Download as pdf or txt
Download as pdf or txt
You are on page 1of 52

PIAGGIO WIL U HIERBIJ BEDANKEN

dat u voor één van haar producten heeft gekozen. Wij hebben deze handleiding opgesteld opdat u de kwaliteiten ervan ten volle kunt waarderen. Wij
raden aan om deze handleiding geheel door te lezen, voordat u met het voertuig gaat rijden. Het bevat informatie, raadgevingen en waarschuwingen
betreffende het gebruik van uw voertuig; daarnaast zal u eigenschappen, bijzonderheden en handigheidjes ontdekken die u ervan zullen overtuigen
dat u een juiste keuze heeft gemaakt. Wij zijn er zeker van dat indien u hiermee rekening zal houden, u makkelijk zal wennen aan uw nieuw voertuig,
waar u lang naar volle tevredenheid gebruik van zal kunnen maken. Deze uitgave is een integrerend deel van het voertuig, en bij verkoop van dit laatste
moet het worden overhandigd aan de nieuwe eigenaar.

MP3 400ie

Ed. 2

De instructies in deze handleiding zijn vooral opgesteld met het doel een eenvoudige en duidelijke leidraad te geven voor het gebruik: hierin vindt men
eveneens de handelingen van het klein onderhoud en van de periodieke controles die uitgevoerd moeten worden op het voertuig, bij een Dealer of
Erkend Service Centrum. De handleiding bevat tevens instructies voor een aantal eenvoudige herstellingen. De herstellingen die niet uitgebreid in
deze uitgave zijn beschreven, vereisen dat over speciale gereedschappen en/of specifieke technische kennis wordt beschikt: voor de uitvoering hiervan,
raadt men aan om zich te wenden tot een Dealer of Erkend Service Centrum.

2
Persoonlijke veiligheid

Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden opgevolgd, kan dit ernstig letsel
aan personen tot gevolg hebben.

Behoud van het milieu

Geeft aan hoe te handelen om te vermijden dat het voertuig schade aan het milieu
toebrengt.

Staat van het voertuig

Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden opgevolgd kan dit ernstige schade
aan het voertuig, en eventueel het vervallen van deze garantie tot gevolg hebben.

De tekens die u op deze pagina ziet zijn zeer belangrijk. Ze hebben namelijk tot doel
om de delen van het boekje aan te geven die u aandachtig door moet lezen. Zoals u
ziet, bestaat ieder teken uit een ander grafisch symbool, zodat de bijbehorende onder-
werpen meteen duidelijk kunnen worden gevonden in de verschillende delen.

4
INDEX

VOERTUING................................................................................ 7 Controles................................................................................... 30
Legenda.................................................................................... 9 Tanken...................................................................................... 30
Analoog instrumentenpaneel.................................................... 11 Bandenspanning....................................................................... 32
Klok........................................................................................... 12 Afstellen van de schokdempers................................................ 34
Digitaal display.......................................................................... 13 Inrijden...................................................................................... 35
Onderhoudspictogrammen.................................................... 13 Starten des motors.................................................................... 35
MODE- toets.......................................................................... 13 Voorzorgsmaatregelen.......................................................... 37
Contactslot................................................................................ 14 Moeilijke start............................................................................ 38
Stuurslot vergrendelen.......................................................... 15 Stoppen van de motor............................................................... 38
Stuurslot ontgrendelen.......................................................... 15 Standaard................................................................................. 39
Schakelaar richtingaanwijzers.................................................. 15 Automatische transmissie......................................................... 39
Drukknop claxon....................................................................... 16 Veilig rijden............................................................................... 40
Koplampschakelaar.................................................................. 16 Systeem voor vergrendeling van ophanging vooraan............... 42
Inschakelknop alarmlichten....................................................... 17 ONDERHOUD.............................................................................. 47
Startknop................................................................................... 17 Peil motorolie............................................................................ 48
Stopschakelaar motor............................................................... 18 Controle van het peil van de motorolie.................................. 48
Omleider deblokkering-blokkering voorste ophanging.............. 18 Het bijvullen van motorolie.................................................... 48
Het immobilizer systeem........................................................... 18 Signaleringslampje (onvoldoende oliedruk).......................... 49
Sleutels.................................................................................. 18 Vervanging van de motorolie................................................. 49
Signaleringslampje inschakeling immobilizer........................ 19 Oliepeil naaf.............................................................................. 50
De werking............................................................................ 20 Banden...................................................................................... 52
Programmering immobilizer systeem.................................... 21 Demonteren van de bougie....................................................... 53
Afstandsbediening openen zadel.............................................. 22 Demonteren van het luchtfilter.................................................. 55
Programmeren van de afstandsbediening............................ 22 Reinigen van het luchtfilter........................................................ 55
Toegang tot de benzinetank..................................................... 24 Peil koelvloeistof....................................................................... 56
Die sitzbank.............................................................................. 24 Controle van het oliepeil van de remmen................................. 57
Öffnen der sitzbank mit fernbedienung als zugang zum helm- Bijvullen van de remvloeistof................................................. 58
fach........................................................................................ 25 Accu.......................................................................................... 59
Openen van het zadel voor toegang tot de helmbak in nood- Inwerkingstelling van een nieuwe accu................................. 59
situaties................................................................................. 26 Länger stillegen......................................................................... 60
Opening bergruimte achter....................................................... 26 Zekeringen................................................................................ 60
Identificatie................................................................................ 27 Koplampset............................................................................... 66
GEBRUIK..................................................................................... 29 Afstellen van de koplamp...................................................... 66

Richtingaanwijzers voor............................................................ 70
Lampenset achter..................................................................... 70
Kentekenverlichting................................................................... 71
Verlichting helmbak................................................................... 72
Achteruitkijkspiegels................................................................. 72
Schijfrem voor en achter........................................................... 73
Een lekke band......................................................................... 74
Stilstand van het voertuig.......................................................... 74
Reinigen van het voertuig......................................................... 75
TECHNISCHE GEGEVENS......................................................... 81
Bijgeleverd gereedschap.......................................................... 89
ONDERDELEN EN ACCESSOIRES........................................... 91
Waarschuwingen...................................................................... 92
GEPLAND ONDERHOUD........................................................... 95
Tabel gepland onderhoud......................................................... 96

6
MP3 400ie

Hst. 01
Voertuing

7
1 Voertuing

01_01

8
Legenda (01_01)

1 Voertuing
A = Sleutelschakelaar
B = Startknop
C = Gascommando
D = Commando van de voorrem
E = Schakelaar van de richtingaanwijzers
F = Omleider van de lichten
G = Commando van de achterrem
H = Drukknop van de claxon
I = Noodstopschakelaar
L = Drukknop Mode
M = Drukknop van de noodknipperlichten
N = Analogische instrumentengroep
O = Groep van de controlelampen
P = Haak voor het kofferrek
Q = Digitale instrumentengroep
R = Omleider blokkering-deblokkering van de voorste ophanging
S = Handrem

9
1 Voertuing

01_02

10
Analoog instrumentenpaneel (01_02)

1 Voertuing
A = Led immobilizer / antidiefstalsysteem
B = Snelheidsmeter met dubbele schaal (Km/h en Mp/h)
C = Drukknop CLOCK
D = Digitaal display
E = Controlelamp van het blokkeersysteem van de voorste ophanging
F = Drukknop SET
G = Toerenteller
H = Indicator van het brandstofpeil
I = Controlelamp, licht van de helmruimte aan
L = Controlelamp van het beheer van de motor en melding van onregelmatigheden van
de injectie
M = Controlelamp van de brandstofreserve
N = Controlelamp van het stilleggen van de motor
O = Controlelamp van de richtingaanwijzers
P = Controlelamp onvoldoende oliedruk
Q = Controlelamp, defect van het blokkeersysteem van de voorste ophanging
R = Controlelamp parkeerrem ingeschakeld
S = Controlelamp van de grote lichten

11

Klok (01_03)
Wanneer men op toets «CLOCK» drukt voor minder dan 1 seconde, verkrijgt men
volgende visualisaties:
• UUR
• DATUM
Voor het uitvoeren van de instelling van de klok, drukt men langer dan drie seconden
op toets «CLOCK».
De cijfers die het uur vertegenwoordigen zullen beginnen te knipperen.
01_03 Stel het uur in met de toets «SET». Door opnieuw op de toets «CLOCK» te drukken,
zullen de cijfers beginnen te knipperen die de minuten vertegenwoordigen.
Stel de minuten in met de toets «SET». Druk opnieuw op de toets «CLOCK», en de
cijfers die de dag vertegenwoordigen zullen beginnen te knipperen.
Stel de dag in met de toets «SET». Druk opnieuw op de toets «CLOCK», en de cijfers
die de maand vertegenwoordigen zullen beginnen te knipperen.
Stel de maand in met de toets «SET». Druk opnieuw op de toets «CLOCK», en de
cijfers die het jaar vertegenwoordigen zullen beginnen te knipperen.
Stel het jaar in met de toets «SET». Druk opnieuw op de toets «CLOCK» voor 4
seconden, om de regeling te verlaten.
Tijdens de actualisering, wanneer men geen enkele toets aanraakt voor langer dan 8
seconden, verlaat men automatisch de instelling, en het display zal het gewijzigde uur
visualiseren.
1 Voertuing

12
Digitaal display (01_04)

1 Voertuing
A = Indicator van de totale kilometerteller
B = Icoon van het onderhoud «BELT»
C = Icoon van het onderhoud «SERVICE»
D = Indicator van de temperatuur van de koelvloeistof van de motor
E = Indicator van de partiële kilometerteller (A-B) en de omgevingstemperatuur (se-
lecteerbaar met de toets mode)
01_04 F = Indicator UUR-DATUM
G = Indicator van de brandstofreserve
H = Indicator van de partiële kilometerteller (B)
I = Indicator van de partiële kilometerteller (A)
L = Indicator kilometers mijlen

Onderhoudspictogrammen
De iconen hebben als functie om de gebruiker te informeren, dat het geprogrammeerd
onderhoud moet worden uitgevoerd. Het knipperen van de icoon «SERVICE» meldt
01_05 dat het nodig is om de servicebeurt van het geprogrammeerd onderhoud uit te voeren.
Het knipperen van de icoon «BELT» meldt dat de transmissieriem moet worden ver-
vangen. Het onderhoud van het voertuig moet alleszins worden uitgevoerd bij de in
dit boekje voorziene kilometerstand.
WAARSCHUWING
VOOR VERDERE ONDERHOUDSHANDELINGEN RAADPLEEGT MEN DE «TA-
BEL VAN HET GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD»

MODE- toets (01_05, 01_06)

01_06 Door op toets «MODE » (N) te drukken voor minder dan één seconde, verkrijgt men
achtereenvolgens onderstaande functies:
1. Partiële kilometerteller "A"

13

2. Partiële kilometerteller "B"


3. Omgevingstemperatuur "°"
Om de partiële kilometerteller op nul te stellen, drukt men voor langer dan 3 seconden
op de toets «MODE» (N)

SETTAGGIO UNITÀ DI MISURA


Premere (e mantenere premuto per almeno 3 secondi) il tasto "MODE" «N» e con-
temporaneamente commutare in "on" la chiave di accensione.
Le icone "kmi" e "°E" cominceranno lampeggiare.
"Kmi" rappresenta la combinazione di "km" (chilometri) e "mi" (miglia)
"°E" rappresenta la combinazione di "°C" (gradi celsius) e "°F" (gradi fahrenheit).
Premendo il tasto "MODE" «N» per meno di un secondo le icone "km" e "mi" sono
selezionate in modo sequenziale.
Premere il tasto "SET" «M»per confermare la scelta fatta.
Ora risulterà lampeggiante l'icona che indica la temperatura ambiente "°C" o "°F".
Premendo il tasto "MODE" «N» per meno di un secondo le icone "°C" e "°F" sono
selezionate in modo sequenziale.
Premere il tasto "SET" «M» per confermare la scelta fatta.

Contactslot (01_07, 01_08)


1. «LOCK» = Ontsteking geblokkeerd, sleutel uitneembaar, mechanisch anti-
diefstalsysteem ingeschakeld. De parkeerrem is niet uitschakelbaar wanneer
ingeschakeld en niet inschakelbaar wanneer uitgeschakeld.
2. «OFF» = Ontsteking geblokkeerd, sleutel uitneembaar, mechanisch antidief-
stalsysteem uitgeschakeld en parkeerrem inschakelbaar/uitschakelbaar.
3. «ON» = Positie van de predispositie voor de start, sleutel niet uitneembaar,
1 Voertuing

mechanisch antidiefstalsysteem uitgeschakeld.


4. «OPENING VAN DE KOFFER VOOR DE HELM» = Positie van de opening
van de koffer voor de helm, deze positie wordt bereikt door op de sleutel in
01_07

14
positie "OFF" of "ON" te duwen, en door de sleutel in tegenwijzerszin te

1 Voertuing
draaien.
5. «OPENING VAN HET DEURTJE VAN DE BRANDSTOFTANK» = Positie
van de opening van het deurtje van de brandstoftank, deze positie wordt
bereikt door op de sleutel in positie "OFF" of "ON" te duwen, en door de
sleutel in wijzerszin te draaien.

Stuurslot vergrendelen
Draai het stuur naar links (helemaal), draai de sleutel in positie «LOCK» en verwijder
de sleutel.
01_08
Stuurslot ontgrendelen
Steek de sleutel weer in het slot en draai hem in de «OFF» positie.
LET OP

DRAAI DE SLEUTEL TIJDENS HET RIJDEN NIET IN DE STAND «LOCK» OF


«OFF».

Schakelaar richtingaanwijzers (01_09)


Hendeltje naar «S» = linker knipperlichten aangeschakeld;
Hendeltje naar «D» = rechter knipperlichten aangeschakeld;
Hendeltje «B» keert automatisch terug in positie «0», en de knipperlichten blijven aan;
druk op de hendel om ze uit te schakelen.

01_09

15

Drukknop claxon (01_10)


Druk op de drukknop «C» om de claxon te activeren.

01_10

Koplampschakelaar (01_11)
0 = Dimlicht
1 = Groot licht
2 = Passing (knippert)

01_11
1 Voertuing

16
Inschakelknop alarmlichten (01_12)

1 Voertuing
Activeert het aanzetten van de 4 richtingaanwijzers tegelijk. Het commando «M» kan
enkel geactiveerd worden met de sleutel in positie «ON», maar eens ingeschakeld
blijft het ook werken met de sleutel in «OFF» en «LOCK». Het uitschakelen van deze
handeling kan enkel worden uitgevoerd met de sleutelschakelaar in positie «ON».

