Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 43

Culturele waardering en beschrijving van betekenis van het huis

Herengracht 605/ Museum Willet-Holthuysen

Tot stand gekomen in samenwerking met het Instituut Collectie Nederland


Museum Willet-Holthuysen. Amsterdam, juli 2010.

0
Inhoudsopgave

1. Inleiding…..…………………………………………………………………….….…..2

2. Culturele waardering van het huis Herengracht 605...……….…………………….…..5

3. Aanbevelingen naar aanleiding van de culturele waardering ………………………...11

Bijlage 1 Beschrijving van betekenis op kamerniveau………………………………….17

1 Ontvangstkamer…………………………………………………….....17
2 Keuken………………………………………………………………...18
3 Eetkamer………………………………………………………………20
4 Voor- en achterzaal……………………………………………………22
5 Tuinkamer ………………………………………...…………………..26
6 Blauwe kamer…………………………………………………………27
7 Trappenhuis…………………………………………………………...29
8 Dienkamer……………………………………………………………..31
9 Slaapkamer……………………………………………………………32
10 ‘Antique kamertje’…………………………………………………….35
11 Tentoonstellingsruimte 1.6……………………………………………36
12 Dienstvertrek op tweede etage…………………………….………. 37
13 Zolder & vliering……………………………………………………...38
14 Tuin……………………………………………………………………39

1
1. Inleiding

Het Amsterdams Historisch Museum (AHM) besteedt de komende jaren aandacht aan twee
bijzondere jubilea. Eén met betrekking tot de zeventiende-eeuwse stadsaanleg en de andere tot
het uit die tijd daterende huis Herengracht 605, bekend als Museum Willet-Holthuysen
(MWH). In 2013 zal het vierhonderd jaar geleden zijn dat de vroedschap besloot tot de aanleg
van de grachtengordel, de grootste stadsuitbreiding in zeventiende-eeuws Europa. Inmiddels
prijkt deze uitleg met zijn karakteristieke, waaiervormig gegraven Heren-, Keizers- en
Prinsengracht op de werelderfgoedlijst van de Unesco. Nu al bezoeken jaarlijks bijna vijf
miljoen toeristen uit alle windstreken het historische stadshart van Amsterdam. Dat aantal zal
door de nieuwe status en het jubeljaar verder toenemen.1
Van al deze bezoekers neemt een relatief klein deel een kijkje achter de voordeur van
één van de vele duizenden woonhuizen die langs al deze grachten staan. Dit is minder
verwonderlijk dan het lijkt, want de mogelijkheid daartoe is beperkt: slechts enkele huizen
zijn publiek toegankelijk. Een ervan is het door het AHM beheerde MWH, dat in 2016 zijn
honderdtwintigjarig bestaan als woonhuismuseum zal vieren.2 Hoe fraai het huis nog steeds
is, het valt niet te ontkennen dat de twintigste-eeuwse museumgeschiedenis een wissel heeft
getrokken op gebouw, interieur en verzameling. Dit is zichtbaar in het huidige tweeslachtige
beeld dat naar buiten toe wordt gecommuniceerd. Reden voor het AHM om in samenwerking
met het Instituut Collectie Nederland (ICN) criteria te ontwikkelen voor toekomstig beleid om
de bestaande situatie te verbeteren.

Het dubbelpand Herengracht 605, gelegen tussen de Utrechtsestraat en de Amstel, vormt


onderdeel van de uitbreiding van de grachtengordel van 1660 en later.3 In 1682 was het huis
voor bewoning gereed. Omstreeks 1740 vond een grote verbouwing plaats in opdracht van de
toenmalige eigenaar Willem Gideon Deutz. Zo’n zestig jaar later werd het pand opnieuw
verbouwd. In 1855 kwam het door koop in handen van de schatrijke steenkolenhandelaar
Pieter Gerard Holthuysen. Na zijn dood in 1858 werd zijn dochter Louisa eigenaar. Zij huwde

1
In 2013 zal in het Amsterdams Historisch Museum een tentoonstelling aan dit onderwerp zijn gewijd.
2
Niettemin trekt MWH jaarlijks het respectabele aantal van ongeveer 50.000 bezoekers. Daarnaast geeft ook
Museum Van Loon, Keizersgracht 672, een goede indruk van een bewoond grachtenhuis. Binnenkort zal een
nieuw museum, genaamd Het Grachtenhuis - een particulier initiatief waarover momenteel nog weinig bekend is
-, aan de Herengracht zijn deuren openen.
3
Over de grachtengordel is veel gepubliceerd, ik noem hier slechts J.E. Abrahamse, De grote uitleg van
Amsterdam, Bussum 2010. Zie over de zogeheten Gouden Bocht, het voornaamste deel van de Herengracht,
diverse bijdragen in M. den Leeuw en M. Pruijs (red. en samenst.), De Gouden Bocht van Amsterdam,
Amsterdam 2007.

2
in 1861 met de Amsterdamse kunstverzamelaar Abraham Willet, waarna het echtpaar het huis
liet renoveren en nieuw inrichten.
Het resultaat was een zorgvuldig samengesteld interieur in een rijke neo Lodewijk
XVI-stijl dat de gehele bel-etage omvatte, evenals de slaapkamer op de eerste verdieping. Bij
de inrichting van de vertrekken werd niet op geld gekeken. ‘Het geheel was van een vorstelijk
allure, maar dan op burgerlijke schaal.’4 Bij het overlijden van Louisa Willet-Holthuysen in
1895 liet zij het huis en de kunstverzameling van haar eerder overleden echtgenoot na aan de
stad Amsterdam. Een jaar later werd MWH volgens haar laatste wilsbeschikking geopend
voor bezoekers.5

MWH valt tegenwoordig onder het beheer van het AHM en biedt aan de hand van historische
binnenruimten en enkele later geïnstalleerde stijlkamers een beeld van het leven aan de gracht
in verschillende eeuwen. Ondanks eerdere pogingen om de negentiende eeuw uit het pand te
elimineren ligt de nadruk nog steeds op dit tijdperk, toen het kunstzinnige echtpaar Willet-
Holthuysen hier woonde. Hoewel het testament van de weduwe Willet bepaalde dat het
woonhuis behouden diende te blijven in de staat waarin zij het had nagelaten, is reeds vanaf
het begin van de musealisering van deze strikte wens afgeweken. Alleen de vertrekken die
volgens de toen geldende normen voor openstelling in aanmerking kwamen behielden
grotendeels het uiterlijk dat ze ten tijde van de laatste bewoners hadden.6 Andere kamers
kregen een gewijzigd interieur of zelfs een volledig andere bestemming.7
Het karakter van het grachtenhuis is hierdoor in de afgelopen honderd jaar in hoge
mate bepaald door de museale functie van het gebouw. Dat heeft ertoe geleid dat de huidige
museumbezoeker een combinatie ziet van achttiende en negentiende-eeuwse interieurs, voor
een deel nagelaten door de laatste bewoners en voor een ander deel afkomstig uit overige
gemeentelijke collecties. Dit onovertuigende beeld is aan een grondige revisie toe, waarvoor

4
Meubels, tapijten, wandbespanningen en bronswerken werden geleverd door toonaangevende Parijse firma’s
als Quignon, Braquenié en Barbédienne, zie G. Reichwein en H. Vreeken, ‘Wonen aan de gracht. Honderd jaar
Museum Willet-Holthuysen’, Jaarboek Amstelodamum 93 (2001), 177.
5
Over de geschiedenis van het museum, zie H. Vreeken, ‘Bij wijze van museum’. Oorsprong, geschiedenis en
toekomst van Museum Willet-Holthuysen 1853-2010, Amsterdam 2010 (Proefschrift Universiteit van
Amsterdam).
6
De mening dat privé-ruimten van de bewoners, kamers van het personeel en dienvertrekken als keukens geen
museaal belang zouden vertegenwoordigen was algemeen. Bezoekers zullen er waarschijnlijk ook zo over
hebben gedacht. Een museale interesse voor een upstairs-downstairs beleving van een huis lag nog in een ver
verschiet.
7
De negentiende-eeuwse interieurs op de bel-etage werden in de loop van de twintigste eeuw eerst
‘vereenvoudigd’ en later vervangen door inrichtingen die vroegere stijlperiodes moesten representeren. De eerste
etage en de verschillende zolderverdiepingen waren van 1929-1962 niet of nauwelijks in gebruik bij het
museum. Daar zwaaide een inwonende instelling de scepter, te weten het Kunsthistorisch Instituut van de
Universiteit van Amsterdam.

3
een beroep is gedaan op de expertise van het ICN, dat zich al eerder met de culturele
waardering van historische interieurs heeft beziggehouden.8 Aan de hand van de door hen
uitgegeven Richtlijn voor de waardering van historische interieurs is de thans voor u liggende
culturele waardering van MWH opgesteld.
De nota is het resultaat van de uitkomst van de bevindingen van een ‘museumbrede’
werkgroep, die zich in vier bijeenkomsten met verschillende aspecten van MWH heeft
beziggehouden.9 Alle gelederen van de organisatie waren in het overleg vertegenwoordigd, van
directie tot de afdelingen presentatie, educatie en marketing & communicatie. Dit proces is voor
het museum van groot belang geweest. Door de gezamenlijke aanpak zijn de verschillende
afdelingen - meer dan voorheen - eensgezind over de richting die de komende tijd moet worden
ingeslagen. De culturele waardering van het huis en de beschrijving van betekenis op
kamerniveau, vormen hiervoor het basisdocument, waarop voortaan kan worden teruggegrepen.
Het proces werd op voorhand gestimuleerd door een aantal doelstellingen. Deze zijn mede
ingegeven door de hernieuwde belangstelling voor de negentiende eeuw in het algemeen en voor
het verzamelaarsechtpaar Willet-Holthuysen in het bijzonder.10 Om deze accentverschuiving op
beleidsniveau te laten doorklinken is tijdens de eerste bijeenkomst een (voorlopige) missie
geformuleerd, die luidt Beleef hoe het was om op stand te wonen aan de Amsterdamse
Herengracht. Op bezoek bij het verzamelaarsechtpaar Willet-Holthuysen. Het belang van de
culturele waardering is voornamelijk gericht op hoe de diverse vertrekken zich in hun huidige
staat tot de missie verhouden. Nu het proces van beschrijven is afgerond, is het van belang de
beschrijving van betekenis om te zetten in beleid. Het spanningsveld tussen de huidige situatie
enerzijds en de wenselijke verschijningsvorm anderzijds kan het uiteindelijke resultaat alleen
maar ten goede komen.

Emma van Oudheusden, Bert Vreeken

8
Het ICN was eerder betrokken bij soortgelijke exercities in kasteel Duivenvoorde bij Voorschoten en Museum
Amstelkring/ Ons Lieve Heer op Solder in Amsterdam.
9
De werkgroep bestond uit de volgende leden (allen medewerkers AHM): Annegreet van Arkel (projectleider),
Jaap Boonstra (restaurator), Judith van Gent (coördinator documentatie), Anneke van de Kieft (educator), Nel
Klaversma (conservator oude boeken), Emma van Oudheusden (stagiair erfgoedstudies), Gusta Reichwein
(hoofd collectie), Paul Spies (directeur), Björn Stenvers (hoofd marketing & communicatie), Bert Vreeken
(conservator) en Kees Zandvliet (hoofd presentatie). Coert Krabbe (bureau Monumenten en Archeologie)
fungeerde als buitenlid. De bijeenkomsten werden voorbereid door een kleiner team, bestaande uit Van Arkel,
Van de Kieft, Van Oudheusden, Reichwein en Vreeken. Namens het ICN zaten Stephen Hartog en Tessa Luger
de plenaire bijeenkomsten voor, zij vormden tevens een klankbord voor het kleine team.
10
Deze kwam voor het eerst tot uiting in 1988 toen met een tentoonstelling en een publicatie het honderdste
sterfjaar van Abraham Willet werd herdacht, zie verschillende bijdragen in het tijdschrift Antiek 23 (1988/89) 4.
Daarnaast is het opstellen van de Beschrijving van Betekenis ingegeven door de praktische noodzaak om tot
restauratie en actieve conservering over te gaan, aangezien een aantal vertrekken in slechte conditie verkeert.

4
2. Culturele waardering van het huis Herengracht 605

Ensemble
Het huis Herengracht 605 kan worden gekarakteriseerd als een ensemble door samenstelling,
dat in eerste instantie wordt bepaald door de oorspronkelijke woonhuisfunctie. Een
zwaartepunt van het ensemble wordt gevormd door de rijke uitmonstering van vrijwel de
gehele bel-etage in neo Lodewijk XVI-stijl. Deze inrichting is omstreeks 1865 door het
echtpaar Willet-Holthuysen tot stand gebracht. Daarnaast is de samenhang met betrekking tot
de kunstverzameling en bibliotheek van de Willets van belang. Het overgrote deel van
meubels, schilderijen, boeken en overige objecten in de collectie is namelijk van hen
afkomstig. De negentiende-eeuwse bewoningsgeschiedenis neemt zodoende in de museale
opstelling een overwegende plaats in.
In tweede instantie wordt genoemd ensemble gevormd door enerzijds ingrepen uit de
achttiende eeuw en anderzijds door twintigste-eeuwse museale veranderingen. Dit verklaart
de gelaagde staat van de historische binnenruimten en later geïnstalleerde stijlkamers die het
huidige museum kenmerkt. Al deze tijdperken drukken hun stempel op de verschijningsvorm
van het geheel, zoals het zich vandaag de dag vertoont.
Voor de ensemblewaarde met betrekking tot de omgeving is het van belang dat het
huis, de tuin en het perceel waarop het koetshuis heeft gestaan, nog een eenheid vormen.
Daarnaast maakt de façade deel uit van de nog goeddeels in zijn oorspronkelijke staat
bewaard gebleven gevelwand van dit laatste stuk van de Herengracht, bij de Amstel.

