Professional Documents
Culture Documents
Instructieboekje A4 Recto
Instructieboekje A4 Recto
dat u voor één van haar producten heeft gekozen. Wij hebben deze handleiding opgesteld opdat u de kwaliteiten ervan ten volle kunt waarderen. Wij
raden aan om deze handleiding geheel door te lezen, voordat u met het voertuig gaat rijden. Het bevat informatie, raadgevingen en waarschuwingen
betreffende het gebruik van uw voertuig; daarnaast zal u eigenschappen, bijzonderheden en handigheidjes ontdekken die u ervan zullen overtuigen
dat u een juiste keuze heeft gemaakt. Wij zijn er zeker van dat indien u hiermee rekening zal houden, u makkelijk zal wennen aan uw nieuw voertuig,
waar u lang naar volle tevredenheid gebruik van zal kunnen maken. Deze uitgave is een integrerend deel van het voertuig, en bij verkoop van dit laatste
moet het worden overhandigd aan de nieuwe eigenaar.
MP3 400ie
Ed. 2
De instructies in deze handleiding zijn vooral opgesteld met het doel een eenvoudige en duidelijke leidraad te geven voor het gebruik: hierin vindt men
eveneens de handelingen van het klein onderhoud en van de periodieke controles die uitgevoerd moeten worden op het voertuig, bij een Dealer of
Erkend Service Centrum. De handleiding bevat tevens instructies voor een aantal eenvoudige herstellingen. De herstellingen die niet uitgebreid in
deze uitgave zijn beschreven, vereisen dat over speciale gereedschappen en/of specifieke technische kennis wordt beschikt: voor de uitvoering hiervan,
raadt men aan om zich te wenden tot een Dealer of Erkend Service Centrum.
2
Persoonlijke veiligheid
Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden opgevolgd, kan dit ernstig letsel
aan personen tot gevolg hebben.
Geeft aan hoe te handelen om te vermijden dat het voertuig schade aan het milieu
toebrengt.
Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden opgevolgd kan dit ernstige schade
aan het voertuig, en eventueel het vervallen van deze garantie tot gevolg hebben.
De tekens die u op deze pagina ziet zijn zeer belangrijk. Ze hebben namelijk tot doel
om de delen van het boekje aan te geven die u aandachtig door moet lezen. Zoals u
ziet, bestaat ieder teken uit een ander grafisch symbool, zodat de bijbehorende onder-
werpen meteen duidelijk kunnen worden gevonden in de verschillende delen.
4
INDEX
VOERTUING................................................................................ 7 Controles................................................................................... 30
Legenda.................................................................................... 9 Tanken...................................................................................... 30
Analoog instrumentenpaneel.................................................... 11 Bandenspanning....................................................................... 32
Klok........................................................................................... 12 Afstellen van de schokdempers................................................ 34
Digitaal display.......................................................................... 13 Inrijden...................................................................................... 35
Onderhoudspictogrammen.................................................... 13 Starten des motors.................................................................... 35
MODE- toets.......................................................................... 13 Voorzorgsmaatregelen.......................................................... 37
Contactslot................................................................................ 14 Moeilijke start............................................................................ 38
Stuurslot vergrendelen.......................................................... 15 Stoppen van de motor............................................................... 38
Stuurslot ontgrendelen.......................................................... 15 Standaard................................................................................. 39
Schakelaar richtingaanwijzers.................................................. 15 Automatische transmissie......................................................... 39
Drukknop claxon....................................................................... 16 Veilig rijden............................................................................... 40
Koplampschakelaar.................................................................. 16 Systeem voor vergrendeling van ophanging vooraan............... 42
Inschakelknop alarmlichten....................................................... 17 ONDERHOUD.............................................................................. 47
Startknop................................................................................... 17 Peil motorolie............................................................................ 48
Stopschakelaar motor............................................................... 18 Controle van het peil van de motorolie.................................. 48
Omleider deblokkering-blokkering voorste ophanging.............. 18 Het bijvullen van motorolie.................................................... 48
Het immobilizer systeem........................................................... 18 Signaleringslampje (onvoldoende oliedruk).......................... 49
Sleutels.................................................................................. 18 Vervanging van de motorolie................................................. 49
Signaleringslampje inschakeling immobilizer........................ 19 Oliepeil naaf.............................................................................. 50
De werking............................................................................ 20 Banden...................................................................................... 52
Programmering immobilizer systeem.................................... 21 Demonteren van de bougie....................................................... 53
Afstandsbediening openen zadel.............................................. 22 Demonteren van het luchtfilter.................................................. 55
Programmeren van de afstandsbediening............................ 22 Reinigen van het luchtfilter........................................................ 55
Toegang tot de benzinetank..................................................... 24 Peil koelvloeistof....................................................................... 56
Die sitzbank.............................................................................. 24 Controle van het oliepeil van de remmen................................. 57
Öffnen der sitzbank mit fernbedienung als zugang zum helm- Bijvullen van de remvloeistof................................................. 58
fach........................................................................................ 25 Accu.......................................................................................... 59
Openen van het zadel voor toegang tot de helmbak in nood- Inwerkingstelling van een nieuwe accu................................. 59
situaties................................................................................. 26 Länger stillegen......................................................................... 60
Opening bergruimte achter....................................................... 26 Zekeringen................................................................................ 60
Identificatie................................................................................ 27 Koplampset............................................................................... 66
GEBRUIK..................................................................................... 29 Afstellen van de koplamp...................................................... 66
Richtingaanwijzers voor............................................................ 70
Lampenset achter..................................................................... 70
Kentekenverlichting................................................................... 71
Verlichting helmbak................................................................... 72
Achteruitkijkspiegels................................................................. 72
Schijfrem voor en achter........................................................... 73
Een lekke band......................................................................... 74
Stilstand van het voertuig.......................................................... 74
Reinigen van het voertuig......................................................... 75
TECHNISCHE GEGEVENS......................................................... 81
Bijgeleverd gereedschap.......................................................... 89
ONDERDELEN EN ACCESSOIRES........................................... 91
Waarschuwingen...................................................................... 92
GEPLAND ONDERHOUD........................................................... 95
Tabel gepland onderhoud......................................................... 96
6
MP3 400ie
Hst. 01
Voertuing
7
1 Voertuing
01_01
8
Legenda (01_01)
1 Voertuing
A = Sleutelschakelaar
B = Startknop
C = Gascommando
D = Commando van de voorrem
E = Schakelaar van de richtingaanwijzers
F = Omleider van de lichten
G = Commando van de achterrem
H = Drukknop van de claxon
I = Noodstopschakelaar
L = Drukknop Mode
M = Drukknop van de noodknipperlichten
N = Analogische instrumentengroep
O = Groep van de controlelampen
P = Haak voor het kofferrek
Q = Digitale instrumentengroep
R = Omleider blokkering-deblokkering van de voorste ophanging
S = Handrem
9
1 Voertuing
01_02
10
Analoog instrumentenpaneel (01_02)
1 Voertuing
A = Led immobilizer / antidiefstalsysteem
B = Snelheidsmeter met dubbele schaal (Km/h en Mp/h)
C = Drukknop CLOCK
D = Digitaal display
E = Controlelamp van het blokkeersysteem van de voorste ophanging
F = Drukknop SET
G = Toerenteller
H = Indicator van het brandstofpeil
I = Controlelamp, licht van de helmruimte aan
L = Controlelamp van het beheer van de motor en melding van onregelmatigheden van
de injectie
M = Controlelamp van de brandstofreserve
N = Controlelamp van het stilleggen van de motor
O = Controlelamp van de richtingaanwijzers
P = Controlelamp onvoldoende oliedruk
Q = Controlelamp, defect van het blokkeersysteem van de voorste ophanging
R = Controlelamp parkeerrem ingeschakeld
S = Controlelamp van de grote lichten
11
Klok (01_03)
Wanneer men op toets «CLOCK» drukt voor minder dan 1 seconde, verkrijgt men
volgende visualisaties:
• UUR
• DATUM
Voor het uitvoeren van de instelling van de klok, drukt men langer dan drie seconden
op toets «CLOCK».