01_12

Startknop (01_13)
Plaats de sleutel in «ON».
Plaats de schakelaar RUN/OFF op «RUN».
Trek aan één van de twee remhendels.
Druk op drukknop «G» om de motor te starten.
Aandacht, op voertuigen die uitgerust zijn met de blokkering van de ophangingen, zal
het voertuig worden gestart, maar aan het minimum toerental blijven draaien wanneer
de bestuurder niet op het zadel op de bestuurdersplaats zit.
01_13

17

Stopschakelaar motor (01_14)


Werking van de noodstopschakelaar «I»:
0 = OFF
1 = RUN

01_14

Omleider deblokkering-blokkering voorste ophanging (01_15)


De omleider «F» activeert en desactiveert de blokkering van de voorste ophanging.
Aangezien het onderwerp ingewikkeld is, vindt men de beschrijving voor het gebruik
van dit commando in het hoofdstuk Het gebruik.

01_15

Het immobilizer systeem


Om de bescherming tegen diefstal te verhogen, is het voertuig uitgerust met een
elektronisch blokkeersysteem van de motor «PIAGGIO IMMOBILIZER», dat auto-
matisch wordt geactiveerd wanneer de startsleutel wordt verwijderd. Bij het starten
controleert het «PIAGGIO IMMOBILIZER» Systeem de sleutel, en enkel na herken-
ning van deze laatste laat het Systeem het starten van de motor toe.
1 Voertuing

Sleutels (01_16, 01_17, 01_18)


Er worden bij het voertuig twee types van sleutels bijgeleverd.
01_16

18
De sleutel «A» met rode greep is de «MASTER» sleutel.

1 Voertuing
Er wordt slechts één exemplaar van geleverd, en dient om de code van de andere
sleutels in het geheugen op te slaan of voor handelingen die bij de dealers worden
uitgevoerd. Daarom raadt men aan om deze enkel te gebruiken in uitzonderlijke ge-
vallen.
De zwarte sleutel «B» (slechts één bijgeleverd) is voor normaal gebruik en dient voor:
- het starten
- de opening van het achterste koffertje en van het zadel (met afstandsbediening)
01_17
Bij de sleutels wordt een CODE CARD geleverd, waarop men de mechanische code
vindt van de sleutels.
WAARSCHUWING

HET VERLIES VAN DE RODE SLEUTEL BELET HET UITVOEREN VAN HER-
STELLINGEN AAN HET "PIAGGIO IMMOBILIZER" SYSTEEM EN AAN DE CON-
TROLECENTRALE VAN DE MOTOR.

01_18 WAARSCHUWING

MEN RAADT AAN OM DE "CODE CARD" EN DE SLEUTEL MET RODE GREEP


OP EEN VEILIGE PLAATS TE BEWAREN (NIET OP HET VOERTUIG).

Signaleringslampje inschakeling immobilizer (01_19)


De werking van het «PIAGGIO IMMOBILIZER» systeem wordt gemeld door het knip-
peren van een speciale controlelamp «A». Om het ontladen van de accu te vermin-
01_19 deren, wordt de signalatieled automatisch uitgeschakeld nadat deze 48 uur
onafgebroken heeft gewerkt. In geval van schade aan het systeem levert de signala-
tieled, in functie van de typologie van het knipperen, aanduidingen aan het Erkend
Service Centrum in verband met het type van schade.

19

De werking
Elke keer men de startsleutel uit de positie «OFF» of «LOCK» verwijderd, activeert
het beschermingssysteem de motorblokkering. Wanneer men de sleutel in «ON»
plaatst, wordt de motorblokkering gedesactiveerd wanneer het beschermingssysteem
de code herkent die wordt doorgestuurd door de sleutel. Wanneer de code niet wordt
herkend, raadt men aan om de sleutel opnieuw in positie «OFF» te plaatsen, en ver-
volgens opnieuw in «ON»; wanneer de blokkering niet wordt gedesactiveerd, probeert
men met de andere bijgeleverde (rode) sleutel. Wanneer men de motor nog niet kan
starten, moet men zich tot een Erkend Service Centrum wenden, dat over de nood-
zakelijke elektronische gereedschappen beschikt voor de opsporing van het defect
en de herstelling van het systeem.
Wanneer men extra sleutels aanvraagt, moet men er aan denken dat men alle sleutels
in het geheugen moet opslaan (tot maximaal 7); de nieuwe sleutels én diegene die
reeds in uw bezit zijn.
Men wendt zich rechtstreeks tot een Erkend Service Centrum met de sleutel met
rode greep en alle zwarte sleutels die men bezit.
De codes van de sleutels die men niet heeft meegebracht, zullen bij de nieuwe me-
moriseringsprocedure uit het geheugen worden gewist. De sleutels die men eventueel
heeft verloren, kunnen dus de motor niet meer starten.
WAARSCHUWING

ELKE SLEUTEL HEEFT EEN EIGEN CODE DIE VAN ALLE ANDERE VERSCHILT,
EN DIE DOOR DE CENTRALE VAN HET SYSTEEM MOET WORDEN OPGE-
SLAAN.
HEVIGE SCHOKKEN ZOUDEN DE ELEKTRONISCHE ONDERDELEN IN DE
SLEUTEL KUNNEN BESCHADIGEN.
IN GEVAL HET VOERTUIG VAN EIGENAAR VERANDERD, MOET DE NIEUWE
1 Voertuing

EIGENAAR IN HET BEZIT KOMEN VAN DE SLEUTEL MET RODE HANDGREEP


(EN EVENEENS VAN ALLE ANDERE SLEUTELS) EN VAN DE «CODE CARD»

20
Programmering immobilizer systeem

1 Voertuing
Hieronder vindt men de uit te voeren handelingen voor het programmeren van het
PIAGGIO IMMOBILIZER systeem en/of voor het opslaan van andere sleutels. De
programmeringsprocedure moet worden uitgevoerd wanneer de schakelaar voor het
stilleggen van de motor zich in positie «RUN» bevindt.

Begin procedure-rode sleutel


Plaats de rode sleutel in de schakelaar (in «OFF» positie), en men draai deze naar
de «ON» positie. Laat de sleutel voor een tijdspanne van 1 tot 3 seconden in deze
positie. Draai de sleutel daarna weer in positie «OFF», en verwijder de sleutel.

Tussenfase zwarte sleutel


Nadat men de rode sleutel heeft verwijderd, moet men de zwarte sleutel binnen de
10 seconden plaatsen en meteen in de «ON» positie draaien. Laat de sleutel voor een
tijdspanne van 1 tot 3 seconden in deze positie, plaats hem daarna weer in positie
«OFF», en verwijder hem. Op deze manier, door deze handeling te herhalen en de
aangeduide tijden te respecteren, kan men een maximum van 7 zwarte sleutels pro-
grammeren.

Eindfase-rode sleutel
Nadat men de laatste zwarte sleutel heeft verwijderd, plaatst men opnieuw de rode
sleutel en draait men deze in positie «ON» (voer deze handeling uit binnen 10 se-
conden na het verwijderen van de vorige sleutel). Laat de sleutel zo voor een
tijdspanne tussen 1 en 3 seconden, en keer terug in positie «OFF».

Controlefase juiste programmering


Plaats de rode sleutel en desactiveer de transponder (door de sleutelgreep 90° te
draaien) en draai de sleutel in positie «ON». Start de motor. Controleer dat de motor
niet start. Plaats de zwarte sleutel en herhaal de startprocedure. Controleer of de
motor wordt gestart.
WAARSCHUWING
WANNEER MEN DE MOTOR MET DE RODE SLEUTEL START (MET GEDESAC-
TIVEERDE TRANSPONDER), OF WANNEER MEN TIJDENS DE PROGRAMMA-

21

TIE EEN FOUT HEEFT GEMAAKT, HERHAALT MEN DE PROCEDURE VANAF


HET BEGIN.

Afstandsbediening openen zadel (01_20, 01_21)


Het voertuig is uitgerust met een afstandsbediening voor de opening van het zadel
vanop afstand. Deze wordt samen met de sleutels geleverd, en werd in de fabriek
gekoppeld aan de commandocentrale van het openingsmechanisme. Het is alleszins
mogelijk, wanneer men de afstandsbediening verliest, om een nieuwe aan te vragen
en om deze te herprogrammeren; deze procedure kan worden uitgevoerd bij een
Erkend Service Centrum. De afstandsbediening wordt gevoed door interne batterij-
en en zullen dus ontladen naarmate het gebruik; de correcte werking kan worden
gecontroleerd door het oplichten van de groene LED, wanneer men de drukknop ac-
tiveert. Wanneer men een vermindering van de actieradius opmerkt of wanneer deze
01_20 niet meer werkt, moet men de batterijen vervangen. In dit geval gebruikt men de punt
van een schroevendraaier om de twee halfdoppen van de afstandsbediening te ope-
nen, door deze te passeren langs de volledige externe boord. Verwijder binnenin de
twee batterijen van de contactlamel. Plaats twee nieuwe batterijen van het type
CR1616 van 3V met de positieve pool naar de contactlamel toe.
Hermonteer uiteindelijk de afstandsbediening door de halfdoppen te koppelen met
een lichte druk van de vingers.
Voor het openen van het zadel zonder het gebruik van de afstandsbediening, raad-
pleegt men de handelingen die worden beschreven in het deel «Het openen van het
zadel bij noodgevallen».
01_21
Programmeren van de afstandsbediening
Voor de programmatie van de afstandsbediening, handelt men als volgt:
1. Plaats de sleutel met de te programmeren afstandsbediening in het sleutelblok van
het stuurslot.
2. Draai de sleutel in de «ON» positie, duw op de drukknop van de afstandsbediening,
1 Voertuing

laat de drukknop los, draai de sleutel binnen de 4 seconden vanuit de «ON» positie
in de «OFF» positie.

22
3. Wacht tussen 1 en 8 seconden.

1 Voertuing
4. Herhaal de handelingen 2 en 3 voor nog 4 keer, zonder de sleutel te verwijderen.
De centrale bevestigt de correcte programmatie met de opening van het zadel.
WAARSCHUWING

VOOR HET OPSLEEN VAN ANDERE AFSTANDSBEDIENINGEN (MAXIMUM 8),


MOET MEN DE HELE PROCEDURE HERHALEN. WANNEER MEN DE AANGE-
DUIDE TIJDSPANNES NIET RESPECTEERT, WORDT DE MEMORISATIEPRO-
CEDURE VAN DE SLEUTELS MET AFSTANDSBEDIENING AUTOMATISCH
VERLATEN.
WAARSCHUWING

VERMIJDT OM DE DRUKKNOP VAN DE AFSTANDSBEDINING MEERMAALS IN


TE DRUKKEN, WANNEER MEN ZICH VER VAN HET VOERTUIG BEVINDT. DE
AFSTANDSBEDIENING EN DE ONTVANGER ZOUDEN HUN SYNCHRONIE KUN-
NEN VERLIEZEN. IN DIT GEVAL MOET MEN DE PROGRAMMATIE HERHALEN.
VERMIJDT OM DE AFSTANDSBEDINING TE BEWAREN IN PLAATSEN MET EEN
HOGERE TEMPERATUUR DAN 60° C: DE BATTERIJ ZAL TE VLUG ONTLADEN.
WAARSCHUWING

OM TE VERMIJDEN DAT DE ACCU VAN HET VOERTUIG ONTLAADT, WORDT


DE RADIOONTVANGER VAN DE AFSTANDSBEDIENING VAN DE OPENING VAN
HET ZADEL 7 DAGEN NA DE LAATSTE UITSCHAKELING VAN HET VOERTUIG
GEDESACTIVEERD.
HET IS VOELDOENDE OM DE SLEUTEL IN POSITIE «ON» TE DRAAIEN OM DE
ONTVANGER DE HERACTIVEREN.

23

Toegang tot de benzinetank (01_22, 01_23)


Om het deurtje van de benzinetank te openen, moet de sleutel op «OFF» of op
«ON» geplaatst worden, moet op de sleutel gedrukt worden en moet ze in wijzerszin
gedraaid worden.

01_22

01_23

Die sitzbank (01_24, 01_25, 01_26)


Het zadel is voorzien van een beschermkap, die kan worden gebruikt wanneer het
regent.
Hef het zadel op, en haal vervolgens de kap uit zijn houder; trek de kap vanaf de
voorkant over het zadel zonder te hard aan de hoes te trekken om zo scheuren te
voorkomen, en klap het zadel naar beneden.
1 Voertuing

01_24

24
LET OP

1 Voertuing
GEBRUIK HET VOERTUIG NIET MET UITGETROKKEN ZADELKAP.

Öffnen der sitzbank mit fernbedienung als zugang zum


helmfach (01_27)
Met de sleutel in de «LOCK» of «OFF» positie, kan men het zadel openen met de
01_25 afstandsbediening. De opening is geblokkeerd wanneer de sleutel zich in de «ON»
positie bevindt.
WAARSCHUWING

HET NIET GESCHIKT PLAATSEN VAN VOORWERPEN IN DE HELMRUIMTE,


KAN DE VERVORMING VAN HET ZADEL VEROORZAKEN EN ERVOOR ZOR-
GEN DAT HET LICHTJE IN DE RUIMTE NIET UITGAAT, MET ALS GEVOLG HET
ONTLADEN VAN DE ACCU. OP DE INSTRUMENTENGROEP IS ER ALLESZINS
EEN CONTROLELAMP "I" AANWEZIG, DIE MELDT OF HET LICHTJE AAN OF
UIT IS.
01_26
WAARSCHUWING

DE AFSTANDSBEDIENING WERKT MET NIEUWE BATTERIJEN VANOP EEN


AFSTAND VAN ONGEVEER 3/5 METER. MEN RAADT AAN OM DE AFSTANDS-
BEDIENING MET ZORG TE GEBRUIKEN WANNEER HET VOERTUIG ZICH IN DE
ONMIDDELIJKE OMGEVING BEVINDT, OM EEN TOEVALLIGE OPENING VAN
HET ZADEL TE VERMIJDEN. RAADPLEEG HET DEEL «AFSTANDSBEDIENING
VOOR DE OPENING VAN HET ZADEL» VOOR DE VERVANGING VAN DE BAT-
TERIJEN.
01_27

25

Openen van het zadel voor toegang tot de helmbak in


noodsituaties (01_28, 01_29)
Wanneer de batterij van de afstandsbediening of de accu van het voertuig leeg is,
opent men het zadel als volgt:
1. Open de achterste koffer door te handelen vanaf de sleutelschakelaar
2. Druk lichtjes, in de richting die wordt aangeduid door de pijl, met de hand
binnenin de helmruimte op het punt dat wordt aangeduid op de foto, tot het
koppelingsmechanisme voor het sluiten van het zadel klikt

01_28

01_29

Opening bergruimte achter (01_30)


Met de schakelaar in positie «OFF» of «ON», drukt men op de sleutel en draait men
haar in tegenwijzerszin, naar positie "4".
1 Voertuing

01_30

26
Identificatie (01_31, 01_32)

1 Voertuing
De identificatienummers bestaan uit een voorvoegsel dat op het chassis en op de
motor «B» werden gedrukt, gevolgd door een nummer. Deze moeten steeds worden
meegedeeld wanneer men wisselstukken aanvraagt. Om het framenummer af te le-
zen, moet men het relatieve deurtje «A» in de helmruimte verwijderen. Men raadt aan
om te controleren of de frameregistratiecode op het voertuig overeenkomt met die-
gene in de documenten van het voertuig zelf.
LET OP

01_31

MEN HERINNERT ERAAN DAT HET WIJZIGEN VAN DE REGISTRATIECODES


VOOR IDENTIFICATIE, ERNSTIGE STRAFRECHTELIJKE SANCTIES MET ZICH
KAN MEEBRENGEN (INBESLAGNEMING VAN HET VOERTUIG, ENZ).

