huid én subcutis is ageren op antibiotische behandeling binnen 48 uur.
die gepaard kan gaan met koorts, koude rillingen, algemene
malaise, hoofdpijn en braken. Een scherpbegrensd erytheem Wat moet ik uitleggen?
is kenmerkend voor erysipelas, waarbij de huid ook warm en Leg uit dat de klachten worden veroorzaakt door erysipelas,
geïndureerd is. De veroorzaker is meestal Streptococcus pyo- wat in de volksmond ook belroos of wondroos wordt genoemd,
genes, soms andere (bètahemolytische) streptokokken of Stap- en dat dit een bacteriële infectie van de huid is. Vertel dat het
hylococcus aureus. Erysipelas komt gemiddeld voor bij 5-6 per belangrijk is om dit te behandelen met een antibioticum om
1000 patiënten per jaar, maar de incidentie bij ouderen boven complicaties als bloedvergiftiging te voorkomen. Leg uit dat
de 75 jaar is hoger: 8,1 per 1000 patiënten. Diabetes mellitus, de patiënt binnen 24-48 uur effect moet merken, maar dat
hartfalen of lymfoedeem vergroten het risico op erysipelas, en de roodheid nog enkele weken kan aanhouden. Tijdens het
ook de kans op complicaties indien ze onbehandeld blijven. De herstel kan de huid vervellen. Noem alarmsymptomen en
infectie kan de lymfebanen (verder) aantasten, waardoor er adviseer om dan direct contact op te nemen: blijvende koorts,
(meer) oedeem ontstaat. De aanwezigheid van oedeem geeft zieker worden, meer pijn of het niet verdragen van de me-
een verhoogde kans op recidieven. Chronisch NSAID-gebruik dicatie. Als pijnstilling mag de patiënt paracetamol of een
kan de ontstekingsverschijnselen maskeren. Erysipelas is een NSAID nemen. Adviseer een goede hygiëne en zo mogelijk
klinische diagnose. Aanvullend onderzoek is niet nodig om de hooghouden of compressief zwachtelen van het aangedane
diagnose te stellen. lichaamsdeel. Leg uit dat het risico op een recidief groter is na
elke episode. Vraag de patiënt daarom om terug te komen bij
Wat moet ik doen? soortgelijke klachten, benadruk het belang van goede hygiëne
Vraag naar de aard en het beloop van de klachten, vraag of de in geval van een wond of ander huiddefect en leg uit dat hier
patiënt koorts of koude rillingen heeft (gehad). Beoordeel of soms aanvullende behandeling voor nodig is, zoals een anti-
er een verhoogd risico is voor erysipelas: immuuncompressie, mycoticum. Verwijs de patiënt naar verdere informatie over
diabetes mellitus, hartfalen, lymfoedeem, overmatig alco- wondroos naar thuisarts.nl. ▪
holgebruik of eerdere soortgelijke huidinfecties. Vraag naar
Literatuur
werk in de vlees- of visverwerkende industrie, dit geeft een
1 Bruggink S. Geen consensus over het effectiefste antibioticum bij celluli-
verhoogde kans op erysipeloïd (huidinfectie met door dieren tis en erysipelas. Huis Wet 2011;54:175.
overgebrachte bacterie Erysipelothrix rhusiopathiae, waarbij 2 Sillevis Smit JH, Van Everdingen JE, Van der Horst HE, Starink TM. Derma-
tovenereologie voor de eerste lijn. Houten: BSL, 2009.
feneticilline eerste keus is). Vraag bij twijfel over het onder- 3 Wielink G, Koning S, Oosterhout RM, Wetzels R, Nijman FC, Draijer LW.
scheid met DVT naar risicofactoren. Koorts en koude rillingen NHG-Standaard Bacteriële huidinfecties (eerste herziening). Huisarts
Wet 2007;50:426-44.
maken DVT onwaarschijnlijker. Denk bij een rode en warme
huid bij een gewricht ook aan jicht.
Vraag de patiënt of hij/zij een porte d’entrée heeft (gehad)
en zoek deze actief. Vaak zit deze tussen de tenen, in de vorm
van ragaden of door dermatomycose, maar ook een ulcus cru-
ris of een ‘gewone’ wond kan de ingang zijn. Let op roodheid,
warmte, pijn, zwelling en functiebeperking. Wees bij blaar-
Universiteit Maastricht, School for Public Health and Primary Care (CAPHRI), vakgroep Huisarts-
vorming bedacht op necrotiserende fasciitis.
geneeskunde, Postbus 616, 6200 MD Maastricht: C.G.I.P. Zeijen, semi-arts; dr. J.W. Cals, huisarts en
onderzoeker • Correspondentie: j.cals@maastrichtuniversity.nl