Kernelementen
Het belangrijkste kernelement van het huis wordt gevormd door het ensemble van de
negentiende-eeuwse voor- en achterzaal op de bel-etage. Deze twee ruimtes kunnen worden
gezien als het hart van het huis. Deze waardering is voornamelijk gelegen in het
kunsthistorische belang ervan en in de associatie die ze oproepen met het echtpaar Willet-
Holthuysen. De ruimtes vormen een getuigenis van de bewoning ten tijde van de Willets en
dragen zo bij aan het begrip en de beleving van het wonen op stand in de tweede helft van de
negentiende eeuw. Dit zijn waarden die ook in de missie van het museum naar voren komen.
De associatie met de periode waarin het huis door het verzamelaarsechtpaar werd bewoond
krijgt een extra dimensie doordat de kamers door hen op een naar Nederlandse maatstaven
onbekrompen wijze zijn ingericht. Het interieurontwerp van beide vertrekken was al in de tijd
van de Willets voor Amsterdam uniek en geldt tegenwoordig als één van de weinige

5
voorbeelden in Nederland van een kostbare in Parijs bestelde inrichting in neo Lodewijk XVI-
stijl. De uniciteit wordt bevestigd door het voorkomen van de achterzaal in elk recent
standaardwerk over negentiende-eeuwse interieurs. De oorspronkelijke uitmonstering is
bovendien een belangrijke bron voor wetenschappelijke studie van interieurs uit die tijd.11
Ook het trappenhuis is een kernelement. Het is de enige ruimte in het huis dat sinds
zijn ontstaan omstreeks 1740 niet wezenlijk van uiterlijk is veranderd en verwijst zodoende
naar de periode van vóór de bewoning door het verzamelaarsechtpaar.12 Bovendien is dit het
enige vertrek van het museum dat nog functioneert zoals het ten tijde van zijn ontstaan
bedoeld was, aangezien bezoekers nu nog steeds de trap gebruiken om zich van de ene naar de
andere verdieping te verplaatsen.

Vergelijkingsniveau
MWH is in de eerste plaats een woonhuismuseum (1896).13 Van dit type museum zijn in
Amsterdam enkele andere voorbeelden aan te wijzen, namelijk Museum Amstelkring/Ons
Lieve Heer op Solder (1888), Museum Het Rembrandthuis (1907), het Anne Frankhuis
(1960), Museum Van Loon (1973) en het Geelvinck-Hinlopen Huis (ca 1990). MWH laat zich
vooral goed vergelijken met Van Loon. Dat museum - gelegen aan de Keizersgracht 572 - is
evenals het woonhuis van de Willets in de negentiende eeuw relatief kort door de
naamgevende familie bewoond geweest. Werd huize Willet al in 1895 gemusealiseerd, met
Van Loon zou dat pas in de jaren zeventig van de twintigste eeuw gebeuren. Bij deze
transformatie heeft de negentiende-eeuwse uitmonstering van het huis goeddeels moeten
plaatsmaken voor een reconstructie in achttiende-eeuwse stijl. Waar bij MWH de laatste
decennia weer groeiende aandacht is voor de negentiende-eeuwse bewoningsgeschiedenis, is
dat bij Van Loon minder het geval.14 Het huis wordt daar in de museale opstelling
gepresenteerd als een familiehuis, waar aan de hand van diverse stijlkamers de familie in de
geschiedenis wordt verankerd.

11
Zie ondermeer C.W. Fock (red.), Het Nederlandse interieur in beeld 1600-1900, Zwolle 2001. H. Smit,
‘Museum Willet-Holthuysen Amsterdam’, in: Van Burkom /Gaillard/Koldeweij 2001, 182-183. H. Smit, ‘Franse
verfijning in de tweede gouden eeuw: Tapisserie in Nederlandse interieurs, ca. 1860-1900’, in: Het Nederlandse
Binnenhuis gaat zich te buiten, Leiden 2007 (Leids Kunsthistorisch Jaarboek, 14), 243-262
12
Evenmin als de zolders, die echter geen onderdeel uitmaken van de museale routing.
13
Over woonhuis- en verzamelaarsmusea, zie: C.G. Bogaard en M. van Vlierden, Huismusea in Nederland.
Kasteel-museum Sypesteyn en het ontstaan van verzamelaarshuizen in Nederland (ca. 1870-1930), Loosdrecht
(Kasteel-museum Sypesteyn)/Zwolle 2007.
14
Wel werd in 2003 een tentoonstelling aan het verdwenen negentiende-eeuwse aspect van het museum gewijd.
Zie: M. Blaasse, H. Couwenberg, Ch. van Emstede, T. Grever en J. den Hengst. ‘Een huis van toen. A house in
time.’ Uitgave in het kader van de jubileumtentoonstelling. Amsterdam 2003.

6
Een speciaal type woonhuismuseum is het verzamelaarshuis, waarvan er in Nederland
verschillende zijn, zoals Museum Simon van Gijn in Dordrecht (1922), Museum Bisdom van
Vliet in Haastrecht (1924), Museum Tétar van Elven (1927) en Museum Lambert van
Meerten (1907), beide in Delft, Kasteel-Museum Sypesteyn (1930) in Loosdrecht en Museum
Mesdag (1903) en Museum Bredius (1990) beide in Den Haag Van deze laatstgenoemde
groep musea is MWH het vroegste, nog bestaande, voorbeeld en het enige in Amsterdam.
Bijzonder is in dit verband dat een substantieel deel van de verzameling kunstvoorwerpen en
de complete bibliotheek in het huis bewaard zijn gebleven.

Beschrijving van betekenis


Gezien de missie van het museum zijn de vertrekken die een directe aanleiding bieden tot
associatie met het verzamelaarsechtpaar Willet-Holthuysen van groot belang. Zij
vertegenwoordigen een hoge historische waarde. Een gemiddelde historische waarde kan
worden toegedicht aan diverse historische binnenruimtes en stijlkamers die bijdragen aan het
begrip van het wonen in een voornaam Amsterdams grachtenhuis door de eeuwen heen. De
gelaagde staat waarin diverse vertrekken verkeren getuigen tenslotte van de verstrekkende
museale ingrepen uit de twintigste eeuw. Dit maakt de historische waarde ook in
museologisch-historisch opzicht interessant, wat zich echter niet verhoudt tot de missie.
De artistieke waarde in MWH is gemiddeld tot hoog. Dit komt vooral door de hoge
artistieke kwaliteit van de uitmonstering op de bel-etage. Zo werd het interieurtextiel van de
voor- en achterzaal besteld bij de toonaangevende Parijse firma Braquenié. De verguld
bronzen lichtkroon en het dito pendulestel zijn bij de eveneens in de Franse hoofdstad
gevestigde firma Barbédienne aangeschaft. Hiermee liep het echtpaar Willet voorop in
Amsterdam, enkele jaren later gevolgd door de familie Van Loon (de eetkamer in
Herengracht 502, de huidige ambtswoning van de burgemeester). Ook de uitvoering van het
trappenhuis uit ca 1740 getuigt van een hoge artistieke waarde, wat te zien is in de verguld
smeedijzeren balustrade van de trap en de notenhouten leuning. Indrukwekkend is de
monumentale marmeren beplating van de wanden, evenals de marmeren beeldengroep, het
Oordeel van Paris voorstellend, die ter hoogte van de eerste etage in nissen is geplaatst. De
hoge artistieke waarde in het huis is dus voornamelijk in het decoratieve en het
kunsthistorische aspect gelegen.
De gemiddelde artistieke waarde heeft betrekking op vertrekken die elementen
bevatten die in kunsthistorisch opzicht relatief hoge waarden vertegenwoordigen, maar in het
geheel minder overtuigen dan de twee eerder genoemde kernruimtes. Voorbeelden zijn de

7
blauwe kamer met een plafondschildering van Jacob de Wit, de eetkamer en de tuinkamer op
de bel-etage, evenals het ‘antique’ kamertje op de eerste verdieping. Met uitzondering van de
blauwe kamer (een in 1980 ingebouwde stijlkamer met van elders afkomstige
bouwfragmenten), zijn de hier genoemde kamers uit de tijd van het echtpaar Willet-
Holthuysen van belang omdat zij het negentiende-eeuwse beeld van de voor- en achterzaal
mede ondersteunen.
In MWH is de sociale waarde laag of zelfs geheel afwezig in die zin dat er in het huis
geen ruimtes zijn die een actuele functie of rol vervullen voor een bepaalde gemeenschap of
groep.15 Evenmin zijn aan het interieur actuele maatschappelijke ideeën, gewoontes, tradities
of gebruiken verbonden. Wel zijn plannen in de maak om het huis weer een actieve rol te
laten spelen met betrekking tot hedendaagse verzamelaars. De ontvangstkamer van Willet
(thans blauwe kamer) zal hierin een centrale rol gaan vervullen.
Het huis heeft een hoge onderzoekswaarde. Juist vanwege de gelaagde staat van de
diverse historische binnenruimten en stijlkamers valt nog veel onderzoek te doen naar
herkomst, samenstelling, betekenis en functie van de vertrekken. De hoge onderzoekswaarde
richt zich daarmee niet slechts op bouwhistorisch onderzoek, maar is ook van toepassing op
kunst- en cultuurhistorische aspecten, zoals bewoningsgeschiedenis en wooncultuur. Meer
inzicht in en kennis van deze terreinen kan leiden tot een beter begrip van de
bewoningsgeschiedenis van Herengracht 605 en hoe het was om te leven op stand in vroeger
eeuwen, in het bijzonder in de negentiende eeuw. Dit zijn elementen die de kwaliteit van de
museale presentatie van MWH in blijvende zin kunnen verbeteren.

Met betrekking tot de toestand wordt hier onderscheid gemaakt tussen de historische
binnenruimten die deel uitmaken van het huis en de later ingebouwde stijlkamers
(bijvoorbeeld keuken, blauwe kamer en slaapkamer). De toestand van de, voornamelijk
negentiende-eeuwse, historische binnenruimten is matig tot slecht. Hoewel een aantal van
deze vertrekken hoge historische en artistieke waarden representeert, vertonen ze - met
uitzondering van het trappenhuis - ernstige slijtagesporen, veroorzaakt door licht, stof en
(museaal) gebruik. De staat waarin de voorkamer op de bel-etage verkeert is verreweg het
slechtst, wat afbreuk doet aan de historische samenhang met de achtergelegen zaal.

15
Met uitzondering van de Backer Stichting, een particuliere familiestichting die zijn kunstbezit in de tweede
helft van de twintigste eeuw in bruikleen heeft gegeven aan de gemeente Amsterdam, ter plaatsing in het AHM
en MWH. Over de Backer Stichting, zie O. Bolhuis-Deketh, ‘De collectie van de Backer Stichting’, Bulletin
Backer Stichting 2005, 3-7 en F.M. Diercks, Schakels in een keten. De portretten en objecten van de Backer
stichting in een cultuurhistorisch kader, 2 dln, Amsterdam 2008 (Research master scriptie kunstgeschiedenis en
archeologie, Rijksuniversiteit Groningen).

8
Desondanks bezit laatstgenoemde zaal een hoge mate van materiële authenticiteit. Het
tuinkamertje op dezelfde verdieping aan het eind van de gang is eveneens aan reconstructief
onderhoud toe, evenals – hoewel in mindere mate - het hier recht boven gelegen ‘antique
kamertje’, ook wel verzamelaarskamertje genoemd. De conditie van de op de bel-etage
gesitueerde eetkamer is redelijk, maar kan op onderdelen worden verbeterd.
In de vertrekken waar stijlkamers zijn ingebouwd heeft de toestand een drukkend
effect op de historische- en onderzoekswaarden omdat de negentiende-eeuwse situatie daar
niet of nauwelijks meer te herkennen is. Dit geldt met name voor de keuken in het souterrain.
Van dat vertrek is, mede door het gebrek aan bronnenmateriaal, niet te reconstrueren hoe de
situatie was ten tijde van de bewoning door het echtpaar Willet-Holthuysen. De reconstructies
van de blauwe kamer op de bel-etage en de slaapkamer (ingericht in de voormalige
studeerkamer van Abraham Willet) op de eerste etage verkeren in goede staat, maar naar het
materiële aspect van de inrichting van de Willets blijft het raden. Van de overige vertrekken
in het souterrain, de voormalige privé-vertrekken van het echtpaar op de eerste etage en op
zolder, is de historische situatie door diverse twintigste-eeuwse ingrepen grotendeels verloren
gegaan.
De herkomstwaarde van de diverse vertrekken in het huis is hoog. In een recent
verschenen proefschrift is de laatste stand van wetenschap met betrekking tot de uitvoering en
inrichting van een aanzienlijk deel van de museale vertrekken vastgelegd, evenals de collectie
en de laatste bewoners van het huis.16 De dissertatie maakt tevens duidelijk op welke gebieden
zich nog kennislacunes bevinden. Met betrekking tot de negentiende-eeuwse situatie heeft dit
in het licht van de missie en doelstellingen van het museum een positief effect op de
onderzoekswaarden.
MWH is een voor Amsterdam zeldzaam verzamelaarshuis. Hoewel het huismuseum of
verzamelaarshuis als een combinatie van historische binnenruimten en stijlkamers niet uniek
is in Nederland - en dus ook niet in Amsterdam -, bevat het huis in historisch en artistiek
opzicht veel elementen met een hoge waarde. Het al eerder genoemde feit dat de feestzaal van
de Willets in vrijwel elk overzichtswerk van negentiende-eeuwse interieurkunst voorkomt
getuigt hiervan. Samen met Museum Van Loon is MWH het enige tot museum
getransformeerde huis, waar het wonen op stand aan een voorname Amsterdamse gracht kan
worden verduidelijkt. Daarnaast is laatstgenoemd museum dé plek waar het verhaal van het
verzamelaarsechtpaar Willet-Holthuysen verteld kan worden, wat het museum uniek maakt.