01_32

27
1 Voertuing

28
MP3 400ie

Hst. 02
Gebruik

29

Controles
Vooraleer men het voertuig start, controleert men:
1. Of er benzine aanwezig is in de tank.
2. Het vloeistofpeil van de voor- en achterremmen.
3. De correcte bandenspanning.
4. De werking van de positielichten, de koplamp en de richtingaanwijzers, het stoplicht
en de nummerplaatverlichting.
5. De werking van de voor- en achterremmen.
6. Het oliepeil in de raderwerkdoos.
7. Het peil van de motorolie.
8. Het peil van de koelvloeistof

Tanken (02_01, 02_02)


Brandstof: Open het deurtje dat toegang geeft tot de dop van de brandstoftank, en
verwijder dop «T».
Voorgeschreven brandstof: Loodvrije benzine met een octaangehalte van minimum
95. Het peil van de brandstof wordt aangeduid door het instrument «H», terwijl de
reserve wordt aangeduid door de controlelamp «M».
WAARSCHUWING

02_01

VOORALEER MEN BENZINE GAAT TANKEN, ZET MEN DE MOTOR UIT.


BENZINE IS UITERST ONTVLAMBAAR.
2 Gebruik

ROOK NIET EN HOU VLAMMEN VER WEG:BRANDGEVAAR.


DE BRANDSTOFDAMPEN NIET INADEMEN.

30
ZORG ERVOOR DAT ER GEEN BENZINE OP DE WARME MOTOR EN OP HET

2 Gebruik
PLASTIC TERECHT KOMT.
LET OP

DE BENZINE BESCHADIGT HET PLASTIC VAN DE CARROSSERIE.


WAARSCHUWING
02_02

MEN RAADT AAN OM NIET TE REIZEN MET EEN BIJNA LEGE BRANDSTOF-
TANK; ZONDER BRANDSTOF VALLEN KAN SCHADE AANBRENGEN AAN DE
KATALYSATOR.
LET OP

HET GEBRUIK VAN NIET AANBEVOLEN BENZINE VERMINDERT DE EFFICIËN-


TIE VAN HET UITLAATSYSTEEM EN VAN DE BRANDSTOFVOEDING.
LET OP

HET VOERTUIG NIET GEBRUIKEN TOT WANNEER ER GEEN BRANDSTOF


MEER IN DE TANK IS; INDIEN DIT TOCH VOORVALT, MAG MEN NIET BLIJVEN
PROBEREN OM TE STARTEN, MAAR PLAATST MEN DE SLEUTELSCHAKE-
LAAR IN «OFF» EN TANKT MEN ZO VLUG MOGELIJK BENZINE. HET NIET
RESPECTEREN VAN DEZE NORM KAN DE POMP VAN DE VOEDING EN/OF VAN
DE KATALYSATOR BESCHADIGEN.

31

WAARSCHUWING

HET WORDT STERK AFGERADEN OM TE TANKEN VOLGENS ANDERE ME-


THODEN DAN DIE VAN NORMALE BRANDSTOFPOMPEN. WANNEER DE BEN-
ZINE NIET ZUIVER IS, KUNNEN DE BRANDSTOFFILTERS VAN HET VOEDINGS-
SYSTEEM BESCHADIGD WORDEN.
LET OP

HET GEBRUIK VAN ANDERE OLIE DAN AANBEVOLEN, KAN DE LEVENSDUUR


VAN DE MOTOR VERKORTEN.

Technische kenmerken
Brandstoftank (reserve)
~ 12 l (2 l)

Bandenspanning (02_03)
Controleer regelmatig (ongeveer elke 500 km) de spanning en de slijtage van de ban-
den. De banden zijn voorzien van een slijtage-indicator, daarom moet men de banden
vervangen wanneer deze indicators op het rijvlak te voorschijn komen. Controleer
eveneens of de banden geen sneden op de zijkanten, of een onregelmatige slijtage
van het rijvlak vertonen; in dit geval wendt men zich tot erkende dealers, of die alles-
zins uitgerust zijn voor de vervanging.

02_03
2 Gebruik

32
LET OP

2 Gebruik
DE BANDENSPANNING MOET WORDEN GEMETEN WANNEER DE BANDEN
KOUD ZIJN.EEN FOUTE SPANNING HEEFT EEN ABNORMALE SLIJTAGE VAN
DE BANDEN TOT GEVOLG, EN MAAKT HET RIJDEN GEVAARLIJK.
DE BAND MOET WORDEN VERVANGEN WANNEER HET RIJVLAK DE SLIJTA-
GELIMIET, VOORZIEN IN DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN, HEEFT BEREIKT.

BANDEN
Voorste band Tubeless 120/70-12" 51S o 51P

Achterste band Tubeless 140/70 - 14" 68S o 68P


reinf

SPANNING VOOR HET OPBLAZEN VAN DE BANDEN


Spanning van de voorband (met 1,6 bar (1,8 bar)
passagier)

Spanning van de achterband (met 2,4 bar (2,6 bar)


passagier)

33

Afstellen van de schokdempers (02_04, 02_05)


De voorbelasting van de veren kan in 4 posities worden geregeld, met behulp van de
specifieke bijgeleverde sleutel, door aan de dopmoer onderaan de schokdempers te
draaien.
Positie 1 minimum voorbelasting: enkel met bestuurder
Positie 2 gemiddelde voorbelasting: enkel met bestuurder
Positie 3 gemiddelde voorbelasting: bestuurder en passagier.

02_04 Positie 4 maximum voorbelasting: bestuurder, passagier en bagage.


Om deze handeling uit te voeren, gebruikt men de speciale sleutel van de gereed-
schapstas.
LET OP

HET GEBRUIK VAN HET VOERTUIG MET EEN VOORSPANNING DIE NIET IS
AANGEPAST AAN HET GEWICHT VAN DE BESTUURDER EN DE EVENTUELE
PASSAGIER, KAN HET RIJCOMFORT EN DE RIJPRECISIE VERMINDEREN.
02_05
WAARSCHUWING

MEN RAADT AAN OM EEN HANDSCHOEN TE GEBRUIKEN, OM HET RISICO OP


SCHAAFWONDEN TIJDENS DE HANDELING TE VOORKOMEN.
WAARSCHUWING

MEN RAADT ABSOLUUT AF OM DE VOORBELASTING VAN DE TWEE SCHOK-


2 Gebruik

DEMPERS ANDERS TE REGELEN.

34
Inrijden

2 Gebruik
DE EERSTE 1000 KM MAG MEN NIET HARDER GAAN DAN 80% VAN DE VOOR-
ZIENE MAXIMUMSNELHEID. VERMIJDT OM DE GASHENDEL HELEMAAL TE
OPENEN EN OM LANGE AFSTANDEN AF TE LEGGEN MET EEN CONSTANTE
SNELHEID. NA DE EERSTE 1000 KM VOERT MEN DE SNELHEID LANGZAAM
OP, WAAR TOEGESTAAN, TOT MEN DE MAXIMALE PRESTATIES BEREIKT.
LET OP

OM SCHADE AAN HET VOERTUIG TE VOORKOMEN, MOET MEN DE HIERBO-


VEN BESCHREVEN NORMEN OPVOLGEN

Starten des motors (02_06, 02_07, 02_08)


Het voertuig is uitgerust met een systeem voor de uitschakeling van de ontsteking,
dat wordt gecommandeerd door de noodstopschakelaar. De motor kan niet worden
gestart wanneer de schakelaar van de noodstop in positie OFF wordt gedraaid.
Wanneer de motor aanstaat, slaat deze af wanneer de noodstopschakelaar in positie
OFF wordt gedraaid.
Het voertuig is uitgerust met een automatische transmissie met directe aandrijving,
dus wordt het starten uitgevoerd met het handvat van het gascommando aan het
minimum toerental; geef geleidelijk aan meer gas om weg te rijden. Het voertuig is
02_06
voorzien met een elektrische voedingspomp, die automatisch in functie treedt bij het
starten van de motor. Het voertuig is voorzien van een blokkeersysteem van de voor-
ste ophanging; een sensor onder het zadel blokkeert het rijden met het voertuig, maar
niet de start, wanneer de bestuurder niet op het zadel in de rijpositie zit.
Om de motor te starten:
1. Zet het voertuig op de centrale standaard, en zorg ervoor dat het achterwiel van de
grond is.
2. Hou het handvat van het gascommando «C» op het minimum.
3. Plaats de sleutel in de schakelaar «A» en draai hem in de «ON» positie.

35

4. Er zich van verzekeren dat de schakelaar «I» in «ON» positie staat.


5. Trek aan de hendel «D» van de voorrem of «G» van de achterrem, en duw op de
startknop «B».
WAARSCHUWING

DE AUTOMATISCHE TRANSMISSIE BRENGT HET ACHTERWIEL IN BEWE-


GING, OOK WANNEER ER AAN HET GASHANDVAT EEN BEETJE WORDT
02_07 GEDRAAID. LAAT DE REM NA DE START VOORZICHTIG LOS EN DOSEER HET
GAS GELEIDELIJK.
LET OP

VOER DEZE HANDELINGEN NIET UIT IN EEN GESLOTEN RUIMTE, OMDAT DE


UITLAATGASSEN GIFTIG ZIJN.
LET OP
02_08

OMDAT DE KATALYSATOR HOGE TEMPERATUREN KAN BEREIKEN, MOET


MEN AANDACHT SCHENKEN BIJ HET PARKEREN VAN HET VOERTUIG, DAT
DE UITLAAT NIET IN CONTACT KOMT MET ONTVLAMBAAR MATERIAAL, OM
ZO ERNSTIGE BRANDWONDEN VAN DELEN VAN HET LICHAAM TE VOORKO-
MEN.
LET OP
2 Gebruik

SCHAKEL DE MOTOR NIET UIT TIJDENS HET RIJDEN. IN DIT GEVAL KAN DE
ONVERBRANDE BENZINE IN DE KATALYSATOR TERECHTKOMEN EN DAAR
VERBRANDEN, WAARDOOR DEZE OVERVERHIT RAAKT EN STUK GAAT.

36
LET OP

2 Gebruik
DRUK NIET OP DE STARTKNOP WANNEER DE TANK LEEG IS, OF PLAATS DE
SLEUTELSCHAKELAAR NIET OP «ON», OMDAT ZO HET STARTSYSTEEM BE-
SCHADIGD ZOU RAKEN
WAARSCHUWING

PROBEER NIET OM DE MOTOR TE STARTEN MET HET HANDVAT VAN HET


GASCOMMANDO OPEN. OP DEZE MANIER KAN DE CONTROLE OVER HET
VOERTUIG VERLOREN WORDEN, EN KAN U VALLEN, MET ALS GEVOLG ERN-
STIGE OF IN SOMMIGE GEVALLEN DODELIJKE LETSELS.

Voorzorgsmaatregelen
LET OP

OM MOGELIJKE SCHADE TE VOORKOMEN, MAG EEN KOUDE MOTOR NOOIT


OVERBELAST WORDEN. TIJDENS EEN DALING MOET MEN OPLETTEN OM
NOOIT DE MAX SNELHEID TE OVERSCHRIJDEN, OM BESCHADIGINGEN AAN
DE MOTOR TE VOORKOMEN. OM DE MOTOR TE BESCHERMEN TEGEN HET
LANGDURIG MAKEN VAN TE VEEL TOEREN, GRIJPT DE TOERENBEGRENZER
IN WANNEER HET TOERENTAL VAN DE MOTOR DE VASTGESTELDE GRENS-
WAARDE OVERSCHRIJDT.

37

WAARSCHUWING

ZET DE MOTOR NA EEN LANGE RIT AAN MAXIMALE SNELHEID NIET METEEN
UIT, MAAR LAAT HEM ENKELE SECONDEN OP HET MINIMUM TOERENTAL
DRAAIEN.

Moeilijke start
Wanneer de motor eventueel uitzonderlijk zou verzuipen, is het mogelijk, om de start
te vergemakkelijken, om te proberen te starten met het gashandvat gedeeltelijk of
volledig open. Na de start van de motor moet men zich wenden tot een Erkend Ser-
vice Centrum voor de controle van de oorzaken en voor het herstellen van de correcte
werking.

Stoppen van de motor (02_09)


Draai het handvat va het gascommando helemaal dicht en draai de sleutel van de
schakelaar «A» in de «OFF» positie (de sleutel kan worden verwijderd).
LET OP

OMDAT DE KATALYSATOR HOGE TEMPERATUREN KAN BEREIKEN, MOET


MEN AANDACHT SCHENKEN BIJ HET PARKEREN VAN HET VOERTUIG, DAT
02_09 DE UITLAAT NIET IN CONTACT KOMT MET ONTVLAMBAAR MATERIAAL, OM
ZO ERNSTIGE BRANDWONDEN VAN DELEN VAN HET LICHAAM TE VOORKO-
MEN.
2 Gebruik

38
LET OP

2 Gebruik
SCHAKEL DE MOTOR NIET UIT TIJDENS HET RIJDEN. IN DIT GEVAL KAN DE
ONVERBRANDE BENZINE IN DE KATALYSATOR TERECHTKOMEN EN DAAR
VERBRANDEN, WAARDOOR DEZE OVERVERHIT RAAKT EN STUK GAAT.

Standaard (02_10)
Met de voet drukt men op het uitsteeksel van de centrale standaard «F» en tegelij-
kertijd heft men het voertuig achteruit op met behulp van de laterale handgrepen.