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 277


Bart van Schijndel, Janneke Belo

Systemische corticosteroïden bij acute rhinosinusitis


c at s

CATS, critically appraised topics, proberen een evidence-based werd voor een zevendaagse behandeling met prednisolon of
antwoord op een praktijkvraag te krijgen. De coördinatie van deze placebo. Aanvullend antibiotica en intranasale corticosteroï-
rubriek is in handen van dr. A. Knuistingh Neven en dr. J.A.H. Eekhof,
den mochten vrij worden voorgeschreven. Het percentage pa-
LUMC Leiden. Correspondentie: a.knuistinghneven@upcmail.nl.
tiënten met resolutie van pijn of drukgevoel in het aangezicht
op dag 7 betrof 62,5% in de prednisolongroep versus 55,8% in de
Vraagstelling Rhinosinusitis – vaak gekenmerkt door rinorroe, placebogroep (RR 1,12; 95%-BI 7,9 tot 21,2). De mediane duur van
verstopte neus en aangezichtspijn – is een veelvoorkomende de totale symptomen was min of meer gelijk in beide groepen:
klacht in de huisartsenpraktijk. De incidentie bedraagt 20 per 7 versus 9 dagen (p = 0,17).
1000 mannen en 34 per 1000 vrouwen per jaar, met een piek op Aanvullend commentaar De geïncludeerde onderzoeken in de
de leeftijd tussen 30 en 40 jaar.1 De oorzaak is een ontstekings- Cochrane-review hebben methodologische tekortkomingen.
reactie van de mucosa in de neus, meestal door een (virale) in- De hoge statistische heterogeniteit in de primaire analyse (I2
fectie, al dan niet geluxeerd door hyperreactiviteit of allergie. statistic ≥ 75%) roept de vraag op of de data uit de verschillen-
De klachten zijn doorgaans self-limiting na 2 tot 4 weken1,2 de trials niet te veel uiteenlopen om betrouwbaar te kunnen
en behandeling bestaat uit pijnstilling en decongestiva. An- poolen. In alle geïncludeerde onderzoeken wordt een complete
timicrobiële behandeling is in het algemeen niet zinvol. Bij case-analyse verricht, ondanks uitvallers, zonder dat een sce-
persisterende of recidiverende klachten in de groep patiën- narioanalyse wordt verricht. Uit het worst case scenario van de
ten met een (verhoogd risico op een) afwijkend beloop kan de auteurs van de Cochrane-review blijkt dat het gunstige effect
huisarts corticosteroïdenneusspray overwegen. Ondanks het van orale corticosteroïden niet meer aantoonbaar is. Daarbij
te verwachten lokale anti-inflammatoire effect op de nasale zijn de onderzoeken minder generaliseerbaar naar de huis-
mucosa, is de evidence voor het gebruik van corticosteroïden- artsenpraktijk: patiënten werden vooral gerekruteerd in de
neusspray beperkt. Mogelijk blokkeert de neusverstopping tweede lijn, waarbij radiologische bevindingen als inclusie-
een adequate werking en wordt een te lage therapeutische criteria dienden.
spiegel bewerkstelligd. Theoretisch gezien zou systemische Venekamp et al. impliceren met (de titel van) hun RCT dat
toediening van corticosteroïden een groter anti-inflammatoir de interventie uit monotherapie met systemische corticoste-
effect kunnen bereiken, maar de NHG-Standaard Rhinosinu- roïden bestaat. Uiteindelijk blijkt toch 19,3% van de interven-
sitis vermeldt hierover niets. De vraag is: wat is het effect van tiegroep versus 18,6% van de controlepatiënten aanvullend
systemische toediening van corticosteroïden op het beloop en behandeld te zijn met antibiotica en 18,2% versus 17,4% met
herstel van klachten bij patiënten met acute rhinosinusitis? corticosteroïdenneusspray. Mogelijk dat hierdoor het niet-
Zoekstructuur We doorzochten de Cochrane Database en Pub- significante effect van corticosteroïden in werkelijkheid nog
Med met de MeSH-termen ‘sinusitis’, ‘rhinitis’ ‘glucocorti- kleiner is dan de in dit onderzoek gevonden waarden.
coids’ met de filters ‘Randomized Controlled Trial, published Conclusie Kortdurend, systemisch gebruik van corticosteroï-
in the last 5 years, Humans, English, Dutch’. We vonden 17 den bij patiënten met acute rhinosinusitis lijkt geen effect te
onderzoeken, waarvan er 2 relevant waren voor onze vraag- hebben op herstel of beloop van klachten.
stelling. Betekenis Bij een ongecompliceerd beloop van acute rhinosinu-
Resultaten Venekamp et al. bespreken in een Cochrane-review sitis kan volstaan worden met symptomatische behandeling,
het effect van systemische corticosteroïden op resolutie of ver- zoals corticosteroïdneussprays, antihistaminica en cromogli-
mindering van klachten bij acute sinusitis.3 Zij includeerden caten, conform de adviezen in de NHG-Standaard Rhino-
4 RCT’s (n = 1008 patiënten), waarbij de interventie bestond sinusitis. Het nut van systemische corticosteroïden is niet
uit het enkele dagen toedienen van orale (methyl)prednison aangetoond en wordt vooralsnog niet aanbevolen. ▪
of betamethason; controlepatiënten kregen placebo of NSAID.
Literatuur
Alle patiënten kregen aanvullend orale antibiotica. Op korte
1 De Sutter A, Burgers JS, De Bock GH, Dagnelie CF, Labots-Vogelesang SM,
termijn bleken patiënten die werden behandeld met orale cor- Oosterhuis WW, et al. NHG-Standaard Rhinosinusitis (tweede herzie-
ticosteroïden minder symptomen te hebben dan pa­tiënten die ning). Huisarts Wet 2005;48:615-24.
2 Venekamp RP, Bonten MJM, Rovers MM, Verheij TJM, Sachs APE. Systemic
een placebo of NSAID kregen (dag 3-7: RR 1,4 (95%-BI 1,1 tot 1,8); corticosteroid monotherapy for clinically diagnosed acute rhinosinusitis:
dag 4-10/12: RR 1,3 (95%-BI 1,0 tot 1,7). a randomized controlled trial. CMAJ 2012;184:751-7.
3 Venekamp RP, Thompson MJ, Hayward G, Heneghan CJ, Del Mar CB, Perera
Venekamp et al. onderzochten in een RCT 185 patiënten R, et al. Systemic corticosteroids for acute sinusitis. Cochrane Database
(verschenen na de Cochrane-review) waarbij gerandomiseerd Syst Rev 2011;12:CD008115.