16
Zie: H. Vreeken. ‘Bij wijze van museum.’ Oorsprong, geschiedenis en toekomst van Museum Willet-
Holthuysen, 1853- 2010. Amsterdam 2010.

9
De beleving in het huis is hoog. Hoewel MWH een combinatie van stijlen en interpretaties uit
diverse perioden toont, heeft het ensemble de kracht om bezoekers te overtuigen. Het huis
Herengracht 605 is een van de weinige plekken in de Amsterdamse grachtengordel waar de
bezoeker de mogelijkheid krijgt een statig dubbelpand te betreden en zich een voorstelling te
maken van hoe het was om te ‘leven in toen’.17 De matige tot slechte toestand waarin een
aantal vertrekken verkeert doet echter afbreuk aan de beleving. Daarnaast is de indruk die
mensen mee naar huis nemen van het wonen aan de gracht eerder een collage van allerlei
stijlen dan een eenduidig historisch beeld.18 Het is voor MWH daarom van belang om de
kwaliteit van de beleving in de toekomst te verbeteren en dit te zoeken – waar zinvol en
mogelijk - in de reconstructie van de situatie zoals deze was ten tijde van de laatste bewoners,
het echtpaar Willet-Holthuysen.

17
De term is ontleend aan de gelijknamige titel van een in 2001 in Amsterdam gehouden symposium en een bij
deze gelegenheid verschenen boek, zie: F. van Burkom, K. Gaillard, E. Koldeweij e.a. (red.), Leven in toen. Vier
eeuwen Nederlands interieur in beeld, Amsterdam/Zwolle 2001.
18
Voor meer informatie over de authenticiteitsbeleving van bezoekers in huismusea, zie: E. van Oudheusden,
‘Dit museum staat als een huis!’ Een onderzoek naar de authenticiteitsbeleving van bezoekers in drie
Amsterdamse huismusea. Bachelorscriptie Erfgoedstudies Universiteit van Amsterdam. Amsterdam 2009.

10
3. Aanbevelingen n.a.v. de Beschrijving van Betekenis.

Inleiding
Wie in 2010 in Herengracht 605 de trap oploopt ziet overal nieuw gemaakte Deventer lopers.
Eén stap op deze hoogpolige wereld en de bezoeker waant zich terug in de tijd. Voor de
optimale historische beleving van het voorname grachtenpand is een dergelijk gevoel van luxe
essentieel. Dat gevoel was in de gangen en het trappenhuis van Museum Willet-Holthuysen
mét de negentiende-eeuwse textiele uitmonstering in de loop der jaren geheel verloren
gegaan. Latere museumlopers op trap en bovengang werden bewust in neutrale kleuren
besteld zodat ze niet zouden afleiden. De marmeren gang beneden vond men zónder loper
zelfs mooier en bovendien was het goedkoper.
Van de gedessineerde wollen lopers ten tijde van de bewoning door de Willets is
alleen het exemplaar uit de gang op de bel-etage - tot op de draad versleten - in het depot
bewaard gebleven. Toen deze in 2008 tijdelijk op zijn oorspronkelijke plaats werd uitgerold
om het effect ervan te beoordelen, bleek eens te meer het belang van een textiele aankleding
van de gang. Op basis van het oude museumexemplaar zijn in 2009/10 in Portugal
handgeknoopte replica’s voor de gangen en trappen vervaardigd. De lopers vormen nu een
esthetische en visuele schakel, een verbinding tussen zowel de verdiepingen als de
verschillende vertrekken onderling.

De reconstructie van de lopers vormt een eerste aanzet tot het bereiken van het na te streven,
overwegend negentiende-eeuwse aspect van het interieur. Want dít is de verschijningsvorm
die we willen herstellen. En niet alleen in de gangen en op de trap, maar ook in grote delen
van het huis. De eerste resultaten kunnen in 2013 (het jaar van de grachtengordel) en 2016
(het 120-jarig bestaan van MWH) voor museumbezoekers zichtbaar zijn. Dit streven is zeer
ambitieus. Want wie zich in 2010 een beeld probeert te vormen van de grandeur die huize
Willet in de tweede helft van de negentiende eeuw uitstraalde heeft flink wat fantasie nodig.
Toch is het niet in alle vertrekken een onmogelijke opgave om het gefantaseerde beeld met de
oorspronkelijke situatie in overeenstemming te brengen. Van de kamers op de bel-etage zijn
veel, zo niet alle inrichtingselementen uit de tijd van het echtpaar Willet-Holthuysen nog
aanwezig (ter plekke of in het depot), of aan de hand van oorspronkelijke voorbeelden te
reconstrueren. In dit opzicht staat niets een verbetering van de periode Willet (en in één geval
zelfs een terugkeer naar dit tijdperk) in de weg. Hiermee is sinds de renovatie van het
museum in 1996 in voorbereidende zin een begin gemaakt, nu is het zaak om herstel en

11
reconstructie op basis van verricht onderzoek en de in dit document vervatte aanbevelingen
gefaseerd ten uitvoer te brengen.19
Minder makkelijk is een en ander met betrekking tot de uitmonstering van de
voormalige privé-vertrekken van het echtpaar op de eerste verdieping, met uitzondering van
het kleine kamertje aan het einde van de gang. In een aantal van deze ruimten was het grootste
deel van de twintigste eeuw de gecombineerde bibliotheek van het museum en die van het
Kunsthistorisch Instituut ondergebracht. Na 1962 kwamen deze kamers beschikbaar voor
tentoonstellingsdoeleinden en als zodanig functioneren ze nog steeds. Dit heeft vèrgaande
gevolgen voor de staat van de historische binnenruimten. Ook in het souterrain ligt een
terugkeer naar de periode Willet niet voor de hand aangezien niet bekend is hoe de keuken er
in negentiende eeuw heeft uitgezien.

MWH is - het is al eerder gezegd - een fraai woonhuismuseum, maar het huidige beeld is
nogal verstoord geraakt door ingrepen en transformaties. Het resultaat is een diversiteit aan
gelaagde historische binnenruimten en stijlkamers die alle in meer of mindere mate
aanpassingen vereisen, wil het huis sporen met de missie. Hiervoor moeten de kamers elk op
eigen wijze worden aangepakt. De aanbevelingen die nu volgen zijn gerubriceerd onder drie
thema’s die hierop inspelen: ‘Terug naar de erflaters. Versterking van de bestaande
historische binnenruimten.’, ‘Omgaan met een museaal verleden. Het ontstoren van MWH’ en
‘Completering van MWH. Reconstructie van een negentiende-eeuws huis’. De aanbevelingen
vormen geen gedetailleerde restauratievisie, maar een handreiking voor een plan van aanpak
op korte termijn. Deze richting zal het – zij het stap voor stap – op moeten, om het voormalige
woonhuis van het verzamelaarsechtpaar Willet-Holthuysen in de nabije toekomst weer in
volle glorie te kunnen ervaren.

19
Voor enkele voorbeelden van dit onderzoek, zie: Vreeken (2010), 299 noot 43, 44, 45.

12
1. Terug naar de erflaters. Versterking van de bestaande historische binnenruimten.

Visite ontvangen was een typisch negentiende-eeuws ritueel in de grachtengordel, waar veel
smakelijke anekdotes over bestaan. In huize Willet ontving men meestal in de voorkamer links,
ook wel de grote theesalon genoemd. Overdag was de dubbele deur naar de achterzaal gesloten,
maar bij feestelijke gelegenheden ’s avonds stond deze open en vormden beide vertrekken een
functionele en stilistische eenheid. Op dergelijke momenten fungeerde de voorzaal als
antichambre.
Naar het imponerende karakter dat de kamer in die tijd moet hebben gehad is het nu
gissen. Toen in de jaren dertig van de twintigste eeuw de eerste tentoonstellingen in Willet
werden georganiseerd was het deze negentiende-eeuwse salon die er als eerste aan moest
geloven. Stukje bij beetje werd de kamer ‘vereenvoudigd’, wat gelijkstond aan ontmantelen (iets
dat overigens voor het hele huis gold). Later werd hij wat bleekjes ingericht als een stijlkamer uit
ongeveer 1800, wat tot de renovatie van het museum in 1996 zo bleef. Bij deze gelegenheid werd
achter neutrale witte wanden het zilvergrijs/paarse veloutébehang uit de tijd van de Willets
blootgelegd, waarmee zicht werd verkregen op het vroegere aspect van de zaal. Ruim tien jaar
later, in 2008 werd bij een tijdelijke mock up inrichting met nog aanwezige interieuronderdelen
duidelijk welke grandeur het vertrek vroeger heeft uitgestraald. De conditie van de achterzaal is
veel beter maar zijn uitstraling is verbleekt. Hoewel het vertrek een hoge mate van materiële
authenticiteit bezit levert de matige toestand van diverse interieuronderdelen een verstoord beeld
op.
De voor- en achterzaal op de bel-etage vormen een uniek ensemble. Maar door de huidige
staat kunnen bezoekers de samenhang tussen de beide vertrekken en het ontwerp zoals bedoeld
door het verzamelaarsechtpaar niet optimaal beleven. Reconstructie van de voorzaal in de
negentiende-eeuwse staat, en restauratie van de achtergelegen zaal, zouden deze situatie
aanzienlijk verbeteren. Pas dan kunnen deze twee vertrekken weer het hart gaan vormen van het
museum en daarmee dè plek waar de missie van het museum wordt uitgedragen. De balzaal
wordt nu al beschouwd als één van de mooiste voorbeelden van de ‘style Louis XVI impératrice’
in Nederland. In combinatie met de voorzaal zal het ensemble links van de gang na restauratie
zijn weerga in Nederland niet kennen. De aanpak van het ensemble van voor- en achterzaal heeft
derhalve een hoge prioriteit.
Een goede tweede is het tuinkamertje aan het einde van de gang. Dit vertrek representeert
weliswaar de negentiende-eeuwse woonfunctie van kleine theesalon nog, maar overtuigt niet

13
geheel, door de gebrekkige staat waarin het momenteel verkeert. De kamer is nu overwegend
strak en wit, maar kan door restauratie en reconstructie veel van zijn kleurrijke negentiende-
eeuwse uiterlijk herwinnen. Enigszins gechargeerd gesteld: met een paar rollen interieurtextiel
kan het gewenste effect al worden bereikt.
Vervolgens de eetkamer waar de Willets hun gasten ontvingen en ook zelf dineerden. Het
vertrek bezit een relatief hoge mate van historische authenticiteit, die goeddeels het gevolg is van
een reconstructie uit de jaren zestig van de twintigste eeuw. Met een aantal kleine aanpassingen
kan de beleving van de ruimte worden versterkt nog beter het upstairs- downstairs verhaal
worden verteld.
Op de eerste verdieping is maar één kamer waarbij dezelfde uitgangspunten gelden als bij
de eerder genoemde kamers op de bel-etage. Bedoeld wordt het ‘antique’ kamertje dat ten tijde
van de Willets de functie van verzamelaarskamer heeft gehad. Door een paar bescheiden
ingrepen kan de kamer in zijn negentiende-eeuwse staat van Oud-Hollands kabinetje worden
gereconstrueerd.20

2. Omgaan met een museaal verleden. Het ontstoren van MWH.

De enige kamer op de bel-etage die zich minder gemakkelijk met de missie en doelstellingen van
het museum in overeenstemming laat brengen, is de blauwe kamer. In zijn huidige vorm raakt het
vertrek de kern van de paradox die in MWH speelt, namelijk hoe lastig het is om de negentiende-
eeuwse vorm te herstellen, daar waar de museale periode zijn sporen heeft nagelaten. Hier in de
vorm van een achttiende-eeuwse stijlkamer die in dit huis niet thuishoort. De ontmanteling van
de in 1980 geïnstalleerde stijlkamer en verwijdering van de plafondschildering van Jacob de Wit
betekent een rigoureuze ingreep. Voor de kamer bestaat een duidelijk alternatief in de vorm van
de reconstructie van de ontvangstkamer van Abraham Willet. Het complete ameublement dat hij
voor dat doel heeft besteld leidt nu een vergeten bestaan in het depot. Voordeel is dat met deze
reconstructie het verzamelaarsaspect in huize Willet kan worden versterkt. Dit wordt mede
gestimuleerd door plannen om hedendaagse verzamelaars actief bij het museum te betrekken
doormiddel van kunstbeschouwingen, waarin de ontvangstkamer een centrale rol speelt.
In tegenstelling tot de blauwe kamer bestaat voor de in 1961 geïnstalleerde stijlkeuken in
het souterrain geen eenduidig alternatief. In zijn huidige vorm voldoet het vertrek slechts ten dele
aan de missie en doelstellingen van het museum. Onbekend is hoe de keuken er ten tijde van de

20
Dit impliceert wel dat de objecten van de Backer Stichting die er nu staan, voor de nieuwe opzet moeten
wijken.

14
Willets heeft uitgezien. De achttiende-eeuwse sierkeuken die er voor in de plaats kwam, werd
kort na zijn oplevering al als historisch onovertuigend beschouwd. Hier zou een proces van
ontstoring uitkomst bieden. Door het aanbrengen van functioneel keukengerei zoals een fornuis
en pannenrekken zou het vertrek al sterk aan overtuigingskracht winnen.
Er is nog een probleemvertrek in huis, en dat is de huidige slaapkamer die voorheen de
functie had van studeerkamer van Abraham Willet. Evenals de blauwe kamer en de keuken vormt
deze kamer dus geen representatie van de negentiende-eeuwse functie. Met behulp van diverse
bronnen is het echter mogelijk om deze weer goeddeels te reconstrueren. Het in ere herstellen
impliceert de verdwijning van de huidige slaapkamer. Deze is voor de beleving van het huis
echter onmisbaar. Een reconstructie van het studeervertrek zou dan ook gecombineerd moeten
worden met het overbrengen van de slaapkamer naar de huidige tentoonstellingszaal 1.6, die tot
1895 altijd deze functie heeft gehad. (voor de reconstructie van de slaapkamer zie verder bij
niveau drie).