02_10

Automatische transmissie
Om het rijden zo eenvoudig en aangenaam mogelijk te maken, is het voertuig uitgerust
met automatische transmissie met regelaar en centrifugekoppeling. Het systeem is
ontworpen om de beste prestaties te leveren (acceleratie en verbruik) op vlakke we-
gen en op hellingen.
Wanneer men stilstaat op een helling (verkeerslicht, file, enz.), gebruikt men enkel
de rem om het voertuig stil te laten staan, en dit met de motor op het minimum
toerental. Wanneer men de motor gebruikt om het voertuig stil te laten staan,
kan dit een oververhitting van de koppeling veroorzaken, door de wrijving van
de massa's van de koppeling zelf op het blok. Bovendien vermijdt men om gas
te geven wanneer de handrem aangetrokken is. Het is beter om te voorkomen dat
de koppeling voor lange tijd slipt, als gevolg van (naast de hierboven gegeven voor-
beelden) het rijden op steile hellingen met een zware lading of het vertrekken met
bestuurder en passagier op hellingen die steiler zijn dan 25%.

39

Wanneer de koppeling oververhit raakt, neemt men de volgende voorzorgen in acht:


1. Blijf niet lang in deze conditie doorrijden.
2. Laat de koppeling een aantal minuten afkoelen, met de motor op het minimum
toerental.

Veilig rijden
Hierna volgen enkele eenvoudige adviezen, die het toelaten om met uw voertuig tij-
dens het dagdagelijks gebruik op een rustigere en veiligere wijze te rijden. Uw
bekwaamheid en uw mechanische kennis vormen de basis voor een veilig rijgedrag.
Men raadt aan om het voertuig in verkeersvrije zones uit te proberen, om het zo beter
te leren kennen.
1. Denk eraan om vóór het vertrek uw helm op te zetten en deze correct vast te maken.
2. Op een slecht wegdek moet men snelheid verminderen en voorzichtig rijden.
3. Denk eraan dat wanneer men een lange afstand heeft afgelegd op een nat wegdek
zonder het gebruik van de remmen, het remeffect eerst minder effectief is. In deze
rijcondities raadt men aan om regelmatig de remmen te activeren.
4. Vermijdt om te vertrekken door op het voertuig met uitgeklapte standaard te gaan
zitten. Het achterwiel mag in elk geval niet draaien wanneer het in contact komt met
de grond, om bruusk wegrijden te voorkomen.
5. In het geval men het voertuig gebruikt op wegen met zand, modder, sneeuw met
strooizout, enz. Men raadt aan om de remschijf regelmatig te reinigen met een niet
agressief reinigingsmiddel, om zo het vormen van schurende ophopingen binnenin
de boringen en een vroegtijdige slijtage van de rempastilles te vermijden.
LET OP

KEN UW GRENZEN TIJDENS HET RIJDEN. HET IS UITERST GEVAARLIJK OM


2 Gebruik

TE RIJDEN ONDER INVLOED VAN ALCOHOL EN ONDER EFFECT VAN VER-


DOVENDE MIDDELEN OF BEPAALDE GENEESMIDDELEN.

40
LET OP

2 Gebruik
OM EVENTUELE ONGEVALLEN TE VOORKOMEN, MOET MEN UITERST VOOR-
ZICHTIG ZIJN BIJ HET TOEVOEGEN VAN EN HET RIJDEN MET ACCESSOIRES
EN BAGAGE. HET TOEVOEGEN VAN ACCESSOIRES EN BAGAGE KAN DE
STABILITEIT, DE PRESTATIES EN DE VEILIGHEIDSLIMIETEN VAN DE SCOO-
TER TIJDENS HET GEBRUIK VERMINDEREN
WAARSCHUWING

WANNEER UW SCOOTER UITGERUST IS MET ACCESSOIRES, MAG U NIET


HARDER RIJDEN DAN 120 Km/h. ZONDER DEZE ACCESSOIRES KAN U HAR-
DER RIJDEN MET HET VOERTUIG, MAAR TOCH STEEDS BINNEN DE DOOR DE
WET VASTGESTELDE LIMIETEN. WANNEER DE SCOOTER IS UITGERUST MET
NIET ORIGINELE PIAGGIO ACCESSOIRES, WANNEER ER EEN ABNORMALE
LADING AANWEZIG IS, WANNEER DE SCOOTER ZICH NIET IN OPTIMALE AL-
GEMENE CONDITIES BEVINDT, OF WANNEER DE WEERSOMSTANDIGHEDEN
NIET OPTIMAAL ZIJN, MOET MEN DE SNELHEID NOG VERMINDEREN.
LET OP

REGEL DE SPIEGELS NIET TIJDENS HET RIJDEN. DIT KAN CONTROLEVER-


LIES OVER HET VOERTUIG VEROORZAKEN
LET OP

ELKE BEWERKING DIE DE PRESTATIES VAN HET VOERTUIG WIJZIGT, INCLU-


SIEF HET WIJZIGEN VAN DE ORIGINELE ONDERDELEN VAN DE STRUCTUUR,

41

IS BIJ WET VERBODEN EN MAAKT HET VOERTUIG NIET MEER CONFORM HET
GEHOMOLOGEERD TYPE, EN IS GEVAARLIJK VOOR DE RIJVEILIGHEID.

Systeem voor vergrendeling van ophanging vooraan (02_11,


02_12, 02_13, 02_14, 02_15, 02_16, 02_17)
Met het blokkeersysteem van de voorste ophanging kan men eenvoudig het gerol van
het voertuig blokkeren, door te drukken op de omleider «T». Het is dus mogelijk om
te stoppen zonder dat men de voeten op de grond moet plaatsen.
Wanneer men de sleutelschakelaar in «ON» draait, begint de controlelamp «E» te
knipperen. Dit wil zeggen dat het systeem geactiveerd is voor het inschakelen van de
blokkering.

02_11 Door de omleider «T» in te drukken in positie «1» , meldt een continu akoestisch
signaal dat het blokkeersysteem ingeschakeld is, en tegelijkertijd licht de controlelamp
«E» vast op.
Door de omleider «T» in te drukken in positie «2» , meldt een intermitterend akoestisch
signaal dat het blokkeersysteem uitgeschakeld is, en tegelijkertijd begint de contro-
lelamp «E» opnieuw te knipperen. De controlelamp «E» zal uitgaan wanneer men
begint te rijden. Dit wil zeggen dat het systeem het gerol van het voertuig toestaat.
Het inschakelen van de blokkering van het gerol is enkel mogelijk wanneer men ge-
lijktijdig de volgende condities waarneemt:
• Het gashandvat volledig dicht
02_12 • Het regime van de rotatie van de motor minder dan 2500 tpm
• De snelheid van het voertuig minder dan 10 km/h
• Controlelamp WARNING blokkeersysteem «Q» uit (het systeem heeft geen
onregelmatigheden gedetecteerd)
Wanneer één van deze condities zich voordoet, blijft de controlelamp «E» uit en is het
niet mogelijk om de blokkering in te schakelen (in normale rijcondities is de controle-
lamp «E» uit).
2 Gebruik

Wanneer men aan het gashandvat draait met de motor aan, met het systeem geblok-
keerd en met de controlelamp «E» aan, wordt de blokkering van de ophanging
automatisch gedesactiveerd en gaat de controlelamp «E» uit.

42
Voor een veiliger gebruik is het voertuig uitgerust met een sensor voor de aanwe-

2 Gebruik
zigheid van de bestuurder, die is ingebouwd binnenin het zadel, en die het systeem
toelaat om de voortgang van het voertuig en de deblokkering van de ophanging te
desactiveren (wanneer de ophanging geblokkeerd is), wanneer de bestuurder niet
correct op de bestuurdersplaats zit: in dit geval licht de controlelamp WARNING «Q»
vast op.
LET OP

02_13
DE SENSOR DIE DE AANWEZIGHEID VAN DE BESTUURDER MELDT, IS OP DE
VOORKANT VAN DE ZITPLAATS AANGEBRACHT. MEN MOET DUS VERMIJ-
DEN ONOPLETTEND LASTEN OF ZWARE VOORWERPEN OP HET ZADEL TE
PLAATSEN.
DIT PLICHTSVERZUIM MAAKT HET MOGELIJK DAT HET VOERTUIG BEWEEGT
EN DAT DE OPHANGING WORDT GEDEBLOKKEERD, OOK WANNEER DE BE-
STUURDER NIET AANWEZIG IS, WANNEER ER AAN HET GASHANDVAT
WORDT GEDRAAID. BOVENDIEN KAN DIT HET TOEVALLIG VALLEN VAN HET
VOERTUIG VEROORZAKEN.

02_14 WAARSCHUWING

WANNEER MEN STOPT MOET MEN CONTROLEREN OF HET BLOKKEERSYS-


TEEM VAN DE VOORSTE OPHANGING INGESCHAKELD IS. INDIEN DIT NIET
HET GEVAL IS MOET MEN EEN VOET OP DE GROND ZETTEN OM HET VOER-
TUIG IN EVENWICHT TE HOUDEN.

02_15

43

WAARSCHUWING

VERMIJDT HET GEBRUIK VAN HET BLOKKEERSYSTEEM WANNEER MEN


RIJDT OP ONVERHARDE WEGEN OF IN AANWEZIGHEID VAN OBSTAKELS
(BIJV. DREMPEL, STOEP ENZ.).
BIJ EEN DEFECT VAN DE MOTOR (ACCU LEEG) VERMIJDT MEN OM DE SCOO-
TER VOORT TE SLEPEN WANNEER DE BLOKKERING INGESCHAKELD IS.
02_16 WANNEER HET BLOKKEERSYSTEEM INGESCHAKELD IS EN DE MOTOR LIGT
STIL, VERMIJDT MEN OM HET VOERTUIG TE VERPLAATSEN AAN EEN SNEL-
HEID VAN MEER DAN 5 Km/h,
WAARSCHUWING

IN HET GEVAL DAT DE BESTUURDER NIET OP HET ZADEL ZIT, MET HET
VOERTUIG AAN EN HET BLOKKEERSYSTEEM INGESCHAKELD, MOET HET
NUTTELOOS ACTIVEREN VAN HET GASCOMMANDO VERMEDEN WORDEN,
02_17 AANGEZIEN DEZE HANDELING DE KATALYSATOR ZOU KUNNEN BESCHADI-
GEN.
LET OP

RIJ GEEN HELLINGEN AF MET HET BLOKKEERSYSTEEM VAN DE OPHAN-


GINGEN INGESCHAKELD, EN MET DE SLEUTELSCHAKELAAR IN OFF.

Wanneer het voertuig stilstaat en het blokkeersysteem is ingeschakeld, kan men van
het voertuig stappen zonder dat de standaard moet geplaatst worden. Voor een betere
2 Gebruik

veiligheid trekt men de handrem aan, door de hendel, die wordt getoond in de figuur,
van positie «A» naar positie «B» te verplaatsen.

44
Met de handrem aangetrokken «B» licht de controlelamp «R» op de instrumenten-

2 Gebruik
groep op.
Wanneer de handrem wordt aangetrokken «B» en de sleutelschakelaar wordt in po-
sitie «1» geplaatst, wordt het veiligheidssysteem geactiveerd zodat de handrem niet
kan losgemaakt worden. Om hem te kunnen losmaken plaatst men de sleutelscha-
kelaar in positie «2» of «3». Wanneer de schakelaar zich in positie «1» bevindt, kan
de handrem alleszins ingeschakeld worden.
Wanneer de controlelamp WARNING «Q» oplicht (knipperend), wil dit zeggen dat er
een defect werd opgemerkt van het blokkeersysteem van de voorste ophanging, en
moet men zich dus wenden tot een Erkend Service Centrum. Wanneer de voorste
ophanging geblokkeerd is, is het alleszins mogelijk om het systeem te deblokkeren
door de schakelaar «T» 2 keer snel te activeren op de deblokkeerpositie «2». Het
deblokkeren van de ophanging uitvoeren, het voertuig kan nu normaal gebruikt wor-
den, behalve voor het blokkeersysteem dat uitgeschakeld is.
De snelheid van het voertuig is zelfbeperkend tot 30 Km/h in geval van bepaalde
defecten, deze automatische procedure schakelt zich in om de veiligheid te verhogen
tot op het ogenblik dat het defect wordt hersteld.
Men moet zich in elk geval wenden tot een Erkend Service Centrum.
Wanneer de controlelamp WARNING «Q» (vast) en het continu akoestisch signaal
gelijktijdig beginnen te werken, probeert men om het systeem te deblokkeren door 2
keer snel de schakelaar «T» op de deblokkeerpositie «2» te activeren. Wanneer het
systeem niet wordt gedeblokkeerd, wendt men zich tot een Erkend Service Cen-
trum.
WAARSCHUWING

IN GEVAL VAN STILSTAND OP EEN STERK HELLENDE STRAAT, IS HET AAN-


GERADEN DE STANDAARD TE GEBRUIKEN.
HET IS VAN BELANG DAT ALLE NODIGE MAATREGELS GETROFFEN WOR-
DEN VOOR EEN STILSTAND OP EEN STERK HELLENDE WEG, DE WIELEN
MOETEN GEDRAAID WORDEN, ZODAT DE EVENTUELE VERPLAATSING DIE
DOOR DE HELLING KAN WORDEN VEROORZAAKT, HET WIEL IN CONTRAST

45

BRENGT MET DE STOEP. INDIEN U BERGOP PARKEERT MOET U HET VOER-


TUIG MET INGEVOEGD STUURSLOT ZO PLAATSEN DAT DE STOEP ZICH
RECHTS VAN HET VOERTUIG BEVINDT EN LINKS.

Nel caso in cui si accenda (lampeggiante) la spia WARNING «Q» vuol dire che è stata
rilevata un'avaria al sistema di blocco sospensione anteriore, pertanto si rende ne-
cessario rivolgersi ad un Punto di Assistenza Autorizzato. Qualora la sospensione
anteriore fosse in stato di blocco è comunque possibile sbloccare il sistema azionando
2 volte rapidamente il commutatore «T» sulla posizione di sblocco «2». Effettuato lo
sblocco della sospensione, il veicolo è normalmente utilizzabile se non per il sistema
di blocco che risulterà disattivato.
In alcuni casi di avaria la velocità del veicolo viene autolimitata a 30 Km/h, questa
procedura automatica si attiva per aumentare la sicurezza finchè l'avaria non venga
eliminata.
Occorre in ogni caso rivolgersi ad un Punto di Assistenza Autorizzato.
Nel caso in cui contemporaneamente all'accensione della spia WARNING «Q» (fissa)
si attivasse anche il segnale acustico continuo, tentare di sbloccare il sistema azio-
nando 2 volte rapidamente il commutatore «T» sulla posizione di sblocco «2». Se non
dovesse sbloccarsi rivolgersi immediatamente ad un Punto di Assistenza Autoriz-
zato.
2 Gebruik

46
MP3 400ie

Hst. 03
Onderhoud

47

Peil motorolie
Bij de 4-takt motoren wordt de motorolie gebruikt om de distributieorganen, de bank-
kussentjes en de thermische groep te smeren. Een onvoldoende hoeveelheid olie
kan ernstige schade veroorzaken aan de motor zelf. Bij alle 4-takt motoren is het
verslechteren van de kenmerken van de olie en een hoger verbruik normaal. Vooral
het verbruik kan door de gebruikscondities worden beïnvloed (bijv.: door steeds "vol
gas" te rijden, verhoogt het olieverbruik). In functie van de totale hoeveelheid van olie
in de motor en van het gemiddelde verbruik die volgens de standaardmodaliteiten zijn
opgemeten, wordt bepaald hoe vaak de olie moet worden vervangen, en voorge-
schreven in het onderhoudsprogramma. Om eender welk ongemak te voorkomen,
raadt men aan om het oliepeil vaker te controleren dan aangegeven in de tabel
van het Geprogrammeerd Onderhoud, of voordat men lange afstanden gaat af-
leggen. Het voertuig is alleszins voorzien van een controlelamp op het instru-
03_01 mentenbord voor de signalatie van de oliedruk.

