Download as pdf
Download as pdf
You are on page 1of 8
es lh)Pllllll Weraworden WERKWOORDEN Se mecome tern Eristim Kino gewesen, _ Hijis naar de bioscoop geweest. a ed rr out ‘ouvorm —_gebiedende Pa ‘01 Onregelmatige werkwoorden: haben, sein, werden ich 3 UnregelmaBige Verben: haben, sein, werden du FY [De werkwoorden haben, sein en werden zijn oncegelmatig. Dit betekent dat ze niet wilgelss ‘vervoegd worden voigens een vaste regel. Leer de vervoegingen van deze werkwoorden wit uitje hood. 1. + haben sie /Sie | selen Siet + hebben Ich habe Munger. cheb honger Sie hat gestern keine Zeit gehabt. Zi heeft gisteren geen tic gehad. sgewesen aT 3 Beispie: ich bin gewesen ich habe hatte hate | wee | + worden Sie wird immerschlanker. 2j wordt steeds slanker. | du hast attest attest habl + zullen Sie wird morgen kommen. 2ij zal morgen komen. erfsiefes hat hatte brite ee en = — atten oe on Te tr hab hattet hatet het m bd sie/ Sie haben hatten bitten hheben Sie! y sense | er/sie/es wilrde gehabt TE Beispiet: ich habe gehabt wir werden wwlirden ihr werdet wiirdet werdet! sie / Sie warden Partizip genorden eee 4} Beispiel: erst genorden 08 Voltooid deelwoord Partizip Il ‘A Zwakke werkwoorden Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden maak je als volgt: + basisregel ge+stam+t — gewohnt stam op -dof =f: ge+stam+et — gearbeltet ‘© werkwoorden zoals atmen en regnen: gerstam+et — geregnet = werkwoorden op -ieren: stam +t studiert ‘+ nlet-scheidbare werkwoorden: stam +¢ beste B Sterke werkwoorden Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden maak je als volgt: + basistegel: ge+stam+en gelaufen, gesehen \Veel werkwoorden wiken af van deze basisregel. Een lijst van sterke en onregelmatige ‘werkwoorden vind je bij 43 Spickzettel Verben, blz. 89. Daar vind je ook het voltooid deelwoord. ‘09 Hulpwerkwoorden haben en sein Hilfsverben ‘haben’ und ‘sein’ In het Nederlands en in het Dults gebrulkje de hulpwerkwoo'den ‘hebben’ en “zln’. Het gebruik in het Duits komt vaak overeen met het Nederlands. ‘+ Ikheb jegisteren gezien. Ich habe dich gestern gesehen. ‘+ tkben om 7 uur opgestaan. ch bin um 7 Uhr aufgestanden. ‘Sons is het gebruik in het Ouits precies tegenovergesteld aan het Nederlands. + bul 5: haben ~ Nederlands: ‘jn* abnehmen afvallen Sie hat viel abgenommen. jis veel afgevallen. anfangen beginnen _Erhat heute angefangen. Hijis vandaag begonnen. aufhoren —stoppen _Erhat damit aufgehort. Hijis ermee gestopt. beginnen beginnen Ichhabegestem begonnen, _ikben gisteren begonnen. Datis me goed bevallen. ‘Meine Schwesterhat geheiratet. Mijn 2us is getrouwd.. gefallen bevallen Das hat mirgutgefallen. heiraten | trouwen > Duits: sein - Nederlands: hebben’ ‘Bij werkwoorden die een beweging beschrijven. ] v reisen _reizen in viel gereist Ikheb veel gereisd, “springen springe In cwei Meter gesprungen. | Ikheb twee meter gespronger. 