Hoe Verkrijgt Men Bewustzijn Op Hogere Gebieden, R, Steiner, Inhoudsoverzicht

You might also like

Download as doc, pdf, or txt
Download as doc, pdf, or txt
You are on page 1of 3

LEVEN IN LIEFDE EN WAARHEID

Inhoudsoverzicht van delen uit ‘Hoe verkrijgt men bewustzijn op hogere gebieden,
Rudolf Steiner, 6e druk 1973.

De voorwaarden.(p.14-24)
1. Een zielsstemming, zijnde:
“verering”, devotie, “deemoed”:
Het (besef/) gevoel dat er iets hogers is dan wij zelf zijn.
“Eerbied”, toewijding, ontzag, bewondering, achting.
Dit staat haaks op kritiek en vernietigend oordeel, een maatstaf hanteren (op zich ook een waarde), op “niets is
heilig”.
Praktisch: uiterlijk en innerlijk steeds datgene in iets/iemand opzoeken wat bewondering, eerbied kan inboezemen;
zich liefderijk in de goede eigenschappen verdiepen, i.p.v. zwakheden te laken.
Het kenvermogen wordt gevoed door verering, deze voert leven toe;
gebrek aan achting, antipathie, onderschatting van het waardeerbare brengen het tot verlamming en verval.
Devotie wekt een kracht in de ziel van sympathie, waardoor eigenschappen van het ons omringende die anders
verborgen blijven, tot ons worden getrokken.

2. De gemoedstoestand van inkeer;


want pas wat je innerlijk hebt leven, ontsluit de schoonheden van de wereld.
Na het onderricht door de genieting (zie 1.), moet je het genotene door innerlijke aktiviteit verwerken:
in alle stilte in je laten naklinken wat je doorleefde, wat de wereld daarbuiten je te zeggen had.
“Iedere bloem, ieder dier, iedere handeling zal je in die stille ogenblikken ongedachte geheimen onthullen”.

3. De grondhouding van onbaatzuchtigheid: naar wat je hebt ingezien, ook handelen.


“De idee die in u niet tot ideaal wordt, doodt een kracht in uw ziel.
De idee echter, die tot ideaal wordt, schept in u levenskrachten.”

Innerlijke rust. (p.25-34)


Leer het wezenlijke van het onwezenlijke te onderscheiden.
Bestem daartoe tijd voor momenten van innerlijke rust, waarin je je geheel losmaakt van het dagelijks leven.

1. Laat je lief en leed, zorgen, ervaringen en daden aan je ziele-oog voorbij gaan als was het de beleving, daad etc.
van iemand anders. Dus: met meer afstand, en innerlijke kalmte.
Het wezenlijke scheidt zich dan voor je van het bijkomstige af.
De ‘hogere mens’ in je wordt geboren, krijgt ruimte en kan tenslotte de leiding gaan nemen (i.p.v. alle uiterlijke
indrukken).
“Indien het van iemand anders dan van mijzelf afhangt of ik mij al dan niet erger,
heb ik ‘de heerser(-es) in mij’ nog niet gevonden.”

2. Dit nu ook uitbreiden (van de persoonlijke levenssituatie) tot het zuiver menselijke.
Naar binnen luisteren, naar het stille weven der gedachten; om je heen is het stil geworden.
Deze wereld der gedachten, blijkt leven te zijn, komend vanuit de geestelijke wereld.
Voor dit bespiegelend nadenken, meditatie, dienen als uitgangspunt de mystieke geschriften,
opdat niet niet vage gewaarwordingen en zwelging in gevoelens, maar klare, scherp omlijnde en duidelijke gedachten
zich vormen.
(p.86: de natuur; Bhagavat Gita; Johannes-evangelie; Thomas a Kempis; R. Steiner).

Hoe kan men zelf inzien, aanschouwen, wat mystiek, geesteswetenschap, antroposofie en gnosis leren?
De occulte wetenschap geeft de middelen om de geestesoren en –ogen te ontwikkelen. Deze kunnen in 3
trappen worden onderscheiden:
1. De voorbereiding (ontwikkelt de geestesogen en –oren)
2. De verlichting (ontsteekt het geestelijk licht, zonder hetwelk je nog steeds niks ziet)
3. De inwijding (geeft gemeenschap met de hogere geestwezens) .