LUMC, afdeling Public Health en Eerstelijns Geneeskunde, Postbus 9600, 2300 BC Leiden: B. van
Schijndel, huisarts (destijds aios); dr. J.N. Belo, huisarts en klinisch epidemioloog • Corresponden-
tie: j.n.belo@lumc.nl

278 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


Eefje de Bont

Geen paracetamol én ibuprofen bij kind met koorts

pearl s
het effect van paracetamol in combinatie met ibuprofen te on-
PEARLS bieden de lezer bruikbare wetenschap voor de werkvloer,
op basis van de Cochrane Database of Systematic Reviews. De co-
derzoeken, niet afzonderlijk. Op basis hiervan zijn ibuprofen
ördinatie is in handen van dr. F.A. van de Laar, Cochrane Primary en paracetamol op een hoop gegooid en is het niet mogelijk
Health Care Field, UMC St Radboud Nijmegen • Correspondentie: tussen beide middelen afzonderlijk een vergelijking te ma-
floris.vandelaar@radboudumc.nl.
ken. Er zijn onderzoeken die aantonen dat ibuprofen de tem-
peratuur sneller laat dalen dan paracetamol. Er zijn echter ook
Context In Nederland is paracetamol een veelgebruikt middel onderzoeken die een vergelijkbare effectiviteit laten zien. Er
bij kinderen met koorts. Buiten Nederland wordt daarnaast is in ieder geval weinig bewijs dat één van beide effectief is
veel gebruikgemaakt van ibuprofen. Het is mogelijk dat de in het verbeteren van algemeen welbevinden, laat staan dat
combinatie van beide nog effectiever is in het verlagen van de één van beide effectiever is. Eén geïncludeerd onderzoek laat
temperatuur en het verbeteren van het algemeen welbevin- wel zien dat de combinatie ibuprofen-paracetamol mogelijk
den. leid tot minder aan koorts gerelateerde pijnklachten. Dat de
Klinische vraag Wat is de effectiviteit en het risico van paraceta- beschreven onderzoeken lichaamstemperatuur als primaire
mol en ibuprofen, afwisselend of gecombineerd, bij de behan- uitkomstmaat hebben gekozen is begrijpelijk. Deze uitkomst
deling van kinderen met koorts? is eenvoudig en objectief te meten. Er zijn echter onderzoeken
Conclusie auteurs Het gelijktijdig toedienen van paracetamol en die een mogelijk nadelig effect van het verlagen van koorts
ibuprofen leidt in vergelijking met één van beide middelen af- laten zien op de immuunrespons. In combinatie met het ge-
zonderlijk tot een lagere temperatuur (2 onderzoeken, –0,70°C; brekkige bewijs op het gebied van algemeen welbevinden
95%-BI –1,05 tot –0,35) en minder kinderen met koorts na vier betekent dit dat koortsverlaging geen doel op zich moet zijn
uur (2 onderzoeken, RR 0,08; 95%-BI 0,02 tot 0,42). Combinatie bij een ziek kind. Toekomstig onderzoek voor de Nederlandse
van paracetamol en ibuprofen leidt echter niet tot een verbe- spreekkamer moet zich dan ook richten op de effecten van
tering van algemeen welbevinden. Het afwisselen van beide paracetamol en ibuprofen op het algemeen welbevinden van
middelen resulteerde ook in een temperatuursdaling één uur kinderen met koorts, liefst gemeten op een universele, inter-
na het tweede middel (2 onderzoeken, –0,60°C; 95%-BI –0,94 nationaal vergelijkbare manier.
tot –0,26) en in minder kinderen met koorts na drie uur (2 De NHG-Standaard Kinderen met koorts raadt ibuprofen
onderzoeken, RR = 0,25; 95%-BI 0,11 tot 0,55). Eén onderzoek over het algemeen niet aan vanwege het risico op bijwerkin-
concludeerde dat de met koorts geassocieerde pijnscore bij af- gen als nierfunctiestoornissen en gastro-intestinale klach-
wisseling van paracetamol en ibuprofen significant lager was. ten, en gezien het tegenstrijdige bewijs over het verschil in
In totaal werden vijf serieuze bijwerkingen gerapporteerd. De effectiviteit bij kinderen met koorts.
review omvat zes onderzoeken met in totaal 915 kinderen van Op basis van deze review is het aannemelijk dat een com-
6 maanden tot 14 jaar.1 binatie van paracetamol en ibuprofen kan leiden tot een
Beperkingen De onderzoeken verschillen sterk in methodologie sterkere daling van de temperatuur. Een verlaging van de
en zijn beperkt in aantal en omvang. Slechts twee onderzoe- lichaamstemperatuur is echter geen doel op zichzelf en een
ken keken naar een vorm van algemeen welbevinden. verbetering van algemeen welbevinden is met deze review
niet aangetoond. Er is echter wel een toegenomen risico op
Commentaar fouten in toediening wanneer ouders thuis deze middelen
Deze review is beperkt door het aantal onderzoeken en het moeten combineren. Zolang er geen effect op comfort is aan-
verschil in gebruikte methodologie, zoals de auteurs ook zelf getoond blijft überhaupt de vraag of ibuprofen als monothe-
aangeven. Het risico op complicaties is een belangrijke reden rapie bij kinderen met alleen koorts (en geen pijn) is aan te
om voorzichtig te zijn met een combinatie van ibuprofen en raden. Adviseer ouders daarom zeker niet om paracetamol en
paracetamol. Complicaties zijn echter zeldzaam en geen enkel ibuprofen bij kinderen met koorts te combineren. ▪
onderzoek was er in omvang op berekend om een verschil in
Literatuur
complicaties aan te tonen. Daarbij merken de auteurs op dat
1 Wong T, Stang AS, Ganshorn H, Hartling L, Maconochie IK, Thomsen AM,
de toediening van antipyretica in deze onderzoeken onder et al. Combined and alternating paracetamol and ibuprofen therapy for
gecontroleerde omstandigheden is gebeurd. De vraag is hoe febrile children. Cochrane Database Syst Rev 2013;10:CD009572.