3. Reconstructie van de negentiende eeuw. Completering van het negentiende-eeuwse huis.

Een reconstructie van de slaapkamer op zijn oorspronkelijke plaats in de huidige


tentoonstellingszaal 1.6 zou een vèrgaande stap zijn in het herstel van de privé-vertrekken van de
Willets op de eerste etage. Voor hiertoe kan worden overgegaan is bouwkundig onderzoek
noodzakelijk en dient de moderne doorgang ongedaan te worden gemaakt. Hoewel het
slaapkamerameublement niet afkomstig is van het verzamelaarsechtpaar, verdient het
aanbeveling dit te gebruiken bij de herinrichting. Meubels van een dergelijke kwaliteit zijn
zeldzaam en de stijl ervan verwijst naar de negentiende-eeuwse bewoningsgeschiedenis.
Bovendien zouden de meubels in het oorspronkelijke slaapvertrek qua afmeting beter tot hun
recht komen.
Met betrekking tot de reconstructie van de aan de voorzijde van het huis gelegen zitkamer,
boudoir en kantoor van Louisa, zijn nauwelijks aanknopingspunten aanwezig. Daarom zijn hier
twee scenario’s denkbaar: een vrije reconstructie of het behoud van de tentoonstellingsfunctie.
De reconstructie sluit beter aan bij de missie en zou na onderzoek gerealiseerd kunnen worden
met behulp van meubels en andere objecten uit de gemeentelijke collectie. Een dergelijke aanpak
zou een positief effect hebben op de beleving en de bewoningsgeschiedenis. De tweede optie
mist de link naar de in de missie geformuleerde doelstellingen van het museum. Toch kan een
dergelijke opstelling van belang zijn, aangezien deze nader licht werpt op het echtpaar Willet-
Holthuysen en hun tijd.

15
Het streven naar een zo compleet mogelijk beeld van het huishouden van het echtpaar Willet-
Holthuysen houdt speciale aandacht in voor de dienkamer op de tussenverdieping en de zolders.
De dienkamer is nooit toegankelijk geweest voor publiek door zijn functie als museumdepot,
maar deze situatie gaat verandert binnenkort. Hoewel nader onderzoek naar de inrichting nodig
is, kan met minimale middelen een indruk worden gegeven van de oorspronkelijke functie van
het kamertje. Lastiger ligt dit met betrekking tot de dienstvertrekken op de tweede etage.
Ondanks het feit dat de historische indeling op deze etages door latere ingrepen grotendeels
verloren is gegaan, zijn er aanknopingspunten die als basis kunnen dienen voor een vrije
reconstructie. De toevoeging van dit deel van het huis aan de museale routing behoeft echter nog
veel onderzoek, maar is uit het oogpunt van een optimale upstairs- downstairs beleving
onmisbaar.

16
Bijlage 1. Beschrijving van betekenis op kamerniveau van Museum Willet-Holthuysen.

1. De ontvangstkamer

De ontvangstkamer is een laag maar relatief groot vertrek, gelegen in het souterrain aan de
tuinzijde, tegenover de keuken. De ruimte heeft ten tijde van de bewoning van het huis
waarschijnlijk altijd de functie van opslagruimte gehad. In de huidige museale opstelling
functioneert het vertrek als ontvangstkamer voor groepen. Aan weerszijde van de lange
wanden zijn vitrines geplaatst waarin delen van de museumcollectie worden getoond.
De historische waarde van het vertrek is laag in het licht van de missie en
doelstellingen van het museum. Dit komt voornamelijk doordat de ruimte geen aanleiding
biedt tot associatie met het verzamelaarsechtpaar Willet-Holthuysen, eerdere bewoners of
gebeurtenissen. De biografische waarde is hierdoor laag. Doordat er zich nog maar weinig
authentieke elementen bevinden vormt het vertrek nauwelijks een getuigenis van de
historische functie. Ook draagt het vertrek niet bij aan het begrip van het wonen in een
historisch grachtenpand in het algemeen. De ruimte bevat zodoende nauwelijks
herdenkingswaarden. Of het moet het feit zijn dat dergelijke grote woningen ook
opslagruimtes hadden, die soms zelfs aan derden werden verhuurd.
Gezien zijn oorspronkelijk functie is deze kamer altijd al sober ingericht geweest. En
van decoratie was in het geheel geen sprake. In de ontvangstkamer is bovendien geen
historische eenheid te bekennen of sprake van een samenhang tussen de ruimte en de
inrichting en afwerking. De ensemblewaarde is laag, omdat het verband tussen de inrichting
en historische functie verloren is gegaan. De artistieke waarde van het vertrek is ook laag. Het
interieur bevat immers geen onderdelen van kunsthistorische of architectuurhistorische
waarde. De sociale waarde van de ontvangstruimte is net als de historische en artistieke
waarde laag. Het interieur vervult geen actuele functie voor een bepaalde gemeenschap of
groep en daardoor zijn er geen ideeën, gewoonten of tradities aan het vertrek verbonden.21
De ontvangstkamer verkeert - als men uitgaat van de negentiende-eeuwse situatie- in
slechte staat, omdat deze is aangetast door moderne aanpassingen. Zo zijn de verhoudingen
van het vertrek historisch gezien niet correct.22 Hoewel de huidige conditie voldoet voor de
functie als ontvangstkamer is de materiële authenticiteit zo goed als geheel verloren gegaan.
De lage historische en artistieke waarde, het ontbreken van een ensemblewaarde in

21
De sociale waarde zoals omschreven in de richtlijn van het ICN is in het Museum Willet-Holthuysen van
minimale waarde. In dit verslag van de onderzoeksresultaten wordt deze dan ook achterwege gelaten.
22
Zo is de korte wand met daarachter een keukentje een inventie uit het laatste deel van de twintigste eeuw.

17
combinatie met de materiële staat van de historische binnenruimte zorgt ervoor dat de
beleving in het vertrek laag is. Het interieur ademt geen historische sfeer uit of roept geen
emoties op. De bruikbaarheid is in museaal opzicht zodoende ook laag. Het interieur draagt
niet bij aan het interpreteren van het huis of haar vroegere bewoners.

De onderzoekswaarde van de ontvangstruimte is laag tot gemiddeld. De authentieke


onderdelen die zich nog in het vertrek bevinden hebben betrekking op de nagelvaste
elementen. Zo zijn de balkenlaag en twee lampnissen overleveringen uit de bouwtijd. Deze
aspecten kunnen een uitgangspunt vormen voor verder onderzoek. Over de
(bouw)geschiedenis van de ontvangstruimte is weinig bekend en daarnaast is er nauwelijks
goede documentatie beschikbaar. Systematisch bouwhistorisch onderzoek zou hierin
verandering kunnen brengen in de staat van onderzoek.23
De ontvangstkamer is tenslotte niet zeldzaam. Er zijn in souterrains van andere
grachtenpanden vergelijkbare vertrekken te vinden die oorspronkelijk dienst hebben gedaan
als opslagruimte of voorraadkamer. Het interieur heeft geen speciale kwaliteiten waardoor het
zich onderscheidt van soortgelijke interieurs elders.

2. Keuken en bijkeuken

Primaire waarden
Het vertrek rechts achter in het souterrain heeft van oudsher de functie van keuken gehad. De
huidige inrichting naar ontwerp van architectenbureau Bart van Kasteel stamt uit 1960-1961.
De reconstructie vormt onderdeel van het plan uit de jaren vijftig van de twintigste eeuw om
het huis in te richten als stijlkamermuseum. Bepaalde onderdelen zijn nieuw ontworpen, zoals
het aanrecht, de schouw en de pompkast. Andere onderdelen zijn afkomstig uit de collectie
van het Stedelijk Museum, in het bijzonder van de Sophia-Augusta-Stichting.24 Er is in het
geval van de keuken sprake van een ensemble door samenstelling, aangezien de samenhang
wordt bepaald door samenstelling in één periode.

Hoewel de keuken van het huis Herengracht 605 niet zeldzaam is, heeft deze het vermogen
om museumbezoekers als geheel te overtuigen. De belevingswaarde is hoog omdat zij zich in
23
Opmetingen onder de vloer en analyse van verflagen en de dwarsbalken kunnen bijdragen aan de informatie-
en documentatiewaarde van het vertrek. Aan de hand van deze informatie kan een beeld worden verkregen van
het uiterlijk van het vertrek. Ook de referentie- en getuigeniswaarde kan zo worden verhoogd.
24
Coert Peter Krabbe, Beschrijving van het huis Herengracht 605 (Museum Willet-Holthuysen), Amsterdam
2005, 19.

18
deze keuken een voorstelling te kunnen maken van vroeger tijden. Het vertrek is zodoende
voornamelijk in educatief opzicht bruikbaar. Het huidige ensemble is echter geen correcte
weergave van de negentiende-eeuwse verschijningsvorm en ook niet van de vroegere periode
die hij wordt geacht te representeren. De historische waarde van het vertrek is in het licht van
de doelstellingen van het museum daarom laag tot gemiddeld. In de toekenning van deze
waarde wordt uitgegaan van de achttiende-eeuwse reconstructie. Het interieur heeft vanwege
deze reconstructie geen associatie met de bewoning ten tijde van het echtpaar Willet-
Holthuysen, maar vormt een getuigenis van de twintigste eeuw, toen vèrgaande museale
hervormingen in het huis zijn doorgevoerd.25

De artistieke waarde van de keuken is gemiddeld. De vormgeving is in ontwerp ambitieus,


maar in uitvoering niet geheel geslaagd. Enerzijds is gestreefd naar historische correctheid
ofwel een stijlzuivere laat achttiende-eeuwse keuken. Anderzijds is sprake van esthetisering
met gebruikmaking van onderdelen die niet in een dergelijk vertrek thuishoren, zoals de rijke
tegeltableaus en de kostbare marmeren vloer.26 Het interieur getuigt voornamelijk van het
beeld dat halverwege de jaren vijftig van een achttiende-eeuwse (sier)keuken bestond. Het
interieur is zodoende niet zozeer een voorbeeld van een bepaalde stijl of stroming, maar in
kunsthistorisch opzicht meer van belang met betrekking tot restauratievisies en reconstructies.
De reconstructie heeft een drukkend effect op de historische en onderzoekswaarden.
Er is nauwelijks iets bekend over de staat waarin de keuken in de negentiende eeuw en
een groot deel van de twintigste eeuw verkeerde. Bouwhistorisch onderzoek zou verandering
kunnen brengen in deze stand van wetenschap. De beperkte beschikbaarheid van overige

25
Het vertrek getuigt van een periode waarin weinig interesse was voor negentiende-eeuws erfgoed in het
algemeen. De historische waarde is daarom meer cultuurhistorisch dan biografisch van aard.
26
De staat waarin de schouw verkeert is een voorbeeld van de gebrekkige uitvoering. Deze komt sterk naar
voren in verband met de leidingen daarachter, die ten behoeve van de centrale verwarming zijn aangebracht.
Krabbe 2005, 19.

19
bronnen maakt echter dat de onderzoekswaarde van het vertrek gemiddeld is. Naast de
negentiende-eeuwse situatie is een interessant studieonderwerp gelegen in de museale
geschiedenis van het vertrek, hoewel meer kennis over deze periode niet direct zal bijdragen
aan de missie van het museum.27

In de beschrijving van de toestand wordt onderscheid gemaakt tussen de staat van de


historische binnenruimte en de conditie van de achttiende-eeuwse reconstructie uit de jaren
zestig van de twintigste eeuw. De materiële toestand van eerstgenoemde verkeert in slechte
staat aangezien deze in de museale periode plaats heeft moeten maken voor de achttiende-
eeuwse stijlkeuken. De zeventiende-eeuwse balkenlaag is echter wel authentiek. Hoewel het
interieur dus niet origineel is, functioneert het vertrek in de huidige toestand goed voor de
functie die het bekleedt als historische (sier)keuken in een grachtenpand. De reconstructie van
de keuken is op een aantal slijtagesporen na in goede conditie. Met betrekking tot de missie en
doelstellingen van het museum is de situatie echter onbevredigend, omdat de negentiende-
eeuwse verschijningsvorm nagenoeg geheel verloren gegaan.
De herkomstwaarde van de keuken is laag, omdat de geschiedenis ervan door de
eeuwen heen niet goed is gedocumenteerd. Het is niet bekend hoe de keuken er in de
premuseale periode heeft uitgezien en hoe deze specifiek werd gebruikt. Er is meer
documentatie beschikbaar met betrekking tot de latere realisatie van de stijlkeuken. Zo zijn er
op diverse momenten objecten aan het ensemble toegevoegd. Aangezien deze periode in de
doelstelling van het museum een minder prominente plaats inneemt, is deze hier van minder
belang.

