Samenvatting Fysieke Distributie

You might also like

Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 19

Hoofdstuk 1: Fysieke distributie: denken in toegevoegde waarde

Trends in de supply chain van bedrijven die een directe invloed hebben op het te formuleren beleid.

 Globalisering (Behoefte aan transport over langere afstand verminderd)


 Duurzaamheid (bv. retour nemen van producten, onderdelen, verpakkingen)
 Klantengedrag (Zakelijke afnemer als consument hebben hun klantgedrag verandert)
 Producten worden diensten (telecomdiensten, thuiszorg, mobiliteit, etc..)
 Informatietechnologie (Nieuwe platformen en robots)

De distributielogistiek wordt geplaatst in de toegevoegdewaardedenken van Porter. Porter ziet de


logistiek als één van de vijf primaire activiteiten van een bedrijf.

De distributielogistiek kan o.b.v. de volgende aspecten gepositioneerd worden binnen logistiek


management:

 Het voorraadbeheer gereed product


 De magazijnproblematiek
 Het externe transport

De kosten van distributie

De kosten van distributielogistiek worden standaard onderscheiden in de kosten van transport,


handling en voorraden.

Deelsystemen

Hoofdstuk 2: Voorraadbeheer en DRP

Voorraad

Extern
Magazijn Besturingsdistributie
transport
Besturingssystemen:

 Volledige pull
 Volledige push
 DRP
 Voorraadaanvulsystemen

DRP

Distribution requirements planning schetst een tijd gefaseerd systeem, waarin de vraag van de klant
wordt door gekoppeld naar toeleverende schakels in de keten. In DRP worden optimale
bestelgroottes als belangrijke input gebruikt.

Voor- en nadelen van voorraadaanvulsystemen:

De modellen zijn relatief eenvoudig, maar hebben als nadeel dat er alleen per schakel wordt
geoptimaliseerd en niet over de gehele keten. Ze werken met een beperkt aantal
kostencomponenten.

Hoe werkt DRP?

Op basis van een voorspelde vraag en de aanwezige voorraad bepaalt DRP wanneer er een bestelling
moet worden geplaatst. DRP lijkt op MRP (productieomgeving).

DRP-I houdt alleen rekening met beschikbare hoeveelheden goederen. Met name de aandacht voor
een beperkte capaciteit van transportmiddelen, magazijn of financiën worden toegevoegd voor DRP-
II.

Hoofdstuk 3: Distributiecentra

Distributiecentra is een opslaglocatie tussen leveranciers en klanten.

+ Verschuiving kosten

+ Werkkapitaal

Te bepalen:

 Functie (voorraad, groepage, overslag)


 Aantal (hoogste servicegraad, concurrentie, transport)
 Locatie DC (kosten/ eisen, QuickScan, shortlist)

Optimum is plek tussen klant en leverancier

Soorten DC:

 Opslagcentrum (langdurig opgeslagen)


 Cross-dockingcentrum (directe stroomgoederen)
 Merge-in-transit (verschillende componenten)
 Satellietmagazijn (regionaal)
 Consolidatiemagazijn (Full truck loads)
 ELC/ val-centrum (Europese logistieke centra, specifiek maken van goederen)

Vestigingspaatskeuze: zwaartepunt model


Mi= te transporteren hoeveelheid (variabel)
Hi= lengte touw (vast)

∑𝑛𝑖=1 𝐷𝑖𝑅𝑖𝑋𝑖
𝑋=
∑𝑛𝑖=1 𝐷𝑖𝑅𝑖
∑𝑛𝑖=1 𝐷𝑖𝑅𝑖𝑌𝑖
𝑌=
∑𝑛𝑖=1 𝐷𝑖𝑅𝑖

Totale kosten (rekenkundig gemiddelde):

𝐾 = ∑𝑛𝑖=1 𝐷𝑖𝑅𝑖√(𝑋𝑖 − 𝑋)2 + (𝑌𝑖 − 𝑌)2

Het Gridmodel is optimaal wanneer de transportkosten minimaal zijn.