representatief dit is voor de dagelijkse praktijk, waar ouders


zelf inschatten wanneer en hoeveel antipyretica zij hun kind
geven.
In hoeverre is deze review dan relevant voor de Neder-
landse huisartsenpraktijk? De review is gericht op landen
Universiteit Maastricht, Vakgroep Huisartsgeneeskunde, Postbus 616, 6200 MD Maastricht:
waar ibuprofen bij kinderen geaccepteerd is en heeft als doel E.G.P.M. de Bont, aiotho • Correspondentie: eefje.debont@maastrichtuniversity.nl

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 279


Kennistoets: antwoorden 6. Juist / 7. Onjuist / 8. Juist
K enni s t o e t s A n t wo o r d en

De beelden van een acute amfetamine- en cocaïne-intoxica-


1. Juist / 2. Onjuist tie lijken sterk op elkaar. De klachten en symptomen hebben
Het antimicrobieel geneesmiddel van eerste keus bij OMA bij betrekking op het centrale zenuwstelsel en het cardiovascu-
kinderen is in alle gevallen amoxicilline gedurende één week laire systeem: angst, opwinding, hallucinaties, psychose, mo-
in een dosering van 40 mg/kg lichaamsgewicht per dag. Bij torische onrust, tremoren, myoclonieën, ataxie, hypertonie,
contra-indicaties voor amoxicilline geeft de huisarts azitro- convulsies, mydriasis, (supra)ventriculaire tachycardieën,
mycine of cotrimoxazol: azitromycine gedurende drie dagen angina pectoris, hyperthermie en hypertensie.
in een dosering van 10 mg/kg lichaamsgewicht per dag, en Ernstige cannabisintoxicatie treedt vrijwel uitsluitend op
cotrimoxazol gedurende 5 tot 7 dagen in een dosering van 36 na ingestie. De symptomen zijn stoornissen in het korteter-
mg/kg lichaamsgewicht per dag. Bij behandeling met een an- mijngeheugen, de zintuigelijke waarneming, oriëntatie, mo-
timicrobieel geneesmiddel instrueert de huisarts de verzor- torische coördinatie en/of het spreken, naast psychotische en
gers van het kind contact op te nemen als de klachten binnen delirantie beelden. Daarnaast kunnen tachycardie en bloed-
48 uur na het starten van het middel niet zijn verminderd. drukwisselingen en tremoren met spierzwakte optreden.
Damoiseaux RAMJ, Van Balen FAM, Leenheer WAM, Kolnaar BGM. Keeman JN, Schadé E, redactie. Spoedeisende hulp in de huisarts-
NHG-Standaard Otitis media acuta (tweede herziening). www.nhg.org. praktijk. 2e herziene druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2008.
Thijs LG, Delooz HH, Goris RJA, Schers HJ, redactie. Acute genees-
3. Onjuist / 4. Juist / 5. Onjuist kunde. 6e herziene druk. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg, 2005.
Een varicokèle is een varicosis van de veneuze plexus pam-
piniformis in de funiculus spermaticus. Bij onderzoek van 9. Onjuist / 10. Onjuist
de epididymis voelt dit als een zak met wormen, waarvan de De behandeling bij ijzergebreksanemie bestaat uit ferrofu-
grootte wisselt afhankelijk van de lichaamshouding en toe- maraat tabletten 200 mg 3 dd een halve tablet, bij inname
neemt bij intra-abdominale drukverhoging. Een hydrokèle is tijdens of na maaltijd 3 dd 1 tablet. Controleer het Hb 4 weken
een vochtophoping tussen de bladen van de tunica vaginalis. na start van de ijzersuppletie, en wanneer naar verwach-
Deze voelt als een vochtophoping rondom de testis, waarbij ting – uitgaande van gemiddelde stijging van ten minste 0,5
de hydrokèle zo groot kan zijn dat de testis erin verborgen mmol/l per week – het Hb weer normaal is. Na normalisering
wordt en niet meer palpabel is. Doorlichting van het scrotum van het Hb continueert de huisarts de ijzersuppletie nog 8 tot
van de achterzijde, in een donkere kamer, is diafaan bij een 10 weken.
met vocht gevulde zwelling: een hydrokèle of spermatokèle; Van Wijk MAM, Mel M, Muller PA, Silverentand WGJ, Pijnenborg L,
licht wordt tegengehouden door vaten, bloed, tumor of her- Kolnaar BGM. NHG-Standaard Anemie. www.nhg.org.
nia. Farmacotherapeutisch Kompas. www.fk.cvz.
Bosch JHLR, Prins A, redactie. Urologie. Praktische huisartsgenees-
kunde. 2e herziene druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2010.
Van Bezooijen BPJ, Wiermsa Tj, Schlatmann TJM, Zwartendijk J, redactie.
Compendium Urologie. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Urologie,
2008.