Controle van het peil van de motorolie (03_01, 03_02)


Elke keer men het voertuig gebruikt, bij koude motor, moet men het oliepeil controle-
ren, (nadat men de dop/staaf vanuit de compleet vastgedraaide positieheeft ver-
wijderd) en dat tussen de aanduidingen van het MAX en MIN peil op de staaf «A»
moet liggen; tijdens de controle moet het voertuig op het statief worden geplaatst op
een vlakke ondergrond.
Wanneer men het oliepeil na gebruik van het voertuig controleert, en dus met een
warme motor, zal het peil lager zijn; om een correcte controle uit te voeren, moet men
03_02 minstens 10 minuten wachten nadat men de motor heeft uitgeschakeld, om het cor-
recte peil te hebben.

Het bijvullen van motorolie


Het eventueel bijvullen van olie moet worden uitgevoerd na de controle van het peil,
en dit zonder het MAX te overschrijden. Tussen het MIN en MAX peil kan een hoe-
veelheid van ~ 400 cc olie toegevoegd worden. Er wordt alleszins voorzien om bij
3 Onderhoud

een Erkend Service Station een controle en het eventueel bijvullen van motorolie uit
te voeren, volgens de aanduidingen in de tabel van het geprogrammeerd onderhoud.

03_03

48
Signaleringslampje (onvoldoende oliedruk)

3 Onderhoud
Het voertuig is uitgerust met een controlelamp, die gaat branden wanneer de sleutel
in positie «ON» wordt gedraaid. Deze controlelamp moet uitgaan wanneer men de
motor start. Wanneer de controlelamp oplicht tijdens het remmen, aan het mini-
mum toerental of in een bocht, moet men het peil controleren en eventueel
bijvullen. Wanneer de controlelamp na het bijvullen nog oplicht tijdens het rem-
men, aan het minimum toerental of in een bocht, moet men zich wenden tot een
Erkend Service Centrum.

Vervanging van de motorolie (03_03, 03_04, 03_05)


De vervanging van de olie en van de filter moet uitgevoerd worden volgens de aan-
duidingen in de tabel van het geprogrammeerd onderhoud, bij een Erkend Service
03_04 Centrum. De motor moet worden leeggemaakt, door de olie uit de uitlaatdop «B» van
de netfilter aan de kant van de transmissie te laten stromen. Om het uitstromen van
de olie te vergemakkelijken, lost men dop/staaf «A». Draai de oliepatroonfilter los, en
verwijder hem. Installeer daarna een nieuwe oliefilter, en smeer de Odichtingsringen
van de filter met motorolie. Aangezien een zekere hoeveelheid olie nog in het circuit
blijft, moet het bijvullen met ongeveer 1500 cc olie worden uitgevoerd langs dop
«A». Start vervolgens het voertuig, laat hem enkele minuten draaien en schakel hem
uit: na ongeveer 5 minuten controleert men het peil en vult men eventueel bij zonder
het MAX peil te overschrijden. De vervanging van de patroonfilter moet worden
uitgevoerd bij elke olievervanging. Voor het bijvullen en de vervanging, gebruikt men
nieuwe olie van het aanbevolen type.
03_05 LET OP

INDIEN DE MOTOR NIET VOLDOENDE OF NIET MET DE JUISTE MIDDELEN


WORDT GESMEERD, SLIJTEN DE BEWEGENDE DELEN ERVAN SNELLER, EN
KAN DIT ERNSTIGE BESCHADIGINGEN TOT GEVOLG HEBBEN.
WANNEER MEN DE MOTOR MET EEN EXCESSIEVE HOEVEELHEID OLIE BIJ-
VULT, KAN DIT EEN SLECHTE WERKING EN/OF HET VERMINDEREN VAN DE
PRESTATIES VAN HET VOERTUIG VEROORZAKEN.
HET GEBRUIK VAN ANDERE OLIE DAN AANBEVOLEN, KAN DE LEVENSDUUR
VAN DE MOTOR VERKORTEN.

49

LET OP

DE GEBRUIKTE OLIE BEVAT STOFFEN DIE SCHADELIJK ZIJN VOOR HET MI-
LIEU. VOOR DE VERVANGING VAN DE OLIE RAADT MEN AAN OM ZICH TE
WENDEN TOT EEN ERKEND SERVICE CENTRUM, DAT IS UITGERUST VOOR
DE VERWERKING VAN DE GEBRUIKTE OLIE, TER BESCHERMING VAN HET
MILIEU, EN DOOR DE WETTELIJKE NORMEN TE RESPECTEREN.

Aanbeloven producten
AGIP CITY HI TEC 4T
Olie voor de motor
Synthetische olie SAE 5W-40, API SL, ACEA A3, JASO MA

Oliepeil naaf (03_06, 03_07)


Controleer of er olie aanwezig is in de achternaaf. (aanwezige hoeveelheid olie ~ 250
cc). Voor de controle van het oliepeil van de naaf, handelt men als volgt:
1) Plaats het voertuig op een vlakke ondergrond, en plaats het op de standaard.
2) Draai de staaf van de naafolie «A» los, droog deze met een rein doek en plaats
hem opnieuw, en draai hem volledig vast.
3) Verwijder de staaf en controleer of het oliepeil bijna de tweede streep raakt van
onderaan, zoals aangeduid door de pijl in de figuur; dit is het correcte peil, en moet
03_06 mettertijd constant worden gehouden.
4) Draai de staaf opnieuw vast en controleer de correcte blokkering.
LET OP
3 Onderhoud

WANNEER MEN DE NAAF VAN DE MOTOR DOET WERKEN MET ONVOLDOEN-


DE, VERVUILDE OF VERKEERDE SMEERMIDDELEN, ZULLEN DE BEWEGENDE

50
DELEN SNELLER VERSLIJTEN, EN KAN DIT ERNSTIGE SCHADE VEROORZA-

3 Onderhoud
KEN.
LET OP

DE AFVALOLIE IS SCHADELIJK VOOR HET MILIEU. DE VERZAMELING EN DE


VERWERKING MOETEN WORDEN UITGEVOERD DOOR DE VAN KRACHT ZIJN-
DE NORMEN TE RESPECTEREN.
03_07
LET OP

WANNEER MEN EEN EXCESSIEVE HOEVEELHEID OLIE TOEVOEGT, KAN DIT


HET UITSTROMEN VAN OLIE TOT GEVOLG HEBBEN, WAARDOOR DE MOTOR
EN HET WIEL BESMEURD KUNNEN WORDEN.
LET OP

TIJDENS DE VERVANGING VAN DE NAAFOLIE, MOET MEN VOORKOMEN DAT


DEZE IN CONTACT KOMT MET DE ACHTERSTE REMSCHIJF.
LET OP

VOOR DE VERVANGING VAN DE OLIE RAADT MEN AAN OM ZICH TE WENDEN


TOT EEN ERKEND SERVICE CENTRUM, DAT IS UITGERUST VOOR DE VER-
WERKING VAN DE GEBRUIKTE OLIE, TER BESCHERMING VAN HET MILIEU,
EN DOOR DE WETTELIJKE NORMEN TE RESPECTEREN.

51

Aanbeloven producten
AGIP ROTRA 80W-90
Olie van de achternaaf
Olie SAE 80W/90 die voldoet aan de specifieken API GL3

Technische kenmerken
Olie van de transmissie
250 cm³

Banden (03_08)
Controleer regelmatig (ongeveer elke 500 km) de spanning en de slijtage van de ban-
den. De banden zijn voorzien van een slijtage-indicator, daarom moet men de banden
vervangen wanneer deze indicators op het rijvlak te voorschijn komen. Controleer
eveneens of de banden geen sneden op de zijkanten, of een onregelmatige slijtage
van het rijvlak vertonen; in dit geval wendt men zich tot erkende dealers, of die alles-
zins uitgerust zijn voor de vervanging.
LET OP

03_08

DE BANDENSPANNING MOET WORDEN GEMETEN WANNEER DE BANDEN


KOUD ZIJN.EEN FOUTE SPANNING HEEFT EEN ABNORMALE SLIJTAGE VAN
DE BANDEN TOT GEVOLG, EN MAAKT HET RIJDEN GEVAARLIJK.
DE BAND MOET WORDEN VERVANGEN WANNEER HET RIJVLAK DE SLIJTA-
GELIMIET, VOORZIEN IN DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN, HEEFT BEREIKT.
WAARSCHUWING
3 Onderhoud

DE WIELEN, COMPLEET MET BANDEN, MOETEN ALTIJD UITGEBALANCEERD


ZIJN. HET GEBRUIK VAN HET VOERTUIG MET EEN BAND MET EEN TE LAGE

52
SPANNING OF MET EEN NIET CORRECTE UITBALANCERING, KAN GEVAAR-

3 Onderhoud
LIJKE VIBRATIES VAN DE STUURINRICHTING TOT GEVOLG HEBBEN.

BANDEN
Voorste band Tubeless 120/70-12" 51S o 51P

Achterste band Tubeless 140/70 - 14" 68S o 68P


reinf

SPANNING VOOR HET OPBLAZEN VAN DE BANDEN


Spanning van de voorband (met 1,6 bar (1,8 bar)
passagier)

Spanning van de achterband (met 2,4 bar (2,6 bar)


passagier)

Demonteren van de bougie (03_09, 03_10)


Verwijder het deurtje dat zich op de rechter zijplaat van het voertuig bevindt, door de
bevestigingsbout «A» los te draaien, en handel met een kleine schroevendraaier in
de in de figuur aangeduide holte, en handel als volgt:
1. Koppel de kap «B» van de H.S. kabel van de bougie los;
2. De bougie losdraaien met de bijgeleverde sleutel;
3. Bij de hermontage zet men de bougie met de juiste hellingshoek op zijn plaats en
draait men de bougie met de hand helemaal aan:
03_09
4. Gebruik de sleutel enkel voor de blokkering.
5. Plaats de bougiekap «B» volledig op de bougie.
6. Hermonteer het deurtje en let op bij het invoegen van de achterste haak.

53

WAARSCHUWING

DE DEMONTAGE VAN DE BOUGIE MOET WORDEN UITGEVOERD BIJ KOUDE


MOTOR. DE BOUGIE MOET VERVANGEN WORDEN VOLGENS DE AANDUIDIN-
GEN IN DE TABEL VAN HET GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD. HET GE-
BRUIK VAN NIET CONFORME ELEKTRONISCHE CENTRALES, ELEKTRONI-
SCHE ONTSTEKINGEN EN VAN ANDERE BOUGIES DAN VOORGESCHREVEN,
KAN DE MOTOR ERNSTIG BESCHADIGEN.
03_10
N.B.
HET GEBRUIK VAN ANDERE BOUGIES DAN VOORGESCHREVEN OF VAN NIET
AFGESCHERMDE KAPJES, KAN STORINGEN VEROORZAKEN AAN DE ELEK-
TRISCHE INSTALLATIE VAN HET VOERTUIG.

Technische kenmerken
Bougie
CHAMPION RG 6 HC
Bougie als alternatief
NGK CR7EKB

Elektrische kenmerken
Afstand van de elektroden
0,7 ÷ 0,8 mm
3 Onderhoud

54
Demonteren van het luchtfilter (03_11)

3 Onderhoud
Handel als volgt:
Om de luchtfilter te bereiken, draait men de negen bevestigingbouten «A» los en ver-
wijdert men het deksel van de luchtfilter «B».

03_11

Reinigen van het luchtfilter


1. Was de spons met water en neutrale zeep.
2. Droog met een rein doek en kleine stralen perslucht.
3. Dompel ze in een 50% mengsel van benzine en specifieke olie.
4. Knijp het filterelement met de handen uit zonder het te uit wringen, laat het uitdrui-
pen en hermonteer het.
LET OP

WANNEER MEN HET VOERTUIG OP STOFFIGE WEGEN GEBRUIKT, MOET MEN


DE ONDERHOUDSHANDELINGEN OP DE LUCHTFILTER VAKER UITVOEREN,
OM SCHADE AAN DE MOTOR TE VERMIJDEN.

Aanbeloven producten
AGIP FILTER OIL
Olie voor de spons van de luchtfilter
Mineraalolie met speciale toevoeging om het adhesief zijn te verhogen

55

Peil koelvloeistof (03_12, 03_13, 03_14, 03_15)


De koeling van de motor is van het type met geforceerde vloeistofcirculatie, en het
koelcircuit bevat ongeveer 2 l. koelvloeistof, dat bestaat uit een 50% mengsel van
gedemineraliseerd water en antivriesoplossing op basis van ethyleenglycol en corro-
sie-inhibitors. De aanbevolen koelvloeistof wordt geleverd in een verpakking met
reeds gemengde vloeistof, en dus klaar voor gebruik. Voor een goede werking van
de motor, moet de temperatuur van de koelvloeistof zich tussen het 4° en 7° opgelichte
segment bevinden op het speciale instrument «D» op het digitaal dashboard. Wan-
neer het 9° segment oplicht, zullen de icoon en alle segmenten beginnen te knipperen;
leg de motor stil, laat hem afkoelen en controleer de vloeistofpeil; wanneer dit normaal
03_12 blijkt, wendt men zich tot een Erkend Service Centrum.
De controle van de vloeistof moet bij koude motor uitgevoerd worden, volgens de
aanduidingen in de tabel van het geprogrammeerd onderhoud.
a) Plaats het voertuig in verticale positie op de standaard, en verwijder de bout van
het deksel van het expansievat, die wordt aangeduid op de foto.
b) Verwijder de dop van het expansievat «A» door het in tegenwijzerszin te draaien.
c) Kijk binnenin het expansievat: het vloeistofpeil moet zich steeds tussen het min. en
max. peil bevinden.