10 Zou-vorm Konjunktiv Il Erziin situaties waarin je een zou-vorm gebrulkt. Wanneer je een zou-vorm gebruikt, verandert de betekenis van de zi. De zou-vormen gebruik je vooral om: een wens uit te drukken = beleefd iets te vragen ‘+ een mogelijkheid aan te geven liezou graag acteurwillen zijn. Zou je me willen helpen Het zou leuk zijn, als je kon komen. ‘= eensituatie te beschrijven dienu niet Als ikrik zou zijn, zou ikeen vila werkelijkis open. 1 Dezou-vorm van haben en sein Bij de werkwoorden haben en sein gebruik e altiid de ‘eigen’ zou-vorm van het ‘werkwoord, zouhebben zouhedben zouhebben zouden hebben zouden hebben zouden hebben zouhebben B_ Samengestelde zelfstandige naamwoorden (Zusammengesetzte Substantive) Bij samengesteldezelfstandige naamwoorden bepaalt het laatste deel van de ‘samenstelling het geslacht. Net als in het Nederlands staat er soms tussen de worden een extra ~s vanwege de utspraak, © der Baum + die Hutte = die Baumhiitte ‘© die Hand + dasTuch =das Handtuch cs 19 Vraagwoorden Frageworter Alle vraagwoorden in het Duits beginnen met de letter w. Je kunt een vraag die begint met een vraagwoord nooit met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoorden. Wer ist ins Konzert gegangen? ~> Mein Bruder. ‘Was haltst du von Julia? > Sie spielt gut. Wo findet das Konzert statt? > In Hannover. wanneer? ‘Wann fliegen Sie in die Turkei?~> Nachste Woche, hoe? ‘Wie helt du?» Manuel. - wwaarom? Warum ist eine Banane krumm? ~> Das wei ich nicht. waarvandaan? Woher kommt dieser Musiker?~> Aus den USA. waarheen? Wohin fahrt ihr in Urlaub? ~+ Nach Italien. a |wetker Welcher Sparter ist das? > Thomas Miller Het vraagwoord welch: is een word uit de der-Gruppe en staatin een bepaalde naamval. ~ Welches Buch hast du gelesen? (gt naamval) © WelcherLehrer hat heute Geburtstag? _(1* naamwval) ie 45 Der-eroep en elngroep blz. 26 voor meer informatie over de vorm van de wwoorden uit de dere. Het vraagwoord wer verwijst naar personen. Wer kan in vier naamvallen staan en heeft vormen die lijken op die van der. Het gestacht en enkel- of meervoud van de persoon / personen naarwie wer verwijst, maakt geen verschil. [Na wer (1* naamval) staat het werkwoord in het enkelvoud. Y ‘Wer wohnt in diesem Haus? Po ‘Mit wem gest du ins Kino? ‘Wem hast du das Buch gegeben? 4 Wen hast du alles eingeladen? Gegen wen habt ihr gespielt? Wie woont in dit huis? / Wie wonen in dit huis? Met wie ga je naar de bioscoop? ‘Aan wie heb je het boek gegeven? Wie heb je allemaal uitgenodiga? Tegen wie hebben jullie gespeela? 20 Telwoorden Zahlwérter Hoofdtelwoorden (Kardinalzahlen) et awolt dreizehn “vierzehn funtzehn sechzehn sebzenn achtzehn neunzehn cinundewanzig, hunderteins areisig hhundersiebenundsechzig werig zweihunder: - funtaig dreihundertvierundneunzig sechig [funfhunden siebzi siebenhundert achtig achthunderflntz Rangtelwoorden (Ordinaizahlen) [apes 18, | achtzehnte | neunzehnte | 29. | neunundzwanzigste "| achtundzwancigste zwanzigste dreiBigste Bij de rangtetwoorden tot en met 19 zet je ~te achter het ultgeschreven