Huisarts en Wetenschap Nederlands Huisartsen Genootschap Nieuwe abonnementen


www.henw.org Mercatorlaan 1200, 3528 BL Utrecht Zie www.henw.org/abonnementen
Postbus 3231, 3502 GE Utrecht
Redactie T (030) 282 35 00, F (030) 282 35 01 Abonnementsprijzen
Just Eekhof, hoofdredacteur, Linda Bröker, Lidewij Broek- Jaarabonnement (incl. verzend- & administratie-kosten)
huizen, Sjoerd Hobma, Bèr Pleumeekers, Marissa Scherp- Uitgeverij/advertentie-exploitatie Abonnementsprijs (print + online toegang): € 209,-.
tong-Engbers, Annet Sollie, Wilma Spinnewijn, Hans van Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media. Abonnementsprijs (enkel online toegang): € 125,40]
der Wouden Postbus 246, 3990 GA Houten Voor buitenlandse abonnees geldt een toeslag op deze
De redactie werkt volgens een redactiestatuut Paul Bakker (030) 638 39 28, p.bakker@bsl.nl prijzen. Niet hiervoor genoemde prijzen op aanvraag of
dat de onafhankelijkheid van de redactie waarborgt. Gertjan Verhoog (030) 638 37 65, g.verhoog@bsl.nl via www.bsl.nl.
De NHG-Standaarden en het NHG-nieuws vallen onder Peter de Jong (030) 638 38 88, p.dejong@bsl.nl
de verantwoordelijkheid van het NHG. Advertenties behoeven goedkeuring van de redactie. Levering en diensten geschieden volgens de voorwaarden van
Inzenden aan de uitgeverij, media.marketing@bsl.nl Springer Media, gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te
Redactiesecretariaat Utrecht onder dossiernr. 32107635 op 17 juni 2010. De
Henny Helsloot, Marjolein Oosterom, Susan Umans, Abonnementenadministratie voorwaarden zijn in te zien op www.bsl.nl, of worden de koper
Tanja Veenstra. Klantenservice Bohn Stafleu van Loghum op diens verzoek toegezonden.
Postbus 3231, 3502 GE Utrecht Postbus 246, 3990 GA Houten
T (030) 282 35 50 F (030) 282 35 01 T (030) 638 37 36, F (030) 638 39 99 ISSN 0018-7070
E-mail redactie@nhg.org www.bsl.nl

Basisvormgeving
Bottenheft, Marijenkampen/Arnhem

280 huisarts & wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


Hoeveel patiën- NHG gastheer GIN-conference 2015

he t nh g
ten heeft u? In 2002 werd het Guidelines Internatio- ning, samen met diverse partners uit de
We zijn geneigd om alle mensen die bij nal Network opgericht, mede op initia- gezondheidszorg. Het congres zal dan
ons in de praktijk staan ingeschreven tief van Nederlandse richtlijnmakers. plaatsvinden van 7 t/m 10 oktober in de
‘patiënten’ te noemen, terwijl veel van Sindsdien is er een jaarlijkse GIN-con- Beurs van Berlage te Amsterdam.
hen helemaal niet ziek zijn. Ook de dik- ference in wisselende landen. Dit jaar Nieuwsgierig naar GIN? Kijk op www.
ke van Dale omschrijft patiënt als ‘een vindt het congres plaats in Melbourne g-i-n.net voor meer informatie. Uiter-
zieke die onder behandeling is’. Is een van 20 t/m 23 augustus. aard houden we u te zijner tijd in deze
groot deel van onze patiënten dan ge- Volgend jaar neemt het NHG de organi- kolommen op de hoogte van de inhoud
zond? Als je de nog steeds geldende satie van het congres voor zijn reke- van het congres.
WHO-definitie van gezondheid uit 1948
leest ga je twijfelen; gezondheid is ‘een
toestand van volledig fysiek, geestelijk Nu verkrijgbaar: Prococollaire GGZ
en sociaal welbevinden’ en niet louter
het ontbreken van ziekte of gebrek. Als We kondigden u al eerder de verschij- € 24,50 voor NHG-le- PROTOCOLLAIRE
je de definitie strikt neemt zal het aan- ning aan van het boek Protocollaire den en € 35,- voor niet- GGZ
tal volledig gezonde mensen gering GGZ. In het boek vinden u en uw poh- leden.
zijn. ggz alle benodigde informatie bij de
begeleiding van patiënten met psychi- Nu onderhanden: Pro-
De afgelopen decennia zagen we een sche klachten, vastgelegd in handza- tocollaire wondbehan-
verschuiving in de huisartsenzorg van me protocollen. Nu het aantal poh’s- deling
het behandelen van zieke mensen naar ggz gestaag stijgt, maar de huisarts Ondertussen wordt al-
het behandelen van mensen zonder eindverantwoordelijk blijft voor haar weer hard gewerkt aan
ziekte maar met risicofactoren zoals werkzaamheden, is het nuttig om dui- de volgende loot aan de
hypertensie. Preventie wordt belangrij- delijke afspraken te maken over taak- stam van de succes- EDITIE 2014

ker en ook iemand die iets mankeert verdeling, wijze van overleg en de in- volle reeks boeken rond M.H. VAN VENROOIJ

kan vaak nog prima functioneren. houd van de zorg. Ook hierover is protocollaire zorgverle-
informatie te vinden in dit boek. ning. Ditmaal gaat het
De voormalig huis- Er is onder meer aandacht voor: om wondbehandeling;
va n d e vo o r zi t t er

arts Machteld Huber •• psychische klachten en psychosociale hierover verschijnt niet alleen een ‘pa-
ging op zoek naar een problemen; pieren’ boek, maar ook een digitaal ge-
omschrijving die •• depressieve klachten en depressie; deelte dat u altijd bij de hand heeft
meer bij deze tijd past •• angstklachten en angststoornissen; wanneer u een wond moet behandelen.
en publiceerde daar- •• slapeloosheid; U weet dan steeds precies welke smeer-
over in het BMJ: ‘Ge- •• verminderen en afbouwen van slaap- sels, verbanden, hechtmaterialen en
zondheid is het vermogen van mensen middelen en sedativa. instrumenten u bij elke wond nodig
zich aan te passen en een eigen regie te Het boek is inmiddels verschenen en u heeft!
voeren, in het licht van fysieke, emotio- kunt het bestellen in de webwinkel op Het boek Protocollaire wondbehande-
nele en sociale uitdagingen van het le- www.nhg.org. De kosten bedragen ling zal nog deze zomer verschijnen.
ven.’ Deze dynamische en nog nader uit
te werken definitie past beter bij onze
taak als huisarts om in samenspraak NHG-webprogramma Diabetes
met de patiënt doelen en beleid van de
behandeling te bepalen en eigen regie Voor praktijkverpleegkundigen en -on- competentieprofiel van de poh. Het
en optimaal functioneren meer priori- dersteuners is er nu ook een e-learning webprogramma is geaccrediteerd voor
teit te geven. Dan zou het zo maar eens over diabetes mellitus type 2 beschik- twee uur door de CADP (Commissie Ac-
kunnen zijn dat wanneer iemand u baar. Zij leren de belangrijkste wijzigin- creditering Deskundigheidbevordering
vraagt hoeveel patiënten u in uw prak- gen in de herziene standaard door het Praktijkassis­ten­ten en –ondersteuners,
tijk heeft, u antwoordt: ‘Ongeveer de maken van diverse opdrachten. Ook is opgericht door NHG, LHV en NVDA).
helft.’ er volop aandacht voor alles wat er komt Geïnteresseerd? U kunt het webpro-
Rob Dijkstra kijken bij een goede diabeteszorg in de gramma aanschaffen via de webwinkel
huisartsenpraktijk. De inhoud van het op www.nhg.org.
programma is gebaseerd op het nieuwe