03_13 d) Vul eventueel bij, bij koude motor, wanneer het vloeistofpeil zich dicht bij het mini-
mum bevindt.
Wanneer men de koelvloeistof vaak moet bijvullen of wanneer het expansievat hele-
maal droog is, moet de oorzaak hiervan in de koelinstallatie gezocht worden. Het is
dus absoluut noodzakelijk om de koelinstallatie bij een Erkend Service Centrum te
laten controleren. De vervanging van de koelvloeistof moet uitgevoerd worden vol-
gens de aanduidingen in de tabel van het geprogrammeerd onderhoud. Voor deze
handeling wendt men zich tot een Erkend Service Centrum.
N.B.
WANNEER BIJ HET NORMAAL RIJDEN HET 9° SEGMENT OPLICHT, LEGT MEN
3 Onderhoud

03_14 DE MOTOR STIL EN LAAT MEN HEM AFKOELEN. CONTROLEER VERVOLGENS


HET VLOEISTOFPEIL; WANNEER DIT NORMAAL BLIJKT, WENDT MEN ZICH
TOT EEN ERKEND SERVICE CENTRUM.

56
WAARSCHUWING

3 Onderhoud
VOOR HET VERMIJDEN VAN BRANDWONDEN, MAG MEN DE STOP VAN HET
EXPANSIEVAT NIET VERWIJDEREN WANNEER DE MOTOR NOG WARM IS.
WAARSCHUWING

03_15
OM SCHADELIJKE UITSTROMINGEN VAN DE VLOEISTOF TIJDENS HET RIJ-
DEN TE VOORKOMEN, IS HET BELANGRIJK DAT MEN ER ZICH VAN VERZE-
KERT DAT HET PEIL NOOIT DE MAXIMUMWAARDE OVERSCHRIJDT.
OM EEN CORRECTE WERKING VAN DE MOTOR TE GARANDEREN, MOET MEN
HET ROOSTER VAN DE RADIATOR REIN HOUDEN.

Aanbeloven producten
AGIP PERMANENT SPEZIAL
koelvloeistof
Antivriesvloeistof op basis van monoethyleenglycol, CUNA NC 956-16

Controle van het oliepeil van de remmen (03_16)


De remvloeistoftanks van de voor- en achterrem bevinden zich op het stuur. Handel
als volgt:
1. Plaats het voertuig op de centrale standaard en met het stuur rechtuit;
2. Controleer het vloeistofpeil langs de relatieve transparante indicator «C».
Een zekere afname van het peil wordt veroorzaakt door de slijtage van de rempastil-
les. Wanneer het peil zich onder het minimum bevindt, wendt men zich tot een Dealer
of Erkend Service Centrum voor het uitvoeren van een zorgvuldige controle van het
03_16 remsysteem.

57

Bijvullen van de remvloeistof (03_17)


Handel als volgt:
Draai de bout «B» los, verwijder vervolgens het dekseltje «A» om bij dop van de
ondergelegen tank te komen. Draai de twee bevestigingsbouten los, verwijder de dop
om het bijvullen van de remvloeistof uit te voeren door hiervoor uitsluitend de voor-
geschreven vloeistof te gebruiken, en dit zonder het maximum peil te overschrijden.
Desbetreffende handeling illustreert het bijvullen van de achterste rempomp; de pro-
cedure voor de voorste rempomp is analoog.
De vervanging van de koelvloeistof moet bij normale weersomstandigheden uitge-
03_17
voerd worden volgens de aanduidingen in de tabel van het geprogrammeerd onder-
houd.
Deze handeling moet door gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd, en dus is
het noodzakelijk om zich hiervoor tot een Dealer of Erkend Service Centrum te
wenden.
WAARSCHUWING

GEBRUIK UITSLUITEND REMVLOEISTOFFEN MET DOT 4 KLASSERING. DE


VLOEISTOF VAN HET REMSYSTEEM HEEFT EEN ZEER CORROSIEVE WERK-
ING: VERMIJDT DAT DE VLOEISTOF IN CONTACT KOMT MET DE GELAKTE
DELEN.
LET OP

VERMIJDT HET CONTACT VAN DE REMVLOEISTOF MET OGEN, HUID EN KLE-


DING, EN BIJ TOEVALLIG CONTACT WAST MEN MET WATER. DE VLOEISTOF
3 Onderhoud

VAN HET REMSYSTEEM IS HYGROSCOPISCH, HET NEEMT DUS VOCHT OP


UIT DE OMGEVING. INDIEN DE VOCHTIGHEID IN DE VLOEISTOF EEN BEPAAL-
DE WAARDE OVERSCHRIJDT, HEEFT DIT EEN INEFFICIËNTE REMWERKING
TOT GEVOLG. GEBRUIK NOOIT REMVLOEISTOF DIE REEDS WERD GE-
BRUIKT, OF UIT REEDS GEOPENDE RECIPIËNTEN.

58
Aanbeloven producten

3 Onderhoud
AGIP BRAKE 4
Remvloeistof
Synthetische vloeistof FMVSS DOT 4

Accu (03_18)
Handel als volgt om bij de accu te komen:
1. Plaats het voertuig op de centrale standaard;
2. Open het zadel door zich te houden aan bovenstaande beschrijvingen;
3. Verwijder de twee bevestigingen «A» en het deksel «B».
WAARSCHUWING

03_18

OM BESCHADIGING AAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE TE VOORKOMEN,


MAG MEN DE KABELS NOOIT LOSMAKEN WANNEER DE MOTOR DRAAIT.

Inwerkingstelling van een nieuwe accu


Controleer de correcte verbinding van de klemmen.
LET OP

KEER DE POLARITEITEN NIET OM: GEVAAR VOOR KORTSLUITING EN SCHA-


DE AAN DE ELEKTRISCHE MECHANISMEN.

59

WAARSCHUWING

LEGE ACCU'S ZIJN SCHADELIJK VOOR HET MILIEU. DE VERZAMELING EN DE


VERWERKING MOETEN WORDEN UITGEVOERD DOOR DE VAN KRACHT ZIJN-
DE NORMEN TE RESPECTEREN.

Länger stillegen
Wanneer het voertuig lange tijd niet wordt gebruikt, moet men de accu periodiek op-
laden, aangezien de accu in ongeveer drie maanden volledig leegloopt. De oplading
van de accu moet worden uitgevoerd met een stroom die gelijk is aan 1/10 van de
nominale capaciteit van de accu zelf (~ 1A ), en dit niet langer dan 8 uur onafgebroken.
Voor deze handeling wordt alleszins aangeraden om zich tot een Erkend Service
Centrum te wenden. In geval van de demontage van de accu, controleert men bij de
hermontage de correcte verbinding van de klemmen.

Zekeringen (03_19, 03_20, 03_21, 03_22, 03_23)


De elektrische installatie is voorzien van twaalf zekeringen ter bescherming van de
verschillende circuits van de installatie, die onderverdeeld zijn in twee zekeringendo-
zen, waarvan men één binnenin de accuruimte «A» vindt, en de andere binnenin de
voetensteun «B» op de rechter kant, bereikbaar door te handelen op bout «C» en
door het plastic dekseltje te verwijderen. In de tabel vindt men de positie en de ei-
genschappen van de aanwezige zekeringen op het voertuig.
LET OP

03_19
3 Onderhoud

VOORALEER MEN DE GESPRONGEN ZEKERING VERVANGT, MOET MEN


EERST DE SCHADE OPZOEKEN EN ELIMINEREN DIE DE ONDERBREKING
HEEFT VEROORZAAKT. PROBEER NOOIT EEN ZEKERING TE VERVANGEN

60
MET ANDER MATERIAAL (BIJVOORBEELD EEN STUK ELEKTRICITEITSKA-

3 Onderhoud
BEL).

03_20

03_21

03_22

61

03_23

TABEL VAN DE ZEKERINGEN


Zekering n°1 Capaciteit 7,5A
Beschermde circuits:Voeding
vanaf de accu: injectiecentrale

Zekering n°2 Capaciteit 15A


Beschermde circuits:Voeding
vanaf de accu: injectieladingen,
elektroschroef

Zekering n°3 Capaciteit 15A


Beschermde circuits:Voeding
vanaf de accu: ontvanger voor het
openen van het zadel, verlichting
van het koffetje, relais van de
koplamp, commandomechanisme
3 Onderhoud

van de knipperlichten

Zekering n°4 Capaciteit 20A

62
Beschermde circuits:voeding

3 Onderhoud
vanaf de accu: commandocentrale
van de parkeerrem

Zekering n°5 Capaciteit 20A


Beschermde circuits:voeding
vanaf accu zekeringen N° 7,
voeding onder spanning
zekeringen N°8 - N°9 - N°10 - N°11

Zekering n°6 Capaciteit 15A


Beschermde circuits:L.S.
stopcontact

Zekering n°7 Capaciteit 7,5A


Beschermde circuits:Voeding
vanaf de accu: dashboard

Zekering n°8 Capaciteit 10A


Beschermde circuits:Voeding
onder spanning: stoplichten,
toestemming voor de start en start

Zekering n°9 Capaciteit 7,5A


Beschermde circuits:voeding
onder spanning voor de passing en
de claxon

Zekering n°10 Capaciteit 7.5A


Beschermde circuits:Voeding
onder spanning: injectiecentrale,
immobilizerantenne,
afstandsschakelaar van de

63

elektroschroef,
afstandsschakelaar van de
injectieladingen

Zekering n°11 Capaciteit 7.5A


Beschermde circuits:Voeding
onder spanning:
commandocentrale van het
parkeren, predispositie van het
antidiefstalsysteem, dashboard,
afstandsschakelaar van de
koplamp, afstandschakelaar van
de claxon

Zekering n°12 Capaciteit 7.5A


Beschermde circuits:Voeding
onder spanning: knipperlichten,
opening van het zadel,
positielichten,
instrumentverlichting

TABEL VAN DE LAMPEN


Lamp van het dimlicht Type: HALOGEEN (H1)
Vermogen: 12 V - 55 W
Aantal: 1
3 Onderhoud

Lamp van het groot licht Type: HALOGEEN (H1)


Vermogen: 12 V - 55 W

64
Aantal: 1

3 Onderhoud
Lamp van het licht van de Type: LANGWERPIG
zadelruimte
Vermogen: 12V - 5W
Aantal: 1

Lamp voor de lichten van de Type: GLAS


achterste richtingaanwijzers
Vermogen: 12V - 5W
Aantal: 2 RECHTS + 2 LINKS

Lamp van het achterste positielicht Type: GLAS


Vermogen: 12V - 5W
Aantal: 1 RECHTS + 1 LINKS

Lamp van het stoplicht Type: SFEERVORMIG


Vermogen: 12V - 10W
Aantal: 1 RECHTS + 1 LINKS

Lamp van het nummerplaatlicht Type: GLAS


Vermogen: 12V - 5W
Aantal: 1

Lamp van de lichten van de voorste Type: GLAS


richtingaanwijzers
Vermogen: 12V - 10W
Aantal: 1 RECHTS + 1 LINKS

Lamp van het voorste positielicht Type: GLAS


Vermogen: 12V - 3W

65

Aantal: 1 RECHTS + 1 LINKS

Lamp voor de Type: GLAS


instrumentverlichting
Vermogen: 12V - 2W
Aantal: 4

Koplampset (03_24, 03_25, 03_26, 03_27, 03_28, 03_29, 03_30,


03_31, 03_32)
Om de voorste optische groep te verwijderen, handelt men als volgt:
1. Verwijder het schildje van PIAGGIO
2. Verwijder bout «A» en verwijder de centrale bedekking van de optische groep
3. Verwijder de twee bouten «B» van de bovenste bevestiging van de koplamp
4. Verwijder de twee voorste bevestigingsbouten «C» van de grille
5. Verwijder de twee bouten «D» die zich onder de grille bevinden
6. Verwijder de twee bouten «E» binnenin de voorste beschermingsplaat
03_24 7. Verwijder de grille
8. Verwijder de twee onderste bevestigingsbouten «F» van de koplamp
9. Verwijder de voorste optische groep
Bij de hermontage herhaalt men de handelingen in omgekeerde zin
WAARSCHUWING

DE GROTE LICHTEN EN DE DIMLICHTEN HEBBEN HALOGEENLAMPEN: RAAK


DEZE NIET AAN MET DE VINGERS, OM DE WERKING ERVAN NIET TE SCHA-
03_25 DEN.

Afstellen van de koplamp (03_33, 03_34)


3 Onderhoud

Handel als volgt:

66
1. Maak het voertuig gebruiksklaar, onbelast, met de banden opgepompt aan de

3 Onderhoud
voorgeschreven spanning, en op een vlak terrein op 10 m van een wit scherm in
halfschaduw. Zorg dat de as van het voertuig loodrecht op het scherm staat;
2. Verwijder de centrale bedekking van de optische groep
3. Schakel de koplamp aan en controleer of de grens van de lichtbundel die op het
witte scherm wordt geprojecteerd, niet hoger komt dan 9/10 van de hoogte van het
midden van de koplamp vanop de grond, en niet lager dan 7/10;
4. In het omgekeerde geval regelt men de koplamp door te handelen op de bouten
«A», die worden aangeduid in de figuur
03_26
N.B.
DE BESCHREVEN PROCEDURE IS OVEREENKOMSTIG DE "EUROPESE
NORM" BETREFFENDE DE MAXIMALE EN MINIMALE HOOGTE VAN DE LICHT-
BUNDEL. CONTROLEER ALLESZINS DE VOORSCHRIFTEN VAN DE LANDEN
WAARIN HET VOERTUIG WORDT GEBRUIKT.

03_27

03_28

67

03_29

03_30
3 Onderhoud

03_31

68
3 Onderhoud
03_32

03_33

03_34

69

Richtingaanwijzers voor (03_35, 03_36)


Om de lamp van de voorste richtingaanwijzer te verwijderen, draait men de lamphou-
der «A» in tegenwijzerszin, en verwijdert men de lamphouder uit de zit.

03_35

03_36

Lampenset achter (03_37, 03_38, 03_39)


Om de lampen te bereiken:
- Open het deurtje van de voorste koffer en draai de twee bouten «A» los.
- Draai de vier bouten «B» los, en verwijder de optische groep uit de zit.
Om de lampen van de stoplichten «C» te vervangen, moet de lamphouder vastgege-
repen worden en moet deze in tegenwijzerszin gedraaid worden. Grijp het lampje vast,
druk er op en draai het tegelijkertijd in tegenwijzerszin.
3 Onderhoud

03_37 Om de positielampen «D» en de richtingaanwijzers «E» te vervangen, moet de rub-


beren lamphouder verwijderd worden door op te letten om de bekabeling niet te
beschadigen. Grijp het lampje vast en verwijder het uit de lamphouder.

70
3 Onderhoud
03_38

03_39

Kentekenverlichting (03_40, 03_41)


Om de lamp te bereiken:
- Draai de bout «A» los.
- Draai de twee bouten «B» los.
Om het lampje te vervangen, moet het vastgegrepen worden en uit de lamphouder
verwijderd worden.