3. Eetkamer

De eetkamer is gelegen op de bel-etage aan de tuinzijde tegenover de achterzaal. Het vertrek


is relatief laag in vergelijking met andere kamers op deze etage. De verklaring hiervoor is
gelegen in het feit dat er zich recht boven dit vertrek een ‘zwevende’ kamer bevindt (tussen
de bel-etage en de eerste verdieping), die oorspronkelijk de functie van dienkamer had. De
kamer werd door het echtpaar dagelijks gebruikt als eetvertrek en daarnaast voor het geven
van diners met gasten. Het diner was in de negentiende eeuw een manier om rijkdom en
welvaart te etaleren. Zaken als damasten tafelkleden, zilveren pièces de milieu, kandelaars,

27
De wetenschappelijke waarde van de keuken kan worden verhoogd als de geschiedenis van de transformaties
die de keuken heeft ondergaan, nader wordt geanalyseerd en gedocumenteerd.

20
kristallen glazen, porseleinen schalen, kostbare zoutvaten en tientallen soorten zilveren bestek
dienden om de maaltijd op te luisteren. In het huis aan de Herengracht was dit niet anders. De
rijke inrichting getuigt daar vandaag de dag nog steeds van.
Evenals andere vertrekken in huis onderging de eetkamer in de loop van de twintigste
eeuw grote veranderingen. Toch is door middel van restauraties en reconstructies naar beste
vermogen, de negentiende-eeuwse verschijningsvorm van het eetvertrek teruggehaald. In de
eetkamer is sprake van een ensemble dat in de museale periode werd samengesteld, waar men
aan de hand van objecten, schilderijen, meubels en servies een eenduidig negentiende-eeuws
beeld heeft willen realiseren. Deze twintigste-eeuwse samenstelling doet tegenwoordig in
belangrijke mate nog steeds recht aan de missie en doelstellingen van het museum.

Het samengestelde ensemble heeft een hoge historische waarde omdat deze associaties
oproept met de negentiende eeuw in het algemeen en met het verzamelaarsechtpaar Willet-
Holthuysen in het bijzonder. Door de huidige inrichting verwijst het vertrek namelijk nog
steeds naar de negentiende-eeuwse functie van eetkamer. Ook de artistieke waarde is
gemiddeld tot hoog. De parketvloer en de lambrisering stamt uit de tijd van Willet. Tijdens de
restauratie van het vertrek tussen 1971 en 1974 werd het vertrek opnieuw gemeubileerd, deels
met stukken die altijd al in het vertrek hadden gestaan.28 Andere voorwerpen zijn niet

28
Krabbe (2005), 15.

21
afkomstig van het echtpaar, maar zijn representatief voor het tijdsbeeld. De gordijnen zijn een
moderne inventie in historiserende stijl.29
De restauratie uit de jaren zeventig van de twintigste eeuw werd uitgevoerd onder
leiding van F. van Erpers Royaards, met medewerking van Bart van Kasteel.30 Dankzij deze
ingreep verkeert het interieur in een goede toestand voor de functie die het bekleedt. De staat
van het vertrek zorgt, samen met de esthetisch hoogwaardige inrichting voor een hoge
belevingswaarde van de bezoekers. De rijke inrichting en decoratie van het eetvertrek kan de
bezoeker in zijn geheel overtuigen. Het vertrek draagt bij aan het vertellen van het verhaal van
hoe het was om op stand te wonen aan de Amsterdamse Herengracht. In die zin is het vertrek
dan ook goed bruikbaar. Een aspect dat afbreuk doet aan de optimale, historische beleving
van de bezoeker is het feit dat zij het vertrek niet kunnen betreden, maar het vanachter een
glazen inbouw in de deuropening moeten zien.
De herkomstwaarde van het interieur is hoog. Het vertrek als zodanig heeft vanouds de
functie van eetvertrek gehad. Van een groot deel van de inrichting en roerende goederen is
bekend waarvan ze afkomstig zijn. De onderzoekswaarde van het vertrek is daarnaast
gemiddeld. Dit geldt ook voor zeldzaamheidswaarde van het interieur. Er zijn soortgelijke
gemusealiseerde negentiende-eeuwse eetkamers bekend, die een samengesteld karakter
kennen.

4. Voorzaal en achterzaal.

De voor- en achterzaal zijn achter elkaar gelegen op de bel-etage, ter linkerzijde van de
middengang. De vertrekken werden door het echtpaar gebruikt voor de ontvangst van visite,
maar ook voor festiviteiten als muzikale uitvoeringen en (gekostumeerde) bals. De historische
waarde van beide vertrekken is hoog, omdat deze direct geassocieerd kunnen worden met het
verzamelaarsechtpaar Willet-Holthuysen. De kamers vormen een getuigenis van de
bewoningsgeschiedenis in de negentiende eeuw en dragen hierdoor bij aan een beter begrip
van de interieurkunst uit die tijd. Met de keuze voor een rijke inrichting van deze twee

29
Ibidem.
30
Hierbij werden de spiegels herplaatst, is de schoorsteenboezem gereconstrueerd, werd het meubilair
overgeschilderd, verguld en opnieuw gestoffeerd en zijn ook de gordijnen en de gordijnkappen gereconstrueerd.
Aangezien een fragment van het vergulde behang met reliefornamenten uit de periode Willet bewaard was
gebleven kon deze worden gereconstrueerd. Deze reconstructie is niet geheel correct uitgevoerd, aangezien het
reliëf ontbreekt. Uit de bouwsporen op het oorspronkelijke fragment blijkt verder dat op het behang profiellijsten
waren aangebracht. Ook deze zijn in het nieuw aangebrachte behang achterwege gelaten. In de jaren vijftig van
de twintigste eeuw was de schoorsteenmantel uit de tijd van Willet verwijderd, in verband met de centrale
verwarming, waarvoor het bestaande rookkanaal werd gebruikt. De schoorsteen is inmiddels herplaatst. Zie J.
Boonstra. Bouwhistorisch rapport Herengracht 605. Amsterdam 1995. Zie ook: Krabbe (2005), 15.

22
vertrekken in neo Lodewijk XVI- stijl die goeddeels in Parijs is besteld, kan het echtpaar in
Amsterdam als trendsetter worden gezien.31 De historische waarde is zodoende niet alleen
biografisch, maar ook cultuurhistorisch van aard. In het kader van de missie en doelstellingen
van Museum Willet-Holthuysen kan het ensemble van deze twee ruimtes als het hart van het
museum worden bestempeld.
De historische waarde wordt versterkt doordat het een bijzonder ensemble betreft. Als
wordt uitgegaan van de negentiende-eeuwse situatie, dan kan de samenhang van voorzaal en
achterzaal worden beschouwd als een ensemble door totaalontwerp. Voornamelijk in de
achterzaal is sprake van een uniek samengaan van de ruimte met de afwerking en inrichting in
een kwalitatief hoogstaande neo Lodewijk XVI- stijl. Het ensemble is nagenoeg nog geheel
intact.

Naast de historische, is ook de artistieke waarde van de vertrekken hoog. Het interieur van
beide vertrekken is op bijzondere wijze vormgegeven en uitgevoerd. De toepassing van de
neo Lodewijk XVI-stijl getuigt van kunstzinnigheid en creativiteit. Het interieurtextiel in de
achterzaal is goeddeels besteld bij de toen toonaangevende Parijse firma Braquenié. De
verguld bronzen lichtkroon en het dito pendulestel zijn aangeschaft bij de eveneens in Parijs
gevestigde fa Barbédienne en hebben eveneens een hoge artistieke waarde. Of de vergulde
gesneden houten spiegels en de meubels, ook in Frankrijk vervaardigd zijn is niet zeker. De

31
Eventuele jaren later zou de familie Van Loon hun voorbeeld volgen. Zie: H. Smit, ‘Franse verfijning in de
tweede gouden eeuw: Tapisserie in Nederlandse interieurs, ca. 1860-1900.’ In: R.J. Baarsen, Het Nederlandse
binnenhuis gaat zich buiten : internationale invloeden op de Nederlandse wooncultuur. Leiden 2007.

23
rijk geornamenteerde wandbetimmering, waarin de tapisserieën zijn opgenomen, is
waarschijnlijk door Nederlandse ambachtslieden gemaakt.32
De achterzaal is een goed voorbeeld van de neo Lodewijk XVI-stijl in Nederland. Ook
de voorkamer bevat in bouwhistorisch opzicht interessante aspecten. De vloerdelen dateren
uit de bouwtijd van het huis. Daarnaast herinneren enkele onderdelen aan de inrichting uit
circa 1800: de lambrisering, de binnenluiken, de belegstukken van de luikkasten en mogelijk
de marmeren schoorsteenmantel. Ook de porte-brisée (met uitzondering van de dessus-de-
porte en de kroonlijst) en het plafond zijn negentiende-eeuws.33 Van de inrichting die in
Willet in 1865 heeft laten aanbrengen zijn in de voorzaal ook aspecten bewaard gebleven. Het
vloertapijt, vervaardigd door de fa Braquenié, heeft bloemmotieven en een – nu losgesneden –
paarse meanderrand. Fragmenten van de velouté-wandbekleding met gelig verkleurde of
zilvergrijze bloemboeketten en paarse meanderranden zijn nog aanwezig, evenals als een deel
van de behanglijsten.34 Daarnaast zijn ook een deel van het oorspronkelijke zitmeubilair en
fragmenten van de gordijnen bewaard gebleven.

Hoewel de historische en artistieke waarden hoog zijn, heeft met name de slechte toestand van
de voorzaal een drukkend effect op de esthetische beleving van de vertrekken. De achterzaal,
het meest gave en belangrijke vertrek van het huis, verkeert nog nagenoeg in de staat van
1865, toen de kamer zijn nieuwe inrichting kreeg. De huidige situatie verschilt slechts op
onderdelen met die van toen.35 Sporen van slijtage krijgen echter steeds meer de overhand. In
de voorzaal, die ook omstreeks 1865 zijn nieuwe inrichting en kleurstelling kreeg, is de
negentiende-eeuwse situatie minder goed bewaard gebleven dan in de achterzaal. Dat komt
door verbouwingen, museale ingrepen en de ligging van het pand aan de zonzijde. De conditie
van dit vertrek is zodoende een stuk slechter dan de achterliggende zaal. Het interieur van de
voorzaal verkeert in een extreem slechte conditie voor de functie die het bekleedt. Bovendien
is hierdoor de functionele en esthetische samenhang tussen voor- en achterzaal niet goed
zichtbaar. De beleving in de vertrekken is dan ook gemiddeld tot laag. Hoewel het
laatstgenoemde vertrek voor veel bezoekers een van de hoogtepunten is van een bezoek aan
het huis, doet de matige conditie af aan de optimale beleving van dit unieke ensemble.

32
Krabbe (2005), 14.
33
Ibidem, 15.
34
Krabbe (2005), 15.
35
Oorspronkelijk reikte het door Braquenié gemaakte vloertapijt van wand tot wand. In de twintigste eeuw is de
door mot aangetaste buitenste rode rand verwijderd. Andere kleine aantastingen zijn de historisch niet geheel
correcte overschilderingen van het stucplafond en houtwerk. De gordijnval is aangepast. Ook de raamroeden-
verdeling is gewijzigd, waardoor de spanjolet moest worden verwijderd. Zie: Krabbe (2005), 14.

24
Mede dankzij een goede documentatie van de herkomst van de diverse interieuronderdelen,
vormt de huidige situatie een goed uitgangspunt om verder onderzoek te verrichten naar het
ensemble van voor- en achterzaal in zijn negentiende-eeuwse verschijningsvorm. In
tegenstelling tot andere vertrekken in het huis zijn in deze vertrekken op de bel-etage nog
volop verwijzingen te vinden naar deze periode. In de voorzaal zijn deze echter grotendeels
verborgen onder een neutrale museale uitmonstering.

De herkomstwaarde van beide vertrekken is ook hoog. De herkomstgeschiedenis is goed


gedocumenteerd en vastgelegd. Van veel onderdelen van de negentiende-eeuwse
uitmonstering is bekend waar ze vandaan komen en hoe en wanneer ze zijn aangeschaft.36 Het
interieur van met name de achterzaal is uniek in Nederland. Het feit dat in vele publicaties
over negentiende-eeuwse interieurkunst wordt verwezen naar de uniciteit van de achterzaal
bewijst mede de grote voorbeeldwaarde die het bezit.37 De bruikbaarheid is tenslotte hoog in
de zin dat de kamers in educatief opzicht gebruikt kunnen worden om het verhaal van het
verzamelaarsechtpaar Willet-Holthuysen te vertellen. Nergens is het verband met de
negentiende-eeuwse bewoningsgeschiedenis in huis zo duidelijk als in deze ruimte.

36
H. Smit, ‘Interieurtextiel in het museum Willet-Holthuysen te Amsterdam. De periode Willet, circa 1857-
1895’, in: Textielhistorische Bijdragen 37 (1997) (Themanummer: Textiel in huis: interieur- en huishoudtextiel
in Nederland), 77-95.
37
Zie noot 11.

25
5. Tuinkamer

De tuinkamer, gelegen in de achttiende-eeuwse aanbouw aan de tuinzijde, werd in de periode


1860-1870 door het echtpaar Willet opnieuw ingericht. Het vertrek met octagonale
plattegrond kreeg een verschijningsvorm waarin de dominerende kleur van het houtwerk
groen was. Het vertrek is in zijn huidige toestand in sterke mate het resultaat van de
twintigste-eeuwse museale ontwikkeling om meer neutrale ruimte te creëren. Daardoor is hij
nu onbestemd en veel te licht.38 In deze staat verwijst het vertrek onvoldoende naar het
verzamelaarechtpaar Willet-Holthuysen, dat in het museum centraal staat. De historische
waarde is daardoor nu gemiddeld.