Factoren transportkosten:

 Hoeveelheid te vervoeren goederen


 Afstand
 Transportkosten per eenheid

Hoofdstuk 4: Materials handling (Het intern transporteren, bewegen of fysiek verplaatsten van goederen)

Ontvangen (1) goederen – opslaan (2) – order verzamelen (3) – value added logistic (4) – Verpakken (5)

Magazijnactiviteiten: functie: opslaan goederen

Doelstellingen Material handling:

 Maximaal benutten beschikbare ruimte


 Transportafstanden minimaliseren
 Elimineren van overbodige activiteit
 Goede doorstroming
 Flexibiliteit om veranderingen
 Laag mogelijk houden van investeringen

Methodieken lay-out magazijn:


 Systematische handlinganalyse (SHA)
 Systematische lay-outplanning (SLP)

Waar ligt het concurrerend vermogen:


 Kosten
 Tijd
 Flexibiliteit
 Kwaliteit

Material handling heeft 3 fasen:


1. Inslag: ontvangen, controleren en plaatsen in stellingen
Lay-out keuze, standaardisering verpakkingen/ pallets, kwaliteitscontrole
2. Opslag: goederen in magazijn
Indelen vraagfrequentie, indelen fysieke eigenschappen, onderscheid bulkvoorraad en
werkvoorraad, indeling met vrij locatiesysteem of een vast locatiesysteem

3. Uitslag: Het order verzamelen en verpakken van orders


Hoofdstuk 5: Transportmodaliteiten

Traffic management bevat alle activiteiten die nodig zijn voor het externe transport te kunnen
beheersen.

Traffic management afwegingen


 Voorraadkosten vs. transportkosten
 Snelheid vs. transportkosten
 Massaliteit vs. transportkosten
 Distributiekosten vs. productiekosten
 Flexibiliteit vs. snelheid
 Transport vs. Milieu
Transportmodaliteiten discussie
• Prijs
• Snelheid
• Flexibiliteit
• Betrouwbaarheid
• Geografische Spreiding
• Gemak
• Track & Trace
• Imago
• Milieu
• Zware lading
• Gevaarlijke lading (stoffen)
• Temperatuurgevoelige lading
• Productkarakteristieken
• Waardedichtheid (waarde/m3)
• Gewicht per m3

Multimodaal: maakt gebruik van 2 of meer transportvormen


Intermodaal: Eenheidsladingen, bij overslag blijft laadeenheid hetzelfde
Gecombineerd vervoer: Intermodaal met op hoofdtraject rail, binnenvaart of kustvaart. Voor- en na
transport zo kort mogelijk over de weg
Synchromodaal transport

Bij synchromodaal transport kun je op elk gewenst moment kiezen tussen verschillende modaliteiten
op basis van de actuele omstandigheden. Dit betekent dat je iedere keer weer een afweging kunt
maken wat de meest wenselijke manier van vervoeren is en welke modaliteiten je daarbij inzet.
Transportmanagementsysteem (TMS)

Elementen van een TMS


• Orderontvangst en –acceptatie
• Planning
• Rit- en vrachtadministratie
• Boordcomputer
• Fleetmanagement
• Urenregistratie
• Salarisadministratie
• Facturatiesysteem
• Financieel systeem
• Managementinformatie

Hoofdstuk 6: Routeplanning

Waarom routeplanning?

 Voldoen aan vraag afnemer


 Capaciteit niet overschrijden
 Tijd transportmiddel binnen grenzen (rijtijdenbesluit)
 Aflevering op afgesproken tijd en met afgesproken frequentie

Transportprobleem

• Directe versus indirecte distributie


• In dit voorbeeld: directe distributie, homogene producten (het maakt dus niet uit van welke
productielocatie een DC de producten krijgt).

Fabriek
3
D
C

Fabriek
1 D D
C C

D
C Fabriek
2
Hoe kunnen de hoeveelheden die aangeboden worden door de drie fabrieken het meest efficiënt worden
gedistribueerd over de 4 magazijnen?