getel. + derzweite Platz de tweede plaats Uitzonderingen: ersie dritte, siebte, achte Bij de rangtelwoorden vanaf 20 zet je ~ste achter het uitgeschreven getal. das zwanzigste Spiel het twintigste spel Je kunt de rangtelwcorden ook in ciffers schrijven: in het Duits zet je dan een punt achter het cifer (in het Nederlands een ~e of een ~"). = aweite 2. tweede~> 2%, 2¢ © der2. Spieler de 2" speler, de 2e speler De rangtelwoorden worden ook gebruikt in de datum. in het Duits kun je de datum als volgt schriiven: 1. Januar 2019 _ | afanuari 2019 24.12.2019 24-12-2019 Heute ist Freitag, derzweite Dezember. Vandaag is het vilidag, twee dece ‘Am Montag, den sechsten Juli. Op maandag, 6 jul Erhat am flnften Mai Geburtstag. Hijis op vijf met jarig. 21 Kloktijdenen am, im, um, von... bis Die Uhrzeit und am, im, um, von ... bis 12 In het Duits zeg je de kloktijden op dezelfde twee manieren als in het Nederlands. Je kunt zeggen: 14:30 Uhr vierzehn Uhr dreifig | halb drei Esist dreizehn Uhr. Esist sechzehn Uhr. Es sechzehn Uhr ff. Esiist sechzehn Uhr funfzehn. Es ist sechzehn Uhr zwanz Esist sechzehn Uhr dreiBig. Es ist sechzehn Uhr finfunddreiBig, Esist sechzehn Uhr vierzig Es ist sechzehn Uhr flnfundvierzig. B_ Dagen en maanden ‘Am Montag bin ich von acht bis ee Hoe laat is het? (Wie spat ist es?) EsisteinUhr. Esistvier Uhr. Es ist nf nach vier. Es'st Viertel nach vier. Es istzwanzig nach vier Es isthalb font. Es stfunf nach halb Funt. Es Ist zwanzig vor funf Es ist Viertel vor fant, eRe een arene der Montag der Januar der September derDierstag, ‘der Februar der Oktober C_Tijdsbepalingen met im, am, um, von ... bis Tidsbepalingen geven aan wanneer iets gebeur,bijvoorbeel ‘in de winter, “in september’ ‘op dinsdag’, ‘om half even’. In het Duits gebruikje voor tijdsbepalingen vaak de voorzetsels im, am, um en von . bis. im © seizoen in ImHerbst haben wir Ferien. {Inde herfst hebben we vakante. ‘® maand in ImMaihobeich Geburtstag. inet ben ikjarig. am * dagvan op AmMontag habe ch Englisch. Op maandag heb ik Engels. deweek © dagdelen 's AmMorgen gehe ch zur Schule. _ ’s Morgens ga iknaar school. = datum op _-Am24. Dezemberist Weihnachten. Op 24 decemberis het Kerstrs. um ‘© tijdstip om = UmachtUhrbeginnt die Schule. Om acht uur begint de school. von... bis, tildsduur Von fnfbis sieben habe ich Vanvijftot zeven heb ik raining. Training. D Seizoenen 69606 der ruling der Sommer derHerbst der Winter im ribling inde lente im Sommer inde zomer + imHerbst —_indeherfst + im Winter inde winter E Dagdelen © morgens amMorgen van 6 tot 9 wur’s morgens ‘© vormittags amVormittag van g tot x2uur’s ochtends + mittags ‘am Mittag van 12 tot 33 uur’s middags ‘© nachmittags am Nachmittag van x3 ot x8 wur’s middags + abends ‘am Abend van 18 tot 24 wur's avonds + nachts InderNacht’ van otot 6 uur’s nachts 22. Vertaling van naar, bij en voor Ubersetzung von naar, bij und voor A. Vertaling van ‘naar’ Het voorzetsel ‘naar’ kun je in het Duits