De cijfers die het uur vertegenwoordigen zullen beginnen te knipperen.
01_03 Stel het uur in met de toets «SET». Door opnieuw op de toets «CLOCK» te drukken,
zullen de cijfers beginnen te knipperen die de minuten vertegenwoordigen.
Stel de minuten in met de toets «SET». Druk opnieuw op de toets «CLOCK», en de
cijfers die de dag vertegenwoordigen zullen beginnen te knipperen.
Stel de dag in met de toets «SET». Druk opnieuw op de toets «CLOCK», en de cijfers
die de maand vertegenwoordigen zullen beginnen te knipperen.
Stel de maand in met de toets «SET». Druk opnieuw op de toets «CLOCK», en de
cijfers die het jaar vertegenwoordigen zullen beginnen te knipperen.
Stel het jaar in met de toets «SET». Druk opnieuw op de toets «CLOCK» voor 4
seconden, om de regeling te verlaten.
Tijdens de actualisering, wanneer men geen enkele toets aanraakt voor langer dan 8
seconden, verlaat men automatisch de instelling, en het display zal het gewijzigde uur
visualiseren.
1 Voertuing
12
Digitaal display (01_04)
1 Voertuing
A = Indicator van de totale kilometerteller
B = Icoon van het onderhoud «BELT»
C = Icoon van het onderhoud «SERVICE»
D = Indicator van de temperatuur van de koelvloeistof van de motor
E = Indicator van de partiële kilometerteller (A-B) en de omgevingstemperatuur (se-
lecteerbaar met de toets mode)
01_04 F = Indicator UUR-DATUM
G = Indicator van de brandstofreserve
H = Indicator van de partiële kilometerteller (B)
I = Indicator van de partiële kilometerteller (A)
L = Indicator kilometers mijlen
Onderhoudspictogrammen
De iconen hebben als functie om de gebruiker te informeren, dat het geprogrammeerd
onderhoud moet worden uitgevoerd. Het knipperen van de icoon «SERVICE» meldt
01_05 dat het nodig is om de servicebeurt van het geprogrammeerd onderhoud uit te voeren.
Het knipperen van de icoon «BELT» meldt dat de transmissieriem moet worden ver-
vangen. Het onderhoud van het voertuig moet alleszins worden uitgevoerd bij de in
dit boekje voorziene kilometerstand.
WAARSCHUWING
VOOR VERDERE ONDERHOUDSHANDELINGEN RAADPLEEGT MEN DE «TA-
BEL VAN HET GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD»
01_06 Door op toets «MODE » (N) te drukken voor minder dan één seconde, verkrijgt men
achtereenvolgens onderstaande functies:
1. Partiële kilometerteller "A"
13
14
positie "OFF" of "ON" te duwen, en door de sleutel in tegenwijzerszin te
1 Voertuing
draaien.
5. «OPENING VAN HET DEURTJE VAN DE BRANDSTOFTANK» = Positie
van de opening van het deurtje van de brandstoftank, deze positie wordt
bereikt door op de sleutel in positie "OFF" of "ON" te duwen, en door de
sleutel in wijzerszin te draaien.
Stuurslot vergrendelen
Draai het stuur naar links (helemaal), draai de sleutel in positie «LOCK» en verwijder
de sleutel.
01_08
Stuurslot ontgrendelen
Steek de sleutel weer in het slot en draai hem in de «OFF» positie.
LET OP
01_09
15
01_10
Koplampschakelaar (01_11)
0 = Dimlicht
1 = Groot licht
2 = Passing (knippert)
01_11
1 Voertuing
16
Inschakelknop alarmlichten (01_12)
1 Voertuing
Activeert het aanzetten van de 4 richtingaanwijzers tegelijk. Het commando «M» kan
enkel geactiveerd worden met de sleutel in positie «ON», maar eens ingeschakeld
blijft het ook werken met de sleutel in «OFF» en «LOCK». Het uitschakelen van deze
handeling kan enkel worden uitgevoerd met de sleutelschakelaar in positie «ON».
01_12
Startknop (01_13)
Plaats de sleutel in «ON».
Plaats de schakelaar RUN/OFF op «RUN».
Trek aan één van de twee remhendels.
Druk op drukknop «G» om de motor te starten.
Aandacht, op voertuigen die uitgerust zijn met de blokkering van de ophangingen, zal
het voertuig worden gestart, maar aan het minimum toerental blijven draaien wanneer
de bestuurder niet op het zadel op de bestuurdersplaats zit.
01_13
17
01_14
01_15
18
De sleutel «A» met rode greep is de «MASTER» sleutel.
1 Voertuing
Er wordt slechts één exemplaar van geleverd, en dient om de code van de andere
sleutels in het geheugen op te slaan of voor handelingen die bij de dealers worden
uitgevoerd. Daarom raadt men aan om deze enkel te gebruiken in uitzonderlijke ge-
vallen.