=> Aanname: we hebben enkel te maken met transportkosten

Methode van Vogel (zie PowerPoint)

• Fi= Fabriek i
• Wj= Magazijn j
• Xij=hoeveelheid goederen van
fabriek i naar magazijn j
• Si= Hoeveelheid aangeboden
goederen fabriek i
• Dj=Hoeveelheid gevraagde
goederen magazijn j
• Aij= Transportkosten per ton
van fabriek i naar j
Toepassingen

Hoofdstuk 7: Omni-channeldistributie

Positionering omni-channel

Leverancier Retail-dc Winkel Consument

Er bestaan 4 kanalen:

 Single-channel (de consument heeft maar een manier om bij de desbetreffende aanbieder te
komen)
 Multi-channel (Hierbij kan de consument kiezen voor een aankoopkanaal dat het beste bij
hem past)
 Cross-channel ( De consument koopt de goederen via een website, maar wilt ze afhalen in de
winkel)
 Omni-channel (De consument kan ieder kanaal, binnen één aankoop, naast en zelf binnen
het andere kanaal gebruiken.)

Consumenten zijn niet echt tevreden. Liefst willen ze bezorging op afspraak. PostNL wilt de
consument steeds meer invloed geven op de bezorging. Albert Heijn geeft de consument de
mogelijkheid om een bezorgmoment te kiezen, tegenover betaling.

Succesvolle omni-channel strategie:

• Goed afgestemde commerciële strategie (prijs, merken, promotie) voor elk kanaal en op
elkaar afgestemd
• Goede distributie logistieke processen
• Transparantie in de goederenstromen van de parallelle distributiekanalen (ICT)
• Mens en organisatie goed neer gezet

Omni-channel voorraadbeheer

Zorgt voor:

• Een zeer complexe beheersing


• Een Planning en besturing op hoog niveau
• Advanced planning Systems
• Big data
• Perfecte werkende ICT-systemen
• Real-time data alignement
1. Leveren klant vanuit Central warehouse
• Meer kennis bij planners
• Centrale sturing
• Minder veiligheidsvoorraad nodig voor bepaald servicelevel
• Risico incourante voorraden lager

2. Leveren direct via leverancier

3. Leveren klant vanuit de decentrale winkels


• Snellere leveringen
• Klant kan zelf product komen ophalen
• Voorraad beschikbaar voor direct-sale in winkel

Omni-channel warehousing

• Hoge verpakkingsdichtheid

• Afwegen tussen grote warehouses met veel robotisering en advanced WMS of kleinere
flexibele warehouses dichter bij klanten

Druk op beheersing warehouseprocessen wordt alleen maar groter.

Bij omni-channel warehousing is er veel aandacht voor de beheersing van de handlingkosten bij het
order verzamelen en het verwerken van de retours. Bij omni-channel is de ontwikkeling van de
grootschalige magazijnen, met veel mechanisering en robotisering van processen en de
ondersteuning van geavanceerde warehousemanagementsystemen uiterst actueel.

Welke bijdrage kan omni-channeldistributielogistiek leveren aan het oplossen van vraagstukken bij
transport naar consumenten en bij retours?

Levering van webwinkelbestellingen naar consumenten thuis gaat over de organisatie van het
transport gericht op leveringen dezelfde dag, of de volgende dag, met vaak specifieke tijdsvensters,
de keuzemogelijkheden bieden voor afhaalpunten en de mogelijkheden om retours mee terug te
geven. Ook vraagt de consument om betrouwbare informatie over de levertijdstippen.

Grensoverschrijdende omni-channeldistributie kent valkuilen doordat de netwerken van


pakketbezorgers niet op elkaar aansluiten en er vele lokale handelsregels zijn rond invoerrechten en
btw. De Europese Unie werkt daarom aan een digitale markt in Europa.
Hoofdstuk 8: Retaillogistiek

Retail: Verzamelnaam voor bedrijven die goederen of diensten direct aan consumenten verkopen.