vertalen met an, nach, 2u en in. Het hangt van de betekenis af welk Duits woord je moet gebruiken. rnaarmijn oma. | zu meiner Oma. naarhetstrand. | zum Strand. rnaarhetstation. | zum Bahnhof. ir Ruchaltestelle. Bij personen, meestal ook dingen (gebouwen,plekken ‘enzovoort). - nach links. naar huis nach Hause, | naar Beri nach Berlin. ‘ij aardrijkskundige namen zonder naar Dui Uidwoord. land. _| nach Deutschland. naar Zwitserland. Indie Schweiz. Bij aardsijkskundi ‘naarSlowakije. | in die Slowakei. lidwoord. ‘naar Turkije. in die Turke. | | naarNederland. | indie Wederlande. | naardeVS. in die USA. | naar ran. Jn den ran. naar lrak. in den rak. naar de kust an die Kiiste. || Invvaste uitdrukkingen die iets met L ‘an den Strand. water of de kust temaken hebber B_ Vertaling van bij (bersetzung von bij) Het voorzetsel ‘i kun je in het Duits vertalen met bei en zu, Het hangtvan de betekenis af wolk Duits woord je moet gebruiken. Bij rust / toestand, + Je kunt vragen: WAAR? sib iene Dy | zewoonti hen. | Siewenerbetinm. | Hij komt naar mij toe. ‘Stappenplan bij het gebruik van de Spicizettel Grammatik Stap —_Bepaal of het woord waarvan je de uitgang zoekt bij de der-Gruppe of de ‘ein-Gruppe hoot. Stap2 —Bepaal of het zefstandig naamwoord manne, vrouwelik of onzidig is, of Inmet meervoud staat. + Je bepaalt of in kolom a, b,c of d moet kijken. ‘Stap 3 Bepaal de naamval van het zinsdeel waarbij het woord (waarvan je de ultgang zoekt), hoort. > Je bepaalt in welke rij van het schema je moet kijken (a= 3° = 3" / 4 = 49). Daarvoorkijkje: ‘+ of ervoorzetsels zijn, die de naamval bepalen ‘+ of erwerkwoorden zijn, die de naamval bepalen. Is datallebet niet het geval, dan: ‘© pase de Hil/HEM-proef toe of je ontleedt de zin. nr neue eae ‘Stap : Het woord voor het bijvoeglk | Stap 4: Het woord voor het bijvoegliik ‘naamwoord hoor bij de der-Gruppe. _| naamwoord hoort bij de ein-Gruppe. v v Je kijkt in de Bovensternj van de cellen | Je kit in de ondersterfj van de cellen at/md. atimd. Stap2: Het word Mann is mannelijk. | Stap 2: Het woord Fahrradis onzijdi. v v Je kijktin kolom a, Je kijkt in kolom c. ‘Stap 3: Het zinsdeet Dieser nette Mann is | Stap 3: Het zinsdeel sein neues Fahrrad is, het onderwerp / kun je vervangen door | het lijdend voorwerp / kun je vervangen Hi). Het staat dus in de 2° naamval. door HEM. Het staat dus in de 4* naamval. v v Je-virdt de juiste uitgang in de rij van de | Je vindt de uiste uitgang in de rj van de s*naamval. 4 naamval. 43 Spickzettel Verben Deze Spickzettel helpt je bij het vervoegen van sterke en onregelmatige werkwoorde: De hulpwerkwoorden haben, sein en werden, de modale hulpwerkwoorden en wisser ‘vind je onder het kopje 04 Onregelmatige werkwoorden haben, sein, werden. Je kijkt naar de ilinker in de stam van het hele werkwoord. Bijvoorbeeld: fahren - je kjktbij a. Als je het werkwoord daar niet vind, ga je naar de categorie “Overige’. vottootd deeiweord | tegenwoordige |vertaling races Sree karate = [anfangen —erfingan | erhatangetangen [erfingtan_|beginnen [tren ert [eritavnven [ert den ve fallen erfi eristgefalien —[erfalit allen fargen ‘erfing | erhatgefangen | erfingt vangen graben vergrub erhat, gegraben | er grabt graven aten —ferhie | erhatgenalten | erat houden / | stoppen lassen erties | erhatgelassen —ferldsst.