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 Huisarts & Wetenschap NHG-17


Bijeenkomst oud-bestuurders NHG
Regelmatig organiseert het NHG een bijeenkomst voor oud- komt op dit moment erg veel op de huisarts af. Enkele ambi-
bestuurders om hen op de hoogte te houden van en te raad- ties uit de Toekomstvisie worden kort aangestipt, waaronder:
plegen over de actuele ontwikkelingen en plannen van ‘hun’ •• Zorg in de buurt als het kan, verder weg als het moet.
wetenschappelijke vereniging. Omdat hierbij ook ex-leden •• Een persoonlijke relatie van de huisarts met zijn patiënten,
van de NHG-Verenigingsraad welkom zijn, is het niet louter oftewel minimaal op drie dagen per week praktiseren.
een reünie van ‘grijze bollen’, maar zijn er ook diverse jonge- •• Een betere service aan de patiënt met gebruikmaking van
ren aanwezig. ICT, maar ook flexibilisering van de openingstijden.
•• Behoud van de internationale koploperspositie.

NHG-Meerjarenbeleidplan 2013-2017
Er is veel gaande in de zorg, bijvoorbeeld rond de decentrali-
satie van de jeugdzorg, de WMO en de herstructurering van
de langdurige zorg. De zorgverzekeraars hebben meer eigen
bedrijfsrisico, met alle gevolgen van dien, en er is wederom
‘een ongebreidelde inzet op substitutie’. In de nieuwe bekosti-
gingsstructuur is sprake van een verdeling van het budget in:
•• 75% voor het ‘dagelijks werk’;
•• 15% voor programmatische multidisciplinaire zorg;
•• 10% beloning voor uitkomsten en innovaties.
Nu dit vanuit één vast budget moet worden bekostigd, bete-
kent vergroting van het ene segment dus verkleining van een
ander segment. Ook kan het betekenen dat als andere zorg-
verleners taken van de huisarts overnemen, de vergoeding
voor de huisarts omlaag gaat.
Jongste ontwikkelingen
NHG-bestuursvoorzitter Rob Dijkstra heet de aanwezigen Workshops en evaluatie
welkom en vertelt over de jongste feiten. Op dit moment telt Na een levendige discussie over deze recente ontwikkelingen
het NHG ruim 11.000 leden en zijn er 130 bureaumedewer- in de zorg verdelen de oud-bestuurders zich over een aantal
kers. De duidelijkste groei is zichtbaar in het aantal ICT-pro- workshops. Tijdens de evaluatie maakten de oud-bestuurders
jecten, want op dit gebied wordt heel veel ontwikkeld. Twee enkele nuttige opmerkingen. Over de visitatie in het kader
jaar na de lancering heeft Thuisarts.nl bijvoorbeeld al tien- van de herregistratie ontwikkelt zich nog een kleine discus-
duizenden pageviews per dag en met de Thuisarts-app krijgt sie:
de patiënt diverse mogelijkheden om goed beslagen ten ijs op •• ‘Het visitatie-instrument is nog niet klaar of we liggen al
het consult te komen. En wat te denken van de zojuist gelan- achter. Je zou niet alleen aan visitatie moeten deelnemen,
ceerde ´Oculus Rift’? ‘Hartstikke makkelijk, straks hoef je maar ook iets met de resultaten moeten doen.’
niet meer fysiek naar de huisarts maar kun je via zo’n bril •• ‘Het NHG moet van tevoren goed duidelijk maken waar het
naar het consult gaan.’ evaluatiegesprek over gaat en dat zou liefst niet een veroor-
delende toon moeten hebben maar een ondersteunende.’
Toekomstvisie huisartsenzorg 2022 •• ‘Maar er zijn nu eenmaal een paar rotte appels en die moet je
Een van de kernpunten uit de Toekomstvisie Huisartsenzorg er op den duur ook uit kunnen halen. Die toon mag dus wel
2022 Modernisering naar menselijke maat is het verlenen van de juis- degelijk veroordelend worden.’
te zorg op de juiste tijd en de juiste plaats. Dit is heel actueel want er En wat betreft de financiering van de visitatie komt de tip:
‘Kijk eens of je die bij de herregistratiekosten kunt trekken.’