Als Retail logistiek niet goed functioneert, krijgt de detailhandel veel out-of-stock (en dus nee-
verkoop) met als gevolg ontevreden klanten. (Detailhandel: enkel tastbare goederen, dus geen diensten
(zoals bijvoorbeeld theater of bioscoop))

Lastmile-problemen:

De lastmile in de Retail logistiek gaat over het laatste deel van de keten en met name dat deel waar
het contact met de consument plaatsvindt.

Oorzaken:

1. Consument
2. Winkel
3. Retail-DC
4. Logistieke dienstverlener
5. Producent/leverancier
6. Overige oorzaken
Retailvoorraadbeheer

Om het optimale voorraadniveau te bepalen, is er in de literatuur een aantal modellen ontwikkeld


die rekening houden met de volgende 6 factoren:

1. Servicegraad
Percentage bestellingen waaraan de detaillist kan voldoen
2. Veiligheidsvoorraad
Extra voorraad om fluctuaties in vraag op te vangen
3. Gemiddelde weekomzet
Gemiddelde afzet vermenigvuldigd met de prijs per eenheid
4. Besteltijd
Tijden waarop besteld kan worden
5. Levertijd
Tijd tussen besteltijd en daadwerkelijke levering van die bestelling
6. Orderniveau
Geeft voorraden in eenheden aan die, op het moment van bestellen, voldoende moeten zijn om aan
de vraag te kunnen voldoen

Hoe wordt de winkel bevoorraad?

Drie distributievormen:

1. Traditionele distributie
2. Cross Docking
3. Directe verzending

Hoofdstuk 9: Europese distributielogistiek

De Europese eenwording

De Europese eenwording heeft geleid tot:

Een gemeenschappelijke (Europese) markt..


• met vrij verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten
• zonder handelsbelemmeringen (bv geen invoerrechten)
• zonder grenscontroles binnen de Europese Unie
• met uniforme belastingwetgeving

Doel: Komen tot een Europees handelsblok naast de Amerikaanse en Zuidoost-Aziatische


handelsblokken.
Gevolg: De markt voor Europese bedrijven wordt daardoor groter maar ook complexer (t.o.v. van de
nationale markt waarop Europese bedrijven voorheen acteerden).

• I.p.v. concurrentie op nationaal niveau is er nu concurrentie op Europees niveau


• Heeft geleid tot innovatie van producten en processen
• Lagere kosten door ….
o Herziening van productielocaties
o Scherpere concurrentie
o Betere benutting van productiecapaciteiten
o Beter organisatie van de distributie

Wat betekent de Europese eenwording voor voorraadbeheer?

• Eenwording heeft geleid tot harmonisatie van producten.

(waar voorheen elk land voor een product zijn eigen normen/specificaties had zijn deze nu voor alle
Europese landen gelijk)
Gevolg: het centraliseren van voorraden wordt veel gemakkelijker en leidt tot voorraadreductie

• Grenzen zijn verdwenen dus product kan veel sneller door Europa ‘reizen’.
Gevolg: leidt tot lagere voorraden bij ondernemingen en derhalve lagere voorraden in DC’s.

Wat betekent de Europese eenwording voor de productie(logistiek)?

• Productiebedrijven zijn hun productievestigingen gaan concentreren op één of enkele


locaties in Europa
(o.b.v. het zwaartepuntmodel/gridmodel kan de ideale vestigingsplaats ‘berekend’ worden waarbij
de transportkosten minimaal zijn)
Het niet hebben van een ideale vestigingsplaats resulteert namelijk in
• Hogere transportkosten, én
• Hogere voorraadkosten

Welke elementen speelden een rol bij het bepalen van de ideale vestigingsplaats van een Europese
productielocatie anders dan zwaartepunt/gridmodel (*)?