De zwarte sleutel «B» (slechts één bijgeleverd) is voor normaal gebruik en dient voor:
- het starten
- de opening van het achterste koffertje en van het zadel (met afstandsbediening)
01_17
Bij de sleutels wordt een CODE CARD geleverd, waarop men de mechanische code
vindt van de sleutels.
WAARSCHUWING
HET VERLIES VAN DE RODE SLEUTEL BELET HET UITVOEREN VAN HER-
STELLINGEN AAN HET "PIAGGIO IMMOBILIZER" SYSTEEM EN AAN DE CON-
TROLECENTRALE VAN DE MOTOR.
01_18 WAARSCHUWING
19
De werking
Elke keer men de startsleutel uit de positie «OFF» of «LOCK» verwijderd, activeert
het beschermingssysteem de motorblokkering. Wanneer men de sleutel in «ON»
plaatst, wordt de motorblokkering gedesactiveerd wanneer het beschermingssysteem
de code herkent die wordt doorgestuurd door de sleutel. Wanneer de code niet wordt
herkend, raadt men aan om de sleutel opnieuw in positie «OFF» te plaatsen, en ver-
volgens opnieuw in «ON»; wanneer de blokkering niet wordt gedesactiveerd, probeert
men met de andere bijgeleverde (rode) sleutel. Wanneer men de motor nog niet kan
starten, moet men zich tot een Erkend Service Centrum wenden, dat over de nood-
zakelijke elektronische gereedschappen beschikt voor de opsporing van het defect
en de herstelling van het systeem.
Wanneer men extra sleutels aanvraagt, moet men er aan denken dat men alle sleutels
in het geheugen moet opslaan (tot maximaal 7); de nieuwe sleutels én diegene die
reeds in uw bezit zijn.
Men wendt zich rechtstreeks tot een Erkend Service Centrum met de sleutel met
rode greep en alle zwarte sleutels die men bezit.
De codes van de sleutels die men niet heeft meegebracht, zullen bij de nieuwe me-
moriseringsprocedure uit het geheugen worden gewist. De sleutels die men eventueel
heeft verloren, kunnen dus de motor niet meer starten.
WAARSCHUWING
ELKE SLEUTEL HEEFT EEN EIGEN CODE DIE VAN ALLE ANDERE VERSCHILT,
EN DIE DOOR DE CENTRALE VAN HET SYSTEEM MOET WORDEN OPGE-
SLAAN.
HEVIGE SCHOKKEN ZOUDEN DE ELEKTRONISCHE ONDERDELEN IN DE
SLEUTEL KUNNEN BESCHADIGEN.
IN GEVAL HET VOERTUIG VAN EIGENAAR VERANDERD, MOET DE NIEUWE
1 Voertuing
20
Programmering immobilizer systeem
1 Voertuing
Hieronder vindt men de uit te voeren handelingen voor het programmeren van het
PIAGGIO IMMOBILIZER systeem en/of voor het opslaan van andere sleutels. De
programmeringsprocedure moet worden uitgevoerd wanneer de schakelaar voor het
stilleggen van de motor zich in positie «RUN» bevindt.
Eindfase-rode sleutel
Nadat men de laatste zwarte sleutel heeft verwijderd, plaatst men opnieuw de rode
sleutel en draait men deze in positie «ON» (voer deze handeling uit binnen 10 se-
conden na het verwijderen van de vorige sleutel). Laat de sleutel zo voor een
tijdspanne tussen 1 en 3 seconden, en keer terug in positie «OFF».
21
laat de drukknop los, draai de sleutel binnen de 4 seconden vanuit de «ON» positie
in de «OFF» positie.
22
3. Wacht tussen 1 en 8 seconden.
1 Voertuing
4. Herhaal de handelingen 2 en 3 voor nog 4 keer, zonder de sleutel te verwijderen.
De centrale bevestigt de correcte programmatie met de opening van het zadel.
WAARSCHUWING
23
01_22
01_23
01_24
24
LET OP
1 Voertuing
GEBRUIK HET VOERTUIG NIET MET UITGETROKKEN ZADELKAP.
25
01_28
01_29
01_30
26
Identificatie (01_31, 01_32)
1 Voertuing
De identificatienummers bestaan uit een voorvoegsel dat op het chassis en op de
motor «B» werden gedrukt, gevolgd door een nummer. Deze moeten steeds worden
meegedeeld wanneer men wisselstukken aanvraagt. Om het framenummer af te le-
zen, moet men het relatieve deurtje «A» in de helmruimte verwijderen. Men raadt aan
om te controleren of de frameregistratiecode op het voertuig overeenkomt met die-
gene in de documenten van het voertuig zelf.
LET OP
01_31
01_32
27
1 Voertuing
28
MP3 400ie
Hst. 02
Gebruik
29
Controles
Vooraleer men het voertuig start, controleert men:
1. Of er benzine aanwezig is in de tank.
2. Het vloeistofpeil van de voor- en achterremmen.
3. De correcte bandenspanning.
4. De werking van de positielichten, de koplamp en de richtingaanwijzers, het stoplicht
en de nummerplaatverlichting.
5. De werking van de voor- en achterremmen.
6. Het oliepeil in de raderwerkdoos.
7. Het peil van de motorolie.
8. Het peil van de koelvloeistof
02_01
30
ZORG ERVOOR DAT ER GEEN BENZINE OP DE WARME MOTOR EN OP HET
2 Gebruik
PLASTIC TERECHT KOMT.
LET OP
MEN RAADT AAN OM NIET TE REIZEN MET EEN BIJNA LEGE BRANDSTOF-
TANK; ZONDER BRANDSTOF VALLEN KAN SCHADE AANBRENGEN AAN DE
KATALYSATOR.
LET OP
31
WAARSCHUWING
Technische kenmerken
Brandstoftank (reserve)
~ 12 l (2 l)
Bandenspanning (02_03)
Controleer regelmatig (ongeveer elke 500 km) de spanning en de slijtage van de ban-
den. De banden zijn voorzien van een slijtage-indicator, daarom moet men de banden
vervangen wanneer deze indicators op het rijvlak te voorschijn komen. Controleer
eveneens of de banden geen sneden op de zijkanten, of een onregelmatige slijtage
van het rijvlak vertonen; in dit geval wendt men zich tot erkende dealers, of die alles-
zins uitgerust zijn voor de vervanging.