03_40

71

03_41

Verlichting helmbak (03_42)


Open het achterste koffertje en haal vervolgens, door met een kleine platte schroe-
vendraaier in het speciale gleufje aan de zijkant te drukken, het vastgedrukte dekglas
«D» los, en vervang de lamp.

03_42

Achteruitkijkspiegels (03_43)
De spiegels kunnen manueel worden geregeld, door de spiegelhouder te draaien tot
men de gewenste inclinatie heeft bereikt.
3 Onderhoud

03_43

72
Schijfrem voor en achter

3 Onderhoud
De slijtage van de remschijf en de rempastilles wordt automatisch gecompenseerd,
en heeft derhalve geen invloed op de werking van de remmen. Daarom moeten de
remmen nooit worden geregistreerd. Wanneer men de hendel activeert en deze te
elastisch is, is dit waarschijnlijk te wijten aan de aanwezigheid van lucht in het circuit
of aan de onregelmatige werking van de rem zelf. In dit geval raadt men aan, aange-
zien de fundamentele rol van de remmen voor uw rijveiligheid, om het voertuig naar
een Dealer of Erkend Service Centrum te brengen.
LET OP

DE REMACTIE MOET BEGINNEN NA ONGEVEER 1/3 VAN DE SLAG VAN DE


REMHENDEL.
LET OP

DE DIKTE VAN DE REMPASTILLES WORDT DOOR DE DEALER GECONTRO-


LEERD, VOLGENS DE CONTROLES DIE WORDEN VOORZIEN IN DE TABEL
VAN HET GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD. WANNEER MEN LAWAAI OP-
MERKT AFKOMSTIG VAN HET VOORSTE EN/OF ACHTERSTE REMSYSTEEM
TIJDENS HET GEBRUIK VAN DIT REMSYSTEEM ZELF, RAADT MEN AAN OM
ZICH TE WENDEN TOT EEN DEALER OF ERKEND PIAGGIO SERVICE CEN-
TRUM. NA DE VERVANGING VAN DE PASTILLES MAG MEN HET VOERTUIG
NIET GEBRUIKEN VOORDAT MEN DE REMHENDEL EEN AANTAL KEREN
HEEFT INGEKEPEN, OM ZO DE ZUIGERTJES AF TE STELLEN EN OM DE SLAG
VAN DE HENDEL IN DE CORRECTE POSITIE TE BRENGEN.
LET OP

DE AANWEZIGHEID VAN ZAND, MODDER, SNEEUW MET STROOIZOUT, ENZ.


OP HET WEGDEK, KAN DE LEVENSDUUR VAN DE PASTILLES AANZIENLIJK

73

VERMINDEREN. OM DIT TE VOORKOMEN RAADT MEN AAN OM HET VOER-


TUIG REGELMATIG TE WASSEN BIJ DEZE WEGCONDITIES.

Een lekke band


Op het voertuig is uitgerust met Tubeless banden (zonder binnenband). In geval van
een lekke band, in tegenstelling tot wat gebeurt met een band met binnenband, zal
het leeglopen zeer langzaam gebeuren, zodat de rijveiligheid wordt verhoogd. Bij een
lekke band is het toegelaten om een noodherstelling uit te voeren met een spuitbus
van het type "oppompen en herstellen". Voor een definitieve herstelling wendt men
zich tot een Dealer of Erkend Service Centrum.Voor de vervanging van een band
moet men het relatieve wiel demonteren. Voor deze handelingen wendt men zich tot
een Dealer of Erkend Service Centrum.
LET OP

VOOR HET GEBRUIK VAN DE SPUITBUS "OPBLAZEN EN HERSTELLEN",


VOLGT MEN DE AANWIJZINGEN OP HET OMHULSEL OF OP DE VERPAKKING.
WAARSCHUWING

DE WIELEN, COMPLEET MET BANDEN, MOETEN ALTIJD UITGEBALANCEERD


ZIJN. HET GEBRUIK VAN HET VOERTUIG MET EEN BAND MET EEN TE LAGE
SPANNING OF MET EEN NIET CORRECTE UITBALANCERING, KAN GEVAAR-
LIJKE VIBRATIES VAN DE STUURINRICHTING TOT GEVOLG HEBBEN.

Stilstand van het voertuig


3 Onderhoud

Men raadt aan om onderstaande handelingen uit te voeren:


1. Voer de reiniging van het voertuig uit en bedek het vervolgens met een doek;

74
2. Plaats het voertuig op de centrale standaard, en desactiveer de blokkering van de

3 Onderhoud
voorste ophanging;
3. Demonteer de bougie met de motor uit en met de zuiger op het onderste dode punt.
Voeg langs de boring 1÷2 cc olie toe (grotere hoeveelheden zijn schadelijk voor de
integriteit van de motor zelf). Activeer 1-2 maal de startknop voor ongeveer 1 seconde,
en laat de motor enkele toeren draaien. Daarna hermonteert men de bougie;
4. Verwijder alle brandstof uit het voertuig; smeer de niet gelakte metalen onderdelen
in met antiroestvet; zorg dat de banden de grond niet raken, door het frame op twee
blokken hout te plaatsen;
5. Voor de accu moet men de normen volgen die men vindt in het deel «Accu».

Aanbeloven producten
AGIP CITY HI TEC 4T
Olie voor de motor
Synthetische olie SAE 5W-40, API SL, ACEA A3, JASO MA

Reinigen van het voertuig


Week het vuil en de modder op de gelakte oppervlakken met een waterstraal onder
lage druk. Zodra het vuil en de modder zijn geweekt, kan men het met een zachte
autospons met veel water en "shampoo" (water met 2-4% shampoo) worden verwij-
derd. Vervolgens goed afspoelen en met een zeem afdrogen. Gebruik voor de
buitenkant van de motor petroleum, een kwast en schone lappen. Petroleum bescha-
digt de lak. Men herinnert dat het eventueel oppoetsen met siliconenwas steeds moet
worden voorafgegaan door het wassen.
LET OP

SCHOONMAAKMIDDELEN KUNNEN HET WATER VERONTREINIGEN. HET


WASSEN VAN HET VOERTUIG MAG ENKEL WORDEN UITGEVOERD OP
PLAATSEN DIE ZIJN UITGERUST MET GESCHIKTE MECHANISMEN VOOR HET
ZUIVEREN VAN HET WATER DAT WORDT GEBRUIKT VOOR HET WASSEN.

75

LET OP

PER IL LAVAGGIO DEL MOTORE E DEL VEICOLO É SCONSIGLIATO L'UTILIZ-


ZO DELL'IDROPULITRICE; NEL CASO CHE NON SIA POSSIBILE EFFETTUARE
TALE OPERAZIONE IN UN ALTRO MODO, É NECESSARIO:
• USARE SOLAMENTE IL GETTO A VENTAGLIO.
• NON AVVICINARE LA LANCIA A MENO DI 2 FT (60 CM).
• NON USARE ACQUA A TEMPERATURE SUPERIORI A 100° F (40°C).
• NON UTILIZZARE IL GETTO AD ALTA PRESSIONE.
• NON UTILIZZARE IL LAVAGGIO A VAPORE.
• NON INDIRIZZARE IL GETTO DIRETTAMENTE VERSO: IL MOTORE, I CA-
BLAGGI ELETTRICI, LE FERITOIE DI RAFFREDDAMENTO DEL COPERCHIO
TRASMISSIONE E DEL COPERCHIO CHIOCCIOLA.
LET OP

HET VOERTUIG MAG NOOIT IN DE ZON WORDEN GEWASSEN, VOORAL NIET


IN DE ZOMER WANNEER DE CARROSSERIE NOG WARM IS, OMDAT DE SHAM-
POO DIE OPDROOGT VOORDAT HET VOERTUIG WORDT AFGESPOELD DE
LAK KAN BESCHADIGEN. GEBRUIK NOOIT IN BENZINE, ALCOHOL, NAFTA OF
PETROLEUM GEDRENKTE DOEKEN OM GELAKTE OF PLASTIC OPPERVLAK-
KEN TE REINIGEN, OM TE VERMIJDEN DAT DEZE HUN GLANS VERLIEZEN OF
HUN MECHANISCHE EIGENSCHAPPEN VERANDEREN. HET GEBRUIK VAN SI-
LICOONWAS KAN DE GELAKTE ONDERDELEN BESCHADIGEN, AFHANKE-
LIJK VAN DE KLEUR VAN HET VOERTUIG (GESATINEERDE KLEUREN).
3 Onderhoud

CONTACTEER EEN ERKEND SERVICE CENTRUM VOOR MEER INFORMATIE


HIEROVER.

76
3 Onderhoud
HET VOERTUIG START NIET
Noodschakelaar in positie «OFF» Plaats hem op «ON»

Beschadigde zekering Vervang de beschadigde zekering


en laat het voertuig controleren bij
een Erkend Service Centrum

ONREGELMATIGHEDEN BIJ DE ONTSTEKING


Defecte bougie Zich wenden tot een Erkend
Service Centrum.

Defecte ontstekingscentrale / Zich wenden tot een Erkend


injectie. Service Centrum.

Defecte bobijn. Aangezien de Zich wenden tot een Erkend


aanwezigheid van hoogspanning, Service Centrum.
moet de controle worden
uitgevoerd door experts.

ONVOLDOENDE COMPRESSIE
Geloste bougie Sluit de bougie

Geloste cilinderkop, versleten Zich wenden tot een Erkend


dichtingsringen van de zuiger Service Centrum.

Puntige kleppen Zich wenden tot een Erkend


Service Centrum.

77

HOOG VERBRUIK EN SLECHTE PRESTATIES


Luchtfilter verstopt of vuil Wassen met water en shampoo en
in een oplossing van benzine en
specifieke olie drenken (raadpleeg
het deel «Demontage van de
luchtfilter»)

ONVOLDOENDE REMMING
Vettigheid van de schijf. Slijtage Zich wenden tot een Erkend
van de pastilles. Beschadigde Service Centrum.
mechanismen van de
reminstallatie. Aanwezigheid van
lucht in het voorste en achterste
remcircuit

INEFFICIËNTE OPHANGINGEN
Beschadigde schokdempers, Zich wenden tot een Erkend
olielekken, versleten Service Centrum.
eindslagbuffers; slecht geregelde
schokdempers bij de voorbelading

ONREGELMATIGHEID VAN DE AUTOMATISCHE


TRANSMISSIE
3 Onderhoud

Versleten variatorrollen en/of Zich wenden tot een Erkend


transmissieriem Service Centrum.

78
3 Onderhoud
DE STANDAARD KEERT NIET TERUG
Aanwezigheid van vuil Reinigen en invetten

79
3 Onderhoud

80
MP3 400ie

Hst. 04
Technische gegevens

81
4 Technische gegevens

04_01

82
4 Technische gegevens
DATI MOTORE
Type 4-takt monocilindrisch

Cilinderinhoud 399 cm³

Boring per slag 85,8 x 69 mm

Compressieverhouding 10,6 ± 0,5 : 1

Minimum toerental van de motor 1.500 ± 100 toeren/min

Distributie Vier kleppen, monoas met nokken


in de kop, gecommandeerd door
een ketting.

Kleppenspeling Aanzuiging: 0,15 mm


Afvoer: 0,15 mm

MAX vermogen 24 KW bij 7.250 toeren/min

MAX koppel 38 Nm bij 5.250 toeren/min

Transmissie Met automatische variator met


uitzetbare poelies met
koppelservo, trapeziumvormige
riem, automatische koppeling.

Eindreductie Met raderwerken in een oliebad.

Smering Smering van de motor met


trochoïdale pomp (binnenin de
carter), oliefilter en by-pass voor de
regeling van de druk.

Koeling Met geforceerde


vloeistofcirculatie.

Start Elektrisch

83

Ontsteking Elektronische inductieve


ontsteking met hoge efficiëntie en
geïntegreerd met de injectie,
variabele voorontsteking en
gescheiden H.S bobine.

Voorontsteking Met driedimensionale map,


beheerd door de centrale

Bougie CHAMPION RG 6 HC

Bougie als alternatief NGK CR7EKB

Voeding Elektronische injectie met


elektrische brandstofpomp

Brandstof Loodvrije benzine (95 R.O.N.)

Uitlaat Van het absorberende type met


katalytische convertor en
lambdasonde.

Normenstelsel emissie EURO 3

GEGEVENS VAN DE MOTOR


Type 4-takt monocilindrisch

Cilinderinhoud 399 cm³


4 Technische gegevens

Boring per slag 85,8 x 69 mm

Compressieverhouding 10,6 ± 0,5 : 1

Minimum toerental van de motor 1.500 ± 100 toeren/min

Distributie Vier kleppen, monoas met nokken


in de kop, gecommandeerd door
een ketting.

84
Kleppenspeling Aanzuiging: 0,15 mm

4 Technische gegevens
Afvoer: 0,15 mm

MAX vermogen 24 KW bij 7.250 toeren/min

MAX koppel 38 Nm bij 5.250 toeren/min

Transmissie Met automatische variator met


uitzetbare poelies met
koppelservo, trapeziumvormige
riem, automatische koppeling.

Eindreductie Met raderwerken in een oliebad.

Smering Smering van de motor met


trochoïdale pomp (intern de
carter), oliefilter en by-pass voor de
regeling van de druk.

Koeling Met geforceerde


vloeistofcirculatie.

Start Elektrisch

Ontsteking Elektronische inductieve


ontsteking met hoge efficiëntie en
geïntegreerd met de injectie,
variabele voorontsteking en
gescheiden H.S bobine.

Voorontsteking Met driedimensionale map,


beheerd door de centrale

Bougie CHAMPION RG 6 HC

Bougie als alternatief NGK CR7EKB

Voeding Elektronische injectie met


vlinderromp Ø 38 mm en
elektrische brandstofpomp.

85

Brandstof Loodvrije benzine (95 R.O.N.)

Uitlaat Van het absorberende type met


katalytische convertor en
lambdasonde.

Normenstelsel emissie EURO 3

GEGEVENS VAN HET VOERTUIG


Frame In staalgedrukte buizen en platen

Voorste ophanging Gerolsysteem, samengesteld uit


een bewogen vierzijde, die bestaat
uit alumimiumgegoten armen, en
uit twee laterale koppen en
schokdempers met een
hydraulisch blokkeersysteem.

Achterste ophanging Twee schokdempers met dubbel


effect, met regeling van de
voorbelasting op vier posities.

Voorrem Met dubbele schijf met Ø van 240


mm met hydraulisch commando,
geactiveerd vanaf het stuur met de
rechter hendel.
4 Technische gegevens

Achterrem Met schijf van Ø 240 met


hydraulisch commando,
geactiveerd vanaf het stuur met de
linker hendel.

Type wielvelgen Lichtmetalen velgen.