Hetzelfde geldt voor artistieke waarde. Op de vloer ligt parket met een meander-fries van
eiken- en notenhout langs de plint. Het middenveld bestaat uit overhoeks gelegde vierkanten
(van eiken) met een stermotief van palissander in het midden. Het vertrek heeft een
stucplafond met in het centrale medaillon papier-maché tortelduifjes.39 De schoorsteen stamt

38
Krabbe (2005), 17.
39
De porseleinen kroon uit de tijd van Willet, het pronkstuk van de kamer, is in 1970 bij het verplaatsen van een
kast uit zijn haak gestoten. De zwaar beschadigde kroon ligt in het depot en is vervangen door een eenvoudiger
exemplaar van glas. Zie Krabbe (2005), 17.

26
ook uit de tijd van Willet. De twee spiegels die oorspronkelijk het vertrek sierden, zijn niet
meer aanwezig. De twee geschilderde panelen uit 1866, voorstellende Flora en Pomona, zijn
in opdracht van Willet gemaakt door Charles Rochussen.40

De tuinkamer getuigt van een samengesteld ensemble, als men uitgaat van de nieuwe
inrichting die in de periode 1860-1870 door het echtpaar Willet werd aangebracht. Hoewel het
interieur in goede staat verkeerd voor de functie die het bekleedt, doet deze geen recht aan de
verschijningsvorm zoals deze werd gecreëerd door het echtpaar Willet-Holthuysen. De
toestand van het vertrek is in het licht van de missie zodoende gemiddeld tot slecht. Dit heeft
ook effect op de bruikbaarheid en de beleving. Hoewel de kamer bruikbaar is in de zin dat
deze bijdraagt aan het vertellen van het verhaal van het wonen in een negentiende-eeuws
grachtenpand, is door de huidige toestand de beleving van het negentiende-eeuwse aspect niet
optimaal.
De huidige staat van het vertrek heeft een drukkend effect op de historische en
artistieke waarden. In de collectie en in archieven zijn echter diverse aanwijzingen te vinden
die als uitgangspunt kunnen dienen voor een reconstructie van het kleurrijke uiterlijk dat de
kamer ooit heeft bezeten. De onderzoekswaarde is zodoende hoog. Veel van de
oorspronkelijke uitmonstering is nog in de collectie van het museum aanwezig. In diverse
tijdschriften en bronnen zijn afbeeldingen en verwijzingen te vinden naar de staat waarin het
interieur in de negentiende en twintigste eeuw verkeerde. De goede herkomstwaarde versterkt
zo de onderzoekswaarde van het vertrek.

6. Blauwe Kamer

De kamer op de bel-etage aan de voorzijde rechts was in de tijd dat het huis door het echtpaar
Willet-Holthuysen werd bewoond in gebruik als ‘Herenkamer’. Het vertrek had in die tijd een
overwegend groene verschijningsvorm. In 1980 is deze kamer opnieuw ingericht in
achttiende-eeuwse stijl en bezit een verhaalwaarde met betrekking tot het op stand wonen aan
de gracht. De reconstructie van de blauwe kamer is op bijzondere wijze tot stand gebracht. Zo
werd voor de wandbekleding nieuw velours gemaakt met behulp van bestaande achttiende-
eeuwse rollen.

40
Dezelfde kunstnaar had eerder twee panelen voor dezelfde plek gemaakt, met als voorstelling engeltjes tegen
een achtergrond van latwerk. Hiervan bleken de maten niet te kloppen. Voor dezelfde plek maakte Colin in
1873, ook weer in opdracht van Willet, twee decoratieve panelen (twee pastorales, voorstellende een jongetje en
een meisje). Het is mogelijk dat Willet de schilderijen om de zoveel tijd verwisselde. Zie Krabbe (2005), 17.

27
In het geval van de blauwe kamer is sprake van een samengesteld ensemble. Net als de
keuken in het souterrain vormt deze een getuigenis van twintigste-eeuwse museale ingrepen.
Het interieur draagt bij aan het begrip van de veranderingen die in deze periode zijn
doorgevoerd. In museaal-historisch opzicht is deze ruimte interessant omdat in dit vertrek een
stijlkamer is gerealiseerd waarbij deels gebruik is gemaakt van de historische binnenruimte.
Dit zorgt voor een gelaagde verschijningsvorm. In dit opzicht is de historische waarde vooral
gericht op cultuurhistorische aspecten. In de huidige staat van de blauwe kamer zijn, met
uitzondering van het porselein van Abraham Willet in de kast, geen associaties te vinden met
de negentiende-eeuwse bewoningsgeschiedenis. Het biografische aspect van de historische
waarde is hierdoor zodoende laag.

De artistieke waarde van de blauwe kamer is hoog. Dit betreft vooral de plafondschildering
van Jacob de Wit. De artistieke waarde is daarmee voornamelijk kunsthistorisch van aard.
Deze plafondschildering uit 1744 is aangebracht tijdens de herinrichting van de kamer tussen
1975 en 1980. Het stuk is afkomstig uit één van de gedemonteerde stijlkamers in het Stedelijk
Museum, en sierde oorspronkelijk het pand Herengracht 250. Boven deze plafondschildering
is het nog vroeg negentiende-eeuwse stucplafond aanwezig.41 Het gelaagde karakter van het
vertrek komt ook tot uiting in de inrichting. De geschilderde portretten verwijzen naar de
familie Backer, zijn afkomstig uit de gemeentelijke collectie (waar zij in bruikleen zijn
ondergebracht) en het porselein is afkomstig van het echtpaar Willet-Holthuysen. In die zin is
er een verband te leggen naar de stedelijke geschiedenis. In deze ruimte zijn namelijk
verwijzingen te maken naar de diversiteit van de collecties van de stad Amsterdam en de
daarmee verbonden verzamelgeschiedenis.

41
Krabbe (2005), 17.

28
Veel museumbezoekers waarderen het rijke interieur, in samenhang met de inrichting met
esthetische objecten en portretten. De belevingswaarde is zodoende hoog. Tegelijkertijd zijn
zij zich er echter niet van bewust dat de huidige inrichting van de blauwe kamer een later
ingebouwde stijlkamer is en dat deze nauwelijks associaties heeft met het
verzamelaarsechtpaar. De portretten van de familie Backer, die in het vertrek een
overwegende positie innemen, in dit verband worden beschouwd als een storende factor. De
bezoekers beseffen namelijk niet dat afgebeelde personen niet verbonden zijn aan de
negentiende-eeuwse bewoners die in het huis immers centraal staan. In het licht van de missie
en doelstellingen van het museum is de situatie zodoende verwarrend.
In de beschrijving van de toestand wordt onderscheidt gemaakt tussen de historische
binnenruimte en de later ingepaste stijlkamer in historische stijl. De conditie van de in 1980
opgeleverde stijlkamer is goed. Net zoals dit in andere vertrekken in het huis het geval is, gaat
dit echter ten koste van de materiële integriteit van de negentiende-eeuwse situatie op de
hoofdverdieping. De goede conditie van de stijlkamer heeft net als in de keuken een drukkend
effect op de historische waarde, maar ook op de onderzoekswaarden.
De verschijningsvorm van de kamer ten tijde van de bewoning door het echtpaar
Willet-Holthuysen vormt een interessant studieonderwerp voor wetenschappers en
onderzoekers. De mogelijkheid bestaat om de historische situatie aan de hand van de
boedelbeschrijvingen en het in het depot bewaarde interieur, met authentieke objecten en
meubels, te reconstrueren. Zolang de stijlkamer niet is ontmanteld kan echter nog niet met het
onderzoek worden gestart. Het interieur draagt in mindere mate bij aan de missie en
doelstellingen van het museum dan andere vertrekken op de bel-etage, aangezien er minder
verwijzingen naar de negentiende-eeuwse bewoningsgeschiedenis aanwezig zijn. Hierdoor is
de kamer een geïsoleerd fenomeen te midden van de Willet ambiance.

7. Trappenhuis

Centraal in het huis ligt het trappenhuis, dat in verband met de lichttoetreding drie
verdiepingen beslaat. De monumentale trap verbindt alleen het souterrain, de bel-etage en de
eerste verdieping.42 Een koof en een lantaarn sluiten de ruimte af. In de koof zijn in het
stucwerk het wapen en het monogram van de familie Berewout aangebracht. De lantaarn is
aan het licht onttrokken door een legraam.43 De historische waarde van het trappenhuis is

42
Krabbe (2005), 17.
43
Ibidem.

29
hoog. De ruimte is vijftig jaar na de bouwtijd van het pand gerealiseerd en is daarna niet meer
wezenlijk van verschijningsvorm veranderd. De ruimte biedt hierdoor als een van de weinige
vertrekken in het huis, aanleiding tot associatie met de bewoningsgeschiedenis van vóór de
negentiende eeuw. De historische waarde heeft zodoende niet zozeer betrekking op
biografische aspecten, maar voornamelijk op de ouderdomswaarde en associatiewaarde.
Ook de artistieke waarde van het vertrek is hoog. Het trappenhuis is op een bijzondere
manier ontworpen, vormgegeven en uitgevoerd. De trap heeft een bijzonder fraaie verguld
smeedijzeren balustrade en een notenhouten leuning. Ook de marmeren beplating van de
wanden is zeer rijk uitgevoerd. Op een marmeren onderzone ter hoogte van de eerste
verdieping rusten stuc halfzuilen en pilasters. De ruimte wordt gesierd door drie marmeren
beelden in nissen.44 Deze beelden stellen het oordeel van Paris voor. De beelden laten zich
vanaf de bel-etage moeilijk bekijken, ze komen pas tot hun recht op de eerste verdieping. Het
getuigt van exclusiviteit dat de beelden slechts waren voorbestemd voor de ogen van de
weinigen die werden toegelaten in de privésfeer van de eerste etage.

De onderzoekswaarde van het vertrek is gemiddeld. Het vormt een interessant


studieonderwerp voor wetenschappers en onderzoekers omdat het als een van de weinige
plaatsen in het huis een getuigenis vormt van de periode vóór de negentiende eeuw. Met
betrekking tot specifieke aspecten zou de informatiewaarde worden vergroot als de maker van
de beeldengroep bekend was.
De staat van het trappenhuis is goed. De ruimte verkeert in een goede conditie voor de
functie die het bekleedt. De marmeren beplating en beelden verkeren in een goede staat. Met

44
Krabbe (2005), 17.

30
betrekking tot het trappenhuis is sprake van een ensemble door totaalontwerp. Het geheel van
ruimte, verhoudingen en afwerking is nog geheel intact. Zelfs de historische functie is als
onderdeel van het ensemble nog steeds authentiek, want nog steeds gebruiken de bezoekers
het trappenhuis dagelijks om zich in het huis te kunnen verplaatsen. Dit versterkt de
historische en artistieke waarden van de ruimte. Ook de herkomstwaarde van het trappenhuis
is hoog. Hoewel geen exacte bouwgegevens bekend zijn kan met grote zekerheid worden
gesteld dat de ruimte werd aangebracht ten tijde van de bewoning door W. G. Deutz.
Het trappenhuis is niet zozeer zeldzaam in vergelijking met andere achttiende-eeuwse
exemplaren, maar wel in de uitvoering. Deze zorgt voor een visueel aantrekkelijke ruimte, en
zodoende een hoge belevingswaarde. In esthetisch opzicht is het trappenhuis een van de
hoogtepunten van het huis. Dankzij het overvloedige gebruik van marmer roept het
trappenhuis een beeld op van een leven in rijkdom, aan een voorname gracht. Het feit dat de
verschijningsvorm door de eeuwen heen nauwelijks is veranderd draagt zeker bij aan de
beleving van de historische sensatie in het huis. De bruikbaarheid is tenslotte ook hoog. Dit is
een van de weinige vertrekken is die na de bouw nauwelijks meer van verschijningsvorm is
veranderd. Zodoende draagt het vertrek bij aan het vertellen van de verhalen van het op stand
wonen aan de gracht tot en met de negentiende eeuw, want de Willets maakten ook gebruik
van dit achttiende-eeuwse trappenhuis.

8. Dienkamer

De dienkamer is als tussenverdieping gesitueerd tussen de eetkamer en de huidige


slaapkamer. De naam van het vertrek is gebaseerd op de boedelbeschrijving van 1895. Het
laaggezolderde vertrek is al geruime tijd in gebruik als schilderijendepot. Een deur
halverwege het trappenhuis geeft toegang tot een achtergelegen gangetje waarin zich een
tweede deur bevindt die tot de feitelijke dienkamer leidt.45 Lichttoetreding vindt plaats via een
(thans verduisterd) raam. Door de huidige functie als depot met schilderijenrekken die het
grootste deel van de ruimte beslaan, laat de historische situatie zich slecht aflezen.
Vanwege de opslagfunctie die de kamer in de museale periode heeft gekregen, is de
oorspronkelijke ensemblewaarde die het vertrek met de eetkamer en de keuken heeft gehad,
verloren gegaan. Er is daarnaast evenmin sprake van een historische eenheid of samenhang
van de ruimte met de inrichting en afwerking. De ensemblewaarde is zodoende laag. Het

45
Vanwege de functie van schilderijendepot is de originele deur vervangen door een modern exemplaar. De
authentieke deur bevindt zich nog op de zolder van het MWH.