02_03
2 Gebruik
32
LET OP
2 Gebruik
DE BANDENSPANNING MOET WORDEN GEMETEN WANNEER DE BANDEN
KOUD ZIJN.EEN FOUTE SPANNING HEEFT EEN ABNORMALE SLIJTAGE VAN
DE BANDEN TOT GEVOLG, EN MAAKT HET RIJDEN GEVAARLIJK.
DE BAND MOET WORDEN VERVANGEN WANNEER HET RIJVLAK DE SLIJTA-
GELIMIET, VOORZIEN IN DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN, HEEFT BEREIKT.
BANDEN
Voorste band Tubeless 120/70-12" 51S o 51P
33
HET GEBRUIK VAN HET VOERTUIG MET EEN VOORSPANNING DIE NIET IS
AANGEPAST AAN HET GEWICHT VAN DE BESTUURDER EN DE EVENTUELE
PASSAGIER, KAN HET RIJCOMFORT EN DE RIJPRECISIE VERMINDEREN.
02_05
WAARSCHUWING
34
Inrijden
2 Gebruik
DE EERSTE 1000 KM MAG MEN NIET HARDER GAAN DAN 80% VAN DE VOOR-
ZIENE MAXIMUMSNELHEID. VERMIJDT OM DE GASHENDEL HELEMAAL TE
OPENEN EN OM LANGE AFSTANDEN AF TE LEGGEN MET EEN CONSTANTE
SNELHEID. NA DE EERSTE 1000 KM VOERT MEN DE SNELHEID LANGZAAM
OP, WAAR TOEGESTAAN, TOT MEN DE MAXIMALE PRESTATIES BEREIKT.
LET OP
35
SCHAKEL DE MOTOR NIET UIT TIJDENS HET RIJDEN. IN DIT GEVAL KAN DE
ONVERBRANDE BENZINE IN DE KATALYSATOR TERECHTKOMEN EN DAAR
VERBRANDEN, WAARDOOR DEZE OVERVERHIT RAAKT EN STUK GAAT.
36
LET OP
2 Gebruik
DRUK NIET OP DE STARTKNOP WANNEER DE TANK LEEG IS, OF PLAATS DE
SLEUTELSCHAKELAAR NIET OP «ON», OMDAT ZO HET STARTSYSTEEM BE-
SCHADIGD ZOU RAKEN
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen
LET OP
37
WAARSCHUWING
ZET DE MOTOR NA EEN LANGE RIT AAN MAXIMALE SNELHEID NIET METEEN
UIT, MAAR LAAT HEM ENKELE SECONDEN OP HET MINIMUM TOERENTAL
DRAAIEN.
Moeilijke start
Wanneer de motor eventueel uitzonderlijk zou verzuipen, is het mogelijk, om de start
te vergemakkelijken, om te proberen te starten met het gashandvat gedeeltelijk of
volledig open. Na de start van de motor moet men zich wenden tot een Erkend Ser-
vice Centrum voor de controle van de oorzaken en voor het herstellen van de correcte
werking.
38
LET OP
2 Gebruik
SCHAKEL DE MOTOR NIET UIT TIJDENS HET RIJDEN. IN DIT GEVAL KAN DE
ONVERBRANDE BENZINE IN DE KATALYSATOR TERECHTKOMEN EN DAAR
VERBRANDEN, WAARDOOR DEZE OVERVERHIT RAAKT EN STUK GAAT.
Standaard (02_10)
Met de voet drukt men op het uitsteeksel van de centrale standaard «F» en tegelij-
kertijd heft men het voertuig achteruit op met behulp van de laterale handgrepen.
02_10
Automatische transmissie
Om het rijden zo eenvoudig en aangenaam mogelijk te maken, is het voertuig uitgerust
met automatische transmissie met regelaar en centrifugekoppeling. Het systeem is
ontworpen om de beste prestaties te leveren (acceleratie en verbruik) op vlakke we-
gen en op hellingen.
Wanneer men stilstaat op een helling (verkeerslicht, file, enz.), gebruikt men enkel
de rem om het voertuig stil te laten staan, en dit met de motor op het minimum
toerental. Wanneer men de motor gebruikt om het voertuig stil te laten staan,
kan dit een oververhitting van de koppeling veroorzaken, door de wrijving van
de massa's van de koppeling zelf op het blok. Bovendien vermijdt men om gas
te geven wanneer de handrem aangetrokken is. Het is beter om te voorkomen dat
de koppeling voor lange tijd slipt, als gevolg van (naast de hierboven gegeven voor-
beelden) het rijden op steile hellingen met een zware lading of het vertrekken met
bestuurder en passagier op hellingen die steiler zijn dan 25%.
39
Veilig rijden
Hierna volgen enkele eenvoudige adviezen, die het toelaten om met uw voertuig tij-
dens het dagdagelijks gebruik op een rustigere en veiligere wijze te rijden. Uw
bekwaamheid en uw mechanische kennis vormen de basis voor een veilig rijgedrag.
Men raadt aan om het voertuig in verkeersvrije zones uit te proberen, om het zo beter
te leren kennen.
1. Denk eraan om vóór het vertrek uw helm op te zetten en deze correct vast te maken.
2. Op een slecht wegdek moet men snelheid verminderen en voorzichtig rijden.
3. Denk eraan dat wanneer men een lange afstand heeft afgelegd op een nat wegdek
zonder het gebruik van de remmen, het remeffect eerst minder effectief is. In deze
rijcondities raadt men aan om regelmatig de remmen te activeren.
4. Vermijdt om te vertrekken door op het voertuig met uitgeklapte standaard te gaan
zitten. Het achterwiel mag in elk geval niet draaien wanneer het in contact komt met
de grond, om bruusk wegrijden te voorkomen.
5. In het geval men het voertuig gebruikt op wegen met zand, modder, sneeuw met
strooizout, enz. Men raadt aan om de remschijf regelmatig te reinigen met een niet
agressief reinigingsmiddel, om zo het vormen van schurende ophopingen binnenin
de boringen en een vroegtijdige slijtage van de rempastilles te vermijden.
LET OP
40
LET OP
2 Gebruik
OM EVENTUELE ONGEVALLEN TE VOORKOMEN, MOET MEN UITERST VOOR-
ZICHTIG ZIJN BIJ HET TOEVOEGEN VAN EN HET RIJDEN MET ACCESSOIRES
EN BAGAGE. HET TOEVOEGEN VAN ACCESSOIRES EN BAGAGE KAN DE
STABILITEIT, DE PRESTATIES EN DE VEILIGHEIDSLIMIETEN VAN DE SCOO-
TER TIJDENS HET GEBRUIK VERMINDEREN
WAARSCHUWING
41
IS BIJ WET VERBODEN EN MAAKT HET VOERTUIG NIET MEER CONFORM HET
GEHOMOLOGEERD TYPE, EN IS GEVAARLIJK VOOR DE RIJVEILIGHEID.
