Download as docx, pdf, or txt
Download as docx, pdf, or txt
You are on page 1of 3

Hoofdstuk 1: massacomunicatie

1.1 comunicatie en massacomunicatie


inleiding
het onderscheid:
het gekozen kanaal het doelpubliek
verbale c. = je uit je met gesproken of interpersoonlijke c.= er is sprake van één of

geschreven woorden. enkele ontvangers

non-verbale c. = je uit je aan de hand van massacomunicatie= je probeert een zo groot

signalen of tekens (zonder woorden) mogelijke groep te bereiken

subverbale c. = paralinguïstiek= Door in - boodschap afgestemd op de doorsnee

de boodschap de toon van de stem, de intonatie, ontvanger

spreektempo, pauzes of haperingen in te lassen - de communicatie is indirect

kan de boodschap anders gedecodeerd worden

door de ontvanger.

voor internet:
- eenrichtingsverkeer
- beperkte feedback vb. lezersbrief of telefonische reactie op de radio

na internet:
- een interactief medium
- massale verspreiding van informatie
- burgerjournalistiek= berichten i.v.m. opstanden, protesten, aanslagen, natuurrampen,...

het belang van sociaalnetwerksites:


bv. Thailand verbied zijn volk om kritische berichten op sociale media te delen of te liken, als je je
hier niet aan houdt krijg je een gevangenis straf.

negatieve consequenties
- Grooming= pedofielen die via digitale media contacten leggen met kinderen

traditionele media (kranten) ↓ & digitale media (nieuws op de ipad) ↑


 gevolg op het kijk- en consumtie gedrag

Nichepubliek= de ontvangers van op een specifieke doelgroepen gerichte massamedia.


massamedia gaat zich richten op: specifieke doelgroepen & onderwerpen

1.2 visies op de macht van de media


inleiding
1. almachtstheoriën

- injectienaaldtheorie
2. relativeringstheorieën

- Uses and gratifications benadering


- cognitieve dissonantietheorie/ balanstheorie

3. machtstheorieën

- cultivationtheorie
- agendasettingtheorie

1.2.1 almachtstheorieën
= de macht van de media is groot, het publiek is passief en gemakkelijk te beinvloeden. het zijn
afzonderlijke boodschappen. het stimulus-respons model => het gedrag werd verklaard vanuit de
reacties op prikkels van andre mensen op bepaalde stimulus, alle ontvangers reageerde uniform

injectienaaldtheorie (1945)

= de mens_een hole ruimte (spons) die door allerlei willekeurige invloeden van buitenaf op te vullen
is. de boodschappen worden a.h.w. met een injectienaald ingespoten. = magic bullet theory

= iemand zonder eigen mening of voorkeuren (passief publiek) alles overneemt wat via de media
wordt aangeboden.

1.2.2 relativeringstheorieën
Door de kritiek op de injectienaald theorie gingen onderzoekers na gaan wat de mensen met de
media doen en niet andersom, het publiek is een actieve ontvanger en kritisch.

uses and gratifications benadering (1973)

= behoeften die bevredigd moeten worden. mensen gaan er actief naar opzoek en stellen zich eraan
bloot wnr de massa media aan hun behoeften voldoen.

cognitieve dissonantietheorie (jaren 50)

=balanstheorie, mensen streven van nature naar een evenwichtssituatie waarin hun opinies en
attitudes overeenkomen met hun gedrag → cognitieve consistentie

wanneer de opinies en attitudes niet in balans → cognitieve dissonantie

1.2.3 machtstheorieën
= opnieuw geloof in de macht van de media. “Return to the concept of powerful mass media”

cultivationtheorie (jaren 70)

= het beeld dat je hebt van de werkelijkheid wordt in sterke mate bepaald door de televisie ( een
centrale rol in het socialiseringsproces en de televisie heeft een dominante positie) de massamedia
bepaalt dus wat je denkt. de televisierealiteit vertekent systematisch de echte realiteit.

agendasettingstheorie(1988)

= de massamedia geeft de werkelijkheid niet op de juiste manier weer, maar ze vervormen en


filteren hun berichtgeving. ze focussen zich op specifieke thema’s en ond. waardoor het publiek er
vanuit gaat dat enkel deze belangrijk zijn. ze bepalen waarover de mensen denken en praten MAAR
niet hoe ze er overoordelen. er is een causale relatie ts de items die de massamedia belangrijk vinden
en die van het publiek.

You might also like