31
vertrek heeft een lage historische waarde omdat de verwijzingen naar de oorspronkelijke
functie van dienkamer afwezig zijn. Bovendien vertoont het interieur geen associatie met de
negentiende-eeuwse en vroegere bewonersgeschiedenis. Evenals bij de ontvangstkamer heeft
de oorspronkelijke functie van de dienkamer ervoor gezorgd dat deze inrichting waarschijnlijk
altijd al sober is geweest. Derhalve heeft het vertrek geen artistieke waarde. Het interieur
bevat geen immers geen onderdelen van kunsthistorische of architectuurhistorische waarde.
In de analyse van de toestand van het vertrek is eveneens een vergelijking te maken
met de ontvangstkamer. Ondanks het feit dat de huidige conditie voldoet voor de functie die
als schilderijendepot, is de negentiende-eeuwse situatie ook hier zo goed als geheel verloren
gegaan. De verhoudingen van het vertrek zijn in tegenstellingen tot de ontvangstkamer in het
souterrain, historisch gezien nog wel correct. De lage historische en artistieke waarde, het
ontbreken van een ensemblewaarde in combinatie met de materiële staat van de historische
binnenruimte zorgt ervoor dat de beleving in de dienkamer laag is. Het interieur ademt geen
historische sfeer uit of roept geen emoties op. Zolang de kamer niet ontmanteld is, is de
bruikbaarheid in museaal opzicht ook laag. De huidige toestand staat de bruikbaarheid van
een optimale upstairs-downstairs beleving in de weg.
Aangezien nog nooit bouwhistorisch onderzoek naar de kamer is verricht, die de kans
op beter besef van de historische verhoudingen en het gebruik kan verhogen, is de
onderzoekswaarde gemiddeld. Er is naast het bouwhistorische onderzoek namelijk geen
verdere documentatie bekend die nader licht kan werpen op hoe deze ruimte was ingericht.
Hoewel de historische situatie in het vertrek in de huidige staat niet volledig tot zijn recht
komt, is de aanwezigheid van de ruimte zelf wèl bijzonder. Er zijn vooralsnog geen
soortgelijk gesitueerde dienkamers in Nederlandse verzamelaarshuizen bekend. De
zeldzaamheid zou worden vergroot als het historische verband met andere (dienst)vertrekken
in het huis weer expliciet gemaakt zou worden.

9. Slaapkamer

Toen het museum zijn deuren opende, bleef de voormalige studeerkamer van Abraham
Willet, direct rechts naast de trap op de eerste etage, goeddeels ongewijzigd. Deze was echter
niet te bezoeken aangezien de eerste conservator van Museum Willet-Holthuysen Frans
Coenen de kamer als studeervertrek gebruikte.46 Later werd deze ook door medewerkers van
het Kunsthistorisch Instituut gebruikt. Een aantal elementen in de kamer verwijst naar de

46
Krabbe (2005), 20.

32
premuseale periode. In 1996 is de grijs-roze marmeren schouw uit de periode Willet die elders
was opgeslagen, weer teruggeplaatst. De bruin gemarmerde plint stamt ook uit de negentiende
eeuw. Mogelijk is deze verkleurd; oorspronkelijk was de kleurstelling meer in toon met die
van de schouw. Het vertrek bezit weggewerkte deuren naar respectievelijk de gang, het
verbindingsgangetje, en een ingebouwde kast.47
Na het vertrek van het instituut in 1965 werd de kamer ingericht als slaapkamer,
waarbij het ameublement van pas kwam dat door particulier geruime tijd eerder aan het
museum was geschonken. Er is in de slaapkamer zodoende sprake van een samengesteld
ensemble. De waarde van de inrichting zelf is hoog, omdat de schenking nog geheel intact is.
Hierdoor verwijst de slaapkamer naar de verzamelgeschiedenis van het museum. Hoewel de
inrichting niet afkomstig is van het verzamelaarsechtpaar, verwijst de stijl van het
ameublement de periode waarin zij het pand bewoonden. Toch is in het licht van de missie de
huidige situatie niet bevredigend. En wel omdat er in historisch opzicht geen verband bestaat
tussen de kamer en zijn inrichting. Deze verwijst namelijk niet naar de negentiende-eeuwse
functie van studeervertrek van Abraham Willet. De historische waarde is daarom gemiddeld
tot laag. Ten tijde van de bewoning van het echtpaar Willet-Holthuysen was de slaapkamer
gevestigd in de kamer tegenover dit vertrek, die nu in gebruik is als tentoonstellingsruimte.

Ook de artistieke waarde is gemiddeld. In de kamer is momenteel de laat zeventiende-eeuwse


grenen planken vloer deels in het zicht. Het behang is vernieuwd, net als het eenvoudige
stucplafond. In feite is het ameublement te omvangrijk voor de ruimte waarin het nu staat.
Doordat de verhoudingen van het vertrek niet stroken met de afmetingen van de inrichting,
komt deze niet geheel tot zijn recht. Het interieur is, op deze scheve verhoudingen na, een
goed voorbeeld van de negentiende-eeuwse inrichting van de slaapkamer. Het bezit echter in
kunsthistorisch opzicht geen uitgesproken hoge artistieke waarden.

47
Krabbe (2005), 20.

33
De conditie van de stijlkamer is goed. Hoewel het bedtextiel en het papieren behang aan
onderhoud toe zijn, verkeert het ameublement in redelijke staat. Net zoals dit in andere
vertrekken in het huis het geval is, gaat dit ten koste van de materiële integriteit en samenhang
van de negentiende-eeuwse situatie. In de tijd van Willet waren de wanden boven de plint
bekleed met imitatie- goudleerbehang uit circa 1880. Dit was een donkergroen reliëf behang
met bronskleurige accenten en als voorstelling exotische vogels, bloemen en menselijke
figuren die in een decoratief geheel waren verwerkt. Hiervan is een groot fragment bewaard
gebleven.48 Het oorspronkelijke Willetameublement bestond uit een canapé, vier fauteuils,
acht stoelen en twee consoles, bibliotheekkasten en een platenkast. Hiervan zijn in ieder geval
een sofa en de boekenkasten in de collectie terug te vinden.49 Deze stand van onderzoek
maakt dat de herkomstwaarde gemiddeld is.50 Al deze zaken zijn echter niet meer in de kamer
aanwezig. Toch bieden ze een belangrijke aanzet tot de reconstructie van het vertrek als
studeerkamer van Abraham Willet. De onderzoekswaarde is daarom hoog in het licht van de
missie en doelstellingen van het museum.
Hoewel de verhoudingen in het vertrek in de huidige toestand niet geheel overtuigen,
is de ruimte voor de bezoekers van belang om zich een voorstelling te maken van hoe de
bewoners in vroeger tijden sliepen. De belevingswaarde is dan ook hoog. Veel bezoekers
hechten waarde aan de aanwezigheid van een slaapkamer in een historisch huis. In
tegenstelling tot de voor- en achterzaal op de bel-etage staat deze kamer veel dichter bij de
bezoeker. Er bestaat de mogelijkheid om de eigen situatie met de historische situatie te
vergelijken.
De bruikbaarheid van het vertrek is gemiddeld in het licht van de missie. Enerzijds
draagt het bij aan het vertellen van het verhaal hoe het was om op stand te wonen aan de
gracht. De stijl van het ameublement verwijst naar de negentiende-eeuwse
bewoningsgeschiedenis en draagt zodoende bij aan het begrip van deze periode. Historisch
gezien staat dit ameublement echter op een verkeerde plek in het huis. Dit doet afbreuk aan de
historische waarde en daarnaast aan de optimale beleving en bruikbaarheid van het vertrek.

48
Krabbe (2005), 20.
49
Ibidem.
50
Hoewel de schenking in zijn geheel bewaard is gebleven en deze in museaal opzicht van waarde is voor het
museum, is over de schenkster nauwelijks iets bekend.

34
10. ‘Antique kamertje’

Het ‘antique kamertje’ is een kleine uitbouw, gesitueerd aan de tuinzijde, recht boven de
tuinkamer. Deze kleine kamer in neo Hollandse renaissancestijl uit het begin van de jaren
tachtig van de negentiende eeuw werd ook wel rookkamer genoemd. Abraham Willet
gebruikte de kamer echter voornamelijk om zijn antiquiteiten te tonen. Het vertrek bezit een
hoge historische waarde, onder meer omdat deze nog steeds een representatie vormt van de
historische functie. Het vormt daarnaast een getuigenis van de negentiende-eeuwse bewoning
en voorliefde van Abraham Willet voor het verzamelen van kunst en antiquiteiten in het
bijzonder. In het kamertje is in 2010 sprake van een samengesteld ensemble. De ruimte is
ingericht met objecten van de Backerstichting. Dit heeft een verlagende invloed op de
historische waarde.

De artistieke waarde van het kamertje is gemiddeld. De omlijsting van de deur bestaat uit
pilasters, rolwerk en diamantknoppen. De vormgeving sluit aan op de aan de kamerzijde rijk
gedecoreerde deur. Zowel de deur als het in vakken verdeelde plafond bezitten een
houtnerfimitatie van eikenhout met ebbenhouten details. In de kamer ligt een blank grenen
vloer uit de bouwtijd van het huis. Van het oorspronkelijke meubilair zijn de stoelen, een kast
en de tafel bewaard gebleven.51 Verder is er een ingebouwde wandkast met een weggewerkte
deur aanwezig. Deze is momenteel door de moderne wandbespanning geheel aan het zicht
onttrokken.52 De oorspronkelijke wandbekleding van rood velouté-behang kwam overeen met
het wollen velours d’Utrecht op de stoelen en de bank (die niet meer bestaat). Op twee stoelen
is deze stof, met een geperst patroon van zonnebloemen en kleinere bloemen bewaard
gebleven.

51
Het oorspronkelijke meubilair bestond uit drie laat-zeventiende-eeuwse notenhouten stoelen in Lodewijk-XIV-
stijl, een in opdracht van Willet gemaakte sofa waarvan de vormgeving op die van de stoelen was afgestemd, een
zeventiende-eeuwse tafel met balpoten en een zeventiende-eeuws kabinet met onderstel. Zie Krabbe (2005), 22.
52
Krabbe (2005), 21.

35
Van de vertrekken op de eerste verdieping is het ‘antique kamertje’ het beste bewaard
gebleven. Er zijn in de ruimte, het archief en depot meerdere verwijzingen te vinden naar de
negentiende-eeuwse situatie. De huidige staat van het vertrek, gecombineerd met overige
bronnen zorgt voor een hoge onderzoekswaarde. Er is de mogelijkheid om het vertrek op
relatief eenvoudige wijze zijn negentiende-eeuwse verschijningsvorm terug te geven. Dit zou
positief bijdragen aan de beleving en de bruikbaarheid van het vertrek, die nu gemiddeld zijn.
De huidige verschijningsvorm draagt immers nauwelijks bij tot een beter begrip van de
verzamelpassie van het echtpaar Willet-Holthuysen.

11. Tentoonstellingsruimte 1.6

Dit ruime vertrek links aan de achterzijde op de eerste etage was in de negentiende eeuw in
gebruik als echtelijke slaapkamer. Aan het einde van de negentiende eeuw werd het vertrek
ingericht tot leeszaal van de bibliotheek die hier vanaf de opening van het museum was
gevestigd. Anno 2010 is het een van de tentoonstellingsruimten op de eerste verdieping. De
historische waarde van het vertrek is laag. Het interieur heeft geen associaties meer met deze
periode waarin het in gebruik was als slaapkamer en vormt ook geen getuigenis van het
wonen op stand. Het feit dat dit vertrek, evenals veel andere ruimtes op deze verdieping niet
werd gemusealiseerd in de negentiende-eeuwse functie, getuigt ervan hoe er in die tijd werd
gedacht over het openstellen voor het publiek van privé-vertrekken als slaapkamers.
De artistieke waarde is ook laag. De grenen planken vloer stamt uit de bouwtijd, maar
verder zijn er weinig authentieke elementen aanwezig. Zo is het stucplafond vernieuwd. Het
interieur van het vertrek is niet op een bijzondere manier ontworpen, vormgegeven of
uitgevoerd. Bovendien zijn door de museale hervormingen die in de twintigste eeuw zijn
doorgevoerd, de historische samenhang met inrichting verloren gegaan. In kunsthistorisch
opzicht zijn er zodoende weinig interessante aspecten in het vertrek aanwezig. De lage
historische en artistieke waarden hebben gevolg voor de beleving, maar ook voor de
bruikbaarheid van het vertrek.
Ook de gemiddelde toestand is van invloed op de beleving van het vertrek. In de jaren
zestig van de twintigste eeuw verplaatste men de zwart marmeren schoorsteenmantel naar de
huidige slaapkamer, die daar de oorspronkelijke roze schouw verving. Deze werd in 1996
herplaatst.53 Tijdens de renovatie van 1996 zijn de lambrisering en de kroonlijst hersteld.
Verder is toen de, vanuit het oogpunt van monumentenzorg, dubieuze beslissing genomen om

53
Krabbe (2005), 22.

36
een porte brisee tussen de voormalige slaapkamer en de kamer linksvoor aan te brengen, die
hier nooit heeft gezeten.54
Het vertrek wordt op dit moment gebruikt als tentoonstellingsruimte en bevat op de
nagelvaste elementen na nauwelijks verwijzingen naar functies in de premuseale periode. Het
vertrek verkeert zoals vermeld dus niet in zijn originele toestand. Het is niet bekend hoe de
verdere inrichting er heeft uitgezien, of hoe het exact is gebruikt. De herkomstwaarde is
daarom gemiddeld tot laag. Door de boedelbeschrijving van 1895 weten we wel dat het
vertrek ten tijde van de bewoning van W.G. Deutz ook al werd gebruikt als slaapkamer.
Daarnaast is ook bekend waaruit het slaapkamer- ameublement van het echtpaar Willet-
Holthuysen bestond, dat in 1895 van de hand werd gedaan. De onderzoekswaarde van de
ruimte is gemiddeld. In het licht van de missie en doelstellingen van het museum zou de
negentiende-eeuwse situatie in de toekomst onderwerp van onderzoek kunnen vormen. Voor
de inrichting ervan zou het geschonken ameublement kunnen worden gebruikt.