02_11 Door de omleider «T» in te drukken in positie «1» , meldt een continu akoestisch
signaal dat het blokkeersysteem ingeschakeld is, en tegelijkertijd licht de controlelamp
«E» vast op.
Door de omleider «T» in te drukken in positie «2» , meldt een intermitterend akoestisch
signaal dat het blokkeersysteem uitgeschakeld is, en tegelijkertijd begint de contro-
lelamp «E» opnieuw te knipperen. De controlelamp «E» zal uitgaan wanneer men
begint te rijden. Dit wil zeggen dat het systeem het gerol van het voertuig toestaat.
Het inschakelen van de blokkering van het gerol is enkel mogelijk wanneer men ge-
lijktijdig de volgende condities waarneemt:
• Het gashandvat volledig dicht
02_12 • Het regime van de rotatie van de motor minder dan 2500 tpm
• De snelheid van het voertuig minder dan 10 km/h
• Controlelamp WARNING blokkeersysteem «Q» uit (het systeem heeft geen
onregelmatigheden gedetecteerd)
Wanneer één van deze condities zich voordoet, blijft de controlelamp «E» uit en is het
niet mogelijk om de blokkering in te schakelen (in normale rijcondities is de controle-
lamp «E» uit).
2 Gebruik
Wanneer men aan het gashandvat draait met de motor aan, met het systeem geblok-
keerd en met de controlelamp «E» aan, wordt de blokkering van de ophanging
automatisch gedesactiveerd en gaat de controlelamp «E» uit.
42
Voor een veiliger gebruik is het voertuig uitgerust met een sensor voor de aanwe-
2 Gebruik
zigheid van de bestuurder, die is ingebouwd binnenin het zadel, en die het systeem
toelaat om de voortgang van het voertuig en de deblokkering van de ophanging te
desactiveren (wanneer de ophanging geblokkeerd is), wanneer de bestuurder niet
correct op de bestuurdersplaats zit: in dit geval licht de controlelamp WARNING «Q»
vast op.
LET OP
02_13
DE SENSOR DIE DE AANWEZIGHEID VAN DE BESTUURDER MELDT, IS OP DE
VOORKANT VAN DE ZITPLAATS AANGEBRACHT. MEN MOET DUS VERMIJ-
DEN ONOPLETTEND LASTEN OF ZWARE VOORWERPEN OP HET ZADEL TE
PLAATSEN.
DIT PLICHTSVERZUIM MAAKT HET MOGELIJK DAT HET VOERTUIG BEWEEGT
EN DAT DE OPHANGING WORDT GEDEBLOKKEERD, OOK WANNEER DE BE-
STUURDER NIET AANWEZIG IS, WANNEER ER AAN HET GASHANDVAT
WORDT GEDRAAID. BOVENDIEN KAN DIT HET TOEVALLIG VALLEN VAN HET
VOERTUIG VEROORZAKEN.
02_14 WAARSCHUWING
02_15
43
WAARSCHUWING
IN HET GEVAL DAT DE BESTUURDER NIET OP HET ZADEL ZIT, MET HET
VOERTUIG AAN EN HET BLOKKEERSYSTEEM INGESCHAKELD, MOET HET
NUTTELOOS ACTIVEREN VAN HET GASCOMMANDO VERMEDEN WORDEN,
02_17 AANGEZIEN DEZE HANDELING DE KATALYSATOR ZOU KUNNEN BESCHADI-
GEN.
LET OP
Wanneer het voertuig stilstaat en het blokkeersysteem is ingeschakeld, kan men van
het voertuig stappen zonder dat de standaard moet geplaatst worden. Voor een betere
2 Gebruik
veiligheid trekt men de handrem aan, door de hendel, die wordt getoond in de figuur,
van positie «A» naar positie «B» te verplaatsen.
44
Met de handrem aangetrokken «B» licht de controlelamp «R» op de instrumenten-
2 Gebruik
groep op.
Wanneer de handrem wordt aangetrokken «B» en de sleutelschakelaar wordt in po-
sitie «1» geplaatst, wordt het veiligheidssysteem geactiveerd zodat de handrem niet
kan losgemaakt worden. Om hem te kunnen losmaken plaatst men de sleutelscha-
kelaar in positie «2» of «3». Wanneer de schakelaar zich in positie «1» bevindt, kan
de handrem alleszins ingeschakeld worden.
Wanneer de controlelamp WARNING «Q» oplicht (knipperend), wil dit zeggen dat er
een defect werd opgemerkt van het blokkeersysteem van de voorste ophanging, en
moet men zich dus wenden tot een Erkend Service Centrum. Wanneer de voorste
ophanging geblokkeerd is, is het alleszins mogelijk om het systeem te deblokkeren
door de schakelaar «T» 2 keer snel te activeren op de deblokkeerpositie «2». Het
deblokkeren van de ophanging uitvoeren, het voertuig kan nu normaal gebruikt wor-
den, behalve voor het blokkeersysteem dat uitgeschakeld is.
De snelheid van het voertuig is zelfbeperkend tot 30 Km/h in geval van bepaalde
defecten, deze automatische procedure schakelt zich in om de veiligheid te verhogen
tot op het ogenblik dat het defect wordt hersteld.
Men moet zich in elk geval wenden tot een Erkend Service Centrum.
Wanneer de controlelamp WARNING «Q» (vast) en het continu akoestisch signaal
gelijktijdig beginnen te werken, probeert men om het systeem te deblokkeren door 2
keer snel de schakelaar «T» op de deblokkeerpositie «2» te activeren. Wanneer het
systeem niet wordt gedeblokkeerd, wendt men zich tot een Erkend Service Cen-
trum.
WAARSCHUWING
45
Nel caso in cui si accenda (lampeggiante) la spia WARNING «Q» vuol dire che è stata
rilevata un'avaria al sistema di blocco sospensione anteriore, pertanto si rende ne-
cessario rivolgersi ad un Punto di Assistenza Autorizzato. Qualora la sospensione
anteriore fosse in stato di blocco è comunque possibile sbloccare il sistema azionando
2 volte rapidamente il commutatore «T» sulla posizione di sblocco «2». Effettuato lo
sblocco della sospensione, il veicolo è normalmente utilizzabile se non per il sistema
di blocco che risulterà disattivato.