De trappen der inwijding (p.36-76)


Het voorafgaande (devotie, inkeer, onbaatzuchtigheid en innerlijke rust) is de grondslag, die nodig is om het nu
volgende op voort te bouwen.

1. De voorbereiding ‘(p.37-45)
zijnde een zeer bepaalde verzorging van het gevoels- en gedachtenleven.

A. De opmerkzaamheid van de ziel richten (steeds opnieuw, stelselmatig) op processen van het
ontluikende, groeiende en gedijende leven enerzijds,
en aan de andere kant alle verschijnselen verband houdend met het uitbloeien, verwelken en afsterven.
(Het wordingsproces gelijkt zwak op de gewaarwording van een zonsopgang;
het afstervingsproces op het langzaam rijzen van de maan).
Het astrale (de zielewereld) gaat voor je opdoemen.

B. Zich geheel van het bewustzijn doordringen dat gevoelens en gedachten realiteiten zijn (zie ook p.83),
en dat zij in het ziele- en gedachtengebied op elkaar inwerken, zoals in de fysieke wereld de stoffelijke
lichamen (bijv. tafels en stoelen) op elkaar inwerken.
(Een verkeerde gedachte kan op andere hedachten werken als een blindelings afgevuurde geweerkogel op voorwerpen)
Zich verbieden om verkeerde gevoelens en gedachten voedsel te geven.
Willekeurig gemijmer. ijdele fantasie moet men zich ontzeggen.
Dan ontstaat oriëntatie temidden van de geestelijke wereld;
je pad gaat tussen groeien en verwelken, welke verschijnselen je volgt op een wijze die ten goede komt aan
jezelf en de wereld.

C. 1. Aandacht wijden aan het rijk de tonen:


via het geluid dat een dier (bijv. een hond) maakt, horen wat er omgaat (wat het innerlijk beleven is)
in dat wezen (dus daarbij weglaten hoe en of dat geluid je zelf bevalt).
Daarbij ontwikkel je oren voor de taal der natuur (‘als de ziele luistert, spreekt het al een taal dat leeft’) .
2. Innerlijk volkomen zwijgen wanneer je luistert als anderen spreken.
Alle instemmend en afkeurend oordeel
en ook ieder gevoel van tegenzin, goed- of afkeuring;
elk gevoel van beter weten of de meerdere te zijn,
geheel tot zwijgen brengen, doen verstommen, onderdrukken.
En luister zo ook naar kinderen. “Van hen kan ook de grootste wijze oneindig veel leren”.
De woorden van een ander, ook waar het meest averechtse verkondigd wordt, aan te horen met
uitschakeling van de eigen persoonlijkheid en haar gehele ziens- en gevoelswijze.
Waardoor je met het wezen van een ander samensmelt, volkomen erin opgaat.
In samengaan leiden de oefeningen (C1en C2) tot het gewekt worden van de waarneming van het
“innerlijke woord”.

D. Daarbij moet dit samengaan met studie van de leringen de geestesvorsers. (zie p.86)

2. De verlichting.(p.45-63)
:Het waarnemen van de innerlijke lichtverschijnselen.

Oefening: het beschouwen van een kristal (steen), plant en dier.


Eerst vergelijking van de steen (opgebouwd door begeerteloze kracht) en het dier (verplaatst zich,
vanwege begeerte, instinct; en z’n gedaante is in overeenstemming met deze begeerte, er dienstig aan).
Beide brengen een gevoel in de ziel tot leven.
Een plant beziend, houdt deze qua uitstromend gevoel het midden hiertussen.
Uit deze gevoelens en de bijbehorende gedachten vormen zich de organen der helderziendheid.
De geestesogen gaan kleuren zien. (steen: “blauw”, “blauwrood”; dier:

Controle over gedachten en gevoelens, oefeningen (p.50-63)

You might also like