——_—iaten raten erflet | erhat, ‘geraten errat |raden sschlaten —_|erschlief | erhatgeschlafen | erschiaft | stapen sschlagen —_|erschlug | erhatgeschlagen | erschldgt | staan agen [ertug | erhatgetrgen —[ertigt | dragen wachsen erwuchs | er ist gewachsen | erwachst /groeien waschen Jerwusch Lerhat gewaschen erwascht |wassen werkwoord | verleden tid | voltold deetwoord | tegenwoordige | ‘tid erhewar> erhatsich ‘erbewibt sich | CT brennen |esbrannte [eshatgebrannt —[esbrennt relben erdieo cer hat gevieben | wriven sdenken erdachte erhatgedacht | erdenkt schneiden | erschnitt | erhat geschnitten snijden fempfehien | erempfahl | erhatempfohles | erempfiehit sehelben | erschrieb | erhat geschrieben schrijven [ses [eras [ernatgegessen ort [scien | ersee |erhaesren — ‘geben esgab ——jeshatgegeben—_|es gibt [schweigen | erschwiog | erhatgeschwiegen | erschweigt | zwiigen Ieecronea ee gerdat [est geecener es qesaett|yebeurs [sche | ersttsch | eratsichgesuten | erste ch |rematen | hellen erhalf | erhatgeholfen er lft. helpen steigen | erstiog _eristgestiegen | ersteigt——_sigen. kemen _[erkannte | erhatgekannt—erkennt = Kennen | verleichen | ervergich | erhatvergichen | erverglelcht | vergeliken lesen eras | erhatgelesen erllest—_‘|iezen verzeinen | erverzih _erhatverichen _erverzeiht—_—_ vergeven nehmen | ernahm | erhatgenommen | ernimmt —_nemen “nennen | ernannte | erhatgenannt | ernennt | noemen jrennen _|errannte | aristgerannt —_erennt, rennen sehen ersah er at gesehen _| seren—laratede —orhergesiar wenden finden erfand ——_[erhatgefunden _[erfindet | vinden sprechen sprach | erhatgesprachen |erspricht —_ spreken | seingen __lesgelang__lesistgeingen _| esgelingt | lukken stehen_erstand _erhatgestanden —[ersteht staan | singen__lersang_[erhatgesungen_|ersingt zinger stehlen_erstehl _erhatgestohler _erstiehit | stelen | soringen _jersprang__leristgesprungen_[ersoringt___ | springen steben _erstarb——_eristgestorben erst steven finken _lertrank__[erhatgetunken__| ertinkt rinken reer Teruat erat etwten [area ven verschwinden | erverschwand |eristverehwanden | erverschwindet vergessen | ervergas | erhatvergessen | arverglsst—_|vergeten zeingen__jerzwang__|erhatgezwungen_| erzwingt Lerten erwarf_——_erhatgeworfen | erwit ] biegen | erbog erhatgebogen | erbiegt buigen csnugevuen | Jocier—[erior—[eratebtn[erbitet” | eden Dewelsen | erbewies | erhat bewiesen ese _jerflog _[eristeefogen__|erlegt wiesen | bleiben [erblieb | eristgeblisben | erbleibt | bliven | Meren _Jerfioh__[eristgetonen_| erent Wluchten fentscheiden | erentschied | erhatentschleden | erentscheidet_| beslissen feten __[erfoss