In alcuni casi di avaria la velocità del veicolo viene autolimitata a 30 Km/h, questa
procedura automatica si attiva per aumentare la sicurezza finchè l'avaria non venga
eliminata.
Occorre in ogni caso rivolgersi ad un Punto di Assistenza Autorizzato.
Nel caso in cui contemporaneamente all'accensione della spia WARNING «Q» (fissa)
si attivasse anche il segnale acustico continuo, tentare di sbloccare il sistema azio-
nando 2 volte rapidamente il commutatore «T» sulla posizione di sblocco «2». Se non
dovesse sbloccarsi rivolgersi immediatamente ad un Punto di Assistenza Autoriz-
zato.
2 Gebruik
46
MP3 400ie
Hst. 03
Onderhoud
47
Peil motorolie
Bij de 4-takt motoren wordt de motorolie gebruikt om de distributieorganen, de bank-
kussentjes en de thermische groep te smeren. Een onvoldoende hoeveelheid olie
kan ernstige schade veroorzaken aan de motor zelf. Bij alle 4-takt motoren is het
verslechteren van de kenmerken van de olie en een hoger verbruik normaal. Vooral
het verbruik kan door de gebruikscondities worden beïnvloed (bijv.: door steeds "vol
gas" te rijden, verhoogt het olieverbruik). In functie van de totale hoeveelheid van olie
in de motor en van het gemiddelde verbruik die volgens de standaardmodaliteiten zijn
opgemeten, wordt bepaald hoe vaak de olie moet worden vervangen, en voorge-
schreven in het onderhoudsprogramma. Om eender welk ongemak te voorkomen,
raadt men aan om het oliepeil vaker te controleren dan aangegeven in de tabel
van het Geprogrammeerd Onderhoud, of voordat men lange afstanden gaat af-
leggen. Het voertuig is alleszins voorzien van een controlelamp op het instru-
03_01 mentenbord voor de signalatie van de oliedruk.
een Erkend Service Station een controle en het eventueel bijvullen van motorolie uit
te voeren, volgens de aanduidingen in de tabel van het geprogrammeerd onderhoud.
03_03
48
Signaleringslampje (onvoldoende oliedruk)
3 Onderhoud
Het voertuig is uitgerust met een controlelamp, die gaat branden wanneer de sleutel
in positie «ON» wordt gedraaid. Deze controlelamp moet uitgaan wanneer men de
motor start. Wanneer de controlelamp oplicht tijdens het remmen, aan het mini-
mum toerental of in een bocht, moet men het peil controleren en eventueel
bijvullen. Wanneer de controlelamp na het bijvullen nog oplicht tijdens het rem-
men, aan het minimum toerental of in een bocht, moet men zich wenden tot een
Erkend Service Centrum.
49
LET OP
DE GEBRUIKTE OLIE BEVAT STOFFEN DIE SCHADELIJK ZIJN VOOR HET MI-
LIEU. VOOR DE VERVANGING VAN DE OLIE RAADT MEN AAN OM ZICH TE
WENDEN TOT EEN ERKEND SERVICE CENTRUM, DAT IS UITGERUST VOOR
DE VERWERKING VAN DE GEBRUIKTE OLIE, TER BESCHERMING VAN HET
MILIEU, EN DOOR DE WETTELIJKE NORMEN TE RESPECTEREN.
Aanbeloven producten
AGIP CITY HI TEC 4T
Olie voor de motor
Synthetische olie SAE 5W-40, API SL, ACEA A3, JASO MA
50
DELEN SNELLER VERSLIJTEN, EN KAN DIT ERNSTIGE SCHADE VEROORZA-
3 Onderhoud
KEN.
LET OP
51
Aanbeloven producten
AGIP ROTRA 80W-90
Olie van de achternaaf
Olie SAE 80W/90 die voldoet aan de specifieken API GL3
Technische kenmerken
Olie van de transmissie
250 cm³
Banden (03_08)
Controleer regelmatig (ongeveer elke 500 km) de spanning en de slijtage van de ban-
den. De banden zijn voorzien van een slijtage-indicator, daarom moet men de banden
vervangen wanneer deze indicators op het rijvlak te voorschijn komen. Controleer
eveneens of de banden geen sneden op de zijkanten, of een onregelmatige slijtage
van het rijvlak vertonen; in dit geval wendt men zich tot erkende dealers, of die alles-
zins uitgerust zijn voor de vervanging.
LET OP
03_08
52
SPANNING OF MET EEN NIET CORRECTE UITBALANCERING, KAN GEVAAR-
3 Onderhoud
LIJKE VIBRATIES VAN DE STUURINRICHTING TOT GEVOLG HEBBEN.
BANDEN
Voorste band Tubeless 120/70-12" 51S o 51P
53
WAARSCHUWING
Technische kenmerken
Bougie
CHAMPION RG 6 HC
Bougie als alternatief
NGK CR7EKB
Elektrische kenmerken
Afstand van de elektroden
0,7 ÷ 0,8 mm
3 Onderhoud
54
Demonteren van het luchtfilter (03_11)
3 Onderhoud
Handel als volgt:
Om de luchtfilter te bereiken, draait men de negen bevestigingbouten «A» los en ver-
wijdert men het deksel van de luchtfilter «B».
03_11
Aanbeloven producten
AGIP FILTER OIL
Olie voor de spons van de luchtfilter
Mineraalolie met speciale toevoeging om het adhesief zijn te verhogen
55
03_13 d) Vul eventueel bij, bij koude motor, wanneer het vloeistofpeil zich dicht bij het mini-
mum bevindt.
Wanneer men de koelvloeistof vaak moet bijvullen of wanneer het expansievat hele-
maal droog is, moet de oorzaak hiervan in de koelinstallatie gezocht worden. Het is
dus absoluut noodzakelijk om de koelinstallatie bij een Erkend Service Centrum te
laten controleren. De vervanging van de koelvloeistof moet uitgevoerd worden vol-
gens de aanduidingen in de tabel van het geprogrammeerd onderhoud. Voor deze
handeling wendt men zich tot een Erkend Service Centrum.
N.B.
WANNEER BIJ HET NORMAAL RIJDEN HET 9° SEGMENT OPLICHT, LEGT MEN
3 Onderhoud
56
WAARSCHUWING
3 Onderhoud
VOOR HET VERMIJDEN VAN BRANDWONDEN, MAG MEN DE STOP VAN HET
EXPANSIEVAT NIET VERWIJDEREN WANNEER DE MOTOR NOG WARM IS.