12. Dienstvertrek op de tweede etage

De associatie met de oorspronkelijke functie van dienstvertrek is voornamelijk gelegen in de


aanwezigheid van een eiken kastenwand uit de bouwtijd, die één complete wand beslaat.
Waarschijnlijk is de kast gebruikt voor het opbergen van linnengoed. Daarnaast is ook de
opslag van serviesgoed een optie, zoals blijkt de boedelbeschrijving van Deutz. De kamer
vormt zo een getuigenis van de historische functie en de historische waarde ervan is daarom
gemiddeld.
De analyse van het dienstvertrek wordt relevanter als deze niet op zichzelf wordt
bekeken, maar in relatie tot de gehele tweede verdieping met eventuele toevoeging van de
zolder. Net als de kamer heeft ook de rest van deze bouwlaag gefunctioneerd als
dienstverdieping, maar over de historische afmetingen en verhoudingen is niets bekend. In het
deel van deze verdieping dat grenst aan de tuin lagen waarschijnlijk de slaapkamers van de
dienstbodes. De wanden die de diverse vertrekken of functies van elkaar scheidden waren
waarschijnlijk licht geconstrueerd. Mogelijk is op deze verdieping ook een logeervertrek
geweest. Het is aannemelijk dat de grachtzijde bestemd was voor het bergen van goederen.
Ook moet deze verdieping een droogfunctie voor de was hebben gehad, gezien de
aanwezigheid van speciale haken in de balkenlaag. Hier moeten lange stokken aan zijn
bevestigd waaraan de was werd gedroogd. De historische waarde is in dit verband niet zozeer

54
Ibidem, 23.

37
gericht op de bewonersgeschiedenis, maar richt zich meer in het algemeen op de functie en
werkzaamheden van de dienstbodes die in het huis werkzaam waren.
De artistieke waarde van het vertrek is gemiddeld. In kunsthistorisch opzicht is
voornamelijk de kastenwand interessant. Dendrochronologisch onderzoek heeft uitgewezen
dat het een laat zeventiende-eeuwse kast betreft. Er is duidelijk verschil te zien in het
binnenwerk van de kast. De planken rechts zijn waarschijnlijk niet origineel. De kast is
vergelijkbaar met een exemplaar in de Stadsbank van Lening aan de Oudezijds Voorburgwal
300, die eveneens uit de derde kwart van de zeventiende eeuw dateert.

Hoewel de kastenwand als kernelement van de kamer beschouwd kan worden, doet de staat
van de rest van het vertrek afbreuk aan de historische en artistieke waarde. De nog aanwezige
authentieke elementen verkeren in redelijke tot goede staat, maar de latere toevoegingen doen
afbreuk aan de historische waarde van het vertrek. De historische samenhang van ruimte,
verhoudingen, afwerking en inrichting, in samenhang met de historische functie is verloren
gegaan. Dit heeft mede betrekking op de uitvoering van de tal van grote en kleine
verbouwingen ten behoeve van het Kunsthistorisch Instituut, dat van 1929 tot 1962 in MWH
was gevestigd.
De toestand is ook van invloed op de beleving. De moderne toevoegingen en
verhoudingen van de ruimte doen afbreuk aan de historische beleving. Bovendien vormt het
vertrek nu geen onderdeel van de museale routing en kan zodoende geen rol spelen in het
vertellen van het verhaal van het wonen op stand aan de gracht. Daarmee is ook de
bruikbaarheid laag.

13. Zolder en vliering

De ruime zolder van het huis Herengracht 605 wordt vandaag de dag gebruikt als opslagplaats
voor tentoonstellingsmateriaal. De oorspronkelijk omlopende kap, met in het midden een
zakgoot, stamt uit de late zeventiende eeuw. In 1740 is deze doorbroken ten behoeve van de
lichtkoepel van het trappenhuis.55 De historische waarde is hoog. De zolder vormt met de vele
authentieke elementen een getuigenis van de historische functie die het heeft gehad. Zo is er
op zolder een hijsrad aanwezig dat duidt op de laad- en bergfunctie van het vertrek. Ook zijn
er in de authentieke balkenpartij restanten van een ophangsysteem voor het drogen van de was
aangetroffen. De functie van een nog aanwezig oventje is niet met zekerheid bekend.

55
Krabbe (2005), 14.

38
Mogelijk is het gebruikt om strijkbouten in te verwarmen.56 De historische indeling van de
zolder is verloren gegaan. Op de vliering is de aanwezigheid van zeil- en dakbeschot nog
authentiek. Zo zijn de steunconstructie of stoelen van de oude schoorsteenkanalen nog
aanwezig.
Van een artistieke waarde is geen sprake. Het uitgevoerde werk is degelijk uitgevoerd
maar niet bijzonder in zijn soort. De onderzoekswaarde van de zolder en vliering zijn
daarentegen hoog. Nog niet alle aspecten van de vertrekken zijn aan grondig bouwhistorisch
onderzoek onderworpen. Meer onderzoek zou nieuwe feiten aan het licht kunnen brengen.
Hoewel de zolder en vliering niet zeldzaam zijn hebben beide vertrekken een hoge
belevingswaarde. Het zijn twee van de weinige ruimtes in het huis waar de zeventiende-
eeuwse situatie nog goed te zien is. Er is hier dus sprake van een hoge mate van
authenticiteitsbeleving. De museale bruikbaarheidswaarde van de zolder en vliering is nu
laag, aangezien de zolder alleen wordt gebruikt voor opslag en geen onderdeel van de museale
routing is.

14. Tuin

De huidige verschijningsvorm van de tuin is een vrije reconstructie naar achttiende-eeuws


voorbeeld en is als zodanig relatief zeldzaam. Er is sprake van een ensemble in die zin dat de
reconstructie in vorm, ontwerp en uitvoering een eenheid vormt. Uniek is dat passanten de
tuin vanaf de openbare weg (Amstelstraat) kunnen zien liggen. Grachtentuinen zijn doorgaans
ingesloten door omringende bebouwing. De tuin is tot ‘kijktuin’ geworden en vervult zo ook
een publiek karakter. Als zodanig heeft de tuin echter geen associatie met het echtpaar Willet-
Holthuysen. Hoewel de afmetingen, verhoudingen en inrichting van de tuin niet meer
verwijzen naar de negentiende eeuw, is er nog een aspect dat wel getuigt van de
bewoningsgeschiedenis. De klok in de achtergevel boven de keuken herinnert aan de tijd dat
de koetsier vanuit zijn koetshuis aan de Amstelstraat alert moest zijn wanneer hij het rijtuig
moest inspannen om de bewoners aan de voordeur op de Herengracht op het afgesproken
tijdstip op te halen.57 De tuin naar ontwerp van Egbert Mos uit 1972 is een voortvloeisel van
het besluit uit de jaren vijftig van de twintigste eeuw, om museum terug te restaureren naar de

56
H.J. Zantkuyl. Bouwen in Amsterdam. Amsterdam 1993. 388-389 afb. 1321.
57
Albrecht en Grever (2005), 73.

39
achttiende eeuw. Het past in die zin bij de roede-indeling van de ramen en andere details uit
dezelfde tijd.58 De historische waarde van de tuin is daarom gemiddeld.

Dat is ook het geval met de artistieke waarde van de tuin. Het is een voorbeeld van een
achttiende-eeuwse stijltuin met parterres de broderie. Net achter het huis ligt een beklinkerde
plaats. Iets hoger liggen achter elkaar twee parterres de broderie van buxus met rood en wit
steengruis in een leliepatroon.59 Door de knik halverwege in de tuin liggen de parterres in een
vreemde hoek achter elkaar. Hiertussen staat in een perk met een stervorm in steengruis een
achttiende-eeuwse zonnewijzer. Aan weerszijden zijn twee zandstenen beelden opgesteld,
rechts Flora, de godin van de bloemen en de lente, links Pomona, de godin van de tuin en de
fruitoogst. Deze beelden zijn in 1721 gemaakt door de Amsterdamse beeldhouwer Ignatius
van Logteren.60 Waar ooit de stallen en het koetshuis de tuin begrensden, staat nu een hek en
een marmeren beeld van Mercurius uit de negentiende eeuw.61 Er wordt belang gehecht aan
het feit dat de beplanting van de tuin historisch verantwoord is. Er wordt daarin samengewerkt
58
De realisatie van ontwerp van de tuin werd mogelijk gemaakt door een schenking van de naastgelegen ABN
AMRO bank aan de gemeente Amsterdam. Er werd aan het begin van de jaren zeventig van de twintigste eeuw
een bedrag van 250.000 gulden beschikbaar gesteld voor de herinrichting van het Rembrandtplein en voor de
aanleg van de tuin van het museum. De toenmalige conservator van het museum, F. van Erpers Royaards is in
samenwerking met E. Mos van de Afdeling Beplanting van Dienst der Publieke Werken verantwoordelijk voor
het ontwerp. Zie: S. Albrecht, Een Franse tuin aan de Herengracht. Tuinhistorisch onderzoek in het kader van
de cursus tuinkunst en parken. Amsterdam 2008.
59
Albrecht (2008), 73.
60
De vroegste verblijfplaats van de beelden is een nog onbekende buitenplaats in Aerdenhout, in het begin van
de twintigste eeuw stonden ze in een tuin in Huizen. In 1938 werden de beelden aangeboden aan het
Rijksmuseum in Amsterdam die voor de eer bedankte. In 1965 werden ze opnieuw te koop aangeboden en
aangekocht door het Amsterdams Historisch Museum voor de tuin van MWH. De oorspronkelijke sokkels waren
er niet meer. Zie: Albrecht (2008), 12 en 74.
61
Albrecht (2008), 74.

40
met de tuinbaas van Paleis Het Loo. Zodoende wordt er gebruik gemaakt van planten die in de
achttiende eeuw gebruikelijk waren.62

De toestand van de gereconstrueerde tuin is goed. Zoals dit ook bij een aantal stijlkamers het
geval is, heeft deze toestand gevolgen voor de conditie van de negentiende-eeuwse – en
oudere - historische verhoudingen van de tuin: deze zijn geheel verloren gegaan. Ooit was de
tuin de helft van de huidige grootte: waar de tuin een merkwaardige knik naar rechts maakt,
stond vroeger een koetshuis met stallen (Amstelstraat 20 en 22).63 In de jaren zeventig is de
huidige tuin van het museum aangelegd nadat jarenlang de directiekeet van de belendende
ABN Amro Bank in de tuin had gestaan. In 1996 is de achttiende-eeuwse stijltuin ingrijpend
gerenoveerd door tuinarchitect Arend Jan van der Horst.64 Vandaag de dag wordt het ontwerp
van Mos gehandhaafd, met behoud van de verbeteringen die door Van der Horst, zoals het
historisch verantwoord planten.65 De beelden zijn in goede conditie, op het beeld van
Mercurius na. Van oktober tot eind mei worden de beelden ter bescherming tegen vorst en
regen ingepakt in speciaal daarvoor getimmerde kasten.
Ondanks de beperkte beschikbaarheid van bronnen is het voor de stand van
wetenschap van belang om de negentiende-eeuwse situatie verder te onderzoeken. De
onderzoekswaarde van de tuin is gemiddeld. Het is in de lijn van de missie en doelstellingen
van het museum van belang om negentiende-eeuwse staat van de tuin weer zichtbaar te
maken. Hoewel deze taak niet eenvoudig is -het formaat van de tuin is door de afbraak van de
bebouwing aan de Amstelstraat immers verdubbeld valt een reconstructie op diverse manieren
te interpreteren en realiseren.
Meer onderzoek zou de belevingswaarde van de tuin kunnen verhogen. Een bezoek
aan een openbaar toegankelijk grachtenpand is niet compleet zonder een bezoek aan de tuin.
Hoewel de tuin niet de optimaal gewenste negentiende-eeuwse vorm heeft, wordt deze door
veel bezoekers gewaardeerd. Het historiserende ontwerp weet veel bezoekers te overtuigen.
Ook vanuit de tuinkamer op de bel-etage vormt de tuin een mooi gezicht. De omringende
gebouwen en de moderne gevels aan de Amstelstraat zijn echter een storende factor in de
optimale beleving. Er heeft ‘decontextualisering in situ’ plaatsgevonden. De omringende
62
Zo staan er langs de lange zijden van de tuin leilinden en leiperen. Daarnaast is er sprake van de volgende
beplanting; camelia, oude rozen, het peperboompje, anjers, acanthus en helleborus. Zie Albrecht en Grever
(2005), 74.
63
Albrecht en Grever (2005), 73.
64
Ibidem, 73.
65
In 2008 is door Saskia Albrecht een beheerplan geschreven voor het optimaal onderhoud van de tuin. In dit
plan wordt gedetailleerd ingegaan op de stappen die moeten worden ondernomen om de tuin in de juiste conditie
te houden.

41
gebouwen passen niet meer in de oorspronkelijke historische context van het ensemble van
grachtenhuis en tuin (met eventuele toevoeging van het koethuis). De bruikbaarheid van de
tuin is gemiddeld. Nog steeds heeft de tuin zijn historische functie van pronktuin, waar
bezoekers van het museum en voorbijgangers in de Amstelstraat graag naar kijken.
Toch wringt er iets. Zou het, als referentie aan de van de huidige situatie zo
verschillende maatvoering die de tuin ten tijde van de Willets (en vóór hen) had, aanbeveling
verdienen om de contouren van beide koetshuizen in moderne stijl op te trekken?66

66
Als een landmark in de tijd. Naar het voorbeeld van de tijdens de Tweede Wereldoorlog verwoeste
Delftsepoort in Rotterdam die in 2000 op zijn oorspronkelijke plaats door beeldend kunstenaar Cor Kraat werd
‘herbouwd’ in een open structuur van cortenstaal. Een dergelijke inpassing heeft niets van doen met een
historische reconstructie, maar dient te worden beschouwd als een vorm van moderne monumentale kunst in de
stad.

42

You might also like