cristeefessen | erflest sromen — ma ene frieren _ler/estior —_|er/eshatgetroren | er/estiiert | het koud genieBen gleBen kkrlechen rlechen sschleben sschieBen sschllesen vetlieren ‘wlegen ziehen er genoss er goss erkroch erroch erschob erschoss erschlos | erverior erwog erat genossen erhat gegossen eristgekrochen cerhat gerochen erhat geschoben cerhat geschossen ‘erat geschlossen ‘erhat verloren cerhat gewogen | ergeniegt ersiest ertriecht eriecht erschiebt erschiest cerschliest erverient erwiegt genieten gieten kruipen ruiken schuiven schieten sluiten verliezen wegen erhat gezogen erzieht trekken beginnen —[erbegann _ferhatbegonnen | erbeginnt —_|beginnen betrigen _|erbetrog _erhatbetrogen | erbetrigt _bedriegen bitten erbat erhatgebeten | erbittet vragen bringen | erbrachte [erhatgebracht —[erbringt | brengen gehen erging _[eristgegangen | ergent gaan sgevinnen | ergewann erhatgewonnen | ergewinnt | winnen hingen —_[erhing _[erhatgehangen | erhangt hangen heben erhob __[erhatgehoben - [erhebt | tllen helen erhies —_[erhatgeheien [erheist kommen | erkam eristgekemmen —|erkommt | komen taufen | erlief eristgelasfen — erlaut legen erlag erhatgelegen | erliegt tiggen lagen erlog erhatgelogen | erlugt. —_| legen rufen errief erhat gerufen erruft roepen a sctwimmer | erschwamm | erist geschwommen | erschwimmt | zwemmen sitien rsa echateesescen | ersitet, riven Bladzijde ober 52, 62 Akkusativ 23, 86 cll- (alle) 26, 32, 86 ls 45, $3.54 om..sten 4 on 22, 23, 30, 41, 42, 86 «tmen /regnen 12,16 auf 22, 23, 30, 34,42, 86 aus 22, 23, 24, 29, 86 auger 5 bei 22, 23, 24, 29, 86 bepaling van bezit (VAN HEM) 25 biszu 53,67 bitten 23, 24, 86, 92 bleiben 22,24 donken 23, 24, 65, 67, 86 dann 52, $3.70 chs 26, 32, 64, 86 dass 64 Dativ 22, 86 oun) 26, 29, 32, 86 denn 5 dees: (deze) 26, 32, 86 dirfen 6.19 durch 23, 24, 29, 42, 86 ein- (een) 26, 32, 86 entweder... oder s2 erkomen 31,86 erzijn 23,31, 86 esgibt 23, 24, 86,90 estten-ten-regel 2 ever (jullie) 26, 29, 32, 86 Fragen 23, 24, 86 fir 23, 26, 29, 62, 86 gebiedende wifs 20 _gefallen 13, 16, 22, 23, 24, 86, 89 gegen 23, 24, 29, 86 ‘gchoren 22, 23, 24, 86 ‘gelingen 22, 23, 24, 86, 91 Bladzijde helfen 22,23, 24, 86 hiner, 22, 23,30 ihr (haat) 26,29, 32 ihe (hun) 26, 29, 32, 86 the (uw) 26, 29, 32, 86 Imperativ 20 in 22, 23,30, 41 interessieren 23,24 ied: (ieder) 26,32 jen- (die) 26,32 kein- (geen) 26, 32, 86 kommen 515,24, 92 Komparativ 4 kénnen 67219 osten 23,24, 86 laufen 6,13, 17,86 legen 86 liidend voormerp (HEM) 10, 22, 23, 24, 86 ‘manch- (Sommige) 26, 32, 86 meewerkend voorwerp (AAN / VOOR HEN) 22,23, 24,86 ‘mein: (iin) 26, 29, 32, 86 ‘mir/ mich ~ dir [dich 10 mit 22,23, 26 29, 86 mégen 6.719 ‘miissen 6.8.19 nach 22, 23,24, 29, 41,86 rneben 22,23,30 nicht nur... sondern auch 53, 62 Nominativ 2 ur 52 ob 52 oder 53 ohne 23, 24,29 ‘onderwerp (HI) 22,24, 25 passen 22,23, 26, 86 Positiv 4“ sein 5, 16, 17,18, 21, 22, 24, 25, 89 sein Gin) 26, 29, 32. 86

You might also like