Afsluiting
NHG-Agenda 2014 data Rob Dijkstra bedankt de aanwezigen: ‘Het was fijn om u te
kunnen vertellen waar we mee bezig zijn, maar vooral ook
• NHG-Voorjaarscongres Hart in Beweging  22 mei om uw suggesties en ideeën te horen.’ Een van de aanwezigen
• NHG-Wetenschapsdag  13 juni heeft echter nog een laatste tip: ‘Ga vooral door met het orga-
• Algemene Ledenvergadering  26 juni niseren van dit soort bijeenkomsten!’
• NHG-Congres Dokteren doe je niet alleen  21 november Hierna is het tijd voor een geanimeerde borrel en een diner in
de Domus Medica. (AS)
Meer informatie over alle NHG-activiteiten vindt u op www.nhg.org

18-NHG Huisarts & Wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4


De nieuwe Kwaliteitsnorm Tolkgebruik:

Hulp bij de keuze voor een professionele tolk


Is in een specifiek consult de inzet van een professionele Vergoeding tolken onderzocht
tolk nodig of kan vertaling door bijvoorbeeld een familie- Zo’n tweeënhalf jaar geleden
lid of een buurvrouw volstaan? De onlangs gepubliceerde schafte minister Schippers de
Kwaliteitsnorm tolkgebruik bij anderstaligen in de zorg biedt u een financiering voor tolkendien-
kader voor het maken van deze keuze. sten af en zorgorganisaties vre-
zen dat dit de kwaliteit van de
Verschillende afwegingen zorg negatief beïnvloedt. Daar-
Voor een goede behandeling is het cruciaal dat huisarts en om is aan het NIVEL gevraagd
patiënt elkaar goed begrijpen. Bij de communicatie met an- om offerte uit te brengen voor
derstaligen zult u dus een inschatting maken of de taalbar- het onderzoeken van situaties
rière een goed wederzijds begrip in de weg staat. Zo ja, dan waarin het noodzakelijk is om
kan een professionele tolk onontbeerlijk zijn. Maar soms kan een professionele tolk in te zet-
ook een informele tolk volstaan om verantwoorde zorg te ten bij de zorg voor anderstaligen

foto: Shutterstock
kunnen verlenen. Bij het maken van die keuze spelen diver- en wat de gevolgen kunnen zijn als dit
se overwegingen een rol. niet gebeurt.
Natuurlijk weegt de wens van de patiënt zelf zwaar. Wil die
graag zelf iemand meenemen naar het consult? En is die in- Meer weten?
formele tolk voldoende in staat om de klachten van de pati- De volledige tekst van de Kwaliteitsnorm tolkgebruik bij anderstali-
ënt én de vragen, afwegingen en voorlichting van de huis- gen in de zorg vindt u op www.nhg.org. Hierin is ook een han-
arts goed onder woorden te brengen? Ook de aard van de dig schema opgenomen dat u kan helpen bij de keuze tussen
problematiek speelt een rol. De relatie tussen tolk en patiënt een professionele of informele tolk.
kan een objectieve vertaling van emotionele of taboebeladen
onderwerpen hinderen. Denk hierbij aan ongeneeslijke
ziekten, gynaecologische of psychische problemen, het ver- De Kwaliteitsnorm tolkgebruik bij anderstaligen in de zorg is op initiatief
van Pharos opgesteld door KNMG, KNOV, LHV, NHG, NPCF en
moeden van huiselijk geweld of relatie- en gezinsproblema-
NVvP. De norm helpt hulpverleners bij het maken van een zorgvul-
tiek. dige afweging over de inzet van een professionele tolk.
De kwaliteitsnorm brengt deze afwegingen in kaart aan de Alle betrokken organisaties zullen zich de komende tijd inzetten
voor de implementatie van de kwaliteitsnorm onder zorgverleners
hand van een aantal praktische vragen. Dit kan u helpen
en patiënten.
om gepast en doelmatig met de inzet van tolken om te gaan.

Verwijzen naar de GGZ


De wijzigingen in de GGZ-structuur hebben veel gevolgen heidsverdeling en monitoring bij gedeelde zorg. Ook wordt de
voor de dagelijkse praktijk. Het NHG wil u hierover zo goed richtlijn Informatie-uitwisseling huisarts – tweedelijns-GGZ komend
mogelijk informeren en hulpmiddelen bieden om blijvend jaar herzien.
passende zorg aan de patiënt met psychische problematiek
te kunnen verlenen. Daarbij werkt het NHG nauw samen Screeningsinstrumenten
met de PsyHAG, de LHV en diverse betrokken beroepsorga- Verschillende instanties ontwikkelen screeningsinstrumen-
nisaties. ten als hulpmiddel bij verwijzing. Omdat deze niet weten-
schappelijk zijn onderbouwd hebben LHV en NHG aangege-
Samenwerkingsafspraken ven dat huisartsen ze niet zullen gebruiken. Wel is een goede
Het Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGZ gaf opdracht tot verwijsbrief van belang. Binnenkort zullen de betrokken par-
het ontwikkelen van samenwerkingsafspraken tussen huis- tijen proberen te komen tot een betere aansluiting bij de da-
artsenzorg, generalistische basis-GGZ en gespecialiseerde gelijkse praktijk van het HHM-verwijsmodel, ontwikkeld in
GGZ. Deze zullen zorgen voor inhoudelijke afstemming tus- opdracht van VWS.
sen de diverse hulpverleners in de GGZ. Ook de LHV is hierbij
betrokken. De landelijke samenwerkingsafspraken zullen U wordt steeds op de hoogte gehouden van de laatste stand
medio 2015 klaar zijn en kunnen dan worden gebruikt voor van zaken en de beschikbaarheid van nieuwe producten via
het maken van regionale afspraken over verwijzing, terug- de NHG-Nieuwsbrief en berichten in deze kolommen. Raad-
verwijzing, consultatie, taakafbakening, verantwoordelijk- pleeg ook het ‘webdossier GGZ’ op www.nhg.org.