• Aanwezigheid van infrastructuur (Tata Steel wil/moet aan haven liggen)


• Aanwezigheid van grondstoffen en energiebronnen (Google bouwt datacenter in nabijheid
van Noordzee i.v.m. aanwezigheid windenergie)
• Loonkosten: lonen West-Europa hoger dan Oost-Europa. Dus arbeidsintensieve productie
naar Oost-Europa.
• Andere overwegingen: opleidingsniveau bevolking, beschikbaarheid bepaalde expertise,
stabiele regering, ……….
De 3 subsystemen van (Europese) distributielogistiek

Europees voorraadbeheer: Gaat over de optimale hoogte van voorraden gereed product per schakel
in de distributieketen.

Is er (veel) verschil tussen voorraadbeheer op nationaal en Europees niveau? Ja en Nee!


Nee, want veel methodieken/problematieken zijn gelijk, zoals:
- Bepalen optimale bestelhoeveelheid
- Toepassen DRP
- Hoe omgaan met snel- / langzaam lopers

Is er (veel) verschil tussen voorraadbeheer op nationaal en Europees niveau? Ja en Nee!

Ja, het is namelijk niet voldoende om gewoon alle fysieke voorraden van de nationale DC’s te
verplaatsen naar één Europees DC en voor de rest alles bij hetzelfde te laten!!!
Je kunt niet alle voorraadniveaus en veiligheidsvoorraden van alle nationale DCs bij elkaar optellen!
De VV en voorraadniveaus bij één Europees DC moeten opnieuw vastgesteld worden!

Variant 1:
Nationale DC’s (NDC) hebben hun eigen (decentrale) fysieke voorraad.
Alleen het voorraadbeheer (= aanvulling van de voorraad) gebeurt centraal op Europees niveau (door
de ‘’Afdeling Centraal Voorraadbeheer’’ = ACV).
Er is dus geen Europees DC met fysieke goederen.

Variant 2:  meest gekozen variant


De Nationale DC’s worden vervangen door 1 Europees DC (EDC). Dus zowel de fysieke voorraad als
het beheren ervan gebeurt op 1 centrale plek.
Europese distributiecentra: Gaat over de keuze van optimale vestigingsplaatsen van DC’s én de
optimale material handling in een DC.

Europese DC’s veranderen steeds vaker in Europese Logistieke (Service) Centra (= ELC’s).
D.w.z. men doet niet alleen inslaan, opslaan, uitslaan, overslaan maar ook:
- (her)verpakken
- Labelen
- Assemblage
- Product klant- en / of land specifiek maken
- Kwaliteitscontrole
Dit is value added logistics

Soms biedt een Europees DC diensten aan:


- Regelen orderadministratie
- Centraal plannen voorraad
- Klantenservice
- Debiteurenbewaking
- Facturatie
Dit is value added services

Europees transport: Gaat over de keuze van het juiste transportmiddel én een optimale
routeplanning.

Transportsector in Europa behoort tot de meest gereguleerde sectoren van Europa. Wat is zoal
geregeld?
- Rijsnelheid
- Afmetingen
- Maximaal gewicht
- Belastingen
- Rijtijden
- Etc.
Trend (1) is om meer zaken te gaan dereguleren in de transportsector
Deregulering leidt tot meer concurrentie.
Meer concurrentie leidt tot meer professionalisering en lagere transportprijzen.
Lager transportprijzen worden echter teniet gedaan door: toename files, stijging energieprijzen,
kosten milieumaatregelen.
Trend (2) is dat bedrijven zich meer gaan focussen op de kernactiviteiten en dus transport
uitbesteden aan logistieke dienstverleners.
Trend (3) is het verminderen van het aantal kleine DC’s en het toenemen van het aantal grote DC’s
(die grote delen van Europa bedienen of zelfs heel Europa)  dit vereist professionele logistieke
dienstverleners.
Trend (4) is dat er minder maar grotere en professionelere logistieke dienstverlenende organisaties
ontstaan (zoals DHL, XPO-logistics, DSV, CEVA, UPS, Schenker, Kuehne & Nagel, Rhenus Logistics, ….)

Hoofdstuk 10: Logistieke dienstverlening

You might also like