WAARSCHUWING
03_15
OM SCHADELIJKE UITSTROMINGEN VAN DE VLOEISTOF TIJDENS HET RIJ-
DEN TE VOORKOMEN, IS HET BELANGRIJK DAT MEN ER ZICH VAN VERZE-
KERT DAT HET PEIL NOOIT DE MAXIMUMWAARDE OVERSCHRIJDT.
OM EEN CORRECTE WERKING VAN DE MOTOR TE GARANDEREN, MOET MEN
HET ROOSTER VAN DE RADIATOR REIN HOUDEN.
Aanbeloven producten
AGIP PERMANENT SPEZIAL
koelvloeistof
Antivriesvloeistof op basis van monoethyleenglycol, CUNA NC 956-16
57
58
Aanbeloven producten
3 Onderhoud
AGIP BRAKE 4
Remvloeistof
Synthetische vloeistof FMVSS DOT 4
Accu (03_18)
Handel als volgt om bij de accu te komen:
1. Plaats het voertuig op de centrale standaard;
2. Open het zadel door zich te houden aan bovenstaande beschrijvingen;
3. Verwijder de twee bevestigingen «A» en het deksel «B».
WAARSCHUWING
03_18
59
WAARSCHUWING
Länger stillegen
Wanneer het voertuig lange tijd niet wordt gebruikt, moet men de accu periodiek op-
laden, aangezien de accu in ongeveer drie maanden volledig leegloopt. De oplading
van de accu moet worden uitgevoerd met een stroom die gelijk is aan 1/10 van de
nominale capaciteit van de accu zelf (~ 1A ), en dit niet langer dan 8 uur onafgebroken.
Voor deze handeling wordt alleszins aangeraden om zich tot een Erkend Service
Centrum te wenden. In geval van de demontage van de accu, controleert men bij de
hermontage de correcte verbinding van de klemmen.
03_19
3 Onderhoud
60
MET ANDER MATERIAAL (BIJVOORBEELD EEN STUK ELEKTRICITEITSKA-
3 Onderhoud
BEL).
03_20
03_21
03_22
61
03_23
van de knipperlichten
62
Beschermde circuits:voeding
3 Onderhoud
vanaf de accu: commandocentrale
van de parkeerrem
63
elektroschroef,
afstandsschakelaar van de
injectieladingen
64
Aantal: 1
3 Onderhoud
Lamp van het licht van de Type: LANGWERPIG
zadelruimte
Vermogen: 12V - 5W
Aantal: 1
65
66
1. Maak het voertuig gebruiksklaar, onbelast, met de banden opgepompt aan de
3 Onderhoud
voorgeschreven spanning, en op een vlak terrein op 10 m van een wit scherm in
halfschaduw. Zorg dat de as van het voertuig loodrecht op het scherm staat;
2. Verwijder de centrale bedekking van de optische groep
3. Schakel de koplamp aan en controleer of de grens van de lichtbundel die op het
witte scherm wordt geprojecteerd, niet hoger komt dan 9/10 van de hoogte van het
midden van de koplamp vanop de grond, en niet lager dan 7/10;
4. In het omgekeerde geval regelt men de koplamp door te handelen op de bouten
«A», die worden aangeduid in de figuur
03_26
N.B.
DE BESCHREVEN PROCEDURE IS OVEREENKOMSTIG DE "EUROPESE
NORM" BETREFFENDE DE MAXIMALE EN MINIMALE HOOGTE VAN DE LICHT-
BUNDEL. CONTROLEER ALLESZINS DE VOORSCHRIFTEN VAN DE LANDEN
WAARIN HET VOERTUIG WORDT GEBRUIKT.
03_27
03_28
67
03_29
03_30
3 Onderhoud
03_31
68
3 Onderhoud
03_32
03_33
03_34
69
03_35
03_36
70
3 Onderhoud
03_38
03_39
03_40
71
03_41
03_42
Achteruitkijkspiegels (03_43)
De spiegels kunnen manueel worden geregeld, door de spiegelhouder te draaien tot
men de gewenste inclinatie heeft bereikt.
3 Onderhoud
03_43
72
Schijfrem voor en achter
3 Onderhoud
De slijtage van de remschijf en de rempastilles wordt automatisch gecompenseerd,
en heeft derhalve geen invloed op de werking van de remmen. Daarom moeten de
remmen nooit worden geregistreerd. Wanneer men de hendel activeert en deze te
elastisch is, is dit waarschijnlijk te wijten aan de aanwezigheid van lucht in het circuit
of aan de onregelmatige werking van de rem zelf. In dit geval raadt men aan, aange-
zien de fundamentele rol van de remmen voor uw rijveiligheid, om het voertuig naar
een Dealer of Erkend Service Centrum te brengen.
LET OP
73
74
2. Plaats het voertuig op de centrale standaard, en desactiveer de blokkering van de
3 Onderhoud
voorste ophanging;
3. Demonteer de bougie met de motor uit en met de zuiger op het onderste dode punt.
Voeg langs de boring 1÷2 cc olie toe (grotere hoeveelheden zijn schadelijk voor de
integriteit van de motor zelf). Activeer 1-2 maal de startknop voor ongeveer 1 seconde,
en laat de motor enkele toeren draaien. Daarna hermonteert men de bougie;
4. Verwijder alle brandstof uit het voertuig; smeer de niet gelakte metalen onderdelen
in met antiroestvet; zorg dat de banden de grond niet raken, door het frame op twee
blokken hout te plaatsen;
5. Voor de accu moet men de normen volgen die men vindt in het deel «Accu».
Aanbeloven producten
AGIP CITY HI TEC 4T
Olie voor de motor
Synthetische olie SAE 5W-40, API SL, ACEA A3, JASO MA
75
LET OP
76
3 Onderhoud
HET VOERTUIG START NIET
Noodschakelaar in positie «OFF» Plaats hem op «ON»
ONVOLDOENDE COMPRESSIE
Geloste bougie Sluit de bougie
77
ONVOLDOENDE REMMING
Vettigheid van de schijf. Slijtage Zich wenden tot een Erkend
van de pastilles. Beschadigde Service Centrum.
mechanismen van de
reminstallatie. Aanwezigheid van
lucht in het voorste en achterste
remcircuit
INEFFICIËNTE OPHANGINGEN
Beschadigde schokdempers, Zich wenden tot een Erkend
olielekken, versleten Service Centrum.