5 7 (5) m e i 2 0 1 4 Huisarts & Wetenschap NHG-19


Interview met congresvoorzitter Kees in ’t Veld:

‘Je kunt samenwerking ook zien als voor mantelzorgers; een project hoe het

je krachten bundelen’
wél lukt om te stoppen met roken;
mooie voorbeelden van consultatie van
medisch specialisten. Ook staan we stil
Kees in ’t Veld behoeft voor de meeste huisartsen geen in- bij “dappere dokters”: medisch specia-
troductie: bij talloze gelegenheden is hij namens het NHG listen en huisartsen die samen de zorg
‘opgetreden’ toen hij nog hoofd van de NHG-afdeling Imple- zó stroomlijnen dat je optimaal ge-
mentatie was en hij verwierf grote bekendheid als mede­ bruikmaakt van de middelen en toch
auteur van het Handboek verrichtingen in de huisartsenpraktijk. goede zorg blijft verlenen. Wat betreft
Vanwege zijn talent in het leggen van verbindingen vroeg de semiplenaire sessies zal het niet
het NHG hem voorzitter te worden van de Wetenschappe- meevallen om die van het Congres
lijke Programmacommissie van het NHG-Congres 2014. In Spoedzorg te evenaren, maar we doen
een interview vertelt hij over de eerste contouren van het ons best om ons congresthema overtui-
congresprogramma. gend over het voetlicht te brengen!’

Waarom is geko- en of we dat überhaupt wel willen. Hoe zou je huisartsen willen motiveren
zen voor een con- Maar je kunt de nieuwe situatie na- om naar het congres te komen?
gres over samen- tuurlijk ook vol vertrouwen het hoofd ‘Je put als huisarts beslist nieuwe inspi-
werking? bieden, als spin in het web voor alle ratie uit het programma en dat helpt je
‘Op dit moment is samenwerking een spelers in het veld. Dan werk je vanuit je om lol te houden in je werk. Je hoort de
erg belangrijk thema, want er veran- kracht! Daarvoor moeten we dan wel do’s and don’ts bij het zoeken naar nieuwe
dert veel in de zorg, ook voor huisart- ons best doen en dus samenwerken. De wegen tot samenwerking. We hebben
sen. Die moeten meer dan ooit gaan sa- vele mogelijkheden daartoe zijn leuk een erg leuke programmacommissie
menwerken: in de wijk en met medisch om uit te diepen.’ met huisartsen die vol enthousiasme
specialisten, andere eerstelijnshulpver- aan de slag zijn gegaan en die hun ten-
leners en de gemeente. Je kunt samen- Zijn de keynote speakers al bekend? takels overal in het veld hebben. Ik ben
werking ook zien als “je krachten bun- ‘Voor de openingslezing komt Martin ervan overtuigd dat dat z’n weerslag zal
delen” en dat zal hard nodig zijn om Marshall, professor of Healthcare Im- hebben op de diverse programmaonder-
een kwalitatief goede zorg te kunnen provement, over uit Engeland; hij gaat delen. Overigens sta ik niet alleen in
blijven bieden aan de mensen die aan in op innovaties in de gezondheidszorg mijn enthousiasme: de keynote spea-
ons zijn toevertrouwd. En die zorg moe- en zet de toon voor het perspectief van kers zullen de komende tijd appetizers
ten we bovendien op een duurzame het congres, ook internationaal. In de gaan schrijven in H&W. Het congres
manier vormgeven. Het is bij al die ver- tweede lezing vertelt gedragsbiologe wordt ook dit jaar weer een “driegan-
anderingen goed om het heft in eigen Wineke Schoo over de biologische gren- genmenu”, met als voorgerecht het pre-
hand te nemen, zodat we als huisartsen zen van samenwerking. Zij is parkma- event: Ernst van der Pasch treedt dan
kunnen meesturen in de richting die nager van Burgers Zoo, waar zij werkt voor ons op met zijn nieuwe theater-
we wenselijk vinden. Want er zal spra- met groepen chimpansees. En Marcel voorstelling “Beter”. Het hoofdgerecht
ke zijn van een soort “ruilverkaveling” Levi, bestuursvoorzitter van het AMC, vormt het congres zelf en als toetje heb-
met medisch specialisten en andere houdt de slotlezing over de samenwer- ben we een fantastisch feest in de Am-
eerstelijnshulpverleners. Dan moet je king tussen medisch specialisten en sterdam Arena, uiteraard met een
ervoor zorgen dat je de dingen kunt huisartsen.’ swingende band. Er is, kortom, volop
blijven doen waar je goed in bent en reden om op 20 en 21 november naar de
waar de patiënt baat bij heeft.’ En kun je al iets vertellen over de pro- RAI te komen!’ (AS)
grammaonderdelen?
Redactie NHG-nieuws Colofon
Wat vormt de kern van het congres- ‘Natuurlijk proberen we weer leuke, in- Joost Blijham, voorzitter
Anika Corpeleijn
programma? novatieve werkvormen te vinden. Hier- Annet Janssen
Simone Sinjorgo
‘We hebben afgesproken dat we twee voor zal onder meer het HoutenBeen- Ans Stalenhoef, eindredacteur

aspecten centraal stellen: Wat beteke- Theater ook dit jaar weer zorgen. Contact
Ans Stalenhoef
nen alle veranderingen ZonMw heeft het programma Op één lijn Postbus 3231
3502 GE Utrecht
voor de patiënt? En: Wat afgesloten en dat levert wel vijftig pro- Telefoon 030 - 2823500
E-mail: a.stalenhoef@nhg.org
leveren die op voor de huis- jecten op met een forse implementatie-
arts en de huisartsenzorg? potentie; die willen we presenteren op Het NHG-nieuws is een uitgave van het NHG-bureau
en vormt een vast onderdeel van H&W.
Veel huisartsen vragen een markt. Ook besteden we aandacht
Voor het colofon van het wetenschappelijk deel
zich af of we alles wat op aan medische inhoud: het project “Kap- van H&W: blader 4 pagina's terug

ons afkomt wel aankunnen stok” uit de regio Emmen over de zorg

20-NHG Huisarts & Wetenschap 5 7 (5) m e i 2 0 1 4

You might also like