Voorvelg 12" x 3,00

Achtervelg 14" x 4,50

86
Voorste band Tubeless 120/70-12" 51S o 51P

4 Technische gegevens
Achterste band Tubeless 140/70 - 14" 68S o 68P
reinf

Spanning van de voorband (met 1,6 bar (1,8 bar)


passagier)

Spanning van de achterband (met 2,4 bar (2,6 bar)


passagier)

Droog gewicht 253 ± 5 Kg

Maximum toegestaan gewicht 445 Kg

Accu 12V/14 Ah VERZEGELD

DATI VEICOLO
Frame In staalgedrukte buizen en platen

Voorste ophanging Gerolsysteem dat is samengesteld


uit een bewogen vierzijde, die
bestaat uit alumimiumgegoten
armen, en uit twee laterale koppen
en schokdempers met een
hydraulisch blokkeersysteem.

Achterste ophanging Twee schokdempers met dubbel


effect, met regeling van de
voorbelasting op vier posities.

Voorrem Schijfrem Ø 240 mm met


hydraulische bediening door
middel van rechterhendel op stuur.

Achterrem Met schijf met Ø van 240 mm, met


hydraulisch commando dat wordt

87

geactiveerd vanaf het stuur met de


linker hendel.

Type wielvelgen Lichtmetalen velgen.

Voorvelg 12" x 3,00

Achtervelg 14" x 4,50

Voorste band Tubeless 120/70-12" 51S o 51P

Achterste band Tubeless 140/70 - 14" 68S o 68P


reinf

Spanning van de voorband (met 1,6 bar (1,8 bar)


passagier)

Spanning van de achterband (met 2,4 bar (2,6 bar)


passagier)

Droog gewicht 253 ± 5 Kg

Maximum toegestaan gewicht 445 Kg

Accu 12V/14 Ah VERZEGELD

CAPACITEIT
Motorolie 1,7 l
4 Technische gegevens

Olie van de transmissie 250 cm³

Vloeistof van de koelinstallatie ~ 1,8 l

Brandstoftank (reserve) ~ 12 l (2 l)

CAPACITA'
Motorolie 1,7 l

88
Olie van de transmissie 250 cm³

4 Technische gegevens
Vloeistof van de koelinstallatie ~ 1,8 l

Brandstoftank (reserve) ~ 12 l (2 l)

Bijgeleverd gereedschap (04_02)


Eén pijpsleutel; één hendel voor de buissleutel; één dubbele schroevendraaier; één
platte sleutel van 13mm; één speciale sleutel voor het regelen van de achterste
schokdempers; één plastic tangetje voor het verwijderen van de zekeringen.
De gereedschappen vindt men onder het zadel, in een speciale ruimte. Om deze te
openen, drukt men op de haaktandjes zoals aangeduid in de figuur.

04_02

89
4 Technische gegevens

90
MP3 400ie

Hst. 05
Onderdelen en
accessoires

91

Waarschuwingen (05_01)
WAARSCHUWING

OM EVENTUELE ONGEVALLEN TE VOORKOMEN, MOET MEN HET VOERTUIG


VOORZICHTIG BESTUREN INDIEN UITGERUST MET ACCESSOIRES EN AB-
NORMALE BELASTING, OMDAT DIT DE STABILITEIT, DE PRESTATIES EN DE
VEILIGHEID VAN DE SCOOTER KAN VERMINDEREN.
05_01 WAARSCHUWING

MEN RAADT AAN OM ORIGINELE PIAGGIO WISSELSTUKKEN TE GEBRUIKEN,


OMDAT DIT DE ENIGE ZIJN DIE DEZELFDE KWALITEITSGARANTIE BIEDEN
DAN DIEGENE DIE OORSPRONKELIJK OP HET VOERTUIG ZIJN GEMON-
TEERD. DENK ERAAN DAT HET GEBRUIK VAN NIET ORIGINELE RESERVEON-
DERDELEN HET RECHT OP HET GEBRUIK VAN DE GARANTIECONDITIES
DOET VERVALLEN.
WAARSCHUWING
5 Onderdelen en accessoires

PIAGGIO COMMERCIALISEERT EEN EIGEN ACCESSOIRELIJN, DIE DERHAL-


VE WORDT ERKEND EN GEGARANDEERD IN VERBAND MET HUN GEBRUIK.
VOOR DE KEUZE EN DE CORRECTE MONTAGE VAN DEZE ACCESSOIRES IS
HET DUS NOODZAKELIJK OM ZICH TE WENDEN TOT EEN DEALER OF EEN
ERKEND SERVICE CENTRUM. HET GEBRUIK VAN NIET ORIGINELE ACCES-
SOIRES KAN DE STABILITEIT EN DE WERKING VAN HET VOERTUIG NADELIG
BEÏNVLOEDEN, WAARDOOR DE RIJVEILIGHEID EN DE PERSOONLIJKE VEI-
LIGHEID VAN DE BESTUURDER IN GEVAAR KUNNEN KOMEN.

92
WAARSCHUWING

5 Onderdelen en accessoires
WANNEER UW SCOOTER UITGERUST IS MET ACCESSOIRES, MAG U NIET
HARDER RIJDEN DAN 120 Km/h. ZONDER DEZE ACCESSOIRES KAN U HAR-
DER RIJDEN MET HET VOERTUIG, MAAR TOCH STEEDS BINNEN DE DOOR DE
WET VASTGESTELDE LIMIETEN. WANNEER DE SCOOTER IS UITGERUST MET
NIET ORIGINELE PIAGGIO ACCESSOIRES, WANNEER ER EEN ABNORMALE
LADING AANWEZIG IS, WANNEER DE SCOOTER ZICH NIET IN OPTIMALE AL-
GEMENE CONDITIES BEVINDT, OF WANNEER DE WEERSOMSTANDIGHEDEN
NIET OPTIMAAL ZIJN, MOET MEN DE SNELHEID NOG VERMINDEREN.
WAARSCHUWING

MEN RAADT AAN OM VEEL AANDACHT TE SCHENKEN TIJDENS DE INSTAL-


LATIE EN DE VERWIJDERING VAN EEN EVENTUEEL MECHANISCH ANTIDIEF-
STALSYSTEEM OP HET VOERTUIG ("U"-VORMIGE SLOTEN, SCHIJFBLOKKE-
RING, ENZ.).
VOORAL IN DE NABIJHEID VAN DE REMBEBUIZING, DE TRANSMISSIES EN/
OF DE ELEKTRISCHE BEKABELING, KAN EEN FOUTE MONTAGE OF VERWIJ-
DERING, EN EEN MOGELIJKE VERGETENHEID VAN HET ANTIDIEFSTALSYS-
TEEM VOORALEER MEN HET VOERTUIG START, DESBETREFFENDE ONDER-
DELEN ERNSTIG BESCHADIGEN, EN DE FUNCTIONALITEIT VAN HET
VOERTUIG EN DE VEILIGHEID VAN DE GEBRUIKER SCHADEN.

93
5 Onderdelen en accessoires

94
MP3 400ie

Hst. 06
Gepland onderhoud

95

Tabel gepland onderhoud


Een aangepast onderhoud is van doorslaggevend belang voor een langere levens-
duur van het voertuig in optimale werkings en rendementscondities.
Daarom werden een reeks onderhoudscontroles en -handelingen tegen betaling voor-
zien, die men vindt in het samenvattend kader op de volgende pagina. Het is een
goede gewoonte om eventuele kleine onregelmatigheden bij de werking onmiddellijk
te melden bij een Dealer of een Erkend Service Centrum, en voor de herstelling
hiervan en dus het oplossen van het probleem niet te wachten tot de volgende servi-
cebeurt.
Het is noodzakelijk om de Servicebeurten met de voorgeschreven tijdsintervallen te
laten uitvoeren, ook wanneer de aangegeven afstand nog niet is afgelegd. Een stipte
uitvoering van de servicebeurten is noodzakelijk voor het correcte gebruik van de
garantie. Voor alle andere informatie in verband met de toepassingsmodaliteiten van
de garantie en de uitvoering van het «Geprogrammeerd Onderhoud», raadplaagt men
het «Garantieboekje».

ELKE 2 JAAR
Koelvloeistof - vervanging

Remolie - vervanging

Bijwerking van de Software voor de parkeercentrale (waar voorzien)


6 Gepland onderhoud

BIJ 1.000 KM
Veiligheidsblokkeringen - controle

Gascommando - registratie

Oliefilter van de motor - vervanging

Elektrische installatie en accu - controler

96
Peil van de koelvloeistof - controle

6 Gepland onderhoud
Oliepeil van de remmen - controle

Motorolie - vervanging

Rempastiles - controle van de staat en de slijtage

Spanning en slijtage van de banden - controle

Test van het voertuig en reminstallatie - rijtest

Naafolie - vervanging

Stuur - Controle

Bijwerking van de Software voor de parkeercentrale (waar voorzien)

BIJ 5.000 KM 25.000 KM 35.000 KM 55.000 KM 65.000


KM
Motorolie - controle van het peil/bijvullen

Rempastiles - controle van de staat en de slijtage

Centrale standaard - smering

Bijwerking van de Software voor de parkeercentrale (waar voorzien)

BIJ 10.000 KM 50.000 KM 70.000 KM


Veiligheidsblokkeringen - controle

Transmissieriem - vervanging

Gascommando - registratie

Luchtfilter - reiniging

97

Oliefilter van de motor - vervanging

Elektrische installatie en accu - controler

Peil van de koelvloeistof - controle

Oliepeil van de remmen - controle

Motorolie - vervanging

Rempastiles - controle van de staat en de slijtage

Schuifsleden / variatorrollen - vervanging

Spanning en slijtage van de banden - controle

Test van het voertuig en reminstallatie - rijtest

Naafolie - controle

Ophangingen - controle

Stuur - Controle

Centrale standaard - smering

Bougies - vervanging

Kabeltje voor tangcommando slingerblokkering - registratie

Bijwerking van de Software voor de parkeercentrale (waar voorzien)


6 Gepland onderhoud

BIJ 15.000 KM 45.000 KM 75.000 KM


Motorolie - controle van het peil/bijvullen

Rempastiles - controle van de staat en de slijtage

Centrale standaard - smering

Bijwerking van de Software voor de parkeercentrale (waar voorzien)

98
6 Gepland onderhoud
BIJ 20.000 KM BIJ 40.000 KM BIJ 60.000 KM EN BIJ
80.000 KM
Bougies - vervanging

Transmissieriem - vervanging

Gascommando - registratie

Luchtfilter - controle

Oliefilter van de motor - vervanging

Kleppenspeling - controle

Elektrische installatie en accu - controler

Peil van de koelvloeistof - controle

Motorolie - vervanging

Rempastiles - controle van de staat en de slijtage

Schuifsleden / variatorrollen - vervanging

Spanning en slijtage van de banden - controle

Test van het voertuig en reminstallatie - rijtest

Naafolie - vervanging

Ophangingen - controle

Stuur - Controle

Centrale standaard - smering

Oliepeil van de remmen - controle

Kabeltje voor tangcommando slingerblokkering - registratie

Bijwerking van de Software voor de parkeercentrale (waar voorzien)

99

30.000 KM
Veiligheidsblokkeringen - controle

Transmissieriem - vervanging

Gascommando - registratie

Luchtfilter - reiniging

Oliefilter van de motor - vervanging

Elektrische installatie en accu - controler

Peil van de koelvloeistof - controle

Oliepeil van de remmen - controle

Motorolie - vervanging

Naafolie - controle

Rempastiles - controle van de staat en de slijtage

Schuifsleden / variatorrollen - vervanging

Spanning en slijtage van de banden - controle

Test van het voertuig en reminstallatie - rijtest

Ophangingen - controle

Stuur - Controle
6 Gepland onderhoud

Centrale standaard - smering

Bougies - vervanging

Kabeltje voor tangcommando slingerblokkering - registratie

Bijwerking van de Software voor de parkeercentrale (waar voorzien)

100
6 Gepland onderhoud
TABEL MET AANBEVOLEN PRODUCTEN
Product Beschrijving Kenmerken
AGIP ROTRA 80W-90 Olie van de achternaaf Olie SAE 80W/90 die voldoet aan de
specifieken API GL3

AGIP CITY HI TEC 4T Olie voor het smeren van flexibele Olie voor 4-takt motoren
transmissies (gascommando)

AGIP FILTER OIL Olie voor de spons van de luchtfilter Mineraalolie met speciale toevoeging om het
adhesief zijn te verhogen

AGIP GP 330 Vet met Calciumcomplexzeep NLGI 2; ISO-L- Vet (hendels van rem- en gascommando)
XBCIB2

AGIP CITY HI TEC 4T Olie voor de motor Synthetische olie SAE 5W-40, API SL, ACEA
A3, JASO MA

AGIP BRAKE 4 Remvloeistof Synthetische vloeistof FMVSS DOT 4

AGIP PERMANENT SPEZIAL koelvloeistof Antivriesvloeistof op basis van


monoethyleenglycol, CUNA NC 956-16

101
6 Gepland onderhoud

102
TREFWOORDENREGISTER

A K S
Accu: 59 Klok: 12 Schijfrem: 73
Koelvloeistof: 56 Schokdempers: 34
Koplamp: 66 Sleutels: 18
B Standaard: 39
Banden: 52 Start: 38
Bandenspanning: 32 L Stuurslot: 15
Bougie: 53 Luchtfilter: 55

T
C M Technische gegevens: 81
Claxon: 16 Motorolie: 48, 49 Transmissie: 39

D O Z
Display: 13 Onderhoud: 47, 95, 96 Zadel: 22, 26
Zekeringen: 60

I R
Identificatie: 27 Remvloeistof: 58
Immobilizer: 18, 19, 21 Richtingaanwijzers: 15, 70

103

De beschrijvingen en de illustraties in deze uitgave zijn niet bindend: PIAGGIO-GILERA behoudt het recht, met onderscheid van de essentiële eigen-
schappen van het type dat hier wordt beschreven en geïllustreerd, om op eender welk moment, en zonder dat deze uitgave onmiddellijk wordt bijgewerkt,
eventuele wijzigingen van onderdelen, details of accessoires aan te brengen, die men gepast vindt om het product te verbeteren of voor eender welke
constructieve of commerciële behoefte.
Niet alle versies in deze uitgave zijn in alle landen beschikbaar. De beschikbaarheid van de afzonderlijke versies moet worden gecontroleerd via het officiële verkoopnetwerk van Piaggio.

"© Copyright 2007 - PIAGGIO & C. S.p.A. Pontedera. Alle rechte voorbehouden. Het reproduceren van de inhoud, ook van delen hiervan, is niet toegestaan."

PIAGGIO & C. S.p.A. - Dienst na verkoop

V.le Rinaldo Piaggio, 23 - 56025 PONTEDERA (Pi)

You might also like