eindslagbuffers; slecht geregelde
schokdempers bij de voorbelading
78
3 Onderhoud
DE STANDAARD KEERT NIET TERUG
Aanwezigheid van vuil Reinigen en invetten
79
3 Onderhoud
80
MP3 400ie
Hst. 04
Technische gegevens
81
4 Technische gegevens
04_01
82
4 Technische gegevens
DATI MOTORE
Type 4-takt monocilindrisch
Start Elektrisch
83
Bougie CHAMPION RG 6 HC
84
Kleppenspeling Aanzuiging: 0,15 mm
4 Technische gegevens
Afvoer: 0,15 mm
Start Elektrisch
Bougie CHAMPION RG 6 HC
85
86
Voorste band Tubeless 120/70-12" 51S o 51P
4 Technische gegevens
Achterste band Tubeless 140/70 - 14" 68S o 68P
reinf
DATI VEICOLO
Frame In staalgedrukte buizen en platen
87
CAPACITEIT
Motorolie 1,7 l
4 Technische gegevens
Brandstoftank (reserve) ~ 12 l (2 l)
CAPACITA'
Motorolie 1,7 l
88
Olie van de transmissie 250 cm³
4 Technische gegevens
Vloeistof van de koelinstallatie ~ 1,8 l
Brandstoftank (reserve) ~ 12 l (2 l)
04_02
89
4 Technische gegevens
90
MP3 400ie
Hst. 05
Onderdelen en
accessoires
91
Waarschuwingen (05_01)
WAARSCHUWING
92
WAARSCHUWING
5 Onderdelen en accessoires
WANNEER UW SCOOTER UITGERUST IS MET ACCESSOIRES, MAG U NIET
HARDER RIJDEN DAN 120 Km/h. ZONDER DEZE ACCESSOIRES KAN U HAR-
DER RIJDEN MET HET VOERTUIG, MAAR TOCH STEEDS BINNEN DE DOOR DE
WET VASTGESTELDE LIMIETEN. WANNEER DE SCOOTER IS UITGERUST MET
NIET ORIGINELE PIAGGIO ACCESSOIRES, WANNEER ER EEN ABNORMALE
LADING AANWEZIG IS, WANNEER DE SCOOTER ZICH NIET IN OPTIMALE AL-
GEMENE CONDITIES BEVINDT, OF WANNEER DE WEERSOMSTANDIGHEDEN
NIET OPTIMAAL ZIJN, MOET MEN DE SNELHEID NOG VERMINDEREN.
WAARSCHUWING
93
5 Onderdelen en accessoires
94
MP3 400ie
Hst. 06
Gepland onderhoud
95
ELKE 2 JAAR
Koelvloeistof - vervanging
Remolie - vervanging
BIJ 1.000 KM
Veiligheidsblokkeringen - controle
Gascommando - registratie
96
Peil van de koelvloeistof - controle
6 Gepland onderhoud
Oliepeil van de remmen - controle
Motorolie - vervanging
Naafolie - vervanging
Stuur - Controle
Transmissieriem - vervanging
Gascommando - registratie
Luchtfilter - reiniging
97
Motorolie - vervanging
Naafolie - controle
Ophangingen - controle
Stuur - Controle
Bougies - vervanging
98
6 Gepland onderhoud
BIJ 20.000 KM BIJ 40.000 KM BIJ 60.000 KM EN BIJ
80.000 KM
Bougies - vervanging
Transmissieriem - vervanging
Gascommando - registratie
Luchtfilter - controle
Kleppenspeling - controle
Motorolie - vervanging
Naafolie - vervanging
Ophangingen - controle
Stuur - Controle
99
30.000 KM
Veiligheidsblokkeringen - controle
Transmissieriem - vervanging
Gascommando - registratie
Luchtfilter - reiniging
Motorolie - vervanging
Naafolie - controle
Ophangingen - controle
Stuur - Controle
6 Gepland onderhoud
Bougies - vervanging
100
6 Gepland onderhoud
TABEL MET AANBEVOLEN PRODUCTEN
Product Beschrijving Kenmerken
AGIP ROTRA 80W-90 Olie van de achternaaf Olie SAE 80W/90 die voldoet aan de
specifieken API GL3
AGIP CITY HI TEC 4T Olie voor het smeren van flexibele Olie voor 4-takt motoren
transmissies (gascommando)
AGIP FILTER OIL Olie voor de spons van de luchtfilter Mineraalolie met speciale toevoeging om het
adhesief zijn te verhogen
AGIP GP 330 Vet met Calciumcomplexzeep NLGI 2; ISO-L- Vet (hendels van rem- en gascommando)
XBCIB2
AGIP CITY HI TEC 4T Olie voor de motor Synthetische olie SAE 5W-40, API SL, ACEA
A3, JASO MA
101
6 Gepland onderhoud
102
TREFWOORDENREGISTER
A K S
Accu: 59 Klok: 12 Schijfrem: 73
Koelvloeistof: 56 Schokdempers: 34
Koplamp: 66 Sleutels: 18
B Standaard: 39
Banden: 52 Start: 38
Bandenspanning: 32 L Stuurslot: 15
Bougie: 53 Luchtfilter: 55
T
C M Technische gegevens: 81
Claxon: 16 Motorolie: 48, 49 Transmissie: 39
D O Z
Display: 13 Onderhoud: 47, 95, 96 Zadel: 22, 26
Zekeringen: 60
I R
Identificatie: 27 Remvloeistof: 58
Immobilizer: 18, 19, 21 Richtingaanwijzers: 15, 70
103
De beschrijvingen en de illustraties in deze uitgave zijn niet bindend: PIAGGIO-GILERA behoudt het recht, met onderscheid van de essentiële eigen-
schappen van het type dat hier wordt beschreven en geïllustreerd, om op eender welk moment, en zonder dat deze uitgave onmiddellijk wordt bijgewerkt,
eventuele wijzigingen van onderdelen, details of accessoires aan te brengen, die men gepast vindt om het product te verbeteren of voor eender welke
constructieve of commerciële behoefte.
Niet alle versies in deze uitgave zijn in alle landen beschikbaar. De beschikbaarheid van de afzonderlijke versies moet worden gecontroleerd via het officiële verkoopnetwerk van Piaggio.
"© Copyright 2007 - PIAGGIO & C. S.p.A. Pontedera. Alle rechte voorbehouden. Het reproduceren van de inhoud, ook van delen hiervan, is niet toegestaan."